DIERENZORG TWEEDE GRAAD BSO LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS September 2003 LICAP – BRUSSEL D/2003/0279/062
DIERENZORG TWEEDE GRAAD BSO LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS LICAP – BRUSSEL D/2003/0279/062 September 2003
Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel
Inhoud
LESSENTABEL.................................................................................................................................5 1
Beginsituatie ........................................................................................................................7
2
Algemene doelstellingen....................................................................................................7
2.1 2.2
Op het vlak van vaardigheden, kennis en inzichten ......................................................................7 Op het vlak van attitudevorming .................................................................................................8
3
Algemene pedagogisch-didactische wenken .................................................................8
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8
Geïntegreerde aanpak ...............................................................................................................8 Graadleerplannen......................................................................................................................9 Verticale samenhang .................................................................................................................9 Horizontale samenhang .............................................................................................................9 Projectmatige aanpak .............................................................................................................. 10 Aanschouwelijke aspecten ....................................................................................................... 10 Integratie ICT.......................................................................................................................... 10 Aantal lestijden ........................................................................................................................ 10
4
Leerplandoelstellingen, leerinhouden, pedagogisch-didactische wenken en didactische middelen....................................................................................11
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10
Kennis maken met de sector gezelschapsdieren ....................................................................... 11 Diergedragingen observeren .................................................................................................... 13 Hanteren van gezelschapsdieren.............................................................................................. 14 Dierensoorten en -rassen herkennen en noemen ...................................................................... 15 Het voederen van gezelschapsdieren ....................................................................................... 20 Dagelijkse zorgen en gezondheidscontroles bij gezelschapsdieren uitvoeren .............................. 27 Inwendige bouw van gezelschapsdieren bestuderen.................................................................. 28 Opvolgen en begeleiden van de levensloop en de ontwikkeling van dieren.................................. 35 Dieren huisvesten.................................................................................................................... 38 De huid en vacht van dieren verzorgen ..................................................................................... 43
5
Evaluatie .............................................................................................................................45
6
Minimale materiele vereisten ..........................................................................................46
6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6
Vaklokaal ................................................................................................................................ 46 Didactisch materiaal ................................................................................................................ 46 Een kleedkamer voor de leerlingen ........................................................................................... 47 Gereedschappen en uitrustingen.............................................................................................. 47 Werkkledij ............................................................................................................................... 47 Beschermingskledij.................................................................................................................. 47
7
Biblografie ..........................................................................................................................47
8
Nuttige adressen...............................................................................................................49
2de graad BSO Dierenzorg
3 D/2003/0279/062
LESSENTABEL
Dierenzorg tweede graad BSO Leerplannummer
Pedagogische vakbenaming
uren/week
Administratieve vakbenaming
Basisvorming en fundamenteel gedeelte Totaal Godsdienst Lichamelijke opvoeding
28 2 2
28 2 2
AV Godsdienst AV Lichamelijke opvoeding
Maatschappelijke vorming Nederlands Project algemene vakken
0/2 0/2 6/0
0/2 0/2 6/0
AV Maatschappelijke vorming AV Nederlands AV Project algemene vakken
Wiskunde Toegepaste economie
0/2 1
0/2 1
AV Wiskunde TV Toegepaste economie/ Landbouw/Tuinbouw TV Toegepaste informatica/ Landbouw/Tuinbouw TV Toegepaste natuurwetenschappen/
Toegepaste informatica
1
1
Toegepaste
2
2
natuurwetenschappen Zoötechniek gezelschapsdieren
14
14
9
9
5
5
Landbouw/Tuinbouw PV Praktijk Landbouw/Tuinbouw/ Toegepaste natuurwetenschappen TV Landbouw/Tuinbouw/ Toegepaste natuurwetenschappen
Complementair gedeelte Maximum Frans Algemene techniek
Zoötechniek gezelschaps dieren
8 2 3
3
8 2 3
3
2
2
1
1
2
2
1
1
AV Frans PV Praktijk Mechanica/Bouw/ Elektriciteit/Landbouw/Tuinbouw TV Mechanica/Bouw/Elektriciteit/ Landbouw/Tuinbouw PV Praktijk Landbouw/Tuinbouw/ Toegepaste natuurwetenschappen TV Landbouw/Tuinbouw/ Toegepaste natuurwetenschappen
Leerplan in deze brochure
2de graad BSO Dierenzorg
5 D/2003/0279/062
1
Beginsituatie
In de eerste graad van de B -stroom, beroepenveld ‘Land- en tuinbouw’ maken leerlingen kennis met het productieproces van planten en dieren. Daarnaast leren ze ook dat een mens behoefte heeft aan groen, verfraaiing en een gezond leefmilieu en eveneens aan het houden van gezelschapsdieren. De pedagogisch-didactische aanpak richt zich vooral op de exploratie van alle deelgebieden van de agrarisch en biotechnische sector. Een hoofddoel is de leerlingen voldoende kennis, inzichten en attitudes te laten verwerven om na het beroepsvoorbereidend leerjaar van de eerste graad BSO een verantwoorde keuze inzake studierichting in de tweede graad BSO te maken. In het eerste leerjaar van de tweede graad BSO stromen ook leerlingen in, die andere basisopties in de eerste graad van de A-stroom of andere beroepenvelden van de B-stroom hebben gevolgd.
2
Algemene doelstellingen
2.1
Op het vlak van vaardigheden, kennis en inzichten
Algemeen: dieren verzorgen op een veilige, diervriendelijke en ergonomische manier. Onderliggende doelstellingen zijn: –
Het belang van de sector dierenzorg inschatten en de mogelijke uitbatingvormen en kansen op tewerkstelling herkennen.
–
Op een goede manier kunnen omgaan met diverse gezelschapsdieren.
–
Basiskennis en –inzichten verwerven in de voeding van de meest voorkomende gezelschapsdieren
–
Via praktische handelingen, waarnemingen en onderzoek de delen van de inwendige bouw van de meest voorkomende gezelschapdieren herkennen, noemen en de functie verklaren.
–
Gezondheidscontroles uitoefenen en het verband leggen met dierengezondheid en dierenwelzijn.
–
Basiskennis, basisvaardigheden en inzichten verwerven in het groei- en ontwikkelingsproces van dieren en de gevolgen voor de relatie mens-dier in te schatten.
–
Via waarnemingen de factoren die het groei- en ontwikkelingsproces bij dieren positief of negatief beï nvloeden, herkennen.
–
Diergedragingen observeren en rapporteren , alsook afwijkend gedrag vaststellen en begeleiden.
–
Door observatie en onderzoek de huisvestingsvormen voor de verschillende soorten gezelschapsdieren herkennen en op diervriendelijkheid beoordelen.
–
De reglementering in het verband met het houden, aan- en verkopen van dieren kennen en naleven.
–
Via praktische handelingen basiskennis verwerven in verband met huid- en vachtverzorging bij de voornaamste gezelschapsdieren.
–
De basiskennis, inzichten en vaardigheden verwerven om: •
dieren op een efficiënte wijze te voeden, te verzorgen, te huisvesten en eventueel de vruchtbaarheid te begeleiden;
•
om op een veilige, diervriendelijke en ergonomische manier om te gaan met dieren;
•
de veiligheidsvoorschriften, hygiënische en milieuafspraken na te leven;
2de graad BSO Dierenzorg
7 D/2003/0279/062
2.2
•
op een klantvriendelijke manier commerciële basistechnieken te kunnen toepassen;
•
om de juiste gereedschappen en werktuigen te kiezen, correct te gebruiken en te onderhouden;
•
voldoende kritisch te staan ten opzichte van eigen realisaties (product) en ten opzichte van eigen werk zaamheden (proces) en eigen handelen bij te sturen tot kwaliteitsverbetering.
Op het vlak van attitudevorming
Het is belangrijk om attitudes bewust en expliciet op diverse momenten als doelstelling na te streven. Attitudes die bijzondere aandacht verdienen zijn: –
Erop gericht zijn binnen de voorgeschreven tijd een opgedragen taak nauwkeurig te voltooien.
–
Diervriendelijk omgaan met dieren.
–
Streven en ijveren voor een zo hoog mogelijk dierenwelzijn (voeding, hygiëne, huisvesting …)
–
Voor zijn mening en gevoelens durven uitkomen en deze op een beleefde manier formuleren en argumenteren.
–
Spontaan handelen volgens de regels en afspraken.
–
Erop gericht zijn, ondanks moeilijkheden, verder te werken om het einddoel te bereiken.
–
In staat zijn om op systematische wijze te beslissen welke stappen men bij de uitvoering van een taak zal zetten.
–
Zich inleven in de situatie waarin mensen zich bevinden, er begrip voor opbrengen en er tactvol mee omgaan.
–
Bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden (andere materialen, andere gereedschappen, nieuwe opdrachten).
–
Handelen met het oog op de tevredenheid voor zichzelf en voor de anderen: klantgerichtheid.
–
Handelen met het oog op het vermijden van verspilling en respect voor het milieu.
–
Bereid zijn om informatie op te zoeken.
–
Aandacht hebben voor de impact die het eigen gedrag en voorkomen op anderen kan hebben.
–
Bijdragen tot een leef- en werkomgeving als een gemeenschap van mensen die iets voor elkaar betekenen.
–
Handelen met de bekommernis om zichzelf, de anderen en het milieu optimaal te vrijwaren.
–
Bereid zijn om in team te werken.
3
Algemene pedagogisch-didactische wenken
3.1
Geïntegreerde aanpak
Het is vanuit pedagogisch-didactisch standpunt absoluut noodzakelijk om een degelijke samenhang tot stand te brengen tussen praktijk en theorie. Een eerste stap om op dit vlak goede resultaten te bereiken is te vertrekken vanuit een geïntegreerd leerplan. Dit betekent dus dat er geen afzonderlijk leerplan theorie en praktijk wordt gemaakt. Het onderscheid tussen TV en PV in de lessentabel is louter omwille van administratieve redenen gemaakt.
8 D/2003/0279/062
2de graad BSO Dierenzorg
De leerplandoelstellingen en leerinhouden worden zodanig aangeboden dat de praktijk en de theorie als één geheel worden ervaren. Het is in deze optiek ook wenselijk om de praktijk en de theorie door één en dezelfde leraar te laten geven. Indien de school toch opteert om de uren over verschillende leraren en verschillende vakken te verdelen, zullen de leraren de leerplandoelstellingen en leerinhouden, in overleg opnemen in een gezamenlijk jaarplan. De vakwerkgroep is hiervoor de aangewezen weg.
3.2
Graadleerplannen
De leerplannen zijn uitgeschreven als graadleerplannen. De leerdoelstellingen dienen binnen de graad gerealiseerd te worden. De leraar dient er naar te streven de verschillende leerinhouden zo geï ntegreerd mogelijk te behandelen.
3.3
Verticale samenhang
De tweede graad heeft een schakelfunctie tussen eerste en derde graad. Om de verticale opbouw optimaal te verzekeren, is het noodzakelijk om naast de eigen doelstellingen ook deze van de andere graden te kennen. Enerzijds moet men nauw aansluiten op wat voorafging in de eerste graad en anderzijds moet men een duidelijk zicht hebben op de te bereiken einddoelen in de derde graad. Eerste graad beroepenveld ‘Land- en tuinbouw’: exploratie en oriëntatie van de agrarische sector. Tweede graad: verwerven van de noodzakelijke transfereerbare basiskennis, inzichten en attitudes bij het realiseren van duurzame dierlijke productie. Derde graad: het toepassen van de verworven transfereerbare basiskennis (voorkennis), inzichten in concrete productrealisaties, zoals voeding, huisvesting en verzorging van gezelschapsdieren en andere. Met andere woorden in de derde graad worden de leerinhouden in verband met dierlijke producties verder uitgediept. De doelstellingen in de derde graad zijn georiënteerd op het maken van keuzes en het nemen van beslissingen bij de brede zorg in verband met dieren, alsook het beheersen van de commerciële factoren. Het leerplan Dierenzorg wordt over de tweede en derde graad heen concentrisch opgebouwd. In de derde graad worden de onderwerpen in verband met ziektes en hun preventie en behandeling behandeld.
