2003/10A
Conjunctuur: recent verloop en verwachtingen* Door Economische Analyses, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie *Analyse afgesloten op 19 september 2003
2.
7e jaar
3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Driemaandelijks bruto binnenlands product ............................... 2 Algemene synthetische conjunctuurcurve .................................... 3 Omzet ..................................................... 3 Industriële productie ............................... 4 Gezinsconsumptie .................................. 4 Investeringen .......................................... 5 Buitenlandse handel ............................... 6 Consumptieprijzen .................................. 6 Arbeidsmarkt .......................................... 7 Voetnoot ................................................. 8
Maandelijkse publicatie van de Federale Overheidsdienst Economie,K.M.O., Middenstand & Energie
http://mineco.fgov.be
Een proefnummer kan schriftelijk aangevraagd worden bij : Statistiek & Economische Informatie Trefpunt economie Nijverheidsstraat 6 1000 Brussel fax : (02) 513 46 57
Voor het derde achtereenvolgende jaar kende de Belgische economie een zwakke groei, ver onder haar mogelijkheden. Indien de meeste waarnemers in de eurozone in het tweede semester van dit jaar een herstel verwachten, hebben ze niettemin de kracht ervan afgezwakt en hun groeiramingen naar beneden toe herzien. Bovenop de vertraging van de groei van de economische bedrijvigheid in het tweede kwartaal t.o.v. het vorige kwartaal, kan uit alle momenteel beschikbare indicatoren in België worden afgeleid dat het derde kwartaal een weinig dynamisch verloop zal kennen. Volgens de raming van de economische begroting (INR) opgesteld in juni, zou het BBP slechts met 1 % stijgen in 2003 en indien men rekening houdt met de flash-raming voor het tweede kwartaal en daarbij hetzelfde kwartaalprofiel houdt als het door het INR geplande profiel in zijn begroting van juni voor de volgende kwartalen, zou de groei in 2003 0,9 % bedragen.
Overname van gegevens voor verwerking in andere artikels is toegestaan, mits duidelijke en volledige bronvermelding.
Verantwoordelijke uitgever : H. D'Hondt Nijverheidsstraat 6 1000 Brussel
1046-03
ISSN 1370 - 7213
1.
Conjunctuur: recent verloop en verwachtingen* Door: Economische Analyses, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Analyse afgesloten op 19 september 2003
1. Driemaandelijks bruto binnenlands product Het geleidelijk herstel van de groei dat in 2002 werd vastgesteld, lijkt enigszins onderbroken in het eerste kwartaal van 2003. Alhoewel de economische bedrijvigheid in het eerste kwartaal van 2003 vergeleken met een jaar voordien nog vooruitgang boekte (+1,4 %), is die inderdaad minder sterk dan de groei die in het laatste kwartaal van 2002 (+1,7 %) werd vastgesteld. Op het vlak van de uitgaven is deze lichte vertraging hoofdzakelijk toe te schrijven aan de buitenlandse vraag, maar in mindere mate eveneens aan de consumptie en de bruto vaste kapitaalvorming van de openbare besturen. Die elementen droegen inderdaad respectievelijk voor -1,5, +0,3 en +0,1 procentpunt bij aan de economische groei van het eerste kwartaal van 2003, tegen -0,9, +0,4 en +0,4 procentpunt in het laatste kwartaal van 2002. Alhoewel de bijdragen van de bedrijfs- en particuliere investeringen aan de groei van het BBP in het eerste kwartaal niet wijzigden, namen zij echter af ten opzichte van een jaar voordien. Uitgedrukt in toegevoegde waarde, liggen de landbouw en de industrie aan de oorsprong van die kleinere groei van de economische bedrijvigheid tijdens het eerste kwartaal, met een bijdrage van respectievelijk +0,2 en +0,3 procentpunt in het eerste kwartaal van 2003, tegen een bijdrage van +0,3 en +0,5 procentpunt in het laatste kwartaal van 2002 (in vergelijking met de overeenkomstige periode van het voorgaande jaar). De toestand is net omgekeerd voor de bouwsector en de dienstensector, waarvan de bijdrage tot de BBP-groei steeg van respectievelijk -0,1 en +0,5 procentpunt tijdens het laatste kwartaal van 2002 naar 0 en +0,7 procentpunt. Volgens de eerste INR-ramingen (“flash”-info) bleef de economische bedrijvigheid in het tweede kwartaal van 2003 vertragen ten opzichte van het overeenstemmende kwartaal van 2002 met een vooruitgang van 0,8 %.
