Statenvoorstel nr. PS/2012/1037 Initiatiefvoorstel Antuma – Pieper inzake Europa en grensoverschrijdende samenwerking.
Datum
GS-kenmerk
Inlichtingen bij
12 december 2012
nvt
Mw. L. Antuma en dhr. Pieper (via dhr. J.J. Wezenberg, telefoon 038 499 87 84, e-mail
[email protected])
Aan Provinciale Staten
Onderwerp Initiatiefvoorstel Antuma – Pieper inzake Europa en grensoverschrijdende samenwerking. Bijlagen I. Ontwerpbesluit nr. PS/2012/(bijgevoegd) II. HNP-Werkplan 2012 (te raadplegen via het SIS PS/2012/475) III. Zusammenarbeit zwischen Niedersachsen und den Niederlanden - Die Chancen im Europa 2020 gemeinsam nutzen(bijgevoegd)
Samenvatting van het voorgestelde besluit Provinciale Staten nemen kennis van het eindrapport ‘meedoen of toekijken’ van de werkgroep Europa. Mede naar aanleiding van een aantal recente ontwikkelingen (o.a. voortgang realisatie internationale agenda Provincie Overijssel en de wens van de Landestag Niedersachsen) besluiten Provinciale Staten op voorstel van de statenleden Antuma – Duisterwinkel en Pieper om de komende periode als Provinciale Staten rol en positie te kiezen binnen het dossier internationalisering cq het thema grensoverschrijdende samenwerking.
Inleiding en probleemstelling Hierbij treft u een initiatiefvoorstel aan wat een concretisering is van het eindrapport van de werkgroep Europa met de titel ‘meedoen of toekijken’ (bijlage 1) van februari 2011. Deze werkgroep heeft haar eindrapport overhandigd aan de voorzitter van Provinciale Staten met het verzoek om dit eindrapport te agenderen voor bespreking door Provinciale Staten. Het College van Gedeputeerde Staten heeft op 14 juni 2012 Provinciale Staten geïnformeerd over de voortgang in de realisatie van de internationale agenda van Provinciale Staten (bijlage 2). Daarnaast heeft de Landestag van Niedersachsen op 17 juli 2012 besloten om de samenwerking met de Nederlandse grensprovincies te versterken (bijlage 3). Dit initiatiefvoorstel heeft als doel om het eindrapport van de werkgroep Europa in samenhang te behandelen met de brief van het College van Gedeputeerde Staten als ook met de besluitvorming en de ambitie uitgesproken door de Landestag Niedersachsen.
Werkgroep Europa De werkgroep Europa heeft in februari 2011 haar eindrapport ‘meedoen of toekijken?’ aangeboden aan Provinciale Staten. Deze breed door PS samengestelde werkgroep kreeg de opdracht om Provinciale Staten praktische voorstellen te doen voor een werkwijze waar Provinciale Staten, in de bestuursperiode 2011 – 2015, haar eigenstandige rol met betrekking tot Europees beleid kan uitvoeren. De navolgende aanbevelingen zijn door de werkgroep voorgelegd:
Het huidige internationaliseringsbeleid dient aan het begin van de nieuwe bestuursperiode te worden herijkt. Mede aan de hand van de herijking dient een nieuw internationaliseringsbeleid ter besluitvorming aan de Staten te worden voorgelegd. De werkgroep geeft PS de volgende aandachtspunten voor deze herijking (mede aan de hand van dit verslag):
De lobbyactiviteiten van de provincie Overijssel (via het Huis der Nederlandse Provincies) moeten herijkt worden. Daartoe geeft de werkgroep Europa PS de volgende aandachtspunten mee:
2
vaststellen van het internationaal profiel van de provincie Overijssel in de toekomst onder andere aan de hand van de aandachtspunten uit dit rapport; duidelijkheid bieden welke internationale agenda (incluis dossier, opgaven, kansen en bedreigingen) is gekoppeld aan dit profiel. inventariseren van het bestuurlijk, economisch en maatschappelijk middenveld bij het realiseren van deze opgaven, kansen en bedreigingen. aangeven welke bestaande en nieuwe instrumenten (dus ook internationale netwerken en het inzet en opbrengsten uit het structuurfondsenbeleid) het College terzake kan en moet inzetten bepalen van positie en betrokkenheid Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten en ambtelijk apparaat in het realiseren van de doelen van het uitvoeringsbeleid.
neem de wijze en de effectiviteit van de lobbyactiviteiten voor de provincie Overijssel via het IPO / HNP in de afgelopen jaren mee in uw beschouwing; richt toekomstige strategische focus op het profiel van de provincie Overijssel; bepaal de formele betrokkenheid en sturing door Provinciale Staten op de lobbyactiviteiten voor de provincie Overijssel in Brussel; verbeter de horizontale verantwoordingsrelatie tussen het College van Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten als het gaat om de Europese betrokkenheid via het IPO/ HNP/ Comite van de Regio’s; maak via extranet de lobbyactiviteiten voor Provinciale Staten inzichtelijk.
Provinciale Staten dienen zelfstandig te investeren in haar eigen grensoverschrijdende relaties. Komende bestuursperiode dient nadrukkelijk uitwisseling worden gezocht met de Landestag van Niedersachsen en Nordrhein-Westfalen.
De huidige positie van de provincie Overijssel in de Euregio dient te worden herbezien. Aanbevolen wordt om, gelijk aan de andere grensprovincies in Nederland, te bezien of een actievere rol van de provincie Overijssel in de Euregio kan worden ingenomen.
Provinciale Staten van Overijssel dienen de samenwerking met de Staten van de provincie Gelderland nadrukkelijk aan te gaan cq te intensiveren als het gaat om het realiseren van de doelen uit het provinciaal internationaliseringsbeleid. Provinciale Staten wordt voorgesteld om, gelijk aan de Randstadprovincies en de NoordNederlandse provincies, vaste jaarlijkse momenten te organiseren om daar waar nodig en gewenst inhoudelijke afstemming te realiseren.
In het inwerkprogramma van Provinciale Staten dient specifiek aandacht te worden besteed aan een goede introductie van het internationaliseringsbeleid (onder andere werking van de Europese Unie, Europese dossiers).
Statenvoorstel nr. PS/2012/
Internationale agenda College van Gedeputeerde Staten Het College van Gedeputeerde Staten heeft op 14 juni jl. Provinciale Staten per brief geïnformeerd over de voortgang in de realisatie van haar internationale agenda. Het College suggereert om deze agenda te betrekken bij de bespreking van het eindrapport. Deze agenda volgt het Hoofdlijnenakkoord. Deze agenda beoogt de provinciale inzet te concentreren op die internationale thema’s die daadwerkelijk een bijdrage kunnen leveren aan bestuurlijke doelen. Dit betekent ook dat er keuzes gemaakt worden in momenten en structuren voor overleg en afstemming. Het gaat dan om:
1
Beleidsterrein Ruimtelijke ordening
2
Milieu en energie
3
Inrichting landelijk gebied
4.
Regionale bereikbaarheid en regionaal openbaar vervoer
5.
Regionale economie
6.
Culturele infrastructuur / monumentenzorg Kwaliteit openbaar bestuur
7.
Doelen op hoofdlijnen Ontwikkeling, informeren, afstemming en inspraak over plannen in het fysiek-ruimtelijke domein; Kaderrichtlijn water en de Europese richtlijn Overstromingsrisico’s. Het in kaart brengen van doelstellingen, ontwikkelingen in Duitsland en Europa, Europese financieringsbronnen of internationale samenwerkingsvormen en netwerken kunnen bijdragen aan het realiseren van de provinciale opgaven op het terrein van milieu en energie; Bredere betrokkenheid van relevante partners en intensivering van de samenwerking bij lopende en nieuwe initiatieven. Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (inclusief plattelandsontwikkeling); Decentralisatie natuurbeleid in relatie tot grensoverschrijdend samenwerking natuurbeheer; Provinciale opgaven voor de weg-, water, luchten spoorinfrastructuur kunnen worden versterkt door grensoverschrijdende samenwerking (in het bijzonder twente – Mittelandkanaal, goederenvervoer per spoor, A1 en E30); Versterking van het inhoudelijk economisch beleid door het stimuleren van de internationale contacten, opdoen van inzichten en ervaringen; Faciliteren van regionale MKB/onderwijsinstellingen bij het ontwikkelen en aangaan van internationale contacten; Onderwerp van nadere verkenning
‘goede samenwerking met de buren’ vanuit de ambtsinstructie CdK; Veiligheid; Belangenbehartiging Brussel;
Resolutie Parlement Niedersachsen De Landestag heeft op 17 juli een resolutie aangenomen die de deelstaatregering oproept om zich in te zetten om:
Het aanbod van Nederlands onderwijs in de Duitse grensregio te vergroten alsmede de samenwerking tussen onderwijsinstellingen (in brede zin) te versterken (OETConderwijs; De interregperiode 2014 tot 2020 ten volle benutten op het gebied van energie, mobiliteit, samenwerking tussen universiteiten en bevorderen kennisoverdracht, toerisme en samenwerking tussen midden- en kleinbedrijf; Het opnemen van een Nederlandse televisiezender op het Duitse Kabelnet; Het verder uitbreiden van een gemeenschappelijke (niet enkel regionaal) arbeidsmarkt;
Statenvoorstel nr. PS/2012/
3
Het verbeteren van de planning op het gebied van grensoverschrijdende ontwikkelingen op het gebied van spoor-, weg-en waterwegen zodanig dat deze kan rekenen op ondersteuning van de Europese Commissie in het kader van de TransEuropese Netwerken; Het bevorderen van de samenwerking tussen het parlement / werkgroepen uit de Staten van Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel en Niedersachsen; De rol van het Europees Informatiecentrum Niedersachsen ten aanzien van bovenstaande zal worden verduidelijkt.
Medio 2012 is door een delegatie uit PS Overijssel, Drenthe, Groningen gesproken over het bevorderen van de samenwerking tussen de respectievelijke parlementen. September 2012 is besloten door de parlementen van Groningen, Friesland en Drenthe deze samenwerking op te pakken binnen het samenwerkingsverband Noord-Nederland. Dit zonder verdere betrokkenheid van de provincie Overijssel.
Voortgangsbrief Grensoverschrijdende Samenwerking (brief BZK, 12 oktober 2012) Het Kabinet geeft via haar voortgangsbrief aan dat GROS (grensoverschrijdende samenwerking) geen doel op zichzelf is maar een middel voor goed nabuurschap, voor verbetering van het regionale voorzieningenniveau en voor de stimulering van de sociaaleconomische ontwikkeling van de grensregio’s, met name door het voorkomen en wegnemen van knelpunten waarvoor burgers en bedrijfsleven zich gesteld zien bij wonen en werken over de grens, nu Nederlandse en buitenlandse regelgeving niet altijd op elkaar aansluit. GROS draagt bij aan voor burgers beter functionerende Europese Unie omdat ook aan de grens meer kansen kunnen worden benut. GROS is als onderdeel van de bilaterale samenwerking met onze twee buurlanden van toenemend strategisch belang voor Nederland, niet in de laatste plaats vanwege de demografische teruggang in een aantal grensregio’s. De Commissarissen van de Koningin dienen een nadrukkelijkere rol in het GROS-proces te spelen. Het initiatief en aandacht worden hiermee ook op het regionale niveau verankerd. De zeven CdK’s bieden aan om een bijdrage te leveren aan GROS als communicatie en coördinatiestructuur door een verbindende en stimulerende rol te spelen binnen hun Colleges van Gedeputeerde Staten; door zichtbaarheid aan deze te rol geven in de eigen provincie; door het thema GROS op geschikte momenten te bespreken in de contacten met de buurregio’s en door signalen af te geven aan de ministeries van Binnenlandse en Buitenlandse Zaken over GROS in het algemeen en over de thema’s van de actielijsten in het bijzonder.
