zaaknummer 200.099.291/01 SKG 24 april 2012
in Naam der Koningin GERECHTSHOF AMSTERDAM VIERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de rechtspersoon naar vreemd recht RHODIA CHIMIE, gevestigd te Aubervilliers,
Frankrijk,
APPELLANT IN PRINCIPAAL HOGER BEROEP, Ldvocaat:
mr.
R.M.
INCIDENTEEL GEÏNTIMEERDE,
van der Velden te Amsterdam,
tegen
1.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAT LOGISTICS 2.
(AMSTERDAM)
B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
de rechtspersoon naar vreemd recht
NEO PERFORMANCE MATERIALS gevestigd
te
(EUROPE)
Abingdon,
LTD.,
Oxfordshire,
Engeland,
Verenigd
Koninkrijk, 3.
de rechtspersoon naar vreemd recht
ZIBO JIA HUA ADVANCED MATERIAL RESOURCES CO., gevestigd te Zibo, GEÏNTIMEERDEN
Shandong,
IN
China,
PRINCIPAAL
HOGER
BEROEP,
INCIDENTEEL
APPELLANTEN, advocaat:
mr.
M.A.A.
van Wijngaarden te
‘s-Gravenhage.
zaaknummer 200.099.291/01 SKG
1.
Het geding in hoger beroep
De partijen worden hierna PJodia, drie gezamenlijk ook VAT c.s.) Bij
VAT,
NEO en ZANR
(de laatste
genoemd.
dagvaarding van 15 december 2011 is Rhodia in hoger beroep een
van
gekomen
vonnis
voorzieningenrechter
in
van
17
eerste
rechter)
499542
/
ZA
KG
vonnis)
rechtbank
in
Z’msterdam
2011,
gewezen
geding
onder
tussen
eisers
in
de
(hierna:
de
zaak-/rolnummer
Rhodia en
reconventie,
van
als
VAT
reconventie
eiser c.s.
in als
(hierna:
het
dagvaarding
zes
De dagvaarding bevat de grieven.
.
Rhodia
11-1435
conventie,
in
gedaagden
de
kort
november
verweerder
conventie,
in
ter
heeft
rolle
overeenkomstig
de
(hierna met Romeinse cijfers genummerd)
grieven
het
dat
geconcludeerd
rechtdoende
opnieuw
en
toewijzen
het
zijn
vonnis
zal
vernietigen vorderingen
conventionele
reconventionele vorderingen van VAT
de
beslissing
met
afwijzen,
hof
aangevoerd en
over
kosten
de
van
zal
c.s.
het
en zal
geding
overeenkomstig artikel 1019h Rv. Aan
is
Rhodia
dezelfde
op
vermeerdering van
rolzitting
(de grondslag van)
akte
verleend
van
zijn eis en in het geding
brengen van bescheiden. VAT
c.s.
hebben bij hoger
incidenteel grieven
(hierna
bescheiden samengevat, op
het
in
beroep
met
het
geantwoord, gekomen
Romeinse
geding
en
cijfers
gebracht
en
dat het hof het principale
incidentele
ten aanzien van de althans
memorie
tegen
NEO
appel
alsnog
hebben
en/of
ZNR),
met rente,
de
daartoe
genummerd) appel
zakelijk
zal in
en
verklaren
(tegen VAT
proceskosten
zijde van VAT c.s.
zeven
zal verwerpen
onbevoegd
in
aangevoerd,
geconcludeerd,
conventionele vorderingen
aanleg in conventie aan de € 264.152,58,
zich
zijn van hun kant
de
c.s., eerste
zal begroten op
en de feiten zal vaststellen zoals
in 2
zaaknuminer 200.099.291/01 SKG de
opgegeven,
memorie
van
vernietiging
met
vonnis
het
in
en het vonnis in conventie en in reconventie voor het
zoverre,
overige zal bekrachtigen,
met beslissing over de kosten van het
geding overeenkomstig artikel 1019h Rv. februari 2012 doen bepleiten,
De partijen hebben de zaak op 15
Rhodia door zijn voormelde advocaat en mr. te
van
advocaten
pleitnotities, gedaan, die
welke
zich
hetgeen
ook
advocaten
heeft
Rhodia
memorie van antwoord op het verleend
akte
partijen
aan
van
het
het
in
hebben
c.s.
nemen
en is
incidentele appel
van
de
overgelegd.
het
van
afgezien
en
gezamenlijke
VAT
zijn
hof
het
advocaat
van
bediend
hebben
advocaat
‘s-Gravenhage;
te
advocaat
de
Oosting,
voormelde
Rhodia
pleitnotities
gelegenheid
hun
door
c.s.
Senftleben,
M.R.F.
prof.mr.
VAT
en
Amsterdam,
L.
geding
Bij
van
een
aan beide
brengen
van
verdere bescheiden. Ten slotte is arrest gevraagd.
2. De feiten en de beoordeling van de incidentele grief 1 2.1 De eerste rechter heeft in het vonnis onder 2, met 2.16,
2.1 tot en
een aantal feiten als uitgangspunt genomen. betogen met hun incidentele grief
2.2 VAT c.s.
gedeelten van het
onder
2.2,
2.4,
2.16 vermelde ten onrechte als constateert
dat
2.5,
2.6,
1
2.7,
dat bepaalde
feiten zijn aangenomen.
die gedeelten deel
2.9
2.8,
uitmaken van de
en
Het hof
stellingen
van Rhodia.
2.3
Enkele
beroep,
van
die
gedeelten
in
zijn,
elk
geval
in
hoger
deugdelijk betwist en in zoverre kunnen zij het hof dus
niet tot uitgangspunt dienen. 2.4 Voor het In
zoverre
overige zal
ook
zijn zij
evenwel
het
deze
hof
niet voldoende betwist.
gedeelten,
naast
de
niet 3
zaaknunirner 200.099.291/01 SKG bestreden gedeelten van het onder 2.1 tot en met 2.16 vermelde, tot uitgangspunt nemen. 2.5 Dat geldt onder meer voor de onder 2.9 opgenomen feiten dat de
zeldzame-aardeproducten van NEO NEO
meer
onder
dat
geproduceerd,
door
China
in
in
die
China
worden
ZM’IR
geproduceerde
producten in een aantal landen distribueert en dat de producten en wel
in Nederland,
onder meer
in voorraad worden
door VAT,
gehouden.
De enkele mededeling van VAT c.s dat deze feiten niet
door hen
zijn
onder
(in hun memorie
erkend
geen
levert
395),
deugdelijke betwisting op. 2.6 Uit de rest van dit arrest zal,
de betwisting
hof
verdere punten het
blijken op welke
zo nodig,
en
acht
ondeugdelijk
de
bestreden gedeelten toch tot uitgangspunt neemt. 2.7 In plaats van de in het vonnis onder 2.15 en 2.16 opgesomde feiten neemt het hof het volgende tot uitgangspunt. Op grond van het door de voorzieningenrechter in de rechtbank aan
Amsterdam
is
en dat
begonnen
Rv)
1019b
artikel
in
voorzien
juni
29
op
op
maatregelen waarmee
getroffen,
28
2011
juli
is
verleend verlof
2011
bewijsbeschermende
voorlopige
aantal 2011
Rhodia
(zoals
op
12
juli
In dit
voltooid.
is
een
kader is blijkens de daarvan opgemaakte exploten van 12,
21 en
zoals het hof de inhoud daarvan begrijpt,
onder
28
juli 2011,
meer het volgende gebeurd, (1) is,
Onder VAT,
op
te Amsterdam waar
adres
deurwaarder
een
door
zijn
het
buiten aanwezigheid van Rhodia.
monsters
potten
afzonderlijke twaalf
genomen
potten
zijn
gegeven
bewaring
(twaalf
opgeslagen
elk van
in
aan
in
monsters
een
gesloten
HubHub
B.V.
cerium
die vier tôtaal)
en
zijn verzegeld.
elk
die
gevestigd
verschillende
vier
zirconiurnproducten aangetroffen en van drie
zij
doos te
in
zijn in Deze
gerechtelijke
Amstelveen
(hierna:
aantal
gegevens
HubHub). (2)
Van
(onder
elk meer
verpakking
van
de
type
vermelde
twaalf product,
monsters naam
onderneming
en
is
van
een de
naam
eventueel
van
de
op
de
onderneming 4
zaaknuirimer 200.099.291/01 SKG waaraan
het
product in
deurwaarder
niet
gegevens
door
toebehoort)
geregistreerd.
