RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 14 december 2000 (19.12) (OR. fr) 14647/00
Interinstitutioneel dossier: 2000/0208 (CNS)
LIMITE FIN 595 EUM 134 EUROPOL 49 DROIPEN 62
VERSLAG van: aan: nr. vorig doc.: nr. Comv.: Betreft:
de Groep fraudebestrijding het Comité van permanente vertegenwoordigers 13733/00 FIN 491 UEM 129 EUROPOL 37 DROIPEN 57 + ADD 1 10847/00 FIN 321 UEM 105 EUROPOL 21 DROIPEN 37 - COM(2000) 492 def. Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bescherming van de euro tegen valsemunterij I
1.
De Commissie heeft het in hoofde genoemde voorstel op 28 juli 2000 bij de Raad ingediend. Het voorstel moet de euro een hoog niveau van bescherming bieden tegen vervalsing en valsemunterij. Het beoogt de rechtsbescherming van eurobankbiljetten en -munten te vergroten en behelst de bewerking van technische en statistische informatie in verband met namaak, de bewerking van de operationele en strategische gegevens en de samenwerking en wederzijdse bijstand.
2.
Het voorstel is gebaseerd op de artikelen 123, lid 4, derde zin, en 308 VEG. Het Europees Parlement en de Europese Centrale Bank zijn wel geraadpleegd maar hebben hun advies nog niet uitgebracht.
14647/00
gys/DL/wb DG F II
1
NL
3.
De Groep fraudebestrijding heeft zich, op basis van het advies van de Juridische dienst van de Raad 1, in verschillende vergaderingen in september, oktober, november en december, gebogen over een tekstontwerp van het voorzitterschap dat alleen de onderdelen van het Commissievoorstel overneemt die kans maken om te worden aangenomen in het kader van een verordening binnen de toepassingsgebied van het EG-Verdrag.
4.
In de vergadering van 26 en 27 november 2000 heeft de Raad op basis van het verslag van het Comité van permanente vertegenwoordigers 2 gewezen op het belang van een algemene regeling voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij, nota genomen van de voortgang die de Groep heeft gemaakt en bevestigd dat het van belang is om via een verordening die onder het EG-Verdrag valt spoedig een regeling aan te nemen die de euro doeltreffend beschermt tegen valsemunterij. II
5.
De ontwerp-tekst van het voorzitterschap zoals die luidt na de werkzaamheden van de Groep fraudebestrijding op 11 en 12 december 2000, staat in de bijlage van dit verslag. Over de tekst is een akkoord bereikt, met uitzondering van de onderstaande punten. a)
Rechtsgrondslag De Deense, de Duitse, de Zweedse en de Britse delegatie maken een voorbehoud bij de enige rechtsgrondslag (artikel 123 (VEG), lid 4, derde zin) en spreken zich uit voor hetzij de dubbele rechtsgrondslag die de Commissie voorstelt (artikel 123 (VEG), lid 4, derde zin, en artikel 308 (VEG), hetzij artikel 308 (VEG) als enige grondslag.
b)
Bevoegde nationale autoriteiten (BNA) (artikel 2, onder b)) De Oostenrijkse en de Duitse delegatie maken een voorbehoud bij de definitie van deze autoriteiten en zijn van oordeel dat de politiële of justitiële autoriteiten niet onder de verordening mogen vallen omdat hun activiteiten uitsluitend onder titel VI van het VEU ressorteren. Die delegaties koppelen de aanvaarding van de artikelen waarin de NBA's zijn vermeld (artikelen 3 t/m 8 en 10) aan de formulering van artikel 2, onder b).
