4
1.
Persoonsgegevens
Verwerking van persoonsgegevens
Het inwinnen, verwerken en uitgeven van informatie is een van de belangrijkste processen binnen het sociaalagogisch werkveld. De manier waarop dit moet en kan, wordt in meerdere wetten vastgelegd. We vinden bepalingen terug in de wet op de patiëntenrechten of het decreet rechtspositie van de minderjarige. De wet die de meest primordiale rechten en plichten omschrijft, is evenwel de wet op de verwerking van de persoonsgegevens, die we navolgend beschrijven. Het is opmerkelijk dat hulpverleners doorgaans goed op de hoogte zijn van de regels inzake het beroepsgeheim, maar minder van de na te leven regels inzake informationele privacy (Vermeulen, 2008:215). Toen30 een privéfirma, die in opdracht van een gemeente foutparkeerders beboette en parkeerbonnen inde, een honderdtal overtreders dagvaardde wegens niet betalen, beet ze in het zand. De vrederechter oordeelde dat “de manier waarop de firma de identiteit van de bestuurders opspoorde via de gemeente en via de Dienst voor Inschrijvingen van Voertuigen een schending van de privacywetgeving was”. Het recht op privacy moet worden gerespecteerd “tenzij de wet daar anders over beslist”. Steden en gemeenten zijn bevoegd voor het innen van boetes van parkeerovertredingen en mogen daartoe persoonsgegevens opslaan. De inning werd evenwel uitbesteed aan privéfirma’s, die alvast volgens het oordeel van een rechter, op basis van de privacywetgeving, niet gerechtigd waren om die persoonsgegevens op te slaan. De steden en gemeenten wisten vanzelfsprekend dat ze hier fout zaten, maar hoopten dat iedereen stilzwijgend zijn boetes betaalde, en acht op de tien chauffeurs deden dit ook. We staan er niet meer bij stil, maar in ons dagelijks leven geven wij vaak persoonlijke gegevens prijs aan anderen. Bij de geldautomaat toetsen we onze geheime code in, bij een bestelling on line toetsen we gegevens in zodat onbekenden geld van onze bankrekening kunnen halen, bij een telefonische enquête verklappen we aan een vriendelijke stem (die weet waar we wonen, hoe oud onze kinderen zijn, wie onze werkgever is) in welke winkels we de voorbije maand met ons gezin aankopen gedaan hebben en hoeveel geld we eraan besteed hebben, bij het ziekenfonds vertellen we bijna fier welke vetarme margarine we eten en hoe vaak we naar de sauna gaan om een korting op onze ziekteverzekering te krijgen. In talloze bestanden van de overheid, direct marketing, gezondheidszorg, bank- en verzekeringswezen, zowel als in de registers van de lokale fitnessclub waar we proberen af te slanken, als de boetiek waar we onze broeken kopen, zijn ontelbare gegevens over ons nietig persoontje opgeslagen. We leven met kaarten die in een mum van tijd een deel van ons bestaan verklappen via elektronische snelwegen: klantenkaarten, tankkaarten, lidkaarten, uitleenkaarten, kortingskaarten, toegangskaarten etc.; telkens we die kaarten door een lezer halen weet iets iets over ons. Onze elektronische identiteitskaart maakt ons tot een open boek. Door de hedendaagse informatie- en communicatietechnologieën kan zowat alles over iedereen door om het even wie opgeslagen en verwerkt worden. We hebben er geen
Intersentia – Rudy Schellaer t
113
Wat er van te zeggen
zicht meer op wie wat over elk van ons weet, en wat men met die kennis aanvangt. We raken de controle kwijt, dreigen onze rechten te verliezen en bloot te staan aan misbruik. Wie voelt zich niet eens bekeken door bewakingscamera’s in winkelstraten en wil weten wie die opnames bekijkt? Wie krijgt geen spam in zijn mailbox, en hoe komt het dat men opgenomen blijkt te zijn in lijsten van personen met mogelijke erectieproblemen of geldgebrek, of beide? Zoals we reeds eerder aangaven, komt hierbij de nadruk te liggen op DAT-informatie. Iemand weet dat we in een bepaalde straat waren, maar weet daarom nog niet wat we daar deden. Sinds 1992 bestaat er in België een wet tot de bescherming van de persoonlijke levenssfeer bij de verwerking van de persoonsgegevens, kortweg de Wet op de Verwerking van de Persoonsgegevens (WVP) die – een beetje ten onrechte – gekend is als de privacywet en precies