MIDDEN IN MALI 11.11.2015 tot 10.01.2016 Luifelzaal, de Warande Inhoud van de tentoonstelling
1. Antieke bogolan stoffen – Indigo & basilan-bogolan De oudst bewaarde Malinese stoffen werden in de rots-graven op het plateau van het Dogon gebied terug gevonden. De vondst van dergelijk oud textiel is zeer uitzonderlijk. Het textiel dateert immers uit de 11de en 12de eeuw en werd in de zestiger jaren onder de leiding van een Nederlandse antropoloog uit de rotsen gehaald, waar het vermoedelijk als grafgift in aardewerk potten werd bijgezet. Uit dank gaf het Nationaal Museum van Bamako een belangrijk deel ervan in bruikleen aan Nederland. Deze katoenen weefsels zijn van uitzonderlijke kwaliteit – zowel door hun dichte en complexe binding als door hun kleur, meestal indigo. Het verven werd vroeger steeds door vrouwen uitgevoerd en nagenoeg elk West-Afrikaans dorp had zijn eigen verfsters. Een goed verfbad was en is steeds het resultaat van een complex gistingsproces, tenminste bij gebruik van natuurlijk indigo. Sinds de 19de eeuw wordt ook in Mali veel gebruik gemaakt van synthetisch indigo. Franse verzamelaars brachten in de jaren ’30 van de 20ste eeuw heel wat materiaal mee uit hun kolonies in Afrika. Dit materiaal kwam meestal terecht in het Musée de l’Homme – intussen het briljante Musée du Quai Branly (Parijs). Zo ook de ‘pagnes’ (heupdoeken) in deze tentoonstelling. De zwarte tekening die ofwel uitgespaard ofwel opgetekend is, werd verkregen door het textiel met modder te bewerken (‘bogo’ betekent modder). Niet alleen in Mali werden deze pagnes gemaakt, ook in Senegal, Burkina Faso, Guinea en grote delen van West-Afrika. Aan deze stoffen werd eerst een grondkleur gegeven door onderdompeling in baden met natuurlijke materialen als bladeren of boomschors, waardoor ze varieerden in kleur tussen gelig oker en oranje bruin (‘basilan’). De symboliek van hun tekening was aangepast aan de bestemming: jacht, besnijdenis, geboorte of dood.
2. Eigentijdse bogolans, Boubacar Doumbia (Segou, ° 1954) 6 jonge kunstenaars vormden in 1979 na hun opleiding aan het Institut National des Arts de Mali (INA) in Bamako de groep KASOBANE (het woord is samengesteld uit de beginletters van hun 6 namen). Ze vestigden zich in Segou en bliezen de oude techniek nieuw leven in. Van deze zes is alleen Boubacar Doumbia overgebleven – de andere kunstenaars hebben hun eigen weg vervolgd. Doumbia zette echter door met een meer eigentijdse benadering van de traditionele techniek samen met een toegewijd atelier van medewerkers, die hij zelf opleidde en die hij nog steeds
inspireert. Werd er aanvankelijk nog gewerkt met lappen aaneengenaaid bandweefsel (afkomstig van zo’n 27m lange en 12 cm brede rollen bandweefsel), dan werd er al snel overgeschakeld op een meer gevarieerd en uitgebreider gamma handgeweven stoffen van kleiner en groter formaat, die een minder ruw uitzicht hebben. Tegelijk evolueerden de composities van minder verschillende naar eenvoudiger en grotere motieven. Vanaf de jaren ’90 breidde hij het gamma aanzienlijk uit met de innovatie van interieurtextiel, waardoor de afzetmarkt vergrootte – niet in het minst door het toenemend aantal toeristen. Contacten met Parijse galerieën en designers zorgden voor nieuwe impulsen en kruisbestuivingen. Toch blijft N’DOMO, de naam van het huidige productiehuis, trouw aan zijn roots: een aantal vrouwen werkt immers geheel volgens de traditie binnen het moderne productiehuis en maakt nog steeds bogolans volgens de oude methode, ongeacht de aanpak van de jonge mannelijke garde. Die leert de stiel van de oudere werknemers, die zowel de kwaliteit garanderen als het gamma bestendig vernieuwen. Dat maakt dat zowel het Victoria & Albert Museum (London) als Kenzo belangstelling toonden voor deze stoffen.
