03.0. Participatieverordening WIL Inhoudsopgave 03.0. Participatieverordening WIL .................................................................................................. 2 Bijlage: memo WIL inzet re-integratiemiddelen Participatiebudget WIL 2015 ......................................... 3 Amendement Participatieverordening WIL ......................................................................................... 10 Bijlage: overzicht wijzigingen oude en nieuwe Participatieverordening WIL ......................................... 12 Raadsvoorstel Participatieverordening WIL ...................................................................................... 16 Bijlage: advies clintenraad WIL mbt kaderbrief 2016 en verordeningen 2015 ..................................... 22 Bijlage: besluit Participatievoorzieningen WIL ................................................................................... 26 Bijlage: de participatieverordening WIL ............................................................................................ 32
03.0. Participatieverordening WIL
03.0. Participatieverordening WIL Bijlage: memo WIL inzet re-integratiemiddelen Participatiebudget WIL 2015
MEMO INZET RE-INTEGRATIEMIDDELEN PARTICIPATIEBUDGET WIL 2015 Afzender:
1.
Datum: Kenmerk:
Elly van de Ven
13 april 2015
Inleiding
De re-integratiemiddelen uit het P-budget zijn in de kern middelen die WIL kan inzetten om de re-integratie van burgers te versnellen, te bevorderen dan wel mogelijkheid te maken. In de GR is vastgelegd dat de vijf Lekstroom gemeenten hiertoe de re-integratiemiddelen die zij van het Rijk in dit kader krijgen 1-op-1 overdragen aan WIL. Inmiddels is er een nieuwe middelenstructuur ontstaan onder de Participatiewet maar de Lekstroomgemeenten hebben aangegeven dat zij in verband met de opdracht aan WIL in het kader van de nieuwe Participatiewet het voorheen geoormerkte re-integratie-budget ter beschikking zal stellen aan WIL. Onder een aantal condities kan WIL deze middelen inzetten om grofweg gesproken: a. Re-integratietrajecten te financieren. b. Personeel aan te stellen (accountmanagers, werkcoaches, e.d.). c. Instrumenten te bekostigen (adviezen, inzet uitzendbureaus, e.d.). d. Aanbodversterkende interventies te financieren (scholing, cursussen, training, workshops, e.d.). e. Vraaggerichte interventies te financieren (loonkostensubsidie, begeleiding op de werkplek, e.d.). f. Diagnostische interventies te financieren (via gesprekken en tools). g. Rand-voorwaardelijke zaken te bekostigen (huisvesting, coördinatie, communicatie, e.d.) Het re-integratiebudget waarover WIL in 2015-2017 grofweg kan beschikken is weergegeven in onderstaande figuur. Figuur 1: beschikbare re-integratiemiddelen WIL 2015-2017 Re-integratiemiddelen 2015
1
2016
2017
Bestaand 2.356.246 2.362.724* 2.213.657 *http://www.gemeenteloket.minszw.nl/dossiers/financieel/participatiebudget/nieuwsberichten/verdelinggebundeld-p-budget.html 2.
De beoogde inzet op re-integratie door WIL
Het dienstverleningsconcept van WIL is in de kern op twee aspecten gebouwd: Het perspectief van iemand op reguliere arbeid (is iemand jobready of niet); De arbeidscapaciteit (of het verdienvermogen) van iemand. Onderstaande figuur visualiseert welke klantgroepen dan resulteren, met in de laatste kolom de klantaantallen in 2015 zoals we die eind van dat jaar verwachten en de actuele klantaantallen van 2014.
1
Cijfers dienen nog aangeleverd te worden door Financiën. De werkelijkheid zal hier waarschijnlijk iets van afwijken, maar voor deze notitie is dit als uitgangspunt acceptabel.
Pagina 1 van 6
Figuur 2: klantgroepen WIL naar perspectief en aantal (standcijfers per december 2014) Perspectief Klant- Schatting Situatie Schatting Prognose groep mei 2013 april 2014 eind 2014 2015 Reguliere arbeid vandaag 1 300 436 450 22,9% (arbeidscapaciteit > 100% (15%) (19,2%) WML) Reguliere arbeid, maar niet 2 1.000 854 900 30,9% vandaag (arbeidscapaciteit (50%) (37,4%) >80% WML) 2 Arbeid met structurele 3 400 352 400 15,7% ondersteuning (20%) (15,4%) (arbeidscapaciteit 20-80% WML) Maatschappelijke participatie 4 300 492 500 24,4% (arbeidscapaciteit < 20% (15%) (21,6%) WML) Nog in te delen 148 150 6,1% (6,4%) Totaal 2.000 2.282 2.400 2.550
Prognose 2016 22,4%
30,3%
17,4%
2
23,9%
3
6,0% 2.465
Conform het MJBP 2014-2018 versie 2.0 zal WIL op hoofdlijnen bovenal investeren op het ondersteunen van die deelnemers: 1. Met perspectief op reguliere arbeid (klantgroep 1 en 2) en gemotiveerd (te krijgen) om aan de slag te gaan en/of 2. Een structureel beperkte arbeidscapaciteit hebben (klantgroep 3). Inzet WIL Individuele ondersteuning: via poortwachters m.b.v. de volgende instrumenten; verlenging certificaten, opfriscursussen, taaltoets, uitzendbureau’s e.d. Aanbodversterkende interventies: via poortwachters, workshops, e.d.. Specifieke aanbodversterkende interventies voor Jongeren. Individuele ondersteuning deelnemers klantgroep 1 en 2 na afsluiting van het Poortproces: via werkcoaches. Vraaggerichte interventies deelnemers klantgroep 1 en 2: via accountmanagers WGSP en m.b.v. diverse instrumenten zoals scholingsvouchers, de startersbonus, loonkostentegemoetkoming en de werkervaringplaats e.d. Beperkte aanbodgerichte interventies deelnemers klantgroep 1 en 2: via werkcoaches m.b.v. workshops, scholing , training e.d.. Individuele en groepsgerichte ondersteuning deelnemers klantgroep 3: via werkcoaches en (regionale) aanpak garantiebanen (m.b.v. Pilot “werken aan Garantiebanen”, het regionale werkbedrijf Utrechtse Werktafel. Vraaggerichte interventies deelnemers klantgroep 3: via accountmanagers WGSP en bij PAUW en UW Holding (in hoge mate afgestemd in regionaal verband), maar ook door de inzet van de “nieuwe” instrumenten van de Participatiewet zoals de inzet van de loonkostensubsidie vanuit het i-deel, (loonwaardemetingen), jobcoaching en de no-riskpolis, de participatieplaats, sociale activering en detacheringsplaatsen. Aanbodgerichte interventies deelnemers klantgroep 3: via inkoop trajecten en leerwerkplekken bij PAUW en andere SW bedrijven. Aanvragen (wel/niet verplicht) adviezen: Medisch onderzoek, belastbaarheidsonderzoek, indicatie Banenafspraak Individuele ondersteuning deelnemers klantgroep 4: zet WIL niet op in. 2
Aantal in klantgroep 3 neemt in 2015 en 2016 toe vanwege de stop op de instroom UWV (Wajong) en Wsw. In 2014 heeft er een screening van het bestand m.b.v. een beslisboom plaatsgevonden. Hieruit bleek dat in het bestand bij de start van WIL een aantal deelnemers onterecht niet in Klantgroep 4 waren ingedeeld.
3
Pagina 2 van 6
Poort Een goede dienstverlening start met een goede diagnose. Binnen het Poort en schouwproces investeert WIL hier stevig op via personele inzet, instrumentarium en aanbodversterkende interventies. Na het doorlopen van het Poort en schouwproces is de deelnemer ingedeeld in een klantgroep met behulp van de beslisboom en taaltoets en wordt door de werkcoach gekeken welke vervolginzet nodig is. Werkcoaches Klantgroep 1 is in de kern zelf goed in staat een plek op de arbeidsmarkt te kunnen krijgen, hoe lastig de arbeidsmarkt momenteel ook is. Het aanbod blijft in hoofdlijnen gelijk. Er is alleen sprake van een extra accent in workshops die speciaal gericht worden op jongeren. Tegelijk geldt hier dat iedere deelnemer die langer in de uitkering blijft dan strikt noodzakelijk een “financieel nadeel” oplevert voor de gemeente; om dit nadeel in een voordeel om te zetten –ook in het belang van de deelnemer zelf- zal WIL toch beperkt investeren in klantgroep 1. Ten aanzien van klantgroep 2 is de lijn dat we vooral met behulp van inzet van onze eigen werkcoaches in de vorm van workshops en begeleiding bij aanpak van de (niet structurele, externe) beperkingen proberen deze groep job ready te krijgen zodat zij weer tot klantgroep 1 gaan behoren. Voor de bediening van klantgroep 3 heeft WIL door de komst van de Participatiewet een aantal nieuwe instrumenten tot haar beschikking gekregen. Dit zijn de Loonkostensubsidie uit het i-deel (BUIG), de no risk polis en job coaching ter vervulling van de voor deze klantgroep door werkgevers te creëren garantiebanen. Voor de deelnemers uit klantgroep 3 die niet in aanmerking komen voor een garantiebaan blijven we gebruik maken van dezelfde instrumenten als in de voorgaande jaren. Voor klantgroep 4 is re-integratie niet aan de orde. Werkgeversbenadering WIL In het dienstverleningsconcept van WIL is een stevige en effectieve werkgeversbenadering van groot belang. Via deze lijn worden namelijk de mogelijkheden vergroot tot participatie. Via de werkgeversbenadering van WIL worden (extra) vacatures opgehaald en/of gecreëerd, maar ook arbeidsplaatsen gericht op uitstroom of ontwikkeling. Plekken dus waar job ready deelnemers een duurzame of flexibele/tijdelijke plek kunnen vinden. Daarnaast werven zij plekken waar de niet job ready deelnemers nu vaardigheden, werkervaring, en dergelijke kunnen vergroten om hen dus meer job ready maken. Ter ondersteuning voor uitstroom van onze klantgroep 1 deelnemers hebben we inmiddels 2 uitzendorganisaties permanent op de beursvloer aanwezig (extra inzet op flexmarkt en versterken concurrentiekracht WIL). Dit is medio 2014 gestart en blijkt een goed instrument te zijn. Het is hierom dat WIL ook hierop in 2015 en verder in zal zetten. In het eerste kwartaal van 2015 willen we een matchingstool aanschaffen die het proces van matching nog efficiënter maakt. Ter vervulling van de baanafspraken, het ophalen van voornoemde werkervaringsplaatsen en reguliere arbeidsplaatsen blijft het van belang dat we veel accountmanagers op pad moeten hebben (personele inzet). Jongeren Onze dienstverlening is in de kern generiek en geldt voor alle klantgroepen. Een uitzondering hierop maken we voor jongeren, mede gelet op afwijkende wet- en regelgeving, maar ook gelet op het feit dat we permanente uitkeringsafhankelijkheid willen voorkomen. Onze ambitie in deze is fors: geen jongeren in de uitkering. Jongeren moeten in onze ogen namelijk altijd iets doen, te weten: Bij voorkeur naar onderwijs (sluitende aanpak), indien dit niet mogelijk is en waar mogelijk, worden zij begeleid naar werk en daar waar noodzakelijk vindt er begeleiding naar hulpverlening plaats (of een combinatie hiervan).
Pagina 3 van 6
Hierop willen we in 2015 ook stevig investeren, met het volgende plaatje als leidraad.
We willen het Jongerenloket nieuwe stijl ontwikkelen vanuit het huidige Jongerenloket, waarbij ook aandacht is voor de nieuwe doelgroep; de jonggehandicapten. Voor deze brede dienstverlening zoeken we op de beursvloer samen met het WGSP de samenwerking met het RMC, uitzendorganisaties en scholen (met name ook speciaal onderwijs) maar ook met welzijnsorganisaties en zo willen we tot een sluitend netwerk/aanbod komen voor alle jongeren. Het huidige Jongerenloket wordt gefinancierd vanuit extra additionele middelen. In lijn met de zienswijzen van de Lekstroom gemeenten en de cliëntenraad en vanuit het streven om permanente uitkeringsafhankelijkheid te voorkomen en schadelastbeperking te realiseren, willen we het Jongerenloket structureel borgen binnen de basisdienstverlening van WIL. 3.
Inzet WIL op re-integratie vanuit re-integratiebudget
Het re-integratiebudget is per definitie een additioneel budget. Het is dus in de kern niet verstandig te veel structurele kosten ten laste van dit budget te brengen, tenzij de betrokken gemeenten garant staan voor de continuïteit van de financiering hiervan. De praktijk laat echter tegelijk zien dat een inzet van de reintegratiemiddelen in personeel tot op zekere hoogte effectiever is dan een inzet op andere punten. Vanaf aanvang hebben we onder andere personele inzet en uitvoeringskosten gedeeltelijk bekostigd vanuit het participatiebudget en dat blijven we ook doen. De grens is enerzijds de wettelijke ruimte die we hierin hebben (niet alles kan en mag) en anderzijds de inzet die we nodig hebben om ook voldoende effectief andere interventies te kunnen plegen. Wij leggen die grens op maximaal 50%, met begin 40% als een voorlopige leidraad voor handelen; dit wordt in den lande ook als alleszins redelijk gezien. Dit houdt in dat we (gerekend met een volledig kalenderjaar) ook in 2015 weer voornemens zijn circa € 1.000.000,00 uit het re-integratiebudget in te gebruiken voor financiering van een aantal structurele activiteiten uit de reguliere exploitatiebegroting, te weten: een aantal werkcoaches, de accountmanagers en een deel van de uitvoeringskosten qua ICT, bureaukosten en huisvesting. Onze accountant is met deze insteek –net als in eerdere jaren- akkoord. In onderstaande figuur is de inzet en de verdeling van de middelen in 2014 en de richtinggevende inzet voor 2015 weergegeven. Zo is de inzet van de nieuwe instrumenten welke voortkomen uit de Participatiewet in het kader van het vervullen van de garantiebanen (baanafspraak) hierin opgenomen, maar is het mogelijk dat deze uitgaven mee- of tegenvallen. De consequenties van de invoering van de Participatiewet worden steeds duidelijker en hieruit vloeit voort dat er een substantieel groter deel van het budget ingezet gaat worden voor klantgroep 3, zoals onderstaande figuur blijkt. De voornaamste reden hiervoor zit in het gegeven dat de instrumenten gecombineerd met de verwachte aantallen voor de nieuwe doelgroep in het kader van de Participatiewet een groter beslag leggen op het budget dan voorzien.