3.4
Horizontale samenhang
Bij het uitschrijven van het leerplan Dierenzorg werd rekening gehouden met het tijdstip waarop bepaalde leerinhouden in de andere vakken van het fundamenteel gedeelte aan bod komen. Per thema wordt via de pedagogisch-didactische wenken aangegeven welke voorkennis en inzichten de leerlingen moeten verworven hebben in andere vakken. Sommige onderwerpen dienen vakoverschrijdend te worden aangepakt. De realisatie van alle geformuleerde doelstellingen van vakoverschrijdende thema’s zal een zaak worden voor de hele school en vraagt een coördinatie van de jaarplannen via de vakwerkgroepen.
2de graad BSO Dierenzorg
9 D/2003/0279/062
3.5
Projectmatige aanpak
Dit leerplan leent zich tot projectmatig werken. Met een project wordt bedoeld: een geïntegreerde oefening of thema door één of meer leerlingen uit te voeren. Dit kan deels onder begeleiding, deels zelfstandig gebeuren. Bij het uitvoeren van een project kunnen veel vakoverschrijdende basisvaardigheden worden uitgevoerd. Het project is geen doel op zich, maar een middel om verschillende vakoverschrijdende basisvaardigheden te integreren.
3.6
Aanschouwelijke aspecten
Er wordt tijdens de lessen Dierenzorg veel aandacht besteed aan het aanschouwelijk aspect. De leerlingen zo veel als het kan in contact brengen met reële praktijkomstandigheden (dit wil zeggen voornamelijk met de dieren zelf) is een must. De praktische vaardigheden verwerven om op een veilige, ergonomische en efficiënte wijze diverse verzorgingsactiviteiten bij gezelschapsdieren uit te voeren is het uitgangsprincipe. Hierbij is het tevens belangrijk dat leerlingen de mogelijke gevaren inventariseren en veiligheidsvoorschriften respecteren. Er dienen op school ook voldoende dieren en aangepaste klaslokalen aanwezig te zijn ( Zie minimale vereisten). Het is evident dat de diersoorten tijdens de bespreking ervan dienen aanwezig te zijn in de onmiddellijke leeromgeving.
3.7
Integratie ICT
Het bijhouden van commerciële gegevens, stockbeheer, voederlijsten, medische gegevens, de verplichte registratiegegevens van een aantal diersoorten, e.a. wordt met behulp van de computer verricht. Het is aan te bevelen de leerlingen vertrouwd te maken met de professionele softwarepakketten die hiervoor aangewend worden. In de tweede graad leren de leerlingen de gegevens op de juiste wijze registreren met de computer. In de derde graad wordt de computer gebruikt als ondersteuning van de beleidsvoering. Met andere woorden: deze gegevens worden aangewend om bedrijfsbeslissingen te nemen.
3.8
Aantal lestijden
Bij elk hoofdstuk geven we een raming van het vereiste aantal lestijden. Deze raming is indicatief: de leraar is niet verplicht zich hier strikt aan te houden. Bovendien is de leraar niet verplicht alle doelstellingen van één hoofdstuk chronologisch na elkaar te behandelen tenzij het expliciet in onderstaande tabel wordt aangeduid.
10 D/2003/0279/062
2de graad BSO Dierenzorg
Fundamenteel gedeelte: PV + TV: 14 uur/leerjaar - 28 uur/graad - 700 uur
Aantal lesuren
Kennis maken met de sector gezelschapsdieren Diergedragingen observeren Hanteren van gezelschapsdieren Dierensoorten en -rassen herkennen en noemen Het voeden van gezelschapsdieren Dagelijkse zorgen en gezondheidscontroles bij gezelschapsdieren uitvoeren Inwendige bouw van gezelschapsdieren bestuderen Opvolgen van de levensloop en ontwikkeling van gezelschapsdieren Gezelschapsdieren huisvesten De huid- en vacht van dieren verzorgen
10 50 50 75 150 15 50 50 175 75
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Totaal
700
Complementair gedeelte: PV + TV: 3 uur/leerjaar - 6 uur/graad - 150 uur
150
Uitbreidingsdoelstellingen + meer dan twee typevoorbeeelden per dierengroep
4
Leerplandoelstellingen, leerinhouden, pedagogisch-didactische wenken en didactische middelen
De doelstellingen en leerinhouden worden eerst naast elkaar weergegeven. Deze worden gevolgd door de pedagogisch-didactische wenken en didactische middelen. Een (U) staat voor uitbreiding. De leerinhouden en doelstellingen voor zoötechniek-gezelschapsdieren zijn voor de tweede graad BSO ‘Dierenzorg’ hoofdzakelijk dierafhankelijk opgesteld. Het is de bedoeling dat de leraar de onderstaande dierafhankelijke leerinhouden uitwerkt aan de hand van minstens twee concrete typevoorbeelden per groep van gezelschapsdieren en dit voor alle thema’s van het leerplan. Van volgende dierengroep worden minstens twee meest representatieve voorbeelden voor de groep gekozen: grote zoogdieren, kleine zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën, vissen. De reptielen en amfibieën worden telkens in hetzelfde hoofdstuk behandeld omdat het allebei terrariumdieren en koudbloedigen zijn. Het is aangewezen de keuze van de type voorbeelden te bepalen via de vakwerkgroep. Indien via het complementair gedeelte bijkomende uren worden ingericht dan komen de leerinhouden en de uitbreidingsdoelstellingen van dit leerplan hiervoor in aanmerking. Ook kan men binnen de uitbreiding kiezen om meer dan twee typevoorbeelden per dierengroep te behandelen.
4.1
Kennis maken met de sector gezelschapsdieren
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN Ontstaan van de gezelschapsdieren:
Het begrip domesticatie verklaren.
Domesticatie
De definitie van “gezelschapsdier“ verwoorden.
Definitie van gezelschapsdieren
2de graad BSO Dierenzorg
11 D/2003/0279/062
Nut van de gezelschapsdieren: Het nut en de betekenis voor de mens van verschillende – gezelschapsdieren verwoorden. – –
gezelschapsdieren en productiedieren gezelschapsdieren en andere culturen sociaal belang voor de mens
Informatiebronnen raadplegen omtrent het economisch belang en de evolutie van de dierenzorgsector. (U)
Economisch belang van de dierenzorgsector (U)
De toestand van de dierenzorgsector in eigen streek (Vlaanderen) analyseren. (U)
–
dierenzorg in België
–
dierenzorg in relatie met andere sectoren
–
dierenzorg in de buurlanden
De toestand van de dierenzorgsector in de buurlanden.(U)
Betekenis van: De verschillende bedrijfstypen en uitbatingvormen in verband met het houden, verzorgen en verkopen van gezelschapsdieren herkennen en opnoemen.
–
dierenspeciaalzaken kanalen
–
dierenartspraktijk
–
dierenpensions
–
fokkerijen
–
dierenasiel
–
zelfstandige dierenverzorgers
–
kinderboerderijen
–
dierenparken, e.a.
–
beroep van dierverzorgers
De voornaamste taken van het beroep van dierenverzorger en rattenvanger verwoorden.
–
rattenvanger
Informatiebronnen raadplegen omtrent de belangrijkste verenigingen in verband met het houden van gezelschapsdieren. (U)
De verenigingen in verband met het houden en beschermen van gezelschapsdieren in België (U)
De taak van de vereniging “het blauw kruis” verwoorden.
12 D/2003/0279/062
en
–
overzicht
–
rol en betekenis
–
voornaamste activiteiten
andere
distributie-
2de graad BSO Dierenzorg
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN –
Het classificeren van dieren en de indeling van het dierenrijk wordt behandeld in het vak Toegepaste natuurwetenschappen - tweede graad - tweede leerjaar.
–
Leerlingen kunnen gegevens, omtrent de omvang en het belang van de dierenzorgsector opzoeken op diverse websites.
–
De leerinhouden in verband met het belang van de dierenzorgsector komen ook aan bod in het vak toegepaste economie. Overleg met deze leraar is noodzakelijk.
–
Laat de leerlingen bij de start van de vorming kennis maken met de verschillende beroepen die te maken met dierenzorg. Bedrijfsbezoeken en gesprekken organiseren met vaklui is hierbij een must.
–
Laat de leerlingen brainstormen omtrent het nut en de belang van gezelschapsdieren.
–
De leerlingen verzamelen ook documentatie over het nut en werking van de verenigingen die opkomen voor de bescherming van dieren
4.2
Diergedragingen observeren
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
Het begrip gedragingen van dieren omschrijven.
Het begrip gedragingen van dieren verwoorden
Gedragsprogramma’s en gedragshandelingen onder- De gedragsprogramma’s bij zoogdieren scheiden. – Eetgedrag De verschillende gedragsprogramma’s bij zoogdieren herkennen en benoemen. – Voortplantingsgedrag Observeren van diverse dieren en hun gedrag kunnen omschrijven.
–
Voedselzoekgedrag
–
Vluchtgedrag
–
Verdedigingsgedrag
–
Sociaal gedrag
–
Leergedrag
–
Exploratiegedrag
–
E.a.
Verband uitleggen tussen stereotiep gedrag en het wel- Stereotiep gedrag (afwijkend gedrag) bij zoogdiezijn van het dier. ren
Aan de hand van voorbeelden afwijkend gedrag kunnen Voorbeelden interpreteren.
De gepaste maatregelen bij het vaststellen van afwij- Maatregelen kende gedragingen.
2de graad BSO Dierenzorg
13 D/2003/0279/062
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
Dierengedragingen waarnemen en herkennen. (U)
Ethogram bij zoogdieren (U)
Een eenvoudig ethogram opstellen per diersoort. (U) De overeenkomsten en verschillen in gedragingen van vogels met de zoogdieren omschrijven.
Specifieke gedragingen bij vogels
De overeenkomsten en verschillen in gedragingen van reptielen en amfibieën met de zoogdieren omschrijven.
Specifieke gedragingen bij reptielen en amfibieën
De overeenkomsten en verschillen in gedragingen van vissen met de zoogdieren omschrijven.
Specifieke gedragingen bij vissen
De relatie omschrijven tussen diergedragingen en die- Verband tussen diergedragingen en diere nwelzijn renwelzijn. Aan de hand van een concreet voorbeeld een aantal Basisprincipes bij africhten van dieren(U) basisprincipes bij het africhten kennen en kunnen verwoorden. (U)
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN In dit hoofdstuk is het belangrijk dat de leerinhouden heel praktisch worden aangebracht. Het is de bedoeling de leerlingen te laten oefenen in het omgaan met dieren en het observeren van diergedragingen. Het is de bedoeling dat de leerlingen de dieren in hun eigen omgeving en in diverse stadia van hun levensloop observeren. De leerlingen moeten de verschillende gedragspatronen kunnen waarnemen. De doelstelling is vooral afwijkend gedrag te kunnen interpreteren en oplossingen hiervoor te kunnen aabieden..
4.3
Hanteren van gezelschapsdieren
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
Op een veilige en diervriendelijke manier omgaan met dieren (diverse diersoorten).
Goede omgang met diverse soorten dieren
Voorkomen van stress: De juiste fixeer- en optilmethode uitvoeren toepassen op diverse courante diersoorten.
–
tijdens het vangen van het dier
–
tijdens het hanteren van het dier (verhokken, samenzetten, wandeling, bezoek dierenarts, …)
–
tijdens het transport van dier, e.a.
Gevaren die verbonden zijn aan het omgaan met dieren Gevaarlijke situaties met dieren inschatten.
14 D/2003/0279/062
2de graad BSO Dierenzorg
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN Persoonlijke bescherming en veiligheid
De gevaren en schadelijke gevolgen voor de gezond- – heid, verbonden aan het werken en omgaan met gezelschapsdieren herkennen en de juiste beschermingsmaatregelen nemen. –
Risicio’s voor de mens bij het omgaan met dieren.
–
Bescherming tegen ziekten die kunnen overgaan van dieren op mensen (zoönosen)
–
Bescherming tegen stof in dierenverblijven
Algemene bescherming tegen dieren
Reglementering in verband met het houden van gezel- – schapsdieren interpreteren en toepassen in praktijksituaties. (U) –
Basisreglementering en verantwoordelijkheden bij het houden van gezelschapsdieren (U)
–
Reglementering bij het vertonen van gezelschapsdieren op de openbare weg (U)
Bescherming tegen geluidsoverlast veroorzaakt door gezelschapsdieren (U)
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Gezien de omvang van de leerinhouden van dit vak beperken we de leerplannen in de tweede graad BSO dierenzorg tot deze van de gewervelde dieren. Een goede samenwerking met de leerkracht Tv natuurwetenschappen is noodzakelijk. De classificatie van de ongewervelde dieren komt aan bod in het tweede leerjaar van de tweede graad. De leerinhouden van beide vakken TV natuurwetenschappen en TV dierenzorg zijn complementair.
