HANDEL EERSTE GRAAD A KEUZEGEDEELTE • BASISOPTIE
september 2003 LICAP – BRUSSEL D/2003/0279/076
HANDEL EERSTE GRAAD A KEUZEGEDEELTE BASISOPTIE LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS LICAP – BRUSSEL D/2003/0279/076 September 2003 (vervangt D/2002/0279/045) ISBN-nummer: 90-6858-347-6
Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel
Algemene inhoud
Lessentabel ........................................................................................................................5
Keuzegedeelte.................................................................................................................... 7
Basisoptie ................................................................................................................................................... 21
1ste graad A Keuzegedeelte Handel
3 D/2003/0279/076
LESSENTABELLEN
Pedagogische vakbenaming
uren/week
Administratieve vakbenaming
Keuzegedeelte eerste leerjaar A HANDEL Handel
2/4 2/4
TV Handel
Basisoptie
HANDEL Handel
1ste graad A Keuzegedeelte Handel
5 2 3
TV Dactylografie/Handel TV Handel
5 D/2003/0279/076
HANDEL Eerste graad A Keuzegedeelte Eerste leerjaar: 2 of 4 uur/week
1ste graad A Keuzegedeelte Handel
7 D/2003/0279/076
Inhoud
1
Beginsituatie..........................................................................................................9
2
Algemene doelstellingen ......................................................................................9
3
Leerplandoelstellingen en leerinhouden.............................................................9
4
Pedagogisch-didactische wenken en didactische middelen ..........................12
5
Evaluatie ..............................................................................................................18
6
Minimale materiële vereisten .............................................................................19
7
Bibliografie ..........................................................................................................19
8 D/2003/0279/076
1ste graad A Keuzegedeelte Handel
1
Beginsituatie
Er wordt geen specifieke voorkennis verwacht. Het keuzegedeelte Handel geeft de leerlingen de mogelijkheid tot een eerste kennismaking met een aantal typische begrippen en vaardigheden die betrekking hebben op het complexe gebeuren van het dagelijks economisch leven. Via het vak Wereldoriëntatie in het basisonderwijs hebben zij reeds een eerste contact gehad met een aantal aspecten van dit gebeuren. Dit leerplan is bedoeld voor het keuzegedeelte van het eerste leerjaar van de eerste graad. Deze graad is per definitie oriënterend. De nadruk ligt op de vakken van de basisvorming. Het keuzegedeelte Handel heeft een verkennende functie maar is geen voorwaarde voor het volgen van de basisoptie ‘Handel’. In eerste instantie dient de aandacht te gaan naar het ontwikkelen van vaardigheden en attitudes. Bij de kennisverwerving dient de klemtoon eerder te liggen op het kunnen (toepassen, begrijpen, verwoorden ...) dan op louter reproductieve kennis.
2
Algemene doelstellingen
Met het vak Handel in deze module willen wij de leerlingen: 1 laten ervaren dat zij dagelijks in contact komen met verschillende vormen van handel; 2 interesse bijbrengen voor de wereld van de handel; 3 helpen zich kritisch op te stellen tegenover verschillende aspecten van handel; 4 begeleiden bij het maken van een verantwoorde studiekeuze wat betreft de basisopties in het tweede leerjaar van de eerste graad; 5 aandacht bijbrengen voor orde, nauwkeurigheid en correct taalgebruik en hen stimuleren zich die attitudes eigen te maken.
3
Leerplandoelstellingen en leerinhouden
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
Met eigen woorden uitleggen waarom orde, nauwkeurigheid en correcte taal van belang zijn voor wie werkt in de administratie en de handel.
2
Aantonen dat de mens voortdurend geconfronteerd Behoeften wordt met behoeften. • voedsel en drank
3
•
bescherming tegen het weer: kledij, behuizing
•
zich veilig verplaatsen
•
informatie
•
rust en ontspanning
•
gezondheid
Met enkele voorbeelden en in grote lijnen uitleggen • hoe de mensen vroeger probeerden in hun behoef• ten te voorzien en wat de grote verschillen zijn met vandaag. •
1ste graad A Keuzegedeelte Handel
zelf produceren eigen producten ruilen voor producten of diensten van anderen verschil tussen basisbehoeften en gecreëerde behoeften (eten versus snoep; water versus frisdrank)
•
kleding versus modeverschijnselen enz.)
•
…
9 D/2003/0279/076
4
5
6
7
8
9
Het nut en de noodzaak van handel in de geïndustrialiseerde wereld aantonen.
Een eenvoudige definitie van handel geven en met voorbeelden illustreren.
Beknopt de evolutie van de handel aantonen door de eeuwen heen.
Uitleggen wat het verband is tussen maatschappijorganisatie en handel.
Het verband leggen tussen handel en een aantal andere aspecten van de moderne samenleving.
Een aantal mogelijkheden opsommen om aan bepaalde behoeften te voldoen en die mogelijkheden evalueren.
10 Een kritische houding leren aannemen tegenover de vloed aan informatie die de handel verspreidt.
De handel probeert in te spelen op de menselijke behoeften en zoekt er een oplossing voor • voedingswinkels, restaurants, cafés •
kleding, huizenbouw
•
vervoermiddelen
•
boeken, telecommunicatie, media
•
toerisme, uitgangswereld, cultuur
•
ziekenhuizen, apotheken ...
•
...
Handel is het kopen en verkopen van • goederen •
diensten
•
geld
•
informatie
•
...
•
ruilhandel (goederen tegen goederen)
•
goederen tegen geld
•
geldhandel
•
dienstenhandel
•
Europese unie...
•
Primitieve vormen van maatschappijorganisatie, bijvoorbeeld ontwikkelingslanden en de bijbehorende vormen van handel
•
Complexe maatschappijvormen bijvoorbeeld geïndustrialiseerde landen en de bijbehorende complexe vormen van handel
•
Het verschil tussen welvaart en welzijn
•
Handel en communicatie- en informatietechnologie: bijvoorbeeld telefoon, fax, modem, internet ...
•
Handel en energie
•
Handel en nieuwe technologieën: computergestuurde machines, heftoestellen enz.
•
Mogelijkheden om goederen te kopen
•
Beschikbare diensten
•
Evaluatiecriteria: afstand, aanbod, tijdsduur, kwaliteit, en andere
Verschil tussen informatie en pure reclame • vormen •
10 D/2003/0279/076
reclameboodschappen in diverse media
1ste graad A Keuzegedeelte Handel
11 Een reclameboodschap kritisch bespreken.
•
reclameboodschappen in advertenties, radiospot, reclamefilmpjes
•
reclameaanbiedingen in winkels: gunstkoopjes, prijsaanduidingen met korting
12 Persoonlijke criteria opnoemen waaraan een goede aankoop moet voldoen.
Bijvoorbeeld: verhouding prijs - kwaliteit, uitzicht, service van de verkoper, beschikbaar budget, en andere
13 De belangen van koper en verkoper met elkaar vergelijken.
•
koper: goede verhouding prijs – kwaliteit
•
verkoper: rendement en winst
14 Tenminste één voorbeeld geven van georganiseerde belangenvereniging of bescherming van de consument.
Bijvoorbeeld: Testaankoop, tv-consumentenprogramma's, Verbruikersunie, consumenteninformatie van de Bond van Grote en Jonge Gezinnen ...
15 Een aantal courante betalingsmogelijkheden herkennen, opsommen en hanteren en de voor- en nadelen ervan uitleggen.
Betalingsmogelijkheden: • betaling cash •
gebruik van cheque en bankkaart
•
betaalkaarten
•
elektronisch betalen (bv. proton, telefoonkaarten)
•
betalen met een gemengd betalingsdocument als storting of overschrijving
Voor- en nadelen: • risico's bij verlies
16 Een aantal aankoopbewijzen opnoemen, herkennen, begrijpen, lezen en narekenen.
17 Een aantal betalingsbewijzen herkennen, opnoemen, begrijpen en lezen.
•
zicht op besteedbaar budget
•
tijd tussen betalen en effectief geld overmaken
•
betalingsbewijs
•
gemak en tijdbesparing
Aankoopbewijzen als: • kasticket: eenvoudig en gedetailleerd •
factuur
•
kwitantie
•
rekeninguittreksel
•
stortingsbewijs
18 Het belang van schriftelijke bewijsstukken in verband met betalingen aantonen. 19 Een aantal voorbeelden opsommen waaruit blijkt • hoe de goederen bij de klant terechtkomen. •
1ste graad A Keuzegedeelte Handel
zelf goederen halen thuisbezorging: −
door de verkoper
−
door besteldiensten
−
door transportbedrijven
−
door de NMBS
−
door de Post
11 D/2003/0279/076
4
Pedagogisch-didactische wenken en didactische middelen
Leerlingen beseffen niet altijd dat ze vrijwel dagelijks in contact komen met handel. Het is van belang hen dat besef bij te brengen en hen, weliswaar in grote lijnen, te laten ontdekken hoe handel in mekaar steekt. We doen dat aan de hand van thema’s. Verschillende handelsverrichtingen die binnen de eigen levenssfeer van de leerlingen liggen kunnen daarin aan bod komen. Voorbeelden: zakgeld (o.m. sparen, opmaken van een budgetplanning, enz.); het kopen van kleding, tijdschriften, cadeaus, cd’s; reizen en ontspanning; wonen, en andere. In het keuzegedeelte Handel stellen we ons op het standpunt van de consument. Hieronder staan twee voorbeelden van een thematische uitwerking volgens het technologisch stappenplan. Deze thema’s zijn niet verplicht. De leraar kan zelf andere voorbeelden op een gelijkaardige manier uitwerken. Het is niet nodig dat in één thema alle doelstellingen en leerinhouden van het leerplan aan de orde komen. Wel moet het hele leerplan afgewerkt worden in de loop van het schooljaar. Een leerplandoelstelling kan wel omgezet worden in verschillende lesdoelstellingen. Ook is het mogelijk dat binnen een thema lesdoelstellingen aan bod komen die nieuw zijn, dit wil zeggen niet terug te brengen zijn tot een leerplandoelstelling. Scholen die het keuzegedeelte aanbieden voor 2 uur/week, moeten tenminste vier thema’s behandelen. Waar men 4 uur per week aan dit keuzegedeelte besteedt, zal men logischerwijze meer thema’s verwerken. Voorbeelden van een uitgewerkt thema volgens het technologisch concept: Aan de hand van bijvoorbeeld het thema 'kopen' kunnen we vertrekken vanuit een reële koopbehoefte bijvoorbeeld het kopen van een kledingstuk en dit dan uitwerken volgens het schema van het technologisch proces. Op deze wijze brengen we de basisbegrippen en -principes van het aankopen aan. Naar keuze kan men enkele van de leerinhouden en de erbij horende leerplandoelstellingen uit het leerplan in onze lessenreeks rond het thema Kopen opnemen. Het spreekt vanzelf dat specifieke lesdoelstellingen hier ook verder dienen aangevuld te worden. We zorgen ervoor dat de niet behandelde leerinhouden en doelstellingen in een volgend thema ter sprake komen. Voorbeeld 1: Kleding kopen Laat de leerlingen in kleine groepjes beschrijven wat er allemaal gebeurt en waar ze allemaal aan moeten denken wanneer ze een kledingstuk gaan kopen. In een klassengesprek kan men dan alle gegevens verzamelen. Denk onder meer aan volgende vragen: wat wil ik kopen? Wat mag het kosten? Aan welke eisen moet het voldoen? Waar kan ik het kopen? Hoe krijg ik informatie? Op basis waarvan kies ik een verkooppunt? Hoe betalen? Enz... Daarna kunnen de vragen geordend worden volgens het stappenplan van Technologische opvoeding. Stappenplan 1
Omschrijving van de behoeften: Waarom wil ik een nieuwe winterjas kopen? (Het voorbeeld kan uiteraard even goed uitgewerkt worden i.v.m. sportschoenen, een T-shirt, e.a. Het komt er op aan een item te vinden dat de leerlingen aanspreekt.)
•
Om het voldoende warm te hebben (basisbehoefte).
•
Omdat de oude me te klein geworden is.
•
Omdat ik een jas wil die 'in' is (behoefte opgedrongen vanuit de modewereld – consumptiegedrag).
12 D/2003/0279/076
1ste graad A Keuzegedeelte Handel
2
Zoeken naar een oplossing: Hoe kan ik voldoen aan de behoefte aan een nieuwe jas?
•
Ik kan hem zelf maken.
•
Ik kan een jas kopen: Waar kun je jassen kopen (verkooppunten: bv. winkel, markt, tweedehandswinkel, van een vriend(in) overnemen e.a.) Wat verwacht ik eigenlijk van die jas? Hij moet warm zijn, goed passen, modieus zijn en betaalbaar.
3
De uitvoering
•
Waar koop ik mijn jas? Bijvoorbeeld in de winkel
•
Wat komt daar allemaal bij kijken?
4
Ingebruikneming: Ik draag mijn jas
5
Evaluatie
•
Ben ik tevreden over de verhouding prijs - kwaliteit?
•
Vind ik mijn jas mooi?
•
Zit hij goed? Is hij voldoende warm?
•
Is hij gemakkelijk te onderhouden?
•
Ben ik tevreden van de service in de winkel?
•
En andere.