Ten opzichte van het voorgaande kwartaal verzwakte de economische bedrijvigheid lichtjes aan het begin van het jaar, waarbij het eerste kwartaal een stijging met 0,2 % kende na een groei van 0,3 % tijdens het laatste kwartaal van 2002. Zoals voor de wijziging t.o.v. het vorige jaar, vloeit deze lichte vertraging van de economische bedrijvigheid in het eerste kwartaal, in termen van uitgaven, nogmaals hoofdzakelijk voort uit de buitenlandse
2
handel. Naast deze component droeg de bruto vaste kapitaalvorming van de bedrijven eveneens bij aan deze kleinere vooruitgang van het BBP in het eerste kwartaal van 2003. De bijdrage van -0,1 en +0,5 procentpunt respectievelijk voor de netto uitvoer en de BVKV van de bedrijven in het laatste kwartaal van 2002 (t.o.v. het vorige kwartaal) daalde bijgevolg naar bijdragen van -0,4 en + 0,2 procentpunt in het eerste kwartaal van 2003. In termen van toegevoegde waarde liggen de landbouw en de diensten aan de oorsprong van de vertraging van de bedrijvigheid vergeleken met het voorgaande kwartaal: hun bijdrage tot de groei van het BBP ging over van +0,1 en +0,3 procentpunt naar -0,1 en +0,2 procentpunt. Voor de industrie en de bouw is de toestand omgekeerd: hier steeg de bijdrage van -0,2 en –0,1 procentpunt naar 0 procentpunt voor de twee bedrijfssectoren, van het laatste kwartaal van 2002 naar het eerste kwartaal van 2003 (t.o.v. het voorgaande kwartaal). Volgens de “flash”-raming zou de groei van het BBP in het tweede kwartaal van 2003 met 0,1 % vertragen t.o.v. het voorgaande kwartaal. Tegenover het vorige kwartaal is de Belgische groei echter lichtjes hoger dan die van de eurozone in het eerste kwartaal en zou hij gelijklopend moe-
FOD Economie,K.M.O., Middenstand en Energie
ten zijn met die van de eurozone in het tweede kwartaal van 2003. Indien die cijfers worden bevestigd en het BBP zich stabiliseert op het niveau dat werd bereikt tijdens dit tweede kwartaal van 2003, dan zou de geboekte groei amper 0,7 % bedragen voor het lopende jaar.