bescheiden die
dat
verklaarde
VAT
volgens
aan
De
Rhodia
de
deurwaarder
bekend
worden
gemaakt. (3)
Aan
die
door
de
bemonsterde producten waren bescheiden bevestigd,
de
zijn
deurwaarder
zelf
fysieke
bescheiden
zijn
genomen
en
gekopieerd,
vormen)
zijn verpakt
in
in
welke
kopieën
conservatoir
een
(die
bewijsbeslag
envelop waarop
FBA15
is
vermeld. (4)
Van een veertiental betrekking
VAT
volgens kopieën
hadden
de deurwaarder zelf
(die
dossiers
op
bemonsterde
de
van VAT die volgens producten,
zijn
relevante bescheiden gekopieerd,
welke
fysieke bescheiden
zijn
bewijsbeslag
fysieke
genomen
en
in
vormen)
zijn
conservatoir in
verpakt
veertien
enveloppen waarop FEA1 tot en met FBA14 is vermeld. De
(5)
vijftien
evengenoemde
enveloppen
zijn
verpakt
in
één
envelop die is verzegeld en in gerechtelijke bewaring gegeven aan DigiJuris B.V. Een
(6)
aantal
beschikking
te Nijkerk
digitale
gesteld
en
(hierna: DigiJuris).
bescheiden
van
gekopieerd
naar
serienuinmer 07b2l90l59l4d3a3); bescheiden vormen) deze
stick
vermeld,
welke
en
is
zijn
in
verpakt
envelop
in
is
een
deze kopieën
conservatoir een
is
VAT
VAT
USB-stick
bewijsbeslag en
ter (met
(die zelf digitale
envelop
verzegeld
door
DBA2
waarop in
genomen is
gerechtelijke
bewaring gegeven aan DigiJuris. (7)
Met behulp van een query
van VAT op zelf stick AC7).
zijn bovendien de digitale data
relevantie doorzocht waarbij
digitale
bescheiden
vormen)
is
een aantal
opgeslagen
(met serienurnmer 07B2080159147AC7;
op
hierna ook:
data
(die
een
USB
tJSB-stick
De deurwaarder heeft deze opgeslagen bescheiden nogmaals
doorzocht en een gedeelte ervan als definitief relevant
conservatoir is
beslag
aangemerkt,
desbetreffende
bestanden
Excelbestanden
gekopieerd,
digitale
bescheiden vormen)
is
relevant aangemerkt Datgene
genomen. door
DigiJuris
geëxtraheerd welke zijn
(met serienurnmer 07B219013A4D0A14;
en
opgeslagen
op
hierna ook:
wat
als
uit
de
naar
Excelbestanden
en in
(die
aparte zelf
een USB-stick
USB-stick Al4). 5
zaaknurnmer 200.099.291/01 SKG Elk
is
sticks
beide
van
DBA1
respectievelijk
enveloppen
een
in
verpakt
en
envelop,
welke
op
“referentiemateriaal”
is
vermeld en welke enveloppen zijn verzegeld en in gerechtelijke bewaring gegeven aan DigiJuris. 2.8 2.7
Voorts
neemt
en
(1
nog
genoemde
3)) en
producten
hof
het
vier
toebehoren aan NEO en ZAMR. dat
is
niet
betwist
NEO/ZAMR toebehoren
(rov.
is opgekomen. VAT c.s. bekend
is
van wie
dat
bemonsterde bevestigde
daaraan
de
dat
uitgangspunt
tot
de
(onder
cerium-zirconium bescheiden
kunnen
De eerste rechter heeft overwogen
5.3),
goederen
desbetreffende
de
aan
waartegen in hoger beroep niet
betogen slechts dat het aan Rhodia niet
de
bemonsterde producten
zijn,
maar
voert
niet aan dat
ze niet van NEO en ZANR zijn.
van VAT c.s.
zodanige feiten over de bemonsterde producten aan
te voeren, dat
de
en zo nodig te documenteren,
producten
hebben dat
niet
niet
NEO
aan
gedaan.
Dat
en
vertrouwelijke
dat daaruit kan volgen maar
toebehoren,
ZANR
in de beschikking waarbij
tot de bemonstering werd verleend, van
Het lag op de weg
informatie,
verlof
ter bescherming
is bepaald,
deurwaarder
de
dat
zij
geen
informatie omtrent de monsters en de inbeslaggenomen zaken aan Rhodia c.s. als
mag verstrekken
geen excuus voormeld.
Nu
waarop
-
VAT
voor het niet zij
die
wijzen
c.s.
hebben
geeft VAT
zodanige
aanvoeren van
niet
—
aangevoerd
feiten
moet
het
ervoor worden gehouden dat die feiten er ook niet zijn.
3.
De verdere beoordeling
3.1
Rhodia
heeft
in hoger beroep
daarvan vermeerderd. gedaan,
nu
de
Op
zijn
de vermeerderde
vermeerdering niet
in
eis eis
en
de
zal
strijd met
grondslagen recht
de
worden
eisen van
een goede procesorde wordt bevonden. 3.2
De
hoofdvorderingen
van
Rhodia
zijn
gericht
op
het
volgende.
6
zaaknuinmer 200.099.291/01 SKG (1) of
Een bevel aan VAT c.s. inzageverlening
van
en HubHub tot afgifte, onder
de
2.7
hetzij aan de advocaten van Rhodia, ten
van
behoeve
aantal,
onderzoek
naar
nader gespecificeerde,
overlegging
vermelde
(1)
monsters,
hetzij aan een deskundige, mogelijke
inbreuk
op
een
octrooien waarvan Rhodia houder
is. (2)
Een
soortgelijk
aanzien van de
onder
digitale
bescheiden;
digitale
bescheiden,
subsidiair
VAT
2.7
(2,
wat
betreft
5, ten
digitale
op
de
6
c.s.
en
en
7)
de
onder
vermelde van
bescheiden
(de
AC7
de
ten
fysieke
2.7(7)
aanzien
USB-stick
DigiJuris
en
genoemde
op
de
USB
Excelbestanden)
opgeslagen
digitale
(het referentiemateriaal).
bescheiden (3)
de
aan
primair
opgeslagen
stick A14 en
bevel
Subsidiair
namelijk
-
wordt
bedoelde vertraging
voor
afgewezen
oploopt
een
-
zover
of
de
het
onder
onderhavige
soortgelijk bevel
en
(1)
aan VAT
(2)
procedure c.s.
ten
aanzien van: nog te nemen monsters van alle,
(3a) VAT
c.s.
had
verhandelde
Rhodia
in
gespecificeerd,
een aantal,
cerium-zirconiumproducten
dit
maar
althans
na
verband de
een
(aanvankelijk
viertal
eisvermeerdering
door
in
producten
hoger
beroep
gaat het om zeven gespecificeerde producten); afschrift van de
(3b)
‘safety data sheets’
analysis’ behorende bij de onder afschrift
(3c)
van
alle
(3a)
fysieke
en
betrekking tot de handel in de onder (4)
Veroordeling van VAT
c.s.
en
‘certificates of
bedoelde producten; digitale
documenten
met
(3a) bedoelde producten. betaling van
tot
een
dwangsom
voor het geval dat aan de bevelen niet wordt voldaan. De hoofdvorderingen van VAT c.s. nog aan de orde (5)
—
gelegde
voor zover in hoger beroep
zijn gericht op het volgende.
Ongedaanmaking
het
—
of
opheffing van
conservatoir
de
gedane monsterneming,
bewijsbeslag
en
de
bevolen
gerechtelijke bewaring. (6)
Een bevel aan Rhodia mee te werken aan de maatregelen die
nodig
zijn
voor
de
onder
(5)
bedoelde
ongedaanmaking
of
7
zaaknunimer 200.099.291/01 SKG opheffing en voor
de retournering van de
in bewaring gegeven
monsters en fysieke en digitale bescheiden. Veroordeling van Rhodia tot betaling van een dwangsom voor
(7)
het geval dat aan de bevelen niet wordt voldaan. Het
3.3
hof
vordering
zal
de vorderingen hierna
(2),
(1),
ook wel
aanduiden als
en zo voort.
3.4 De eerste rechter heeft,
naar het hof verstaat,
als volgt
geoordeeld en beslist. heeft
Hij
het
EEX-Verordening eerste lid,
en
7,
en
Rv
(rov.