1 2
doc. 12364/00 JUR 351 FIN 395 UEM 114 EUROPOL 32 + COR 1 (fr) doc. 13733/00 FIN 491 UEM 129 EUROPOL 37 DROIPEN 57 + ADD 1
14647/00
gys/DL/wb DG F II
2
NL
De Italiaanse, de Luxemburgse en de Nederlandse delegatie maken een voorbehoud bij artikel 2, onder b), aangezien zij van oordeel zijn dat het actieterrein van de BNA's te ruim wordt als daarin ook de constatering van activiteiten inzake valsemunterij wordt opgenomen. c)
Verplichtingen van de kredietinstellingen (artikel 6) De Luxemburgse delegatie maakt een algemeen voorbehoud bij de inhoud en de reikwijdte van het artikel. De Britse delegatie wil in lid 1 de term "na controle" schrappen en in lid 2 een verwijzing opnemen naar het opzettelijke karakter van de nalatigheid. Voorts handhaven meerdere delegaties hun studievoorbehoud.
d)
Overige voorbehouden Meerdere delegaties handhaven in deze fase voorbehouden bij artikel 1, lid 1, artikel 3, lid 3, artikel 4, lid 2, artikel 5, lid 2, en de artikelen 7 en 11 (zie bijlage). III
6.
De Groep fraudebestrijding geeft het Comité van permanente vertegenwoordigers in overweging om te trachten overeenstemming te bereiken over de belangrijkste nog openstaande punten, zodat de Raad de tekst kan afronden als een leidraad waarover het dienstig is opnieuw het Europees Parlement en de Europese Centrale Bank te raadplegen.
_______________
14647/00
gys/DL/wb DG F II
3
NL
BIJLAGE Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot vaststelling van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij 1
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
[Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name artikel 123, lid 4, derde zin,] 2 [Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, met name artikel 308,] Gezien het voorstel van de Commissie, Gezien het advies van het Europees Parlement, Gezien het advies van de Europese Centrale Bank, Overwegende hetgeen volgt: ........
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
1 2
Voorbehoud voor parlementaire behandeling van DK, FIN en UK. Voorbehoud van DK, D, S en UK bij de rechtsgrondslag van artikel 123, lid 4, derde zin (zie verslag, punt 5a).
14647/00 BIJLAGE
gys/DL/wb DG F II
4
NL
Hoofdstuk 1 - Doel en definities Artikel 1 Doel 1. Doel van deze verordening is het vaststellen van de nodige maatregelen [met het oog op het in omloop brengen van de eurobiljetten en -munten onder zodanige omstandigheden dat bescherming tegen valsemunterij gewaarborgd is.] 1 2. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder valsemunterij verstaan: . a)
iedere bedrieglijke vervaardiging of verandering van eurobiljetten of -munten, welk middel ook gebezigd moge zijn om het resultaat te bereiken;
b)
het bedrieglijk in omloop brengen van valse eurobiljetten of -munten;
c)
het invoeren, uitvoeren, vervoeren, ontvangen of zich verschaffen van valse of vervalste euro-biljetten of -munten, waarvan men weet dat zij vals zijn, teneinde deze in omloop te brengen;
d)
het bedrieglijk vervaardigen, ontvangen, zich verschaffen of in bezit hebben van: -
werktuigen, voorwerpen, computerprogramma's of andere middelen welke naar hun aard bestemd zijn voor de vervaardiging van valse eurobiljetten of -munten dan wel voor de verandering van eurobiljetten of -munten,
of -
hologrammen of andere bestanddelen van eurobiljetten of -munten ter beveiliging tegen valsemunterij.
3. Deze verordening is van toepassing voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij, onverminderd de toepassing van het nationale strafrecht.
1
Voorbehoud L, dat als alternatief voorstelt: "met het oog op de bescherming van eurobiljetten en -munten tegen vervalsing en valsemunterij".