Pagina 4 van 6
Dit gaat ten koste van de inzet ten behoeve van de klantgroepen 1 en 2. Dit houdt in dat we meer gaan bouwen op de eigen kracht en verantwoordelijkheid van de minder kwetsbare klantgroepen 1 en 2. We bezien of we door een andere wijze van organiseren een groter bereik van de inzet van ons personeel kunnen realiseren en wij zullen minder externe (met name aanbodgerichte) instrumenten voor deze groepen inzetten. Daarnaast zullen wij voor de klantgroepen 1 en 2 meer en vaker in gaan zetten op projecten met werkgevers onder de voorwaarde van gegarandeerde uitstroom. Wij monitoren van de inzet van de instrumenten en afhankelijk van de dynamiek ten opzichte van de actuele situatie is schuiven een mogelijkheid. Hierdoor behouden we flexibiliteit in onze inzet om deze aan te passen aan de werkelijke ontwikkelingen binnen ons bestand en de economie. Achter de gepresenteerde cijfers zit een uitgebreide analyse en evaluatie van onze inzet in 2014 en een gespecificeerde raming van onze uitgaven en kosten in 2015.
Pagina 5 van 6
Inzet WIL
Niet uit Pbudget
Wel uit P-budget
Goede diagnose
Ondersteuning poortwachters binnen P&S proces Deel individuele ondersteuning door werkcoaches
Instrumenten en aanbodgerichte interventies; voorlichting, workshops, uitzendbureaus, taaltoets Beperkte aanbodgerichte interventies; workshops, scholing, training & Deel individuele ondersteuning door werkcoaches
Deel individuele ondersteuning door werkcoaches Deel individuele ondersteuning door werkcoaches
Participatie klantgroep 1
Participatie klantgroep 2 Participatie klantgroep 3
Invulling baanafspraak (ergo met LKS t.l.v. BUIG) Effectieve en intensieve werkgevers benadering Randvoorwaarde lijke zaken Totaal
Beoogde inzet 2015 ±5%
Inzet 2014
Toelichting
±5%
Inzet blijft in 2015 op hoofdlijnen dezelfde als in 2014
Maximaal 5-10 %
±5%
Vraag- en aanbodgerichte interventies; scholingsvouchers, startersbonus en werkervaringplaatsen Vraag- en aanbodgerichte interventies: inkoop trajecten (leerwerk) bij PAUW en andere SW bedrijven en loonkostentegemoetkoming incl. Beschut Werk* Vraag- en aanbodgerichte interventies: indicatie garantiebaan, loonwaardemeting, jobcoaching, no-risk polis Marktbewerking door (senior) accountmanagers
Maximaal 15-20%
Samen 2530%
Insteek is meer te investeren in doorstroom van klantgroep 2 naar 1 en de uitstroom uit 1 te vergroten; o.a door meer te investeren in leer-werktrajecten bij werkgevers Inzet blijft in 2015 op hoofdlijnen dezelfde als in 2014
Maximaal 25%
1520%
Inzet blijft in 2015 op hoofdlijnen dezelfde als in 2014.
± 15 %
-
± 25 %
Samen 4050%
Beursvloer met WGSP, website, telefoon, e.d.
±5%
Een inschatting o.b.v. de verwachte aantallen voor deze doelgroep in het kader van de Participatiewet; nieuw Minder gelet op geringe absorptieruimte op de arbeidsmarkt en samenspel binnen arbeidsmarktregio Inzet blijft in 2015 op hoofdlijnen dezelfde als in 2014
100% = 2.356.246
100%
* De inzet van deze middelen t.b.v. het instrument “beschut werk” is afhankelijk van de verdere visieontwikkeling zoals die in de loop van 2015 samen met de gemeenten ontwikkeld zal worden en de keuzes die hierin gemaakt zullen worden. Ondertussen zullen op individueel niveau gepaste voorzieningen geboden worden.
Pagina 6 van 6
03.0. Participatieverordening WIL Amendement Participatieverordening WIL
033
- l o i í
Amendement
Sisutr***',.
HOUTEN Raadsvoorstelnummer: 2015-029
Onderwerp: Participatieverordening WIL
De raad van de gemeente Houten in de vergadering bijeen d.d. 9-6-2015
Ondergetekende(n) stelt/stellen het volgende amendement voor t.a.v. onderdeel Tegenprestatie: De tekst in de verordening art. 12 Tegenprestatie 1. Het DB bevordert dat mensen naar vermogen meedoen in de samenleving door te werken en/of door maatschappelijk nuttige activiteiten te verrichten. 2. Het DB spreekt, ter ondersteuning van dit uitgangspunt, de belanghebbende aan op het verrichten van een tegenprestatie. 3. De tegenprestatie maakt integraal onderdeel uit van het werkproces van WIL. 4. Belanghebbende bepaalt zelf de inhoud van de tegen prestatie. Vervangen door: 1 .Het DB bevordert dat iedereen naar vermogen meedoet in de samenleving door te werken en/of door maatschappelijk nuttige activiteiten te verrichten. 2. Het DB bespreekt actief, ter ondersteuning van dit uitgangspunt, met de belanghebbende met arbeidsvermogen (klantgroep 1 en 2), die zich niet in een reïntegratietraject bevinden, welke tegenprestatie wordt verricht. De belanghebbende bepaalt, in overleg met de WIL, zelf de inhoud van de tegenprestatie. 3. De tegenprestatie maakt integraal onderdeel uit van het werkproces van WIL. 4. Het DB legt een passende sanctie op bij het niet voldoen aan de plicht tot een tegenprestatie voor klantgroep 1 en 2.
Toelichting: De tegenprestatie, mits goed en consequent ingevuld, draagt bij aan: 1. Het bevorderen van maatschappelijke participatie; 2. Wederkerigheid, en daarmee aan het vergroten van maatschappelijk draagvlak; 3. Sociale cohesie in de samenleving; 4. Mogelijk een mix van bovenstaande doelen. In de toelichting op de verordening staat bovendien bij art. 12: "Er is voor mensen geen keuzevrijheid om wel of niet een tegenprestatie te leveren". Hier wordt terecht onderkend dat het gaat om een wettelijke verplichting maar die wordt onvoldoende vertaald in het corresponderende artikel 12 in de verordening.
W
Pascal Ooms SGP
7
03.0. Participatieverordening WIL Bijlage: overzicht wijzigingen oude en nieuwe Participatieverordening WIL
Overzicht van wijzigingen in de Participatieverordening WIL
Participatieverordening WIL (oud) Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Beleidsplan en beleidsregels
Artikel 3 Klantgroepen Artikel 4 Ondersteuning
Participatieverordening WIL 2015 Artikel 1 Begrippen Begrippen toegevoegd in het kader van de Participatiewet Artikel 2 Nadere regels en beleidsregels Door het DB de mogelijkheid te geven nadere regels en beleidsregels vast te stellen, is het mogelijk om de verordening zelf algemeen te houden. De hoogte, de voorwaarden en de duur van bepaalde – in de verordening omschreven – voorzieningen worden in een nadere regeling (Besluit Participatievoorzieningen Werk en Inkomen Lekstroom) uitgewerkt. Hierdoor kan optimaal ingespeeld worden op ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Artikel 3 Dienstverlening WIL Artikel 4 Ondersteuning aan niet uitkeringsgerechtigden Er wordt aan alle klanten van WIL ondersteuning geboden (m.u.v. klantgroep 4). De intensiteit van de ondersteuning en het soort voorziening dat ingezet wordt, is in beginsel afhankelijk van de klantgroep waartoe belanghebbende behoort en het feit of een belanghebbende geregistreerd staat in het doelgroepenregister. Daarnaast is er altijd sprake van maatwerk.
Artikel 5 Verplichtingen
Artikel 6 Afstemming
Het DB biedt ook ondersteuning aan niet uitkeringsgerechtigden. Deze ondersteuning is wel beperkt in duur. Ook mag het (gezamenlijk) inkomen niet hoger zijn dan 110% van het WML. Er wordt in lid 7 een uitzondering gemaakt voor personen tot 27 jaar die geen recht op een uitkering hebben, maar die wel geregistreerd staan in het doelgroepenregister. Het gaat hier voornamelijk om een heel specifieke groep jongeren van wie al op relatief jonge leeftijd bekend is dat zij een arbeidsbeperking hebben en niet zonder ondersteuning aan het werk kunnen. Vervallen Deze regels staan in de Participatiewet Artikel 5 Beëindiging, weigering en anticumulatie van voorzieningen De regels op grond waarvan de uitkering kan worden afgestemd staan in de Participatiewet en de Afstemmingsverordening beschreven.
Artikel 7 Budgetplafond
In dit artikel wordt beschreven wanneer een voorziening door WIL kan worden beëindigd of geweigerd. Met het bepaalde in lid 2 voorkomen we expliciet dat een werkgever zowel op voorzieningen in het kader van de banenafspraak (hoofdstuk 4) aanspraak kan maken, als op de overige voorzieningen zoals genoemd in hoofdstuk 3. Met het bepaalde in lid 3 krijgt het DB de beleidsvrijheid om anticumulatiebepalingen vast te stellen voor de voorzieningen uit hoofdstuk 3. Hierbij kan gedacht worden aan een anticumulatie van voorzieningen waar een werkgever aanspraak op kan maken. In artikel 7 van de oude Participatieverordening was
Pagina 1 van 3
Participatieverordening WIL (oud)
Participatieverordening WIL 2015 bepaald dat het DB van WIL in beleidsregels een of meerdere budgetplafonds kon vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Hiermee kreeg het DB de bevoegdheid om slechts een beperkt aantal van een bepaalde voorziening in te kopen en toe te kennen. Met deze bepaling werd echter miskend dat het DB verplicht is een voorziening aan te bieden die, volgens het DB, noodzakelijk is voor de arbeidsinschakeling. Het DB kan niet besluiten een voorziening niet te verstrekken op grond van de beschikbaarheid van die voorziening. Als het DB van oordeel is dat een bepaalde voorziening die niet meer voorhanden is noodzakelijk is voor arbeidsinschakeling, zal het DB naar een gelijkwaardig alternatief moeten zoeken. De bepaling over het budgetplafond is daarom niet overgenomen in de nieuwe Participatieverordening.
Artikel 8 Voorzieningen (gericht op arbeidsinschakeling)
De voorzieningen zijn in hoofdstuk 3 en 4 uitgewerkt. Artikel 6 Detacheringsbaan Deze voorziening was beschreven in het document Uitwerking Participatieverordening WIL (bijlage bij de oude Participatieverordening WIL) en is ongewijzigd aan de nieuwe Participatieverordening toegevoegd. Artikel 7 Startersbonus Voorheen heette deze voorziening inwerkpremie en was beschreven in de Beleidsregels inwerkpremie, scholingsvouchers en loonkostensubsidie. Artikel 8 Scholing Deze voorziening was beschreven in de Beleidsregels inwerkpremie, scholingsvouchers en loonkostensubsidie. De voorziening scholing is alleen beschikbaar voor belanghebbende en niet meer voor werkgevers. Artikel 9 Werkervaringsplaats Deze voorziening was beschreven in het document Uitwerking Participatieverordening WIL (bijlage bij de oude Participatieverordening WIL) en is ongewijzigd aan de nieuwe Participatieverordening toegevoegd. Artikel 11 Sociale activering
Artikel 9 Tegenprestatie
Deze voorziening was beschreven in het document Uitwerking Participatieverordening WIL (bijlage bij de oude Participatieverordening WIL) en is ongewijzigd aan de nieuwe Participatieverordening toegevoegd. Artikel 12 Tegenprestatie Het beleid uit MJBP 2.0 is in deze verordening verwerkt. WIL hanteert als uitgangspunt dat iedereen in principe talenten en capaciteiten heeft om een bijdrage te leveren aan de samenleving in de vorm van maatschappelijk nuttige activiteiten. Iedereen doet mee naar vermogen. De doelgroep is dan ook niet beperkt tot een specifieke klantgroep van WIL. De tegenprestatie is gericht op het versterken van de eigen kracht, op het zelf aan je eigen toekomst werken en aan die van anderen door een maatschappelijk nuttige bijdrage te leveren. WIL gebruikt
Pagina 2 van 3
Participatieverordening WIL (oud)
Artikel 10 Participatieplaats
Participatieverordening WIL 2015 de methodiek van het verleiden door in gesprek te gaan met de klant over zijn of haar krachten en mogelijkheden. Binnen de genoemde uitgangspunten zijn mensen vrij om zelf inhoud te geven aan de invulling van de tegenprestatie. Artikel 10 Participatieplaats De hoogte van de participatieplaats premie is gewijzigd. De premie wordt uitgedrukt in een percentage van 10% van het maximale bedrag zoals genoemd in de Participatiewet. Het DB is van mening dat de premie bedoeld is om eventuele onkosten (reiskosten uitgezonderd) van belanghebbende als gevolg van de participatieplaats te compenseren. Het DB ziet 10% van het maximale bedrag dan ook als een redelijk bedrag.
Artikel 11 Vergoedingen in relatie tot participatie
Artikel 14 Reiskostenvergoeding in relatie tot arbeidstoeleiding en arbeidsparticipatie Artikel 15 No-riskpolis algemeen Reiskostenvergoeding is gewijzigd van minimaal 15 km naar minimaal 10 km. No riskpolis algemeen is uitgebreider omschreven. Artikel 16 Loonkostentegemoetkoming Deze voorziening was beschreven in de Beleidsregels inwerkpremie, scholingsvouchers en loonkostensubsidie. De voorziening heette loonkostensubsidie. De naam van de voorziening is gewijzigd om verwarring te voorkomen met het nieuwe instrument loonkostensubsidie BUIG voor de banenafspraak. Klantgroep 2 kan ook in aanmerking komen voor de loonkostentegemoetkoming. De nadere regels voor de voorziening loonkostentegemoetkoming (voorheen loonkostensubsidie) zijn ongewijzigd.