6,
internationale
bevoegd
geacht,
in
handel
gedoeld
en
is
Rv.,
lid,
in
en
artikelen
reconventie
6 op
EEX-Verordening en 705,
in Nederland en daaruit
opslag
in
(waarbij
Nederland
bij
waarvan
zirconiuinproducten
lid,
de
geen van de door Rhodia
opslag
op
grond van
5.3).
octrooien van kracht zijn
zich
op
derde
heeft vastgesteld dat de
hij
dat
en
ZANR
eerste
artikelen
grond van de
met
c.s.
verworpen
aanzien van NEO
ten
VAT
ten aanzien van VAT als rechter van dier woonplaats
conventie,
Hij
van
ontbeert,
rechtsmacht en
betoog
VAT
de
te
afgeleid dat met
name
van
Amsterdam)
samenstelling
ingeroepen zal
cerium
overeenstemt
met
in de conclusies van die octrooien neergelegde beschrijvingen, in beginsel
in Nederland geen
gemaakt.
dit
Op
moment met
gedragingen) landen
waar
die
wordt,
anders en
Koninkrijk
de
VAT
de
onvoldoende
aannemelijk
bij
VAT
inbreuk
dreigt
te
van
kracht
octrooien
dan
van
geldigheid
de een
zirconiuinproducten
is
die octrooien wordt
inbreuk op
wél
c.s.
wensen,
octrooien
Verenigde
in
Staten
dat
aanwezige
in
worden
dit
tot
cerium gemaakt
zijn.
in
Weliswaar
korte
Duitsland,
(door
geding
het
de
Verenigd
uitgangspunt
genomen.
Rhodia heeft echter zijn stelling dat de samenstelling van de van
NEO
overeenstemt octrooien (rov. dat
met
in
neergelegde
5.7). de
ZANR
en
bij
Ook heeft VAT
afkomstige de
cerium-zirconiumproducten
conclusies
beschrijvingen, Rhodia
aanwezige
van
de
meergenoemde
onvoldoende
onvoldoende
toegelicht
aannemelijk
gemaakt
cerium-zirconiumproducten
bestemd 8
zaaknurniner 200.099.291/01 SKG landen waar
zijn voor
octrooien van kracht
eerste rechter een viertal
besprak de slotsom van
eerste
de
rechter
aannemelijk acht
voldoende VAT
die
is
dat
octrooien van Rhodia kan landen waar die
dat hij
zijn of
dreigt
octrooien van kracht
toewijsbaar zijn,
feit
het
bewijsbeslag
volgt
dat
van
bij
en
VAT
artikel
c.s.
843a,
rechter
eerste
van
Rhodia
inbreuk
VAT
voor
c.s., met
toegewezen,
eerste
zover
en
kosten
lid,
Rv.
(rov.
onvoldoende
hoger
van Hij
beroep
Rhodia
op
reconventie
van
de
gevraagde
in
nog
aan
de
de
kosten
orde,
van
de
69.097,35 afgewezen,
door
een
c.s.
op
dit punt
nu het daarbij gaat
octrooigemachtigde
en
de
eerste
inziet waarom een dergelijk uitgebreid onderzoek
de
oordelen
aannemelijk is worden
punt
5.11).
zodat dit onderdeel van de
kosten niet redelijk en evenredig voorkwam (rov.
te
het
heeft de gedingkosten aan de
naar de octrooien noodzakelijk was,
Tegen
gestelde
zodat aan het
conventie
de nevenvordering van VAT
gemaakt
rechter niet
3.5
te
op de voet van artikel 1019h Rv. begroot op
voor een bedrag van € om
in
in
verwijzing
zijde van VAT c.s. 195.055,23,
wordt
in reconventie de hoofdvorderingen
conventie en de reconventie. €
het
dienen
Rhodia
door
de
heeft
voorzieningen geweigerd en van
van
monsterneming)
de
“een rechtsbetrekking” niet is voldaan De
opheffing
zwaarder dient
rechtsverhouding uit onrechtmatige daad bestaat, van
van VAT c.s.
is immers tevens onvoldoende aannemelijk dat er
Rhodia
vereiste
in
en 5.9).
opheffing
gestelde
de
op
5.9).
tot
vorderingen
de
Nu
afgewezen.
toegelicht is, tussen
5.7
(7)
en
(6)
(rov.
vordering
de
ongedaanniaking
(en
toegewezen, worden
dat
de bij
inbreuk
(rov.
De
niet
te worden gemaakt
(en van de monsterneming)
te wegen dan het belang van Rhodia
met
een
nu ook het belang van VAT c.s.
van het bewijsbeslag
5.8).
dit moment
op
zijn
(5),
daarbij
(rov.
gedragingen)
(door
Dat brengt mee dat de vorderingen
Uit
stukken
ceriuin-zirconiumproducten
aanwezige
zijn;
het
op
dit
moment
niet
voldoende
dat een inbreuk op octrooien van Rhodia dreigt
gemaakt tot
dat
5.12)
en
dat
opheffing
de van
vorderingen bewijsbeslag
van
(,
VAT
c.s.
in
ongedaanmaking 9
zaaknurnmer 200.099.291/01 SKG en gerechtelijke bewaring toewijsbaar zijn,
van monsterneming)
hoofdvorderingen
van Rhodia
bewijsmateriaal
dienen V.
grief
principale
conventie
de
Met
die
en
-
de
dat
tot het
toegang
tot
Rhodia
komt
algemene
-
oordeel
afgewezen,
worden
beslissingen
verbonden
daaraan
in
te
het
Tegen
gericht.
IV
met
en
tot
aan
rechter
eerste
heeft Rhodia zijn principale grieven
oordelen heeft verbonden, 1
de
die
beslissingen
de
tegen
en
tegen
de
met
de
grief
VI
op
principale
komt Rhodia op tegen de beslissingen van de eerste rechter op de hoofd- en nevenvorderingen van Rhodia en van VAT c.s. rechtsmacht
met
betrekking tot de vorderingen in conventie hebben VAT c.s.
hun
de
inzake
oordeel
het
Tegen
internationale
De incidentele grief IV
incidentele grieven II en III gericht.
berust op het betoog dat de vorderingen van Rhodia reeds omdat zij het
dat
uitgangspunt
Duitsland, geldig
het
Verenigd
De
zijn.
de
grief
incidentele
De
afgewezen.
zijn
moeten
hadden
fundamentele beginselen,
conflicteren met bepaalde door
V komt
ingeroepen
Rhodia
en
Koninkrijk
incidentele grieven VI
op
octrooien
tegen
komen op
en VII
de begroting van de gedingkosten aan de zijde van VAT c.s. de
en
desbetreffende
hun
van
afwijzing
gedeeltelijke
in
Staten
Verenigde
de
tegen
nevenvordering. Geschiktheid voor kort geding
3.6 niet
is
geschikt
argument punten
dat de
die
zij
om
in
kort
geding
belang
te
worden
achten,
uitvoerig
behandeld,
kan dat betoog echter niet dragen.
indruk bij
het hof
opgekomen dat
omvattend is dan VAT c.s.
de
waarvan is,
kan
de
beslist.
Hun
worden
kunnen Overigens
is de
zaak aanmerkelijk minder
doen voorkomen en dat VAT c.s.
mogelijke punten die zij van belang achten, toegelicht.
zaak
en dat niet alle
omvattend is
zaak zeer veel van
de
eerste aanleg betoogd dat
in de
hebben
c.s.
VAT
alle
ruimschoots hebben
Ook het argument dat rechtsvragen aan de orde zijn beantwoording
niet
meebrengen
“zelfs dat
kort geding te worden beslist.
de
op zaak
Europees niet
niveau”
geschikt
onzeker is
om
in
Het derde argument dat VAT c.s. 10
zaaknunimer 200.099.291/01 SKG namelijk
noemen,
is
overzien zijn, dragen.
echter
geen
onvoldoende
de
gevolgen
van
toewijzing
niet
te
in beginsel een argument dat het betoog kan
is
Het
ambtshalve
dat
niet
houvast
te
toegelicht
voor
overzien
een
zijn.
en
oordeel Het
het dat
betoog
hof de
vindt
gevolgen
wordt
daarom
verworpen.
Spoedeisend belang 3.7
Het
te
vergen (1),
vorderingen vorderingen geworden.
spoedeisend
(2)
(5),
Wat
en
aan
van
(7)
hand
de
van
monsters
Rhodia VAT
bij
c.s.
voldoende c.s.
betreft,
de
van
zijn
in beginsel
Rhodia
van
dat
de vorderingen van VAT
vorderingen
Rhodia
en
en
(6)
aard van die vorderingen de
(4)
belang
zijn
bij
hun
aannemelijk
betreft,
brengt
de
zodanig belang mee.
