12
Hemelwateruitlaat of riooloverstort
12.1
Inleiding
Gemeenten hebben de taak om hemelwater en afvalwater in te zamelen. Het hemelwater wordt steeds vaker opgevangen in een separaat hemelwaterriool. Vanuit dit hemelwaterriool wordt het hemelwater in het oppervlaktewater gebracht. Het punt waarop deze lozing plaatsvindt, is de hemelwateruitlaat. Inzameling van afvalwater gebeurt in een gemeentelijke riolering. Dit ingezamelde afvalwater wordt via deze riolering getransporteerd naar een zuiveringsinstallatie. Bij grote hoeveelheden neerslag kan de capaciteit van de riolering ontoereikend zijn. Op dat moment wordt het teveel aan afvalwater via een riooloverstort ongezuiverd in het oppervlaktewater gebracht. Deze regel heeft als doel te voorkomen dat nadelige kwantitatieve effecten optreden in het oppervlaktewatersysteem als gevolg van de afvoer van hemelwater. Als hemelwater naar oppervlaktewater afgevoerd wordt vanuit een centraal lozingspunt van een hemelwaterstelsel of een gemengd rioolstelsel, dan kan er bijvoorbeeld een relatief grote hoeveelheid water in het watersysteem komen. Hierbij kunnen peilstijgingen ontstaan, waarop het systeem niet berekend is. Verder kan de constructie van zo’n lozingspunt invloed hebben op het watersysteem. Het kwaliteitsaspect van de afvoer van hemelwater is geregeld in drie Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s): Activiteitenbesluit (Ab): afvoer van terreinen met bedrijfsmatige activiteiten; Besluit lozen afvalwater huishoudens (Blah): afvoer van daken en verharding rondom woningen; Besluit lozen buiten inrichtingen (Blbi): afvoer vanaf verharding in de openbare ruimte.
12.2
Algemene motivering
Vraag 1: Brengt u een nieuwe verharding aan waarbij het hemelwater direct of indirect wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater?
ja
Zie ook hoofdstuk 11 over toename verhard oppervlak en ga door naar vraag 2.
nee Vraag 2 Brengt u een verandering aan in de afvoer van het hemelwater naar oppervlaktewater?
nee
Het beleid voor afvoer van hemelwater is niet van toepassing.
ja Vraag 3: Voert u hemelwater af van een gebied van maximaal 500 m²?
ja
Zorgplicht met erkende maatregel
nee Vraag 4: Zijn de voorzieningen voor het lozen van hemelwater opgenomen in een gemeentelijk rioleringsplan (GRP) of in het GRP aangegeven basis rioleringsplan (BRP)? nee
ja
Zorgplicht met erkende maatregel
Vergunningplicht
Toelichting vraag 1 Indien een nieuwe verharding wordt aangelegd, kan dit leiden tot versnelde afvoer van water direct of indirect via de (gemengde) riolering naar het oppervlaktewater. In deze gevallen is het belangrijk om hoofdstuk 11 over toename verhard oppervlak te raadplegen om te bepalen of compensatie nodig is in de vorm van de aanleg van open water. Toelichting vraag 2 Nieuwe verharding, maar ook een verandering van de afvoer van hemelwater van bestaande verharding kan gevolgen hebben voor het watersysteem, bijvoorbeeld bij het afkoppelen van een verhard oppervlak van de gemengde riolering direct naar een nabijgelegen watergang. In plaats van af en toe een grote hoeveelheid water vanuit een riooloverstort op een veelal ruime watergang, krijgt het watersysteem dan te maken met afvoer naar veelal kleinere watergangen, elke keer als het regent.