2. Algemene synthetische conjunctuurcurve Sedert het begin van het jaar wordt de conjunctuurcurve, berekend door de Nationale Bank op grond van de enquêtes bij de ondernemingen, gekenmerkt door een onregelmatig verloop: zij ging van -12,1 punten in januari naar -21,5 punten in juni en -12,2 punten in augustus, wat een herstel betekent voor de tweede achtereenvolgende maand. Ondanks deze herneming blijft de afgevlakte globale conjunctuurindicator, die door eliminatie van de uitersten de fundamentele tendens van de conjunctuur weergeeft, echter sinds augustus 2002 dalen. Alle sectorindicatoren die deze curve samenstellen, kenden gedurende de eerste zes maanden van 2003 afwisselend periodes van herstel en vertraging. In tegenstelling tot de industrie en de handel waarvan het conjunctuurklimaat tijdens de zomer verbetert, wordt voor de handelssector in augustus een daling vastgesteld. De indicator die de bedrijvigheid en de vooruitzichten van de verwerkende nijverheid synthetiseert, daalt van januari 2003 (-15,5 punten) tot -26,5 punten in
juni (het laagste niveau sinds 1993) met opflakkeringen in februari (-10,5 punten) en mei (-18,3 punten tegenover –20,5 punten in april), gevolgd door herstel in juli en augustus (-14,3 punten). De afgevlakte indicator van deze sector lijkt een ommekeer in de tendens te hebben gekend vanaf juli 2002 met opnieuw een achteruitgang, zoals blijkt uit de daling van de afgevlakte indicatoren voor het productietempo en de binnenlandse en buitenlandse bestellingen. De daling van de afgevlakte indicator voor de buitenlandse bestellingen lijkt echter eerder te zijn gebeurd dan die van de overige twee (juli 2002 in plaats van augustus voor de productie en november voor de binnenlandse bestellingen). De vraagvooruitzichten wijzen ook op een zekere vertraging die samengaat met een stijging van de voorraden afgewerkte producten (afgevlakte indicator). Na een stijging tijdens het eerste semester van 2002 (in maart en in juni) daalde de seizoengezuiverde benuttingsgraad van de industriële productiecapaciteit sedertdien van 80,4 % in juni 2002 naar 77,7 % in juni 2003 en bereikte zo een niveau onder zijn gemiddelde over 10 en 20 jaar. De indicator voor de handel bleek erg veranderlijk te zijn, met afwisselend herstel en verslechtering tijdens de eerste acht maanden van het jaar. Van -0,2 punt in januari ging hij over naar -10,5 punten in augustus 2003. De afgevlakte indicator bevestigt de dalende trend die in oktober 2002 begon: van +0,7 punt in oktober 2002 ging hij naar -4,1 punten in januari 2003 en -10,3 punten in april 2003. De vraagvooruitzichten blijven dalen en hebben sedert januari 2003 negatieve waarden (afgevlakte indicator). De raming van de sector over het verloop van de verkoop blijft eveneens dalen en gaat samen met een stijging van de voorraden (afgevlakte indicatoren). Ook de indicator van de bouwsector kende een onregelmatig verloop, maar in tegenstelling tot de overige twee sectoren blijft de trend stijgen. De brutoindicator ging aldus van -8 punten in januari 2003 naar -4 punten in augustus 2003. Bovendien lijkt de afgevlakte indicator van deze sector, die steeg sedert augustus 2002, tijdens de zomer een plafond te hebben bereikt. Hij ging van -9,2 punten in augustus 2002 naar -4,3 punten een jaar nadien.
3. Omzet
2003
Het indexcijfer van de omzet volgens de BTW-aangiften voor alle ondernemingen die aangifte doen, steeg met 7,4 % in het eerste kwartaal van 2003 en 5,0 % in het tweede kwartaal vergeleken met een jaar voordien. Het stijgend verloop van de overeenstemmende indexcijfers voor de nijverheids- en dienstensector kent eveneens een zekere verslapping. Wat betreft de diensten is er een stijging met 8,8 % in het
Trefpunt economie 10A
3
eerste kwartaal en met 5,8 % in het volgende kwartaal; voor de industrie gaat de stijging van 4,5 % naar 3,5 %. Indien men voor de jaren 2002 en 2003 de gecumuleerde waarde van het indexcijfer van de omzet voor de eerste zes maanden van het jaar vergelijkt, stelt men een stijging vast van zowat 5,0 % voor alle aangiften in 2003. Die stijging van de gecumuleerde waarde van het indexcijfer van de omzet is als volgt verdeeld: +7,2 % voor de diensten en +4 % voor de industrie en de bouw.