Wat
volgt
dat
en
dit
hieruit
in
de
conservatoir
beslag genomen bescheiden kan beoordelen of het aanspannen van inbreukprocedures, dan VAT
Anders dat
c.s.
gevolgen
de
in Nederland
daarbuiten,
hebben betoogd,
van
zijn
onomkeerbaar
of
toewijzing (waarbij
kan
voor
nog
c.s.
zoals
zal
hierna
nog
wijzen VAT c.s. zaak het
een
aan
orde
hen
tot
stand
beslagen
is
gekomen
materiaal”
zij
van plan
ontnemen
is
In
.
dat
en de
toegelicht,
hoger
tot
echter
“inzake
(waaronder,
ook de monsters begrepen zijn)
beslissing
karig
komen)
afdoen
ingrijpend
opgemerkt
te
aanneemt, niet
zeer
is.
beroep
erop dat inmiddels tussen de partijen in deze
regeling
voorheen
de
daaraan niet
wordt
desbetreffende bewering van VAT
opportuun
bewaring van naar
en voeren zij
zijn
dit
inzage”
te
niet
spoedeisendheid
aan
hèt
bij
(3)
het
de
materiaal
aan
onttrekken.
“een Die
het
hof
aan dat
gerechtelijke omstandigheden belang
van
Rhodia.
3.8
In
hoeverre
Rhodia
spoedeisend belang heeft,
vordering
te
vergen
kan het hof gelet op hetgeen hierna
ten aanzien van de vorderingen
(1)
en
(2)
zal worden beslist,
in het midden laten.
11
zaaknun,er 200.099.291/01 SKG Rech tsma ch t
3.9 De incidentele grief ii, die opkomt tegen het oordeel van de eerste rechter dat hem rechtsmacht toekomt inzake de is niet gegrond wat betreft de vorderingen in conventie, (2) en (4). VAT heeft haar “woonplaats» in vorderingen (1), Nederland, dus is Zij terecht opgeroepen voor een gerecht van Nederland,
bovendien
nu
toepassing van de
artikel
2,
c.s.
is ontoereikend ingeroepen “conflicten
anders hen
is,
rechten”
in
gerechten
heeft
(of de
van
niet
met
ten betoge
bijzonder
het
fundamentele
de
dat
het
de door beginselen en
kunnen
rechtsmacht van de grondgebied de gedaagde
aan
wiens
aan
van die verordening in
lid,
aanvoeren
In
op
EEX-verordening
de
afdoen
lidstaat
de
van
woonplaats toewijzing
geval
elk
in
eerste
Hetgeen VAT
staat.
weg
niets
de
conflicten in de weg staan van bij zal Rhodia, vorderingen zulke
aan de
Dit bespreking van de incidentele grief IV worden onderzocht) c re ng zo zijnde kan de vraag of de Nederlandse kort_gedj in zaak
deze
aan artikel
ook
ontlenen,
31
EEX-Verordening rechtsmacht
kan
onbeantwoord blijven.
3.10 Ook de incidentele grief iii is ongegrond, voor zover zij betrekking heeft op de vorderingen (1), (2) en (4) tegen NEO en ZANR. Doorslaggevend is, zoals de eerste rechter kennelijk ook heeft geoordeeld, dat de vorderingen van Rhodja tegen NEO en ZAMR,
net
als
verkrijgen
van
het
te
adres
de vordering tegen VAT,
toegang Amsterd
tot
monsters
waar
VAT
die
zijn gericht op het genomen van op is, aangetroff
zijn
gevestigd
de gegevens bescheiden waarin deurwaarder omtrent die monsters heeft geregjstreer alsmede tot kopieën van fysieke en digitale bescheiden (die bp de bemonsterde die O hetzelfde adres zijn producten betrekking hadden) producten,
aangetroffen
tot
en
monsters
in
conservatoir bewijsbeslag
zijn
in aan kopieën Nederland bewaarders in gerechtelijke bewaring zijn gegeven, welke c.s. Zijn,
en
genomen
en gevestigde
terwijl VAT
ten tijde van dit aantreffen de producten die bemonsterd in hun macht
hadden
(artikel
lOl9a,
tweede
lid,
Rv)
en
12
zaaknuinmer 200.099.291/01 SKG de
fysieke
hunner 843a,
Rv)
eerste lid,
immers
aan
NEO
een
en
behandeling
ZANR
beslissingen
dat NEO
en
redenen
dat
behandeling
om
teneinde
te
gegeven,
eerste lid,
Rv.
anders
is
is,
aannemelijk
ontoereikend. om
In
te
volgt
dat
gelijktijdige
vermijden
een
zoals
Hetgeen VAT c.s.
geworden
hun
dat
bij
onverenigbare in
artikel
zodanige
doelmatigheid
rechtvaardigen,
die
tegen enerzijds
voorzien
alsmede
van
Daaruit
zaken
de
zoals
(artikel
nauwe band bestaat
vraagt van
EEX-Verordening,
1,
zo
te
(een aantal van)
toebehoren.
ZNR een
zijn,
hadden
tussen de vorderingen
berechting
worden
gekopieerd
berusting
kunnen
berechting
afzonderlijke
bestaat
hun
rechtsbedeling
goede
onder
onder
die
en die producten en
en
zonder meer
en anderzijds
bescheiden
of
beschikking
bescheiden VAT
digitale
en
een
voorzien
6,
samenhang
gezamenlijke
in
artikel
7,
aanvoeren ten betoge dat het het
bijzonder
is
veronderstellen
geen
dat
grond
Rhodia
de
vordering tegen VAT enkel heeft ingesteld om NEO en/of ZANR te onttrekken aan de rechter van de staat waar deze laatsten hun woonplaats
hebben,
misbruikt.
Wat
betreft, gevaar
is
dan wel
het
juist
bestaat,
gevaar dat
dient
zodanige
plaatsgevonden,
voor
beoordeling
te
geschieden
van
van aan
Indien VAT c.s.
beoordeling mag
anderszins
onverenigbare
de
elementen van het dossier. een
Rhodia
dat
in
hen
deze
worden
de
zijn
beslissingen vraag
hand
de
recht
of
van
dat alle
willen beweren dat zaak
niet
verlangd
heeft zij
dat
op
relevante elementen van het dossier wijzen waaraan onvoldoende gewicht is toegekend.
Zij doen dat echter niet en het hof ziet
niet dat enig element verwaarloosd is. 3.11 In hoeverre de Nederlandse kort-gedingrechter rechtsmacht heeft
ten
aanzien
hetgeen hierna worden beslist, 3.12 het
Rhodia oordeel
betrekking
is
vordering
kan
(3),
het
ten aanzien van de vorderingen
hof (1)
gelet
en
(2)
op zal
in het midden laten. in
van de tot
van
de
hoger
beroep
terecht
eerste rechter over vorderingen
in
niet diens
opgekomen
tegen
rechtsmacht met
reconventie.
De
eerste 13
zaaknurnmer 200.099.291/01 SKG immers
rechter kon 24,
in dezen
volzin,
eerste
rechtsmacht
EEX-Verordening
ontlenen aan artikel Rhodia
nu
(ook)
als
verweerder in reconventie voor de eerste rechter is verschenen en
in
de
tweede
de
van
volzin
zich niet voordoen.
uitzonderingen
EEX-Verordening en artikel 705,
artikel
dat
De artikelen 6, Rv
eerste lid,
artikel 10 Rv)
spelen in deze zaak geen rol.
“Principiële”
grond
voor
afwijzing
van
bedoelde derde lid,
(in verband met
vorderingen
de
van
Rhodia? 3.13 VAT c.s.
die mede
-
toegelicht in een gedeelte van hoofdstuk C van hun memorie
is -
betogen met hun incidentele grief IV
vorderingen
de
dat
op
afgewezen
zij
wat
van
noemen
de
vorderingen conflicteren met het het
“principiële”
en
rechten
diensten
in
de
het
ondernemerschap, eigendom.
c.s.,
recht
op
vorderingen”
te
vrije
het
Unie
en
met
name
privacy
met
dat
die
verkeer
in van
fundamentele
de vrijheid van
en
het
recht
op
baseren
“een inhoudelijke bespreking van de
ten
onrechte
het
pad
gebruik van handhavingsstrategieën
“buitensporige”
strategie
verdere
toekomstige
vergelijkbaar
inbreuken
beginselen en rechten. VAT c.s. van Rhodia alleen al omdat zij toegang
grond
zijn
Zij vinden dat de eerste rechter door zijn afwijzing
niet op die grond maar op voor het
met
Europese
en vrijheden van VAT
moeten
territorialiteitsbeginsel
intellectuele-eigendomsrecht,
waren
hadden
reeds
Rhodia
tot
genomen
bewijsbeslag bescheiden,
genomen
heeft
geëffend
die met
Rhodia’s
zijn
en
voornoemde
op
daarmee
voor
fundamentele
betogen dus dat de vorderingen strekken tot het verkrijgen van
monsters kopieën
en van
zonder onderzoek van de
tot
in
fysieke (verdere)
conservatoir en
digitale
merites van die
vorderingen dienen te worden afgewezen.