omschrijft op welke manier en onder welke omstandigheden persoonlijke gegevens mogen worden verwerkt en doorgegeven. De WVP en het beroepsgeheim hebben allebei een privacybeschermend karakter. Ze verschillen van elkaar doordat het beroepsgeheim een strafwetsartikel is dat de vertrouwelijkheid binnen de relatie tussen hulpverlener en cliënt waarborgt, terwijl de WVP de correcte opslag en verwerking van persoonlijke gegevens beoogt en een veel groter toepassingsgebied heeft. De WVP heeft betrekking op het verzamelen, invoeren, verwerken en uitvoeren van informatie, het beroepsgeheim op de uitwisseling ervan. Artikel 5 van de WVP geeft een limitatieve lijst van zes condities voor toelaatbare verwerking van persoonsgegevens: • als de betrokkene zijn ondubbelzinnige toestemming geeft; • ter uitvoering van een overeenkomst of van precontractuele maatregelen waarbij betrokkene, het datasubject, partij is; • als een verplichting wordt nagekomen die opgelegd is door een wet, decreet of ordonnantie; • ter vrijwaring van een vitaal belang van de betrokkene; • bij de vervulling van een taak van openbaar belang of die deel uitmaakt van de uitoefening van het openbaar gezag; • voor de behartiging van het gerechtvaardigd belang van de verantwoordelijke voor de verwerking of van de derde aan wie de gegevens worden verstrekt, mits het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van het datasubject die aanspraak maakt op bescherming uit hoofde van deze wet, niet zwaarder doorwegen. Buiten deze opgesomde gevallen mag verwerking van persoonsgegevens niet. Dus voor men overgaat tot het verzamelen en verwerken van persoonsgegevens, moet de verantwoordelijke nagaan op grond van welk legitimiteitscriterium de verwerking kan plaatsvinden. Zo kan in het algemeen gesteld worden dat de verwerking van persoonsgegevens van studenten door hogeronderwijsadministraties toegelaten is wanneer zo’n verwerking kadert binnen het onderwijsgebeuren. Een dergelijke verwerking situeert zich dan bin-
114
Intersentia – Rudy Schellaer t
4
Persoonsgegevens
nen de uitvoering van de algemene opdracht van hogeronderwijsinstellingen zoals bepaald in diverse decreten31 (Vermeulen, 2008:201). Aangezien privacy een strikt individueel recht is, kan een betrokkene altijd zijn toelating geven om zijn persoonsgegevens te verwerken als er geen andere wettelijke toelatingsgronden daartoe zijn. De wet omschrijft de ‘toestemming van de betrokkene’ als “elke vrije, specifieke en op informatie berustende wilsuiting waarmee de betrokkene of zijn wettelijke vertegenwoordiger aanvaardt dat persoonsgegevens betreffende de betrokkene worden verwerkt”. Aangezien begeleiders niet telkens de toestemming kunnen vragen als er mogelijk persoonsgegevens worden opgeslagen, kan men ervoor opteren de betrokkene de toestemming te laten geven bij het afsluiten van een contract of bij de opname in een voorziening, bijvoorbeeld door het ondertekenen van een afstandsclausule. Deze clausule kan eventueel opgenomen worden in het (huishoudelijk) reglement van de voorziening. Deze toestemming moet te allen tijde ingetrokken kunnen worden en de gegevens mogen voor geen andere doelstelling worden verwerkt dan deze waarvoor de toestemming gegeven werd. Een toestemming wordt dus niet voor eens en voor altijd gegeven. Het mag nooit de bedoeling zijn de cliënt zo ruim mogelijk te laten afzien van zijn rechten, integendeel. De positie van de cliënt is immers zwak: als hij het reglement niet accepteert, kan hij niet opgenomen worden in de voorziening en wordt hem hulp of begeleiding geweigerd. Daarom is het noodzakelijk dat de voorziening zelf heel zorgzaam omspringt met deze afstand van beschermingsrecht van persoonsgegevens. Opdat het geen blinde toestemming zou zijn, moet de afstandsclausule precies en bevattelijk omschrijven welke gegevens op welke manier voor welke doeleinden verwerkt worden en bovendien moet duidelijk zijn aan welke derden en met welk doel de betreffende gegevens, geheel of gedeeltelijk, (kunnen) worden meegedeeld. De cliënt moet dus zicht krijgen op alle processen van gegevensverwerking gedurende zijn verblijf in de voorziening