4.4
Dierensoorten en -rassen herkennen en noemen
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN Courante dieren in een dierenspeciaal-zaak
De meeste courante dierensoorten –en rassen van ge- – zelschapsdieren in Vlaanderen voorkomen herkennen, en noemen. –
grote zoogdieren/kleine zoogdieren
De meest verhandelde dieren in een dierenspeciaalzaak opsommen.
–
reptielen / amfibieën
–
vissen
voliérevogels/neerhofvogels/park- en watervogels
Uitwendige kenmerken van dieren waarnemen en verwoorden. Op basis de uitwendige kenmerken de voornaamste dierensoorten rangschikken binnen de groep.
2de graad BSO Dierenzorg
15 D/2003/0279/062
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN Uitwendige bouw van de zoogdieren
Op een tekening, foto en levend dier de delen van de uitwendige bouw van een aantal rassen per diersoort aanduiden en benoemen.
–
Delen van de uitwendige bouw en levenswijze
–
Typische kenmerken voor een zoogdier
Het onderscheid kunnen maken tussen mannelijke en vrouwelijke exemplaren.
–
Onderscheid in geslacht en kenmerken
Enkele rassen van de meest courante soorten herken- – nen en enkele eigenschappen ervan verwoorden.
Courante soorten en rassen (zie lijst)
Uitwendige bouw van de vogels Op een tekening, foto en levend dier de delen van de uitwendige bouw van een aantal rassen per diersoort aanduiden en benoemen.
–
Delen van de uitwendige bouw en levenswijze
–
Typische kenmerken voor een vogel
Het onderscheid kunnen maken tussen mannelijke en vrouwelijke exemplaren.
–
Onderscheid in geslacht en kenmerken
–
De verschillende pluimen of veren
–
Verschillende kleuren onderscheiden
–
Indelen in verschillende groepen
Enkele rassen van de meest courante soorten herken- – nen en enkele eigenschappen ervan verwoorden.
Courante soorten en rassen (zie lijst)
(zie lijst van de te kennen dieren). Uitwendige bouw van reptielen en amfibieën Op een tekening, foto en levend dier de delen van de uitwendige bouw van een aantal rassen per diersoort aanduiden en benoemen.
–
Delen van de uitwendige bouw en levenswijze
–
Typische kenmerken voor een reptiel en voor een amfibie
Het onderscheid kunnen maken tussen mannelijke en vrouwelijke exemplaren.
–
Onderscheid in geslacht en kenmerken
Enkele rassen van de meest courante soorten herken- – nen en enkele eigenschappen ervan verwoorden.
Courante soorten en rassen (zie lijst)
Uitwendige bouw bij de vissen Op een tekening, foto en levend dier de delen van de uitwendige bouw van een aantal rassen per diersoort aanduiden en benoemen.
16 D/2003/0279/062
–
Delen van de uitwendige bouw en levenswijze
–
Typische kenmerken voor een vis
–
Bespreking van de vorm (torpedo-, pijl-, aal- en schijfvorm)
2de graad BSO Dierenzorg
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
Het onderscheid kunnen maken tussen mannelijke en vrouwelijke exemplaren.
–
Korte bespreking bektypen
–
Bespreking vinnen, staart en huid
–
Onderscheid geslacht en kenmerken
–
Het onderscheid kunnen maken tussen mannelijke en vrouwelijke exemplaren
Enkele rassen van de meest courante soorten herken- – nen en enkele eigenschappen ervan verwoorden.
Courante soorten en rassen (zie lijst)
Belangrijke informatie op omtrent belangrijke rassen Project : zelfstandig werk : diersoorten en -rassen binnen één zelf te kiezen diersoort opzoeken, verwerken en toelichten voor de klasgroep.
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Het is de bedoeling dat de leerlingen reeds in de tweede graad een aantal dierensoorten en -rassen van veel voorkomende gezelschapsdieren herkennen op basis van de uitwendige kenmerken. Van deze rassen moeten er enkele kenmerken van de uitwendige bouw worden verwoord. Een meer uitgebreide studie van de verschillende dierensoorten en -rassen en de kenmerken ervan worden in de derde graad verder uitgediept en verruimd. Het is zeer belangrijk dat bij het identificeren rassen per diersoort vanuit de praktijk gebeurd en zoveel mogelijk in contact met het dier zelf. Laat de leerlingen zo mogelijk zelfstandig informatie zoeken over onderstaande diersoorten en -rassen. Het is goed voor BSO leerlingen een “dierenboek” te laten bijhouden waarin de dierensoorten en -rassen zijn opgenomen die worden behandeld in de les en die door de leerlingen moeten gekend zijn. Als werkinstrument bij dit thema wordt onderstaande tabel toegevoegd. Ze bevat een overzicht van de dierensoorten en –rassen die door de leerlingen op het einde van de tweede graad BSO worden herkend en waarbij ze juiste naam noemen. Hier bij kunnen de leerlingen de voornaamste soorten binnen een bepaalde groep classificeren.
Lijst van de te kennen diersoort en – rassen Diersoort Kleine zoogdieren
2de graad BSO Dierenzorg
Rassen Muizen
Kleurmuizen, renmuizen, veeltepelmuizen
Ratten
Huskyrat, Japanse rat, jumborat
Gerbils
Bleke gerbil, Syrische gerbil, Egyptische gerbil
Cavia’s
Gladharige (rus, agoutti, egaal), Tessel Gekruinde cavia’s (engels, Amerikaans), Borstelharige cavia’s Peruviaan Rex
Hamsters
Gewone hamsters, Chinese en Russische dwerg-hamsters
17 D/2003/0279/062
Lijst van de te kennen diersoort en – rassen Konijnen
Dwergkonijnen (kleurdwerg, pooltjes), Middenslag (hangoortjes, Hollanders, Alaska), Grote rassen (Rijnlander, Japanner, Franse en Engelse hangoor, Vlaamse reus) Belgisch haaskonijn
Chincilla Fret
Grote zoogdieren
Hond
Gezelschapshonden (bvb mopshond) -
Kat
Britse Korthaar, de Siamees, Perzische kat, Main Coon
Schaap
Texelaar, Suffolk, Blue du Maine, Hampshire
Geit
De witte Saane, de Nubische geit, de Turinger, de dwerggeit
Varken
Vietnamees en Indonesisch hangbuikvarken
Pony/paard
-
Vogels
Volièrevogels
-
-
18 D/2003/0279/062
Herdershonden (bvb Bearded collie, Duitse herder) Jachthonden (bvb Golden en Labrador retriever, Duitse brak) Sledehonden (bvb Samojeed) Teckels (bvb teckel) Teriërs (bvb Airedale Terrier, Cairn Terrier, Parson Jack Russell) Waakhonden (bvb Dobermann, Rottweiler, Duitse dog) Windhonden (bvb afghaan, Ierse wolfshond
Werkpaarden (Belgisch, Ardenner, Fries, Haflinger) Rijpaarden (Arabisch volbloed, Lipizaner) Pony (Shetlander) Zangvogels (kanarie, rijstvogel, buulbuul) Exoten (zebravink, Japanse meeuwtjes, bandvinken) Kromsnaveligen (Australische parkiet, ZuidAmerikaanse parkiet, agaporniden, papegaaiachtigen) Kwartels (Chinese dwergkwartel, Virginische boomkwartel, Californische kuifkwartel)
2de graad BSO Dierenzorg
Lijst van de te kennen diersoort en – rassen Neerhofvogels
Kippen * Groothoenders (Mechelse koekoek, Brahma, Marans, Cochin, Brakel) * Krielen (Shabo, Cochin, Antwerpse baardkriel, Sebright) Duiven * kroppers (Gentse kropper) * meeuwen (Oud Hollandse Meeuw) * structuurduiven (Raadsheer, Kapucijn) * tuimelaars (Belgische tuimelaar, Oosterse roller) * kleurduiven (vinkduif, Poolse lunckx) * kipduiven (King, Mondain) * vormduiven (Pauwstaart) * wratduiven (Carriër) * vliegduiven (postduif)
Parkvogels
-
-
ganzen (knobbelgans, maangans, Toulousegans) eenden (Mandarijneend, Carolinaeend, Taling, loopeend, Hollandse kwaker, wilde eend) zwanen (witte zwaan, zwarte zwaan)
Loopvogels
-
Nandoe Emoe Afrikaanse struisvogel
Slangen en hagedissen
Slangen * gifslang (adder, cobra, ratelslang) * wurgslang (python, korenslang)
Watervogels
-
Reptielen
kalkoenen (Ronquière kalkoen, bronskleurige Amerikaanse kalkoen) pauwen (blauwe pauw, Java-pauw) fazanten (goudfazant, leliefazant, koningsfazant, oorfazant) glansfazanten lachduiven kwartels en patrijzen parelhoenders
Hagedisse n * skinken (bananenskink) * basilisken (helmbasilisk) * echte hagedissen (smaragdhagedis, parelhagedis) * agame (baardagame, kardoen) * gekko (daggekko en nachtgekko) * eguanen (groene leguaan, aardleguaan) * varanen (nijlvaraan, steppevaraan) * kameleons
2de graad BSO Dierenzorg
19 D/2003/0279/062
Lijst van de te kennen diersoort en – rassen
Amfibieën
Vissen
Schildpadden
-
Landschildpad Moerasschildpad (roodwangschildpad, bijtschildpad)
Krokodillen
Brilkaaiman
Brughagedis
Gewone brughagedis
Kikkers
Pijlgifkikker, groene kikker
Padden
Buffo marinus
Salamanders
Vuursalamander
Warmwatervissen
Scalara, neon, guppi, discus
Koudwatervissen
Karperachtigen (Koi, goudvis) Winde, zeelt, voorn, zonnebaars
4.5
Het voederen van gezelschapsdieren
4.5.1
Algemene begrippen in verband met het voederen van gezelschapdieren
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN Doel van het voederen van dieren
De rol van de voeding voor dieren aantonen.
Het begrip rantsoen verwoorden.
–
Levensonderhoud
–
Productie
–
Het begrip rantsoen
Het verschil tussen krachtvoeder, ruwvoeder, samen- – gesteld voeder en supplement kunnen weergeven.
Verschil tussen krachtvoeder, ruwvoeder, samengesteld voeder en supplement
De belangrijkste voedingsstoffen die voorkomen in voe- – dermiddelen opnoemen.
Informatie over voedermiddelen en voederinfrastructuur
Uitleggen wat we bedoelen met brandstoffen, bouwstof- – fen en beschermende stoffen.
De belangrijkste voedingsstoffen voor dieren en hun functie
Aangeven waarom dieren water, brandstoffen, vetten, bouwstoffen en beschermende stoffen nodig hebben.
•
Water
•
Bouwstoffen
•
20 D/2003/0279/062
−
Eiwitten
−
Mineralen
Brandstoffen
2de graad BSO Dierenzorg
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN −
Glucose
−
Zetmeel
•
Vetten
•
Beschermende en regulerende stoffen −
Vitaminen
−
Minerale
− Voorbeelden en nut van voedersupplementen opnoemen.
•
Vezelstoffen
Voedersupplementen e.a.
Behoeften aan voedermiddelen en voedingstoffen bij dieren
De zoogdieren indelen volgens voedselbehoefte en – uitleggen welk voedsel bij een bepaalde diersoort hoort.