Toelichting vraag 3 Het functioneren van het watersysteem kan worden verstoord door een gemeentelijke hemelwateruitlaat of riooloverstort. Zo kan de lozing vanuit een hemelwateruitlaat of riooloverstort een grote hoeveelheid water (op een verkeerde plek) in het watersysteem brengen. Verder kan een verkeerd aangelegde hemelwateruitlaat of riooloverstort tot problemen leiden, bijvoorbeeld omdat oppervlaktewater het riool instroomt of omdat verbinding wordt gemaakt tussen twee peilvakken. Indien het gebied van waaraf hemelwater wordt afgevoerd klein is (maximaal 500 vierkante meter), dan zijn de potentiële risico’s klein, waardoor volstaan kan worden met een zorgplicht voor deze hemelwateruitlaten en riooloverstorten. Toelichting vraag 4 Bij de behandeling van het ontwerp-Blbi in de Tweede Kamer is aangegeven dat in het kader van de vermindering van de lasten en de vereenvoudiging van procedures geen vergunning of melding meer nodig is voor hemelwaterlozingen, mits deze afdoende zijn geregeld in het gemeentelijke rioleringsplan, oftewel GRP (TK, vergaderjaar 2009-2010, 27625, nr. 160). In plaats van de kwantitatieve gevolgen van hemelwaterlozingen te regelen met een watervergunning, is hier de zorgplicht – met erkende maatregel – voldoende. Rijnland kent een goede samenwerking met gemeenten in de afvalwaterketen. Wanneer de voorziening is opgenomen in een BRP (basisrioleringsplan) of GRP, heeft de gemeente Rijnland betrokken bij deze planvorming. In deze samenwerking wordt door Rijnland onder andere aandacht geschonken aan het bergen van de versneld naar het oppervlaktewater afgevoerde neerslag, en wordt gekeken of de betrokken watergangen de afvoer kunnen verwerken. In de praktijk werken gemeenten voor de gedetailleerde informatie met een apart technisch plan, vaak een BRP. Om misverstanden te voorkomen, is het belangrijk dat de gemeente in het GRP verwijst naar het BRP of een nieuw BRP formeel als onderdeel van het GRP vaststelt. Gemeenten hebben de zorgplicht voor afvalwater, grondwater en hemelwater. Het beleidskader voor de uitvoering hiervan staat in het GRP. In het GRP moet aan zowel waterkwaliteits- als aan waterkwantiteitsaspecten aandacht worden besteed. Ook moet het op grond van het tweede lid van artikel 4.22 van de Wet milieubeheer, een overzicht bevatten van de gevolgen voor het milieu van de in de gemeente aanwezige en geplande voorzieningen voor het stedelijk afvalwater en ingezameld hemelwater en grondwater. Wanneer het GRP met betrokkenheid van de waterbeheerder adequaat is uitgewerkt, hebben de effecten op het watersysteem voldoende aandacht gehad en is er geen reden om bij de Keur alsnog een vergunningplicht of meldingsplicht in het leven te roepen. Wanneer het afkoppelen niet is opgenomen in een BRP of GRP, is het noodzakelijk om per individueel geval te beoordelen of het oppervlaktewater de neerslag kan bergen en of de watergangen de afvoer daarnaast kunnen verwerken. In die gevallen is er dus sprake van een vergunningplicht. Eventueel noodzakelijke berekeningen moeten worden uitgevoerd door en op kosten van de initiatiefnemer.
12.3
Erkende maatregel
Deze erkende maatregel is van toepassing op het afvoeren van hemelwater van een gebied van maximaal 500 vierkante meter of hemelwaterlozingen die zijn opgenomen in een BRP of GRP. Waarom regels? De lozing vanuit een hemelwateruitlaat of riooloverstort kan een nadelige invloed hebben op het functioneren van het watersysteem. Zo kan de lozing negatieve gevolgen hebben voor de waterkwaliteit. Deze gevolgen op de waterkwaliteit zijn in het Besluit lozen buiten inrichtingen, het Besluit lozen afvalwater huishoudens en het Activiteitenbesluit geregeld en worden daarom in deze erkende maatregel niet verder uitgewerkt. Naast de waterkwaliteit, kan het functioneren van het watersysteem ook kwantitatief worden verstoord. Zo kan de lozing vanuit een hemelwateruitlaat of riooloverstort een grote hoeveelheid water in het watersysteem brengen. Hierbij kan door het verplaatsen van de lozing en het verlies van berging in het riool een te grote peilstijging ontstaan. Verder kan een verkeerd aangelegde hemelwateruitlaat of riooloverstort tot problemen leiden, bijvoorbeeld omdat oppervlaktewater