14647/00 BIJLAGE
gys/DL/wb DG F II
5
NL
Artikel 2 Definities In deze verordening wordt verstaan onder: a)
"valse bankbiljetten" en "valse muntstukken": in euro luidende bankbiljetten en muntstukken dan wel bankbiljetten en muntstukken die de uiterlijke kenmerken van eurobiljetten of -munten hebben en bedrieglijk zijn vervaardigd of veranderd;
b)
"bevoegde nationale autoriteiten": [de autoriteiten die door de lidstaten zijn aangewezen voor] 1: -
het verzamelen en analyseren van de technische en statistische gegevens over valse bankbiljetten, met name de nationale centrale banken of andere gemachtigde organen;
-
het verzamelen en analyseren van de technische en statistische gegevens over valse muntstukken, met name de nationale munten, de nationale centrale banken of andere gemachtigde organen;
-
het verzamelen en analyseren van gegevens over vervalsing van de euro en de analyse daarvan, met name de in artikel 12 van het Verdrag van Genève bedoelde nationale centrale bureaus;
-
[de constatering van activiteiten inzake valsemunterij] 2;
c)
"technische en statistische gegevens": gegevens aan de hand waarvan kan worden vastgesteld of bankbiljetten of muntstukken vals zijn (technische beschrijving van het soort vervalsing), alsmede gegevens over de aantallen valse bankbiljetten en valse muntstukken, met name over hun geografische oorsprong;
d)
"Verdrag van Genève": het op 20 april 1929 te Genève ondertekende "verdrag ter bestrijding van de valsemunterij" 3;
e)
"Europol-overeenkomst": de overeenkomst van 26 juli 1995 tot oprichting van Europol. 4
1
Voorbehoud A en D; deze delegaties willen niet dat de politiële of justitiële autoriteiten hieronder vallen (zie verslag, punt 5b). Voorbehoud I, L en NL: verzoek om schrapping van dit streepje (zie verslag, punt 5b). Volkenbond, Recueil des Tratés, nr. 2623 (1931), blz. 372. PB C 316 van 27.11.1995, blz. 1.
2 3 4
14647/00 BIJLAGE
gys/DL/wb DG F II
6
NL
Hoofdstuk 2 - Technische en statistische gegevens Artikel 3 Verzameling en toegang 1. De technische en statistische gegevens over valse bankbiljetten en valse muntstukken die in de lidstaten zijn ontdekt, worden door de bevoegde nationale autoriteiten verzameld en geïnventariseerd. Deze gegevens worden aan de Europese Centrale Bank toegezonden met het oog op opslag en bewerking. 2. De Europese Centrale Bank verzamelt en bewaart de technische en statistische gegevens betreffende in derde landen ontdekte valse bankbiljetten en valse muntstukken. 3. [De bevoegde nationale autoriteiten en de Commissie, voorzover zulks onder haar bevoegdheden valt, hebben toegang tot de technische en statistische gegevens van de Europese Centrale Bank. Ook Europol heeft toegang tot die gegevens krachtens een door Europol met de Europese Centrale Bank gesloten akkoord, conform de desbetreffende bepalingen van de Europol-overeenkomst en de op basis daarvan aangenomen bepalingen.] 1 Artikel 4 Verplichte inlevering van valse bankbiljetten ter identificatie 1. In overeenstemming met de Europese Centrale Bank wijst iedere lidstaat een nationaal analyse-centrum (NAC) aan of richt hij er een op volgens de nationale wetgeving en gebruiken. 2. De bevoegde nationale autoriteiten staan toe dat bankbiljetten waarvan wordt vermoed dat zij vals zijn, door het NAC worden onderzocht, en leggen het NAC ter analyse en identificatie onverwijld [ten minste één exemplaar 1] 2 voor van elk type bankbiljet waarvan wordt vermoed dat het vals is, alsmede de technische en statistische gegevens waarover zij beschikken. Het NAC doet de Europese Centrale Bank ieder nieuw type bankbiljet toekomen waarvan wordt vermoed dat het vals is, volgens de door de ECB vastgestelde criteria. 3. Lid 2 is eveneens van toepassing tijdens strafrechtelijke onderzoeken, tenzij het noodzakelijk blijkt alle bankbiljetten waarvan wordt vermoed dat zij vals zijn, als bewijsmiddel te gebruiken. 4. De Europese Centrale Bank deelt het eindresultaat van haar analyse en van haar classificatie van elk nieuw type vals bankbiljet mee aan de bevoegde nationale autoriteiten, alsmede aan de Commissie voorzover zulks onder haar bevoegdheden valt. De Europese Centrale Bank deelt dit resultaat mee aan Europol overeenkomstig het in artikel 3, lid 3, bedoelde akkoord.