3.14
Dit
betoog
monsterneming
en
miskent het
dat
het
conservatore
Rhodia
vrijstond
bewijsbeslag
te
de doen
verrichten en vervolgens de gewraakte vorderingen in rechte in te stellen om op te komen tegen volgens hem reeds gemaakte en 14
zaaknuinmer 200.099.291/01 SKG inbreuken
dreigende
conservatore
berusten
omkleed
willekeurig
met
octrooien. en
die
en
geding
tussen
een
adequate
en
effectieve
en
van VAT
wettelijke
misbruik.
Dat
hanteert,
c.s.,
een partij
en dier tegenpartij. onderzoek,
is
die
waarborgen
en
tegen
daarbij
niet
de die
grondslag
Rhodia
is
van
een
aannemelijk
zich
aannemelijk
op
niet
van
zonder
acties
artikelen
Rhodia
meer
een
van Rhodia. 16
8,
dat
“principiële”
van
en
ieder zonder
overwegingen
tot afwijzing van
De vrijheid van ondernemerschap vinden hun limiet waar
begint, verweer
hun op
recht
tegen
op
op
privacy
het
recht
Een conflict met het bepaalde
17,
eerste
grondrechten van de Europese Unie, lijken te menen,
aspect
octrooi-inbreuk beroept
op eigendom van VAT c.s.
octrooirecht
gegronde
gewoon
het oog hebben,
de vorderingen moeten leiden. en het recht
een
In deze zaak is niet al aanstonds,
van de soort waarop VAT c.s.
de
instellen
op
strategie
Rhodia
levert
het
monsterneming,
Dat zich een botsing voordoet tussen de belangen van
geworden.
het
De
immers
handelen
buitensporige
nader
zijn
inbeslagneming
vorderingen zijn
op
niet in beeld.
lid,
komt,
Handvest
anders
van
in de
dan VAT
c.s.
Dat Rhodia vorderingen als de
onderhavige instelt ter zake van de door hem gestelde octrooiinbreuk, die
is niet al bij voorbaat onverenigbaar met de vrijheid
toekomt
Europese
aan
niet
Dat
Unie. met
conflicteren
het
verkeer de
een
door
van
waren
Rhodia
zogenoemd
en
diensten
gepretendeerde
in
de
rechten
territorialiteitsbeginsel,
is
zonder nader onderzoek van de merites van de vorderingen
van Rhodia vast te stellen. Kortom,
voor
voorgestane
een
afwijzing
“principiële”
enkel
grond is
op
de
door
geen plaats.
VAT
c.s.
De grief mist
doel.
Octrooien van Rhodia niet geldig?
3.15
De
incidentele grief V komt
uitgangspunt Duitsland, geldig zijn.
dat
het
de
door
Verenigd
op,
Rhodia
Koninkrijk
zoals
gezegd,
ingeroepen en
de
tegen het
octrooien
Verenigde
Met deze grief en onder meer met,
in
Staten
ter staving van 15
zaaknumrner 200.099.291/01 SKG van
onderdelen gebrachte
toelichting
de
resultaten
van
ingang
c.s.
verwaarlozen kans
nietigheidsprocedure evenwel
Rhodia
poogt
toegelicht bij
zoals
bestaat
dat
geen
zijn
er
een
het
dat
zullen
pleidooi,
serieuze,
houden. onder
pleidooi,
geding
VAT
c.s. pogen
niet
ingeroepen octrooien
de
stand
met
in
onderzoek
doen vinden dat
te
grief,
de
technisch
hebben laten verrichten, VAT
op
in
te een
Daartegenover meer
gestaafd
door van zijn kant in het geding gebrachte reacties op de door overgelegde
VAT c.s. c.s.
onderzoeksresultaten,
het betoog van VAT
te weerleggen. VAT
3.16
miskennen
c.s.
dat
een
kort
geding
als
het
onderhavige zich niet leent voor een feitelijk onderzoek zoals zij
hier aan de orde stellen.
dat
VAT
naar
tegenover
c.s..,
heeft
voren
maken dat
er
de
deugdelijke betwisting die Rhodia
gebracht,
een serieuze,
Het hof moet voorts constateren niet
niet
aannemelijk
hebben
te verwaarlozen kans
kunnen bestaat
dat één of meer van de door Rhodia ingeroepen octrooien in een eventuele nietigheidsprocedure geen stand zullen houden. is
in
gesteld dat
één van de
landen waar
die octrooien
Niet zijn
een procedure aanhangig is waarin de geldigheid
geregistreerd,
van de octrooien waarover het gaat,
wordt onderzocht.
Evenals
de eerste rechter neemt het hof dan ook in dit kort geding de geldigheid Koninkrijk
van en
de
octrooien
de Verenigde
in
Staten
Duitsland, tot
het
Verenigd
uitgangspunt.
De grief
loopt hierop vast. (Dreigende)
inbreuk
voldoende
aannemelijk?
Rechtsverhouding
tussen Rhodia en VAT c.s.? 3.17
Thans
met III, eerste
komen
aan de
orde
de principale
grieven
1
tot
en
voor zover deze gericht zijn tegen het oordeel van de rechter
aannemelijk is
dat
het
op
dit
moment
niet
voldoende
dat een inbreuk op octrooien van Rhodia dreigt
te worden gemaakt en dat het onvoldoende aannemelijk is dat er tussen
Rhodia
en
VAT
c.s.
een
rechtsverhouding
uit
onrechtmatige daad bestaat. 16
zaaknurraner 200.099.291/01 SKG
3.18
Tegen
handel
overweging
de
en
opslag
Amsterdam)
van
samenstelling Rhodia
in
Nederland
overeenstemt
met
octrooien
Nederland
in
de
eerste
rechter
dat
met
de
opslag
bij
VAT
te
name
(met
cerium-zirconiumproducten
ingeroepen
beginsel
van
geen
in
waarvan
conclusies
de
neergelegde inbreuk
de
door
beschrijvingen, die
op
van
de
octrooien
in
wordt
gemaakt, komt Rhodia niet op. 3.19
Rhodia
meent
dat
de
aannemelijk”
“voldoende
eerste
is
dat
gemaakt of al kan zijn gemaakt, c.s.
rechter
een
door
inbreuk
te
toetsen
dreigt
te
of
worden
en dat er tussen Rhodia en VAT
een rechtsverhouding uit onrechtmatige daad bestaat,
een
onjuist criterium heeft gehanteerd. 3.20 Het hof volgt Rhodia hierin niet. Rv
eerste lid, tot het ten
is voor het verkrijgen van rechterlijk verlof
treffen van voorlopige bewijsbeschermende maatregelen vereist
minste
heeft gemaakt eigendom monsters
dat
dat
de
verzoeker
er inbreuk op
gemaakt
is
onderhavige
geval
of
zijn
genomen,
dreigt in
het
Rhodia kan dan
genomen.
ook heeft gedaan mede
gelet
“voldoende
aannemelijk
zijn recht van intellectuele te
worden
kader
van
gemaakt”. zulke
In
-
op
op
-
(welke
in conservatoir bewijsbeslag
zoals hij
in het onderhavige geval
de voet van artikel
artikel
het
maatregelen
bescheiden gekopieerd en de kopieën
kopieën zelf ook bescheiden zijn)
Rv,
Blijkens artikel 1019b,
lOl9a,
tweede
843a, lid,
eerste Rv,
lid,
“inzage,
afschrift of uitttreksel” van die bescheiden en “oerlegging” van die monsters vorderen respectievelijk van “degene die deze bescheiden heeft”,
te
en van
zich bevinden, mits
aan
voldaan). slechts voet
de
zijner
beschikking
“de wederpartij” mits hij verdere
“daarbij vereisten
of
in wier
bescheiden
zijn
“macht”
berusting
de monsters
rechtmatig belang heeft” van
die
wetsbepalingen
(en is
Het ligt dan voor de hand dat dit rechtmatige belang
aanwezig kan worden geacht als
van
onder
artikel die
met
843a
Rv
met
toepassing
in de procedure op de
betrekking van
tot
artikel
monsters
1019b
e.v.
en Rv 17
zaaknuinmer 200.099.291/01 SKG zijn
respectievelijk
kan
minste
ten
voldoende
aannemelijk heeft is
eigendom van
intellectuele worden
De
gemaakt.
of
er
is
recht
of
gemaakt
van
dreigt
het
dus
heeft
rechter
eerste
een
op
eiser
voldoende
anderszins
inbreuk
eiser
de
de
dat
geoordeeld
gemaakt,
dat
geworden,
conservatoir bewijsbeslag
in
worden
genomen,
aannemelijk
en
genomen
te
juiste
criterium gehanteerd. 3.21
de volgende kanttekeningen te worden
dienen hierbij
Wel
gemaakt. Aan
Raad van
de
en
29
mede
bewijsmateriaal
toe
voldoende
dan
dan
immers
overbodig van de)
Europees
in samenhang met artikel
843a
(in
stellen.
te
veilig
aannemelijk
inbreuk
veronderstelde
de
op Een
in elk geval niet
hier
zin)
relevante
als zij reeds met andere bewijsmiddelen bewezen
worden geacht, is,
het
Deze
de dreiging ervan mag dus
inbreukmaking of pas
van
ten grondslag.