3. Eigentijdse bogolans – Souleymane Coulibaly (Koulikoro, ° 1978) Los van de Kasobane –groep, begon de jonge Souleymane Coulibaly 20 jaar later met een eigen atelier, eerst in Bamako (1998), nadien in Segou (2001). Als autodidact slaagde hij er al snel in een eigen designstijl te ontwikkelen, die gebaseerd is op traditionele motieven, die hij uitvergroot en in een nieuwe esthetische context plaatst. Samenwerking met een Franse, een Italiaanse en een Ivoriaanse styliste leidde tot verschillende productielijnen (2004). Zijn atelier van 26 medewerkers bestond uitsluitend uit mannen – de spinsters (met spin-tol of fietswiel) uitgezonderd - die hij één voor één opleidde in functie van een bepaalde taak. In dit CENTRE SOROBLE werken de mannen rechtop staande, terwijl het doek voor hen op een tafel ligt. Dat is nieuw en vraagt bijzonder veel inspanning van de uitvoerder, die zich urenlang over deze bogolans buigt. Traditioneel zaten de vrouwen immers op een klein krukje of mat, terwijl ze op het doek tekenden dat voor hen op een kalebas lag: stel je even voor hoe je een rechte lijn zou trekken op een bolle tafel… geen sinecure! In 2009 werd Coulibaly door de UNESCO onderscheiden voor zijn ontwerp van een bogolan bandweefsel in doek en stro. Jammer genoeg heeft het atelier momenteel zwaar te lijden onder de slechte economische toestand – temeer omdat Coulibaly zijn atelier zonder enige vorm van subsidie had weten uit te bouwen tot een echte coöperatieve, wat een unicum is in Mali.
4. Aboubakar Fofana (Bamako, ° 1967), Les Arbres à Bleu
Hoewel Fofana’s ‘roots’ in Mali liggen, heeft hij zich intussen zo verdiept én in de Franse én in de Japanse cultuur, dat hij geen Afrikaans, Europees of Aziatisch kunstenaar maar een wereldkunstenaar kan worden genoemd. In zijn zoektocht naar authentieke materialen en productiewijzen, kwam hij ook in contact met Vlaams linnen, dat hij nu naast Malinees katoen als basisweefsel gebruikt. Zijn uitgangspunt was nochtans niet zozeer het indigo verven op zich, dan wel de kalligrafie en het effect dat deze (ook Afrikaanse) tekens esthetisch kunnen betekenen los van hun inhoud. Zijn passionele zoektocht bracht hem uiteindelijk bij het summum van verfijning en elegantie: geen kleur om de kleur – maar om de zuiverheid van het procedé… En zo blijken de hoogste ethische en milieuvriendelijke standaarden ook de meest hoogwaardige esthetische producten op te leveren. Niet de hoeveelheid maar de kwaliteit telt - dus geen ‘50 shades of grey’ maar 12 tinten indigo ;-) Ook Fofana werkt met een productieatelier, waarin hij zo’n 30 tal mensen te werk stelt. De duur van de opleiding - zo’n 12 jaar voor mensen die nooit school hebben gelopen- vraagt uiteraard ook van hem een buitengewone inspanning, die hij afwisselt met het geven van workshops aan universiteiten en academies op alle continenten. De aanplant van een eigen indigoveld, waar hij de oude Malinese verftraditie in eer wil herstellen, past eveneens in dit kader. En toch gaan zijn ethisch en esthetisch engagement, de ruggengraat van zijn niet aflatende odyssee, tegelijk gepaard met grote kunstzinnige creaties. Een artistieke duizendpoot!
5. Sebastian Schutyser (Brugge ° 1968), Mali Portraits Schutyser heeft zijn liefde voor Afrika ongetwijfeld meegekregen toen hij als jonge knaap opgroeide in Kongo. Dat veranderde niet toen hij als adolescent politieke wetenschappen in Gent studeerde, waar hij al snel overschakelde naar een opleiding fotografie aan de Academie van Gent. Aan het einde van die opleiding trok hij midden jaren negentig met de fiets door het binnenland van Mali, op zoek naar authentieke ontmoetingen - ver weg van de platgetreden paden. Hij maakte er grote zwart-wit foto’s van lemen moskeeën, foto’s die meermaals werden bekroond en tentoongesteld in eigen land. Maar geïnspireerd door de Malinese fotograaf Seydou Keïta maakte hij ook een reeks portretten, kleurfoto’s met een grootformaatcamera - gaande van bedelaars tot dorpshoofden, van jonge meisjes tot beroemdheden als Ali Farka Touré en Kar Kar. Zijn ‘modellen’ zijn van heel dichtbij gefotografeerd en toch lijken ze veraf, waardoor de relatie met de toeschouwer terzelfdertijd afstandelijk en intiem is. De grote kleurenfoto’s die hij hier tentoonstelt hebben weinig op met het clichébeeld van Afrika, maar tonen zelfbewuste, trotse mensen die recht in de lens kijken. Intussen is hij een internationaal gevierd en vaak gevraagd fotograaf, die thans zelf jonge fotografen opleidt aan de universiteit van Seoul (Zuid Korea).