Indeling van de dieren volgens het voedsel: carnivoren, herbivoren en omnivoren
Aan de hand van een tekening van een maagdarmstelsel kunnen bepalen welk soort voedsel het dier kan verteren. Aan de hand van concrete voorbeelden de samenstel- – ling van een doorsnee rantsoen voor herbivoren, carnivoren en alleseters bepalen. –
Belangrijkste vo edermiddelen voor herbivoren Belangrijke voedermiddelen voor carnivoren
–
Belangrijkste voedermiddelen voor omnivoren of alleseters
De voornaamste voedermiddelen die in dierenspeciaal- – zaken worden verkocht herkennen en noemen. (U)
De belangrijkste voedermiddelen voor dieren die worden aangeboden in dierenspeciaalzaken (U)
De belangrijkste ingrediënten in voedermiddelen vaststellen en benoemen. (U) De grondstoffen die men gebruikt voor het samenstellen De grondstoffen voor het samenstellen van voevan voedingsmiddelen voor dieren herkennen en be- dingsmiddelen voor dieren (U) noemen. (U)
2de graad BSO Dierenzorg
21 D/2003/0279/062
4.5.2
Voeding en vertering bij zoogdieren
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN Specifieke voedingsbehoeften van zoogdieren
Aan de hand van concrete voorbeelden de relatie leg- gen tussen de manier van voeden van dieren in hun natuurlijke leefomgeving (vrije natuur)en als gezelschapsdier.
Voeding van dieren in hun natuurlijke leefomgeving.
De belangrijkste redenen opnoemen waarom een dier zich voedt. De verschillen in eetgedrag van dieren kunnen verklaren. Voor concrete diersoorten een evenwichtig en gezond – rantsoen opzoeken aan de hand van diverse informatiebronnen.
Rantsoen voor een dier
Het juiste rantsoen verstrekken aan diverse zoogdieren . Voederen van zoogdieren De soorten voedermiddelen herkennen en benoemen – die gebruikt worden bij de samenstelling van het rant soen.
Instaan voor de voeder- en watervoorziening en opname ervan controleren bij diverse zoogdieren zoals:
De krachtvoeders of supplementen herkennen.
–
Knaagdieren (muis, rat, gerbil, chincilla, cavia …)
De voeder- en wateropname van een dier registreren op een werkdocument en opvolgen.
–
Haasachtigen (diverse rassen konijnen)
–
Carnivoren (honden en/of katten, fret …)
–
Herbivoren (schaap, geit, lama, rund/paard)
–
Omnivoren (varken …)
–
Controle voeder- en wateropname
Eisen gesteld aan het drinkwater van zoogdieren op- – sommen.
Eisen aan het drinkwater
Verteringsstelsel van zoogdieren Aan de hand van een gebit en/of tekening de soorten tanden herkennen en benoemen.
–
Het gebit van diverse zoogdieren
Aan de hand van een gebit bepalen welk voedsel een bepaalde diersoort tot zich neemt. Aan de hand van een figuur, model of dissectie de voor- Functie van het spijsverteringstelsel bij herbivoren, naamste onderdelen van het spijsverteringsstelsel her- carnivoren, omnivoren kennen en benoemen.
22 D/2003/0279/062
2de graad BSO Dierenzorg
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De delen van het spijsverteringsstelsel in de juiste volg- – orde plaatsen.
Bouw van het spijsverteringsstelsel bij herbivoren, carnivoren, omnivoren
Aan de hand van figuren het onderscheid tussen het spijsverteringsstelsel van diverse diersoorten aanduiden en verwoorden.
–
Principe van de vertering bij herbivoren, carnivoren, omnivoren
De taak van de belangrijkste delen van het spijsverte- – ringsstelsel bij het verteringsproces en de invloedsfactoren hierop verwoorden. (U)
Factoren die een invloed hebben op de vertering. (U)
De stappen tijdens de vertering van voedsel bij verschillende diersoorten schematisch weergeven.
4.5.3
Voeding en vertering bij vogels
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN Specifieke voedingsbehoeften van vogels
Voor juiste voeding aan concrete vogelsoorten verstrek- Voederen van vogels ken. Instaan voor de voeder- en watervoorziening en opHet rantsoen verstrekken aan diverse vogels. name ervan controleren bij diverse vogels zoals: De soorten voedermiddelen herkennen die gebruikt worden bij de samenstelling van het rantsoen.
–
Neerhofvogels (diverse rassen kippen, krielkippen, duiven, fazant …)
De krachtvoeders of supplementen herkennen.
–
Park- en watervogels (eenden, ganzen, zwanen …)
Bepaalde opname- en verteringsstoornissen kunnen herkennen.
–
Volièrevogels (kanaries, parkieten …)
Verteringsstelsel bij vogels De vogels kunnen indelen volgens voedselbehoefte.
–
Indeling van de vogels volgens het voedsel: insecten, zaad, granen, vruchten, vlees
–
Bespreking soorten snavels
De verschillen in eetgedrag van vogels kunnen verklaren. Aan de hand van de soort snavel bepalen welk voedsel een bepaalde vogelsoort tot zich neemt.
De taak van de belangrijkste delen van het spijsverte- – ringsstelsel bij het verteringsproces bij vogels verwoorden.
Functie van het spijsverteringstelsel bij vogels
Aan de hand van een figuur, model of dissectie de voornaamste onderdelen van het spijsverteringsstelsel herkennen en noemen.
2de graad BSO Dierenzorg
23 D/2003/0279/062
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De delen van het spijsverteringsstelsel in de juiste volg- – orde plaatsen. – De stappen tijdens de vertering van voedsel bij vogels schematisch weergeven.
Bouw van het spijsverteringsstelsel bij vogels
De taak van de belangrijkste delen van het spijsverte- – ringsstelsel bij het verteringsproces en de invloedsfactoren hierop verwoorden. (U)
Factoren die een invloed hebben op de vertering. (U)
4.5.4
Principe van de vertering: verschilpunten tussen zaadeters, graaneters, vleeseters enz. …
Voeding en vertering bij reptielen en amfibieën
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
Voor concrete soorten reptielen en amhibiën een even- Specifieke voedingsbehoeften van reptielen en wichtig en gezond rantsoen samenstellen. amfibieën Voederen van reptielen en amfibieën Het rantsoen verstrekken aan diverse reptielen en amfi- Instaan voor de voeder- en watervoorziening en opbieën. name ervan controleren bij diverse reptielen zoals: De soorten voedermiddelen herkennen die gebruikt worden bij de samenstelling van het rantsoen.
–
Leguanen, kameleon, agames, gekko’s, grasslang, python, schildpad
De krachtvoeders of supplementen kunnen herkennen.
–
Idem bij amfibieën
Bepaalde opname- en verteringsstoornissen kunnen herkennen.
–
Boomkikker …
Aan de hand van een figuur, model of dissectie de voor- Het spijsverteringsstelsel bij reptielen en amfibieën naamste onderdelen van het spijsverteringsstelsel herkennen en benoemen. De delen van het spijsverteringsstelsel in de juiste volg- Bouw van het spijsverteringsstelsel orde plaatsen. Uitleggen welk voedsel bij een bepaalde reptiel of amfi- – bie hoort.
Indeling van de reptielen en amfibieën volgens de aard van het voedsel:
Aan de hand van het soort reptiel of amfibie bepalen welk voedsel een bepaalde soort tot zich neemt.
•
insecteneters
•
vleeseters
•
planten- en vruchteneters
•
andere
De verschillen in eet gedrag kunnen verklaren.
Het principe van voedselvertering bij reptielen en amfi- – bieën uitleggen.
24 D/2003/0279/062
Het principe van de vertering
2de graad BSO Dierenzorg
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De stappen tijdens de vertering van voedsel schema- – tisch weergeven.
Verschilpunten tussen insecteneters, vleeseters, planten- en vruchteneters en andere
De taak van de belangrijkste delen van het spijsve rte- – ringsstelsel bij het verteringsproces verwoorden.
De functie van de verschillende onderdelen van het spijsverteringstelsel
4.5.5
Voeding en vertering bij vissen
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
Voor concrete vissoorten een evenwichtig en gezond rantsoen samenstellen.
Specifieke voedingsbehoeften van vissen Voederen van vissen
Het rantsoen verstrekken aan diverse soorten vissen. De soorten voedermiddelen herkennen die gebruikt worden bij de samenstelling hiervan.
Instaan voor de voeder- en watervoorziening en opname ervan controleren bij diverse vissen zoals: –
Koudwatervissen
–
Tropische vissen
De krachtvoeders of supplementen kunnen herkennen Bepaalde opname- en verteringsstoornissen kunnen herkennen. Voedselopname controleren. De werking en de functie van het kauwapparaat ver- – woorden.
Bespreking soorten kauwapparaat
Spijsverteringsstelsel bij vissen De taak van de belangrijkste delen van het spijsverte- – ringsstelsel bij het verteringsproces verwoorden.
Bouw van het spijsverteringsstelsel
Aan de hand van een figuur, model of dissectie de voornaamste onderdelen van het spijsverteringsstelsel herkennen en noemen. Uitleggen welk voedsel bij een bepaalde vi ssoort hoort.
−
Indeling van de vissen volgens het soort voedsel die ze opnemen
De delen van het spijsverteringsstelsel in de juiste volg- – orde plaatsen en hun functie toelichten.
Functie van het spijsverteringsstelsel
Aan de hand van de monddelen bepalen welk soort voedsel een bepaalde soort tot zich neemt.
Bespreking soorten bektypen
–
•
Bovenstandige bek
•
Eindstandige bek
De verschillen in eetgedrag kunnen verklaren.
2de graad BSO Dierenzorg
25 D/2003/0279/062
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN •
De stappen tijdens de vertering van voedsel schema- – tisch weergeven.
4.5.6
Onderstandige bek
Het principe van de vertering
Het kweken van voederdieren
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
Aan de hand van een bepaalde diersoort de behoefte aan voederdieren berekenen.
Behoefte aan voederdieren
De meest gekweekte voederdieren herkennen en noe- Voornaamste gekweekte voerderdieren men. De belangrijkste eigenschappen van een kweekruimte voor voederdieren kennen en dit kunnen inrichten.
Kweekruimte
De kweekvoorwaarden en –technieken voor voederdie- Voederdieren produceren ren opzoeken en toepassen. Voederdieren kweken, opvolgen en verzorgen.
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Het hoofdstuk over het voederen en het verteringsstelsel bij dieren, dient vakoverschrijdend te worden aangepakt. De leerinhouden in verband met de bloedvaten-, ademhaling-, uitscheiding-, beweging- en zenuwstelsel worden in een apart hoofdstuk gezien. Ook het voortplantingsstelsel komt in een ander hoofdstuk aan bod om het aanschouwelijk aspect beter te benadrukken. De leerinhouden in verband met het uitscheidingsstelsel en het voortplantingsstelsel bij de mens worden behandeld in de derde graad. Een vakoverschrijdende aanpak maakt het mogelijk alle leerinhouden in verband met de inwendige bouw van dieren te integreren. Het is wenselijk om zo veel mogelijk te werken aan de hand van concrete voorbeelden van huisdieren en onder andere door middel van dissectie het spijsverteringsstelsel aan te leren. Er wordt duidelijk verwacht dat de leerinhouden van het spijsverteringsstelsel tegelijkertijd behandeld wordt met de voeding van dieren. Aanwenden van videomateriaal en CD-rom in verband met de inwendige bouw is gewenst. Ook het gebruik van transparanten of ander beeldmateriaal met schematische voorstellingen van het spijsverteringsstelsel per diersoort is noodzakelijk. Modellen (op schaal in kunststof) zijn een must.
26 D/2003/0279/062
2de graad BSO Dierenzorg
4.6
Dagelijkse zorgen en gezondheidscontroles bij gezelschapsdieren uitvoeren
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
Verschillende dagelijkse zorgen en controles aan dieren uitvoeren.
Gezondheidscontrole bij dieren –
Gezondheid van de dieren controleren. (diverse diersoorten).
Controle gezondheid: •
voedselopname
•
urineren, ontlasten, e.a.
•
waarnemen gedrag (bv. afwijkend)
–
Uitwendige controle (ogen, oren, huid, haar, verwondingen, ectoparasieten, e.a.)
–
Geslachtsapparaat, aars, cloaca controleren
–
Klauwverzorging
–
Verzorgen van nagels
Uitgevoerde werkzaamheden in verband met de verzor- – ging van dieren op een professionele wijze rapporteren.
Rapporteren van uitgevoerde werkzaamheden
Begrip ziekte en begrip gebrek Het onderscheid tussen gezondheid, ziekte en gebrek verwoorden. Enkele veel voorkomende gebreksziekten bij enkele diersoorten kunnen herkennen en beoordelen. (U)
–
Wat is ziekte?
–
Wat is een gebrekziekte?