4. Industriële productie De industriële productie (zonder de bouw) getuigde van de futloosheid van de economische bedrijvigheid; in het derde kwartaal van 2002 steeg ze nog met 4,3 % over een jaar en vervolgens daalde ze aanzienlijk tot het tweede kwartaal van 2003 vooraleer in juli een gunstiger verloop te kennen. Alhoewel het voortschrijdend driemaandsgemiddelde van het indexcijfer der industriële productie zonder de bouw t.o.v. het vorige jaar steeds afnam, kende het deze maand een kleinere daling (-1,8 % tegen gemiddeld -2,6 % in het tweede kwartaal). Uitgezonderd voor de duurzame en niet-duurzame consumptiegoederen, steeg de productie van de overige goederen in juli. Aldus ging het voortschrijdend driemaandsgemiddelde van het indexcijfer van de productie van intermediaire goederen en de investeringen in vergelijking met het vorige jaar respectievelijk van -0,1 % en -8,2 % in juni naar +0,8 % en -5,1 % in juli.
Over de eerste zeven maanden van 2003 lag het indexcijfer van de industriële productie zonder de bouw 1,0 % onder de overeenstemmende waarde van 2002. In diezelfde periode steeg enkel de productie van de intermediaire goederen (+0,7 %) vergeleken met een jaar eerder. De productie van de niet-duurzame consumptiegoederen kromp met 0,6 %, die van de investeringsgoederen met 4,8 % en die van de duurzame consumptiegoederen 8,1 % (volgens dezelfde vergelijking).
5. Gezinsconsumptie Na een stijging met 0,3 % in het laatste kwartaal van 2002 t.o.v. het vorige kwartaal nam de gezinsconsumptie volgens de driemaandelijkse nationale rekeningen in het eerste kwartaal van 2003 toe met 0,2 %, wat een kleine vertraging betekent. In vergelijking met het overeenstemmende kwartaal van het voorgaande jaar vertraagde ook de groei van de gezinsuitgaven, waarbij in het eerste kwartaal van 2003 een stijging met 1,4 % werd opgetekend na een toename met 1,7 % in het laatste kwartaal van 2002. Verschillende indicatoren lijken echter te wijzen op een lichte verbetering van de gezinsconsumptie in het tweede kwartaal.
Het indexcijfer van de kleinhandelsomzet (berekend door het NIS op basis van een enquête) kent een stijgende trend sinds het begin van het jaar met uitzondering van de terugval in februari en de vertraging in juni. Het stijgt aldus met 0,3 % in juni vergeleken met een jaar voordien en enkel de sectoren
4
FOD Economie,K.M.O., Middenstand en Energie
“textiel, kleding en schoenen” evenals “diverse producten” kennen een daling van hun omzet in juni, respectievelijk met -5,3 % en -3,2 %. Het indexcijfer van de kleinhandelsomzet kende een sneller verloop in het eerste halfjaar van 2003 (met een stijging van respectievelijk 0,8 % en 1,6 % t.o.v. het voorgaande jaar in het eerste en tweede kwartaal (tegen 0 % voor het laatste kwartaal van 2002). Over het hele eerste halfjaar steeg het indexcijfer van de kleinhandelsomzet met 1,2 % t.o.v. de overeenkomende waarde van 2002, tegen 2 % een jaar voordien. Enkel de sector “textiel-, kleding- en schoenen” daalt met 5,4 % in het eerste halfjaar vergeleken met een jaar voordien. Na een steeds kleinere daling nam het aantal inschrijvingen van nieuwe wagens af met 12,3 % in het eerste kwartaal van 2003 en met 7,8 % in het tweede kwartaal van 2003 vergeleken met de overeenstemmende kwartalen van 2002, volgens de door het NIS gepubliceerde cijfers. Over de eerste zes maanden van het jaar lag het aantal inschrijvingen van nieuwe personenwagens 9,1 % onder de overeenstemmende waarde van 2002. Tijdens de zomer steeg het aantal inschrijvingen van nieuwe voertuigen met 4,5 % voor juli en augustus samen t.o.v. dezelfde referentieperiode van 2002.