of samenwerking met de organisatie. Naar de geest van de wet zou men er moeten naar streven de afstand van persoonsgegevensbescherming te beperken tot die gevallen waarin het noodzakelijk is voor een adequate hulpverlening en begeleiding van de cliënt. Met persoonsgegevens wordt in de WVP bedoeld: iedere informatie betreffende een natuurlijke persoon die geïdentificeerd of identificeerbaar is. Wat precies bedoeld wordt met informatie, is in de wet niet omschreven, waardoor de wet ruim dient te worden geïnterpreteerd en zowel betrekking heeft op de naam van een persoon, als op foto’s, telefoonnummers, e-mailadressen of biometrische gegevens. Registratie bij anonieme hulpverlening, zoals bij de Holebifoon, Tele-onthaal of de Zelfmoordlijn, valt niet onder de wet, omdat de hulpvragers zich niet identificeren en de opgeslagen gegevens niet kunnen leiden tot identificatie van een persoon. Onder verwerken wordt elke activiteit verstaan die men met de persoonsgegevens verricht, zoals verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, doorgeven, verspreiden, ter beschikking stellen, met elkaar in verband brengen en vernietigen.
Intersentia – Rudy Schellaer t
115
Wat er van te zeggen
Workshop 13
Informatieoverdracht en een jongen van zestien Opzet & doelstellingen De deelnemers beoordelen stellingen over informatieoverdracht binnen bijzondere jeugdzorg, waarbij ze vertrekkende van verschillende beschrijvingen van een jongere. Ze onderkennen daarbij de invloed die uitgaat van een bepaalde manier van beschrijven.
Verloop & instructies De groep wordt verdeeld in twee groepen. De deelnemers van beide groepen krijgen dezelfde stellingen voorgelegd, maar vooraf krijgen ze verschillende beschrijvingen te lezen van eenzelfde jongere. “Jullie krijgen de beschrijving van een jongere die binnenkort naar een andere voorziening zal verhuizen. Je krijgt de informatie die men zal doorgeven aan de voorziening waar de jongere in de toekomst zal verblijven. Die andere voorziening had laten weten dat ze niets meer verwachtte dan een korte globale schets, hoogstens één pagina. Daarna vragen we jullie om enkele vragen te beantwoorden.” Beschrijving versie 1 David is een jongen van 16 jaar. De reden voor opname in een voorziening van bijzondere jeugdzorg was ‘agressief gedrag tegenover de maatschappij’. David kreeg ook als diagnose ADHD mee en neemt hiervoor sinds vijf jaar rilatine. Het is van uiterst belang dat hij deze dosis dagelijks krijgt. Elke vrijdagavond komt zijn moeder hem ophalen in de voorziening, en hij verblijft in het weekend bij haar. Ze schieten beiden goed op. David is een sociale voelende jongen, ondanks zijn agressieve kant. Tweemaal per week voetbalt hij en hij kijkt graag naar films. Beschrijving versie 2 David is een jongen van 16 jaar. De reden voor opname in een voorziening van bijzondere jeugdzorg was ‘agressief gedrag tegenover de maatschappij’. Zo gaf hij een buschauffeur enkele rake klappen toen die hem aansprak op zwartrijden. Ook in de voorziening kan hij agressief zijn naar andere jongeren toe en reageert hij zich af door met meubelen te gooien. Hierbij kan hij enorm schelden. David wil sociaal zijn, maar door ADHD wordt het contact met anderen, o.a. zijn medebewoners, bemoeilijkt. Dit merk je uit de vele conflicten tussen David en zijn omgeving. Voor zijn ADHD neemt hij rilatine. Als hij zijn medicijn vergeet, zet hij de boel op stelten. Het is van uiterst belang dat hij deze dosis dagelijks krijgt. Elke vrijdagavond komt zijn moeder hem ophalen in de voorziening, en hij verblijft in het weekend bij haar. Ze schieten beiden goed op. David speelt voetbal. Op het plein is hij heel gedreven en reageert zich af. Hij gaat volledig in het spel op, maar dit escaleert vaak in negatief gedrag als hij verliest. Hij kijkt graag naar films en wordt er rustig van. Vrijdagavond komt zijn moeder hem ophalen in de voorziening. Hij kijkt hier steeds naar uit, maar verwacht dat zijn moeder stipt om 17 uur aan de voorziening staat. Wanneer dit niet het geval is, raakt hij gefrustreerd en wordt prikkelbaar. Wanneer je hem dan aanspreekt, begint hij te roepen en te schelden.