–
Voorbeelden van gebreksziekten.(U)
Het onderscheid tussen gezondheid, ziekte en gebrek verwoorden.
Gezondheid van dieren
Enkele veel voorkomende gebreksziekten bij enkele diersoorten kunnen herkennen en beoordelen. (U)
–
Begrip weerstand
Factoren die een belangrijke invloed uitoefenen op de gezondheid van dieren herkennen en opsommen.
–
Factoren die de weerstand beï nvloeden
–
Factoren die de infectiedruk beïnvloeden
–
Begrip infectiedruk
–
Verhinderen van besmetting
–
Insleep van ziekten vermijden
–
Gezondheidskenmerken
De verschillende maatregelen in verband met hygiëne, gezondheid en welzijn van dieren herkennen en benoemen.
Gezondheidscontroles van dieren uitvoeren. Hygiënische en andere omstandigheden waarin dieren leven beoordelen.
2de graad BSO Dierenzorg
27 D/2003/0279/062
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
Het belang van een goede gezondheid van de dieren aantonen.
Belang van een goede gezondheid van de dieren
Dierenwelzijn Het begrip dierenwelzijn verwoorden.
–
Het verband leggen tussen dierenwelzijn en de gezond- – heid van dieren.
Het begrip dierenwelzijn Het verband tussen dierenwelzijn, huisvesting en gezondheid van dieren
Het verband leggen tussen dierenwelzijn en huisvesting. Het begrip pijnbestrijding bij gezelschapsdieren ver- – woorden. (U)
Het begrip pijnbestrijding bij gezelschapsdieren (U)
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN In dit hoofdstuk worden enkele belangrijke basisprincipes van gezondheid van dieren besproken. De bespreking, preventie en behandeling van diverse ziektes worden gezien in de derde graad. Tijdens de praktijkoefeningen wordt veel aandacht besteed aan het voorkomen van ziekten en de insleep van ziekten
4.7
Inwendige bouw van gezelschapsdieren bestuderen
4.7.1
De inwendige bouw bij zoogdieren
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN Het bloedvatenstelsel bij zoogdieren
De functie van het bloedvatenstelsel verwoorden.
–
Aan de hand van een figuur, model of dissectie de be- – langrijkste delen van het bloedvatenstelsel herkennen en benoemen.
Functie van het bloedvatenstelsel Bouw van het bloedvatenstelsel
De rol van de bloedcellen weergeven. (U) De kleine en grote bloedsomloop op een schema aan- – duiden.
Werking van het bloedvatenstelsel
Het onderscheid in functie tussen de kleine en de grote bloedsomloop verwoorden.
–
Functie van de diverse onderdelen van het bloedvatenstelsel
De samenstelling van het bloed opnoemen. (U)
–
Samenstelling van het bloed (U)
Het ademhalingsstelsel bij zoogdieren Het belang van de ademhaling bij zoogdieren aantonen. –
28 D/2003/0279/062
Belang en functie van het ademhalingsstelsel
2de graad BSO Dierenzorg
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
Aan de hand van een schematische voorstelling de – verschillende delen van het ademhalingsstelsel herkennen en benoemen.
Bouw van het ademhalingsstelsel
Uit de bouw van het ademhalingstelsels de bescher- – mingsmogelijkheden van de luchtwegen tegen infecties bij dieren opsommen. (U)
Bescherming van de luchtwegen (U)
De werking van het ademhalingsstelsel aan de hand van een figuur toelichten.
Werking van het ademhalingsstelsel
–
De gasuitwisseling verklaren. Het urinestelsel bij zoogdieren De functie van het urinestelsel verwoorden.
–
Functie van het urinestelsel
Aan de hand van een schematische voorstelling of mo- – del de belangrijkste delen van het urinestelsel herkennen en aanduiden.
Bouw van het urinestelsel
Aan de hand van een figuur de werking van het urine- – stelsel verklaren.
Werking van het urinestelsel
Het bewegingsstelsel bij zoogdieren De functie van het geraamte van de voornaamste zoog- – dieren verwoorden. – Aan de hand van een geraamte of levend dier de belangrijkste delen herkennen.
Functie van het geraamte De bouw van het geraamte bij zoogdieren
Het verband tussen geraamte en uitwendige bouw verklaren. Soorten beenderen onderscheiden.
–
Aan de hand van tekeningen, transparanten of skelet - – ten, de verschillende soorten gewrichten herkennen en benoemen.
Soorten beenderen Beenverbindingen
De verschillende soorten gewrichten op een geraamte en op dieren situeren. Het spierstelsel bij zoogdieren De functie en het belang van het spierstelsel bij zoog- – dieren verwoorden. –
Belang en functie van het spierstelsel
De bouw en kenmerken van spieren beschrijven.
De bouw van een spier
–
Werking van de spieren
Verwoorden wat een pees is en haar functie beschrij- – ven.
Functie van pezen
De werking van een spier verklaren.
Werking van de spieren
2de graad BSO Dierenzorg
–
29 D/2003/0279/062
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De taak van elk onderdeel van het zenuwstelsel in de prikkeloverdracht aantonen.
Zenuwstelsel bij zoogdieren –
Werking van het zenuwstelsel
Het belang van het zenuwstelsel in het leven van een dier aantonen.
–
Functie van het zenuwstelsel
Aan de hand van een schematische voorstelling de verschillende delen van het zenuwstelsel herkennen.
–
Bouw van het zenuwstelsel
Hormonen De definitie van hormonen verwoorden.
–
Definitie van hormonen
De relatie tussen de soort klieren, de geproduceerde hormonen en de functie ervan herkennen. (U)
–
Belangrijke klieren die hormonen produceren en hun vorming
De algemene werking van de hormonen ve rwoorden.
–
Algemeen werkingsprincipe
Verschil tussen natuurlijke en synthetische hormonen kennen.
–
De soorten hormonen en hun functie (U)
–
Natuurlijke hormonen (U)
–
Synthetische hormonen (U)
Via dissectieoefeningen inzicht verwerven in de inwen- Dissectieoefeningen bij zoogdieren dige bouw van zoogdieren.
4.7.2
Uitwendig bouw bij vogels
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN Het bloedvatenstelsel bij vogels
De functie van het bloedvatenstelsel bij vogels verwoor- – den.
Functie van het bloedvatenstelsel
Aan de hand van een figuur, model of dissectie de be- – langrijkste delen van het bloedvatenstelsel herkennen en benoemen.
Bouw van het bloedvatenstelsel
De functie van ieder belangrijk onderdeel van het – bloedvatenstelsel verwoorden.
Werking van het bloedvatenstelsel
De verschillen in samenstelling van het bloed bij vogels – tegenover zoogdieren opnoemen. (U)
Samenstelling van het bloed (U)
Het ademhalingsstelsel bij vogels Aan de hand van een schematische voorstelling de – verschillende delen van het ademhalingsstelsel bij vogels herkennen en benoemen.
30 D/2003/0279/062
Functie van het ademhalingsstelsel
2de graad BSO Dierenzorg
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De werking van het ademhalingsstelsel aan de hand van een figuur toelichten.
–
Bouw van het ademhalingsstelsel
–
Werking van het ademhalingsstelsel
Bescherming van de luchtwegen tegen infecties bij vo- – gels verwoorden. (U)
Bescherming van de luchtwegen (U)
Het uro-genitaalstelsel bij vogels De functie van het uro-genitaalstelsel verwoorden met – betrekking tot de uitscheiding en de voortplanting.
Functie van het uitscheidingsstelsel
Aan de hand van een schematische voorstelling of m o- – del de belangrijkste delen van het uitscheidingsstelsel herkennen en aanduiden.
Bouw van het uitscheidingsstelsel
Aan de hand van een figuur de werking van het uit- – scheidingstelsel bij vogels verklaren verklaren.
Werking van uitscheidingsstelsel
Het bewegingsstelsel bij vogels De verschilpunten in de bouw en functie van het ge- – raamte tussen zoogdieren en vogels verwoorden. – –
Inleiding Functie van het geraamte De bouw van het geraamte bij vogels
Spierstelsel bij vogels De bouw en werking van spieren bij vogels verklaren.
–
Functie van het spierstelsel
Het begrip antagonist verwoorden.
–
Bouw en werking van de spieren bij vogels
De verschilpunten bij het spierstelsel van vogels tegenover zoogdieren kennen. Via dissectieoefeningen inzicht verwerven in de inwen- Dissectieoefeningen bij vogels dige bouw van vogels.
4.7.3
Inwendige bouw bij reptielen en amfibieën
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN Het bloedvatenstelsel bij reptielen en amfibieën
De functie van het bloedvatenstelsel en verschilpunten ervan bij reptielen en amfibieën verwoorden.
Functie van het van het bloedvatenstelsel –
2de graad BSO Dierenzorg
Samenstelling van het bloed (U)
31 D/2003/0279/062
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
Aan de hand van een figuur, model of dissectie de be- – langrijkste delen van het bloedvatenstelsel herkennen en benoemen.
Bouw van het bloedvatenstelsel
De functie van ieder belangrijk onderdeel van het bloed- – vatenstelsel verwoorden.
Werking van het bloedvatenstelsel
De verschillen in samenstelling van het bloed tegenover zoogdieren kennen. (U)
De verschillen in samenstelling van het bloed tegenover zoogdieren kennen (U)
–
Het ademhalingsstelsel bij reptiel en amfibie De functie van het ademhalingstelsel bij reptielen en amfibieën verwoorden.
–
Functie van het ademhalingsstelsel bij reptielen en bij amfibieën
Aan de hand van een schematische voorstelling de – verschillende delen van het ademhalingsstelsel herkennen en benoemen. –
Bouw van het ademhalingsstelsel bij reptielen
Het verschil tussen de zuurstofopname bij reptielen en amfibieën verwoorden.
–
Werking van het ademhalingsstelsel bij reptielen
–
Werking van het ademhalingsstelsel bij amfibieën
Bescherming van de luchtwegen tegen infecties ver- – woorden. (U)
Bescherming van de luchtwegen bij reptielen en amfibieën (U)
–
Het uitscheidingsstelsel bij reptielen en amfibieën
–
Functie, bouw en werking van het uitscheidingsstelsel
Bouw van het ademhalingsstelsel bij amfibieën
De werking van het ademhalingsstelsel aan de hand van een figuur toelichten. De gasuitwisseling verklaren.
De functie van het uitscheidingsstelsel verwoorden. Aan de hand van een schematische voorstelling of model de belangrijkste delen van het uitscheidingsstelsel herkennen en aanduiden en de werking ervan verklaren.
Het bewegingsstelsel bij reptielen en amfibieën De verschilpunten van het geraamte en de functie ervan – tussen reptielen en amfibieën opnoemen en verwoorden. – –
Soorten beenderen Functie van het geraamte De bouw van het geraamte bij reptiel en amfibie
Het spierstelsel bij reptielen en amfibieën De werking en functie van het spierstelsel bij reptielen en amfibieën verklaren.
–
Functie van het spierstelsel
–
Bouw en werking van de spieren bij reptielen en bij amfibieën
Via dissectieoefeningen inzicht verwerven in de inwen- Dissectieoefeningen bij reptielen en amfibieën dige bouw van reptielen en amfibieën.
32 D/2003/0279/062
2de graad BSO Dierenzorg
4.7.4
Inwendige bouw bij vissen
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN Het bloedvatenstelsel bij vissen
De functie van het bloedvatenstelsel verwoorden.
–
Aan de hand van een figuur, model of dissectie de be- – langrijkste delen van het bloedvatenstelsel herkennen en benoemen.
Functie en bouw van het bloedvatenstelsel Werking van het bloedvatenstelsel
De verschillen in verband met het bloedvatenstelsel tegenover zoogdieren kennen. Het ademhalingsstelsel bij vissen Aan de hand van een schematische voorstelling de – verschillende delen van het ademhalingsstelsel herkennen en benoemen.
Bouw van het ademhalingsstelsel
De werking van het ademhalingsstelsel aan de hand van een figuur toelichten.
Functie van het ademhalingsstelsel
–
De verschillende vormen van kieuwademhaling uitleg- – gen.