Overwegingen De indieners beseffen dat het nodige is veranderd tussen indiening van het eindrapport van de werkgroep Europa en dit statenvoorstel. Toch vinden de indieners dat de aanbevelingen in dit rapport nog steeds actueel zijn. De hoofdlijnen uit de internationaliseringsagenda van Gedeputeerde Staten zijn een goede aanzet om te komen tot een internationaal profiel van de provincie Overijssel. Ook de resolutie van het Parlement van Niedersachsen onderschrijven de indieners. Een tweetal zaken moeten geregeld worden voor de komende jaren. Dit is enerzijds vaststelling van de internationale agenda c.q. opgaven van Overijssel door PS en anderzijds duidelijkheid over de rollen van Gedeputeerde en Provinciale Staten in het internationale c.q. grensdossier. Het is dan ook nodig om als Provinciale Staten kaders te stellen waarin inhoud en posities duidelijk worden en zijn. Uitgangspunten: 1. 2. 3.
4. 5.
4
Internationaal profiel, internationale agenda Profilering van: Overijssel op de kaart zetten in Europa Kennisoverdracht tussen lobby Brussel en Provinciale Staten; periodiek wordt een inhoudelijk bezoek afgelegd aan Brussel waarin Statenleden zich laten informeren over relevante kansen en bedreigingen op de dossiers Economie (bijvoorbeeld breedband en innovatie) Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, Infrastructuurbeleid (in het bijzonder de inzet op de Trans European Network), samenwerking tussen Duitse en Nederlandse Hogescholen / Universiteiten en de Kaderrichtlijn Water. Controle GS: op inzet en beleidsontwikkeling Samenwerking met Niedersachsen, NordRheinWestfalen en Gelderland.
Statenvoorstel nr. PS/2012/
Ad1. De focus van het internationale profiel op de kerntaken moet door Provinciale Staten worden vastgesteld. GS wordt verzocht de provinciale inzet te laten vaststellen, dus de internationale agenda. Wat is het dossier: opgaven, kansen en bedreigingen. Getuige de motie van der Vegte c.s. over grensoverschrijdende arbeidsmarkt kan er in bestaande dossiers en kerntaken zoals regionale economie nog wel een tandje bij wat betreft inzet op grensoverschrijdende aspecten. En niet te vergeten de programma’s als structuurfondsen 2014 – 2020, Interreg 5, het plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) en het succesvolle Leaderprogramma. waar momenteel aan gewerkt wordt. Het leaderprogramma mag niet aan zijn succes ten onder gaan. Er liggen nu projecten klaar die niet in gang gezet kunnen worden omdat het Leaderbudget voor deze periode (2007 – 2013) al is uitgeput. Hier ligt een taak voor GS om zo mogelijk met ontschotting van voorzieningen dit te faciliteren zodat de Leadergroepen hun werk kunnen blijven doen in afwachting van nieuwe programma’s (2014 – 2020) die daar dan mogelijkheden voor bieden. Ook bieden het stapelen van gelden. inmiddels kansen vanuit Brussel. Ad2+3 Periodiek gaan de Statenleden op werkbezoek naar Brussel om daar kennis ten aanzien van de kansen en bedreigingen voor wat betreft de thema’s structuurfondsen 2014 – 2020, Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, Infrastructuurbeleid (in het bijzonder de inzet op de Trans European Network), samenwerking tussen Duitse en Nederlandse Hogescholen / Universiteiten en de Kaderrichtlijn Water op te halen. Ook dient er ruimte te zijn om de doelen en ambities van Overijssel voldoende naar voren te brengen bij de leden van het Europees Parlement. GS wordt verzocht op kennis en profilering een programma voor te bereiden, e.e.a. in goed overleg met Gelderland en Duitse partners. Ad4. Tot op heden komt er jaarlijks ongeveer 20 miljoen (Jaarverslag 2011) per jaar vanuit Europa naar Overijssel. Wat is de inzet op de fondsen en beleid voor de komende jaren (bijvoorbeeld de structuurfondsenperiode 2014 – 2020)? Een jaarlijkse rapportage over inzet, beleid, toepassing Europese regels en resultaten lobby door GS (in een driehoek zowel richting EU als Rijk) is zeer gewenst. Want volgens deskundigen zoals Tom de Bruijn en Fenna Beekmans (Binnenlands bestuur, 12 oktober 2012) zijn de Europese regels minder star als gedacht wordt, als het doel maar gehaald wordt. Ad5. Zowel Munster als Niedersachsen willen de parlementaire contacten met PS aanhalen. In de voorbereidingswerkgroep kan, zo mogelijk samen met Gelderland in Oost Nederland verband worden opgetrokken (zowel wat betreft de Euregio als Brussel). De regio Twente (incluis de netwerkstad Twente) richt zich via internationaal gerichte bedrijvigheid en via het kennispark Twente ook op de lobby in Brussel De vraag dringt zich op of er niet een gezamenlijk programma voor lobby in Brussel kan worden georganiseerd in plaats van separaat (gelijk aan de lobby Den Haag).
Voorstel aan Provinciale Staten Provinciale worden voorgesteld om, onder dankzegging aan de werkgroep Europa, kennis te nemen van de conclusies en aanbevelingen uit het rapport ‘PS: meedoen of toekijken’. Daarnaast wordt voorgesteld de hoofdlijnen uit de brief inzake de internationale agenda te onderschrijven met dien verstande dat een nadere uitwerking met belangstelling wordt afgewacht. Daarbij is het belangrijk dat met een ‘brede blik’ gekeken wordt naar de invulling, omdat het een aanzet is voor het beleid van de komende jaren en we reeds halverwege deze Statenperiode zijn. Het College wordt via dit voorstel verzocht om in deze uitwerking expliciet aandacht te besteden aan de positie van de Staten. Binnen de internationale agenda wordt voorgesteld om de internationale thema’s Gemeenschappelijke Landbouwbeleid, Infrastructuurbeleid, samenwerking tussen Hogescholen / Universiteiten, regionale economie (waaronder breedband en innovatie) en de kaderrichtlijn water tot specifieke aandachtspunten van PS te benoemen. PS stellen een voorbereidingsgroep in om vorm en inhoud te geven aan deze specifieke aandachtspunten. Daarnaast krijgt deze voorbereidingsgroep de opdracht om uitwerking te geven aan de aanbevelingen van de werkgroep Europa, de uitnodiging van het parlement van Niedersachsen alsmede het gesprek aan te gaan met de Staten van Gelderland. CDA, mevr. L.T. Antuma-Duisterwinkel VVD, dhr. H.J.M. Pieper
Statenvoorstel nr. PS/2012/
5
Bijlage I
Ontwerpbesluit nr. PS/2012/
Provinciale Staten van Overijssel, gelezen het voorstel van mevrouw Antuma – Duisterwinkel en de heer Pieper d.d. 12 december 2012 - kenmerk 1037 besluiten: 1. 2.
3.
4.
5.
6.
Met instemming kennis te nemen van de conclusies en aanbevelingen uit het rapport ‘PS: meedoen of toekijken’; Kennis te nemen van de hoofdlijnen uit de Internationale Agenda Overijssel en GS te verzoeken de verdere uitwerking van de Internationale Agenda Overijssel ter besluitvorming voor te leggen aan Provinciale Staten; Een voorbereidingsgroep internationalisering in te stellen met de opdracht om uiterlijk voor het zomerreces 2013 uitwerking te geven aan de aanbevelingen aan PS (uit het rapport ‘PS: meedoen of toekijken’), de uitnodiging van het parlement van Niedersachsen en de berzirksregierung Munster alsmede hierover het gesprek aan te gaan met de Staten van Gelderland; De onderwerpen Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, Infrastructuurbeleid (in het bijzonder de inzet op de Trans European Network), samenwerking tussen Duitse en Nederlandse Hogescholen / Universiteiten, regionale economie (waaronder breedband en innovatie) en de Kaderrichtlijn Water te benoemen tot bijzonder aandachtspunten van Provinciale Staten; GS te verzoeken om op korte termijn een statenvoorstel voor te leggen waar de ambitie en mogelijke inzet van Overijssel en Gelderland ligt voor de EUstructuurfondsprogramma’s en het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 en hiervoor ook de inbreng van de (Leader)gebieden te vragen. Daarbij ook een voorstel voor te leggen om in aanloop naar de nieuwe periode de (huidige) leaderaanpak voort te kunnen zetten door middel van aanvullend budget voor projecten en proceskosten. GS te verzoeken om jaarlijkse een rapportage over inzet beleid, toepassing Europese regels en resultaten lobby aan de Staten toe te zenden.
Zwolle, Provinciale Staten voornoemd,
voorzitter,
griffier,
6
Statenvoorstel nr. PS/2012/
Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 overijssel.nl
[email protected]
RABO Zwolle 39 73 4 1 121
PROVINCIALE STATEN Provinciale Staten van O v e r i j s ^ A N O V E R I J S S E L
inlichtingen bij n w . S. van Rooij
Reg.nr. " R V 2 , 0 1 2 / M ^ - S
s l e f o o n 038 4 9 9 9 4 04
a.d. Dat. ontv.:
;
[email protected]
1 4 JUN 2012
Routing
Bijl.:
Toezending aan Provinciale Staten met oogmerk: [X] ter informatie Datum
06.03.2012 Kenmerk 2012/0153295
Bijlagen I. HNP-Werkplan 2012 (te raadplegen via www.overijssel.nl/sis en ligt ter inzage bij de receptie van het Provinciehuis)
Pagina
1
In de vorige Statenperiode heeft de werkgroep Europa haar Rapport "PS: meedoen of toekijken" uitgebracht. Dit rapport is aan uw Staten aangeboden. Voorafgaand aan bespreking van dit rapport in uw Staten is een schriftelijke vragenronde ingelast. Het College heeft eind 2011 aangegeven bezig te zijn met het opstellen van een Internationale Agenda, en u gesuggereerd deze agenda te betrekken bij de bespreking van het eindrapport. Met deze brief informeren wij u over de stand van zaken rond de agenda en de inhoudelijke zwaartepunten hierin. Wij beantwoorden voorts ook de vragen door uw Staten in de schriftelijke ronde gesteld. Internationale Agenda - doelstelling en traject "Daarbij wordt Europa steeds belangrijker voor nationale wet- en regelgeving en het bieden van financieringsmogelijkheden. Provincies zijn meer en vaker de natuurlijke uitvoeringspartners van Europa. De natuurlijke positie van Overijssel op de as tussen de Randstad en het economisch sterke Duitsland wint daarmee in belang. [...] Waar mogelijk werken we vergaand bestuurlijk en ambtelijk samen met Gelderland, Overijsselse (samenwerkende) gemeenten en andere partners, ook over de grens met Duitsland. Wij zetten stevig in op belangenbehartiging van het Overijsselse en OostNederlandse belang in Den Haag en Brussel. [...] Aandacht is nodig voor de doorwerking van Europees beleid naar decentrale overheden." Bovenstaande passages uit het hoofdlijnenakkoord hebben het College van GS doen besluiten een Internationale Agenda op te stellen. Deze agenda maakt expliciet, welke internationale activiteiten kunnen bijdragen aan het realiseren van de provinciale opgaven uit het Hoofdlijnenakkoord, en stuurt daarmee aan onze internationale inzet. Grensoverschrijdend en Brussel Op 6 maart j l . heeft het College van GS de Internationale Agenda 2012-2015 vastgesteld. De agenda vloeit direct voort uit en is een specificatie van het Hoofdlijnenakkoord: opgesplitst naar kerntaak geeft de agenda weer waarop we grensoverschrijdend en in Europa inhoudelijk willen inzetten ter ondersteuning en uitvoering van de in het Hoofdlijnenakkoord geformuleerde provinciale doelen. Het is een agenda op hoofdlijnen; ambtelijk worden de onderdelen op dit moment nader uitgewerkt.