Pagina 3 van 3
03.0. Participatieverordening WIL Raadsvoorstel Participatieverordening WIL
Raadsvoorstel Raadsvoorstel Voorstelnummer: 2015-029
Houten, 21 april 2015
Onderwerp: Participatieverordening W IL
Beslispunten: 1. De participatieverordening WIL vast te stellen en daarmee o.a. de volgende onderdelen: participatievoorziening beschut werken loonkostensubsidie BUIG loonkostentegemoetkoming persoonlijke ondersteuning 2. De memo inzet re-integratiemiddelen 2015 voor kennisgeving aan te nemen. Samenvatting: De gemeente is op grond van artikel 8a van de Participatiewet verplicht om een participatieverordening vast te stellen met betrekking tot: - het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling - het opdragen van een tegenprestatie - het aanbieden van participatieplaatsen - het verstrekken van een premie aan deelnemers van participatieplaatsen - het aanbieden van de participatievoorziening beschut werk - het aanbieden van loonkostensubsidie. Met de vaststelling van de Participatieverordening WIL voldoet de gemeente Houten aan deze verplichting. De nieuwe Participatieverordening WIL vervangt de Participatieverordening Werk en Inkomen Lekstroom die op 19 december 2013 is vastgesteld. In de nieuwe Participatieverordening WIL is een aantal nieuwe instrumenten opgenomen die het DB van WIL kan inzetten ten behoeve van re-integratie. Deze instrumenten worden in dit voorstel nader toegelicht. De overige wijzigingen in de nieuwe Participatieverordening WIL in vergelijking met de oude Participatieverordening WIL zijn opgenomen in de bijlage. Aanleiding: Op 1 januari 2015 is de Participatiewet in werking getreden. De gemeenteraad moet op grond van artikel 8a van de Participatiewet en artikel 35 lid 1 sub a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) een verordening opstellen. Gemeenten zijn wettelijk verplicht om mensen met een bijstandsuitkering te ondersteunen bij hun re-integratie op de arbeidsmarkt. Sinds 1 januari zijn gemeenten verantwoordelijk geworden voor de ondersteuning van een grotere groep mensen. Per 1 januari 2015 is er geen nieuwe instroom meer mogelijk in de Wet sociale werkvoorziening. Mensen die voorheen zouden instromen in de Wet sociale werkvoorziening, vallen nu onder de Participatiewet. 1 1
Personen die op 1 januari 2015 een Wsw-dienstbetrekking hebben, behouden hun rechten.
*2015-029* 2015-029
-2-
Dit geldt ook voor jonggehandicapten met arbeidsvermogen die voorheen een beroep konden doen op de Wajong. Zij zijn vanaf 1 januari 2015 voor ondersteuning bij het vinden van werk aangewezen op de gemeente. De Wajong is vanaf deze datum alleen nog toegankelijk voor jonggehandicapten die duurzaam en structureel geen arbeidsvermogen hebben. De Wajong wordt uitgevoerd door het UWV. Op grond van de Participatiewet kunnen gemeenten vanaf 1 januari 2015 nieuwe instrumenten inzetten bij de ondersteuning van inwoners bij hun re-integratie op de arbeidsmarkt. Zij zijn wettelijk verplicht om bij verordening regels te stellen over de voorwaarden waaronder zij deze instrumenten inzetten en voor welke doelgroepen. De regels die de WIL-gemeenten hierbij hanteren zijn uitgewerkt in de Participatieverordening WIL. Het bestuur van WIL heeft deze verordening op 25 maart 2015 vastgesteld. De gemeente Houten heeft de verordenende bevoegdheid aan zich gehouden. Dit betekent dat de Participatieverordening WIL vastgesteld moet worden door de gemeenteraad van Houten. De participatievoorzieningen die in de Participatieverordening WIL zijn vermeld worden nader uitgewerkt in het Besluit Participatievoorzieningen (zie bijlage: “Besluit Participatievoorzieningen Wil”). Deze nadere regels vormen de grondslag voor te nemen besluiten. Doel van dit voorstel: Met het vaststellen van de verordening wordt voldaan aan de wettelijke verplichting van artikel 8a van de Participatiewet en artikel 35 lid 1 sub a IOAW/IOAZ. Argumenten per beslispunt: 1.1 De verordening is gebaseerd op de Participatiewet, waarmee is beoogd om één regeling te creëren voor mensen die in staat zijn om te werken. Een belangrijk doel van de Participatiewet is het creëren van één regeling voor mensen die in staat zijn om te werken, maar die zijn aangewezen op (tijdelijke) ondersteuning om in hun bestaan te voorzien en/of om aan het werk te komen. 1.2 De verordening is op een aantal punten gewizjigd ten opzichte van de vorige verordening. Zie de bijlage. 1.3 Met de Participatiewet en -verordening worden nieuwe voorzieningen gecreëerd. Beschut werk Beschut werk is een instrument dat de gemeenten met de Participatiewet ter beschikking krijgen voor de inzet van mensen die uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden hebben om te werken in een dienstbetrekking. We hebben het dan over de “onderkant van klantgroep 3”. Het gaat bijvoorbeeld om mensen die door hun lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding en aanpassingen van de werkplek nodig hebben, dat niet van een reguliere werkgever mag worden verwacht dat hij deze mensen in dienst neemt. Beschut werken is geen doel op zich en ook binnen de Participatiewet niet verplicht voor gemeenten. Beschut werk is één van de instrumenten die kan worden ingezet voor deze doelgroep. In 2015 wordt samen met de Lekstroom gemeenten onderzocht, binnen het reeds opgestarte visietraject “Lekstroom werkt 2020” op welke manier deze doelgroep het beste kan worden bediend. Binnen dit visietraject wordt ook geinvesteerd in een gezamenlijke visie en handelingskader voor beschut werk. We wachten de uitkomsten van dit traject af en zullen u hierover tezijnertijd nader informeren.
-3-
Loonkostensubsidie BUIG Het DB van WIL kan loonkostensubsidie verstrekken aan werkgevers indien zij werknemers met een arbeidsbeperking, van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijke minimumloon maar die wel mogelijkheden hebben tot arbeidsparticipatie in dienst hebben. De loonkostensubsidie compenseert de werkgever voor het verschil tussen het wettelijk minimumloon en de loonwaarde (productiviteit) van de werknemer. Het bestuur van WIL is verantwoordelijk voor het vaststellen van de loonwaarde. Gemeenten hadden ook voor 1 januari 2015 de bevoegdheid om loonkostensubsidie te verstrekken. Nieuw per 1 januari 2015 is dat gemeenten loonkostensubsidie structureel mogen inzetten. Loonkostentegemoetkoming Het doel van de loonkostentegemoetkoming is het bieden van compensatie voor het feit dat voor een werknemer ten minste het wettelijk minimumloon moet worden betaald, terwijl de werkgever een werknemer (nog) niet ten volle kan inzetten. Zo kan het DB een loonkostentegemoetkoming aan de werkgever verstrekken om tijdelijk het verschil in arbeidsproductiviteit te compenseren en zo de re-integratie van een bijstandsgerechtigde met een lange afstand tot de arbeidsmarkt bewerkstelligen. De loonkostentegemoetkoming wordt ingezet voor werknemers zonder arbeidsbeperking, maar met een lange afstand tot de arbeidsmarkt. In dit opzicht onderscheid te loonkostentegemoetkoming zich dus van de loonkostensubsidie. Bovendien is loonkostentegemoetkoming niet structureel. Persoonlijke ondersteuning Bij persoonlijke ondersteuning krijgt een werknemer persoonlijke begeleiding op zijn werkplek (bijvoorbeeld van een jobcoach) bij het verrichten van zijn taken. Het doel van persoonlijke ondersteuning is dat de werknemer uiteindelijk zonder begeleiding via deze voorziening bij een reguliere werkgever kan werken. Persoonlijke ondersteuning wordt alleen ingezet als een werknemer zonder die ondersteuning niet in redelijkheid zijn werkzaamheden zou kunnen verrichten. Over het algemeen krijgt een werknemer die gebruik maakt van loonkostensubsidie, persoonlijke begeleiding op zijn werkplek, bijvoorbeeld een jobcoach. 1.4 Bij het opstellen van deze verordening is rekening gehouden met de afspraken in de arbeidsmarktregio. WIL maakt onderdeel uit van de arbeidsmarktregio Midden-Utrecht. Daarom is regionale harmonisatie van belang. 2.1 In deze memo heeft het bestuur van WIL op hoofdlijnen de beoogde inzet van de re-integratiemiddelen in 2015 uiteengezet. In de Participatieverordening WIL is vastgelegd welke re-integratievoorzieningen het dagelijks bestuur van WIL (DB van WIL) kan inzetten bij de ondersteuning van bijstandsgerechtigden bij hun re-integratie op de arbeidsmarkt. De verordening heeft betrekking op de klantgroepen met arbeidsvermogen (klantgroep 1 tot en met klantgroep 3). Bijstandsgerechtigden zonder arbeidsvermogen (klantgroep 4) worden door de gemeente ondersteund met betrekking tot het bevorderen van hun deelname aan de samenleving. Participatie: Er is een adviesaanvraag geweest bij de cliëntenraad van Wil. De cliëntenraad is alles in overweging nemend gematigd positief over de voorliggende stukken en adviseert dan ook positief, mits er op gezette tijden wordt teruggekoppeld naar de Cliëntenraad over de voortgang en er rekening wordt gehouden met onze opmerkingen en voorstellen; zie hiervoor de bijgevoegde bijlage “Advies Cliëntenraad”.
-4-
Communicatie: De Participatieverordening WIL treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015. Met ingang van inwerkingtreding van deze verordening wordt de oude Participatieverordening WIL zoals vastgesteld in de gemeenteraad ingetrokken. Voorzieningen die op grond van de oude Participatieverordening WIL zijn toegekend blijven van kracht tot de voorziening is afgerond. Eventuele verlengingen worden beoordeeld op basis van de nieuwe verordening, om te voorkomen dat de oude verordening nog lang kan doorwerken. De Participatieverordening wordt bekendgemaakt in het Gemeenteblad en gepubliceerd op www.overheid.nl. Financiën: Nvt Houten, 21 april 2014 het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten de secretaris, de burgemeester,
H.S. den Bieman
W .M. de Jong
Digitale bijlagen: 1. Participatieverordening Wil DB 25 maart 2015 2. Overzicht van wijzigingen nieuw-oude participatieverordening Wil AB-DB 25 maart 2015 3. Memo beoogde inzet re-integratiemiddelen P-budget 2015 4. Besluit participatievoorzieningen Wil DB 25 maart 2015 5. Advies Clientenraad
Verantwoordelijke wethouder(s): e 1 poho : Wethouder Van Dalen e 2 poho: Zaaknummer: 15CV000138
Raadsbesluit
Voorstelnummer: 2015-029 De raad van de gemeente Houten heeft het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 21 april 2015 nr. BWV15.0134 gelezen en besluit; 1. De participatieverordening W IL vast te stellen en daarmee o.a. de volgende onderdelen: participatievoorziening beschut werken loonkostensubsidie BUIG loonkostentegemoetkoming persoonlijke ondersteuning 2. De Memo inzet re-integratiemiddelen 2015 voor kennisgeving aan te nemen. Dit is besloten in de openbare vergadering van de raad op 9 juni 2015. De raad van de gemeente Houten, de griffier, de voorzitter,
W. van Zanen
W.M. de Jong
*2015-029* 2015-029
03.0. Participatieverordening WIL Bijlage: advies clintenraad WIL mbt kaderbrief 2016 en verordeningen 2015
ADVIES Cliëntenraad WIL M.b.t. De Kaderbrief WIL 2016, Verordeningen Individuele Studietoeslag, Nieuwe Participatieverordening WIL, Besluit Participatievoorziening WIL De Cliëntenraad WIL in vergadering bijeen d.d. 25 februari 2015 komt na lezing van bovengenoemde stukken in onderling overleg tot het volgende advies:
Kaderbrief Algemeen: In dit advies volgen wij de consistente lijn van al onze eerder uitgebrachte adviezen, met de nadruk op het advies Meerjarenbeleidsplan dat wij 28 januari uitbrachten. Als eerste willen wij opnieuw benadrukken dat het uitgangspunt bij alles dat de WIL onderneemt, de menselijke maat het uitgangspunt dient te zijn, daarbij rekening houdend met de capaciteiten die een cliënt heeft en niet de financiële middelen waarover de WIL beschikt. Voor de WIL dient iedereen (dus ook mensen met een lichamelijke en/of geestelijke beperking) gelijk te zijn en daarmee gelijke kansen te krijgen om uit de W W Z te komen, ongeacht de verdiencapaciteit. Wij maken ons daarbij vooral zorgen over de mensen met een geringe verdiencapaciteit, die na hun herkeuring van groep 4 naar groep 3 worden overgeplaatst. Wij wijzen hierbij opnieuw met nadruk naar het door Nederland ondertekende VN verdrag m.b.t. rechten van personen met een handicap. De Cliëntenraad is verder van mening dat hierbij van groot belang is: > De doelgroep zichtbaar te maken door bij de intake de afweging te maken of betrokkene een grote afstand heeft tot de arbeidsmarkt vanwege een fysieke of psychische handicap. Bepaal daarbij ook welke cliënten alleen beschikbaar zijn voor beschut werk. > Bemiddeling van deze cliënten op basis van de duur van de werkloosheid van de cliënt op de beschikbare vacatures op de arbeidsmarkt. > Ontheffing van de overige van deze cliënten van de arbeidsverplichting zolang geen werkelijk perspectief geboden kan worden. > Het inzetten als gezamenlijke gemeenten op de creatie van beschut werk voor dat deel van de cliënten die daarvan afhankelijk zijn. Op deze manier zal naar de toekomst zichtbaar kunnen worden wat de kansen zijn op de arbeidsmarkt van mensen met een zwakke arbeidsmarktpositie. De cliëntenraad is verheugd dat de toon van deze kaderbrief net zo realistisch van toon is als die in het Meerjarenbeleidsplan en vertoont consistentie in toon en in voorgenomen beleid. Opnieuw treffen wij de wens aan tot een van de beste sociale diensten van Nederland te gaan behoren. Wij hebben tegen dat streven geen bezwaar, maar wij zijn pas tevreden als de WIL een klantvriendelijke en klantgerichte dienstverlening voor haar cliënten op orde heeft, maatwerk verleent en hen een ingang naar de arbeidsmarkt verschaft waar dat mogelijk is. Wij denken daarbij nadrukkelijk ook aan het ter hand nemen van de schuldenproblematiek. Snelheid en flexibiliteit in handelen is daar een absolute noodzaak. Een duidelijke positie in de sociale teams van de 5 Lekstroomgemeenten is daarbij van groot belang. Het klanttevredenheidsonderzoek dat vorig jaar is gehouden geeft aan dat er op vele fronten van dienstverlening en communicatie over en weer nog een wereld te winnen is. In dat verband wijzen wij op eerder uitgebrachte adviezen met betrekking tot de inzet van middelen voor het werkzoekendenbestand. Zet deze middelen in als er perspectief is voor een baan voor de cliënt. Wij verwijzen hierbij opnieuw naar ons voorstel voor een aantal KPI's Aanbeveling voor drie KPI's: 1. Breng de inspanningen van het eigen werkgeversservicepunt in kaart vanuit een van te voren afgesproken doelstelling. Inventariseer de positieve en negatieve ervaringen en stel daarna het beleid bij waar nodig. 2. Breng de resultaten van de inspanningen door derden in kaart vanuit een van te voren afgesproken doelstelling. Inventariseer de positieve en negatieve ervaringen en herzie waar nodig de afspraken.