Dit voorbeeld wordt als volgt vertaald in lesdoelstellingen en leerinhouden. LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
Schetsen van de behoeften
1
Omschrijven wat men verstaat onder "basisbehoeften van de mens".
Basisbehoeften: voedsel, bescherming
2
Het verschil aantonen tussen basis- en andere behoeften.
Voorbeelden: • een huis dat beschermt tegen weersomstandigheden voldoet aan een basisbehoefte, een groot of luxueus huis komt tegemoet aan andere behoeften
1ste graad A Keuzegedeelte Handel
•
een eenvoudige maaltijd en een feestelijk etentje
•
een stel warme kleren en een kast vol modeartikelen
•
...
13 D/2003/0279/076
3
Met voorbeelden aantonen dat vrijwel elke aankoop Enkele voorbeelden: kleren, schoenen, voedsel en die we doen, teruggaat op een behoefte. drank, een fiets, een huis (kopen/ huren) ...
4
Met eigen woorden uitleggen dat de handel inspeelt op de behoeften van de mensen, maar ook behoeften creëert
Dankzij de handel kan ik een nieuwe jas kopen. Maar het is ook de handel die mij stimuleert om een nieuwe jas te kopen als de oude nog dienst kan doen
5
De rol van reclame bij het creëren van behoeften duiden.
Bij die nieuwe jas wens ik ook nog een sjaal die past met de stijl van de mantel
22
Zoeken van oplossingen
6
Met eenvoudige voorbeelden aantonen dat het ervaren van een behoefte de mens aanzet tot het zoeken van oplossingen.
Bijvoorbeeld: de behoefte aan bescherming tegen warmte en koude stimuleert de mens tot het maken of kopen van kleren
7
Enkele mogelijkheden opsommen om aan de behoefte aan kleding te voldoen.
•
Zelf kleren maken
•
Kleren laten maken
•
Kleren kopen
•
Winkel
•
Markt
•
Postorderbedrijf
•
...
8
9
Een aantal verschillende aankooppunten opsommen en uitleggen in eigen woorden.
Enkele voor- en nadelen van de verschillende mogelijkheden opnoemen.
10 Met eigen woorden uitleggen hoe en waar men informatie kan opdoen betreffende een geplande aankoop. 11 Persoonlijke criteria opnoemen waaraan een aankoop moet voldoen.
12 De eigen keuze voor een bepaalde aankoopwijze verantwoorden.
3
Bijvoorbeeld: • degelijke kwaliteit •
modieus uitzicht
•
betaalbaar
•
makkelijk wasbaar
•
...
Bijvoorbeeld: de zaak is • gemakkelijk bereikbaar •
bekend om de goede kwaliteit
•
bekend om haar goede service
Uitvoering
13 Een aantal courant gebruikte betalingswijzen opnoemen en in eigen woorden toelichten.
14 D/2003/0279/076
Biljetten en munten = chartaal geld Cheque en bankkaart Betaalkaarten Elektronische betaalkaarten (Proton)
1ste graad A Keuzegedeelte Handel
14
Het gebruik van de verschillende betalingsmogelijkheden beschrijven.
15 Het aankoopbewijs en het betalingsbewijs herkennen, benoemen en interpreteren. 4
Aankoopbewijs, kasticket, factuur Betalingsbewijs: kwitantie, rekeninguittreksel
Evaluatie
16 De criteria die men aan de aankoop gesteld heeft evalueren.
17 Een aantal redenen opnoemen waarom men over de aankoop tevreden of ontevreden is.
Bijvoorbeeld: • degelijke kwaliteit •
modieus uitzicht
•
betaalbaar
•
makkelijk wasbaar
•
...
Persoonlijke verantwoording van de aankoop
Voorbeeld 2: Reizen en ontspanning Laat de leerlingen een reisdoel bedenken (bv. een daguitstap met de klas). In groepjes kunnen ze dan noteren waar ze allemaal moeten aan denken, wat ze moeten doen als ze zo’n uitstap willen organiseren. Denk aan volgende vragen: waarom willen we op reis gaan? Waar kunnen/willen we naar toe? Wat mag de reis kosten? Hoeveel tijd hebben we? Kunnen we alles zelf organiseren? Hoe? Zouden we met onze vragen naar een reisagent kunnen? Enzovoort ... Stappenplan 1
Omschrijving van de behoeften
Waarom wil ik op reis? • ontspanning nodig •
om iets te zien van een bepaalde streek
•
om stress af te reageren
2
Zoeken naar een oplossing (op reis gaan)
•
Via een reisbureau:
•
−
informatie
−
reis plannen: hotel, tickets, uitstappen
Via een plaatselijke toeristische dienst −
•
Via een autocardienst, touroperator, NMBS ... −
•
hotel, bezienswaardigheden, restaurants ...
georganiseerde trips
Alles zelf regelen
1ste graad A Keuzegedeelte Handel
15 D/2003/0279/076
3
Beslissing (uitvoering)
•
Waarheen?
•
Wat moeten we allemaal doen?
•
Formulieren, afspraken, tickets, voorschot betalen ...
•
Routeschema, vreemde munten, betaalkaarten ...
4
Ingebruikneming We gaan op reis
5
Evaluatie: voldoet het aan mijn verwachtingen?
•
Hotel in orde?
•
Eten in orde?
•
Reisweg aangenaam?
•
Bezienswaardigheden?
•
Accommodatie?
•
Prettig?
•
Prijs - kwaliteitsverhouding?
•
Ben ik ontspannen bij thuiskomst?
Lesdoelstellingen en leerinhouden voor het thema 'Reizen en ontspanning'
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
Schetsen van de behoeften
1
Aantonen dat reizen een antwoord kan zijn op verschillende behoeften.
Bijvoorbeeld: de behoefte aan ontspanning, de noodzaak om zich voor zijn werk te verplaatsen, de behoefte om iemand te ontmoeten, om vreemde culturen te leren kennen, en andere
2
Met eigen woorden uitleggen dat de handel inspeelt op de behoefte van de mensen, maar ook behoeften creëert.
•
reisagentschappen
•
touroperators
•
beurzen
3
De rol van reclame bij het creëren van behoeften duiden.
16 D/2003/0279/076
Reclame stelt zoveel mogelijkheden voor en doet het op zo’n manier, dat het lijkt alsof er geen ontspanning mogelijk is zonder reizen
1ste graad A Keuzegedeelte Handel
2
Zoeken van oplossingen
4
Met eenvoudige voorbeelden aantonen dat het ervaren van een behoefte de mens aanzet tot het zoeken van oplossingen.
De behoefte aan ontspanning (meer vrije tijd) stimuleert om op reis te gaan
5
Enkele mogelijkheden om aan de behoefte aan reizen te voldoen.
•
Via reisbureau
•
Via plaatselijk kantoor
•
Via autocardienst, NMBS ...
•
Door zelf te organiseren
6
Enkele voor- en nadelen van de verschillende mogelijkheden opnoemen.
Reisagentschap Voordelen minder opzoeken en voorbereiden minder risico (ervaring) Nadelen prijs minder vrij Zelf doen Voordelen goedkoper vrij Nadelen alles zelf voorbereiden risico groter
7
Met eigen woorden uitleggen hoe en waar men informatie kan opdoen voor een reis.
8
Persoonlijke criteria opnoemen waaraan een reis moet voldoen.
9
3
De eigen keuze voor een bepaalde reis verantwoorden.
Bijvoorbeeld: • betaalbaar (budget) •
gezinssituatie
•
leeftijd
•
sportief of niet
•
rusten
•
bezienswaardigheden
•
trips
•
Gemakkelijker bereikbaar
•
Toeristisch goed uitgebouwd
•
Goede accommodatie
•
Vreemde munten
•
Eurocheque en bankkaart
•
Betaalkaarten
•
Reischeques
Uitvoering
10 Een aantal courant gebruikte betalingswijzen opnoemen en in eigen woorden toelichten hoe je ze op reis kan gebruiken.
1ste graad A Keuzegedeelte Handel
17 D/2003/0279/076
11 De verschillende betalingsmogelijkheden kunnen hanteren.
12 Kunnen uitleggen wat een voucher is en hem vergelijken met andere betalingsbewijzen.
4
•
Contante betaling
•
Overschrijving
•
Storting
•
Factuur + kwitantie
•
Kwitantie
•
Rekeninguittreksel
•
Voucher (bewijs van het boeken van een reis)
Evaluatie
13 De criteria die men aan de reis gesteld heeft, evalueren.
14 Een aantal redenen opnoemen waarom men over de reis tevreden of ontevreden is.
Bijvoorbeeld: • betaalbaar (budget) •
gezinssituatie
•
leeftijd
•
sportief of niet
•
rusten
•
bezienswaardigheden
•
trips
Persoonlijke verantwoording van de reis
Leerplannen van het VVKSO zijn het werk van leerplancommissies, waarin begeleiders, leraren en eventueel externe deskundigen samenwerken. Op het voorliggende leerplan kunt u als leraar ook reageren en uw opmerkingen, zowel positief als negatief, aan de leerplancommissie meedelen via e-mail (
[email protected]) of per brief (Dienst Leerplannen VVKSO, Guimardstraat 1, 1040 Brussel). Vergeet niet te vermelden over welk leerplan u schrijft: vak, studierichting, graad, licapnummer. Langs dezelfde weg kunt u zich ook aanmelden om lid te worden van een leerplancommissie. In beide gevallen zal de Dienst Leerplannen zo snel mogelijk op uw schrijven reageren.
5
Evaluatie
De evaluatie moet duidelijk samenhangen met de lesdoelstellingen (die steunen op leerplandoelstellingen). Test waar mogelijk het inzicht; leerlingen moeten immers ook verbanden leren leggen. Naast de productevaluatie moet ook procesevaluatie de nodige aandacht krijgen. Waar mogelijk maken we gebruik van een permanente evaluatie die uitmondt in een permanente begeleiding. Belangrijk is in elk geval dat niet enkel het eindproduct meetelt, maar ook de manier waarop het resultaat bereikt werd.
18 D/2003/0279/076
1ste graad A Keuzegedeelte Handel
6
Minimale materiële vereisten
Voor de doelstellingen inzake 'initiatie in de handelswereld' zijn er geen specifieke materiële vereisten. De leraar kan alle lessen geven met materiaal dat in elke normaal uitgeruste school aanwezig is.
7
Bibliografie
Voor het keuzegedeelte Handel van het eerste leerjaar bestaan er geen typische naslagwerken of achtergrondinformatie. De leraar kan wel teruggrijpen naar wat er voorzien is voor de hogere jaren. Verder wensen wij de aandacht te vestigen op een aantal publicaties en tijdschriften die uitgegeven worden door het NCMV, NCMV-jongeren en de financiële instellingen. Ook in kranten (o.a. weekendedities) verschijnen geregeld artikels die de leraar informatie kunnen verschaffen. Ook beroepsverenigingen en consumentenverenigingen verspreiden in hun tijdschriften regelmatig artikels die de leraar als documentatiemateriaal kan gebruiken. DILLEMANS, R., DE MOOR, A., Wegwijs recht. Davidsfonds, Leuven. MASSCHELEIN, H., e.a., Praktijkboek voor zelfstandigen en KMO, Recht en wet. Instituut voor Economische Promotie (IEP), Spastraat 8, Brussel, 1992. NCMV Bedrijfsgidsen (in boekvorm en op diskette), NCMV, Spastraat 8,1040 Brussel. NCMV Jonge Ondernemers Startercursus, Spastraat 8, 1040 Brussel. ROMBOUTS, G., VERBERCKT, F., Vademecum voor Handels- en economische wetenschappen. De Sikkel, 1995. Sociale berichten NCMV, Spastraat 8, 1040 Brussel. Detailhandelmagazine, uitgave Hoofdbedrijfsschap detailhandel, Den Haag.
Nuttige adressen Beroepsvereniging van het Krediet Kerselarenlaan 74, 1040 Brussel, tel.: 02 736 11 46 Algemene Economische Inspectie Algemene directie Generaal Lemanstraat 60, 1040 Brussel, tel.: 02 230 90 43 Ministerie van Economische Zaken Dienst Consumptie en krediet E. Jacqmainlaan 154, 1040 Brussel, tel.: 02 206 41 11 Coöperatieve Verbruikersbeweging Hoogstraat 28, 1000 Brussel, tel.: 02 500 52 13, fax: 02 502 71 61 o.a. Kredietgids bestemd voor verbruikers-kredietnemers
1ste graad A Keuzegedeelte Handel
19 D/2003/0279/076
Nationale Christelijke Middenstands Vereniging (NCMV) Spastraat 8, 1040 Brussel, tel.: 02 238 05 11 o.a. een interessante "Gidsen"-reeks Ministerie van Middenstand en Landbouw Zaveltoren Jules Stevinstraat 7, 1000 Brussel. De verbruikersunie Test Aankoop sv (Test Aankoop Magazine, Budget en Recht) Hollandstraat 13, 1060 Brussel Onderzoeks- en informatiecentrum van de verbruikersorganisaties Riddersstraat 18, 1050 Brussel, tel.: 02 547 06 11, fax: 02 547 06 11 Provinciaal Veiligheidsinstituut van Antwerpen Jezusstraat 28, 2000 Antwerpen.