2004)
voor
intellectuele-eigendomsrechten
IE
zogenoemde
de
2004/48/EG
april
artikelen strekken er dan ook, Rv,
ligt
Rv
(Richtlijn
Handhavingsrichtlijn Parlement
e.v.
1019
artikelen
de
zou
gevergd dat
mag worden
Evenmin
zijn.
bewijsmateriaal
veiliggestelde
het
(dreiging
de
inbreuk reeds z6 aannemelijk is geworden als nodig zou
zijn voor het
tot
een gebod
verkrijgen van bijv.
staking
of
onthouding van inbreuk in een inbreukprocedure in kort geding. Maar ook mag niet de eis worden gesteld dat reeds in hoge mate waarschijnlijk
is
dat
bodemprocedure bewezen
van
de
(dreiging
zal
kunnen worden.
de)
in
inbreuk
Dat alles
een
zou niet
stroken met de genoemde strekking van de artikelen. moet
Vanzelfsprekend
eiser
de
wél
concrete
feiten
en
omstandigheden aanvoeren waaruit een redelijk vermoeden van de (dreiging van de) wederpartij, verlangd
—
evengenoemde
en de stellingen van de
voor zover deze een deugdelijke betwisting kunnen naar
opleveren,
inbreuk kan volgen,
mede
behoren gelet
pareren. op
richtlijn
artikel —
dat
Daarbij 6,
moet
eerste
de
dan lid,
eiser
bewijsmateriaal dat redelijkerwijs al beschikbaar is, om de beweerde inbreuk
(ter zake waarvan hij
worden van
de
voldoende overlegt
een vordering wil 18
zaaknuinmer 200.099.291/01 SKG toe
instellen) monsters
en
lichten,
te
kopieën
conservatoir
die
alsmede
respectievelijk
bewijsbeslag
hij
dat
zijn
stelt
zijn
dat
de
en
in
genomen
genomen,
(aanvullend)
bewijsmateriaal vormen om die beweerde inbreuk te staven. 3.22 Rhodia betoogt dat hij van
NEO
van
de
en
Z?NR
zijn stelling dat de samenstelling
afkomstige
ceriuin-zirconiuniproducten
overeenstemt met in de conclusies van de octrooien waarop hij zich
beroept,
betwisting overwoog
neergelegde
van
VAT
c.s.
van
ZAI’4R
5052,
volgende
de
2—80—50—10,
2—80—50—30,
22
ZANR
en
in
eerste
in
elk
en
48.
stelling wat betreft het
de
eerste
rechter
bijzonder
heeft
rapporten
die
31 en 32 heeft overgelegd, gegeven
ook
Rhodia
waar
verkregen
verricht.
en
Czo—
toelichting
tegenover aan
treft
thans
welk
ook
de betwisting van
van in
bewijsmateriaal
en
hoe
en
door
en het
de
onderhavige
deze zeven gespecificeerde producten.
gemaakt
is
brochure
toelichting
inzichtelijk het
2—80—50—41,
(=ZANR 70),
30,
een,
cerium-zirconiumproducten:
de
aanleg
thans
voldoende
c.s.,
In
29,
tweede
geval
zeven
ETROA/003
Rhodia als producties 9,
VAT
dan
de
voldoende heeft toegelicht.
—
aanzien
ten
hof
anders
—
tegenover
In hoger beroep is de onderhavige stelling gespecificeerd
3.23
de
beschrijvingen,
toereikende is
wie
In
mate
geanalyseerd, analyse
de
De verdergaande precisering die VAT c.s.
is
verlangen,
behoeft Rhodia in deze procedure niet te geven. 3.24 Terecht wijst Rhodia erop dat de betwisting van VAT c.s. op
dit punt
omstandig
ondeugdelijk is. ingang
gepoogd
onderhavige
stelling wat
onvoldoende
heeft
betwisting
te
VAT c.s. te
doen
betreft
toegelicht.
documenteren
de
Zij
met
andere
beschikken hebben
dan
die
immers
onvoldoende
bemonsterde
over
de
betwist
Rhodia
de
zeven producten
echter verzuimd hun over
de
bemonsterde
(voor zover het daarbij
producten zij
dat
genoemde
gegevens
producten dat
vinden
hebben
producten en over die zeven producten om
hebben in hoger beroep
gaat)
.
VAT
c.s.
die
bemonsterd
zijn
en
ook
beschikken
over
de 19
zaaknuinmer 200.099.291/01 SKG
hun bewering dat het hun er niet om te doen is
zij
de
producten,
c.s.
die
van
van
conclusies
of
niet
producten
of
informatie
dat
de
in
met
zij
waarom
uit
over de VAT
beschrijvingen. dat
niet
noemenswaardige
zonder
doen
concurrentiegevoelige
volgen
overeenstemt
neergelegde
deugdelijk
niet
kunnen
hadden
kracht
lag het op hun weg
kan
waaruit
octrooien
de
leggen niet
4)
Van
docurnenteren aan de hand van gegevens
te
bemonsterde
samenstelling
mrs.
onder
beroep,
In het bijzonder
hadden willen bijzetten. hun betwisting
hoger
in
Senftleben
en
van
(pleitnotities
spelen
te
verstoppertje Wijngaarden
kon
in dit geding hebben gedaan,
dan meer worden verwacht dan zij zeker als
hen
Van
cerium-zirconiumproducten.
gespecificeerde
zeven
vertrouwelijke
andere
informatie te openbaren. 3.25
overwoog
rechter
voorts
betoogt
Rhodia
zijn
-
hij
dat
stelling zijn,
kracht
van
dat zijn
cerium-zirconiumproducten bestemd octrooien
-
dan
anders bij
de voor
voldoende
de
eerste
aanwezige
VAT
zijn
landen waar aannemelijk
heeft
van
eerste
gemaakt. niet
bestrijdt
Rhodia
3.26
overwegingen
de
de
rechter dat uit drie van de vier stukken die deze rechter rov.
het
van
5.8
vonnis) VAT
bij
besprak, door
NEO
niet
blijkt
of
(in van
gedane
betrokkenheid
van
inbreukmakende
invoer van cerium-zirconiumproducten in
ZAMR
landen
waar octrooien van Rhodia van kracht zijn. 3.27
Rhodia
rov.
5.8)
bestrijdt
in
Duitsland
stuk
de
(als
vonnis
wél
de
(in
overweging
dezelfde
dat met het vierde stuk een dreigende inbreuk op het
octrooi is
echter
onder
2.12
onvoldoende
productie
6
opgenomen)
door
is
Het
vierde
overgelegde,
in het
toegelicht.
Rhodia
verklaring van A.
Richards,
die
inhoudt dat de “managing director” van NEO hem mondeling heeft meegedeeld
dat
NEO
cerium-zirconiumproducten
invoert
in
Nederland om ze in een opslagplaats van VAT te Amsterdam op te slaan
en
verder
af
te
leveren
aan
de
fabriek
van
BASF 20
zaakner 200.099291/01 SKG Catalys ts Germany GmbH
te Nienburg (Duitsland) en ook dat dit in een vindt steun laatste mondelinge mededeling van een medewerker van BASF aan een “sales managerî (hierna.
BASF)
In hoger beroep is, mede op grond van de nadere od±a verklaringen van A. Richards (producties 34 en 38 van Rhodia), de gewor dat managing voldoende aannemelijk bedoelde van
op 24 januarj 2011 een director van NE0, mevrouw Karen Bro p 5 telefooflge met die Richards gevoerd (overig 5 heeft o dat de haar van laatstgen en zonder naam Zijn betrokkenheid bij Rhodia keaar waren gemaakt)• Daaraan doen de VAT door c.s. overgejeg nader (in het producties d n g o i n bijz de verklari van mevrouw Bro van 20 januar 2012, productie 15 van VAT c.s.) niet af. Ook is er Onvoldoende aanleiding om de inhoud van de verklaringen van Richards niet te laten wegen, mee reeds nu Onvoldoende aannemelijk is geworden dat deze inhoud voortkomt uit een handeling die naar 5p is gevoerd Engels recht strafbaar is. Dat het telefoong en dat daarbij de genoem mededeling is gedaan, is niet of Onvoldoende betwist. In hoger beroep is in het b±jzofld nog daarbij gekomen de verklaring van H. Astarcioglu (productie 33 van odia) Deze maakt zich in deze verklaring bekend als de sales manager» van Rhodia die Richards noemde. De Verklaring houdt 3.28
hij in dat in de verder week van 2011 eerste een p 5 e telefoong heeft gevoerd met een contactpersoon binnen BASF, waarin hem werd meegede dat BASF in Duitsland ceri_ dut koopt van NEO in het verenigd Koninkrijk en zirconipro dat NEO die producten in vier weken aflevert als ze in Zijn
voorraad Richards
in
opsla1aats in Europa»; gesprek heeft ingelic VAT
“een
en
dat
hij
over dit c.s. hebben niet aangevo dat hier op een andere opslalaats is gedoeld dan die van VAT te Amsterdam 3.29
(op
In
p.
dit
8)
verband
van
het
septeer 2007 en
komt
rapport (op p.