Pagina 1 van 3 Advies CR WIL Kaderbrief 2016 en Verordeningen
3.
Breng in kaart hoe de bemiddeling vanuit het bestand naar de verworven vacatures verloopt. Inventariseer ook hier de positieve en negatieve ervaringen en stel ook hier het beleid bij waar nodig. In uw kaderbrief vinden wij in het onderdeel "waarop richt zich WIL in 2016" een prima aanzet. Anderzijds mag de belemmering tot instromen in de W W Z via Poort en Schouw niet dusdanig zijn dat mensen die recht hebben op een uitkering deze niet meer durven aan te vragen. Digitalisering: Bij ontwikkeling van de organisatie gaat Wil zich verder inzetten voor digitalisering van de klantenservice en informatie voorziening. Hoewel dit voornemen past in de tijdsgeest willen wij opnieuw wijzen naar ons advies Meerjarenbeleidsplan waarin wij meldden: Wij onderschrijven de doelstelling tot heldere voor maar een uitleg vatbare communicatie, wij constateren echter ook dat de WIL daarin op dit moment nog lang niet altijd slaagt. Daarnaast willen wij waarschuwen bij het digitaliseren van mededelingen voor de cliënt niet uit het oog te verliezen dat er nog altijd een ruime groep cliënten is die niet beschikt over digitale vaardigheden en/of een computer. Digitalisering is in deze tijd onontkoombaar, maar voor wie dat wenst dient de informatie ook op papier beschikbaar te zijn. Ook kunnen digitale mededelingen in de veelheid van digitalisering verloren gaan. Essentiële nieuwe zaken zullen daarom altijd schriftelijk ondersteund moeten worden, tenzij de cliënt daar zelf vanaf ziet. Voor de cliëntenraad WIL is het een absolute voorwaarde dat iedere cliënt die dat wil zonder voorbehoud alle informatie op schrift moet kunnen ontvangen. Het streven naar zelfredzaamheid van de cliënt is op zich uitstekend, maar als het gaat om privacy gevoelige informatie is het geen optie om beroep te moeten doen op derden om deze te verkrijgen. Aanbeveling: vraag de cliënt op welke wijze hij de informatie wil ontvangen alvorens te handelen en leg per cliënt een persoonlijke interactieve sociale kaart aan.
Verordening Individuele Studietoeslag. De verordening is gestoeld op wettelijke richtlijnen, dat laat onverlet dat er ook dan beleidsruimte is om zaken op eigen wijze in te vullen. Het val op dat in de voorliggende verordening een flink aantal criteria niet zijn ingevuld, is het niet altijd duidelijk wie, wanneer, waarvoor in aanmerking komt. Veel wordt hier overgelaten aan het algemeen of dagelijks bestuur, wat binnen de WIL op hetzelfde neer komt. Dat hoeft niet nadelig te zijn voor degene die hiervoor in aanmerking kan/meent te kunnen komen, maar het maakt goede voorlichting onontbeerlijk, zelfs al bij de intake bij de poort en schouw. Daarnaast kan dit instrument gericht worden ingezet door bij werkgevers na te gaan welke opleiding een cliënt moet volgen om in aanmerking te komen voor een baan.
Participatieverordening Werk en Inkomen Lekstroom Deze verordening geeft aan wat de spelregels en uitgangspunten zijn waaraan de cliënt zich moet houden. Ook hier valt op dat er veel wordt overgelaten aan het algemeen en dagelijks bestuur. Dat geeft de nodige beleidsruimte en de cliëntenraad rekent erop dat deze beleidsruimte wordt gebruikt ten voordele van de cliënt. Hierbij dient de menselijke maat de doorslag te gevent boven de financiële. Ondersteuning niet uitkeringsgerechtigden (artikel 4) De Cliëntenraad kan zich redelijk vinden in de uitgangspunten. Wel plaatsen we een kanttekening bij de verplichting om mee te werken aan een onderzoek om de afstand tot de arbeidsmarkt te bepalen en de mogelijkheid om een deel van de gemaakte kosten terug te vorderen. Wij staan daar gereserveerd tegenover en verzoeken u dringend hiermee zeer terughoudend om te gaan. Budgetplafond (artikel 5): Wij verzoeken u dringend om deze uitgewerkte plafonds als bijlage toe te voegen aan deze verordening. Dit schept duidelijkheid voor alle betrokkenen. Beëindiging, weigering en anticumulatie van voorzieningen (artikel 6): Wij gaan er zondermeer vanuit dat dit in goed overleg met de betrokkene plaatsvindt. Voorzieningen voor klantgroepen 1, 2 en 3: De Cliëntenraad ziet met grote belangstelling de nadere uitwerking van de artikelen 7 (Detacheringsbaan), 8 (Startersbonus) en 9 (Scholing) tegemoet. M.b.t. de werkervaringsplaatsen (art. 10) is de Cliëntenraad positief en delen wij de mening dat deze banen niet concurrentievervalsend mogen zijn. Een werkervaringsplaats dient te allen tijden bij te dragen aan het verkrijgen van een normale (vaste) baan op de arbeidsmarkt. Ditzelfde geldt voor Artikel 11 - participatieplaats - en 12 sociale activering. De Cliëntenraad kan zich vinden in de omschrijving van de tegenprestatie (art. 13), maatwerk is ook hier van groot belang, evenals een omschrijving wat hieronder valt. Wij teken hierbij wel aan dat het
Pagina 2 van 3 Advies CR WIL Kaderbrief 2016 en Verordeningen
3 verrichten van maatschappelijk nuttige werkzaamheden voor alle groepen van de maatschappij belangrijk zijn en niet alleen voor mensen met een vorm van uitkering. Wij zijn verheugd dat de uitkeringsgerechtigde na het vinden van een werkkring niet direct aan zijn lot wordt overgelaten, maar dat er een vorm van nazorg (art. 14) wordt geboden voor de duur van 12 maanden, om ervoor te zorgen dat de cliënt beklijft op de arbeidsmarkt. Aanbeveling: Evalueer de gang van zaken aan het einde van deze nazorg periode de procedure, ten einde tot verbetering van de procedure te komen. Vraag: Wij zien t.z.t. graag een evaluatie van deze manier van werken in 2016. Bij artikel 18 beschut werk, komen wij terug op het begin van dit advies: voor de WIL dient iedereen (dus ook mensen met een lichamelijke en/of geestelijke beperking) gelijk te zijn en daarmee gelijke kansen te krijgen om uit de W W Z te komen, ongeacht de verdiencapaciteit. Wij wijzen hierbij opnieuw naar het door Nederland ondertekende VN verdrag m.b.t. rechten van personen met een handicap. Alle cliënten, maar zeker deze groep dienen gewezen te worden op de mogelijkheid van een reiskostenvergoeding.
Besluit Participatievoorzieningen Het document spreekt voor zich en is in grote lijnen een herhaling van zetten, waarbij wel opvalt dat ook dit document voornamelijk is gestoeld op de financiën en het dagelijks bestuur ook hier een grote invloed heeft op de uitvoering van dit besluit, zonder dat duidelijk wordt aan welke richtlijnen zij zich houden. Ten overvloede willen wij er nadrukkelijk op wijzen dat iedereen die deel uit maakt van de Nederlandse samenleving en voldoet aan de voorwaarden van de Participatiewet - in principe - recht heeft op een uitkering en ondersteuning. Ten aanzien van art. 2 meldingsplicht en medewerkingsplicht is de Cliëntenraad van mening dat een regelmatige terugkoppeling noodzakelijk is en een onmiddellijke signalering bij uitval in een traject waaronder o.i. ook de scholing valt. Een goede relatie tussen cliënt en consulent is hierbij van essentieel belang. Een direct gesprek over de oorzaken van uitval of hapering is daarbij vanzelfsprekend. De vinger aan de pols heeft o.i. meer effect op het resultaat dan onderzoeken naar rechtmatigheid en/of doelmatigheid met eventuele sancties.
Advies: Alles in overweging nemend is de Cliëntenraad gematigd positief over de voorliggende stukken en adviseert dan ook positief, mits er op gezette tijden wordt teruggekoppeld naar de Cliëntenraad over de voortgang en er rekening wordt gehouden met onze opmerkingen en voorstellen.
Ten slotte: Wij waarderen de wijze waarop de Cliëntenraad wordt betrokken bij het voorgenomen beleid, wij zullen er naar blijven streven het beleid van de WIL nauwgezet, waar nodig kritisch te volgen en proberen bij te sturen als wij van mening zijn dat het beter en/of anders kan en moet om het belang van het collectief te verdedigen en dienen. Wij zijn graag bereid, indien wenselijk, dit advies mondeling toe te lichten. CRWIL/28.02.2015
Pagina 3 van 3 Advies CR WIL Kaderbrief 2016 en Verordeningen
03.0. Participatieverordening WIL Bijlage: besluit Participatievoorzieningen WIL
BESLUIT PARTICIPATIEVOORZIENINGEN Werk en Inkomen Lekstroom
Besluit Participatievoorzieningen WIL
Pagina 1 van 5
Besluit participatievoorzieningen Werk en Inkomen Lekstroom In dit besluit worden de participatievoorzieningen die in de Participatieverordening WIL, zoals vastgesteld in het AB van 24 juni 2015 en in de Participatieverordening van Houten, zoals vastgesteld door de raad van ……..2015 en de Participatieverordening van Nieuwegein, zoals vastgesteld door de raad van ………2015, worden genoemd nader uitgewerkt. Deze nadere regels vormen de grondslag voor te nemen besluiten. Het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom gelet op artikel 8a en artikel10b, vierde lid van de Participatiewet; gelet op artikel 2 van de Participatieverordening WIL; gelet op artikel 2 van de Participatieverordening WIL (Houten); gelet op artikel 2 van de Participatieverordening WIL (Nieuwegein); besluit de volgende nadere regels voor participatievoorzieningen vast te stellen:
Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsomschrijvingen De begripsomschrijvingen zoals bedoeld in artikel 1 van de Participatieverordening WIL zijn van overeenkomstige toepassing op deze nadere regels. Artikel 2. Meldingsplicht en medewerkingsplicht 1. De belanghebbende aan wie een bijdrage voor scholing is toegekend is verplicht onverwijld een melding te doen aan het DB zodra aannemelijk is dat de scholing niet of niet geheel zal plaatsvinden, of dat niet aan de overige verplichtingen zal worden voldaan. 2. Degene aan wie de bijdrage voor scholing of een startersbonus of een loonkostentegemoetkoming is toegekend, is verplicht desgevraagd alle medewerking te verlenen aan een onderzoek naar de rechtmatigheid en/of doelmatigheid van de verstrekte voorziening. Hoofdstuk 2
Voorzieningen voor klantgroep 1, 2 en 3
STARTERSBONUS Artikel 3. Startersbonus 1. Voor de startersbonus komt de werkgever in aanmerking die een belanghebbende in dienst neemt, met dien verstande dat de dienstbetrekking wordt aangegaan voor tenminste zes maanden en voor minimaal 16 uur per week. 2. De werkgever moet: a. ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel; b. geen werkzaamheden verrichten die strijdig zijn met de publieke taak van de deelnemende gemeenten; c. meewerken aan de afspraken, neergelegd in het traject, behorende bij de dienstbetrekking. 3. De werkgever kan niet zowel een startersbonus ontvangen als een loonkostentegemoetkoming als bedoeld in artikel 11 voor dezelfde belanghebbende. Artikel 4. Hoogte startersbonus 1. De startersbonus bedraagt € 1000,- bij een 16-urige werkweek; of 2. De startersbonus bedraagt € 2000,- indien de werknemer zoveel uren werkt dat hij niet langer aanspraak maakt op een bijstandsuitkering, IOAW- of IOAZ-uitkering. 3. De startersbonus genoemd in het eerste lid wordt naar rato verhoogd tot een werkweek van 32 uur. 4. De hoogte van de startersbonus kan niet hoger zijn dan de daadwerkelijke bruto salariskosten.
Besluit Participatievoorzieningen WIL
Pagina 2 van 5
Artikel 5. Aanvraag startersbonus 1. De aanvraag voor de startersbonus wordt vóór aanvang van het dienstverband ingediend. 2. De werkgever maakt voor het aanvragen van de startersbonus gebruik van het daartoe bestemde aanvraagformulier. 3. De startersbonus wordt slechts eenmaal per belanghebbende verstrekt aan dezelfde werkgever. 4. Een werkgever kan maximaal vijf keer per jaar aanspraak maken op de startersbonus. SCHOLING Artikel 6. Bijdrage voor scholing (Scholingsvoucher) Belanghebbende komt in aanmerking voor een bijdrage voor scholing, indien de scholing naar het oordeel van het DB bijdraagt aan de arbeidsinschakeling. Artikel 7. Bedrag voor scholing 1. De te verstrekken bijdrage voor scholing bedraagt 100% van de werkelijke kosten van de scholing, tot een maximum van € 750,–, inclusief BTW, per belanghebbende. 2. In individuele situaties kan naar het oordeel van het DB afgeweken worden van het maximum bedrag als genoemd in eerste lid. Artikel 8. Aanvraag bijdrage scholing 1. De aanvraag voor de bijdrage voor scholing wordt vóór aanvang van de scholing ingediend. 2. Belanghebbende maakt voor het aanvragen van de bijdrage gebruik van het daartoe bestemde aanvraagformulier. Artikel 9. Weigeren bijdrage scholing 1. Er bestaat geen recht op de bijdrage voor scholing indien belanghebbende onderwijs of een beroepsopleiding wil volgen waarvoor een beroep gedaan kan worden op de Wet studiefinanciering 2000 of op hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten. 2. Er bestaat geen recht op de bijdrage voor scholing als de bijdrage uit een voorliggende voorziening gefinancierd kan worden. NO RISK Artikel 10. No risk polis algemeen 1. Een werkgever komt in aanmerking voor een no-riskpolis als hij een dienstverband aangaat met: a. een belanghebbende met een ziekte of handicap of; b. een jongere tot 27 jaar zonder startkwalificatie 2. De polis dekt: a. de wettelijk verplichte loondoorbetaling; b. een percentage van de werkgeverslasten. 3. Overige voorwaarden zijn van toepassing conform de polisvoorwaarden van de verzekeraar. Hoofdstuk 3
Voorzieningen voor klantgroep 2 en 3
LOONKOSTENTEGEMOETKOMING Artikel 11. Loonkostentegemoetkoming 1. Voor de loonkostentegemoetkoming komt de werkgever in aanmerking die een belanghebbende in dienst neemt, met dien verstande dat de dienstbetrekking wordt aangegaan voor tenminste zes maanden en voor minimaal 16 uur per week.