20 D/2003/0279/076
1ste graad A Keuzegedeelte Handel
HANDEL Eerste graad A Basisoptie: 5 uur/week
1ste graad A Basisoptie Handel
21 D/2003/0279/076
Inhoud 1
Inleiding ...............................................................................................................23
2
Lessentabel .........................................................................................................24
3
Beginsituatie........................................................................................................24
4
Algemene doelstellingen ....................................................................................25
5
Algemene pedagogisch-didactische wenken ...................................................26
6
6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8
Leerplandoelstellingen, leerinhouden, pedagogisch-didactischewenken en didactische middelen ......................................................................27 Basisbegrippen en vaardigheden in het gebruik van de computer en de randapparatuur ........................................................................27 Internet en elektronische post ...........................................................................29 Klaviervaardigheid en tekstverwerking.............................................................30 Thema 1: Ontstaan en functie van de handelswereld......................................31 Thema 2: Kopen en verkopen ............................................................................33 Thema 3: Betalen in de handel...........................................................................35 Thema 4: Werken in een kantooromgeving ......................................................36 Thema 5: De handel en de toeristische sector .................................................38
7
Evaluatie ..............................................................................................................39
8
Minimale materiële vereisten .............................................................................40
9
Bibliografie ..........................................................................................................40
6.1
Bijlage: Vlaams ICT-attest (VIA) ..................................................................................... 41
22 D/2003/0279/076
1ste graad A Basisoptie Handel
1
Inleiding
De eerste graad is per definitie oriënterend. De nadruk ligt op de vakken van de basisvorming. De basisopties zijn daarbij richtinggevend voor de latere keuze. De basisoptie Handel moet de leerling de gelegenheid geven zichzelf te leren kennen en oriënteren. Een permanente zorg is dat het kunnen belangrijker is dan het kennen. Samenwerkend leren en zelfstandige verwerking van informatie gaan boven reproductieve kennisverwerving. Extra klemtonen worden gelegd op het ontwikkelen van praktische vaardigheden en attitudes. De basisoptie Handel vertrekt vanuit een theoretisch-technische benadering met accenten op praktische vaardigheden. De praktijkgerichte aanpak krijgt er bijzondere aandacht. In de eerste graad wordt zoveel mogelijk thematisch gewerkt. Via de behandelde thema’s krijgen de leerlingen reeds een beeld van de studierichtingen van de tweede en eventueel ook van de derde graad, meer bepaald van de studierichtingen uit de studiegebieden Handel en Toerisme. Op deze wijze maken de leerlingen kennis met de wereld van handel en toerisme en kunnen zij op het einde van de eerste graad een bewustere keuze maken. Het Vlaams ICT-attest (VIA) Het Vlaams ICT-attest (VIA) wordt uitgereikt aan leerlingen die op het einde van de tweede graad (ASO, KSO, TSO) een basispakket van ICT-kennis, -vaardigheden en -attitudes verworven hebben. Dit basispakket is vastgelegd in 134 doelstellingen en heeft betrekking op de volgende onderwerpen: •
Computer en randapparatuur
•
Besturingssysteem
•
Tekstverwerking
•
Rekenblad
•
Gegevensbeheer
•
Presentaties
•
Internet
•
Algemene vaardigheden en attitudes
Deze VIA-doelstellingen zijn integraal opgesomd in de bijlage achteraan in deze brochure (blz. 24). De VIAdoelstellingen zijn hoofdzakelijk utilitair gericht, maar een aantal algemene vaardigheden en attitudes in het laatste hoofdstuk reiken veel verder dan het strikt utilitaire. De VIA-doelstellingen zijn gespreid over de eerste en tweede graad. Daartoe zijn ze letterlijk opgenomen in het raamplan Informatie- en Communicatietechnologie (eerste graad), in het leerplan Basisoptie Handel (eerste graad, tweede leerjaar) en in het leerplan Informatica (tweede graad, ASO, KSO, TSO). De VIA-doelstellingen zijn telkens gemerkt met een U-teken in de middelste kolom. Alle doelstellingen van het leerplan moeten echter in gelijke mate nagestreefd worden: op dit vlak is er geen onderscheid tussen de VIA-doelstellingen en de andere doelstellingen. Het Vlaams ICT-attest heeft geen wettelijke betekenis, maar wel een groot moreel gezag, want het wordt in gelijke vorm en onder gelijke modaliteiten uitgereikt door alle onderwijsverstrekkers van het secundair onderwijs in Vlaanderen. Uitreiking van het Vlaams ICT-attest op basis van het leerplan Om op het einde van het tweede leerjaar van de tweede graad (ASO, KSO, TSO) het Vlaams ICT-attest te verwerven, worden de leerlingen in de eerste plaats geacht te slagen voor het vak Informatica. Aan leerlingen die op het einde van het 2e leerjaar van de 2e graad ASO, KSO of TSO slagen voor het vak Informatica, wordt derhalve automatisch het Vlaams ICT-attest uitgereikt. Het onderhavige leerplan treedt in voege op 1 september 2003. Een aantal VIA-doelstellingen komen in dat leerplan aan bod. De andere VIA-doelstellingen zullen in de tweede graad gezien worden, waarbij voor die leerlingen pas op dat ogenblik het Vlaams ICT-attest kan uitgereikt worden.
1ste graad A Basisoptie Handel
23 D/2003/0279/076
Het is essentieel dat het Vlaams ICT-attest voldoende geloofwaardigheid weet op te bouwen. Enkel leerlingen die het attest verdienen, mogen het VIA krijgen. Er moet ten alle prijze vermeden worden dat scholen op het einde van de tweede graad het attest automatisch uitreiken aan alle leerlingen, los van het al dan niet geslaagd zijn voor het vak Informatica. Uitreiking van het Vlaams ICT-attest op basis van de checklist De lijst met VIA-doelstellingen (zie bijlage blz. 24) kan tevens gehanteerd worden als een checklist op basis waarvan leerlingen die op het einde van de tweede graad het Vlaams ICT-attest niet verworven hebben, toch het VIA kunnen behalen. Leerlingen die hiervoor in aanmerking komen zijn bijvoorbeeld: •De leerlingen die in de tweede graad niet slagen voor het vak Informatica en dus geen VIA uitgereikt kregen. Zij kunnen in de derde graad als het ware een herkansing krijgen en het attest behalen.
De leerplannen van een aantal studierichtingen van de derde graad bevatten verreweg de meeste VIAdoelstellingen: dit is bijvoorbeeld het geval voor TSO Boekhouden-informatica, TSO Handel, TSO Secretariaat-talen, TSO Informaticabeheer, BSO Kantoor en sommige overeenstemmende zevende jaren BSO en TSO. Leerlingen van deze studierichtingen kunnen dus met een kleine extra inspanning vrij gemakkelijk de resterende doelstellingen verwerven. Deze leerlingen kunnen dus op het einde van het tweede leerjaar van de derde graad het attest behalen. Dit is enkel van toepassing voor 30 juni 2003, 2004, 2005 en 2006; vanaf 30 juni 2007 hebben de leerlingen van het tweede leerjaar van de derde graad het VIA immers in principe in de tweede graad verworven.
In beide gevallen stippen de betrokken leraren op de checklist de VIA-doelstellingen aan die door de leerlingen reeds verworven zijn. Eventueel kunnen zij (in het kader van de lessen Informatica of daarbuiten) ertoe bijdragen dat deze leerlingen de resterende doelstellingen verwerven. De school dient er dan op toe te zien dat deze leerlingen op de resterende doelstellingen geëvalueerd worden. De leerlingen die volgens dit checklist-principe de VIA-doelstellingen verwerven, krijgen het Vlaams ICT-attest uitgereikt.
2
Lessentabel
TV TV
Dactylografie/Handel Handel
2 lestijden/week 3 lestijden/week
Computervaardigheden, klavierbeheersing en de initiatie in de handelswereld worden best op een geïntegreerde manier behandeld. In de ideale situatie is één leraar verantwoordelijk voor de 5 wekelijkse lestijden. Als de school om praktische redenen de opdracht verdeelt over 2 leraren, is een intensieve samenwerking noodzakelijk.
3
Beginsituatie
In het basisonderwijs maken de leerlingen kennis met het economische gebeuren via het vak Wereldoriëntatie. Ook binnen hun dagelijks leven, thuis en op school, worden zij regelmatig - zij het eerder onbewust - met de wereld van de handel geconfronteerd. In het eerste leerjaar A heeft een aantal leerlingen in het keuzegedeelte Handel reeds kennis gemaakt met typische begrippen. Het al dan niet gevolgd hebben van het keuzegedeelte Handel is echter geen voorwaarde om in het tweede leerjaar van de eerste graad de basisoptie Handel te volgen. In het eerste leerjaar A heeft een aantal leerlingen reeds kennis gemaakt met de computer en een aantal vaardigheden verworven, beschreven in het Raamleerplan ‘Informatie- en communicatietechnologie – eerste graad’. Deze leerlingen hebben in principe in het eerste jaar kennisgemaakt met de computerconfiguratie: gegevens, gegevensverwerking en informatie, het computersysteem, verwerking door de computer, opslag van gegevens, invoer en uitvoer van gegevens, communicatie en netwerken. De leerlingen hebben een elementaire vaardigheid verworven in het gebruik van het toetsenbord, de muis en de gebruikersinterface. Dit gebruik werd geïntegreerd aangeboden bij het werken met software. De leerlingen hebben praktisch gebruik gemaakt van de mogelijkheden van het internet. Zij hebben leren surfen en zoekopdrachten uitvoeren. Zij leerden berichten versturen via e-mail.
24 D/2003/0279/076
1ste graad A Basisoptie Handel
De leerlingen hebben kennisgemaakt met enkele elementaire regels betreffende: een ergonomisch correcte houding, een ergonomisch verantwoorde inrichting van de werkplek en potentiële gevaren voor gezondheid en veiligheid. De leerlingen kunnen niet tienvingerblind typen na het eerste jaar. Het is ook mogelijk dat een aantal leerlingen niet het volledige Raamleerplan gezien hebben of in een aantal gevallen kan het ook dat ze nog geen ICT gehad hebben omdat de school waar ze het eerste leerjaar A volgden ICT pas in het tweede leerjaar aanbiedt. De beginsituatie is dus niet voor alle leerlingen dezelfde.
4
Algemene doelstellingen
1
De leerlingen maken kennis met de brede handelswereld wat hen toelaat in de tweede graad een meer gerichte keuze te maken.
2
De leerlingen breiden verder het pakket van ICT-basisbegrippen uit. Dit gebeurt aan de hand van allerlei computertoepassingen uit de handelswereld, aangepast aan het niveau van de leerlingen.
3
Inzake klavierbeheersing verwerven de leerlingen automatismen, die hen toelaten efficiënt om te gaan met computertoepassingen.
4
De leerlingen ontwikkelen een aantal basisvaardigheden zoals: -
5
De leerlingen werken aan een aantal attitudes zoals: -
6
mondelinge en schriftelijke communicatievaardigheden; rekenvaardigheden; sociale vaardigheden: contactbereid zijn, in team samenwerken, initiatieven nemen, afspraken naleven, een assertieve houding aannemen; informatiebronnen raadplegen.
zelfstandigheid, zin voor orde en nauwkeurigheid, kritische ingesteldheid, inzet en doorzettingsvermogen, leergierigheid, nastreven van een correcte houding (aandacht voor ergonomische aspecten), met zorg omgaan met apparatuur en programmatuur, de gewoonte aannemen om een programma op de juiste manier te beëindigen, gegevens en oplossingen controleren en zo nodig corrigeren, zelfredzaamheid die bevorderd wordt door o.a. aandacht te vragen voor berichten op het scherm (hulp, foutmeldingen ...), door zelf richtlijnen op te schrijven in verband met het gebruik van apparatuur of programmatuur.
De leerlingen voelen belangrijke waarden aan zoals: -
respect voor zichzelf en voor anderen, voor het eigen materiaal en het materiaal van anderen, eerlijke en gemotiveerde houding, respect voor het milieu.
1ste graad A Basisoptie Handel
25 D/2003/0279/076
5 1
Algemene pedagogisch-didactische wenken Voorgestelde tijdsverdeling op basis van 25 lesweken per schooljaar: Computervaardigheden en klavierbeheersing 50 lestijden Basisbegrippen en vaardigheden in het gebruik van de computer en de constante aandacht randapparatuur 4 Internet en elektronische post Klaviervaardigheid 36 Tekstverwerking 10 Initiatie in de handelswereld 75 lestijden Thema 1: Ontstaan en functie van de handelswereld 10 Thema 2: Kopen en verkopen 20 Thema 3: Betalen in de handel 20 Thema 4: Werken in een kantooromgeving 15 Thema 5: De handel en de toeristische sector 10 Dit globale pakket wordt bij voorkeur door één leraar gegeven. Kan dit niet, dan moeten beide leraren nauw samenwerken en in een gezamenlijk jaarplan de afstemming van hun leerplandoelstellingen/leerinhouden verzekeren. Van de vijf lestijden per week vinden er in elk geval twee plaats in het computerlokaal voor Computervaardigheden en klavierbeheersing. Voor het deel Initiatie in de handelswereld is het ook noodzakelijk dat de leraar regelmatig beschikt over een computerlokaal voor toepassingen op het internet. Computervaardigheden en klaviervaardigheid worden het best gespreid over het hele schooljaar.
2
Deze basisoptie schept kansen voor het realiseren van vakoverschrijdende eindtermen.