Werking van kieuwademhaling (bespreking kieuwbogen, kieuwdeksels, kieuwplaatjes)
De gasuitwisseling verklaren. Bescherming van de luchtwegen tegen infecties ver- – woorden. (U)
Soorten •
darmademhaling
•
labyrintademhaling
•
huidademhaling
Het uitscheidingsstelsel bij vissen De functie van het uitscheidingsstelsel verwoorden.
–
Aan de hand van een schematische voorstelling of mo- – del de belangrijkste delen van het uitscheidingsstelsel herkennen en aanduiden.
Functie en bouw van het uitscheidingsstelsel Werking van uitscheidingsstelsel
Aan de hand van een figuur de werking van het uitscheidingsstelsel bij vissen uitleggen. Het bewegingstelsel bij vissen De functie van het geraamte en het verschil tussen en- – kele vissoorten verwoorden.
Inleiding
Aan de hand van afbeeldingen de bouw van een vin uitleggen en de verschillende soorten opsommen en herkennen.
Bouw en soorten vinnen (primaire en secundaire functie)
2de graad BSO Dierenzorg
–
33 D/2003/0279/062
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
Het belang kennen van de vinformule.
–
Bespreking vinformule
Bouw en werking van het spierstelsel bij vissen toelich- Het spierstelsel bij vissen ten. – Functie en bouw van het spierstelsel –
Indeling en werking van de spieren
De belangrijkste voortbewegingwijzen van vissen ken- – nen.
Bespreking diverse voortbewegingswijzen
De functie van de zwemblaas verwoorden.
Functie zwemblaas
–
Via dissectieoefeningen inzicht verwerven in de inwen- Dissectieoefeningen bij vissen dige bouw van vissen.
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Het spijsverteringsstelsel wordt besproken samen met het voederen van dieren (4.5), het voortplantingsstelsel wordt toegelicht bij het hoofstuk 4.8 levensloop en ontwikkeling. Het hoofdstuk over de inwendige bouw bij dieren, dient vakoverschrijdend te worden aangepakt. De leerinhouden in verband met het zenuwstelsel, het klierstelsel en de hormonen worden enkel toegelicht bij de zoogdieren en niet bij de andere diersoorten (aangezien dit principe vergelijkbaar is.) Een vakoverschrijdende aanpak maakt het mogelijk alle leerinhouden in verband met de inwendige bouw van dieren te integreren. Het is wenselijk om zo veel mogelijk te werken aan de hand van concrete voorbeelden van huisdieren. De verschillende stelsels hoeven niet chronologisch één na één behandeld worden. De leraar kan de verschillende stelsels ook linken aan andere hoofdstukken of aan verzorgingsactiviteiten. Aanwenden van videomateriaal en cd-rom in verband met de uitwendige bouw is gewenst. Ook het gebruik van transparanten of ander beeldmateriaal met schematische voorstellingen van de inwendige bouw per diersoort is noodzakelijk. Het is wenselijk om didactische afbeeldingen in verband met de inwendige bouw van dieren op transparant of digitale informatiedrager te plaatsen. Modellen (op schaal in kunststof) zijn een must. De leerkracht dient bij BSO leerlingen veel tijd te besteden aan dissectieoefeningen tijdens de praktijklessen.
34 D/2003/0279/062
2de graad BSO Dierenzorg
4.8
Opvolgen en begeleiden van de levensloop en de ontwikkeling van dieren
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De juiste verzorgingsmaatregelen toepassen tijdens de Zorgen tijdens de opfok van diverse soorten dieopfok van dieren. ren De verschillende verzorgingshandelingen die moeten – gebeuren aan jonge dieren herkennen en uit voeren. –
Opkweken van jonge dieren Dwangvoederen
Het voortplantingsstelsel bij zoogdieren Het doel van de voortplanting bij zoogdieren verwoor- – den. – Aan de hand van een gekozen diersoort de gebeurtenissen van een geslachtscyclus herkennen en in de juiste volgorde op een tijdsbalk plaatsen. (U)
Functie van het voortplantingsstelsel Primaire en secundaire geslachtskenmerken
Aan de hand van een gekozen diersoort de bronst waarnemen, herkennen en noemen. (U) De delen van het vrouwelijk en het mannelijk geslachts- – orgaan op een schematische voorstelling herkennen en benoemen.
Bouw van het voortplantingsstelsel
De werking van het vrouwelijk en het mannelijk ge- – slachtsorgaan aan de hand van een schematische voorstelling verduidelijken.
Werking van het geslachtsorgaan
Primaire en secundaire geslachtskenmerken herkennen en benoemen.
Voortplantingsproces en voortplanting (U)
–
•
dekrijpheid
•
bronst
•
bevruchting
vrouwelijk
en
mannelijk
Aan de hand van concrete voorbeelden de verschillen- De levensloop en ontwikkeling bij zoogdieren de fasen in ontwikkeling tot volwassen zoogdier herkennen en in de juiste volgorde plaatsen. – Bronst en bronstcyclus (U) De verschillende fasen vanaf de bronst tot geboorte – herkennen en benoemen. (U) – De verschillende fasen tijdens de geboorte herkennen en benoemen. –
Bevruchting (U)
–
Lactatieperiode
–
De ontwikkeling van conceptie tot volwassen zoogdier
2de graad BSO Dierenzorg
Dracht Geboorte
35 D/2003/0279/062
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN Melkproductie bij zoogdieren
De rol van de uier bij de melkproductie verwoorden.
–
Aan de hand van een figuur, model en levend dier de – verschillende delen van de uier herkennen.
Functie van de uier Bouw van de uier
De taak van de verschillende weefsels in de uier ve rwoorden. Verklaren hoe de melk wordt gevormd.
–
De melkvorming en melkafscheiding van elkaar onder- – scheiden.
De melkvorming De melkafscheiding
De rol van de hormonen bij de melkvorming en melkafscheiding verwoorden. Zoogdieren melken.
–
Melken van zoogdieren
Verzorgen van de uier van zoogdieren.
–
Verzorgen van de uier van zoogdieren
Behandelen van de biest.
–
Behandelen van de biest
Het uro-genitaalstelsel bij vogels De functie van het uro-genitaalstelsel verwoorden met – betrekking tot de voortplanting.
Functie van het voortplantingsstelsel
Het doel van de voortplanting bij vogels verwoorden. De delen van het vrouwelijk en mannelijk.
–
Bouw van het voortplantingsstelsel
Geslachtsorgaan op een schematische voorstelling – herkennen en benoemen.
Werking van het mannelijk en vrouwelijk geslachtsapparaat
De werking van het mannelijk en vrouwelijk geslachts- – orgaan aan de hand van een schematische voorstelling verduidelijken.
Voortplantingsproces en voortplanting
Uitleggen hoe vogels zich voortplanten.
–
Bevruchting
–
De levensloop en ontwikkeling bij vogels
Aan de hand van concrete voorbeelden de verschillen- – de fasen in ontwikkeling tot volwassen vogel herkennen en in de juiste volgorde plaatsen. –
Bevruchting
De verschillende fasen in de levensloop van een vogel – herkennen en benoemen. – De verschillende fasen tijdens de geboorte herkennen en benoemen. (U) –
Nestgedrag
36 D/2003/0279/062
Eivorming
Broedzorg De ontwikkeling van conceptie tot volwassen vogel (U)
2de graad BSO Dierenzorg
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN Het voortplantingsstelsel bij reptielen en amfibieen
Het doel van de voortplanting verwoorden.
–
Functie van het voortplantingsstelsel
De delen van het vrouwelijk en mannelijk geslachtsor- – gaan, zowel bij reptielen als bij amfibieën herkennen en benoemen. –
Bouw van het voortplantingsstelsel bij reptielen
De werking van het vrouwelijk en mannelijk geslachts- – orgaan aan de hand van een schematische voorstelling verduidelijken.
Werking van het vrouwelijk en mannelijk geslachtsapparaat
De essentiële verschilpunten tussen de voortplanting bij – reptielen tegenover amfibieën kennen.
Voortplantingsproces en voortplanting bij reptielen
–
Voortplantingsproces en voortplanting bij amfibieën
Bouw van het voortplantingsstelsel bij amfibieën
De levensloop en ontwikkeling bij reptielen en amfibieën Aan de hand van concrete voorbelden de verschillende fasen in ontwikkeling tot volwassen reptiel en/of amfibie – herkennen en in de juiste volgorde plaatsen. – De verschillende fasen in de levensloop van een reptiel – en/of amfibie herkennen en benoemen. –
De verschillende fasen tijdens de geboorte van een reptiel en/of amfibie herkennen en benoemen. (U)
Geslachtsrijpheid Bevruchting Nestgedrag Levendbarend, niet-levendbarend
–
Eventueel broedzorg
–
De ontwikkeling van conceptie tot volwassen reptiel
–
De ontwikkeling van conceptie tot volwassen amfibie (U)
Het voortplantingsstelsel bij vissen Het doel van de voortplanting verwoorden.
–
Functie van het voortplantingsstelsel
De delen van het vrouwelijk en mannelijk geslachtsor- – gaan, bij enkele courante vis- soorten, op een schematische voorstelling herkennen en benoemen.
Bouw van het voortplantingsstelsel
De werking van het vrouwelijk en mannelijk geslachts- – orgaan aan de hand van een schematische voorstelling verduidelijken.
Werking van het vrouwelijk en mannelijk geslachtsapparaat
Uitleggen hoe vissen zich voortplanten.
–
Voortplantingsproces en voortplanting
–
Bevruchting
2de graad BSO Dierenzorg
37 D/2003/0279/062
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN De ontwikkeling bij vissen
Aan de hand van concrete voorbeelden de verschillen- – de fasen in ontwikkeling tot volwassen vis herkennen en in de juiste volgorde plaatsen. –
Geslachtsrijpheid
De verschillende fasen in de levensloop van een vis herkennen en noemen.
–
Nestgedrag
–
Eventueel broedzorg
De verschillende fasen tijdens de geboorte van een vis – herkennen en noemen. (U)
Bevruchting
De ontwikkeling van conceptie tot volwassen vis (U)
Registreren van de belangrijkste informatie omtrent de Opvolgen van de levensloop van enkele diersoorlevensloop van verschillende diersoorten. ten Identificatieformulieren van dieren invullen. (U)
Verplichte administratie en identificatie van een aantal dieren.(U)
Inventaris van de dieren opstellen. (U) – De werking en het belang van wettelijk verplichte registratie van dieren verklaren. (U)
Sanitel-V, Sanitel-R, Sanitel-P, identificatie en registratie van honden, erkenning van een inrichting voor gezelschapsdieren + administratie
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Over het verloop van de geboorte van dieren zijn in de handel interessante video’s te verkrijgen. Wanneer de gelegenheid zich voordoet, is het aan te raden met de leerlingen een geboorte bij te wonen. Het is aan te raden dat iedere leerling een bepaald dier van het schoolbedrijf opvolgt en de verschillende ontwikkelingstadia registreert.
4.9
Dieren huisvesten
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De belangrijkste factoren die invloed hebben op het kli- Factoren die het klimaat in het dierenverblijf bemaat in een dierenverblijf herkennen, opnoemen en con- palen en controleren troleren. – Temperatuur Relaties leggen tussen het klimaat, gezondheid en welzijn van dieren. – Licht en verlichting –
Lucht, luchtvochtigheid en ventilatie
–
Stof, onrust en ongedierte
Eisen die verschillende soorten dieren stellen aan het klimaat van hun verblijf Aan de hand van concrete voorbeelden de eisen die de – dieren stellen aan het klimaat van hun verblijf formuleren.
38 D/2003/0279/062
Specifieke eisen die zoogdieren stellen aan hun verblijf
2de graad BSO Dierenzorg
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN –
Specifieke eisen die vogels stellen aan hun verblijf
–
Specifieke eisen die reptielen en amfibieën stellen aan hun verblijf
–
Specifieke eisen die vissen stellen aan hun verblijf
Dierenverblijven onderhouden Verblijven van dieren op een hygiënische en veilige m a- – nier schoonmaken. De meeste toegepaste ontsmettingsmiddelen en schoonmaakproducten herkennen en op een veilige wijze toepassen. Eenvoudige herstellingen en opbouw van dierenverblijven zelf uitvoeren.
Algemeen onderhoud: •
kleine herstellingen
•
schoonhouden
•
reinigen
•
desinfecteren en ontsmettingsmiddelen
•
schoonmaakproducten
•
zelf bouwen van dierenverblijven
Een vogelverblijf onderhouden.