Besluit Participatievoorzieningen WIL
Pagina 3 van 5
2. De werkgever moet: a. ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel; b. geen werkzaamheden verrichten die strijdig zijn met de publieke taak van de deelnemende gemeenten; c. meewerken aan de afspraken, neergelegd in het traject, behorende bij de dienstbetrekking. 3. De werkgever kan niet zowel een loonkostentegemoetkoming ontvangen als een startersbonus als bedoeld in artikel 3 voor dezelfde belanghebbende. Artikel 12. Duur loonkostentegemoetkoming 1. De loonkostentegemoetkoming wordt maximaal zes maanden verstrekt. 2. De loonkostentegemoetkoming kan met maximaal zes maanden verlengd worden als belanghebbende dreigt terug te vallen in de Participatiewet. Artikel 13. Hoogte loonkostentegemoetkoming 1. De loonkostentegemoetkoming bedraagt € 375,- per maand bij een 16-urige werkweek. 2. De loonkostentegemoetkoming bedraagt € 750,- per maand voor maximaal zes maanden als belanghebbende niet langer aanspraak maakt op een uitkering. 3. De loonkostentegemoetkoming uit het eerste lid wordt naar rato verhoogd tot een werkweek van 32 uur. 4. Indien de loonkostentegemoetkoming na zes maanden verlengd wordt, worden de genoemde bedragen gehalveerd. 5. De hoogte van de loonkostentegemoetkoming kan niet hoger zijn dan de daadwerkelijke bruto salariskosten. Artikel 14. Aanvraag loonkostentegemoetkoming 1. De aanvraag voor de loonkostentegemoetkoming wordt vóór aanvang van het dienstverband ingediend. 2. De werkgever maakt voor het aanvragen van de loonkostentegemoetkoming gebruik van het daartoe bestemde aanvraagformulier. 3. De loonkostentegemoetkoming wordt slechts eenmaal per belanghebbende verstrekt aan dezelfde werkgever. 4. Een werkgever kan maximaal vijf keer per jaar aanspraak maken op de loonkostentegemoetkoming. Artikel 15. Betaling loonkostentegemoetkoming De loonkostentegemoetkoming wordt maandelijks achteraf aan de werkgever uitbetaald. Hoofdstuk 4
Voorziening in het kader van de banenafspraak
Artikel 16. Persoonlijke ondersteuning 1. Het DB bepaalt of persoonlijke ondersteuning noodzakelijk is. 2. Persoonlijke ondersteuning kan bestaan uit: a. Jobcoach; b. begeleiding op de werkvloer; c. nazorg. 3. Indien jobcoaching geïndiceerd is, wordt tevens het begeleidingsniveau (licht/midden) en de duur (maximaal twee jaar) vastgesteld. 4. In overleg met de werkgever wordt bepaald of er een: a. externe jobcoach; b. interne jobcoach (in dienst van de werkgever); c. eigen jobcoach (in dienst van WIL) ingezet zal worden.
Besluit Participatievoorzieningen WIL
Pagina 4 van 5
Hoofdstuk 5
Slotbepalingen
Artikel 17. Inwerkingtreding 1. Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking en heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2015. 2. De beleidsregels scholingsvouchers, inwerkpremie en loonkostensubsidie zoals vastgesteld op 30 januari 2014 en de Uitwerking Participatieverordening zoals vastgesteld op 30 januari 2014, worden ingetrokken met ingang van de dag van inwerkingtreding van dit besluit. 3. Voorzieningen die toegekend zijn op grond van de beleidsregels genoemd in het tweede lid blijven van kracht tot de voorziening is afgerond. Artikel 18. Citeertitel Dit besluit wordt aangehaald als Besluit participatievoorzieningen WIL.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom van 24 juni 2015.
de voorzitter,
de directeur,
C. van Dalen
R. Esser
Besluit Participatievoorzieningen WIL
Pagina 5 van 5
03.0. Participatieverordening WIL Bijlage: de participatieverordening WIL
De raad van de gemeente Houten; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 21 april 2015; gelet op artikel 4, tweede lid en artikel 5, eerste en derde lid van de Gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom; gelet op artikel 8a en artikel 10b, vierde lid van de Participatiewet; besluit vast te stellen de: Participatieverordening Werk en Inkomen Lekstroom
Participatieverordening WIL
Pagina 1 van 15
Participatieverordening Werk en Inkomen Lekstroom Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen Artikel 1. Begrippen 1. In deze verordening wordt verstaan onder: a. wet: Participatiewet; b. belanghebbende: persoon tot de pensioengerechtigde leeftijd met een uitkering ingevolge de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ); c. WIL: Gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom; d. AB: algemeen bestuur WIL; e. DB: dagelijks bestuur WIL; f. poort en schouwperiode: intensieve en kortdurende periode waarin het recht op bijstand wordt beoordeeld en een goed beeld ontstaat van het meest passende ondersteuningsaanbod voor een belanghebbende binnen WIL; g. WML: wettelijk minimumloon; h. loonwaarde: het gedeelte dat de belanghebbende kan verdienen ten opzichte van een niet arbeidsbeperkte medewerker, uitgedrukt in een percentage. De loonwaarde wordt op de werkplek bepaald en is context afhankelijk; i. arbeidsvermogen: geeft aan of iemand kan werken en is een theoretische schatting van de belasting die werk stelt op het fysieke en psychische vlak en de mate waarin de belanghebbende in staat is werk uit te voeren (belastbaarheid van belanghebbende). Dit wordt uitgedrukt in een inschatting van de loonwaarde (verdeling: > 80%WML, 20%-80% WML en < 20% WML) en is persoonsgebonden; j. klantgroep: een groep belanghebbenden die aan de criteria van een klantgroep voldoen; i. klantgroep 1: klanten die jobready zijn, met een loonwaarde van (meer dan) 100% van het WML; ii. klantgroep 2: klanten die nog niet jobready zijn, met een loonwaarde van (meer dan) 80% van het WML ; iii. klantgroep 3: klanten met een arbeidsbeperking en perspectief op arbeid, met een loonwaarde tussen de 20% en 80% van het WML; iv. klantgroep 4: klanten met perspectief op maatschappelijke participatie en een loonwaarde van (minder dan) 20% van het WML. k. Anw-er: een persoon met een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet. l. doelgroepenregister: het doelgroepenregister van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen waarin personen met een arbeidsbeperking geregistreerd staan die wel kunnen werken, maar niet zelfstandig het minimumloon kunnen verdienen. m. Lekstroomgemeenten: de gemeenten Houten, IJsselstein, Lopik, Nieuwegein, Vianen n. Arbeidsmarktregio Midden-Utrecht: Bunnik, De Bilt, Houten, IJsselstein, Lopik, Montfoort, Nieuwegein, Oudewater, Stichtse Vecht, Utrecht (centrumgemeente), Utrechtse Heuvelrug, Vianen, Wijk bij Duurstede, Woerden, Zeist. o. BUIG: de Wet bundeling van uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten. 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de IOAW , de IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Hoofdstuk 2. Algemene bepalingen Artikel 2. Nadere regels en beleidsregels Het DB kan nadere regels en beleidsregels vaststellen. Artikel 3. Dienstverlening WIL 1. De belanghebbende die behoort tot klantgroep 1, 2 of 3 valt voor de participatiebegeleiding onder de dienstverlening van WIL. Participatieverordening WIL
Pagina 2 van 15
2. De belanghebbende die behoort tot klantgroep 4 valt voor de participatiebegeleiding onder de dienstverlening van de gemeente waar hij woonachtig is. Artikel 4. Ondersteuning aan niet uitkeringsgerechtigden 1. Een persoon die geen recht heeft op een uitkering of een persoon met een uitkering in het kader van de Anw, heeft recht op ondersteuning indien het inkomen van deze persoon niet boven 110% WML is. 2. Indien sprake is van gehuwden wordt naar het gezamenlijk inkomen gekeken. 3. De duur van de dienstverlening aan een persoon die geen recht heeft op een uitkering en een Anw-er bedraagt maximaal vier weken. 4. Geen recht op een voorziening of ondersteuning bestaat indien sprake is van een voorliggende voorziening welke naar de mening van het DB in voldoende mate bijdraagt aan de participatie van die persoon. 5. Het DB kan, om een betere afweging te kunnen maken omtrent de voorziening die het meest geschikt is, een niet uitkeringsgerechtigde persoon en een Anw-er, verplichten mee te werken aan een onderzoek naar de mogelijkheden van die persoon op de arbeidsmarkt. 6. Indien een niet uitkeringsgerechtigde persoon, die gebruik maakt van een voorziening, verwijtbaar niet voldoet aan de voor hem geldende afspraken, kan het DB de gemaakte kosten van het traject of de voorziening terugvorderen. 7. Indien een persoon geen recht heeft op een uitkering, jonger is dan 27 jaar en geregistreerd staat in het doelgroepenregister, is het derde lid van dit artikel niet van toepassing. Die persoon kan aanspraak maken op de voorzieningen zoals bedoeld in hoofdstuk 4 van deze verordening. 8. Het DB kan ondersteuning bij een leer-werktraject aanbieden aan personen die: a. 16 of 17 jaar zijn en van wie de leerplicht of de kwalificatieplicht, zoals bedoeld in de Leerplichtwet, nog niet geëindigd is, of; b. 18 tot 27 jaar zijn en die nog geen startkwalificatie behaald hebben. Artikel 5. Beëindiging, weigering en anticumulatie van voorzieningen 1. Het DB kan een voorziening beëindigen of weigeren indien: a. de belanghebbende zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 9 of 17 van de wet, 13 en 37 IOAW en 13 en 37 IOAZ niet of in onvoldoende mate nakomt; b. de belanghebbende niet of niet langer tot een van de klantgroepen behoort; c. de belanghebbende algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening; d. het DB een andere voorziening aanbiedt die naar haar oordeel passender is; e. naar het oordeel van het DB de voorziening niet of niet langer dan wel in onvoldoende mate bijdraagt aan arbeidsinschakeling. 2. In het geval van een werkgever kunnen voorzieningen uit hoofdstuk 4 niet gecombineerd worden met voorzieningen uit hoofdstuk 3 ten behoeve van dezelfde belanghebbende. 3. Het DB stelt in nadere regels vast op welke voorzieningen uit hoofdstuk 3 een anticumulatie van toepassing is.
Hoofdstuk 3. Voorzieningen voor klantgroep 1, 2 en 3 Artikel 6. Detacheringsbaan 1. Het DB kan zorgen voor toeleiding van een belanghebbende naar een dienstverband met een werkgever, gericht op arbeidsinschakeling via detachering. 2. De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen zowel de werkgever en inlenende organisatie als tussen de belanghebbende (werknemer) en inlener. 3. Een belanghebbende wordt uitsluitend geplaatst als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt. Artikel 7. Startersbonus 1. Het DB kan een startersbonus verstrekken aan werkgevers die met een belanghebbende een arbeidsovereenkomst sluiten. 2. Het DB stelt nadere regels vast ten aanzien van de hoogte van de startersbonus en de voorwaarden en verplichtingen die aan de startersbonus worden verbonden. Artikel 8.