3
Het keuzegedeelte Handel (eerste leerjaar A) vertrekt steeds vanuit het standpunt van de consument. In de basisoptie Handel wordt bovendien gewerkt van uit het standpunt van de handelaar.
4
Aansluiting met de basisvorming.
Deze basisoptie biedt mogelijkheden om horizontale samenhang te realiseren met de vakken van de basisvorming. Enkele voorbeelden: -
Luister-, leesvaardigheid en begrijpend lezen: bv. via specifieke teksten;
gericht luisteren naar een opdracht; eenvoudige handelsgerichte teksten lezen en begrijpen; communicatieve vaardigheden zowel in spreken als schrijven; correcte taal gebruiken, mondeling en schriftelijk; informatie opzoeken en verwerken.
-
Rekenvaardigheden, bv. percentberekeningen in eenvoudige facturatietoepassingen.
-
Organisatievaardigheden: binnen de context van leren leren is het efficiënt organiseren en uitvoeren van opeenvolgende stappen een noodzakelijk aandachtspunt. Belangrijk hierbij:
-
de werkplek ordelijk houden; taken, notities, toetsen bijhouden en klasseren; de agenda overzichtelijk en correct invullen, bijhouden en gebruiken; de aangeleerde procedures toepassen bij het oplossen van taken en opdrachten; zelfstandig werken; in team werken; rustig en geconcentreerd een opdracht tot een goed einde brengen en afwerken.
Ontwikkelen van basisattitudes, bv.
het ontwikkelen van kritische zin. Dit kan gebeuren op basis van zakelijke teksten, bv. via klassengesprekken onder leiding van de leraar. De mening van de leerling kan verschillen van die van de leraar; waar mogelijk is er ruimte voor ethische reflecties; het nemen van initiatieven zoals documentatie verzamelen, video-opnames maken ...
26 D/2003/0279/076
1ste graad A Basisoptie Handel
5
Binnen het kader van de voorgestelde tijdsverdeling is er voldoende ruimte om actuele zakelijke teksten rond de verschillende thema's te bespreken. Men beperkt zich niet tot het begrippenkader maar men behandelt ook aspecten van tekstsamenhang, verband met de actualiteit, commentaar op de inhoud, ethische reflectie enz.
6
De vertrekbasis van elke lessenreeks is een concrete situatie, die voor de leerlingen herkenbaar is. Het gebruik van abstraherende termen en ingewikkelde proces- en/of procedurebeschrijvingen wordt vermeden. De leraar is er zich van bewust dat hij geen cursus economie of boekhouden geeft maar een initiatie in de wereld van handel en toerisme die heel specifieke eigen spelregels heeft. Daarbij is er de nodige aandacht voor leren leren en het ontdekkend leren. Dit betekent dat: -
de opdrachten voor de leerlingen voldoende en duidelijk worden verwoord, met haalbare limieten; leerlingen de kans krijgen om oplossingen te zoeken zonder te vlug als leraar tussenbeide te komen; leerlingen de kans krijgen om zichzelf te verbeteren.
7
Doorbreken van het rollenpatroon is belangrijk: vrouwen kunnen verkoopster zijn, maar ook bankier of zakenvrouw. Ook mannen werken als bediende of verkoper, enz.
8
Zorg ervoor dat leerlingen voldoende doe-activiteiten aangeboden krijgen en actief bij de les betrokken worden. Maak zoveel mogelijk gebruik van praktijkdocumenten, folders, aantrekkelijke reclame, handelsbrieven, brochures van banken, folders van reisbureaus, verzekeringsmaatschappijen ...
9
Waar mogelijk werken we samen met collega's bv. de leraar Nederlands, (het lezen van een handelsgerichte tekst, het schrijven van een brief) godsdienst (ethische reflectie), geschiedenis (bv. de geschiedenis van de ruilhandel), wiskunde (bv. rekenkundige bewerkingen) ...
6
Leerplandoelstellingen, leerinhouden, pedagogisch-didactische wenken en didactische middelen
Computervaardigheden en klavierbeheersing 6.1
Basisbegrippen en vaardigheden in het gebruik van de computer en de randapparatuur
De leerlingen -
verwerven de basisbegrippen in verband met werken binnen een netwerk; beschrijven mogelijkheden en beperkingen van het internet/intranet; zijn zich bewust van de gevaren die het werken met de computer bedreigen zoals virussen, verlies van bestanden door de computer verkeerd af te sluiten …
De leerlingen hebben in het eerste jaar gewerkt om de volgende elementaire vaardigheden te verwerven: -
-
ze vinden alle toetsen terug op het toetsenbord; ze gebruiken gegevensdragers op een correcte en veilige manier; ze werken binnen de grafische gebruikersomgeving met pictogrammen, snelmenu's, dialoogvensters, knoppen, werkbalken, invoervensters, schuifbalken, selectievakjes, keuzerondjes ... en kunnen vensters maximaliseren, minimaliseren, verplaatsen, vergroten of verkleinen; ze maken vlot gebruik van de muis (positioneren, slepen en klikken); ze maken gebruik van de ingebouwde helpfunctie en interpreteren foutmeldingen om problemen op te lossen; ze begrijpen de logische structuur op de schijf en vinden het gewenste bestand; ze kunnen een bestand kopiëren en verplaatsen; ze starten een toepassing en beëindigen deze correct; ze maken doelgericht gebruik van de menustructuur van een programma; ze zijn in staat om vanuit een toepassing een bestand te openen, te wijzigen, te bewaren, af te drukken en te sluiten; ze selecteren op een efficiënte wijze; ze passen de volgende bewerkingen toe op selecties: knippen, plakken en kopiëren.
Deze vaardigheden zijn zo elementair dat ze ook in het tweede jaar permanent aan bod moeten komen bij het werken aan de computer. Wat de leerlingen nog niet kennen, moet nog speciaal aangeleerd en ingeoefend worden.
1ste graad A Basisoptie Handel
27 D/2003/0279/076
Pedagogisch-didactische wenken Doordat de leerling werkt aan computers die met elkaar verbonden zijn in een netwerk zal gedurende het hele schooljaar aandacht besteed worden aan het werken in een netwerk. Het is niet nodig apart tijd te voorzien voor dit leerplanonderdeel. Informatie wordt gegeven wanneer ze nodig is. Problemen die zich voordoen (virus, crash, verkeerd afsluiten, verloren bestanden …) kunnen aanleiding geven tot het dieper ingaan op de mogelijke oplossingen ervan. De leerlingen dienen wel voldoende alert gemaakt te worden om de problemen te voorkomen. Het verder onderhouden van de computervaardigheden gebeurt binnen de thema's aan de hand van toepassingen uit de handelswereld en aangepast aan het niveau van de leerlingen. Het is geenszins de bedoeling op systematische en beroepsopleidende wijze softwareprogramma’s te leren gebruiken. Wel kan men eenvoudige toepassingen laten zien, respectievelijk uitvoeren, bv. -
verwerken van eigen teksten, gebruik van een elektronisch rekenblad om een reeks cijfergegevens in te voeren, uurregelingstabellen, telefoongidsen.
De leraar vertrekt bij de keuze van de programmatuur vanuit een realistisch standpunt. De leerlingen dienen zich een aantal praktische computervaardigheden eigen te maken en dit gebeurt met programmatuur, aangepast aan hun niveau. Er moet iedere les opnieuw aandacht zijn voor het correct uitvoeren van procedures, houding, vingerzetting. Het kan niet voldoende worden beklemtoond dat kennis, vaardigheden en attitudes nagestreefd moeten worden die zo weinig mogelijk tijds- of pakketgebonden zijn. Belangrijk is dat de kennis, vaardigheden en attitudes transfereerbaar zijn naar andere situaties en contexten. De leerlingen moeten getraind worden om steeds nieuwe kennis, vaardigheden en attitudes aan te leren. Daar waar mogelijk moeten de leerlingen gestimuleerd worden om via coaching of helpmenu’s zelfredzaamheid te ontwikkelen. De leerlingen volgen de nieuwe ontwikkelingen en leggen een geordende documentatiemap aan, hetzij individueel of in groepen. Bespreking ervan is noodzakelijk. Hier liggen uitstekende toepassingen voor persoonlijk werk. Ook hier gaat het er niet om op beroepsopleidende wijze met nieuwe evoluties bezig te zijn. Het gaat er wel om de aandacht en interesse van de leerlingen in de computerwereld te kanaliseren. De lessen computervaardigheden worden het best gespreid over het hele jaar, sluiten aan bij de thema's uit 'Initiatie in de handelswereld' en zijn aangepast aan het niveau van de leerlingen. Ze dienen aan bod te komen nadat het betreffende thema behandeld is in de lessen ‘initiatie in de handelswereld’. Enkele voorbeelden: Thema 1 - Ontstaan en functie van de handelswereld Voor het berekenen van het resultaat van de handelszaak brengen de leerlingen de cijfergegevens (omzet, kosten) in. Automatisch wordt de winst berekend en worden de gegevens grafisch voorgesteld. Samen met de leraar wordt het geheel besproken. Thema 2 - Kopen en verkopen De leerlingen halen een document, bv. een offerte, van de schijf en vullen enkele ontbrekende gegevens in zoals naam en adres van de klant, datum ... Het typen van grote stukken tekst wordt vermeden. De bijgewerkte documenten worden bewaard en afgedrukt. Facturen worden opgemaakt waarbij slechts enkele gegevens worden ingevuld zoals de gegevens van de klant, de gegevens van de artikelen. De rest wordt door de computer automatisch berekend. Het bekomen resultaat wordt in de les besproken. Het controleren kan eventueel gebeuren met de op de computer aanwezige rekenmachine.. Thema 3 - Betalen in de handel Via internet kan men je de websites van financiële instellingen raadplegen om informatie over betalen, kredietkaarten … te zoeken. Thema 4 - Werken in een kantooromgeving Bespreek de ergonomische aspecten en controleer ze in de computerklas.
28 D/2003/0279/076
1ste graad A Basisoptie Handel
Toon de leerlingen wat belangrijk is bij het gebruik van de printer in de computerklas. De modem komt aan bod bij het gebruik van het internet. Een link kan gelegd worden met de toepassing van elektronisch betalen waar een modem noodzakelijk is om de gegevens door te sturen naar de financiële instelling. Thema 5 - De handel in de toeristische sector Leerlingen leren uurregelingstabellen gebruiken en eventueel tarieven opzoeken. Het internet is hiervoor een uitstekend medium. Voor het betalen in landen buiten de Eurozone kunnen tabellen aangemaakt worden voor de omrekening van de euro naar een vreemde munt en omgekeerd.
6.2
Internet en elektronische post
Leerplandoelstellingen
Via
Leerinhouden
6.2.1
Het begrip Internet en enkele mogelijkheden U ervan eenvoudig toelichten.
Internet. Bijvoorbeeld surfen, mailen, downloaden.
6.2.2
De functies van een webbrowser omschrijven. U
Webbrowser.
6.2.3
De belangrijkste hulpmiddelen van een brow- U ser functioneel gebruiken bij het navigeren.
Navigatieknoppen, favorieten, geschiedenis.
6.2.4
Met behulp van een browser surfen op het U web. Webpagina’s afdrukken.
Surfen. Hyperlinks.
6.2.5
Een internetadres herkennen en gebruiken U om een internetlocatie op te zoeken. De componenten van een internetadres toelichten.
Domeinnaam. Internetadres (url).
6.2.6
Een zoekinstrument gebruiken om eenvoudi- U ge, gerichte zoekopdrachten op het Internet uit te voeren. Logische operatoren toepassen.
Zoekinstrumenten. Complexe zoekopdrachten (en, of, niet).
6.2.7
Veel bezochte adressen opslaan in een persoonlijke lijst met onderverdelingen.
Favorieten.
6.2.8
De belangrijkste elementen van een e- U mailbericht kennen en hun functie omschrijven.
Onder meer bestemmeling, onderwerp, kopie (cc), blinde kopie (bcc), aangehecht bestand.
6.2.9
Taakgericht werken met e-mail.
U
Onder meer een e-mailbericht openen, afdrukken, intypen en verzenden, beantwoorden, doorsturen.
6.2.10
Werken met aangehechte bestanden.
U
Onder meer een aangehecht tekstbestand openen en afdrukken, een bestand aan een emailbericht hechten en verzenden.
6.2.11
Weten hoe een e-mailadresboek wordt sa- U mengesteld en actueel gehouden.
1ste graad A Basisoptie Handel
E-mailadresboek.
29 D/2003/0279/076
Pedagogisch-didactische wenken De vaardigheden die de leerling ontwikkelt tijdens het werken op het internet kunnen uitstekend gebruikt worden in andere vakken waar opdrachten moeten uitgevoerd worden door gebruik te maken van de mogelijkheden van het Internet. Bij zoekopdrachten zijn het zoekproces en de -methode belangrijker dan het gevonden resultaat. Een zoekopdracht dient dan ook geformuleerd te worden als: "Zoek op de meest efficiënte wijze op …" Resultaten uit zoekopdrachten dienen effectief gebruikt te worden. Voor praktische toepassingen baseert met zich op de inhoud van de thema’s uit het deel “Initiatie in de handelswereld”.