Datum verzending
13.JUNI2Ó12
provincie
Internationale Agenda 2012-2015
Omdat de grensoverschrijdende activiteiten onze activiteiten in Brussel kunnen raken, beïnvloeden of versterken, en omgekeerd, bevat de agenda zowel de Brusselse inzet als die in de richting van de diverse relevante Duitse overheidsniveaus. De activiteiten van de provincie in China zijn niet meegenomen. Inhoudelijke voeding en sturing van internationale inzet in netwerken/'gremia De provincie is actief bi'nnen een aantal 'brede' (niet inhoudelijk op één terrein toegespitste) overleggremia of netwerken in Europa en heeft (namens Oost-Nederland) een lobbyist in het Huis van de Nederlandse provincies in Brussel. Daarnaast voert de provincie structureel overleg met grensoverschrijdende relaties, bilateraal of in breder verband, over thema's die grensoverschrijdend voor de deelnemers relevant zijn. Naast deze brede overleggremia bestaan er sectorale verbanden, waarin de provincie in meer of mindere mate actief is. Wij vergroten de inhoudelijke sturing op de inzet van de provincie in Brussel en over de grens, via deze overleggen/gremia of het lobbykantoor vanuit de doelstellingen uit het hoofdlijnenakkoord.
Datum
06.03.2012 Kenmerk
2012/0153295 Pagina
2
Compactere overheid Met het oog op terugdringen van bestuurlijke drukte zal de provinciale inzet via deze agenda geconcentreerd worden op die thema's waar internationalisering daadwerkelijk een bijdrage kan leveren aan het realiseren van bestuurlijke doelen, en op die momenten en binnen die structuren die daaraan ook daadwerkelijk bijdragen. Onze inzet, daar waar die meerwaarde er in mindere mate of niet is, kunnen we extensiveren of beëindigen. Samenvattend De agenda bepaalt de provinciale inzet in Brussel en de agenda's van de grensoverschrijdende overleggen, bepaalt waar participatie in netwerken ontbreekt of welke overleggen overbodig worden; kortom geeft vanuit het College van GS de benodigde inhoudelijke sturing. NB: de agenda bevat bovenal de activiteiten waarop in beleidsmatige zin kan worden ingezet. De ten behoeve van de provinciale opgaven mogelijk te benutten (Europese) financieringsbronnen zijn niet opgenomen. Nadere uitwerking per thema Hoewel 'rijp en groen' - de mate van concreetheid en de grootte van de ambities kunnen per kerntaak behoorlijk verschillen - zijn de hoofdlijnen voor de onderdelen uit de agenda duidelijk; de uitwerking en concretisering vragen nog tijd. De vervolgaanpak per onderdeel volgt in een tweede slag in de tweede helft van 2012. In die uitwerking komt onder meer aan de orde: de specifieke doelstelling en haalbaarheid; de rol van de provincie in grensoverschrijdend of Europees verband; het benodigde budget en financieringsbronnen; het tijdpad/de looptijd en de relevante bestuurlijke momenten; of e.e.a. in Oost-Nederlands verband, IPO-verband of anderszins wordt of kan worden opgepakt; welk bestaand netwerk of overleggremium waarin Overijssel al participeert we hiervoor kunnen benutten, in welke contacten we extra zouden moeten investeren; de link met de ontwikkelingen in Den Haag. In de uitwerking worden de 3 lijnen (nationaal, grensoverschrijdend en Brussel) - waar aan de orde- in onderlinge samenhang bekeken, ook met het oog op lobby. Periodiek actualiseren De huidige agenda volgt rechtstreeks uit het Hoofdlijnenakkoord. Zaken die niet in voorgenomen opgaven zijn opgenomen in het Hoofdlijnenakkoord zijn ook niet terug te vinden in de agenda. In de nadere uitwerking zal per kerntaak wel aandacht zijn voor signalen van buitenaf. Jaarlijks zal ten behoeve van voortgangsbewaking verslag gedaan worden van de uitvoering en zal de agenda worden aangevuld indien de actualiteit daarom vraagt. Internationale Agenda - inhoudelijke zwaartepunten 1. Duurzame ruimtelijke ontwikkeling en waterbeheer a. Ruimtelijke Ordening
provincie \ v l \ / p f i ï c c p
Internationale Agenda 2012-2015
Met de decentralisatie van taken op RO terrein is de provincie - meer dan voorheen - de belangrijkste gesprekspartner voor de Duitse buren als het gaat om de ontwikkeling van het fysiek-ruimtelijke domein, en de samenwerking daarbinnen. Het doel is om vanuit de kerntaak Ruimte en Bereikbaarheid meer pro-actief over de grens te gaan Het gaat dan om informeren over en afstemmen van de ruimtelijke plannen, het bieden van (wettelijke) inspraakmogelijkheden'etc. De meest belangrijke onderwerpen van gesprek vanuit Overijssel zijn ruimte en water, lokale (incl. toeristische) en internationale infrastructuur, bedrijvigheid en vliegvelden, verstedelijking en demografie, natuur, milieu en inrichtingsmaatregelen. In Brussel zal de aandacht zich richten op de gevolgen van sectorale richtlijnen met ruimtelijke consequenties in Overijssel (bv Bodem) en de ontwikkelingen rond de prioritaire thema's demografie en stedelijke vernieuwing. b.
Water
De positie van de provincie bij onder meer de implementatie van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Europese Richtlijn Overstromingsrisisco's (ROR) wordt versterkt door te investeren in grensoverschrijdende en Brusselse netwerken. Dat moet leiden tot duidelijke afspraken met de Duitse partners, het in kaart brengen van risico's, het organiseren van de uitwisseling van informatie en monitoringgegevens en het tijdig signaleren van relevante nieuwe wetgeving in Brussel en de verschillende belangen die daarbij een rol spelen. Datum
06.03.2012 Kenmerk
2012/0153295 Pagina
3
Dat gebeurt bijvoorbeeld door het onderzoek naar de huidige droogteproblematiek en de toename als gevolg van de klimaatverandering zoals dat gebeurt in het regionale project Zoetwatervoorziening Oost-Nederland onder de aandacht van de Duitse partners te brengen. Enerzijds omdat Duitse plannen in deze op termijn toch lokaal of subregionaal van invloed kunnen zijn. Anderzijds omdat maatregelen tegen droogte een samenhang hebben met risico op wateroverlast.
2. Milieu en energie Europa bepaalt in belangrijke mate de strategie en inhoud van de milieuagenda in de breedte (milieu, water, natuur, bodem en duurzame ontwikkeling). De regio's zijn daarbij een belangrijke gesprekspartner. Beter in kaart wordt gebracht welke doelstellingen of ontwikkelingen in Duitsland en Europa, Europese financieringsbronnen of internationale samenwerkingsvormen en netwerken kunnen bijdragen aan het realiseren van de provinciale opgaven op het terrein van Klimaat en Energie, Innovatie, Duurzame ontwikkeling en regionale economie. Maar ook hoe, wanneer en waar we internationale platforms kunnen benutten om onze succesvolle voorbeeldprojecten te presenteren, bijvoorbeeld de in Overijssel ontwikkelde methodiek Duurzame Ontwikkeling op de Al-zone. Bij grensoverschrijdende projecten, zowel bij lopende als bij nieuwe initiatieven, ligt de focus op een brede(re) betrokkenheid van relevante partners en intensivering van de samenwerking. Dat kunnen, naast medeoverheden, kennisinstituten, onderzoeksinstellingen, onderwijs en het bedrijfsleven zijn.
3. Inrichting landelijk gebied Het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) heeft grote invloed op de ontwikkeling van de landbouw en hiermee op het landelijk gebied van Overijssel. Het is daarmee van grote betekenis voor de provinciale ambities. In 2012 worden naar verwachting de nieuwe kaders voor het GLB vastgesteld. De aandacht zal zich nu, in plaats van op beleidsbeïnvloeding in Brussel, meer richten op de manier waarop kan worden ingespeeld op de gevolgen van het nieuwe beleid (aanpassingen stelsel inkomenssubsidies). Het belang van de Europese fondsen is ook door de decentralisatie van het natuurbeleid en de bezuinigingen op de plattelandsontwikkeling in de breedte toegenomen voor Overijssel. Nagegaan zal worden hoe deze een grotere bijdrage kunnen leveren bij het realiseren van de provinciale doelen op die terreinen. Mogelijkheden voor grensoverschrijdende samenwerking, gericht op kansen voor gezamenlijke investeringen in natuurbeheer en regionale ontwikkeling rond Natura2000 gebieden worden daar ook bij betrokken.
provincie
Internationale Agenda 2012-2015
Aandacht is er verder voor de uitwerking van de Biodiversiteitsstrategie Europa 2011-2020 en de voorstellen met betrekking tot nieuw Europees beleid gericht op invasieve exoten. 4. Regionale bereikbaarheid en regionaal openbaar vervoer De mogelijkheden om de provinciale opgaven voor de weg-, water-, lucht- en spoorinfrastructuur te versterken door grensoverschrijdende samenwerking worden onderzocht. Het gaat dan om concrete uitvoering, maar ook om lobbyacties richting Brussel en/of Den Haag/Berlijn en mogelijkheden voor inspraak en informatie. Daarvoor is het van belang duidelijk te bepalen hoe de provincie wil inzetten op het Twente-Mittellandkanaal, het goederenvervoer per spoor en de A l en E30. Van belang is ook aandacht voor de betrokkenheid van de Duitse buren bij de doorontwikkeling van de luchthaven Twente. De ontwikkelingen in Brussel op het terrein van Trans Europese Netwerken worden met het oog op de provinciale doelen nauwlettend gevolgd. Hier ligt zowel een beleidsmatig als financieel belang. Kansen die zich voordoen zullen worden benut.
Datum
06.03.2012 Kenmerk
2012/0153295
5. Regionale economie Versterking van het inhoudelijk economisch beleid door het stimuleren van internationale contacten, dan wel door het opdoen van nieuwe inzichten en ervaringen. Dit kan zowel door de provincie zelf als door het regionale MKB/onderwijs plaatsvinden. Deze manier van samenwerking zal met name projectmatig plaats kunnen vinden. Regionaal MKB/onderwijsinstellingen worden gefaciliteerd bij het ontwikkelen en aangaan van internationale contacten ten behoeve van de ontwikkeling van de regionale economie.