–
Onderhoud diverse dierenverblijven
Een aquarium onderhouden.
–
Onderhoud dierenverblijven
Een terrarium onderhouden. Enz. Huisvestingsvormen voor zoogdieren Aan de hand van verschillende zoogdieren de belangrijk- – ste eisen en noodzakelijke voorzieningen in verband met een goede huisvesting formuleren.
Eisen aan een goed dierenverblijf
Huisvesting van grote zoogdieren Voor een bepaalde diersoort verschillende mogelijkhe- – den tot een goede huisvesting opsommen. (U) Voor zoogdieren een goed uitgetekend plan van een dierenverblijf kunnen lezen. (U)
–
2de graad BSO Dierenzorg
Inrichting en indeling van een dierenverblijf: (U) •
plattegrond
•
indeling per dierengroep
•
overzicht van de diverse ruimten
•
voedervoorzieningen
•
drinkwatervoorziening
•
verluchting en andere
Materialen voor het bouwen van de stal (U)
39 D/2003/0279/062
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN Huisvesting van kleine zoogdieren
De meest courante materialen voor het bouwen van een – dierenbedrijf voor zoogdieren herkennen en noemen.
Inrichting en indeling van een dierenverblijf: •
plattegrond
•
indeling per dierengroep
Eenvoudige berekeningen kunnen maken van de beschikbare ruimte per dier en vergelijken tov de verschillende huis-vestingsnormen.
•
overzicht van de diverse ruimten
•
voedervoorzieningen
Wettelijke normen inzake beschikbare ruimte per dier en per diersoort opzoeken.
•
drinkwatervoorziening
•
verluchting en andere
Dierenverblijven op veiligheid en op diervriendelijkheid beoordelen.
Eenvoudige ontwerpen tekenen voor de inrichten van dierenverblijven. (U)
–
Materialen voor het bouwen van de kooien/hokken
–
Aandacht voor dierenwelzijn en veiligheid
–
Afmetingen van dierenverblijven
–
Wettelijke normen inzake beschikbare ruimte per diersoort (U)
–
Ontwerpen van dierenverblijven (U)
Huisvestingsvormen voor vogels Het huisvestingsgedrag van vogels in de vrije natuur verwoorden.
–
Woonplaatsen en broedplaatsen van vogels in de vrije natuur
Reglementering in het verband met het houden van vo- – gels verwoorden en toepassen.
Reglementering in verband met het houden van vogels
Aan de hand van verschillende vogelsoorten de eisen – van een goede huisvesting formuleren.
Eisen voor een goed vogelverblijf
Voor een bepaalde vogelsoort verschillende mogelijkhe- – den tot een goede huisvesting opsommen.
Overzicht van de verschillende mogelijkheden tot huisvesting van vogels
–
Indeling per dierengroep: binnen-volière, buitenvolière, kooien , rennen + parken, duiventillen, opkweekruimtes e.a
Voorzieningen voor verblijven voor vogels Voor een bepaalde vogelsoort de verschillende voorzie- Indeling in diverse ruimtes: ningen opsommen. – bodem, zitstokken, rustplaatsen, schuilplaatsen, woon- en broedgelegenheden e.a. –
40 D/2003/0279/062
voedervoorzieningen
2de graad BSO Dierenzorg
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De materialen voor het bouwen van een vogelverblijf herkennen en noemen.
LEERINHOUDEN –
drinkwatervoorziening
–
verluchting, verwarming, verlichting, e.a
–
Materialen
Eenvoudige berekeningen kunnen maken van de beschikbare ruimte per dier bij verschillende huisvestings- – normen.
Bepalen van de afmetingen van een vogelverblijf in functie van de soort
Vogelverblijven op veiligheid en op diervriendelijkheid – beoordelen.
Aandacht voor dierenwelzijn en veiligheid bij het houden van vogels
Eenvoudige vogelverblijven ontwerpen en uitvoeren re- – kening houdend met de specifieke eisen. (U)
Ontwerpen van vogelverblijven (U)
Huisvestingsvormen voor reptielen en amfibieën Het huisvestingsgedrag van reptielen en amfibieën in de – vrije natuur herkennen en verwoorden.
Woonplaatsen van reptielen en amfibieën in de vrije natuur
Reglementering in het verband met het houden van rep- – tielen en amfibieën verwoorden en toepassen.
Reglementering in verband met houden van reptielen en amfibieën
Aan de hand van verschillende reptielen en amfibieën de eisen voor een goed terrarium formuleren.
–
Eisen voor een goed terrarium voor reptielen en amfibieën
Voor een bepaald soort reptiel en amfibie verschillende – mogelijkheden tot een goede huisvesting opsommen.
Overzicht van de verschillende mogelijkheden tot huisvesting van reptielen en amfibieën
De verschillende soorten terraria herkennen en noemen. –
Soorten terraria: aquaterraria, tropisch-regenwoudterraria, woestijnterraria, paludaria, steppenterraria, buitenterraria, quarantaineterraria, e.a.
Voor een bepaald soort terrarium de verschillende voor- – zieningen opsommen. –
Noodzakelijke voorzieningen in een terraria Indeling in diverse ruimten: schuilplaatsen, e.a.
–
Voedervoorzieningen - Drinkwatervoorziening
–
Verluchting, verwarming, verlichting en andere
De materialen voor het bouwen van een terrarium her- – kennen, benoemen en toepassen.
Materialen die worden gebruikt bij het bouwen en inrichten van een terraria
Eenvoudige berekeningen kunnen maken van de be- – schikbare ruimte per dier bij verschillende terraria.
Bepalen van de afmetingen van een terraria in functie van de soort
Terraria op veiligheid en op diervriendelijkheid beoorde- – len.
Aandacht voor het dierenwelzijn en de veiligheid bij terraria
Eenvoudige terraria ontwerpen en uitvoeren rekening houdend met de specifieke eisen. (U)
Ontwerpen van terraria (U)
2de graad BSO Dierenzorg
–
41 D/2003/0279/062
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
Terraria aanleggen en onderhouden.
–
Constructie van terraria
Huisvestingsvormen voor vissen Het huisvestingsgedrag van vissen in de vrije natuur kennen en kunnen interpreteren.
–
Reglementering in het verband met het houden van vis- – sen verwoorden en toepassen.
Woonplaatsen van vissen in de vrije natuur
Reglementering in verband met het houden van vissen
Aan de hand van verschillende vissen de eisen van een Eisen die worden gesteld aan een aquarium goed aquarium formuleren. Voor een bepaalde vissoort verschillende mogelijkheden tot een goede huisvesting opsommen. Voor een bepaalde vissoort de verschillende voorzienin- – gen opsommen en aanbrengen in een aquarium.
De waterkwaliteit, het inbrengen van waterplanten, uitrustingen e.a.
–
Overzicht van de verschillende mogelijk-heden tot huisvesting van vissen
–
Soorten aquaria: aquaria voor koudwatervissen, aquaria voor tropische vissen (zoetwater en zoutwater), e.a.
De verschillende soorten aquaria herkennen en noemen.
Noodzakelijke voorzieningen in een aquarium –
Indeling in diverse ruimtes
–
Systemen voor waterzuivering
–
Zuurstofvoorziening
–
Beluchten van het aquariumwater
–
Verwarming van het aquariumwater
De materialen en installaties voor het bouwen van een – aquarium herkennen en noemen.
Overzicht van de materialen en installaties die gebruikt worden bij het aanleggen van een aquarium
Reglementering in het verband met het houden van het – aanleggen van vijvers verwoorden en toepassen. –
Inrichting en indeling van een vijver
De soorten vijvers onderscheiden.
Soorten vijvers
–
Reglementering in het verband met het houden van vis- – sen verwoorden en toepassen. – Vijvers aanleggen en onderhouden.
42 D/2003/0279/062
Reglementering in verband met het aanleggen van vijvers
Aanleg van vijvers Bodem, randen, e.a
2de graad BSO Dierenzorg
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De belangrijkste waterplanten die worden gebruikt in vijvers en aquaria onderscheiden, benoemen en hun eigenschappen toelichten.
–
Waterplanten vermeerderen en kweken.
Waterplanten: •
soorten en eigenschappen
•
functie
•
teeltwijze en verzorging
Water zuivering -en beluchtingssystemen herkennen, – plaatsen en onderhouden.
Systemen voor zuivering en beluchting van het water
Eenvoudige berekeningen maken van de beschikbare – ruimte per vis bij verschillende huisvestingsnormen.
Aandacht voor dierenwelzijn en veiligheid
Eenvoudige aquaria ontwerpen en uitvoeren rekening houdend met de specifieke eisen. (U)
–
Ontwerpen van aquaria (U)
Een aquarium aanleggen en startklaar maken.
–
Constructie en aanleg van aquaria
Een aquaria onderhouden en dagelijkse controles uitvoe- – ren.
Aquaria onderhouden
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Via bezoeken aan bedrijven en hobbyisten maken de leerlingen kennis met verschillende types van huisvesting. Het is belangrijk dat leerlingen plannen van dierenverblijven kunnen interpreteren; als het kan, bij voorkeur van verblijven die ze zelf kennen. Onder begeleiding kunnen ze bestaande en goed ingericht dierenverblijven opmeten en tekenen. Laat hen zelf ontdekken op welke punten de verschillende verblijven goed of minder goed scoren op vlak van dier- en milieuvriendelijkheid. Via het uitvoeren van diverse metingen in een dierenverblijf, kunnen de leerlingen interessante informatie inwinnen.
4.10
De huid en vacht van dieren verzorgen
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN Vacht- en huidverzorging algemeen
De functie en het nut van vacht - en huidverzorging ver- – woorden.
Functie van deze verzorging
Het meest voorkomende verzorgings-materiaal herken- – nen en benoemen. –
Huidverzorging
De verschillende verzorgingsproducten voor dieren her- – kennen en op de juiste manier toepassen.
Verzorging vederbekleding vogels
Dieren opmaken voor de keuringswedstrijd.
Dieren wassen
2de graad BSO Dierenzorg
–
Vachtverzorging
43 D/2003/0279/062
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN –
Verzorging van huidziektes en oppervlakkige verwondingen
–
Materialenkennis
–
Verzorgingsproducten en toiletage
–
Verschil en gelijkenissen tussen de vacht van honden
De voornaamste eigenschappen en verzorgings- – methodes van deze vachttypes kennen.
Verschil en gelijkenissen tussen de vacht van katten
De relatie kunnen leggen tussen de vacht en de rassen van veel voorkomende honden en katten.
Trimmen van honden en katten Onderscheid kunnen maken tussen de verschillende vachttypes van rassen honden en katten.
–
Rassenkennis en soorten vacht bij honden en katten
Materialen om te trimmen van honden en katten her- – kennen en correct toepassen.
Kennis van het trimmateriaal
De verschillende trimtechnieken (plukken, scheren, knippen, effileren) kunnen onderscheiden en toepassen.
Trimtechnieken
–
De belangrijkste huidaandoeningen kunnen herkennen –
Huidaandoeningen bij honden en katten
Onder begeleiding huid- en vachtverzorging van honden – uitvoeren.
Trimmen van honden
Onder begeleiding huid- en vachtverzorging van land- – bouwhuisdieren en andere zoogdieren uitvoeren. –
Huid en vacht bij landbouwhuisdieren Huid en vacht verzorgen bij andere zoogdieren
Basistechnieken parasietenbehandeling Eenvoudige behandelingen uitvoeren (indien nodig on- Behandeling ectoparasieten, behandeling van opperder begeleiding van een dierenarts). vlakkige infecties Bevuilde vogels reinigen en EHBO toedienen. (U)
Verzorging en opvang van bevuilde en gekwetste vogels (U)
In contact komen met de milieuverenigingen die instaan voor de vogelbescherming. (U) EHBO bij dieren toepassen.
EHBO bij dieren
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Bij het uitvoeren van de dagelijkse zorgen wordt veel aandacht besteed aan het veilig omgaan met, het goed hanteren, en de hygiëne van de dieren. Er zijn heel wat interessante video’s, cd-roms enz. omtrent het omgaan met dieren op de markt. Bij het uitvoeren van de gezondheidscontroles zijn het gebruik van de stethoscoop, chronometer en temperatuurmeter voor het meten van de diverse parameters noodzakelijk.
