1
Wat is een geneesmiddel?
Inleiding In de Wet op de geneesmiddelenvoorziening worden geneesmiddelen omschreven als: stoffen die bestemd zijn om te worden gebruikt of die worden aangeduid of aanbevolen als zijnde geschikt voor: – het genezen, lenigen of voorkomen van enige aandoening, ziekte, ziekteverschijnsel, pijn, verwonding of gebrek bij de mens; – het herstellen, verbeteren of wijzigen van het functioneren van organen bij de mens; – het stellen van een medische diagnose door toediening aan of aanwending bij de mens. In deze omschrijving valt een aantal dingen op. Bijvoorbeeld dat het gebruik, het aanduiden of aanbevelen van een stof voor een ziekte, die stof tot een geneesmiddel maakt. Aan de andere kant wordt er een duidelijke beperking gesteld: het moet gaan om het gebruik bij de mens. Het gebruiken van een geneesmiddel hoeft niet altijd te betekenen dat de gebruiker een ziekte heeft. Denk maar aan de anticonceptiepil. Deze bevat stoffen die het functioneren van organen bij de mens wijzigen. Daarom valt ook ‘de pil’ onder de genoemde definitie van een geneesmiddel. Al in de oudheid maakte de mens gebruik van geneesmiddelen voor genezing of voor verlichting van ziekten. De geneesmiddelen waren toen uitsluitend van plantaardige, dierlijke of menselijke oorsprong. Ook nu wordt daarvan nog wel gebruikgemaakt. Denk maar eens aan menselijk bloed voor bloedtransfusies. Plantaardig of dierlijk materiaal wordt tegenwoordig gebruikt als grondstof bij de productie van geneesmiddelen, vooral met behulp van biotechnologie.
14
Geneesmiddelenkennis voor doktersassistenten
Op dit ogenblik komt het allergrootste deel van de geneesmiddelen uit de farmaceutische fabriek. Door ontwikkeling van steeds nieuwe technieken bij de bereiding, zal de rol van plantaardig, dierlijk en menselijk materiaal steeds minder belangrijk worden.
Register der verpakte geneesmiddelen
‘over the counter’
Zelfzorg of uitsluitend recept Een geneesmiddel mag alleen met toestemming van de (Europese) overheid in de handel worden gebracht. De voorwaarden daarvoor zijn dat een fabrikant moet kunnen aantonen dat het geneesmiddel werkzaam is bij de betreffende ziekte en dat het geneesmiddel in de aanbevolen dosering niet schadelijk is. Als aan deze voorwaarden is voldaan, wordt een geneesmiddel ingeschreven in het Register der Register der verpakte geneesmiddelen verpakte geneesmiddelen (RVG) en krijgt het een toelatingsnummer. Niet elke stof is even gevaarlijk. Iedereen weet wel dat een eenvoudige pijnstiller weinig problemen met zich mee brengt bij normaal gebruik. En dat andere stoffen bij ondeskundig gebruik levensgevaarlijk kunnen zijn. Om die reden heeft de overheid bepaald dat een aantal stoffen uitsluitend op medisch advies mag worden gebruikt. Dat betekent dat ze alleen op recept van een arts door de apotheek mogen worden meegegeven. We noemen dit de uitsluitend recept(UR)-geneesmiddelen. Verder is er een groep geneesmiddelen die naar het oordeel van de overheid bij normaal gebruik weinig problemen oplevert. Daarom is voor deze groep een ruimere verspreiding via apotheken en drogisten toegestaan. De mensen beslissen dan zelf of ze dat geneesmiddel willen gebruiken. We noemen deze middelen zelfzorgmiddelen of OTC-preparaten (‘over the counter’). ‘over the counter’
1.1
chemische naam
stofnaam
Naamgeving van geneesmiddelen
Veel mensen noemen een hoofdpijntablet een aspirientje. Waar komt die naam vandaan? Ieder geneesmiddel heeft drie namen: – De chemische naam. Dit is de naam waaronder de chemische chemische naam is. Deze naam wordt bij de toepassing van het gestof bekend neesmiddel nooit gebruikt. De chemische naam van het aspirientje is bijvoorbeeld 2-acetoxy-benzoëzuur. – De stofnaam of generieke naam. Dit is de naam waaronder de stofnaam stof internationaal bekend is. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft hiervoor lijsten opgesteld. In ons voorbeeld is de stofnaam acetylsalicylzuur. – De merknaam, specialiténaam, handelsnaam of ook wel fantasie-
1
15
Wat is een geneesmiddel?
naam: dit is de naam die de fabrikant of handelaar aan de chemische stof toekent. De naam Aspirine is de merknaam die de fabrikant Bayer aan de stof acetylsalicylzuur toekent. De bedoeling van een merknaam is het verkrijgen van een rechtsbescherming. Iedereen mag na een bepaalde periode acetylsalicylzuur in de handel brengen, maar alleen Bayer mag dat doen onder de naam Aspirine. Deze merknaam is wettelijk beschermd. In teksten wordt de geneesmiddelnaam soms vergezeld van de tekens: ® of ™. Deze tekens geven aan dat het om merknamen gaat.