Pagina 4
Voor Recreatie & Toerisme (R&T) komen in de nieuwe structuurfondsen middelen beschikbaar via het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. De mogelijkheden in INTERREG V voor het grensoverschrijdende toerisme worden bekeken. In de Marketing Impuls Toerisme Overijssel 2012-2015 wordt door het Regionaal Bureau Toerisme IJsseldelta-Vechtstreek (RBT) en het Twents bureau voor Toerisme (TBT) ingestoken op gasten uit België/Vlaanderen en de Duitse grensstreek (NRW/NS). Een invulling van INTERREG V kan hieraan een belangrijke bijdrage leveren. 6. Culturele Infrastructuur en Monumentenzorg Grensoverschrijdende samenwerking in het INTERREG IVA project Grenswerte loopt nog door tot 2014. Op projectbasis Worden grensoverschrijdende activiteiten gesubsidieerd Der Filmspiegel en Kunstwegen). De Duitse markt wordt in de marketing voor het Overijssels festivalbeleid meegenomen. De toekomstige inhoudelijke en financiële betrokkenheid van de provincie bij de activiteiten van de Mozercommissie worden onderzocht. Vanuit het oogpunt van cultuur & economie het van belang de ontwikkelingen in Brussel op het vlak van de creatieve industrie te volgen. Het Europese beleid richt zich op het versterken van Europese programma's en beleidsontwikkeling rondom creatieve industrie. Als zich mogelijkheden voordoen zal daarop worden ingespeeld. 7. Kwaliteit van het openbaar bestuur Grensoverschrijdend (Ook) in internationale samenwerking is een verandering te zien van een netwerkgeoriënteerde naar een resultaatgerichte samenwerking. Dit past in de lijn van de provincie om samenwerking te organiseren naar en rond de opgave. De inrichting van de grensoverschrijdende bestuurlijke samenwerking gericht naar de gezamenlijke inhoudelijke thema's is dan ook onderwerp van gesprek met alle relevante overheidsniveaus met wie de provincie grensoverschrijdend bilateraal of in breder verband periodiek overleg voert. Het is daarom belangrijk dat helder is welke grensoverschrijdende inzet de provincie wil plegen, aan de hand van de Internationale Agenda 2012-2015.
prowincie
V pri jeep
Internationale Agenda 2012-2015
Samenwerking organiseren naar de inhoud laat onverlet dat het voor de provincie van belang blijft structureel toegang te houden tot de relevante grensoverschrijdende partijen met wie mogelijk op dit moment nog niet voorziene zaken - besproken moeten (kunnen) worden, die de provinciale opgaven raken. De beschikking over een bestuurlijk basisnetwerk blijft met het oog hierop van wezenlijk belang.
*
Datum
06.03.2012 Kenmerk
2012/0153295 Pagina
5
Met het zogenaamde 'GROS' (grensoverschrijdende samenwerking)-traject heeft de Nederlandse regering eind 2009 een proces gestart om ook op het niveau van het Rijk de aandacht voor de grensoverschrijdende samenwerking te vergroten. In dat proces is twee jaar lang een 'grensmakelaar' actief geweest. Zijn rol is in 2012 overgenomen door een samenspel van een Speciaal Vertegenwoordiger Buurlanden, de Directeur-Generaal Bestuur en Koninkrijksrelaties en als middelaar, aanjager en verbinder in de grensregio's de CdK's. Die verantwoordelijkheid voor een goede samenwerking met de buren is tevens opgenomen in de ambtsinstructie. De CdK's zijn vrij om naar eigen inzicht invulling te geven aan die door het Rijk gewenste meer nadrukkelijke rol. Vanuit haar coördinerende rol voor grensoverschrijdende samenwerking onderhoudt de CdK het voor de provincie relevante grensoverschrijdende netwerk op het bovenlokale ((Land)Kreis), regionale (Bezirks-) en deelstaatniveau. Bijzonder aandachtspunt hier is het thema veiligheid: De Wet VeiligheidsRegio's heeft gevolgen voor de taken van de CdK als Rijksorgaan. De bevelsvoering ingeval van een ramp of crisis van meer dan lokale betekenis is komen te liggen bij de voorzitter van een veiligheidsregio. Ingeval van een landgrensoverschrijdende ramp of crisis trekt de voorzitter samen op met de Commissaris van de Koningin. De Commissaris heeft een rol als toezichthouder op de bestuurlijke samenwerking en kan een aanwijzing geven over het te voeren beleid ingeval van een regiogrensoverschrijdende ramp of crisis. Daarnaast blijft communicatie over externe veiligheid door middel van de provinciale risicokaart een provinciale opgave ook daar waar het landgrensoverschrijdende risico's betreft. Brussel De Overijsselse belangen in Brussel worden langs verschillende lijnen behartigd. Het lidmaatschap van het Comité van de Regio's geeft toegang tot de Europese besluitvormingsprocedures. Het lidmaatschap van de Council of European Municipalities en Regions (CEMR) biedt toegang tot een lobbyorganisatie voor de belangen van lokale en regionale overheden, met goede ingangen bij de Europese instellingen. Overijssel is permanent in Brussel aanwezig door de gezamenlijke Oost-Nederlandse vertegenwoordiging in het Huis van de Nederlandse Provincies (HNP). Behartiging van de provinciale belangen in Brussel gebeurt op jaarlijks te benoemen gezamenlijke prioritaire dossiers. Basis hiervoor is het jaarlijkse werkprogramma van de Europese Commissie en de Europese agenda's van de individuele provincies. De Oost-Nederlandse vertegenwoordiging behartigt daarnaast specifieke Oost-Nederlandse en Overijsselse belangen en is een vooruitgeschoven post voor het signaleren van belangrijke ontwikkelingen, het begeleiden van werkbezoeken etc. Contacten zijn er met Europarlementariërs, Directoraten-generaal en andere regio's met een vertegenwoordiging in Brussel. Ook is er een goede samenwerking met de Oost-Nederlandse stedelijke netwerken Twente en Arnhem-Nijmegen, die ook in Brussel vertegenwoordigd zijn. Met de Internationale Agenda 2012-2015 worden de Overijsselse en/of Oost-Nederlandse belangen in Europese dossiers preciezer geduid. Dit draagt bij aan realisatie van de in het hoofdlijnenakkoord geformuleerde opgave, om de mogelijkheden die de beschikbare netwerken en financieringsbronnen in Brussel bieden optimaal te benutten.
Schriftelijke vragen van Provinciale Staten naar aanleiding van het eindrapport van de Werkgroep Europa "PS: meedoen of toekijken?" N.a.v. het eindrapport van de Werkgroep Europa "PS: meedoen of toekijken?" van de vorige Staten hebben uw Staten een aantal schriftelijke vragen gesteld. Deze worden hieronder beantwoord: 1) Wat is de reden dat de Overijsselse en Gelderse Statenleden geen lid zijn van de Euregio en wat houdt adviserende rol in?
pro¥incie
Internationale Agenda 2012-2015
Antwoord: De provincies Overijssel en Gelderland zijn geen lid van de EUREGIO; het betrefteen samenwerkingsverband van lokale overheden. De samenwerking met EUREGIO is intensief als het gaat om het onderhouden van de grensoverschrijdende contacten, de inhoudelijke voeding van overleggen, de vormgeving van samenwerking in algemene zir/en de afstemming/samenwerking rond INTERREG-projecten. Het college van GS ziet geen meerwaarde in een lidmaatschap van het samenwerkingsverband. In tegendeel, een eventueel lidmaatschap kan een risico met zich meebrengen als het gaat om de afstemming en communicatie met de voor Overijssel meest relevante overheidsniveaus binnen de provincie en in Duitsland. Het is van belang dat de provincie daar de ruimte heeft haar eigen positie te bepalen in plaats van zich vooraf te conformeren aan de positie van een zo breed samenwerkingsverband als EUREGIO, en de ruimte heeft zelfstandig overleg met bv. de deelstaatregeringen te voeren.
Datum
06.03.2012 Kenmerk
2012/0153295 Pagina
6
2) Wat is het beleidskader en wat zijn nu de doelen uit het provinciale internationaliseringsbeleid? 3) Welke lobbyactiviteiten zijn er in Euregio en Brussel? 4) Welke dossiers betreft een Overijssels-Europees belang? 5) Trekt GS Overijssel samen op met GS Gelderland en hoe op welke dossiers? 6) Moet Overijssel een eigen of een regio Oost profiel hebben? 7) Wat zijn nu de partners van de provincie in het internationaliseringsbeleid? Antwoord: De voorliggende internationale agenda vormt het beleidskader en geeft de inhoudelijke zwaartepunten aan voor de periode 2012-2015. In de nadere uitwerking komt per kerntaak aan de orde voor welke dossiers lobbyactiviteiten moeten plaatsvinden, welke partijen de belangrijkste partners zijn voor de provincie per dossier (waaronder Gelderland) etc. 8) Wat is het werkprogramma van het Huis der Nederlandse Provincies? Antwoord: Op basis van de eigen provinciale agenda's, de IPO-agenda en het jaarlijkse werkprogramma van de Europese Commissie stelt het HNP jaarlijks een lijst van dossiers op die van belang zijn voor de provincies. Deze worden vastgelegd in het HNP-werkplan. Er zijn vier gezamenlijke dossiers benoemd. Naast de prioritaire dossiers 'Cohesiebeleid/structuurfondsen' en 'Gemeenschappelijk Landbouwbeleid' zijn dit 'Duurzame Ruimtelijke Ontwikkeling en Leefomgeving' en 'Onderzoek'. Bovendien zijn als bijzondere aandachtsgebieden benoemd 'Milieu', 'Aanbesteding' en 'Benutten van raadstraject en comitologie'. Het HNP-werkplan 2012 van het Huis van de Nederlandse Provincies is opgenomen in bijlage 1. 9) Waarom heeft Twente nog weer een eigen vertegenwoordiging in Brussel? Antwoord: De regio Twente heeft er enkele jaren geleden voor gekozen zelf een kantoor te openen in Brussel. De taakopvatting van dit bureau is anders dan - maar complementair aan - die van de vertegenwoordiging van de twee Oost-Nederlandse provincies. Waar Oost-Nederland zich vooral bezighoudt met beleidsmonitoring en beïnvloeding, richten de twee medewerkers van Twente zich in Brussel vooral op het profileren van de eigen regio, het ontwikkelen van een eigen internationaal netwerk en het zoeken naar partners voor internationale projecten die veelal met Europese subsidie worden ge(co)-financierd. 10) Graag korte toelichting Structuurfondsen en Europa loket Antwoord: Om de in de Internationale Agenda opgenomen doelen/opgaven te realiseren is naast samenwerking of afstemming in beleidsontwikkeling/-uitvoering of participatie in netwerken financiering nodig om deel te nemen in projecten. Het financieel instrumentarium kent een driedeling: de provinciale middelen, structureel of via de investeringsimpuls gereserveerd voor de projecten en programma's; de nationale middelen en de financiering via Europese fondsen.
provincie
Internationale Agenda 2012-2015
Om haar beleidsstrategie EU 2020 te, realiseren beschikt de EU over meerdere financiële instrumenten. Naast Europese fondsen (structuurfondsen en GLB) bestaan thematische fondsen (bv Horizon 2020, LIFE+). Een deel van de structuurfondsen (Doelstelling 2 en INTERREG A) en een deel van het GLB (POP) wordt ingezet onder provinciale regie. Voor deze fondsen start in 2014 een nieuwe programmaperiode. In het kader van de voorbereiding op deze nieuwe periode heeft het College van Gedeputeerde Staten onlangs een eerste uitwerking van de hoofdlijnen vastgesteld voor de inzet van deze Europese fondsen, aansluitend op de coalitieakkoorden, de Rijskprioriteiten en EU 2020. Deze inhoudelijke hoofdlijnen zullen ook voor de grensoverschrijdende en internationale samenwerking centraal staan:
Datum
06.03.2012 Kenmerk
2012/0153295 Pagina
7
a. Ontwikkeling in het kader van slimme groei. De primaire focus in dit domein ligt op de verdere ontwikkeling van de topsectoren in Oost-Nederland: High Tech Systemen en Materialen, Chemie (onderdeel kunststof), Agro Food en Health, inclusief bijbehorende educatie. b. Ontwikkeling in het kader van duurzame groei. De primaire focus in dit domein ligt op de ontwikkeling van de topsector Energie (o.a. Transitie en Milieutechnologie), het beheer van natuur (EHS) en landschap, de uitvoering van de Natura2000 beheerplannen, water, de verduurzaming van de landbouw rond de Natura2000gebieden, de ontwikkeling van de nationale landschappen en de herverkaveling/kavelruil. Hiernaast speelt innovatie in de landbouw en leefbaarheid van het platteland een belangrijke rol. c. Ontwikkeling in het kader van inclusieve groei. De ontwikkeling van de onderkant van de arbeidsmarkt moet primair gericht worden op het ontwikkelen en aangaan van vraaggerichte arrangementen met het bedrijfsleven en het bevorderen van opwaartse mobiliteit van laaggeschoolde werkenden. In het Hoofdlijnenakkoord heeft de provincie Overijssel onderkend, tot op heden te beperkt gebruik te hebben gemaakt van de mogelijkheden die de Europese thematische fondsen bieden. In 2012 oriënteert de provincie zich actief op de mogelijkheden en kansen die de fondsen bieden om de doelstellingen in het Hoofdlijnenakkoord (i.e. de Internationale Agenda 2012-2015) te helpen realiseren. 11) Budget voor Internationalisering Antwoord: Het budget voor Internationalisering bedraagt in 2012 €143.000. Dit is inclusief de huisvestingskosten voor het Huis van de Nederlandse Provincies in Brussel.