116
Intersentia – Rudy Schellaer t
4
Persoonsgegevens
“Beoordeel de volgende stellingen met: 1 volledig oneens 2 oneens 3 neutraal 4 eens 5 volledig eens.” Stellingen a. De jongere moet het volledige verslag te lezen krijgen voor het wordt doorgegeven aan de andere voorziening. b. De jongere kiest zelf of deze info wordt doorgegeven of niet. c. Het is belangrijk om vooral de negatieve punten door te geven. d. Door deze informatie-uitwisseling ontstaan er vooroordelen. e. De jongere is verantwoordelijk voor zijn eigen daden waardoor het gerechtvaardigd is om deze informatie door te geven. f. Men moet zich beperken tot enkel medische gegevens, dus ADHD en relatine. g. De hulpverlener heeft het recht om subjectieve informatie mondeling toe te voegen aan de beschreven informatie. Dit kan in een gesprek met begeleiders van de andere voorziening. h. Eenmalige gebeurtenissen moeten vermeld worden in het verslag, dus hadden er nog meer details in mogen staan. i. De jongen moet de kans krijgen om zijn eigen mening toe te voegen aan deze informatie. Er worden groepjes van telkens twee deelnemers gemaakt die elk een verschillende beschrijving gekregen hebben. “Nu jullie dit gescoord hebben, zullen we de antwoorden bespreken. We zullen dit eerst doen in groepjes van twee¸ daarna in grotere groep. Jullie hebben namelijk een verschillende beschrijving gekregen. Bekijk de beschrijvingen die jullie gekregen hebben en probeer na te gaan of die beschrijving invloed heeft gehad op het beantwoorden van de vragen.”
Praktisch Aantal deelnemers: individueel, groep Materiaal: beschrijvingen en lijst met stellingen Duur: 1u
Intersentia – Rudy Schellaer t
117
Wat er van te zeggen
Workshop 14
Informatieopslag en -uitwisseling Opzet & doelstellingen Door het bespreken van concrete casussen reflecteren de deelnemers over informatieopslag en –uitwisseling binnen een voorziening of organisatie en geven aan welke de ethische dilemma’s zijn die zich kunnen stellen.
Verloop & instructies De deelnemers krijgen een reeks casussen die ze na lezing met elkaar bespreken. “Jullie krijgen een reeks concrete casussen waarbij zich mogelijk een probleem stelt met het hebben of doorgeven van informatie. Neem de tijd om de casussen goed door te lezen. Probeer voor jezelf te bepalen of er al dan niet een probleem is met informatieopslag en –uitwisseling. Als er een probleem is, probeer dan zo precies mogelijk te omschrijven welk ethisch dilemma of welke deontologische fout zich aandient.” Casussen a. In een home voor volwassenen ligt het logboek in de teamkamer. Daarin staat alle recente informatie over de bewoners, zoals afspraken, voorvallen, agogische informatie, etc. Het boek ligt in de teamkamer omdat het gemakkelijk is om het daar in te vullen en te consulteren. In de teamkamer komen de begeleiders en het ondersteunend personeel. De bewoners komen er sporadisch, bijvoorbeeld om iets af te geven, iets te vragen of voor een korte babbel tussendoor. Tot een jaar geleden zat de deur van de teamruimte altijd op slot, maar het team heeft er nu voor gekozen om ze open te laten als blijk van vertrouwen naar de bewoners toe. Als op een dag begeleider Victor in de teamruimte komt, staat bewoner Renske in het logboek te kijken. Het boek ligt opengeslagen op een bladzijden met agogische informatie over een andere bewoner. Victor wijst Renske erop dat hij altijd vragen mag stellen als hij informatie wil, maar het logboek niet zomaar mag komen inkijken. De volgende dag betrapt Victor Renske opnieuw terwijl hij in het logboek snuistert. Als Victor het voorval op de teamvergadering brengt, blijken ook andere begeleiders al bewoners betrapt te hebben bij het inkijken van het logboek. Er gaan stemmen op om het logboek uit de teamruimte weg te halen, wat als groot nadeel heeft dat de begeleiders het ergens elders zullen moeten gaan invullen, bijvoorbeeld op de bureau van de sociale dienst (op de tweede verdieping!). b. Een begeleidster moet voor de rechtbank een verslag schrijven over een cliënte. Omdat het maandag klaar moet zijn, neemt ze het dossier in het weekend mee naar huis. Maandag heeft ze het verslag klaar en het dossier zit terug in de kast van de voorziening. c. Tamara, een meisje van 15, vertelt aan de coördinator dat ze in het weekend soms een joint rookt. Ze beklemtoont dat ze dit niet in de voorziening doet en verklapt ook de naam van een jongen die wel in de voorziening joints rookt. Het interne reglement bepaalt dat bij een vermoeden van druggebruik er een medische controle volgt en een doorzoeking van de kamer. Tamara vraagt om niets over haar joints te vertellen aan het team; ze vindt dat mag worden doorgegeven dat de jongen in de voorziening rookt.