2003
Na een sterke daling aan het begin van het jaar tengevolge van het Irakese conflict en de vaststelling door de gezinnen dat de economische toestand er weinig rooskleurige uitzag, herstelde de door de Nationale Bank opgestelde indicator van het consumentenvertrouwen zich in april en bleef hij
Trefpunt economie 10A
sindsdien praktisch stabiel met uitzondering van een daling in juli. Alhoewel hij in negatieve cijfers bleef hangen, ging hij van -9 punten in januari naar -11 punten in augustus (over -18 punten in maart, of eenzelfde niveau als opgetekend voor november 2001, na de terroristische aanslagen). Alhoewel de waarden minder negatief worden, blijft het indexcijfer van het consumentenvertrouwen aangetast door sombere vooruitzichten wat de tewerkstelling betreft.
6. Investeringen Zoals blijkt uit de bovenvermelde driemaandelijkse nationale rekeningen, nam de groei van de bedrijfsinvesteringen af in de eerste drie maanden van 2003: van 4,0 % t.o.v. het laatste kwartaal van 2002 naar gemiddeld 1,3 % in het volgende kwartaal. Vergeleken met een jaar eerder dalen de productieve investeringen met 0,2 % in het eerste kwartaal van 2003 na en licht herstel in het laatste kwartaal van 2002 (+ 0,3 %). Volgens de gegevens over de BTW-aangiften steeg het indexcijfer van de bedrijfs- en de bouwinvesteringen op jaarbasis met 0,5 % in het tweede kwartaal van 2003 na een daling met 3,4 % in het eerste kwartaal van het jaar. De investeringen in de diensten, waar de bedrijfstakken minder geleden hebben onder het gebrek aan substantiële verbetering van de bedrijfsvooruitzichten dat de ondernemingen ertoe aanzet hun uitgaven uit te stellen, zijn daarentegen met 10,0 % gestegen in het tweede kwartaal, na een daling met 0,6 % over een jaar in het eerste kwartaal van 2003.
5
Uit de ontwikkeling in de loop van de kwartalen blijkt dat de investeringen van alle ondernemingen die BTW-aangifte doen met 6,6 % zijn gestegen in het tweede kwartaal, na een daling met 1,4 % in het begin van het jaar vergeleken met de overeenstemmende kwartalen van 2002.
gevolgd door een verkoop of aankoop inderdaad niet meer opgenomen in de in- en uitvoerstatistieken voor diamant. Indien men met deze correctie geen rekening houdt, beperkt de daling van de totale uitvoer van goederen zich tot 0,7 % t.o.v. het eerste halfjaar van 2002.
De sedert het begin van het jaar gecumuleerde gegevens wijzen op een vermindering van de investeringsuitgaven voor de industrie en de bouw met 1,3 % t.o.v. de eerste zes maanden van 2002, terwijl de ondernemingen in de dienstensector de uitgaven opdreven met 4,9 %, d.i. een stijging met 2,7 % t.o.v. het vorige jaar voor alle ondernemingen die aangifte doen.