Gedeputeerde Staten van Overijssel, voorzitter, secretaris,
prowincse
verijssel
HNP-WERKPLAN 2012
Brussel, 15-12-2011
INHOUD
1. De Europese Unie in 2012 2. Gezamenlijke inzet en activiteiten 2.1 Het HNP in 2012 2.2 HNP-taakvelden
3. Gezamenlijke dossiers 2012 3.1 Prioritaire gezamenlijke dossiers 3.2 gezamenlijke dossiers 3.3 Aandachtsgebieden
4. Bijlage 1 Lijst met afkortingen en verklaringen
2
1. De Europese Unie in 2012 De Europese Commissie legt in 2012 de nadruk op het aanpakken van de economische crisis en het op lange termijn blijven streven naar een duurzame toekomst. Dit zijn de twee speerpunten uit het op 15 november 2011 gepubliceerde werkprogramma 2012 van de Europese Commissie. De Europese Commissie (EC) houdt de Europa 2020 strategie aan als rode draad met als doel de Europese Unie in 2020 tot de kenniseconomie van de wereld te hebben gemaakt. De inspanningen op het niveau van zowel de EU als de lidstaten moet gericht zijn op slimme, duurzame en inclusieve groei. Voor de Nederlandse provincies is de Europa 2020-strategie een belangrijke leidraad voor hun activiteiten nu en in de komende jaren en daarmee voor hun inbreng in het jaarlijks Nationaal Hervormingsprogramma (NHP). In het werkprogramma geeft de EC aan op welke gebieden zij overweegt in 2012 met (al dan niet- wetgevende) voorstellen te komen. Niet alle voorstellen hebben decentrale relevantie en van sommige voorstellen wordt decentrale relevantie pas duidelijk na het verschijnen van de concrete voorstellen. Het is daarnaast van belang te weten dat het werkprogramma niet de voorstellen noemt die de Commissie in 2011 heeft gepresenteerd en die in behandeling doorlopen in 2012: het betreft het in juni gepubliceerde Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2014-2020 en de in oktober verschenen voorstellen op het gebied van regionaal beleid, structuurfondsen, gemeenschappelijk landbouwbeleid en eind november het onderzoeks- en innovatieprogramma Horizon 2020. De eigen provinciale agenda’s en doelstellingen vormen de basis om als gebiedsregisseur een bijdrage te leveren aan het realiseren van de EU-doelstellingen. Als gebiedsregisseur zijn de provincies de facto een ‘uitvoeringsorganisatie’ van Europees beleid. In hoofdstuk 2 worden de gezamenlijke inzet en activiteiten van de provincies in algemene zin benoemd. In hoofdstuk 3 worden de gezamenlijke dossiers 2012 toegelicht. In bijlage 1 wordt een lijst met afkortingen en verklaringen gegeven. Het vastgestelde werkplan zal worden voorzien van lobbyfiches waarin concrete acties, stakeholders en medestanders worden aangegeven. 2. Gezamenlijke inzet en activiteiten Het voorliggende werkplan 2012 van het Huis van de Nederlandse Provincies (HNP) is gebaseerd op drie pijlers: 1. de eigen provinciale agenda’s en doelstellingen waaruit de volgende gemeenschappelijke inzet is gehaald voor 2012: toekomst regionaal beleid, plattelandsontwikkeling, duurzame leefomgeving, energie, kennis&innovatie. 2. de smalle doch betekenisvolle IPO-agenda, zoals deze door het IPO-bestuur is vastgesteld op 10 november 2011. Vijf van de negen thema’s uit deze agenda zijn van toepassing: Duurzame ruimtelijke ontwikkeling en waterbeheer; Regionale bereikbaarheid en openbaarvervoer; Regionale economie en energie; Vitaal platteland; Kwaliteit openbaar bestuur. 3. Het werkprogramma van de Europese Commissie. In 2012 wordt op basis van het vorenstaande gekozen voor twee prioriteiten uit een totaal van vier gezamenlijke HNP-dossiers: Cohesiebeleid/structuurfondsen Gemeenschappelijk landbouwbeleid
3
2.1 Het HNP in 2012 In samenwerking met een bestuurlijk en ambtelijk strategischer IPO wordt voorzien in: een versteviging van de positie van de gezamenlijke provincies in de EU; een inhoudelijke beïnvloeding van de EU door de gezamenlijke provincies. In het bijzonder op de prioritaire dossiers; het werken met een duo van bestuurlijke portefeuillehouders. De portefeuillehouder Europa in het IPO-bestuur vormt een duo met een specifieke bestuurlijke portefeuillehouder; een actief contact met de Haagse lobbyisten om de gezamenlijke inzet op de prioritaire dossiers in Den Haag bij Eerste en Tweede Kamer te garanderen; bijzondere aandacht voor de samenwerking en wisselwerking met de provinciale lobbyisten in Den Haag aangezien “Plein 20 cs” op een andere wijze is georganiseerd dan het HNP. Het HNP verzorgt een gerichte strategische uitwisseling van informatie met de provinciale opdrachtgevers over het Europese ‘spel’ en de lange termijn inzet van de provincies op de gezamenlijke prioritaire dossiers. Het sluiten van strategische coalities met andere belangenvertegenwoordigers hoort daarbij. Een lange termijn bestuurlijk afwegingskader met een doorwerking tot op operationeel niveau is wenselijk, in afstemming met de lobby activiteiten in Den Haag: Het IPO-secretariaat voorziet in 2012 in een strategisch document Europa in het kader van het thema ‘Kwaliteit openbaar bestuur’ (uit de smalle doch betekenisvolle IPO agenda). Een IPO-notitie Verkenning rol Europa-portefeuille in ‘IPO in transitie’ gaat daar eind december 2011 aan vooraf, 2.2 HNP-taakvelden. 1. Kaderstelling, strategische advisering en lobby: - in de gezamenlijke lobbydossiers worden de Brusselse inzet en lange termijn gevolgen benoemd; - prioritaire gezamenlijke lobbydossiers; per onderwerp worden de interprovinciale standpunten en te realiseren doelen bepleit (zie hoofdstuk 3) in het Europees netwerk. Het netwerk betreft de Europese Commissie; DG’s en kabinetten, het Europees Parlement en de Permanente Vertegenwoordiging (PV) van Nederland bij de EU, maar ook allianties met mogelijk andere partners zoals andere regionale vertegenwoordigingen, leden van het Comité van de Regio’s, netwerkorganisaties en ‘triple helix’ partners. - er worden sinds 2011 politieke ateliers op de prioritaire dossiers georganiseerd; - de toenemende overlap en integratie van de gezamenlijke en prioritaire dossiers vereist aanscherping van taken en gezamenlijke inzet in het HNP. 2. Representatie en services: - tijdens evenementen, zoals het ”HNP-jaarcongres” en de politieke ateliers, wordt als onderdeel van de lobby het inhoudelijk profiel geventileerd en worden strategische boodschappen af gegeven; - ontvangsten worden gekoppeld aan de evenementen en zijn eveneens gericht op het operationaliseren van de lobbyboodschappen op de prioritaire dossiers en de opbouw van allianties met externe partners in de lobbydossiers. 3. Informatie-uitwisseling: - de doelen van de gezamenlijke dossiers worden uitgezet via publicaties in de Europese Ster (wekelijks bulletin HNP&Europa Decentraal) en worden in de ambtelijke en bestuurlijke IPO-adviescommissies en het IPO-bestuur geagendeerd; - verspreiden algemene informatie, gerelateerd aan de gezamenlijke dossiers, over de EU via de Europese Ster; - dmv de politieke ateliers wordt de netwerkvorming actief bevorderd met Europese Commissie ambtenaren, leden en medewerkers Europees Parlement en de ambtenaren van Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging bij de EU; 4
- er wordt strategisch gebruik gemaakt van ‘social media’. Dit wordt uitgewerkt in een HNP-communicatieplan. 4. Participatie in netwerken - vanuit de prioritaire lobbydossiers wordt structureel een gezamenlijk CRM-systeem opgebouwd en ingezet. - deelname aan Europese netwerken en Europese koepelorganisaties (zoals CEMR) wordt met name benut ten behoeve van de lobbydossiers. 3. Gezamenlijke dossiers 2012 In 2012 worden vier gezamenlijke dossiers voorgesteld waarvan twee prioritair. De zwaarste inzet vanuit het HNP wordt gepleegd op de prioritaire dossiers. 3.1 Prioritaire gezamenlijke dossiers Cohesiebeleid/structuurfondsen Gemeenschappelijk landbouwbeleid 3.1.1 Cohesiebeleid/structuurfondsen De voorstellen voor de nieuwe programmaperiode (2014-2020) van het Europees regionaal beleid zijn bekend: na het budgetvoorstel in juni 2011, volgden de voorstellen voor het wetgevend kader op 6 oktober 2011. De verwachting is dat Raad en Parlement heel 2012 nodig hebben om te onderhandelen over de voorstellen van de Commissie. Uitloop tot aan het voorjaar van 2013 is niet uitgesloten. Provinciaal doel: De voorstellen van de Commissie sluiten inhoudelijk aan bij de standpunten die de provincies en gemeenten samen met het rijk in een gezamenlijk position paper (juni 2010) en in hun reactie op het Vijfde Cohesieverslag (januari 2011) hebben uiteengezet: nauwe koppeling met de Europa 2020 strategie, thematische concentratie, focus op resultaten van het beleid. De provincies juichen ook het verbeterde Partnerschapsbeginsel in de voorstellen toe (zie verder paragraaf 3.1.3). Het voorstel voor het vormen van een nieuwe tussencategorie (Transitie) tussen Convergentieregio’s en Concurrentieregio’s wijzen de provincies echter af. De voorstellen van de Commissie leiden ook tot een vermindering van de administratieve lasten voor de eindbegunstigden, een gunstige ontwikkeling. Daarentegen lijken de voorstellen van de Commissie de lasten voor de uitvoeringsorganisaties juist disproportioneel te verzwaren. In haar drang om een meer resultaatgericht beleid te realiseren, wil de Commissie de zaken te strak organiseren, met als gevolg dat de benodigde flexibiliteit de kop wordt ingedrukt en programma’s al aan het begin van de periode worden dichtgetimmerd. Een punt waartegen opgekomen moet worden via het Comité van de Regio’s, de CEMR en het Europees Parlement. Provinciale inzet: - De benoeming van de Nederlander Lambert van Nistelrooij tot rapporteur van het Parlement over de Algemene Structuurfondsenverordening biedt kansen om de standpunten van de provincies in het EU-besluitvormingsproces naar voren te schuiven. De rapporteur en HNP onderhouden hierover structureel contact. - Ook de Raad biedt een platform om aandacht te vragen voor de standpunten van de Nederlandse provincies. Met het rijk wordt nauw samengewerkt rond de voorstellen van de Commissie. Met het rijk zal in 2012 ook moeten worden onderhandeld over de inzet van de structuurfondsen in Nederland, zowel wat betreft de inhoud (keuze prioriteiten), de aansturing als de opzet en het beheer van de programma’s. Op ambtelijk niveau zullen deze onderhandelingen plaatsvinden in het Interbestuurlijke Werkgroep Toekomst Cohesiebeleid (IBWTC). Op bestuurlijk niveau zullen in 2012 een aantal overleggen plaatsvinden tussen vertegenwoordigers van de decentrale overheden (IPO/VNG/G4/G32) en de huidige vier EFRO-managementautoriteiten en de staatssecretaris van EL&I. 5
-
Een eerste bestuurlijk overleg staat geagendeerd voor maart 2012. De provincies zetten hierbij in op voortzetting van de huidige vier regionale EFRO-programma’s met regionale aansturing en decentraal beheer van de fondsen. De provincies zetten samen met de gemeenten in op een meer integrale benadering van EFRO en ESF. De vorenstaande inzet wordt in het Brusselse netwerk getoetst. Op 2 februari 2012 organiseren provincies en gemeenten in Utrecht een gezamenlijke bijeenkomst over de toekomstige programmaperiode structuurfondsen in Nederland. Afspraken over de invulling van de structuurfondsenprogramma’s voor de volgende periode dienen in de eerste helft van 2012 te worden gemaakt. Na het zomerreces start het schrijfproces van Partnerschapscontract en operationele programma’s. Doel is om in de zomer van 2013 het Partnerschapscontract en de operationele programma’s ter goedkeuring bij de Commissie in te dienen. Informeel wordt in 2012/2013 met EC en EP gecommuniceerd over de door provinciale invulling van de programma’s en het contract. Op 1 januari 2014 start de volgende programmaperiode.