het riool instroomt of omdat verbinding wordt gemaakt tussen twee peilvakken. De zorgplicht houdt in dat het belangrijk is te voorkomen dat deze nadelige effecten optreden als gevolg van een aangelegde hemelwateruitlaat of riooloverstort. Wanneer goed? Deze erkende maatregel is een nadere uitwerking van de zorgplicht, zoals die is omschreven in artikel 3.1 van de Keur. Dit betekent dat deze erkende maatregel geen verplichtingen bevat. Toch heeft het volgen van dit document een belangrijk voordeel. Wanneer de handeling namelijk wordt uitgevoerd zoals beschreven in dit document, wordt in ieder geval voldoende zorgvuldig gehandeld. Aan de in de Keur opgenomen zorgplicht wordt dus per definitie voldaan wanneer deze erkende maatregel wordt gevolgd. Hemelwateruitlaat Een hemelwateruitlaat is in ieder geval toegestaan, indien: a. de hemelwateruitlaat wordt uitgevoerd zoals opgenomen in een GRP of een daarin aangegeven BRP; b. er geen verbinding wordt gemaakt tussen peilvakken; c. de neerslag in het peilvak wordt gebracht, waarin het valt, en d. schade aan de oever en waterbodem wordt voorkomen. Riooloverstort Een riooloverstort is in ieder geval toegestaan, indien: a. de riooloverstort wordt uitgevoerd zoals opgenomen in een GRP of een daarin aangegeven BRP; b. er geen verbinding wordt gemaakt tussen peilvakken; c. het oppervlaktewater niet in de riolering kan komen; d. de neerslag in het peilvak wordt gebracht, waarin het valt, en e. schade aan de oever en waterbodem wordt voorkomen.
12.4
Beleidsregel
Artikel 1: Reikwijdte van deze beleidsregel Deze beleidsregel is van toepassing op het afvoeren van hemelwater: a. via voorzieningen die niet zijn opgenomen in een gemeentelijk rioleringsplan (GRP) of een daarin aangegeven basis rioleringsplan (BRP), of b. via voorzieningen die afvoeren van een gebied groter dan 500 vierkante meter. Artikel 2: Toetsing versnelde afvoer van neerslag naar het oppervlaktewater Het versneld afvoeren van neerslag middels een hemelwateruitlaat of riooloverstort is toegestaan, wanneer dit geen belemmering vormt voor het functioneren van het watersysteem. Artikel 3: Eisen in de vergunning In de vergunning worden, indien van toepassing, in ieder geval eisen opgenomen met betrekking tot: a. de omvang en locatie(s) van de af te koppelen verharding c.q. het gebied waar vanuit de riolering wordt geloosd, en b. de locatie van de hemelwateruitlaat. Toelichting artikel 1: Reikwijdte van deze beleidsregel Deze beleidsregel is van toepassing op het versneld naar het oppervlaktewater afvoeren van neerslag middels een hemelwateruitlaat of riooloverstort, wanneer deze afvoer niet is opgenomen in een gemeentelijk rioleringsplan (GRP) of een daarin aangegeven basis rioleringsplan (BRP) en de uitlaat neerslag van een gebied groter dan 500 vierkante meter afvoert. Deze handeling is op grond van artikel 3.3, lid 1, sub h van de Keur zonder vergunning verboden. In deze beleidsregel is aangegeven hoe Rijnland de aanvraag om een vergunning zal toetsen en welke eisen in de vergunning worden opgenomen. Toelichting artikel 2: Toetsing versnelde afvoer van neerslag naar het oppervlaktewater Wanneer hemelwater in het oppervlaktewater wordt gebracht, kan dit het functioneren van het watersysteem belemmeren. Bijvoorbeeld in een watergang die met kleine duikers is verbonden met de rest van het watersysteem, kan dit leiden tot het buiten de oevers treden van de watergang. Met een juiste keuze van de locatie van de voorziening voor de afvoer van hemelwater (het punt waar het hemelwater in het oppervlaktewater wordt gebracht) kan dit worden voorkomen. Daarnaast kan het zo zijn dat er in het oppervlaktewater onvoldoende ruimte is om het water te bergen. In dit geval kan het nodig zijn om extra water aan te leggen. Toelichting artikel 3: Eisen in de vergunning In de vergunning legt Rijnland de uitgangspunten voor de beoordeling vast, zoals de omvang van het verharde oppervlak en de locatie van het punt waar het hemelwater in het oppervlaktewater wordt gebracht. Wanneer meer verharding wordt aangebracht, de verharding op een andere locatie of het lozingspunt op een andere locatie plaatsvindt, is het functioneren van het watersysteem niet geborgd.