Dit ontwikkelingsprofiel geeft zowel de geleidelijke verzwakking van de handel bestemd voor de Europese Unie weer als de verdere daling van de uitvoer buiten de EU. Na een stijging met 1,5 % over een jaar in de eerste drie maanden van het jaar daalde de uitvoer binnen de EU met 0,9 % in het volgende kwartaal en droeg hij voor -0,6 procentpunt bij tot de daling van de hele uitvoer van het tweede kwartaal. De conjunctuur van onze belangrijkste handelspartners verslechterde inderdaad aanzienlijk. In de eurozone kennen drie
7. Buitenlandse handel De groei van de Belgische uitvoer van goederen die het gebrek aan dynamisme van de wereldeconomie en de negatieve weerslag van de snelle versterking van de euro t.o.v. de dollar weerspiegelt, daalde van 10,4 % in waarde en in vergelijking met het voorgaande jaar in het laatste kwartaal van 2002 naar 0,3 % in het eerste kwartaal van 2003 vooraleer met 4,1 % terug te lopen in het volgende kwartaal. In de loop van de eerste zes maanden van het jaar daalde de uitvoer met 1,9 % t.o.v. de overeenstemmende periode van 2002. De nieuwe registratie van de basisgegevens over de diamanthandel vanaf januari 2003, een wijziging die een breuk veroorzaakt in de historische reeksen, veroorzaakte mede die omvangrijke daling. Sedert het begin van het jaar worden de zendingen op zicht die niet echt worden
landen - Duitsland, Italië en Nederland - momenteel een recessie (hun reële BBP daalde ten opzichte van het voorgaande kwartaal gedurende twee opeenvolgende kwartalen) en daalde de groei in Frankrijk sterker dan verwacht in het tweede kwartaal van 2003. De daling van de uitvoer buiten de EU was meer uitgesproken en bedroeg 12,7 % in het tweede kwartaal na een daling met 3,1 % in het eerste kwartaal van 2003. De eerste ramingen van de buitenlandse handel voor de maand juli laten een voortzetting van die daling vermoeden. Het herstel van de buitenlandse vraag blijft afhankelijk van een verbetering van de wereldconjunctuur en inzonderheid de Amerikaanse. Het herstel zou echter matig zijn wegens de uitgestelde gevolgen van de gevoelige opwaardering van de euro. Over het hele halfjaar vertoont de handelsbalans een overschot van 9,8 miljard euro tegen 9,0 miljard euro voor de overeenstemmende periode van 2002.
8. Consumptieprijzen Tengevolge van het gevoelige herstel van de prijzen voor de voedingsmiddelen en de aanzienlijkere prijsstijging voor niet-voedingsmiddelen werd de volgens het algemene indexcijfer van de consumptieprijzen gemeten inflatie in vergelijking met het voorgaande jaar in augustus sterker. Van 1,62 % in juni laatstleden, keerde het algemene prijspeil terug naar 1,49 % in juli vooraleer in de maand nadien opnieuw te stijgen naar 1,79 %. Over de eerste acht maanden van het jaar bedroeg de inflatie gemiddeld 1,52 % tegen 1,85 % voor de overeenkomstige periode van 2002. Onder impuls van de forse verhoging van de prijzen voor verse producten, gingen de prijzen voor voedingsmiddelen t.o.v. het jaar ervoor van 1,31 % in mei naar 3,08 % in augustus. De prijzen voor verse groen-
6
FOD Economie,K.M.O., Middenstand en Energie
ten en fruit stegen inderdaad respectievelijk met 5,49 % en 19,67 % vergeleken met augustus 2002. Sedert juni was de bijdrage van de groep voedingsmiddelen tot de inflatie het grootst: 0,66 procentpunt in augustus. Het indexcijfer van de niet-voedingsmiddelen steeg t.o.v. het jaar voordien met 1,21 % in augustus, na een stijging met 0,71 % de vorige maand hoofdzakelijk als gevolg van de verhoging van de aardolieprijzen verbonden aan het verloop van de koersen op de internationale markten en de verhoging van de accijnzen op motorbrandstoffen door de Belgische regering in het kader van haar nieuwe energiebeleid. De aardolieprijzen stegen in augustus aldus met 1,76 % t.o.v. het voorgaande jaar, terwijl ze van april tot juni daalden t.o.v. dezelfde periode een jaar voordien. Hun bijdrage tot de inflatie van augustus bedroeg 0,09 procentpunt tegenover een negatieve bijdrage van 0,3 procentpunt in mei. De groei van de prijzen voor diensten nam daarentegen af en kwam op +1,62 % in augustus, na +1,73 % in juli en +1,78 % in juni. De aanzienlijke vertraging van de groei van de prijzen voor toeristische reizen verklaart ruimschoots de daling van de diensten, die de inflatie gevoed hebben met 0,46 procentpunt in augustus tegen 0,51 procentpunt in juni.