3.1.2 Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) De Nederlandse provincies zijn betrokken bij het Europees landbouwbeleid vanuit hun verantwoordelijkheid voor de oplossing van ruimtelijk economische vraagstukken. In 2012 staan de in oktober 2011 gepubliceerde voorstellen voor de GLB-verordeningen op de agenda van de Europese beslisnemers in Brussel. Het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid moet vanaf 2014 beter aansluiten bij de Europa 2020 strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei. Het nieuwe GLB moet de ontwikkeling van een gezonde en duurzame landbouwsector en van een vitaal platteland versterken. Dit betekent voor Provincies een sterke plattelandseconomie, met landbouw als wezenlijk onderdeel, gekenmerkt door innovatie en duurzaamheid. Daarnaast een landschap dat wordt onderhouden en ontwikkeld en waarin de natuurlijke hulpbronnen duurzaam worden beheerd. Provinciaal doel: Regionale overheden moeten op de vorenstaande thema’s in het landelijk gebied in staat worden gesteld maatwerk te leveren en ambities in praktijk om te kunnen zetten, een rol die Europa ook steeds meer benadrukt. Als gebiedsregisseur kunnen Provincies optreden als deskundige partner van de Europese Unie om van beleid werkelijkheid te maken. Provinciale inzet: Binnen de vergroeningscomponent van de 1e pijler (30%) zijn drie maatregelen voorgesteld waaraan boeren moeten voldoen om in aanmerking te komen voor een extra premie bovenop de basishectarepremie. Provincies pleiten voor een meer flexibele catalogus van groen-blauwe diensten, die beter aansluit bij provinciale en EU2020-doelstellingen, zoals op het gebied van Natura 2000, de Kaderrichtlijn Water en biodiversiteit. De provincies zijn verheugd over het voorstel tot grotere flexibiliteit in de tweede pijler. De voorgestelde 6 prioriteiten sluiten goed aan bij de Europa2020 doelstellingen en stellen provincies in staat maatwerk te leveren en bureaucratie te verminderen Partnerschapscontract: de EC stelt op strategisch niveau een integrale benadering voor tussen Regionaal Beleid, Plattelandsbeleid en Visserijbeleid uitmondend in één partnerschapscontract met de Commissie. Provincies pleiten in Brussel en Den Haag om het plattelandsontwikkelingsprogramma naar analogie van de structuurfondsenpraktijk te organiseren. Zo kan gebiedsgericht maatwerk worden geleverd en gebruik worden gemaakt van de ervaring in het EFRO-fonds. Hierbij moeten eventuele extra administratieve lasten worden voorkomen. 3.1.3 Partnerschapcontract als instrument voor de twee prioritaire dossiers. De EC heeft in het Meerjarig Financieel Kader 2014-2020 (publicatie juni 2011) het fenomeen partnerschapcontract geïntroduceerd. 6
Het partnerschapcontract vormt samen met het Meerjarig Financieelkader, het Nationaal hervormingsprogramma en de Europa 2020 strategie als rode draad een instrument dat benut moet worden om de provinciale politieke agenda’s en doelstellingen te realiseren. In 2012 zullen deze instrumenten, die niet los van elkaar te zien zijn, op de Brusselse en Haagse vergadertafels verder worden ingevuld en uitgewerkt: In januari 2012 zal de Europese Commissie een voorstel doen voor een Gemeenschappelijk strategisch kader (GSK) met het oog op de verbetering van de coördinatie en harmonisatie van de implementatie van de diverse fondsen; EFRO, ESF, CF, ELFPO, EFMZV. Het GSK moet de strategische planning op Unieniveau garanderen en het door de Europese Commissie voorgestelde partnerschapscontract moet op nationaal niveau zorgen voor een doeltreffende coördinatie tussen Uniebeleidsmaatregelen en – instrumenten. De verbintenissen van partners op nationaal en regionaal niveau en de EC worden daarbij vastgelegd in het partnerschapcontract tussen de EC en de lidstaat. Het contract wordt gekoppeld aan de doelstellingen van de Europa 2020 strategie en het Nationaal Hervormingsprogramma (NHP). Lidstaat Nederland moet voor het partnerschapscontract en voor elk operationaal programma een partnerschap tot stand brengen met vertegenwoordigers van de bevoegde regionale (provinciale) en lokale overheden en instanties die het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigen. Met een dergelijk partnerschap moet het beginsel van multilevel governance worden gewaarborgd. De Europa 2020 strategie is integraal opgenomen in de recente voorstellen voor het nieuwe cohesiebeleid en het GLB en het komt ook terug in Horizon2020. Allemaal elementen die terug te vinden zullen zijn in het partnerschapscontract. De provinciale inzet: In 2012 zal de Europa 2020 strategie als rode draad verder worden uitgewerkt en meer worden toegespitst op de beoordeling van resultaten en initiatieven die moeten bijdragen aan meer duurzame groei in de Unie. Decentrale overheden leveren hun vooraf afgestemde gezamenlijke input in de periode januari-maart 2012. Sámen met de rijksoverheid schrijven ze aan het Nationale Hervormings Programma, dat lidstaat Nederland in april zal inleveren bij de EC. De NHP’s worden daarna door de Europese Commissie beoordeeld. De resultaten worden op de voorjaarstop door de staats- en regeringsleiders besproken. Het HNP zal de provinciale NHP-speerpunten informeel en rechtstreeks gedurende de totstandkoming bij de EC onder de aandacht brengen. IPO, VNG, G4, G32 en rijksoverheid trekken waar mogelijk samen op bij de uitvoering van de Europa 2020 strategie. Vanuit hun eigen verantwoordelijkheden en het principe van multilevel governance worden standpuntbepaling en beleidsvorming, evenals monitoring en uitvoering van de EU 2020 strategie in onderlinge samenhang opgepakt. De belangrijke uitdagingen van de EU voor een slimme, duurzame en inclusieve groei staan ook voor provincies en gemeenten centraal in hun beleid en de ideeën voor de nieuwe Operationele Programma’s (OP’s). De OP’s vormen onderdeel van het Partnerschapscontract. De EC volgt het totstandkomingsproces met grote belangstelling en laat zich hierover door het HNP informeren. In 2012 is de Europa 2020 strategie geen afzonderlijk prioritair dossier, zoals in 2011. De aandacht zal gaan naar de verdere integratie van de strategie, de werkwijze rond het NHP en de totstandkoming van het partnerschapscontract lidstaat-Europese Commissie.
7
3.2 gezamenlijke dossiers Naast de twee gezamenlijke prioritaire dossiers in 2012 (vorige paragraaf) worden nog twee gezamenlijk dossiers voorgesteld op basis van de drie in hoofdstuk 2 genoemde pijlers. 3.2.1 Duurzame ruimtelijke ontwikkeling en leefomgeving Duurzaam gebruik van energiebronnen, en een verbetering van de luchtkwaliteit door oa een vermindering van de uitstoot van CO2 blijven van belang in Europa. Naast specifieke beleidsvoorstellen worden ze ook geïntegreerd in het Europese economisch beleid en in de nieuwe EC voorstellen voor landbouw, plattelandsontwikkeling, visserij, en transport. In het werkprogramma 2012 geeft de Commissie aan te gaan werken aan voorstellen om de ontwikkeling en het gebruik van hernieuwbare energie in Europa en investeringen in de energie-infrastructuur te stimuleren. Voor 2013 is een herziening aangekondigd van het beleid en de regelgeving voor lucht. In het kader van het Europees Jaar van Water presenteert de Commissie in 2012 de ‘Blueprint’ ter bescherming van de Europese watervoorraden. Naast extra aandacht voor het thema demografische ontwikkeling worden in dit dossier de volgende drie aandachtsgebieden onderscheiden; energie, lucht en water: Energie: Veel van de gepubliceerde ‘energie’ voorstellen van de Europese Commissie raken de uitvoering van provinciaal beleid: Roadmap for a Resource Efficient Europe Energie 2020; een strategie voor een concurrerende, duurzame en continu geleverde energie Energie-efficiëntieplan Routekaart naar een concurrerende koolstofarme economie in 2050 Grondstoffen en grondstoffenmarkten: uitdagingen en oplossingen Richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur actieplan inzake duurzame consumptie en productie en een duurzaam industriebeleid actieplan voor een duurzame bio-gebaseerde economie in 2020 (nog niet gepubliceerd) Provinciale inzet: In het HNP wordt de verdere beleidsontwikkeling van deze voorstellen gevolgd en op basis van nog in te nemen provinciale standpunten van input voorzien. Herziening EU luchtpakket: De Europese Commissie heeft aangekondigd om in 2013 het luchtbeleid te herzien. Dit betreft vooral de Thematische Strategie, de NEC-richtlijn (National Emission Ceiling) en de richtlijn luchtkwaliteit. De Europese beleidsvoorbereiding is in 2011 begonnen met een aantal stakeholderconsultaties. Binnen dit proces hebben de lidstaten aangegeven zich te willen beperken tot het vastgestelde beleid. De huidige normen liggen echter beneden de aanbevolen gezondheidsnormen van de Wereld Gezondheids Organisatie (WHO). Op dit moment hebben 20 van 27 EU lidstaten problemen aan de gestelde plafonds te voldoen. Zowel de plafonds zelf als andere bepalingen zullen worden aangepast met aangescherpte doelen voor het jaar 2020. Nieuw is het voornemen om naast de bestaande plafonds (stikstofoxiden, zwaveldioxide, ammoniak en vluchtige organische stoffen) een plafond of reductiepercentage voor PM2,5 op te nemen. Het luchtbeleid bevindt zich nu in de voorbereidingsfase. Een goed moment om problemen met het luchtkwaliteitsbeleid aan de Europese Commissie door te geven. Samen met de VNG wordt gewerkt aan een gezamenlijke inzet ter voorbereiding van het advies van het Comité van de Regio’s in 2012. Omdat plafonds niet haalbaar zullen zijn in Nederland zonder EU bronbeleid, zal de inzet in 2012 via oa de BNC-procedure worden gericht op bronbeleid schone voertuigen en brandstoffen, versneld invoeren euro-6 normen en de vermindering van uitstoot door scheepvaart.