Scholing
Participatieverordening WIL
Pagina 3 van 15
1. Het DB kan een belanghebbende scholing aanbieden. 2. Het DB stelt nadere regels vast ten aanzien van de voorwaarden en verplichtingen die aan de scholing worden verbonden. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op personen als bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel a van de wet. Artikel 9. Werkervaringsplaats 1. Het DB kan een belanghebbende een werkervaringsplaats gericht op arbeidsinschakeling aanbieden. 2. Het doel van een werkervaringsplaats is het opdoen van werkervaring en/of het leren functioneren in een arbeidsrelatie. 3. De duur van een werkervaringsplaats is drie maanden met de mogelijkheid deze met drie maanden te verlengen. 4. Het DB plaatst de belanghebbende uitsluitend als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt. 5. In een schriftelijke overeenkomst wordt in ieder geval vastgelegd: a. het doel van de werkervaringsplaats, en b. de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt. Artikel 10. Participatieplaats 1. Het DB kan een belanghebbende van 27 jaar of ouder met recht op algemene bijstand overeenkomstig artikel 10a van de wet onbeloonde additionele werkzaamheden laten verrichten. 2. Het DB zorgt ervoor dat de te verrichten additionele werkzaamheden worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst die wordt ondertekend door het DB, de organisatie en de belanghebbende die de additionele werkzaamheden gaat verrichten. 3. Het DB verstrekt aan de belanghebbende, telkens nadat hij gedurende zes maanden additionele werkzaamheden heeft verricht, een premie als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel j van de wet indien belanghebbende naar het oordeel van het DB in die zes maanden voldoende heeft meegewerkt aan het vergroten van zijn kans op inschakeling in het arbeidsproces. 4. De hoogte van de premie, zoals bedoeld in het derde lid van dit artikel, bedraagt 10% van het maximale bedrag zoals genoemd in artikel 31, tweede lid, onder j van de wet. 5. De premie zoals bedoeld in het derde lid van dit artikel wordt geweigerd indien bij de beoordeling blijkt dat belanghebbende de aan de participatieplaats verbonden verplichtingen in de voorafgaande zes maanden heeft geschonden. 6. Het DB biedt na zes maanden een voorziening gericht op arbeidsinschakeling aan in de vorm van scholing of opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert. Geen scholing of opleiding wordt aangeboden indien dit naar het oordeel van het DB niet bijdraagt aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces van belanghebbende. Artikel 11. Sociale activering 1. Het DB kan een belanghebbende activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering voor zover de mogelijkheid bestaat dat hij op enig moment algemeen geaccepteerde arbeid kan verkrijgen waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening. 2. Het DB stemt de duur van de in het eerste lid bedoelde activiteiten af op de mogelijkheden en capaciteiten van die persoon. Artikel 12. Tegenprestatie 1. Het DB bevordert dat mensen naar vermogen meedoen in de samenleving door te werken en/of door maatschappelijk nuttige activiteiten te verrichten. 2. Het DB spreekt, ter ondersteuning van dit uitgangspunt, de belanghebbende aan op het verrichten van een tegenprestatie. 3. De tegenprestatie maakt integraal onderdeel uit van het werkproces van WIL. 4. Belanghebbende bepaalt zelf de inhoud van de tegenprestatie. Artikel 13. Nazorg 1. Het DB kan aan de werkgever bij wie een belanghebbende algemeen geaccepteerde arbeid heeft aanvaard, gedurende maximaal twaalf maanden nazorg bieden. 2. De nazorg is gericht op het bestendig maken van de arbeidsrelatie van belanghebbende en betrokken werkgever. Participatieverordening WIL
Pagina 4 van 15
Artikel 14. Reiskostenvergoeding in relatie tot arbeidstoeleiding en arbeidsparticipatie 1. Het DB kan in de periode voorafgaand op plaatsing op een betaalde baan, reiskosten vergoeden als de enkele reisafstand meer dan tien kilometer bedraagt. 2. Het DB kan van het bepaalde in het eerste lid afwijken bij uitzonderlijke omstandigheden waardoor belanghebbende niet in staat is met eigen vervoer te reizen en er geen alternatieven voorhanden zijn. Artikel 15. No-risk polis algemeen 1. Een werkgever kan in aanmerking komen voor een no-riskpolis als hij een dienstverband aangaat met een belanghebbende. 2. Het DB stelt nadere regels vast ten aanzien van de duur van de polis, de aard en de hoogte van de kosten die vergoed worden en ten aanzien van de verplichtingen die aan de no-risk polis worden verbonden. Artikel 16. Loonkostentegemoetkoming, uitsluitend voor klantgroep 2 en 3 1. Het DB kan een loonkostentegemoetkoming (anders dan de loonkostensubsidie zoals bedoeld in artikel 10c van de wet) verstrekken aan werkgevers die met een belanghebbende een arbeidsovereenkomst sluiten. 2. Het DB stelt nadere regels vast ten aanzien van de duur en de hoogte van de loonkostentegemoetkoming en ten aanzien van de verplichtingen die aan de loonkostentegemoetkoming worden verbonden. 3. De loonkostentegemoetkoming wordt alleen verstrekt indien hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt. Artikel 17. Participatievoorziening beschut werk 1. Het DB kan de voorziening beschut werk aanbieden aan een belanghebbende uit klantgroep 3 die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding op en aanpassing van de werkplek nodig heeft dat van een reguliere werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij deze persoon in dienst neemt. 2. Het DB maakt uit klantgroep 3 een voorselectie en wint zo nodig bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen advies in voor de beoordeling of zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. 3. Om de in artikel 10b, eerste lid van de wet, bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken zet het DB de volgende ondersteunende voorzieningen in: fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving, uitsplitsing van taken of aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of arbeidsduur. 4. Het DB bepaalt de omvang van het aanbod beschut werk en de wijze waarop de voorselectie plaatsvindt.
Hoofdstuk 4. Voorzieningen voor arbeidsgehandicapten Artikel 18. Loonkostensubsidie BUIG 1. Het DB stelt vast of een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie BUIG. 2. Hierbij neemt het DB de volgende criteria in acht: a. een persoon moet behoren tot de doelgroep zoals omschreven in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de wet, en b. die persoon is niet in staat met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen, en c. die persoon heeft mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. Artikel 19. Vaststelling loonwaarde 1. Het DB gebruikt een gevalideerde methode om de loonwaarde van een persoon die staat geregistreerd in het doelgroepenregister vast te stellen. 2. De loonwaardebepaling wordt conform de ministeriële regeling ‘Regeling loonkostensubsidie Participatiewet’ uitgevoerd. Participatieverordening WIL
Pagina 5 van 15
3. Het DB kan ten behoeve van het vaststellen van de loonwaarde een proefplaatsing bieden aan de werkgever, met een maximale duur van twee maanden. Artikel 20. Persoonlijke ondersteuning 1. Aan een werkgever die een dienstverband aan gaat met een persoon die staat geregistreerd in het doelgroepenregister kan het DB persoonlijke ondersteuning bieden bij het verrichten van de aan die persoon opgedragen taken in de vorm van structurele begeleiding als hij zonder persoonlijke ondersteuning niet in staat is de aan hem opgedragen taken te verrichten. 2. Het DB stelt nadere regels vast ten aanzien van de omvang en de duur van deze voorziening, als mede ten aanzien van de voorwaarden en verplichtingen die aan deze voorziening worden verbonden. Artikel 21. No-riskpolis banenafspraak Het DB kan aan een werkgever die een dienstverband aangaat met een persoon die geregistreerd staat in het doelgroepenregister, een no-risk polis aanbieden conform de afspraken zoals die gelden in de arbeidsmarktregio Midden-Utrecht.
Hoofdstuk 5. Slotbepalingen Artikel 22. Hardheidsclausule en onvoorziene situaties 1. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het DB. 2. Het DB kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening indien toepassing van de verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard. Artikel 23. Inwerkingtreding, intrekking en overgangsbepaling 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking en heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2015. 2. Met ingang van inwerkingtreding van deze verordening wordt de Participatieverordening Werk en Inkomen Lekstroom zoals vastgesteld in het AB van 19 december 2013 ingetrokken. 3. Voorzieningen die toegekend zijn op grond van de verordening genoemd in het tweede lid blijven van kracht tot de voorziening is afgerond. 4. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Participatieverordening Werk en Inkomen Lekstroom zoals vastgesteld in het AB van 19 december 2013 wordt beslist met inachtneming van die verordening.
Artikel 24. Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als Participatieverordening WIL. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 9 juni 2015.
de griffier,
Participatieverordening WIL
de voorzitter,
Pagina 6 van 15
Toelichting Leeswijzer De Participatieverordening WIL is als volgt opgebouwd: in hoofdstuk 1 worden de bepalingen gedefinieerd die in de verordening gebruikt worden. De begrippen van de Participatiewet en aanverwante regelgeving van het Rijk worden aangehouden, maar ook specifieke begrippen die WIL gebruikt, worden in dit hoofdstuk gedefinieerd. Hoofdstuk 2 is een kort hoofdstuk met algemene bepalingen. In hoofdstuk 3 komen de voorzieningen aan bod die WIL beschikbaar stelt aan klantgroep 1, 2 en 3. Dit zijn de voorzieningen/instrumenten die WIL inzet om de re-integratie te bevorderen. Hoofdstuk 4 gaat specifiek over de voorzieningen die gericht zijn op de garantiebanen, de zogeheten banenafspraak. In het Sociaal Akkoord hebben de sociale partners afgesproken extra banen te gaan realiseren voor mensen met een arbeidsbeperking. Deze extra banen staan bekend onder de term banenafspraak, maar in de arbeidsmarktregio Midden-Utrecht wordt gesproken over garantiebanen. Het laatste hoofdstuk, hoofdstuk 5, bevat de slotbepalingen.
De Participatiewet Eén regeling voor mensen met arbeidsvermogen De doelstelling van de Participatiewet is om iedereen met arbeidsvermogen naar werk toe te leiden, bij voorkeur naar regulier werk. De Participatiewet draagt zo bij aan de ambitie van het kabinet om zoveel mogelijk mensen mee te laten doen aan de maatschappij. Werk biedt de beste sociale zekerheid. Het is bovendien meer dan een inkomen; het biedt kansen op zelfontplooiing, geeft mensen eigenwaarde en zorgt voor sociale contacten. De doelgroep van de wet bestaat uit mensen met arbeidsvermogen die zijn aangewezen op (tijdelijke) ondersteuning om in hun bestaan te voorzien en/of op ondersteuning om aan het werk te komen. Het streven is om te komen tot een inclusieve arbeidsmarkt. Een arbeidsmarkt die plaats biedt voor jongeren en ouderen en voor mensen met en zonder beperking. Het is essentieel om mensen tot hun recht te laten komen en ze in staat te stellen zo veel mogelijk zelfstandig mee te doen aan de samenleving. Participatie, bij voorkeur via werk, zorgt voor sociale, economische en financiële zelfstandigheid, draagt bij aan het gevoel van eigenwaarde en levert een bijdrage aan de sociale cohesie en de economie. In zo’n samenleving kan iedereen bijdragen aan het versterken van de economische en sociale kracht van Nederland. Met de Participatiewet wordt het principe van één regeling consequent doorgevoerd voor iedereen die in staat is om te werken, ook voor de mensen met een arbeidsbeperking die aangewezen zijn op ondersteuning. Voor iedereen uit deze doelgroep gelden nu dezelfde rechten en plichten. Jongeren met een arbeidsbeperking maar met arbeidsmogelijkheden, komen niet langer in de Wajong terecht, maar horen tot de doelgroep van de Participatiewet. Mensen die nu al een Wajonguitkering hebben, worden beoordeeld op arbeidsvermogen. Als zij arbeidsvermogen hebben en aangewezen zijn op ondersteuning, behoren zij tot de doelgroep van de Participatiewet. De Wsw is met ingang van 1 januari 2015 afgesloten voor nieuwe instroom. Voor sommige mensen zal het nodig blijven om in een beschutte werkomgeving te werken. Een van de afspraken uit het sociaal akkoord was om het instrument loondispensatie dat in de Wet Werken naar Vermogen als instrument was opgenomen, te vervangen door een nieuwe vorm van loonkostensubsidie. Deze nieuwe vorm van loonkostensubsidie is niet per definitie tijdelijk, maar kan zo nodig voor een langere periode worden ingezet en is gericht op mensen met een arbeidsbeperking die niet het wettelijk minimumloon (WML) kunnen verdienen. Mensen met een arbeidsbeperking die met loonkostensubsidie aan de slag gaan bij een werkgever krijgen loon conform de geldende collectieve arbeidsovereenkomst (cao). Mensen komen daardoor eerder uit de uitkering. Ook leidt loonkostensubsidie tot een vermindering van de administratieve lasten bij gemeenten. Belangrijke uitgangspunten bij de uitwerking van de Participatiewet zijn voldoende beleidsruimte voor gemeenten en geen onnodige bureaucratie. De doelstelling van de Participatiewet is helder. Mensen die nu nog aan de kant staan, krijgen meer kansen. Meer kansen op werk of meer kansen om op een andere manier mee te doen aan de samenleving. De doelstelling van de Participatiewet en de belangrijkste uitgangspunten heeft WIL vertaald en neergelegd in de onderstaande missie en visie. Missie WIL gaat er voor dat alle burgers in de Lekstroom die dat kunnen naar vermogen (economisch) participeren en sociale uitsluiting, schulden en armoede voorkomen wordt. Degenen die dat nodig Participatieverordening WIL
Pagina 7 van 15
hebben krijgen (extra) inkomensondersteuning dan wel een rechtmatige uitkering. Deze (extra) ondersteuning en/of uitkeringsafhankelijkheid is zo kort mogelijk en mensen worden hierin zo goed als mogelijk ondersteund. WIL gaat uit van de kracht van mensen zelf en werk boven een uitkering. Drie kernwaarden zijn daarbij richtinggevend voor ons handelen: meedoen, ontwikkelen en presteren. We spiegelen ons daarbij aan onze klanten, want wat we van hen verwachten, verwachten we ook van onszelf en van onze bestuurders. Strategische visie De vijf Lekstroom gemeenten staan voor een welvarende regio waar het goed wonen, werken en leven is voor al haar inwoners met een uitstekende arbeidsmarkt. Een arbeidsmarkt waar geen structurele of substantiële krapte is aan geschikt personeel, zowel kwantitatief als kwalitatief, al hebben we dat voor een belangrijk deel niet in de hand. De werkgelegenheid is voldoende divers en ontwikkeld om de regionale beroepsbevolking een leven lang aan het werk te houden. Met werkzekerheid boven baanzekerheid en volledige werkgelegenheid, waarbij iedereen die redelijkerwijs economisch actief kan zijn naar vermogen participeert. Samenwerking is hiervoor essentieel, of het nu gaat om intergemeentelijke samenwerking of samenwerking in de keten. Operationele visie We willen dat burgers die zich bij ons melden, verantwoordelijkheid (kunnen) nemen voor hun eigen leven. Het gaat er niet alleen om werkzoekenden aan het werk te krijgen, maar ook om voorzieningen te bieden die de burger in staat stellen zo lang mogelijk op volwaardige wijze zelfstandig deel te nemen aan de maatschappij. Wanneer er belemmeringen zijn (financieel, fysiek of psychisch) die klanten verhinderen om te werken, kijken wij welke mogelijkheden er wél zijn. Zo nodig bieden we een passende voorziening aan. Inkomensondersteuning is in principe tijdelijk en ondersteunend aan een (re-integratie)traject. Voor al onze klanten willen we zelfstandigheid en zelfredzaamheid bevorderen om daardoor de participatie in de samenleving te verhogen. Een verantwoordelijke klant vraagt om een verantwoordelijke dienstverlener en mag daar ook van uit gaan. De dienstverlening van Werk en Inkomen Lekstroom is laagdrempelig, professioneel en deskundig, Wederzijdse rechten, plichten en verantwoordelijkheden zijn daarbij het uitgangspunt. Wij stellen wederzijds respect voorop en komen onze afspraken na. De lijn die is uitgezet in het dienstverleningsconcept ‘De Klant Centraal’, is vanaf de start gevolgd. Er zijn al flinke stappen gezet en dat blijven we ook doen. Tegelijkertijd blijven we waakzaam voor het ontstaan van bedrijfsblindheid en onnodig ingewikkelde procedures en bureaucratie. Werk en Inkomen Lekstroom werkt als ‘partner in business’ met de andere stakeholders op de arbeidsmarkt en in het sociale domein aan haar missie. Niemand kan het alleen. Werk en Inkomen Lekstroom is een proactieve organisatie die blijvend inspeelt op nieuwe ontwikkelingen in de samenleving en binnen de regio.