(enig)
ook
12)
belang
toe
aan Passages
Jennings
Capital mc. van 19 van het gedeet van het rapport
van
21
zaaknurnmer 200.099.291/01 SKG van Raymond James van 9 producties
en
16
mei
2007
waarop
25)
(overgelegd door Rhodia als
Rhodia
blijkt dat NEO Material Technologies mc. “key
voor
customers” is
Onbestreden
“automotive
dat
BASF
Technologies
Material
memorie onder 241), eigen
stellingen
moederbedrijf operates
in
catalytic
niet
het
converters”.
één
van
en
hen
moederbedrijf
eerstgenoemd
degene
is
aan wie
en zij
haar
is
dat hun
(in
rapport
van
(p.
NEO,
9,
dit
“owns
ZANR toebehoort of
or
die het
niet aanvoeren dat de bedoelde
rapporten niet
de
BASF rekent tot haar
De opmerking van VAT c.s.
mc.
om
gaat
bedrijf van IANR voert, passages
passages
moet worden gepasseerd nu het volgens hun
volgens
ZAMR”)
die
productiefaciliteiten
hoofdkantoor in Duitsland heeft. NEO
Uit
wijst.
(mede)
juist
zijn voor NEO
en
ZAMR. VAT
3.30
hebben
c.s.
niet die
cerium-zirconiumproducten en
zijn
bemonsterd
die
deugdelijk VAT
bij
aan
NEO
betwist
en
zijn
ZAMR
dat
de
vier
aangetroffen
kunnen
en
toebehoren,
geheel of ten dele bestemd kunnen zijn voor BASF in Duitsland. 1-let
ook
lag
producten
bemonsterde de
bestemming
hebben
ervan
niet
dat
dit
in
geval
hun
op
te verstrekken, niet
gedaan.
BASF
in
In het
gegevens
weg
waaruit
Duitsland feit
enkele
over
de
kan volgen
dat
was,
zij
dat
maar
de producten
zich ten tijde van de monsterneming in het douane-entrepot van VAT bevonden en de transitstatus
(douaneregeling Tl)
een feit waarop VAT c.s.
maar dat Rhodia betwist
wijzen,
liggen geen zodanige gegevens besloten. is
dat
producten
de
ten
tijde
van
de
monsterneming
binnen
zeggen dat
ze op een later tijdstip die bestemming
Europese
Unie
—
-
Indien immers al juist
bestemming
de
hadden
hadden,
wil
dat
nog (bijv.
geen niet een
bestemming in Duitsland) niet alsnog kunnen krijgen. 3.31
Van belang
heeft
(gehad)
producten
met
worden
douane-entrepot betwist
is
dat
dat VAT
c.s.
producten opgeslagen
van de
VAT.
van in
VAT
bemoeienis
erkennen NEO een c.s.
van
of in
dat VAT bemoeienis IAMR
Nederland
hebben VAT
aldus
ook
niet
dat
die
gesitueerd deugdelijk
vervoers-
en 22
zaaknurnmer 200.099.291/01 SKG kan
leveringshandelingen van
websitepagina
een
hebben
aannemelijk hebben
van
van
Rhodia
(zoals
VAT,
gemaakt),
behoeve
ten
omvatten
productie
waaronder
vervoer
naar
ook
een
aangevoerd
hebben
haar
—
“custom bonded storage services” dergelijke
geenszins
producten invoeren
het
is
in
Rhodia,
het
in
voorraad
afnemer
Wat VAT c.s.
bemoeienis
aanvankelijk
betwisting
alleen
haar bemoeienis
Nederland
tot
vervoeren naar
wel
in dit
omvat
andere
levert deels geen deugdelijke betwisting op en is, de
van
ten aanzien van de producten
beperkt
of
hand
van
en geen contractuele relatie met NEO of ZZ-’NR, met
de
15
Duitse
evengenoemde producten kan zijn begrepen. verband
aan
deugdelijk
was,
en
omvat
landen
—
voor zover
in
dit
kort
geding voldoende door Rhodia gepareerd. 3.32 Het voorgaande brengt het hof ertoe, rechter deed,
de
in
Rhodia
gestelde dreigende
Duitsland
met
bij
anders dan de eerste
inbreuk VAT
octrooien van
op
aanwezige
cerium
zirconiumproducten in elk geval thans als voldoende toegelicht aan te merken. 3.33
Rhodia
heeft
immers
concrete
feiten
en
omstandigheden
aangevoerd waaruit een redelijk vermoeden van dreiging van een inbreuk kan volgen en de betwisting van VAT c.s. gepareerd. een
maar
Daarmee is de inbreukdreiging voldoende aannemelijk terwijl tevens voldoende aannemelijk is,
geworden, dat
naar behoren
inbreuk
ook
dat
door NEO
er
een
en
reële
ZANR dreigde kans
is
dat
niet alleen
te worden
tevens
gemaakt,
door
VAT
een
inbreuk dreigde te worden gemaakt. 3.34
Rhodia
stelt
zirconiuinproducten Duitsland) is het
waar
dat
ook
zijn
bestemd
bij
VAT
zijn
voor
octrooien van kracht
aanwézige andere zijn.
cerium
landen Die
(dan
stelling
in hoger beroep gespecificeerd ten aanzien van verkoop van cerium-zirconiumproduct
Verenigd
Koninkrijk
betrokkenheid van VAT het
de
“niet uitgesloten”
aan zegt
2-80-50-41
door
BASF
Zuid-Afrika.
Rhodia
in
NEO
in
in dit verband slechts
het Over dat
is dat het product verscheept is vanaf 23
zaaknurnmer 200.099.291/01 SKG het
VAT,
van
adres
maar
dat
is
te
weinig.
inbreuk op octrooien van Rhodia met bij
De
stelling
dat
VAT aanwezige cerium
zirconiumproducten in andere landen dan Duitsland dreigt,
moet
als onvoldoende toegelicht worden beschouwd.
3.35
Blijkens
appeldagvaarding
de
bovendien dat VAT c.s. handelen door
22)
(sustenu
stelt
Rhodia
in Nederland onrechtmatig jegens Rhodia
te profiteren van in China door NEO en/of
met
betrekking
op
in
tot
cerium-zirconiumproducten begane
van
China
kracht
zijnde
octrooien
van
ZANR
inbreuken
Rhodia.
De
stellingen van Rhodia houden verder nog in dat NEO en/of ZANR met andere dan de bij
VAT aanwezige ceriurn-zirconiumproducten
inbreuk op octrooien van Rhodia andere
landen
kracht
zijn
voldoende
zijn
(kan
VAT, daad
onrechtmatige dat
zijn
de
de
van
Maleisië,
deze
tot
van
Verenigde
Brazilië,
Zuid-
stellingen heeft
is
en
het
worden
er
Rhodia
op
dat
moment
kunnen dus
gemaakt
worden
en
niet
dat Rhodia
Dat
rechter
van het en uit
gedeeld.
gegrond.
eerste
de
de
octrooien
rechtsverhoudingen
grieven van
dit
tussen enerzijds
niet
onderhavige
op
inbreuk
ZANR
bestaan,
beslissingen
dat
te
dat
gevolgtrekking
de
een
dat
dreigt
NEO
Rhodia
geen belang meer.
is
of)
van
Verenigd Koninkrijk,
rechter
aannemelijk
anderzijds zoverre
eerste
de
maken in tal van
octrooien
India,
leidt
aannemelijk
onvoldoende
mee
onderzoek
voorgaande van
oordelen Rhodia
Korea,
na het voorgaande,
Het
3.36
waar
Duitsland,
Japan,
een
Bij
Afrika).
Nederland
(China,
Canada,
Staten, echter,
dan
(dreigen te)
In
brengt op
de
vorderingen in conventie en in reconventie niet langer op deze oordelen kunnen steunen. vorderingen,
Het hof heeft dus de mèrites van die
voor zover nodig,
opnieuw te onderzoeken.