1
2
Voorbehoud UK; stelt de volgende formulering voor " De toegang van Europol tot die gegevens wordt geregeld bij een door Europol met de Europese Centrale Bank gesloten akkoord, conform de desbetreffende bepalingen van de Europol-overeenkomst en de op basis daarvan aangenomen bepalingen. Voorbehoud B, E, P: stellen voor dit te vervangen door "alle nodige exemplaren".
14647/00 BIJLAGE
gys/DL/wb DG F II
7
NL
Artikel 5 Verplichte inlevering van valse muntstukken ter identificatie 1. Iedere lidstaat wijst een nationaal centrum voor de analyse van muntstukken (NCAM) aan of richt er een op volgens de nationale wetgeving en gebruiken. 2. De bevoegde nationale autoriteiten staan toe dat muntstukken waarvan wordt vermoed dat zij vals zijn, door het NCAM worden onderzocht, en leggen het NCAM ter analyse en identificatie onverwijld [ten minste één exemplaar 1] 1 voor van elk type muntstuk waarvan wordt vermoed dat het vals is, alsmede de technische en statistische gegevens waarover zij beschikken. Het NCAM doet het Europees technisch en wetenschappelijk centrum (ETWC) ieder nieuw type muntstuk toekomen waarvan wordt vermoed dat het vals is overeenkomstig de door laatstgenoemd centrum vastgestelde criteria; daartoe stelt de Europese Centrale Bank de technische en statistische gegevens betreffende de valse muntstukken in euro waarover zij beschikt, aan de NCAM’s ter beschikking. 3. Lid 2 is eveneens van toepassing tijdens strafrechtelijke onderzoeken, tenzij het noodzakelijk blijkt alle muntstukken waarvan wordt vermoed dat zij vals zijn, als bewijsmiddel te gebruiken. 4. Het ETWC analyseert en classificeert elk nieuw type vals muntstuk en deelt het des-betreffende eindresultaat van zijn analyse mee aan de bevoegde nationale autoriteiten, alsmede aan de Commissie en de Europese Centrale Bank voorzover zulks onder hun respectieve bevoegdheden valt. De Europese Centrale Bank deelt dit resultaat mee aan Europol overeenkomstig het in artikel 3, lid 3, bedoelde akkoord.
1
Voorbehoud B, E, P; stellen voor dit te vervangen door "alle nodige exemplaren".
14647/00 BIJLAGE
gys/DL/wb DG F II
8
NL
Hoofdstuk 3 - Verplichtingen en sancties Artikel 6 1 Verplichtingen van de kredietinstellingen 1. De kredietinstellingen in de zin van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen 2, gewijzigd bij Richtlijn 2000/28/EG van 18 september 2000 3, alsmede alle andere instellingen die beroepshalve deelnemen aan de verwerking en verstrekking aan het publiek van bankbiljetten en muntstukken, met inbegrip van de instellingen waarvan de activiteit bestaat in het wisselen van bankbiljetten of muntstukken van verschillende valuta’s, zoals wisselkantoren, hebben de verplichting om na controle alle ontvangen eurobiljetten en -munten waarvan zij redenen hebben om te vermoeden dat deze vals zijn, uit omloop te nemen. Zij leveren die in bij de bevoegde nationale autoriteiten. 2. De instellingen die niet voldoen aan de verplichtingen van lid 1 zijn onderworpen aan doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties. 3. De lidstaten delen de Commissie en de Europese Centrale Bank de tekst van de voor de toepassing van dit artikel vastgestelde bepalingen mee binnen een termijn van één jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
Hoofdstuk 4 - Samenwerking en wederzijdse bijstand Artikel 7 4 Samenwerking met het oog op de bescherming van de euro tegen valsemunterij 1. Met het oog op een efficiënte bescherming van de euro werken de lidstaten, de Commissie en de Europese Centrale Bank onderling samen. Zij werken tevens samen met Europol overeenkomstig de Europol-overeenkomst en de op basis daarvan aangenomen bepalingen. Daartoe zullen de Commissie en de Europese Centrale Bank met Europol onderhandelen over een akkoord, met het oog op de sluiting daarvan te gelegener tijd.