6.3
Klaviervaardigheid en tekstverwerking
Leerplandoelstellingen
Via
Leerinhouden
Klaviervaardigheid 6.3.1
Tienvingerblind gebruiken van het alfanumeriek klavier met aandacht voor de juiste vingerzetting.
De letters (kleine letters en hoofdletters) van het alfabet.
6.3.2
De meest courante leestekens correct, blind en met de juiste vingerzetting kunnen aanslaan.
Komma, puntkomma, dubbele punt, vraagteken, punt, uitroepteken.
6.3.3
De toetsen van het numeriek klavier vlot en met de juiste vingerzetting kunnen gebruiken.
Het numeriek klavier.
Tekstverwerking 6.3.4
Tekstentiteiten maken, herkennen en selecte- U ren.
Tekstentiteiten zoals teken, woord, regel, alinea, pagina. Scheidingstekens zoals spatie, regeleinde, alinea-einde, pagina-einde.
6.3.5
Eenvoudige tekstwijzigingen uitvoeren.
U
Tussenvoegen, overschrijven, wissen.
6.3.6
Efficiënt kopiëren, knippen en plakken.
U
Kopiëren, knippen, plakken.
6.3.7
Enkele belangrijke opmaakkenmerken op het U niveau van teken, alinea en pagina kennen en herkennen, en deze vlot en efficiënt toewijzen en ongedaan maken.
6.3.8
Een afbeelding in een tekst inlassen en een- U voudige aanpassingen aan de lay-out aanbrengen.
Onder meer vergroten, verkleinen, verplaatsen; tekstomloop aanpassen.
6.3.9
Taakgericht werken met een tekstverwerker: een zelf ontworpen document efficiënt en correct invoeren, aanpassen, opmaken en afdrukken.
Bijvoorbeeld: uitnodiging, naamkaartje …
30 D/2003/0279/076
lettertype, lettergrootte; letterweergave (vet, onderstreept, cursief); instelling van marges en tabulatie; afdrukstand.
1ste graad A Basisoptie Handel
6.3.10
Bij het intypen van tekst de BIN-normen voor spatiëringsregels, opmaak van data en telefoonnummers respecteren.
BIN-norm
Pedagogisch-didactische wenken Bij de studie van het alfanumeriek klavier en het numeriek klavier ligt de klemtoon op het aanleren van goede procedures en gewoonten en op het ontwikkelen van zelfredzaamheid. Bemoedigen en bevestigen werken motiverend. Snelheid is niet opgenomen als algemene doelstelling van dit leerplan. De leerlingen kunnen worden aangemoedigd een bepaald ritme te ontwikkelen. Het blindtypen wordt daar waar het kan ingeoefend om automatismen te verwerven en zo te komen tot een spontane vingerzetting. Het is de bedoeling leerlingen de meerwaarde te laten inzien van een verantwoord en goed gebruik van het toetsenbord en de muisbesturing. Individuele remediëring in functie van de gemaakte fouten is heel belangrijk. Het is dus nodig dat de leraar regelmatig de gemaakte oefeningen (bv. in het logboek) bekijkt en indien nodig remediërende oefeningen voorstelt. Computertoepassingen waarbij tekst moet ingetypt worden komen best pas aan bod als de leerlingen vertrouwd zijn met het azertyklavier. De vlotte beheersing van het toetsenbord (tienvingerblind) blijft een belangrijk element in het gebruik van om het even welk softwarepakket. De nodige aandacht wordt besteed aan het opdrijven van de klaviervaardigheid. Steeds wordt de correcte vingerzetting nagestreefd. Blijkt bij een opdracht dat bepaalde aspecten van het tekstverwerkingsgebeuren minder goed worden beheerst, dan moeten die aspecten in de volgende opdracht(en) opnieuw uitdrukkelijk aan bod komen. Van de leraar wordt de nodige flexibiliteit verwacht om opdrachten in die zin aan te passen. Indien het tekstmateriaal betrekking heeft op de handelssector, kan het bijdragen tot de communicatieve vaardigheid van de leerlingen.
Initiatie in de handelswereld 6.4
Thema 1: Ontstaan en functie van de handelswereld
Leerplandoelstellingen
Leerinhouden
Wat is handel? 6.4.1
Aan de hand van voorbeelden ontdekken wat definitie handelsactiviteit, handelsgoederen, diensten handelsactiviteiten zijn. Onderscheid maken tussen handelsgoederen en diensten.
6.4.2
Aan de hand van voorbeelden kunnen uitleg- definitie handel: kopen en verkopen van handelsgoegen wat handel inhoudt. deren en/of diensten als hoofd- of bijberoep met de bedoeling winst te maken
De handel situeren in de bedrijfskolom 6.4.3
Het economisch leven indelen in vier secto- primaire, secundaire, tertiaire en quartaire sector ren.
6.4.4
Het begrip bedrijfskolom omschrijven.
1ste graad A Basisoptie Handel
definitie bedrijfskolom
31 D/2003/0279/076
6.4.5
De bedrijfskolom van een concreet product of toepassing op de bedrijfskolom dienst opstellen.
6.4.6
De handel situeren in de bedrijfskolom.
6.4.7
Op basis van statistische gegevens het belang van de handel in het economisch leven bepalen.
indeling van de handelssector in: profit en non-profit; handelsondernemingen (groot- en detailhandel) en dienstverlenende bedrijven
Klantgericht handelen waarom koopt de consument? behoeftebevrediging levensnoodzakelijke goederen/diensten andere goederen/diensten behoeftebevrediging met beperkte middelen
6.4.8
Ontdekken dat de consument goederen en/of diensten koopt om zijn behoeften te bevredigen, binnen de grenzen van zijn beschikbaar inkomen.
6.4.9
Illustreren welke middelen de handelaar tot mogelijke middelen: zijn beschikking heeft om de consument tot reclame winkelinrichting kopen aan te zetten. openingsuren onthaal van klanten vestigingsplaats assortiment prijs
Het resultaat van de handelszaak 6.4.10
De elementen opsommen die het resultaat van een handelszaak bepalen en de samenhang verklaren aan de hand van een voorbeeld.
6.4.11
Het resultaat van een handelszaak in absolute cijfers en procenten berekenen, grafisch voorstellen en interpreteren.
6.4.12
De verhouding van de aankoopprijs en de kosten tot de omzet grafisch voorstellen.
omzet kosten (aankoopkosten, andere kosten) winst (bruto en netto) procentuele berekening grafische voorstelling
Pedagogisch-didactische wenken Laat leerlingen voorbeelden geven van handelsactiviteiten. Laat hen de voorbeelden ordenen in handelsgoederen en diensten. Vertrek vanuit concrete situaties en toets of er sprake is van handel door alle elementen van de definitie te betrekken. Laat leerlingen van bepaalde producten de bedrijfskolom genereren en illustreren en daarin de sectoren aanduiden. Probeer te vertrekken vanuit de leefwereld van de leerlingen. Bespreek reclamefolders, reclames, winkelinrichting ... Aan de hand van deze documentatie en praktijkvoorbeelden probeert de leraar tot een gesprek te komen.
32 D/2003/0279/076
1ste graad A Basisoptie Handel
Werk met vereenvoudigde voorbeelden. Deze kunnen perfect verwerkt worden in computertoepassingen. Deze doelstelling kan waargenomen worden aan de hand van een voorbeeld uit de actualiteit.
6.5
Thema 2: Kopen en verkopen
Leerplandoelstellingen
Leerinhouden
Verkooppunten 6.5.1
De voornaamste verkooppunten opsommen Ontmoeting: koper-verkoper: markten en illustreren met een voorbeeld. handelsbeurzen leurhandel speciaalzaak buurtwinkel nachtwinkel warenhuis rijdende winkel postorderbedrijven automaten autovrije winkelstraten winkelcentrum teleshopping virtueel winkelen …
Hoe komt de prijs tot stand? 6.5.2
Uitleggen dat de aan- en verkoopprijs wordt elementen van de wet van vraag en aanbod in eenbepaald door de vraag- en aanbodsituatie en voudige toepassingen de prijsbepaling van de concurrentie.
Hoe komt een aankoop/verkoop tot stand? 6.5.3
De fasen in de aan- en verkoop schematisch prijsaanvraag:mondeling of schriftelijk offerte: vrijblijvend of vast voorstellen. Leveringsvoorwaarden: - verpakking - vervoer - kosten - klachten - betaling - betwistingen bestelling: mondeling of schriftelijk levering betaling: contant, op termijn
6.5.4
De gebruikte documenten situeren, de onderlinge relatie weergeven en hun belang aanduiden.
1ste graad A Basisoptie Handel
33 D/2003/0279/076
Het verkoopgesprek 6.5.5
De verschillende fasen van het verkoopge- fasen van het verkoopgesprek sprek aanduiden en de opbouw ervan illustre- analyse ren aan de hand van concrete voorbeelden. oefeningen
6.5.6
Klantgerichte gesprekken voeren en hierbij klantgerichtheid klantgericht handelen.
Opmaken van aan- en verkoopdocumenten prijsaanvraag offerte bestelling levering factuur en creditnota bewijs van betaling: kwijting, kwijtschrift
6.5.7
Documenten opmaken in verband met de aan- en verkoop en controleren op volledig- heid en nauwkeurigheid.
6.5.8
Inzien dat de bewijswaarde vergroot wanneer men beschikt over een ondertekend document (origineel, kopie).
6.5.9
De volgorde van de bewerkingen kennen en facturen en creditnota’s met: kosten: vervoer, verpakking ze uitvoeren met de rekenmachine. verschillende btw-tarieven handelskorting
Pedagogisch-didactische wenken Maak gebruik van video-opnames. Organiseer een geleide wandeling langs verkooppunten en geef leerlingen concrete opdrachten. Laat hen in tijdschriften en weekbladen illustraties zoeken. Het is belangrijk deze doelstelling te verbinden met de genoemde verkooppunten. Breng deze leerinhouden aan via een uitgewerkt voorbeeld waarbij de leerlingen de betekenis van de ingevulde documenten en de relatie tussen deze documenten ontdekken, de gegevens en de bewerkingen controleren. Voor het leren opmaken van offertes laat men leerlingen brochures, folders, advertenties, weekbladen meebrengen en leert men hen hoe ze te lezen. Inzake de bestelling is het belangrijk de leerlingen erop te wijzen dat de koper rechten en plichten heeft, dat het onderschrijven van een bestelling de koper bindt. Via verbruikersmagazines (televisie, tijdschriften) verneemt men geregeld wat de gevolgen zijn van een ondertekende bestelling. Benadruk dat de verkoopvoorwaarden bestaan uit prijs, levering, betaling, betwisting of klacht. Laat die verkoopvoorwaarden op een document waarnemen. Verpakking, vervoerkosten vormen een onderdeel van de prijs. Analyseer eerst het verkoopgesprek. Laat de leerlingen nadien eventueel een verkoopgesprek voeren. Een rollenspel, met nabespreking, is een aangewezen werkvorm. Laat de leerlingen waar mogelijk zelf een document ontleden en/of invullen, of een geïntegreerde oefening maken in groep. Dit kan verder uitgewerkt worden in computertoepassingen. Laat de leerlingen eerst enkele aankoopfacturen ontleden en narekenen vooraleer over te stappen naar het opstellen van eenvoudige verkoopfacturen. Om het niet onnodig moeilijk te maken is het aangewezen om niet alle elementen zoals vervoer, verpakking, verschillende btw-tarieven, handelskorting in eenzelfde factuur te behandelen.
34 D/2003/0279/076
1ste graad A Basisoptie Handel
Het begrip 'Terugstuurbare verpakking' mag zeker niet aan bod komen. Toon aan met een eenvoudig voorbeeld wat een creditnota is.
6.6
Thema 3: Betalen in de handel
Leerplandoelstellingen
Leerinhouden
Soorten geld chartaal giraal
6.6.1
De soorten geld opnoemen en voorbeelden geven.
6.6.2
De evolutie van chartaal naar giraal geld aan- analyseren van cijfergegevens duiden.
In speciën of via een financiële instelling 6.6.3
De verschillende vormen van betalen uitleg- gen.
in speciën via een financiële instelling
6.6.4
Inzicht verwerven in de bewijskracht van de documenten bij betalingen en inningen.
kwijting, kwijtschrift rekeninguittreksel
6.6.5
Kennis maken met het dienstenpakket van dienstenpakket van een financiële instelling een financiële instelling.
6.6.6
Het gebruik van een zichtrekening toelichten. zichtrekening
6.6.7
Inzien dat een doorlopende opdracht en do- miciliëring middelen zijn om terugkerende be- talingen/inningen correct te laten verlopen.
doorlopende opdracht domiciliëring invullen van documenten
Betalingsmiddelen documenten: stortingsbiljet overschrijving betaalkaarten, bv. Proton kredietkaarten elektronisch betalen
6.6.8
De verschillende betalingsmiddelen ordenen, het verschil weergeven en het gebruik ervan illustreren aan de hand van een concreet voorbeeld.
6.6.9
Het verschil verklaren tussen betaalkaart en kredietkaart en oog hebben voor het kostenaspect.
6.6.10
Inzicht krijgen in de veiligheidsaspecten bij veiligheidsaspecten van betaalkaart en kredietkaart het gebruik van de betaalkaart, kredietkaart.
6.6.11
Aan de hand van concrete toepassingen de betalingsdocumenten invullen verschillende betalingsdocumenten correct en volledig invullen.