44 D/2003/0279/062
2de graad BSO Dierenzorg
De leerinhouden in verband met de dierenziekten komen aan bod in de derde graad. _______________________________________________________________________________________ Leerplannen van het VVKSO zijn het werk van leerplancommissies, waarin begeleiders, leraren en eventueel externe deskundigen samenwerken.
F
Op het voorliggende leerplan kan u als leraar ook reageren en uw opmerkingen, zowel positief als negatief, aan de leerplancommissie meedelen via e-mail (
[email protected]) of per brief (Dienst Leerplannen VVKSO, Guimardstraat 1, 1040 Brussel). Vergeet niet te vermelden over welk leerplan u schrijft: vak, studierichting, graad, licapnummer. Langs dezelfde weg kan u zich ook aanmelden om lid te worden van een leerplancommissie. In beide gevallen zal de Dienst Leerplannen zo snel mogelijk op uw schrijven reageren. ______________________________________________________________________________________
5
Evaluatie
Evalueren is geen doel op zich. Het maakt deel uit van het didactisch proces. Via allerlei vormen van evalueren krijgen de leerlingen en de leraar informatie over de bereikte en niet-bereikte leerdoelen. Zowel het proces als het product worden geëvalueerd. De klemtoon ligt daarbij uiteraard op het proces, want de hoofdbedoeling van het evalueren is bijsturen en remediëren. Bij het evalueren wordt aandacht besteed aan: –
cognitieve vaardigheden (kennen, begrijpen, inzien, toepassen).
–
psychomotorische vaardigheden (nadoen, oog-hand-coördinatie, juistheid, ritme, snelheid van uitvoering, nauwkeurigheid, beheersingsniveau).
–
attitudes (doorzetting, efficiëntie, ordentelijk werken, motivatie, sociale gerichtheid).
De einddoelstelling is dat de leerling(e) door zelfevaluatie zijn (haar) eigen handelen leert bijsturen om te komen tot kwaliteitsverbetering. Het zelf kunnen deelnemen aan de evaluatie werkt stimulerend en motiverend voor de leerling(e). Het lerend bezig zijn van leerlingen en de vorderingen die ze daarbij maken, worden permanent beoordeeld en geëvalueerd. De evaluatie gebeurt bij elke stap die ze zetten bij de realisatie van een product. Hun technisch en technologisch kennen en kunnen worden permanent getoetst. Daarbij kunnen de leerlingen ook nog periodiek, aan de hand van goed gekozen en duidelijk omschreven opdrachten, bewijzen dat ze bepaalde vaardigheden en ondersteunende kennis verworven hebben. Evalueren helpt het onderwijsproces sturen. Daarom wordt het evalueren doorgedreven geïntegreerd in dat onderwijsproces. Evaluatie is geen afzonderlijke activiteit en is meer een leermoment dan een beoordelingselement. Daardoor worden het leerproces van de leerling en de leraar geoptimaliseerd. Het is belangrijk bij iedere opdracht op voorhand aan te duiden welke items het voorwerp van de evaluatie uitmaken en hoe de beoordeling zal worden opgevat.
2de graad BSO Dierenzorg
45 D/2003/0279/062
6
Minimale materiele vereisten
De uitrusting en inrichting van de lokalen, inzonderheid de werkplaatsen, de vaklokalen en de laboratoria, dienen te voldoen aan de technische voorschriften inzake arbeidsveiligheid van de codex over het welzijn op het werk van het algemeen reglement voor arbeidsbescherming (ARAB) en van het Algemeen Reglement op de elektrische installaties. (AREI) Om projectmatig te kunnen werken, dient de studierichting tweede graad “Dierenzorg” over de mogelijkheid te beschikken om praktijkoefeningen te organiseren in ‘lokalen’ met diverse soorten dieren. Er is minimum één klaslokaal vereist voor kleine zoogdieren met aangepaste hokken ,één voor vogels met voldoende volières, één voor vissen voorzien van voldoende aquaria en één voor reptielen en amfibieën voorzien van voldoende terraria. Daarnaast dient er ook een instructieruimte aanwezig te zijn voor grote zoogdieren. Deze ruimtes kunnen zich bevinden op de school, een schoolhoeve die eigendom is van de school of op praktijkbedrijven die eigendom zijn van particulieren. Daarnaast zijn volgende lokalen, liefst aangrenzend, wenselijk: één klaslokaal met documentatie-centrum, een wasplaats, een kleedkamer en een bergruimte voor gereedschappen. De dierenverblijven, werkruimten, de loodsen, het gereedschap, de machines en werktuigen, de uitrusting en de ladders moeten beantwoorden aan alle voorschriften in verband met preventie. Er moet gestreefd worden naar de best mogelijke benadering van de reële werkomstandigheden. Alle ruimten moeten voldoende ruim, veilig en hygiënisch zijn om een degelijke opleiding te kunnen realiseren. De werkplaatsen moeten uiteraard beantwoorden aan de bepalingen van het ARAB.en AREI en beantwoorden aan de wetten i.v.m met dierenwelzijn en bescherming. Voor dissecties moet de nodige infrastructuur aanwezig zijn.
6.1
Vaklokaal
Om projectmatig en geïntegreerd te kunnen werken (= voortdurende interactie tussen theorie en praktijk) is een klaslokaal, voorzien van documentatiekasten, met projectiemogelijkheid nodig. ICT-uitrusting is wenselijk. Bij voorkeur een apart vaklokaal. Een klasbibliotheek voorzien van enkele belangrijke standaardwerken is een noodzaak. De vaklokalen moet voldoende ruim zijn om zelfstandig werken van leerlingen toe te organiseren.
6.2
Didactisch materiaal
–
Verder is de beschikbaarheid van volgend didactisch materiaal gevraagd:
–
geraamtes, modellen en schema’s van de inwendige bouw van diverse diersoorten
–
een brede waaier van diverse dierenbenodigdheden
–
CD-roms voor de kennis van de onderdelen uitwendige bouw van dieren
–
CD-roms over het gedrag van een aantal diersoorten
–
video’s in verband met de voorgestelde leerinhouden
–
documentatie in verband met dierkunde en praktische verzorging van diverse diersoorten
–
stethoscoop, chronometer en thermometers
46 D/2003/0279/062
2de graad BSO Dierenzorg
6.3
Een kleedkamer voor de leerlingen
Hierin moeten sanitaire installaties worden voorzien in functie van het aantal leerlingen
6.4
Gereedschappen en uitrustingen
Iedere leerling(e) dient over de noodzakelijke gereedschappen en uitrustingen te beschikken, om de vooropgestelde doelstellingen van het leerplan te kunnen realiseren. Er dienen ook voldoende microscopen aanwezig te zijn. Iedere leerlingen dient over voldoende dissectiemateriaal te beschikken.
6.5
Werkkledij
Voor de praktische oefeningen dient iedere leerling(e) over aangepaste kledij te beschikken.
6.6
Beschermingskledij
Voor de toegang tot stallen en klaslokalen moeten de leerlingen kunnen beschikken over de wettelijk voorziene beschermingsmiddelen.
7
Bibliografie
Dieren dineren (voeren gezelschapsdieren), Ontwikkelcentrum Ede, Nederland. Van snack tot dieet (voeren gezelschapsdieren), Ontwikkelcentrum Ede, Nederland Voer en water geven (opdrachten), Ontwikkelcentrum Ede, Nederland Dieren assisteren (theorie), Ontwikkelcentrum Ede, Nederland Dieren assisteren (opdrachten), Ontwikkelcentrum Ede, Nederland Geen half werk (opdrachten en theorie), Ontwikkelcentrum Ede, Nederland Het verzorgde paard (theorie en opdrachten), Ontwikkelcentrum Ede, Nederland Voeren paarden (opdrachten), Ontwikkelcentrum Ede, Nederland Gedrag (uitvoeren dierverzorging), Ontwikkelcentrum Ede, Nederland Rassen van zoogdieren en vogelsoorten (uitvoeren dierverzorging), Ontwikkelcentrum Ede, Nederland Voeding (uitvoeren dierverzorging), Ontwikkelcentrum Ede, Nederland Huisvesting (uitvoeren dierverzorging), Ontwikkelcentrum Ede, Nederland
2de graad BSO Dierenzorg
47 D/2003/0279/062
Voeren van gezelschapsdieren (inzetten dierverzorging), Ontwikkelcentrum Ede, Nederland Verzorgen van gezelschapsdieren (inzetten dierverzorging), Ontwikkelcentrum Ede, Nederland Gezelschapsdieren, rechten en plichten bij het houden van gezelschapsdieren, Verbond voor Dierenziektebestrijding en de Provinciale Landbouwdienst Limburg Pluimvee, rechten en plichten bij het houden van méér dan 100 stuks pluimvee, Verbond voor Dierenziektebestrijding en de Provinciale Landbouwdienst Limburg Runderen en kleine herkauwers, rechten en plichten bij het houden van herkauwers, Verbond voor Dierenziektebestrijding en de Provinciale Landbouwdienst Limburg Varkens, rechten en plichten bij het houden van varkens, Verbond voor Dierenziektebestrijding en de Provinciale Landbouwdienst Limburg De veehouderij, algemene reglementeringen en tips voor de veehouder, Verbond voor Dierenziektebestrijding en de Provinciale Landbouwdienst Limburg Paarden gezond houden, Ministerie van Middenstand en Landbouw, Dienst Ontwikkeling Dierlijke productie The completely illustrated Atlas of Reptiles and Amphibians for the terrarium, Fritz Jürgen Obst, Dr. Klaus Richter, Dr. Udo Jacob, Germany Beginselen van de dierkunde, Deel II, Prof. Dr. Ir. L. Tirry Papegaaienboek, over het houden, verzorgen, fokken en leren spreken van papagaaien, inclusief dwergpapegaaien en agaporniden, Dr Thijs Vriends Mijn eerste volière, Alles over voeding, huisvesting en verzorging, Dr Thijs Vriends Duiven in de volière, Houden – kweken – soorten, J. Nicolai Kippen, 101 vragen aan de dierenarts, Henk Lommers Het kennen en keuren van duiven en hoenders, Verbeke W., Keurmeester K.B.O.F. Eerste hulp bij honden, Margaret Rothery Sheldon en Barbara Lockwood, vertaling en bewerking; Ruud Haak Geï llustreerde terrariumecyclopedie, Reptielen, amfibieën, spinnen, insecten, Alles over voeding, huis vesting, behandeling, ziekten, zelf kweken, Eugène Bruins 300 terrariumdieren, inrichting, onderhoud, levensgewoonten, voeding, Dr Thomas Berndt Gids voor het terrarium, Aanschaf-bouw-inrichting-onderhoud, Harry van Meeuwen en Dieter Lilge Voedsel voor aquarium- en terrariumdieren, Willy Jocher; Nederlandse bewerking: Dr.J.D. van Ramshorst en B.M. van Ramshorst-Hinlopen Voedingswijzer terrariumdieren, J.Lucassen Het terrarium, Inrichting, dierkeuze, voeding, Manfred Rogner Konijnen en knaagdierenencyclopedie, Esther Verhoef – Verhallen
48 D/2003/0279/062
2de graad BSO Dierenzorg
8
Nuttige adressen
–
Ontwikkelcentrum, Educatieve uitgaven en dienstverlening, Willy Brandtlaan 81, Postbus 451, 6710 BL Ede, tel. 0138 642 992, fax: 0138 642 866, e-mail:
[email protected], internet: www.ontwikkelcentrum.nl,
–
STOAS Wageningen, Agro business Park 10, Postbus 78, 6700 AB Wageningen, Nederland, tel. 0317 47 27 11, e-mail:
[email protected], internet: www.stoas.nl
–
Faculteit Dierengeneeskunde, Salisburrylaan 133, 9820 MERELBEKE
–
ANDI BEL (Belgische Beroepsfederatie van handelaars in Vogels, Gezelschapsdieren en Toebehoren vzw.), Veerstraat 55, 9031 Drongen-Gent
–
IPC Plant.Dier (innovatie- praktijkcentrum dieren), Wesselseweg 32, Postbus 64, NL – 3770 AB Barneveld,, tel. 0031/ 342 414 881
2de graad BSO Dierenzorg
49 D/2003/0279/062