118
Intersentia – Rudy Schellaer t
4
Persoonsgegevens
d. Als een cliënt nieuw is in de voorziening, wordt het doorverwijzingsverslag van de voorziening waar de cliënt voordien verbleef voorgelezen op de teamvergadering. Daarna wordt het in het bureau van de directie achter slot en grendel bewaard. Het wordt nooit meer ingekeken. e. De vzw De Naarstige Werker maakt geen dossiers op van de cliënten die begeleid worden. Voor cliënten wordt haalbaar werk gezocht en het is de bedoeling dat ze, na een periode van begeleiding, doorstromen naar het reguliere arbeidscircuit. Als reden voor het ontbreken van een dossier geeft men op dat er bij gewone tewerkstelling ook geen persoonlijk dossier wordt opgesteld. Dat men er niet tuk op is om die persoonlijke gegevens bij elke cliënt te verzamelen, speelt wellicht ook een rol. Op een dag zakt Erwin, een man die extern een job heeft gekregen, op de werkvloer door zijn benen. Hij wordt op een stoel geholpen en heeft schuim om de mond. Er wordt contact opgenomen met de begeleider van de vzw, maar die weet evenmin wat de oorzaak kan zijn. Er wordt verondersteld dat het een vorm van epilepsie is. Men wil Erwin naar de huisarts brengen, maar niemand weet wie zijn huisarts is. Ook Erwin kan die vraag niet beantwoorden. Uiteindelijk komt de begeleider Erwin ophalen en brengt hem naar huis, bij zijn ouders. Als zij met Erwin naar de huisarts gaan, blijkt hij een lichte hartaanval gehad te hebben. f. In een voorziening zitten de medische gegevens afzonderlijk opgeborgen in een kast. Die kast is nooit op slot. Iedereen is ervan overtuigd dat niemand, behalve de dokters, daarin kijkt. g. In een voorziening laat men de bewoners, volwassenen met een fysieke beperking, (ook) een persoonlijk logboek bijhouden. Ze moeten dit in de ik-persoon schrijven. Ze zijn verplicht dit geregeld in te vullen en mogen zelf beslissen wie het mag inkijken. De individuele begeleider moet het altijd mogen inkijken, al was het maar om te controleren of het wel wordt aangevuld. h. Bij het verlaten van het Medisch Pedagogisch Instituut (MPI) krijgt de jongere of jong volwassene een samenvatting van zijn dossier. Dit bevat de belangrijkste gegevens die tijdens zijn verblijf zijn opgetekend. Het volledige dossier kan eventueel in overleg met de betrokkene of de wettelijke vertegenwoordiger gebruikt worden om een vervolgopvang te zoeken. Na de bespreking probeert men tot een synthese te komen. “Als we de casussen en de bespreking globaal beschouwen, welke zijn dan de kernproblemen die zich stellen m.b.t. het opslaan, verwerken en uitwisselen van informatie? Met welke ethische dilemma’s kan je geconfronteerd worden bij informatieverwerking?”
Praktisch Aantal deelnemers: individueel, groep 10-tal deelnemers Materiaal: lijst met casussen Duur: 1u
Intersentia – Rudy Schellaer t
119