1ste graad A Basisoptie Handel
35 D/2003/0279/076
6.6.12
De mogelijkheden van elektronisch bankieren elektronisch bankieren illustreren en de voordelen ervan aanduiden.
6.6.13
Een rekeninguittreksel van een financiële rekeninguittreksel instelling bespreken en toelichten.
6.6.14
Een uitgavenstaat toelichten bij gebruik van uitgavenstaat een kredietkaart.
6.6.15
Aandacht besteden aan nieuwe ontwikkelin- nieuwe ontwikkelingen gen in verband met betalingen en inningen.
Pedagogisch-didactische wenken Men kan wijzen op belangrijke gevaren van het gebruik van chartaal geld. Binnen dit kader bespreekt men de evolutie waarbij de consument steeds minder chartaal geld gebruikt en waarbij via allerlei moderne vormen van betalen de hoeveelheid giraal geld toeneemt. Dit kan men illustreren met cijfergegevens. Men kan een bankdirecteur/filiaalhouder op school uitnodigen.. De klas kan ook een rondleiding in een bankfiliaal krijgen. Er bestaan uitstekende didactische cd-rom’s en video’s om het dienstenpakket van een financiële instelling te illustreren. Ook via internet zijn er heel wat mogelijkheden. Een interessante oefening is de leerlingen het materiaal (folders, advertenties, tarieven, enz.) van verschillende banken te laten vergelijken. De gevaren bij het onoordeelkundig gebruik van betaalmiddelen kan men aantonen met artikels, video-opnames van verbruikersorganisaties enz. Het is zinvol de leerlingen te wijzen op de mogelijkheid om negatief te gaan op de zichtrekening. Wijs hen op het kostenaspect hiervan!
6.7
Thema 4: Werken in een kantooromgeving
Leerplandoelstellingen
Leerinhouden
Verschillende afdelingen binnen een bedrijf/instelling 6.7.1
Een aantal administratieve afdelingen situe- ren binnen een bedrijf/instelling.
6.7.2
De administratieve taken binnen een bedrijf/instelling situeren.
6.7.3
Een eenvoudig organogram interpreteren.
6.7.4
Het belang van een goede samenwerking tussen alle afdelingen verwoorden.
36 D/2003/0279/076
receptie en onthaal aankoopdienst verkoopdienst secretariaat magazijn boekhouding ...
organogram
1ste graad A Basisoptie Handel
Beroepen in de kantooromgeving 6.7.5
De beroepen vermelden, de functies om- schrijven en de voornaamste taken opsom- men.
boekhouder secretaresse administratief medewerker in aan- en verkoop magazijnier receptionist ...
Kantoorinrichting 6.7.6
Inzicht verwerven in het belang van een geschikte indeling en een doordacht gebruik van de kantoorruimte, van aangepast meubilair, verlichting en verluchting, met het oog op efficiënt en aangenaam werken en rekening houdend met ergonomische aspecten.
indeling van de kantoorruimte kantoormeubilair verlichting verluchting ergonomische aspecten
Apparatuur in het kantoor computernetwerk met randapparatuur (afdrukeenheid, scanner, modem ...) telefooncentrale fax kopieermachine papierversnipperaar
6.7.7
Het gebruik van de verschillende apparaten in een modern kantoor toelichten.
6.7.8
Kennis maken met de toepassingsmogelijk- toepassingen in de informatica heden van de informatica.
6.7.9
Voortdurend oog hebben voor nieuwe ontwik- nieuwe tendensen kelingen.
Pedagogisch-didactische wenken De leerlingen brengen een bezoek aan het schoolsecretariaat, de administratie van een bedrijf/instelling, het gemeente- of stadhuis enz. Het is interessant oud-leerlingen die in een kantooromgeving werken uit te nodigen om hun ervaringen te vertellen. Ook leerlingen die stage lopen komen hiervoor in aanmerking. Leerlingen kunnen ook via korte interviews een beeld krijgen van de genoemde functies. Vertrek vanuit de leefwereld van de leerlingen of een eenvoudige personeelsadvertentie om aan te tonen welke bekwaamheden vereist zijn voor het uitvoeren van een bepaalde functie. Men dient eveneens aandacht te besteden aan de eisen in verband met kennis, vaardigheden en attitudes die men vooropstelde bij aanwerving, vorming van personeel. In de beroepengids zoeken leerlingen de firma’s op die handel drijven in en advies verstrekken inzake kantoormeubilair en -inrichting. Er moet steeds rekening worden gehouden met nieuwe tendensen, bv. de toenemende mate waarin apparaten in de kantooromgeving worden geïntegreerd (fax, kopieermachine en modem in een toestel, enz.). Men kan hier ook aandacht besteden aan milieuaspecten (inleveren toners, gebruik van gerecycleerd kopieerpapier, verzamelen van papierafval, beperken van energieverbruik en van het aantal gemaakte kopieën ...). Via een goed voorbereid bezoek leren de leerlingen voor welke toepassingen de computer in het bedrijf of de instelling gebruikt wordt.
1ste graad A Basisoptie Handel
37 D/2003/0279/076
De link naar de doelstellingen inzake computervaardigheid is hier vanzelfsprekend: een aantal toepassingen kunnen perfect op het niveau van de leerlingen aangeboden worden.
6.8
Thema 5: De handel en de toeristische sector
Leerplandoelstellingen
Leerinhouden
Kennismaken met de sector toerisme 6.8.1
Aan de hand van voorbeelden het onderscheid leren kennen tussen inkomend en uitgaand toerisme. Enkele typische beroepen uit de sector opsommen, de belangrijkste functies en taken omschrijven.
6.8.2
Nagaan wanneer de handelaar een beroep doet op het reisbureau, een horecazaak. In staat zijn om aan de hand van informatiebronnen contactadressen op te zoeken en informatie aan te vragen.
6.8.3
In staat zijn om aan de hand van statistieken het belang van de sector in het economisch leven correct in te schatten.
inkomend toerisme baliebediende in het VVV-kantoor toeristisch medewerker in hotels en dergelijke uitgaand toerisme reisbureaumedewerker touroperator: verschillende functies reisbegeleider inkeeping toerisme horecaberoepen
Samenstellen van een reis 6.8.4
6.8.5
Verschillende informatiebronnen raadplegen informatiebronnen: in verband met de organisatie van een reis of reisbureau VVV-kantoor uitstap. brochures, folders van de touroperator het Internet uurregelingstabellen (bv. bus, tram, trein, bootoverEen uurregelingstabel raadplegen. tocht en vliegtuig) zowel op papier als elektronisch logies bezienswaardigheden kosten
6.8.6
Een reisprogramma samenstellen en de kostprijs berekenen binnen de grenzen van het budget.
6.8.7
Het gebruik van verschillende reisdocumen- vouchers, tickets of reiskaartjes … ten toelichten.
6.8.8
Naar aanleiding van dit thema kennis maken met de wereld van verzekeringen en daarbij oog hebben voor het kostenaspect.
38 D/2003/0279/076
soorten verzekeringen in verband met reizen begrippen kostenaspect
1ste graad A Basisoptie Handel
Betalen 6.8.9
Enkele courante vreemde munten opnoemen courante vreemde munten en hun afkortingen en de internationaal aanvaarde afkortingen gebruiken.
6.8.10
De waarde van de euro omrekenen naar een vreemde munt en omgekeerd.
aan- en verkoop van vreemde munten raadplegen van wisselkoerslijsten
6.8.11
Enkele betalingsmogelijkheden in het buiten- land kunnen uitvoeren.
in vreemde munten travellers’cheques betaal- en kredietkaarten
Pedagogisch-didactische wenken Laat de leerlingen via een groepswerk documentatie verzamelen om een reis voor te bereiden en laat ze die documentatie naar voor brengen in klas. Daarna kan klassikaal een bespreking volgen. Hier zijn mogelijkheden voor samenwerking met de taalleraar, de leraar aardrijkskunde en de leraar computervaardigheden.Vertrek van praktijkdocumenten. Bespreek via bankdocumentatie de verschillende betalingsmogelijkheden naar het buitenland.
Leerplannen van het VVKSO zijn het werk van leerplancommissies, waarin begeleiders, leraren en eventueel externe deskundigen samenwerken. Op het voorliggende leerplan kunt u als leraar ook reageren en uw opmerkingen, zowel positief als negatief, aan de leerplancommissie meedelen via e-mail (
[email protected]) of per brief (Dienst Leerplannen VVKSO, Guimardstraat 1, 1040 Brussel). Vergeet niet te vermelden over welk leerplan u schrijft: vak, studierichting, graad, licapnummer. Langs dezelfde weg kunt u zich ook aanmelden om lid te worden van een leerplancommissie. In beide gevallen zal de Dienst Leerplannen zo snel mogelijk op uw schrijven reageren.
7
Evaluatie
De evaluatie moet duidelijk samenhangen met de lesdoelstellingen (die steunen op leerplandoelstellingen). Eis bij evaluatie van basiskennis en -vaardigheden correctheid en nauwkeurigheid. Test waar mogelijk het inzicht; leerlingen moeten immers ook verbanden leren leggen. Naast de productevaluatie moet ook procesevaluatie de nodige aandacht krijgen. Waar mogelijk worden de leerlingen permanent geëvalueerd. Deze permanente evaluatie moet leiden tot een permanente begeleiding. Enkele tips voor de evaluatie van opdrachten i.v.m. computervaardigheden en klavierbeheersing: -
Evaluatie van de opdrachten heeft vooral betrekking op inzichtelijk gebruik. Belangrijk is in elk geval dat niet enkel het eindproduct meetelt, maar ook de manier waarop het resultaat bereikt werd. Procesevaluatie primeert hier duidelijk op productevaluatie.
-
Permanente evaluatie is de meest geschikte vorm om het aanleren van computervaardigheden en klavierbeheersing te evalueren. Ook de attitudes worden hierbij opgenomen.
-
Het verdient aanbeveling om de opdrachten van alle leerlingen af te drukken. Ze behoren tot de leerlingendocumenten die bewaard moeten worden met het oog op schooldoorlichting.
1ste graad A Basisoptie Handel
39 D/2003/0279/076
8
Minimale materiële vereisten
Voor de doelstellingen inzake 'initiatie in de handelswereld' zijn er geen specifieke materiële vereisten. De leraar kan alle lessen geven met materiaal dat in elke normaal uitgeruste school aanwezig is. Programmatuur Het leerplan legt geen specifieke softwarepakketten op; de school kiest zelf de software waarmee gewerkt wordt. De gebruikte softwarepakketten moeten toereikend zijn om de leerplandoelstellingen en leerinhouden te realiseren, ze moeten voldoende actueel zijn en bij voorkeur overeenstemmen met algemeen gangbare software. De keuze voor bepaalde softwarepakketten wordt gemaakt in onderling overleg tussen alle betrokken leraren, met inbegrip van de leraren verantwoordelijk voor de integratie van de informatica binnen andere vakken in de tweede en de derde graad. Apparatuur De leerlingen moeten binnen de school minimaal toegang hebben tot: -
een voldoende aantal pc's waarop de vereiste programmatuur op een aanvaardbaar performantieniveau draait en die onderling verbonden zijn via een netwerk; een voldoende aantal netwerkprinters die schaalbare lettertypes ondersteunen; een tafelscanner (formaat A4), een cd-rom en een back-upmedium, bv. zip-drive; een analoge of digitale internetaansluiting.
Een projectiesysteem voor computerbeelden of een systeem voor het weergeven van het beeld van één pc op alle leerlingenpc's wordt aanbevolen. Vermits het opdoen van praktijkervaring aan de pc essentieel is, neemt per pc slechts één leerling plaats. De computerklas telt maximaal 20 pc's, zodat één leraar de leerlingen effectief kan begeleiden, hen permanent kan evalueren en een goede veiligheidssituatie kan garanderen. De wettelijke ergonomische vereisten voor het werken met computers worden beschreven in het KB van 27 augustus 1993 betreffende Het werken met beeldschermapparatuur (BS van 7 september 1993) en in de Vijfde Bijzondere Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen (90/270/EEG d.d. 29 mei 1990).
9
Bibliografie
Basisvaardigheden in verband met computervaardigheden en klavierbeheersing: In de boekhandel zijn talloze werken over computers en professionele toepassingspakketten te koop. Deze werken zijn vaak in het Nederlands en van goede kwaliteit. Het zijn op de eerste plaats naslagwerken waarop de leraar zich kan baseren om zijn lessen voor te bereiden. Omdat de bibliografie over informatica snel veroudert, worden geen concrete boeken vermeld. Brochures, tijdschriften Het magazine ZO van het UNIZO Detailhandelmagazine, uitgave Hoofdbedrijfsschap detailhandel, Den Haag. Documentatiemateriaal van financiële instellingen Ook op het internet vindt men interessante sites van banken, beroepsfederaties (bv. UNIZO), ... over allerlei aspecten van dit leerplan.
40 D/2003/0279/076
1ste graad A Basisoptie Handel
Bijlage Vlaams ICT-attest (VIA) Vereiste kennis, vaardigheden en attitudes De 134 doelstellingen van onderstaande lijst omschrijven de kennis, de vaardigheden en de attitudes die een leerling dient te verwerven vooraleer hem of haar een Vlaams ICT-attest uitgereikt kan worden. In het katholiek secundair onderwijs worden deze doelstellingen en inhouden letterlijk opgenomen in het raamplan Informatie- en communicatietechnologie voor de 1e graad, het leerplan Handel in de Basisoptie Handel van het 2e leerjaar van de 1e graad en in het leerplan Informatica voor de 2e graad. In de laatste kolom is vermeld in welke graad de betrokken doelstelling behandeld wordt. Doelstellingen
Inhouden
Gr.