1
2 3 4
Algemeen studievoorbehoud bij dit artikel; voorbehoud L, dat zich verzet tegen het opleggen van resultaatverplichtingen aan kredietinstellingen; voorbehoud UK, dat voorstelt om in lid 1 "na controle" te schrappen en in lid 2 "die opzettelijk niet voldoen aan ..." op te nemen. PB L 126 van 26.05.2000, blz. 1. PB L 275 van 27.10.2000, blz. 37. Voorbehoud van A bij dit artikel; L stelt voor de leden 2 en 3 te schrappen aangezien die reeds onder lid 1 vallen.
14647/00 BIJLAGE
gys/DL/wb DG F II
9
NL
2. De bevoegde nationale autoriteiten, de Commissie en de Europese Centrale Bank werken in het kader van hun respectieve taken met name samen door: -
het uitwisselen van informatie over de preventie van valsemunterij en de bestrijding van het in omloop brengen van valse biljetten en valse muntstukken;
-
het geregeld uitwisselen van informatie over de gevolgen van valsemunterij met het oog op een strategische analyse;
-
onderlinge bijstand op het gebied van de preventie van valsemunterij en de bestrijding van het in omloop brengen van valse bankbiljetten en valse muntstukken, bestaande in met name wetenschappelijke ondersteuning en opleiding, met logistieke bijstand van de lidstaten.
3. In het kader van de onderlinge bijstand voorzien de in artikel 12 van het Verdrag van Genève bedoelde nationale centrale bureaus en de Europese Centrale Bank alsmede, voorzover nodig, de Commissie in het kader van hun respectieve bevoegdheden en onverminderd de rol van Europol, in een systeem van berichtenuitwisseling voor de technische gegevens (vroegtijdige waarschuwing). Artikel 8 Centralisatie van de gegevens op nationaal niveau 1. Elke lidstaat zorgt ervoor dat nationale informatie over gevallen van valsemunterij vanaf de eerste constatering wordt gemeld aan het nationale centrale bureau, met het oog op doorzending aan Europol via de nationale Europol-eenheid. 2. Elke lidstaat treft de nodige maatregelen om de uitwisseling van informatie tussen het nationale centrale bureau en de nationale Europol-eenheid te garanderen. Artikel 9 Externe betrekkingen 1. De Commissie en de lidstaten werken samen met derde landen en internationale organisaties, in nauw overleg met de Europese Centrale Bank. Conform de bepalingen inzake de preventie van illegale activiteiten die vervat zijn in de samenwerkings-, associatie- en pretoetredingsovereenkomsten, omvat die samenwerking de bijstand die nodig is om vervalsing van de euro te voorkomen en te bestrijden. 2. De Raad ziet erop toe dat in de samenwerkings-, associatie- en pretoetredingsovereenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en derde landen bepalingen worden opgenomen ten behoeve van de uitvoering van artikel 3, lid 2, van deze verordening.
14647/00 BIJLAGE
gys/DL/wb DG F II
10
NL
Hoofdstuk 5 - Slotbepalingen Artikel 10 Bevoegde nationale autoriteiten 1. Elke lidstaat doet de Europese Centrale Bank en de Commissie een lijst toekomen van de in artikel 2, onder b), bedoelde bevoegde nationale autoriteiten. 2. Die lijsten worden in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt. Artikel 11 1 Niet-geautoriseerde bankbiljetten Voorzover mogelijk zijn de artikelen 3, 4, 7 en 8 van deze verordening van toepassing op in euro luidende bankbiljetten die met gebruikmaking van de legale faciliteiten of materialen zijn vervaardigd in strijd met de bepalingen op grond waarvan de bevoegde autoriteiten de munt mogen uitgeven, of die in omloop zijn gebracht in strijd met de voorwaarden waaronder de bevoegde autoriteiten de munt in omloop mogen brengen en zonder toestemming van die autoriteiten. Artikel 12 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Zij is van toepassing met ingang van ....
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.
Gedaan te Brussel, voor de Raad de Voorzitter _____________________
1
Voorbehoud DK, L en UK over de wenselijkheid om dit artikel te handhaven; NL wenst een verwijzing naar artikel 9 op te nemen.
14647/00 BIJLAGE
gys/DL/wb DG F II
11
NL