8
Provinciale inzet op basis van het bestuurlijk standpunt 2009: (a) voldoende scherpe maar werkbare NEC plafonds in Nederland en de andere Europese landen zoveel mogelijk te bereiken via EU bronbeleid; (b) akkoord met fijnstof-plafond gelet op belang bronmaatregelen voor gezondheid; (c ) consistentie met richtlijn Industriele Emissies; (d) consistentie met het energiebeleid en klimaatbeleid is noodzakelijk gezien de grote invloed van energiecentrales op de uitstoot van zwaveldioxide, stikstofoxiden en fijn stof. Water: De EC is eind 2011 een consultatie gestart over het voorstel richtlijn water efficiëntie. De consultatie loopt tot 8 februari 2012. De EC wil waterbesparing bevorderen en de verspilling van water stoppen. Ook wil de Commissie de samenwerking tussen ‘water efficiënte initiatieven’ verbeteren en vergemakkelijken. De consultatie gaat vooraf aan de ‘Blueprint to safeguard Europe’s water resources’ die eind 2012 wordt gepubliceerd. De Blueprint is een initiatief van de EC met als doel Europese wateren te beschermen en het waterbeleid te verbeteren. Het is de bedoeling dat Europa voldoende water heeft van goede kwaliteit en dat dit water beschikbaar is voor zowel de behoefte van burgers als het milieu. Provinciale inzet: Gezien het provinciale waterbeheer en de uitvoering van het deelakkoord Water in Nederland is de betrokkenheid bij en de input van de provincies in de Commissie-plannen aan de orde. De provincies zijn eind 2011 door de EC actief betrokken bij de start van het consultatieproces. 3.2.2 Onderzoek ‘Europa moet werk maken van een betere gezondheidszorg, groener vervoer en de modernisering van bedrijven. Lidstaten en bedrijfsleven moeten sterke verbintenissen op lange termijn aangaan en strategische partnerschappen sluiten. De snellere doorstroming van innoverende producten en diensten naar de markt zal het Europese leiderschap versterken en het economisch herstel versnellen.’ Met deze opgave in gedachten bundelt de Europese Commissie de middelen voor onderzoek en innovatie in het programma Horizon2020 (2014-2020). Met een budget van 80 miljard euro wil Brussel de positie van Europa als “centre of excellence” op het gebied van onderzoek en innovatie versterken. Als Nederland een economische wereldspeler wil blijven, moeten de beschikbare middelen voor onderzoek, innovatie en de regio's slimmer worden ingezet. Hoe dient bijvoorbeeld de samenwerking tussen het bedrijfsleven, de kennisinstellingen en de overheden eruit te zien? Hoe kun je als regio beter gebruik maken van de verschillende fondsen? De uitdagingen zijn legio. De samenstelling van de Europese bevolking verandert de komende decennia in belangrijke mate. Binnen Europa zijn drie ontwikkelingen zichtbaar: sterke vergrijzing van de bevolking, ontgroening van het platteland en migratiestromen. Gevolg: merkbare crises in gezondheidszorg en onderwijs, maar ook achterblijvende werkgelegenheid, ondernemerschap en innovatie. Hierdoor ontstaan er allerlei sociale en economische knelpunten. De Europese Unie onderkent dit. Zo worden in de Europa 2020-strategie de demografische verandering en slimme en inclusieve groei als de belangrijke Europese uitdagingen genoemd. Hierin past 2012 als het Europees jaar voor ‘actief ouder worden’. In samenwerking met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt in dat kader in Brussel gekeken naar: - goede voorbeelden uit Europese regio’s;
9
- wordt gekeken op welke manieren aangesloten kan worden bij de plannen in het kader van het Europese jaar van ‘actief ouder worden’; - wordt onderzocht wat de links zijn met het toekomstige cohesiebeleid. Met name wat de inzet van het Europees Sociaal Fonds betreft voor projecten ter bevordering van sociale samenhang in wijken, steden en regio’s die aan demografische ontwikkelingen onderhevig. - wordt onderzocht hoe een duurzame leefomgeving van een regio of stad mogelijk te maken door middel van ‘maatschappelijke digitalisering’ met een samenhangend geheel van digitale dienstenplatforms, een uitgebreide generieke dienstenportefeuille en ondersteunende organisaties en regelgeving. 3.3 Aandachtsgebieden; milieu, aanbesteding, Raadstraject en comitologie. Naast de vorenstaande gezamenlijke dossiers zijn een drietal aandachtsgebieden voor de provincies van belang. 3.3.1 Milieu Provincies en gemeenten hebben in Nederland talrijke taken op het gebied van milieubeleid. Zij zijn verantwoordelijk voor de vormgeving, uitvoering en handhaving van belangrijke milieurichtlijnen. In 2012 wordt door de EC een begin gemaakt met het opstellen van het zevende milieuactieprogramma. De opvolging en het onderhouden van de milieudossiers ligt - in eerste instantie - bij de 12 provinciehuizen en de IPO-Kerngroep Europees Milieubeleid (IPO-KEM). Vanuit het HNP vindt monitoring plaats van de onderstaande dossiers door middel van het Milieu-informatieplatform van de vooruitgeschoven posten van de rijksoverheid (PV) en mede-overheden in Brussel onder voorzitterschap van het HNP en door deelname aan de betreffende werkgroepen van de CEMR. De milieudossiers zijn niet belegd bij personen in het HNP, maar vallen onder verantwoordelijkheid van de ambtelijk voorzitter van het Milieu-informatieplatform. De meerwaarde van de HNP-inbreng in de algemene milieu monitoring is de achterban te informeren over lopende discussies bij de EC, het EP, Comité van de Regio’s, Milieuraad/PV, CEMR, bij andere Europese regio’s etc. De monitoringrol van HNP bestaat uit het inzichtelijk maken welke discussies op welk moment plaatsvinden. 3.3.2 Aanbesteding De EC wil de regels voor aanbesteden moderniseren. Hiertoe zijn eind 2011 een ontwerpaanbestedingsrichtlijn en een mededeling op het gebied van concessies gepubliceerd. IPO en VNG vinden het van belang dat de aanbestedingsregels efficiënter en effectiever worden, zodat de (administratieve) lasten voor decentrale overheden bij aanbesteden zo laag mogelijk worden. Op het gebied van criteria voor duurzaam inkopen vinden IPO en VNG dat het hier moet gaan om vrijwillige criteria, die aansluiten bij de nationale criteria die door Rijk, IPO, VNG en UvW zijn vastgesteld. Gemeenten en provincies zijn verantwoordelijk voor de publieke dienstverlening op lokaal en regionaal niveau. Bij de uitvoering van de dienstverlening op lokaal en regionaal niveau, wordt steeds vaker samengewerkt met private organisaties en worden taken uitbesteed. Lokale en regionale overheden blijven daarbij toezien op maatschappelijke aspecten zoals kwaliteit en betaalbaarheid. IPO en VNG pleiten hierbij om meer beleidsvrijheid voor decentrale overheden, zonder de interne marktregelgeving te willen aantasten. Het vorenstaande wordt met name behartigd in CEMR-verband. In 2012 zal de lobby van IPO, VNG en UvW worden voortgezet en vooral worden gericht op het Europees Parlement.
10
3.3.3 Benutten van het Raadstraject en comitologie In 2012 wordt naar aanleiding van de publicatie, oktober 2011, van de Visienota Bestuur en bestuurlijke inrichting van minister Donner invulling gegeven aan zijn voornemen de samenwerking van het Rijk met IPO en VNG te versterken in de voorbereiding van het zogenaamde Raadswerk. Het streven van de minister is dat er bij de Nederlandse inbreng voor de diverse Raadswerkgroepen structureel aandacht komt voor de eventuele gevolgen van EU-beleid voor decentrale overheden. Op basis van praktijk-ervaring die de afgelopen jaren vanuit het HNP is opgebouwd in de samenwerking met de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging bij de EU zal input worden gegeven aan het IPO om vanuit de mede-overheden actief invulling te geven aan het voornemen van de minister. In het verlengde hiervan zal in het HNP in 2012 ook werk worden gemaakt van het fenomeen comitologie: Na vaststelling van Europese wetgeving door Europees Parlement en Europese Raad moeten de details van die wetgeving voor een goede uitvoering nog worden vastgesteld. Dat gebeurt door comitologie-comités, die bestaan uit deskundigen uit de lidstaten. Het gaat hier niet om het maken van nieuwe regels, maar om afgeleide regelgeving. Regels die door middel van comitologie zijn vastgesteld hebben dezelfde waarde als de primaire wetgeving. De regels zijn bindend en brengen (in de meeste gevallen) verplichtingen met zich mee. Die verplichtingen zijn óf direct van toepassing, óf moeten door de lidstaten omgezet worden in nationale regelgeving. Per maart 2011 is het systeem van comitologie grondig gewijzigd en aanleiding geweest voor het HNP te onderzoeken of deze wijziging opening biedt voor het ontwikkelen van een regionale/provinciale lobby in de comitologiefase. Op basis van onderzoek in 2011 wordt voorgesteld een ‘comitologiepilot’ te laten plaatsvinden in 2012 over bronbeleid inzake luchtkwaliteit (zie ook paragraaf 3.2.1) als comitologie-onderwerp. In 2012 lopen namelijk een aantal werkgroepen door op gebied van schone brandstoffen en vervoer. Benodigde deskundigheid die provincies wilen inzetten zal i.s.m. VNONCW&MKB Nederland moeten worden gevonden.