1
Computer en randapparatuur
1.1
Computersysteem
1.1.1
Weten dat er verschillende soorten computers bestaan en de belangrijkste kenmerken ervan omschrijven.
Onder andere mainframe computers, pc=s, laptopcomputers.
2
1.1.2
De begrippen computersysteem, apparatuur en programmatuur omschrijven en hun onderling verband toelichten.
Computersysteem, apparatuur, programmatuur.
2
1.1.3
De hoofdfuncties van een gegevensverwerkend proces kennen en toelichten en in een schema voorstellen.
Invoer, verwerking, opslag, uitvoer.
1
1.1.4
De belangrijkste onderdelen van een computersysteem aanwijzen, benoemen en in verband brengen met de hoofdfuncties van het gegevensverwerkend proces.
Systeemeenheid en belangrijkste randapparaten.
1
1.1.5
Computersystemen vergelijken op basis van enkele belangrijke kenmerken.
Processortype, klokfrequentie, capaciteit van werkgeheugen en van harde schijf.
2
1.2
Processor en werkgeheugen
1.2.1
De rol van de processor in algemene bewoordingen toelichten.
Centrale verwerkingseenheid.
1
1.2.2
De rol van het werkgeheugen (intern geheugen) en de belangrijkste kenmerken ervan toelichten.
Capaciteit, vluchtigheid.
1
1.2.3
Het onderscheid kennen tussen RAM en ROM.
RAM, ROM.
2
1.2.4
De eenheden waarmee de capaciteit van een geheugen uitgedrukt wordt, kennen en kunnen gebruiken. Het verband aangeven tussen de capaciteit van een geheugen en de omvang van bestanden.
Byte, kbyte, Mbyte, Gbyte, Tbyte...
1
1.3
Gegevensdragers
1.3.1
De belangrijkste media voor de permanente opslag van gegevens kennen en gebruiken.
Harde schijf, diskette, cd, dvd.
1
1ste graad A Basisoptie Handel
41 D/2003/0279/076
Doelstellingen
Inhouden
Gr.
1.3.2
De kenmerken van enkele belangrijke soorten gegevensdragers onderling vergelijken.
Capaciteit, overschrijfbaarheid.
1
1.3.3
Zorg dragen voor de gegevensdragers. De risico=s kennen waaraan deze bloot staan.
Krassen, stof, warmte, vochtigheid, mechanische druk, nabijheid van magnetische velden.
1
1.4
Randapparatuur
1.4.1
Het begrip randapparatuur toelichten. Van de belangrijkste randapparaten de functie en het gebruik kennen.
Toetsenbord, muis, beeldscherm, diskettestation, harde schijf, cd-eenheid, dvd-eenheid, printer, ...
1
Toetsenbord, muis, beeldscherm, diskettestation, harde schijf, cd-eenheid, dvd-eenheid, printer, scanner, multimedia-componenten, ...
2
1.4.2
De verbindingskabels tussen de systeemeenheid en sommige randapparaten aanwijzen. Losgekomen verbindingen tussen randapparaten en de systeemeenheid opnieuw aansluiten.
Verbindingen tussen systeemcomponenten.
1
1.4.3
Het beeldscherm instellen voor optimaal gebruik.
Kantelhoek, helderheid, contrast.
2
1.4.4
De printer bedienen, eenvoudige problemen detecteren en oplossen.
Eenvoudige problemen zoals geen papier aanwezig, niet on line, inktpatroon of toner leeg...
1
1.5
Netwerken
1.5.1
Weten dat pc=s met elkaar in een netwerk verbonden kunnen zijn.
Netwerken.
1
Enkele voordelen en enkele risico=s noemen van het verbinden van pc=s in een netwerk.
Netwerken.
2
1.5.2
Het onderscheid kennen tussen lokale en wereldwijde netwerken.
Lokale en wereldwijde netwerken.
2
1.5.3
De begrippen server en werkstation omschrijven.
Server. Werkstation.
2
2
Besturingssysteem
2.1
Besturingssysteem
2.1.1
Het verschil toelichten tussen een besturingssysteem en toepassingssoftware.
Besturingssysteem singssoftware.
2.1.2
De belangrijkste taken van een besturingssysteem kennen, zijn centrale rol correct inschatten en het verband leggen met de systeemeenheid.
Besturingssysteem.
2
2.1.3
Het belang van systeeminstellingen inzien en eenvoudige systeeminstellingen doorvoeren.
Bijvoorbeeld: $ systeemdatum of -tijd aanpassen, $ schermbeveiliging instellen,
2
42 D/2003/0279/076
versus
toepas-
2
1ste graad A Basisoptie Handel
Doelstellingen
Inhouden
Gr.
$ beeldschermresolutie aanpassen. 2.1.4
Van een gegeven computersysteem de belangrijkste kenmerken vaststellen.
Type en versie van processor en van besturingssysteem, capaciteit van werkgeheugen en van harde schijf.
2
2.2
Opstarten en afsluiten van de computer
2.2.1
De computer correct starten en afsluiten. Als gebruiker correct aanmelden en afmelden.
2.2.2
Zeer eenvoudige probleemsituaties bij het starten of het afsluiten herkennen en de gepaste acties ondernemen om het probleem op te lossen.
Bijvoorbeeld scherm niet ingeschakeld, diskette in diskettestation, cd in cdeenheid.
1
2.2.3
Zeer eenvoudige noodoplossingen toepassen, indien een programma vastloopt.
Bijvoorbeeld Ctrl-Alt-Del, uit/aanschakelen.
reset,
1
2.3
Organisatie en gebruik van een schijf(volume)
2.3.1
Elementaire handelingen op het niveau van een schijf(volume) uitvoeren.
Onder meer $ de actieve schijf herkennen, $ een schijf(volume) activeren, $ de vrije geheugenruimte op een schijf(volume) bepalen, $ een diskette formatteren.
2
2.3.2
Inzicht hebben in de logische organisatie van een harde schijf(volume).
Mappen en submappen.
1
2.3.3
Weten dat een map actief gemaakt moet worden vooraleer men ermee kan werken. De actieve map herkennen. Elementaire bewerkingen met mappen uitvoeren.
Onder meer een map activeren.
1
Elementaire bewerkingen met mappen uitvoeren.
Onder meer een map creëren, verwijderen.
2
1
2.3.4
Efficiënt navigeren binnen de organisatiestructuur van een schijf.
2
2.3.5
Het belang van een goede organisatie van een harde schijf inzien.
1
2.4
Programma==s en bestanden
2.4.1
Een bestandenlijst opvragen en sommige eigenschappen van een bestand aflezen.
Eigenschappen zoals naam, datum en grootte.
1
Een bestandenlijst opvragen volgens bepaalde criteria.
Criteria zoals bepaalde volgorde, bepaalde selectie.
2
2.4.2
Het verband kennen tussen de bestandsextensie en de toepassing waarmee het bestand verwerkt kan worden.
Bestandsextensie.
2
2.4.3
De betekenis van * als jokerteken kennen.
Jokerteken.
2
1ste graad A Basisoptie Handel
43 D/2003/0279/076
Doelstellingen
Inhouden
Gr.
2.4.4
De begrippen computerprogramma en bestand in algemene bewoordingen omschrijven. Het onderscheid tussen een uitvoerbaar en een niet-uitvoerbaar bestand duiden.
Programma versus bestand.
1
2.4.5
Toelichten waarom programma=s en bestanden op een permanente gegevensdrager bewaard worden en vóór het gebruik in het werkgeheugen geladen moeten worden.
Laden van programma=s en bestanden.
1
2.4.6
Een programma starten en afsluiten. Meerdere programma=s gelijktijdig open houden. Tussen geopende programma=s schakelen.
Starten en afsluiten van programma=s.
1
2.4.7
Een bestand openen en sluiten.
Openen en sluiten van bestanden.
1
2.4.8
Een bestand bewaren onder een betekenisvolle naam.
Naamgeving van nieuwe bestanden. Bewaren onder dezelfde naam of onder een andere naam, in dezelfde map of in een andere map.
1
2.4.9
Elementaire handelingen op bestanden uitvoeren.
Onder meer $ selecteren, $ kopiëren naar een andere map of naar een diskette, $ een nieuwe naam geven, $ verwijderen, $ verplaatsen.
1
2.4.10
Een bestand waarvan (een deel van) de naam gekend is, zoeken.
Bestand zoeken.
2
2.4.11
Een bestand vanuit een toepassing geheel of gedeeltelijk afdrukken. Het verloop van de drukopdracht opvolgen. Een drukopdracht annuleren en verwijderen.
Afdrukken. Afdrukbeheer.
2
3
Tekstverwerking
3.1
Tekst met aanvaardbare vlotheid invoeren.
Inclusief veel gebruikte symbolen.
1
3.2
Tekstentiteiten maken, herkennen en selecteren.
Tekstentiteiten zoals teken, woord, regel, alinea, pagina. Scheidingstekens zoals spatie, regeleinde, alinea-einde, pagina-einde.
1
3.3
Eenvoudige tekstwijzigingen uitvoeren.
Tussenvoegen, overschrijven, wissen.
1
3.4
De cursor op efficiënte wijze naar een bepaalde plaats in het document verplaatsen.
Onder meer $ naar vorig of volgend scherm, $ naar vorige of volgende pagina, $ naar begin of einde van de tekst.
1
3.5
Tekstfragmenten in een document zoeken en eventueel vervangen. Zich bewust zijn van de risico=s verbonden aan automatisch zoeken en vervangen.
Zoeken en vervangen (manueel en automatisch).
2
44 D/2003/0279/076
1ste graad A Basisoptie Handel
Doelstellingen
Inhouden
Gr.
3.6
Spellingcontrole toepassen, de aanwijzingen interpreteren en zo nodig verbeteringen aanbrengen. Weten wat grammaticale controle en automatische tekstcorrectie doen.
Spellingcontrole. Grammaticale controle. Automatische tekstcorrectie.
2
3.7
Weten wat een opmaakprofiel is en een bestaand opmaakprofiel gebruiken.
Opmaakprofiel.
2
3.8
Enkele belangrijke opmaakkenmerken op het niveau van teken, alinea en pagina kennen en herkennen, en deze vlot en efficiënt toewijzen en ongedaan maken.
Onder meer $ lettertype, lettergrootte; $ letterweergave (vet, onderstreept, cursief); $ centreren, links uitlijnen, uitvullen.;
1
De opmaak van een tekstfragment kopiëren.
$ $ $ $
instelling van marges en tabulatie; superschrift, subschrift; opsomming; paginanummering, kop- en voetteksten; $ afdrukstand.
2
3.9
Tabellen creëren en elementaire bewerkingen er op uitvoeren.
Onder meer $ een tabel creëren; $ opmaakkenmerken van een cel wijzigen; $ rijen en kolommen toevoegen en verwijderen; $ hoogte en breedte aanpassen.
2
3.10
Een afbeelding in een tekst inlassen en eenvoudige aanpassingen aan de lay-out aanbrengen.
Onder meer $ vergroten, verkleinen, verplaatsen; $ tekstomloop aanpassen.
1
Onder meer $ vergroten, verkleinen, verplaatsen; $ tekstomloop aanpassen.
2
Een grafiek of (deel van een) rekenblad in een tekst inlassen en eenvoudige aanpassingen aan de lay-out aanbrengen.
4
Rekenblad
4.1
De belangrijkste structuurelementen van een werkmap kennen en hanteren.
Werkblad. Cel, bereik, rij, kolom. Actief structuurelement. Celadres (celverwijzing).
2
4.2
De cursor efficiënt naar de gewenste cel verplaatsen. Structuurelementen vlot en efficiënt selecteren.
Cursorverplaatsing. Selecteren.
2
4.3
Rijen en kolommen invoegen en verwijderen.
Invoegen en verwijderen.
2
4.4
Verschillende gegevenstypes herkennen en efficiënt invoeren en wijzigen. Verschillende notatievormen toepassen op een cel of een groep cellen.
Getal, tekst, datum. Decimale notatie met bepaald aantal cijfers na de komma.
2
4.5
Het onderscheid toelichten tussen de inhoud van een cel en het weergegeven resultaat.
Inhoud versus weergave.
2
1ste graad A Basisoptie Handel
45 D/2003/0279/076
Doelstellingen
Inhouden
Gr.
4.6
De belangrijkste structuurelementen efficiënt opmaken.
Bijvoorbeeld $ lettertype en lettergrootte; $ vet, cursief; $ verschillende vormen van uitlijning; $ kolombreedte en rijhoogte aanpassen.
2
4.7
Cellen automatisch vullen met een opeenvolgende reeks waarden.
Automatisch vullen.
2
4.8
Een formule opstellen en correct en efficiënt invoeren.
Formules en operatoren. Relatieve en absolute celverwijzing.
2
4.9
Cellen en groepen van cellen efficiënt kopiëren, verplaatsen, wissen en verwijderen.
Kopiëren, verplaatsen, wissen en verwijderen.