merknaam
merknaam
In de verschillende naslagwerken worden meestal de stofnaam en specialiténaam gebruikt. Onder die namen zijn de geneesmiddelen terug te vinden. De huisartsen in Nederland schrijven zo veel mogelijk voor op stofnaam. Dat wil zeggen dat ze op het recept alleen de stofnaam vermelden. De apotheker kan dan beslissen welk middel meegegeven wordt. De apothekers zijn met de zorgverzekeraars overeengekomen dat in de apotheek zo goedkoop mogelijke middelen worden afgeleverd. De apotheker kan dan zelf beslissen of dat het specialité of het goedkopere generieke preparaat moet zijn. 1.2
Reclame voor geneesmiddelen
Farmaceutische firma’s proberen hun geneesmiddelen op allerlei manieren bij artsen ‘in de pen’ te krijgen. Dit doen ze onder meer via het sponsoren van medische festiviteiten, het organiseren van wetenschappelijke bijeenkomsten, via reclame in medische bladen en door middel van de zogenaamde artsenbezoekers (vertegenartsenbezoekers van geneesmiddelfabrikanten). De artsenbezoekers woordigers proberen via direct contact met artsen – en het daarbij overhandigen van relatiegeschenken – het voorschrijven van de eigen middelen te bevorderen. Uit onderzoek is overigens gebleken dat de artsenbezoekers vooral verkoper zijn en veel minder verstrekkers van informatie. Vooral over de eventuele bijwerkingen van nieuwe medicijnen wordt dikwijls gezwegen.
artsenbezoekers
16
Geneesmiddelenkennis voor doktersassistenten
Figuur 1.1 Een ambitieuze artsenbezoeker. Reclame gericht op patiënten De laatste jaren richt de farmaceutische industrie zich ook steeds vaker direct op de patiënten, in de hoop dat zij hun artsen onder druk zetten om het nieuwe middel voor te gaan schrijven. Zo zijn veel patiënten- en consumentengroepen en zogenaamde medische sites op het internet vaak innig verweven met de farmaceutische industrie. Zelfs journalistieke artikelen in kranten of weekbladen zijn tegenwoordig dikwijls gesponsord – of worden zelfs compleet aangeleverd – door de fabrikant. Nog erger wordt het wanneer de patiënt direct, door bijvoorbeeld reclame op tv, wordt benaderd over een gezondheidsprobleem en daarbij verwezen wordt naar de huisarts voor een effectief middel. Uiteraard gaat het dan over een middel dat door de opdrachtgever voor de reclamespot op de markt is gebracht. Valse voorlichting In de prachtige folders van de geneesmiddelfabrikanten word je al snel op het verkeerde been gezet doordat ze de zaken mooier voor-
1
17
Wat is een geneesmiddel?
bloedsuikerspiegel (mmol/l)
spiegelen dan ze zijn. Vooral met de statistische uitkomsten van onderzoeken kan erg gegoocheld worden. In de volgende grafieken zie je daarvan een voorbeeld. In de grafiek links wordt het effect van bloedsuikerverlagend middel A vergeleken met het nieuwe bloedsuikerverlagende middel X. Men heeft in dit onderzoek tweehonderd patiënten gedurende twee weken gecontroleerd en uiteindelijk de gemiddelde bloedsuikerspiegel (= de concentratie van suiker in het bloed) van elke dag in een grafiek gezet. In de afbeelding zie je links de grafiek zoals die in de glimmende folder van de fabrikant is opgenomen. Het lijkt inderdaad dat middel X een aanmerkelijke verbetering (want lagere bloedsuikerspiegel) is ten opzichte van het oude middel A. Wat echter niet direct opvalt, is dat de grafiek links niet bij een bloedsuikerspiegel van 0 begint, maar bij 7,7 mmol/l (een ‘geknipte Y-as’). Als je dezelfde resultaten in een grafiek zet waarbij je wel netjes bij 0 begint, zie je de grafiek rechts. Er blijft dan maar heel erg weinig over van het door de fabrikant spectaculair genoemde verschil. Daarbij moet je je ook nog eens realiseren dat een onderzoeksgroep van tweehonderd patiënten voor geneesmiddelonderzoek heel erg klein is. Het verschil kan dus ook heel makkelijk door alleen toeval verklaard worden. 8,5 8,4 8,3 8,2 8,1 8,0 7,9 7,8 7,7
middel A
middel X
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 dag 1 t/m 14
10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 dag 1 t/m 14
Figuur 1.2 Een voorbeeld van het anders voorspiegelen van resultaten met behulp van een ‘geknipte Y-as’. We moeten dus erg voorzichtig zijn met de informatie die vanuit de farmaceutische industrie komt.