2003
Voor het overige steeg de gezondheidsindex (consumptieprijzen zonder benzine, diesel, tabak en alcohol) die wordt gebruikt voor de loonindexering en de aanpassing van de huurprijzen ten opzichte van het voorgaande jaar met 1,64 % in augustus tegen 1,47 % in de vorige maand, inzonderheid tengevolge van de stijging van de tarieven voor vloeibare brandstoffen.
Trefpunt economie 10A
9. Arbeidsmarkt De stijging van het aantal uitkeringsgerechtigde volledig werkzoekende werklozen (UVWW) vertraagde in augustus en bedroeg 0,4 % ten opzichte van de maand ervoor (1 749 eenheden), tegen 6,9 % in juli en 1,9 % in juni. Het aantal UVWW bedroeg eind augustus 437 186 eenheden waaronder 179 430 in Vlaanderen, 197 762 en Wallonië et 59 994 in Brussel. T.o.v. het voorgaande jaar neemt het aantal UVWW met 10,4 % toe, wat een stijging betekent met 41 268 eenheden vergeleken met augustus 2002. Die stijging over twaalf maanden is inzonderheid sterk in Brussel (19,1 %). In Vlaanderen en Wallonië bedragen deze wijzigingen respectievelijk 13,8 % en 5,2 %. Steeds t.o.v. het voorgaande jaar stijgt het aantal mannelijke werklozen met 13,3 %, tegen 8,0 % voor de vrouwen. De administratieve werkloosheid bereikt 13,3 % in augustus, wat een vooruitgang met 1,3 procentpunt betekent vergeleken met een jaar voordien. Ze bedraagt 11,1 % voor de mannen, tegen 16 % voor de vrouwen. De regionale werkloosheidspercentages lopen tamelijk ver uiteen: 9,5 % voor Vlaanderen, 18,1 % voor Wallonië en 20,3 % voor Brussel. Het aantal UVWW van jonger dan 25 jaar kwam in augustus uit op 86 045 personen, of 7 650 eenheden meer dan in augustus 2002, wat neerkomt op een stijging met 9,8 % vergeleken met het jaar voordien.
7
Het aantal sedert meer dan twee jaar ingeschreven UVWW bereikt 156 134 eenheden in augustus met de volgende regionale verdeling: 39 900 voor Vlaanderen, 92 924 voor het Waalse Gewest en 23 310 voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het aantal niet-tewerkgestelde werkzoekenden bedraagt eind augustus 579 714 eenheden en stijgt met 10,4 % vergeleken met augustus 2002.
Volgens de maandelijkse conjunctuurenquête van de NBB bleven de tewerkstellingsvooruitzichten voor drie maanden in de verwerkende nijverheid verslechteren en kwamen ze respectievelijk uit op -19, -18 et -21 punten voor juni, juli et augustus. De tewerkstellingsvooruitzichten, die lichtjes verbeterden in het eerste halfjaar van 2002 t.o.v. 2001, werden nadien steeds minder gunstig in de loop van het tweede halfjaar van 2002 en 2003.
Voetnoot (1)
In deze analyse worden seizoengezuiverde en voor kalendereffecten gecorrigeerde gegevens gebruikt om rekening te houden met de ongelijke duur van de kwartalen.
Trefpunt economie: praktische inlichtingen Trefpunt economie wordt toegezonden aan alle belangstellenden. Alle suggesties, vragen of bijkomende inlichtingen kunnen gericht worden aan de Redactieraad op volgend adres: Trefpunt economie FOD Economie, K.M.O., Middenstand & Energie Nijverheidsstraat 6 1000 Brussel Fax: (02) 513 46 57 e-mail:
[email protected]
8
FOD Economie,K.M.O., Middenstand en Energie