2
4.10
Enkele belangrijke standaardfuncties kennen en gebruiken.
Onder meer som, gemiddelde, aantal, als.
2
4.11
Een aantal rijen sorteren in oplopende of aflopende volgorde.
Sorteren.
2
4.12
Een grafische voorstelling maken van (een deel van) een werkblad.
Enkele soorten grafische voorstellingen, bijvoorbeeld staafdiagram, cirkeldiagram, lijndiagram. Opmaak van de grafische voorstelling.
2
4.13
Navigeren tussen verschillende werkbladen binnen één werkmap.
4.14
Een afdrukvoorbeeld bekijken en beoordelen.
5
Gegevensbeheer
5.1
2
Afdrukvoorbeeld.
2
Het begrip tabel en de belangrijkste structuurelementen ervan omschrijven en hanteren.
Tabel, record (rij), veld (kolom).
2
5.2
De belangrijkste gegevenstypes kennen en gebruiken.
Onder meer tekst, getal, datum, logisch.
2
5.3
Enkele eigenschappen van velden kennen, interpreteren en aanpassen. Betekenisvolle veldnamen hanteren.
Onder meer veldlengte, toegelaten waarden.
2
5.4
Een primaire sleutel definiëren.
Primaire sleutel.
2
5.5
Een tabel ontwerpen voor een eenvoudige welomschreven probleemstelling. Een bestaande tabel aanpassen.
Tabelontwerp.
2
5.6
Efficiënt navigeren in een tabel. De gegevens in een tabel raadplegen en interpreteren.
5.7
Een rij opzoeken op basis van een bepaald gegeven of een combinatie van gegevens.
Zoeken.
2
5.8
Eenvoudige logische uitdrukkingen opbouwen.
De logische operatoren EN, OF, NIET.
2
5.9
Rijen volgens een gegeven volgorde rangschikken.
Rangschikken.
2
46 D/2003/0279/076
2
1ste graad A Basisoptie Handel
Doelstellingen
Inhouden
Gr.
5.10
Op basis van een gegeven informatiebehoefte een gegevensbank bevragen en de gegevens rangschikken
Filter. Selectiequery.
2
5.11
Een tabel updaten.
Records (rijen) aanpassen, toevoegen of verwijderen.
2
5.12
Gegevens groepsgewijze in een tabel wijzigen of eruit verwijderen.
Actiequery.
2
5.13
De functie van een formulier toelichten. Een bestaand formulier gebruiken. Weten hoe aanpassingen aan een bestaand formulier doorgevoerd worden.
Formulier.
2
5.14
Een nieuw formulier ontwerpen aan de hand van een wizard.
Formulierontwerp.
2
5.15
De functie van een rapport toelichten. Een bestaand rapport gebruiken. Weten hoe aanpassingen aan een bestaand rapport doorgevoerd worden.
Rapport.
2
5.16
Een nieuw rapport ontwerpen aan de hand van een wizard.
Rapportontwerp.
2
5.17
Relaties tussen twee of meer tabellen begrijpen en aan de hand van een eenvoudig gegeven voorbeeld toelichten. Het begrip relationele databank toelichten.
Relaties. Relationele databank. Refererende sleutel.
2
6
Presentaties
6.1
Verschillende vormen van schermopbouw in een presentatie gebruiken.
Onder meer titel, opsomming, genummerde lijst, grafische voorstelling.
2
6.2
In een bestaande presentatie dia's tussenvoegen, verwijderen, verplaatsen en dupliceren.
Tussenvoegen, verwijderen, verplaatsen en dupliceren.
2
6.3
De vormelijke componenten van de presentatie kiezen, opmaken en aanpassen.
Lettertype, achtergrond, opsommingstekens.
2
6.4
Ontwerpsjablonen gebruiken en aanpassen.
Ontwerpsjablonen.
2
6.5
Spontaan en op sobere en functionele wijze gebruik maken van de mogelijkheden die het pakket biedt.
Onder meer beeldopbouw, overgangen, animatie-effecten.
6.6
Grafische vormen toevoegen (pijl, cirkel, ...).
Grafische vormen.
2
6.7
Statische objecten invoegen.
Bijvoorbeeld afbeelding of tabel.
2
6.8
De presentatie op verschillende wijzen afdrukken.
Hand-outs.
2
6.9
Een presentatie voorwaarts en achterwaarts doorlopen op het scherm. Een automatisch doorlopende presentatie maken.
Presenteren.
2
1ste graad A Basisoptie Handel
dia-
2
47 D/2003/0279/076
Doelstellingen
7
Internet
7.1
Het begrip Internet en enkele mogelijkheden ervan toelichten.
Inhouden
Gr.
Internet. Bijvoorbeeld surfen, mailen, chatten, downloaden.
1
Internet. Bijvoorbeeld videoconferentie, telewerken, telebankieren.
2
7.2
De functie van een dienstenleverancier (provider) toelichten. Enkele voorbeelden van Internetdiensten beschrijven.
Provider. Bijvoorbeeld www, e-mail, ftp, irc.
2
7.3
Enkele soorten connecties noemen en met elkaar vergelijken.
Breedband versus smalband.
2
7.4
De functie van een webbrowser omschrijven.
Webbrowser.
1
7.5
De belangrijkste hulpmiddelen van een browser functioneel gebruiken bij het navigeren.
Navigatieknoppen, favorieten, geschiedenis.
1
7.6
Met behulp van een browser surfen op het web. Webpagina=s afdrukken.
Surfen. Hyperlinks.
1
7.7
Een Internetadres herkennen en gebruiken om een Internetlocatie op te zoeken. De componenten van een internetadres toelichten.
Domeinnaam. Internetadres (url).
1
7.8
Een zoekinstrument gebruiken om eenvoudige, gerichte zoekopdrachten op het Internet uit te voeren. Logische operatoren toepassen.
Zoekinstrumenten. Complexe zoekopdrachten (en, of, niet).
1
7.9
De belangrijkste elementen van een e-mailbericht kennen en hun functie omschrijven.
Onder meer bestemmeling, onderwerp, kopie (cc), blinde kopie (bcc).
1
Onder meer aangehecht bestand.
2
Onder meer een e-mailbericht $ openen; $ afdrukken; $ intypen en verzenden; $ beantwoorden.
1
Onder meer een e-mailbericht $ doorsturen; $ verwijderen.
2
7.10
Taakgericht werken met e-mail.
7.11
Werken met aangehechte bestanden.
Onder meer $ een aangehecht tekstbestand openen en afdrukken; $ een bestand aan een e-mailbericht hechten en verzenden.
2
7.12
Weten hoe een e-mailadresboek wordt samengesteld en actueel gehouden.
E-mailadresboek.
2
48 D/2003/0279/076
1ste graad A Basisoptie Handel
Doelstellingen
Inhouden
Gr.
7.13
Correct e-mailgebruik nastreven.
Netiquette, bijvoorbeeld in verband met correct taalgebruik, taal- en typefouten, kettingbrieven, spam, nutteloze e-mails.
1
8
Algemene vaardigheden en attitudes
Alle vaardigheden en attitudes van deze module moeten in elk van de voorgaande modules uitdrukkelijk nagestreefd worden. 8.1
Gebruik van toetsenbord en muis
8.1.1
Het toetsenbord met aanvaardbare vlotheid gebruiken.
Toetsenbord.
1
8.1.2
De navigatietoetsen en veel gebruikte speciale toetsen met een aanvaardbare vlotheid gebruiken.
Pijltjes, PgUp, PgDn, Home, End... Esc, Enter, Tab, F1, Backspace, Ins, Del, ShiftLock, NumLock, Shift, Alt, AltGr, Ctrl...
1
8.1.3
Veel gebruikte tekens genereren met een toetsencombinatie.
Bijvoorbeeld á, ó, ê, ë, @, \, i
1
8.1.4
Courante muistechnieken vlot en efficiënt uitvoeren.
Muisaanwijzer correct positioneren, linksklikken, rechtsklikken, dubbelklikken, slepen, schuifbalken hanteren, tekstblokken markeren, scrollen.
1
8.1.5
Aandacht hebben voor de vorm van de muisaanwijzer en in een aantal gevallen de betekenis ervan kennen.
Muisaanwijzer.
1
8.2
Gebruikersinterface
8.2.1
De onderdelen van een venster kennen en gebruiken.
Titelbalk, werkbalk, menubalk, statusbalk, schuifbalk, taakbalk.
1
8.2.2
Vensters manipuleren.
Activeren, minimaliseren, maximaliseren, vergroten, verkleinen, verplaatsen.
1
8.2.3
Actief gebruik maken van de courante interactiemogelijkheden van een softwarepakket.
Menu=s, pictogrammen, knoppen, tabbladen, dialoogvensters, snelmenu=s.
1
8.2.4
De meldingen en aanduidingen op het scherm lezen, beoordelen en desgevallend opvolgen.
Statusbalk, Dialoogvenster, Berichten, Foutmeldingen.
1
8.2.5
De belangrijkste types van gegevensinvoer gebruiken.
Tekstvakken, afvinkvakjes, keuzerondjes, keuzelijsten.
1
8.2.6
Efficiënt kopiëren, knippen en plakken.
Kopiëren, knippen, plakken.
1
8.2.7
Een bewerking ongedaan maken.
8.2.8
Spontaan gebruik maken van de beschikbare hulpmiddelen.
1ste graad A Basisoptie Handel
1 Bijvoorbeeld ingebouwde helpfunctie, handleiding.
1
49 D/2003/0279/076
Doelstellingen
Inhouden
Gr.
8.3
Sleutelvaardigheden en –attitudes
8.3.1
Inzicht hebben in de functionaliteit van softwarepakketten en een verantwoorde keuze maken uit de beschikbare software voor het efficiënt realiseren van de oplossing van een gegeven probleem.
Functionaliteit van softwarepakketten: tekstverwerking, rekenblad, gegevensbeheer, presentatie, ...
2
8.3.2
Zelfredzaamheid ontwikkelen teneinde zelfstandig oplossingen te realiseren.
Zelfredzaamheid.
2
8.3.3
Aandacht besteden aan leesbaarheid, aan uniforme, esthetisch verantwoorde en doeltreffende vormgeving en aan normering.
Vormgeving. BIN-norm NBN Z01-002.
2
8.3.4
Een kritische instelling ontwikkelen t.a.v. gegevens en oplossingen, deze controleren en zo nodig corrigeren.
Kritische instelling.
2
8.3.5
Een attitude van zorgzaamheid ontwikkelen voor computer en randapparatuur.
Zorgzaamheid.
1
8.3.6
Een preventieve houding ontwikkelen ten aanzien van het verlies van gegevens. Alert zijn voor het geregeld veilig opslaan van bestanden.
Back-up. Automatisch bewaren van bestanden.
1
8.3.7
De gevolgen kennen van het binnendringen van virussen in een computersysteem, een preventieve houding ontwikkelen ten aanzien van de verspreiding van virussen en weten hoe gepast te reageren bij de confrontatie met een virus.
Virussen.
1,2
8.4
Ergonomie
8.4.1
Enkele elementaire regels kennen en toepassen betreffende een ergonomisch correcte houding.
Onder meer zithouding, positie van de handen, overbelasting van spieren en gewrichten.
1
8.4.2
Enkele elementaire regels kennen en toepassen betreffende de ergonomisch verantwoorde inrichting van de werkplek.
Onder meer afstand tot het scherm, plaats van het toetsenbord, lichtweerspiegeling in het beeldscherm, tegenlicht, afstelling van de stoel.
1
8.4.3
Potentiële gevaren voor gezondheid en veiligheid herkennen en voorkomen.
Bijvoorbeeld slordige bevestiging en opberging van kabels, diffusie van gevaarlijke producten (tonerstof, ozon).
1
8.5
ICT en maatschappij
8.5.1
Alert zijn voor het feit dat ontwikkelingen binnen ICT een maatschappelijk-ethische dimensie kunnen inhouden.
Maatschappelijk-ethische aspecten van ICT.
2
8.5.2
Bij de verwerking van persoonsgegevens respect opbrengen voor de persoonlijke levenssfeer. Een kritische reflex ontwikkelen ten aanzien van de verzameling en het gebruik van persoonsgegevens door derden.
Persoonlijke levenssfeer.
2
50 D/2003/0279/076
1ste graad A Basisoptie Handel
Doelstellingen
Inhouden
8.5.3
Een correcte houding ontwikkelen ten aanzien van de auteursrechtelijke aspecten van software en van digitaal tekst-, beeld- en geluidsmateriaal.
Auteursrechtelijke aspecten, meer op het Internet.
8.5.4
Alert zijn voor de milieu-effecten van computergebruik en spontaan voorzorgsmaatregelen nemen.
Bijvoorbeeld beperking papier- en inktof tonerverbruik, afdrukvoorbeeld op het scherm, energiebesparende functies van apparaten, recycleren van pc=s, printers en toners.
2
8.5.5
Aandacht opbrengen voor de hedendaagse evolutie van computerapparatuur.
Evolutie van computerapparatuur.
2
8.5.6
Bereidheid ontwikkelen om op eigen initiatief levenslang bij te leren en op de hoogte te blijven van nieuwe ontwikkelingen.
Levenslang leren.
2
1ste graad A Basisoptie Handel
Gr. onder
1,2
51 D/2003/0279/076