Participatieverordening WIL
Pagina 8 van 15
Toelichting op de verordening Algemeen Er is gekozen voor een algemene verordening. Dit heeft te maken met de aard van de opdracht die de gemeenteraad van Nieuwegein en Houten alsmede het AB voor de gemeenten Vianen, IJsselstein en Lopik gekregen heeft, te weten het bij verordening regels stellen waarin het beleid van het DB ten aanzien van haar re-integratietaak wordt neergelegd. Hieruit moet onder andere aandacht blijken voor de in de Participatiewet onderscheiden doelgroepen en de daarbinnen te onderscheiden subgroepen. De Participatiewet biedt gemeenten de ruimte om zelf te bepalen welke ondersteuning mensen nodig hebben zonder dat de wet hen hindert met overbodige bepalingen. Dit leent zich niet tot het formuleren van gedetailleerde regels die op iedere situatie van toepassing zijn. Immers, re-integratie is maatwerk. Het is helemaal afhankelijk van iemands mogelijkheden en beperkingen wat in diens persoonlijke situatie een passend re-integratietraject is.
Artikelsgewijze toelichting Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven worden hieronder behandeld. Artikel 1. Begrippen Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening. Artikel 2. Nadere regels en beleidsregels Door het DB de mogelijkheid te geven nadere regels en beleidsregels vast te stellen, is het mogelijk om de verordening zelf algemeen te houden. De hoogte, de voorwaarden en de duur van bepaalde – in de verordening omschreven – voorzieningen worden in een nadere regeling (het Besluit Participatievoorzieningen Werk en Inkomen Lekstroom) uitgewerkt. Hierdoor kan optimaal ingespeeld worden op ontwikkelingen in de arbeidsmarkt. Artikel 3. Dienstverlening WIL Er wordt aan alle klanten van WIL ondersteuning geboden. Echter ten behoeve van klantgroep 4 worden geen re-integratiemiddelen ingezet. De intensiteit van de ondersteuning en het soort voorziening wat ingezet wordt, is in beginsel afhankelijk van de klantgroep waartoe belanghebbende behoort en het feit of een belanghebbende geregistreerd staat in het doelgroepenregister. Daarnaast is er altijd sprake van maatwerk. Artikel 4. Ondersteuning aan niet uitkeringsgerechtigden Het DB biedt ook ondersteuning aan niet uitkeringsgerechtigden. Deze ondersteuning is wel beperkt in duur. Ook mag het (gezamenlijk) inkomen niet hoger zijn dan 110% van het WML. Op grond van het vijfde lid kan het DB een persoon zonder uitkering verplichten mee te werken aan een onderzoek naar diens mogelijkheden en beperkingen, teneinde de juiste voorziening aan te bieden en/of subsidie vast te stellen dan wel af te zien van het aanbieden van een voorziening en/of subsidie. De Afstemmingsverordening Participatiewet regelt het opleggen van een maatregel indien een uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet. Echter, voor personen zonder uitkering, Anw-ers en personen in gesubsidieerde arbeid kan het DB de uitkering niet verlagen als maatregel. Daarom is in het zesde lid de mogelijkheid opgenomen dat in die gevallen het DB (een deel van) de kosten die gemaakt zijn kan terugvorderen. Daartoe is het noodzakelijk dat afspraken hierover schriftelijk worden vastgelegd. Terugvordering dient te geschieden op grond van het burgerlijk recht. Er wordt in lid 7 een uitzondering gemaakt voor personen tot 27 jaar die geen recht op een uitkering hebben, maar die wel geregistreerd staan in het doelgroepenregister. Het gaat hier voornamelijk om een heel specifieke groep jongeren van wie al op relatief jonge leeftijd bekend is dat zij een arbeidsbeperking hebben en niet zonder ondersteuning aan het werk kunnen. Deze jongeren zitten bijvoorbeeld op het speciaal onderwijs en krijgen vaak de kans om in dienst te treden bij het bedrijf waar zij stage hebben gelopen. Echter, dit gaat vaak gepaard met het verstrekken van loonkostensubsidie en jobcoaching aan de betreffende werkgever. Lid 7 van dit artikel maakt het mogelijk om aan deze specifieke groep niet-uitkeringsgerechtigden een aantal specifieke
Participatieverordening WIL
Pagina 9 van 15
voorzieningen beschikbaar te stellen. Als deze persoon nog niet in het doelgroepenregister geregistreerd staat, kan het DB voor deze persoon ook zelf een doelgroepenverklaring aanvragen. Lid 8 van dit artikel maakt het mogelijk om 16 of 17- jarigen ondersteuning aan te bieden. Een vorm van ondersteuning bij leer-werktrajecten is inzetbaar voor jongeren van 16 of 17 jaar oud die dreigen uit te vallen uit school, maar door middel van een leer-werktraject alsnog een startkwalificatie kunnen behalen. Om te voorkomen dat jongeren onnodig uitvallen, wordt de mogelijkheid geboden extra ondersteuning te bieden. Het DB kan ook een uitzondering maken ter voorkoming van schooluitval bij jongeren van 18 tot 27 jaar die nog geen startkwalificatie behaald hebben en die door een leer-werktraject alsnog een startkwalificatie kunnen behalen. Artikel 10f van de Participatiewet maakt het mogelijk deze uitzondering te maken. Normaal gesproken zijn personen jonger dan 27 jaar die uit 's Rijks kas bekostigd onderwijs kunnen volgen namelijk uitgesloten van ondersteuning bij arbeidsinschakeling. Artikel 5. Beëindiging, weigering en anticumulatie van voorzieningen Lid 1 behoeft geen nadere toelichting. Met het bepaalde in lid 2 voorkomen we expliciet dat een werkgever zowel op voorzieningen in het kader van de banenafspraak (hoofdstuk 4) aanspraak kan maken als op de overige voorzieningen zoals genoemd in hoofdstuk 3. Met het bepaalde in lid 3 krijgt het DB de beleidsvrijheid om anticumulatiebepalingen vast te stellen voor de voorzieningen uit hoofdstuk 3. Hierbij kan gedacht worden aan een anticumulatie van voorzieningen waar een werkgever aanspraak op kan maken. We willen voorkomen dat een werkgever bijvoorbeeld aanspraak kan maken op een startersbonus én een loonkostentegemoetkoming voor dezelfde belanghebbende. Niettemin kan er op grond van voortschrijdend inzicht behoefte ontstaan om ook een andere anticumulatie vast te stellen. Om te voorkomen dat om die reden de verordening gewijzigd zou moeten worden, wordt ervoor gekozen om het DB dit in nadere regels te laten vaststellen. Artikel 6. Detacheringsbaan De Participatiewet biedt de mogelijkheid om een belanghebbende een dienstverband aan te bieden om op detacheringsbasis werkervaring op te doen. Het eerste lid biedt de mogelijkheid tot het aangaan van het dienstverband. Het DB zorgt ervoor dat een persoon een dienstverband krijgt aangeboden door een derde, de werkgever. Die derde kan bijvoorbeeld een detacheringsbureau zijn. Daarbij worden op twee vlakken afspraken gemaakt. Ten eerste tussen het inlenende bedrijf en de werkgever. Hierin worden zaken geregeld als de verhouding tot de werkgever, de hoogte van de inleenvergoeding en de wijze waarop de begeleiding wordt vormgegeven. In de overeenkomst tussen werknemer en inlener worden afspraken gemaakt over werktijden, verlof en de inhoud van het werk. Artikel 7. Startersbonus De startersbonus kan een instrument zijn om een werkgever te stimuleren om een uitkeringsgerechtigde een dienstverband aan te bieden. De bonus is bedoeld als eenmalige compensatie voor de eventuele verminderde productiviteit en extra begeleiding tijdens de eerste periode van het dienstverband. Ook kan de bonus gebruikt worden voor eventuele extra kosten waar een werkgever mee geconfronteerd wordt bij het aangaan van het dienstverband. In nadere regels zijn de voorwaarden en de verplichtingen vastgelegd die aan de startersbonus verbonden zijn. Artikel 8. Scholing Soms kan het noodzakelijk zijn dat een belanghebbende eerst een scholingstraject volgt, waardoor iemands mogelijkheden op arbeidsinschakeling aanzienlijk kunnen toenemen. Scholing kan worden aangeboden aan personen met of zonder een startkwalificatie. Maar vooral voor personen zonder startkwalificatie kan scholing (anders dan uit 's Rijks kas bekostigd onderwijs) noodzakelijk zijn voor de re-integratie. Jongeren Personen jonger dan 27 jaar die nog mogelijkheden hebben binnen het uit 's Rijks kas bekostigde onderwijs kunnen sinds 1 juli 2012 geen voorziening ontvangen die hen ondersteunt bij de arbeidsinschakeling (artikel 7, derde lid, onderdeel a van de Participatiewet). Dit is voor de Participatieverordening WIL
Pagina 10 van 15
volledigheid opgenomen in het derde lid. In nadere regels zijn de voorwaarden en de verplichtingen vastgesteld die aan de scholing verbonden zijn. Dit artikel heeft geen betrekking op de verplichting scholing aan te bieden zoals bedoeld in artikel 10a, vijfde lid van de Participatiewet. Artikel 9. Werkervaringsplaats Een werkervaringsplaats onderscheidt zich van een gewone arbeidsovereenkomst. Bij een beoordeling of er al dan niet sprake is van een arbeidsovereenkomst toetst de rechter aan de drie criteria voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst: persoonlijk verrichten van arbeid, loon en gezagsverhouding. Daarbij wordt gekeken naar een aantal aspecten zoals de bedoeling van de partijen en wat al dan niet schriftelijk is overeengekomen. De rechter besteedt vooral aandacht aan de feitelijke invulling van de overeenkomst. Werkervaringsplaats is gericht op uitbreiden kennis en ervaring De Hoge Raad heeft bepaald dat er bij een werkervaringsplaats weliswaar sprake is van het persoonlijk verrichten van arbeid, maar dat dit overwegend gericht is op het uitbreiden van de kennis en ervaring van de werknemer. Daarnaast is bij een werkervaringsplaats in de regel geen sprake van beloning. Terughoudend zijn met het verstrekken van een gerichte stagevergoeding ligt daarom voor de hand. Er kan wel een onkostenvergoeding worden gegeven, mits er daadwerkelijk sprake is van een vergoeding van gemaakte kosten. Doel van de werkervaringsplaats Het tweede lid geeft nog eens specifiek aan wat het doel is van de werkervaringsplaats, om het verschil met een normale arbeidsverhouding aan te geven. Dit is vooral van belang om te voorkomen dat een persoon claimt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst en bij de rechter loonbetaling afdwingt. De werkervaringsplaats kan twee doelen hebben. Op de eerste plaats kan het gaan om het opdoen van specifieke werkervaring. Dit is vergelijkbaar met de zogenaamde ‘snuffelstage’, waarbij een persoon de gelegenheid krijgt om te bezien of het soort werk als passend kan worden beschouwd. Op de tweede plaats kan het gaan om het leren werken in een arbeidsrelatie. In de werkervaringsplaats kan een persoon wennen aan aspecten als gezag, op tijd komen, werkritme en samenwerken met collega’s. Opstellen schriftelijke overeenkomst In het vijfde lid is bepaald dat voor de werkervaringsplaats een schriftelijke overeenkomst wordt opgesteld. Hierin kan expliciet het doel van de werkervaringsplaats worden opgenomen, evenals de wijze van begeleiding. Door deze schriftelijke overeenkomst kan nog eens worden gewaarborgd dat het bij een werkervaringsplaats niet gaat om een reguliere arbeidsverhouding. Artikel 10. Participatieplaats Een participatieplaats is bedoeld voor personen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. Voor personen jonger dan 27 jaar is ondersteuning in de vorm van een participatieplaats niet mogelijk. Dit volgt uit artikel 7, achtste lid van de Participatiewet. Het DB kan dan ook enkel aan personen van 27 jaar of ouder met recht op algemene bijstand een participatieplaats aanbieden. Op een participatieplaats worden additionele werkzaamheden verricht. Niet de te verrichten werkzaamheden staan centraal maar het leren werken of het (opnieuw) wennen aan werken. Aspecten als omgaan met gezag, op tijd komen, werkritme en samenwerking met collega’s zijn allemaal zaken waaraan in een participatieplaats gewerkt kan worden. Ook kan hiermee worden beoordeeld of het werkterrein past bij de capaciteiten van de belanghebbende, zodat een persoon bijvoorbeeld een opleiding op het betreffende terrein kan gaan volgen en daarmee voor zichzelf een duurzaam perspectief op arbeid kan realiseren. De duur van de participatieplaats is wettelijk beperkt tot maximaal vier jaar (artikel 10a van de Participatiewet). Na negen maanden wordt beoordeeld door het DB of de participatieplaats de kans op arbeidsinschakeling heeft vergroot (artikel 10a, achtste lid van de Participatiewet). Zo niet dan wordt de participatieplaats beëindigd. Uiterlijk 24 maanden na aanvang van de participatieplaats wordt opnieuw beoordeeld of de participatieplaats wordt voorgezet. Als het DB concludeert dat voortzetting van de participatieplaats met het oog op in de persoon gelegen factoren aanmerkelijk bijdraagt tot de arbeidsinschakeling, dan kan de participatieplaats nog één jaar verlengd worden. Echter in dat geval dient een andere werkomgeving geboden te worden Participatieverordening WIL
Pagina 11 van 15