AANBOD 1. Workshops voor leerlingen uit het (hoger) textielonderwijs en volwassenen met ervaring in textielbewerking a) Masterclass natuurlijk indigo Deze masterclass wordt gegeven door Aboubakar Fofana (zie hoger). De masterclass duurt twee volle dagen. Studio Expo, 21.11 en 22.11, 10 uur tot 17 uur, 225 euro per deelnemer, max. 10 deelnemers
b) Workshop Beeld en bogolan Deze workshop wordt gegeven door Boubakar Doumbia of door Souleymane Coulibaly (zie hoger). Deze workshop duurt een halve, hetzij een volledige dag. Studio Expo, 13.11, 10u tot 17u, 20 euro per deelnemer, max. 15 deelnemers Leegstaande bib, 13.11, 14u tot 17u, 10 euro per deelnemer, max. 15 deelnemers Studio expo, 14.11, 10u tot 17u, 20 euro per deelnemer, max. 15 deelnemers Leegstaande bib, 14.11, 10u tot 17u, 20 euro per deelnemer, max. 15 deelnemers c) Workshop natuurlijke materialen Deze workshop wordt gegeven door Lieve Jacob (atelier bluefingers) en duurt twee volle dagen. Studio expo, 28.11 en 29.11, 10 uur tot 17 uur, 60 euro per deelnemer, max. 10 deelnemers.
2. Lezingen en rondleidingen voor volwassen groepen Er is de mogelijkheid om een introductie op de Malinese cultuur door Willie Van Peer (Sint-Lenaarts, °1947) te boeken, met aansluitend een rondleiding door de tentoonstelling. Gedurende vier decennia duizenden studenten opleiden in de tekstwetenschap, de theorie van de literatuur en de interculturele interpretatie van teksten (aan de universiteiten van Tilburg, Utrecht en München) maken van deze ‘professor’ een oude rot in zijn vak. Zijn honderden publicaties en natuurlijk zijn persoonlijke internationale contacten brachten hem op congressen en universiteiten wereldwijd. Daarbij droeg hij steeds de Derde Wereld - in het bijzonder Afrika - een warm hart toe, gezien hij daar in 1971 zijn carrière begonnen was als leraar Engels. Eenmaal op ‘rust’ woonde hij enige tijd in Segou, samen met zijn partner, Mimi Debruyn - vanwaar zijn betrokkenheid bij deze tentoonstelling.
3. Canapé-causerie met Jan Jansen en de Malinese kunstenaars Jan Jansen is docent aan de universiteit Leiden, afdeling Culturele Antropologie. Hij heeft talrijke publicaties op zijn naam staan en is redacteur van het tijdschrift ‘History in Africa – A Journal of Method’. Voor zijn doctoraat over het ‘Sunjata-epos’ woonde hij enkele jaren bij een familie verhalenvertellers in een klein dorp, waardoor hij hun taal en gewoontes eigen kon maken. Dat epos verhaalt de lotgevallen van Sunjata, die als 'gehandicapt lelijk eendje’ toch wist op te klimmen tot grote leider en stichter
van het grote middeleeuwse Mali-rijk. Het heldendicht over Sunjata is geen "verhaaltje van vroeger": de legendarische koning Sunjata en het Mali-rijk vormen nog steeds de grote inspiratie-bron in het politieke leven van alledag. Verder onderzoek levert nog steeds nieuwe inzichten en hypotheses op – Jan Jansen zal laten zien dat recent onderzoek zowel nieuwe betekenissen van het epos laat zien terwijl er ook voor-Middeleeuwse wortels zichtbaar worden. Stof tot nadenken dus en vooral tot verder onderzoek, want iedereen probeert het laken naar zich toe te trekken.
Colofon Mimi Debruyn (Merksem, °1949) Inhoudelijk werd dit project uitgewerkt door Mimi Debruyn. Als voormalig stafmedewerker tentoonstellingen in De Warande (1980-86) voelt Debruyn zich nog steeds als een vis in het water van De Warande. Haar voorliefde voor textiel gaat terug naar de tijd dat een Berbervrouw haar op een traditioneel weefgetouw leerde weven in volle woestijn (1972). Wol verven kwam er later bij. Haar voorliefde voor ‘oude warme stenen’ gaat terug naar haar opleiding als kunsthistorica en bouwhistorisch onderzoeker: zo maakt ze sinds twee decennia bouw- en landschapshistorische studies voor monumentenzorg. Maar het was de Malinese leemarchitectuur die haar naar Segou leidde, waar ze enige tijd verbleef samen met haar partner, Willie Van Peer.