11
4. Bijlage 1 Lijst met afkortingen en verklaringen BNC: Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen BOAG: Brede Overleg en Advies Groep BPE: Bestuurlijk Platform Europa CEMR: Council of European Municipalities and Regions CIP: Competitiveness and Innovation Framework Programme CF: Cohesiefonds CRM: Customer Relations Management DG: Directoraat-Generaal EC: Europese Commissie EFMZV: Europees Fonds voor maritieme zaken en viserijsector EFRO: Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling ELFPO: Europees landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling ESF: Europees Sociaal Fonds EU: Europese Unie GLB: Gemeenschappelijk Landbouwbeleid HNP: Huis van de Nederlandse Provincies ICT: Informatie- en Communicatietechnologie IPO: Interprovinciaal Overleg IPO-KEM: IPO-Kerngroep Europees Milieubeleid MER: Milieu effect rapportage NHP: Nationaal Hervormingsprogramma PV: Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de EU UvW: Unie van Waterschappen VNG: Vereniging van Nederlandse Gemeenten WHO: Wereld Gezondheids Organisatie
12
Niedersächsischer Landtag – 16. Wahlperiode
Drucksache 16/5037
Unterrichtung (zu Drs. 16/3913, 16/4845 und 16/4989)
Der Präsident des Niedersächsischen Landtages – Landtagsverwaltung –
a)
Hannover, den 17.07.2012
Zusammenarbeit zwischen Niedersachsen und den Niederlanden - Die Chancen im Europa 2020 gemeinsam nutzen Antrag der Fraktionen der CDU und der FDP - Drs. 16/3913
b)
Zusammenarbeit zwischen Niedersachsen und den Niederlanden: Stärken und ausbauen Antrag der Fraktion der SPD - Drs. 16/4845
Beschlussempfehlung des Ausschusses für Bundes- und Europaangelegenheiten und Medien Drs. 16/4989 Der Landtag hat in seiner 141. Sitzung am 17.07.2012 folgende Entschließung angenommen: Zusammenarbeit zwischen Niedersachsen und den Niederlanden - Die Chancen in Europa gemeinsam nutzen Die Niederlande sind ein wichtiger Partner für die benachbarten Bundesländer Niedersachsen und Nordrhein-Westfalen. Die enge wirtschaftliche Verflechtung im Grenzbereich, zahlreiche Städtepartnerschaften, Schulkooperationen, Kooperationen zwischen den Kommunen, wie beispielsweise im Rettungsdienst und Katastrophenschutz, sowie weitere vielseitige Kontakte haben zu einem offenen Umgang miteinander und zu einer Vertiefung der Beziehungen, besonders zwischen dem westlichen Niedersachsen und den niederländischen Nordostprovinzen, geführt. Damit sich diese Regionen weiter zu einem gemeinsamen Kultur- und Wirtschaftsraum entwickeln können, sind die vorhandenen Ansätze auszubauen und neue Impulse in der grenzüberschreitenden Zusammenarbeit notwendig. Vor diesem Hintergrund ist es wünschenswert, Wirtschaft und Wissenschaft auch künftig weiter zu verzahnen, um als Region im Rahmen der Weiterentwicklung der europäischen Kohäsionspolitik Gehör zu finden. Ein gutes Beispiel für länderübergreifende Zusammenarbeit ist der Aufbau der „European Medical School“ an der Carl von Ossietzky Universität Oldenburg und der Rijksuniversiteit Groningen, an der zum Wintersemester 2012/2013 die ersten Studentinnen und Studenten ihr Studium aufnehmen können. Die gemeinsame Juristenausbildung im Rahmen der „Hanse Law School“ ist ebenfalls ein vielversprechendes Projekt, um den Wissensaustausch zwischen Niedersachsen und den Niederlanden zu befördern. Als weiteres Beispiel kann das derzeit laufende INTERREG IV AProjekt „Euregionales Netzwerk für Patientensicherheit und Infektionsschutz (Eursafety Health-net)“ angeführt werden. Mit dem Projekt wird ein grenzüberschreitendes Netzwerk der Gesundheitsversorgung entlang der deutsch-niederländischen Grenzregion Maas-Rijn-Noord, Rijn-Waal, GronauEnschede, Ems-Dollart und Maas-Rijn aufgebaut, mit dem Ziel, Patientinnen und Patienten, die sich behandeln lassen, vor Infektionen zu schützen. Die Zusammenarbeit mit den Niederlanden im Rahmen der Deutsch-Niederländischen Raumordnungskommission (UK Nord) und der grenzüberschreitenden Arbeit der Euregio und der EmsDollart-Region (EDR) mit den nordost-niederländischen Provinzen Gelderland, Drenthe, Fryslân, Groningen und Overijssel ist fortzuführen; das schließt im Fall der UK Nord und der Euregio auch die Zusammenarbeit mit Nordrhein-Westfalen ein.
Niedersächsischer Landtag – 16. Wahlperiode
Drucksache 16/5037
Der Landtag bekundet sein nachhaltiges Interesse, die Zusammenarbeit auch auf parlamentarischer Ebene mit den Provinciale Staaten der nordost-niederländischen Nachbarprovinzen fortzusetzen, um themenbezogen Angelegenheiten von beiderseitigem Interesse in den zuständigen Gremien zu erörtern. Der Landtag begrüßt daher die darauf zielende Initiative (des Vorsitzenden) des Präsidiums der Provinciale Staaten der Provinz Groningen. Der Landtag bittet die Landesregierung, sich dafür einzusetzen, 1.
dass im Sinne der besseren Verständigung die Angebote zum Unterricht in der niederländischen Sprache in der Grenzregion wie auch Schulkooperationen in der allgemeinen und beruflichen Bildung und Maßnahmen zur Lehreraus- und -fortbildung ausgeweitet werden;
2.
dass der Programmraum von INTERREG V A im Förderzeitraum 2014 bis 2020 so abgefasst wird, dass die Potenziale in den Regionen vor allem bei Energie, Mobilität, Hochschulkooperationen und Wissenstransfer, dem Tourismus und bei Innovationen im Bereich der kleinen und mittleren Unternehmen umfassend einbezogen werden, d. h. im Einzelnen, –
dass eine zusätzliche Finanzierung der EMS ermöglicht wird,
–
dass Kooperationen zwischen niedersächsischen und niederländischen Hochschulen unterstützt und ausgeweitet werden,
–
dass der regelmäßige Kulturaustausch weiter verstärkt gefördert wird,
–
dass Auszubildende, die Teile der Ausbildung im jeweiligen Nachbarland absolvieren möchten, unterstützt werden;
3.
dass das niederländische Fernsehen in das deutsche Kabelnetz eingespeist wird;
4.
dass ein gemeinsamer nicht nur regionaler, grenzüberschreitender Arbeitsmarkt weiter ausgebaut wird;
5.
dass die Verkehrsplanung im Bahn-, Straßen- und Wasserstraßenbereich enger aufeinander abgestimmt und die grenzübergreifende Verkehrsentwicklung weiter verbessert wird;
6.
dass die neue Initiative der Europäischen Kommission, Förderung von grenzüberschreitender Infrastruktur mit in die grenzüberschreitenden Strukturfonds aufzunehmen, unterstützt und dieser Ansatz aktiv begleitet wird; In diesem Zusammenhang ist der Vorschlag der europäischen Kommission, den TEN-Korridor (Transeuropäische Netze) Amsterdam-Warschau über den Ausbau der Verkehrsinfrastruktur für grenzüberschreitende Güter- und Personenbeförderung aufzugreifen und sind dafür konkrete Konzepte, die Straßen, Schienen und Schifffahrtswege beinhalten, zu entwickeln;
2
7.
dass die zukünftige Zusammenarbeit durch regelmäßige Treffen der Parlamentarier aus den Niederlanden und Niedersachsen und durch Arbeitskreissitzungen der einzelnen Fraktionen auf dem Boden des Nachbarlandes in den angrenzenden Provinzen unterstützt wird;
8.
dass die Rolle des EIZ beim Ausbau der gewünschten Kooperation klar definiert wird.
(Ausgegeben am 18.07.2012)
NIEDERSÄCHSISCHE STAATSKANZLEI 17.07.2012
Ministerpräsident David McAllister: „Die Landesregierung arbeitet weiter intensiv am Ausbau der Beziehungen mit den Niederlanden“ HANNOVER. Die Niedersächsische Landesregierung wird die Zusammenarbeit mit den benachbarten Niederlanden weiter vertiefen. Dafür sprach sich Ministerpräsident David McAllister heute Abend im Niedersächsischen Landtag bei der Beratung eines Antrages der Fraktionen von CDU und FDP „Zusammenarbeit zwischen Niedersachsen und den Niederlanden – Die Chancen im Europa 2020 gemeinsam nutzen“ aus. „Wir können auf eine langjährige vertrauensvolle und vielfältige Zusammenarbeit mit unseren niederländischen Nachbarn blicken. Die Landesregierung steht in intensivem Dialog sowohl mit der niederländischen Regierung in Den Haag und ebenso mit den nordniederländischen Provinzen Drenthe, Fryslân, Groningen und Overijssel.“ Der Ministerpräsident hob das Vorzeigeprojekt „European Medical School“ besonders hervor: Erstmals werde ab dem Wintersemester 2012 / 2013 mit diesem länderübergreifenden Studiengang der Rijksuniversiteit Groningen und der Carl von Ossietzky Universität Oldenburg das Fach Medizin im Bachelor-Master-System angeboten. „Die Landesregierung investiert für den Aufbau des Medizinstudiengangs ab 2012 Mittel in Höhe von 57,5 Mio. Euro. Wir sind mit dem Modell in dieser Form einmalig in Europa“, sagte der Ministerpräsident. Eine engere Abstimmung mit den Niederlanden soll beim Ausbau des grenzüberschreitenden Verkehrsnetzes erfolgen. So soll die Europastraße 233, die von Hoogeveen an die A 1 bei Cloppenburg heranführt, zügig ausgebaut werden. Sie ist eine wichtige Verbindungsstrecke zwischen Niedersachsen und dem Norden der Niederlande. „Mit den Kommissaren der Königin der vier nordniederländischen Provinzen bin ich übereingekommen, dass wir bei der Niederländischen Regierung um Unterstützung für den Ausbau des Teilstücks von der A 31 bei Meppen bis zur A 1 bei Cloppenburg werben. Mit diesem Beitrag der Niederländer sehe ich gute Chancen, dass das Bundesverkehrsministerium die grenzübergreifende Bedeutung der E 233 anerkennt und den Ausbau schneller realisiert“, sagte David McAllister.
Nr. 129/12 / Dr. Franz Rainer Enste Pressestelle Planckstraße 2, 30169 Hannover
Tel.: (0511) 120-6946 Fax: (0511) 120-996946
www.stk.niedersachsen.de E-Mail:
[email protected]
2
Der Ministerpräsident kündigte an, dass die Landesregierung die regionalen EUFörderprogramme stärker mit den Nachbarn abstimmen werde: „Bereits am 19.Juli 2012 wird Staatssekretär Dr. Liersch in Schiphorst mit dem EU-Kommissar für Regionalpolitik Hahn und den Kommissaren der Königin der nordniederländischen Provinzen zusammentreffen. In den Gesprächen wird es um die Gestaltung des grenzübergreifenden EU-Förderprogramms INTERREG V A gehen, das Niedersachsen aktuell gemeinsam mit Nordrhein-Westfalen und den Niederlanden aufstellt.“ Die Abstimmungen über das künftige INTERREG V A-Programm seien – so der Ministerpräsident weiter – schon frühzeitig begonnen worden, um in optimaler Weise EUFördermittel für die Grenzregion gewinnen zu können. Insbesondere bei der Nutzung von erneuerbaren Energien gebe es viele sich ergänzende Potenziale. „Das Land Niedersachsen will die Energiepartnerschaft weiter ausbauen. Denn auf den Gebieten Windenergie und Biogas ist viel Wissen in der Grenzregion vorhanden. Wir können uns zu einem gemeinsamen Kultur- und Wirtschaftsraum entwickeln und so zu einer europäischen Musterregion werden“, so David McAllister abschließend.
Nr. 129/12 / Dr. Franz Rainer Enste Pressestelle Planckstraße 2, 30169 Hannover
Tel.: (0511) 120-6946 Fax: (0511) 120-996946
www.stk.niedersachsen.de E-Mail:
[email protected]