(artikel 10a, negende lid van de Participatiewet). Na 36 maanden vindt opnieuw een dergelijke beoordeling plaats (artikel 10a, tiende lid van de Participatiewet). Premie De persoon die werkzaamheden verricht op een participatieplaats heeft recht op een premie voor het eerst na zes maanden en vervolgens iedere zes maanden na aanvang van de additionele werkzaamheden (artikel 10a, zesde lid van de Participatiewet). Voorwaarde is dat de persoon naar het oordeel van het DB voldoende heeft meegewerkt aan het vergroten van zijn kansen op de arbeidsmarkt. De hoogte van de premie moet in de verordening vastgelegd worden (artikel 8a, eerste lid, onderdeel d van de Participatiewet). De premie wordt vrijgelaten op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel j van de Participatiewet. De premie wordt uitgedrukt in een percentage van het maximale bedrag zoals genoemd in de Participatiewet. Het DB is van mening dat de premie bedoeld is om eventuele onkosten (reiskosten uitgezonderd) van belanghebbende als gevolg van de participatieplaats te compenseren. Het DB ziet 10% van het maximale bedrag dan ook als een redelijk bedrag. Artikel 11. Sociale activering Volgens de Participatiewet dient ook sociale activering uiteindelijk gericht te zijn op arbeidsinschakeling. Voor bepaalde personen is arbeidsinschakeling echter een te hoog gegrepen doel. Voor deze personen staat dan ook niet re-integratie, maar participatie voorop. Begrip sociale activering Onder 'sociale activering' wordt verstaan: het verrichten van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten gericht op arbeidsinschakeling of, als arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is, op zelfstandige maatschappelijke participatie (artikel 6, eerste lid, onderdeel c Participatiewet). Bij activiteiten in het kader van sociale activering kan worden gedacht aan het zelfstandig, zonder externe begeleiding, verrichten van vrijwilligerswerk of deelnemen aan activiteiten in de wijk of buurt. Doelgroep sociale activering Het DB kan aan een persoon activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering voor zover de mogelijkheid bestaat dat hij op enig moment algemeen geaccepteerde arbeid kan verkrijgen waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening (artikel 17, eerste lid). Sociale activering heeft tot doel een belanghebbende met een afstand tot de arbeidsmarkt terug te leiden naar de arbeidsmarkt, of als dit nog niet mogelijk is, als tussendoel te bevorderen dat personen zelfstandig kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven. Hieruit volgt dat als het einddoel, arbeidsinschakeling, niet kan worden bereikt, er geen grond is die persoon te verplichten om gebruik te maken van een voorziening gericht op sociale activering. Artikel 12. Tegenprestatie Basisgedachte van de tegenprestatie is ‘meedoen naar vermogen’. Daarbij hanteren wij de volgende uitgangspunten: • Wij bevorderen dat mensen naar vermogen meedoen in de samenleving door te werken, door werk te zoeken, door gebruik te maken van ondersteuning en/of door maatschappelijk nuttige activiteiten te verrichten. • We voorkomen dat mensen in een isolement geraken. Juist bij mensen die (tijdelijk) niet deelnemen aan het arbeidsproces ligt dat risico op de loer. De afstand tot de arbeidsmarkt is hierbij niet bepalend. • Het verrichten van onbeloonde maatschappelijk nuttige activiteiten ondersteunt deze uitgangspunten. Zowel voor mensen met een korte als mensen met een langere afstand tot de arbeidsmarkt. • Tegenprestatie definiëren wij als ‘het vanuit een collectief verrichten van onverplicht en onbetaald werk’. Hierbij sluiten wij aan op de gangbare definitie voor vrijwilligerswerk, zoals die ook wordt gehanteerd in de VNG Vrijwilligersverzekering. Daar vallen alle vrijwilligers in de gemeente onder (met uitzondering van vrijwillige brandweer en vrijwillige politie). • Alle bijstandsgerechtigden worden aangesproken op het leveren van een tegenprestatie en door WIL actief geïnformeerd over en verwezen naar vrijwilligerswerk. De wet draagt de gemeente op om tegenprestatie te regelen. Er is voor mensen geen keuzevrijheid om wel of niet een tegenprestatie te leveren. WIL zal de mensen ook verwijzen naar de vrijwilligersorganisaties in de Lekstroom Participatieverordening WIL
Pagina 12 van 15
gemeenten en eventueel andere organisaties en kanalen. Het ontsluiten en invullen van dit vrijwilligerswerk is vervolgens aan de Lekstroom gemeenten en vrijwilligersorganisaties zelf • Mensen bepalen zelf de inhoud van de tegenprestatie en vullen die ook zelf in. Hierdoor wordt optimaal aangesloten op talenten, capaciteiten en (mantel)zorgtaken van de klant. Ook wordt aangesloten op eventuele arbeidsbeperkingen van de klant. • WIL bespreekt met de klant het nut van de tegenprestatie (eigen ontwikkeling, leveren van een bijdrage, voorkomen van isolement) en verkent de mogelijkheden met de klant. Ook kan WIL verwijzen naar vindplaatsen voor vrijwilligerswerk zoals verenigingen en steunpunten voor vrijwilligerswerk. • Door deze insteek is verdringing op de arbeidsmarkt feitelijk uitgesloten. De activiteiten behoren per definitie niet tot de arbeidsmarkt. Illegale activiteiten en betaalde activiteiten vallen niet onder de tegenprestatie. Arbeidsplicht en re-integratieplicht hebben altijd prioriteit boven de tegenprestatie. • Eventuele onkostenvergoedingen die de klant ontvangt voor het verrichten van vrijwilligerswerk worden (tot een maximumbedrag) vrijgelaten. • In het kader van de tegenprestatie gaat WIL in 2015 haar klanten vooral verleiden om vrijwilligerswerk te doen. In het reguliere uitvoeringsproces wordt dit onderwerp met de klant besproken tijdens de verschillende contactmomenten. Artikel 13. Nazorg In dit artikel wordt het bieden van nazorg mogelijk gemaakt. Het is belangrijk ervoor te zorgen dat een belanghebbende na uitstroom niet na een korte periode terugvalt in de uitkering. Nazorg moet onderscheiden worden van de voorziening ‘persoonlijke ondersteuning’ zoals bedoeld in artikel 20 van deze verordening. Nazorg is veel meer gericht op relatiebeheer, zowel de relatie tussen belanghebbende en de werkgever als de relatie tussen de werkgever en de arbeidsmakelaar. Artikel 14. Reiskostenvergoeding Financiële achteruitgang mag nooit een belemmering zijn voor arbeidstoeleiding en/of arbeidsparticipatie. Daarom heeft het DB de mogelijkheid om reiskosten aan een belanghebbende te vergoeden. Deze reiskostenvergoeding kan worden verstrekt zolang belanghebbende nog in traject zit. Artikel 15. No-risk polis algemeen Een no-riskpolis is een belangrijk instrument om aarzelingen bij werkgevers weg te nemen om mensen met een (lange) afstand tot de arbeidsmarkt in dienst te nemen. De no-riskpolis zorgt ervoor dat de werkgever compensatie ontvangt voor de loonkosten, wanneer een werknemer ziek wordt. Een werkgever komt niet in aanmerking voor een no-risk polis als artikel 29b van de Ziektewet van toepassing is (artikel 8a, tweede lid, onderdeel b Participatiewet). Het DB sluit de verzekering af en treedt daardoor op als verzekeringnemer en betaalt de verzekeringspremie. De nieuwe werkgever is de verzekerde; het loon van de werknemer vormt het verzekerde risico. De werkgever is samen met de werknemer verantwoordelijk voor re-integratie. Dit betekent onder andere dat de werkgever voor verzuimbegeleiding afspraken maakt met de arbodienst of gecertificeerde bedrijfsarts Een belangrijke voorwaarde is dat de werkgever een contract heeft met een arbodienst of gecertificeerde bedrijfsarts. Daarnaast mag de nieuwe werknemer bij aanvang van de polis niet ziek zijn. De dekkingsduur van de no-riskpolis bedraag zes of twaalf maanden en de eigenrisicoperiode is twee weken per verzuimperiode. Wanneer de bijstandsgerechtigde werknemer wordt en daarna onverwacht uitvalt door ziekte of een ongeval, dan vergoedt de verzekeraar de kosten van loon-doorbetaling, inclusief 15% aan werkgeverslasten. Als de werknemer door ziekte of een ongeval overlijdt kan met de no-riskpolis ook de wettelijke uitkering die verschuldigd is aan de nabestaande(n) volledig worden gedeclareerd. Artikel 16. Loonkostentegemoetkoming (klantgroep 2 en 3) De in dit artikel opgenomen loonkostentegemoetkoming is niet gericht op personen met een arbeidsbeperking, maar ondersteunt personen met een lange afstand tot de arbeidsmarkt. De in dit artikel geregelde loonkostentegemoetkoming moet dus worden onderscheiden van de loonkostensubsidie zoals bedoeld in de artikelen 10c en 10d van de Participatiewet. Het doel van de loonkostentegemoetkoming is het bieden van compensatie voor het feit dat voor een persoon ten minste het wettelijk minimumloon moet worden betaald, terwijl de werkgever een persoon Participatieverordening WIL
Pagina 13 van 15
(nog) niet ten volle kan inzetten. Zo kan het DB een loonkostentegemoetkoming aan de werkgever verstrekken om tijdelijk het verschil in arbeidsproductiviteit te compenseren en zo de re-integratie van de bijstandsgerechtigde met een lange afstand tot de arbeidsmarkt bewerkstelligen. In nadere regels zijn de voorwaarden en de verplichtingen vastgesteld die aan de loonkostentegemoetkoming verbonden zijn. Artikel 17. Participatievoorziening beschut werk Beschut werk is een instrument dat het DB met de Participatiewet ter beschikking krijgt voor de inzet van mensen die uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden hebben om te werken in een dienstbetrekking. Het DB is verantwoordelijk voor het selecteren van belanghebbenden die in aanmerking komen voor een beschutte werkomgeving en/of voor wie een indicatie wordt aangevraagd. Het DB neemt daarbij minimaal het volgende criterium in acht: - het gaat om een belanghebbende die door lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding en aanpassingen van de werkplek nodig heeft, dat niet van een reguliere werkgever mag worden verwacht dat hij deze belanghebbende in dienst neemt. Via het gebundeld re-integratiebudget ontvangen gemeenten (beperkt) middelen voor het realiseren van deze beschutte plaatsen. Beschut werken is geen doel op zich en ook binnen de Participatiewet niet verplicht voor gemeenten. Gemeenten kunnen het instrument inzetten om mensen te activeren, met het doel dat ze gaan participeren. Als iemand een indicatie voor beschut werk heeft, dan is het aan de gemeente (of een door de gemeente aangewezen partij) om een ‘sociale’ werkgever te vinden die bereid is een dienstverband aan te gaan. Als dat niet lukt, ligt een dienstverband met de gemeente zelf in het verschiet. Artikel 18. Loonkostensubsidie BUIG In de Participatiewet wordt de loonkostensubsidie geïntroduceerd. Deze is bedoeld voor personen van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. Anders gezegd, deze personen hebben vanwege een functiebeperking verminderde loonwaarde. De loonkostensubsidie compenseert de werkgever voor het verlies aan productiviteit van een werknemer. De werknemer ontvangt minimaal het wettelijk minimumloon van de werkgever. De werkgever ontvangt loonkostensubsidie van het DB. De hoogte van de loonkostensubsidie is het verschil tussen het wettelijk minimumloon en de loonwaarde, vermeerderd met een opslag voor de werkgeverslasten. Artikel 19. Vaststelling loonwaarde In artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet is bepaald dat als een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en een werkgever voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met die persoon, het DB de loonwaarde van die persoon vaststelt. De vastgestelde loonwaarde legt het DB vast in een beschikking waartegen zowel de betrokken persoon als diens (potentiële) werkgever bezwaar en beroep kunnen instellen. Proefplaatsing De loonwaarde kan pas gemeten worden als er sprake is van een werkplek. Om in het begin een goed beeld van de loonwaarde te krijgen is het mogelijk om werknemers een tijdje onbeloonde werkzaamheden te laten verrichten op een proefplaats. De proefplaatsing dient zo kort als mogelijk doch tot maximaal twee maanden te worden ingezet, met behoud van uitkering. Artikel 20. Persoonlijke ondersteuning In dit artikel wordt de voorziening persoonlijke ondersteuning nader geduid. Het gaat dan om een voorziening zoals bijvoorbeeld een jobcoach, die op vaste tijden en gedurende een langere periode de werknemer met beperkingen bij het verrichten van zijn taken ondersteunt. De persoonlijke ondersteuning moet noodzakelijk zijn in die zin, dat de werknemer zonder die ondersteuning in redelijkheid niet zijn werkzaamheden zou kunnen verrichten. Persoonlijke ondersteuning heeft tot doel dat een werknemer wordt begeleid naar een situatie dat hij uiteindelijk zonder begeleiding via een dergelijke voorziening bij een reguliere werkgever werkzaam kan zijn. In beleidsregels zijn bepalingen rondom de omvang en de duur van deze voorziening vastgelegd, alsmede de voorwaarden en de verplichtingen vastgesteld die aan deze voorziening verbonden zijn.
Participatieverordening WIL
Pagina 14 van 15
Artikel 21. No-riskpolis banenafspraak De no-riskpolis BUIG is een belangrijk instrument om aarzelingen bij werkgevers weg te nemen om mensen met arbeidsbeperkingen in dienst te nemen. De no-riskpolis zorgt ervoor dat de werkgever compensatie ontvangt voor de loonkosten, wanneer een werknemer met arbeidsbeperkingen ziek wordt. Een werkgever komt niet in aanmerking voor een no-risk polis als artikel 29b van de Ziektewet van toepassing is (artikel 8a, tweede lid, onderdeel b Participatiewet). Artikel 22. Hardheidsclausule en onvoorziene situaties Dit artikel behoeft geen nadere toelichting. Artikel 23. Inwerkingtreding, intrekking en overgangsbepaling In de Participatiewet is een overgangstermijn gegeven van een half jaar (derhalve tot 30 juni 2015) om bij verordening regels te stellen waarin het beleid van het DB ten aanzien van haar re-integratietaak wordt neergelegd. Omdat er in deze verordening ook regels worden gesteld ten aanzien van enkele nieuwe taken en het DB in de periode januari tot juni 2015 voortvarend aan de slag is gegaan met de uitvoering van deze nieuwe taken, is het van belang terugwerkende kracht aan de verordening te verbinden. Voorzieningen die zijn toegekend op grond van de Participatieverordening die in december 2013 is vastgesteld blijven van kracht op basis van die betreffende verordening. Eventuele verlengingen worden beoordeeld op basis van deze nieuwe verordening, om te voorkomen dat de oude verordening nog lang kan doorwerken. Artikel 24. Citeertitel Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Participatieverordening WIL
Powered by TCPDF (www.tcpdf.org)
Pagina 15 van 15