Toewijsbaarheid van de vorderingen 3.37 De vorderingen
(1),
(2)
en
(1),
(4)
(2)
en
(4)
van Rhodia
van Rhodia strekken ertoe
dat Rhodia toegang krijgt tot de monsters die zijn genomen en de
bescheiden
die
in
conservatoir bewijsbeslag
zijn
genomen, 24
zaaknuinmer 200.099.291/01 SKG met
toepassing van
van
de
artikel
toewijsbaarheid
ingaan
onderdelen
op
1019b
van
van
die
het
e.v.
Rv.
Bij
vorderingen
verweer
het
zal
van
VAT
onderzoek
het
hof
ook
c.s.
die
nog
aandacht behoeven. 3.38 VAT c.s. de
betogen dat Rhodia zich ten onrechte beroept op
artikelen
1019
artikelen niet
e.v.
15
(titel
toepasselijk
van boek
zijn
op
de
Rv,
3)
omdat
onderhavige
deze
situatie,
waarin Rhodia geen octrooirechten in Nederland heeft. 3.39 Anders om
dan VAT c.s. vraag
een
inzake
Handhavingsrichtlijn van
interne
richtlijn
de
maar
om
zijn
doet
uiteraard
van
vrij
(hetgeen
richtlijn,
waarbij
ter
af,
belang
is
inzake
al
kan
de
de
IE
reikwijdte Dat
deze
van
uitleg
de
bij
uitleg
van
beperking
zijn
(dan
geldt
die
dat
de
ook
ten
in
artikel
verder
aanzien
maatregelen
richtlijn)
die
van
2,
deze
te
eerste
gaan
van
voor
de
dan
lid,
dan
die
intellectuele-
eigendomsrechten die binnen de Europese Unie van kracht de
die
stond de Nederlandse wetgever
bepaald)
slechts
de
implementatie
zijn
Het
trouwens
IE-Handhavingsrichtlijn
vraag
van
wetsbepalingen.
niet
Nederlandse wetsbepalingen. immers
een
ingevoerd
daaraan
gaat het hier niet
reikwijdte
Nederlandse
wetsbepalingen richtlijn,
lijken te menen,
gunstiger
rechthebbende
zijn, moeten
van
het
betrokken intellectuele-eigendomsrecht. 3.40 Aan VAT c.s. waarin
het
wordt
omschreven
betreft,
toepassingsgebied wat
—
van
de
de
artikelen
handhaving
van
1019
e.v.
-
Rv
octrooirechten
niet uitdrukkelijk rept van andere octrboirechten dan
octrooirechten uitdrukkelijk het
kan worden toegegeven dat artikel 1019 Rv
ingevolge alleen
Koninkrijk
der
wetsgeschiedenis
echter
procedures
ter
eigendomsrechten
de
van
artikelen
ook zake die
Rijksoctrooiwet
octrooirechten
Nederlanden
van
artikelen
de
niet
van van
noemt
die
kracht 1019
toepassing inbreuk
uitdrukkelijk
slechts
zijn.
e.v.
in
en
binnen
Blijkens
Rv
op op
1995
zijn
de
deze
gerechtelijke intellectuele
artikel
1019
Rv 25
zaaknurnmer 200.099.291/01 SKG zijn
Daarbij
vermeld.
die
eigendomsrechten of
registraties
het
gaat
voortvloeien
intellectuele-
uit
internationale
zoals
inschrijvingen,
internationale verdragen,
om
voorzien
in
welke registraties of inschrijvingen
afzonderlijke nationale rechten doen ontstaan die volgens het recht
nationale het
worden gehandhaafd.
inzake
Verdrag
verlening
de
Een van die verdragen
van
Europese
octrooien
is van
1973. 3.41 De opvatting van VAT c.s. 1019
wat
Europese
aan
staan
dienste zij
Rv
e.v.
zijn
voor
octrooien
voor
verleend,
dwingt
Het
Europese
bundel
een
slechts
hele
de
van
vormt
niet
tot
fragmentering van het
voor
Die
opvatting
kan
een Europees
dat
Unie
geldend
die
octrooi
landen
waarvoor
opvatting.
Aan de
Europese
octrooi
zover echter
is
maar
en
zij
wel zijn
territoriale
immers
ligt
ten
octrooi
octrooien,
nationale
afzonderlijke
slechts
octrooien
feit
van
betreft,
zulke
verleend.
niet worden onderschreven. geen
octrooien
handhaving
Nederland
voor
komt erop neer dat de artikelen
geenszins
de bedoeling ten grondslag dat ondersteuning van de handhaving van zo een octrooi niet mag plaatsvinden in een land waarvoor dat die
niet
octrooi het
hof
aan
strekking van de menen,
is
verleend. artikel
1019
49,
eerste
strookt met
geeft,
IE-Handhavingsrichtlijn.
aan artikel
valt
Integendeel
de
Anders
lid,
de
uitleg
duidelijke
dan VAT c.s.
Rijksoctrooiwet
1995
geen argument voor hun opvatting te ontlenen. 3.42
Nederlands
Naar
octrooien
die
rechtsgeldig
zijn verleend, Nederland
in beginsel
zijn
Nederland van mogelijkheid procedure octrooien, 1019 e.v.
internationaal
verleend. kracht
van
ter
een
zijn, in
voor
erkend, Dat
een
wil
maar
niet
het
van
procedure
op
landen
ook als
Nederland
ondersteuning
zoals
andere
privaatrecht
wel
Nederland
rilet mede voor
zeggen
laat te
zij
dan
worden
dat
zij
voor
ruimte voor
voeren
gerechtelijke
de
handhaving
de
voet
van
de
de
van
zulke
artikelen
Rv.
26
zaaknuinmer 200.099.291/01 SKG 3.43
dan
Indien
ook
de
drie
partijen
Duitsland een inbreuk op een Europees dat
Duitsland
voor
(maar
niet
te)
maken,
kan
onrechtmatige
daden
jegens
(dreigen
ook
beginsel bijv.
Nederland
het
(na
monsters
in
daarvoor
neemt
of
Nederland) zijn
sprake Rhodia,
in
bijv.
is
van
in
mag
verlof
verleend, (dreigende)
waartegen
zoverre
nodige
c.s.
octrooirecht van Rhodia
voor
er
VAT
Rhodia
optreden,
te
in
dat
hebben
hij
gekregen)
conservatoir bewijsbeslag legt onder degene
van de drie die in Nederland producten waarmee die inbreuk in wordt
Duitsland
en
houdt,
(of
dreigt
vervolgens
te
toegang
veiliggestelde bewijsmateriaal. waren
diensten
en
Nederland
en
tussen
en
het
vordert
Het
op
en
in
niet tot
staan
-
de weg.
een
In
Europees is
Nederland
zoverre
komt
octrooirecht tegen
octrooi
is
verleend,
slotsom
is
dat
in
Rhodia
die
in
dreigt
(of
zich
als
niet
ten
verkeer van waarvoor
zulk
aan de
in de
niet
een
land
voor
zekere
waarvoor
te worden) onrechte
optreden
gerechtigde
octrooi toch
een
aldus
waarop VAT c.s.
-
dat
Nederland
inbreuk
wordt
derhalve
ook
het
landen
zijn,
voorraad
mededinging
de mogelijkheid van
verleend,
toe
bescherming
aan
tot
vrije
andere
octrooien van Rhodia niet van kracht zich beroepen
in
recht op vrij
recht
Nederland
gemaakt,
worden)
gemaakt.
beroept
op
dat De de
artikelen 1019 e.v. Rv. 3.44 VAT c.s. omdat
betogen dat de vorderingen niet toewijsbaar zijn
Rhodia
hier
een
vistocht
onderneemt
en
dat
het
werkelijke doel van Rhodia niet het verkrijgen van bewijs van maar
inbreuk,
het
concurrentiegevoelige daarmee
om
de
—
van
bedrijfsinformatie
wereldwijd
bewerkstelligen. wijzen
verkrijgen een
De omstandigheid
vertrouwelijke,
van
NEO
en
ZNR
concurrentievoordeel -
waarop
zij
is, te
in dit verband
dat Rhodia toegang vordert tot de genomen monsters en
inbeslaggenomen bescheiden,
niet
gestelde inbreuk op een Europees kracht
is,
maar
groot
aantal,
kwalificatie
ook niet
in
‘vistocht’
echter
in verband met
de
octrooi dat in Duitsland van
verband met
Europese,
alleen
gestelde
octrooien, niet.
inbreuk
op
een
rechtvaardigt
de
Hetzelfde
geldt
voor
de 27
zaaknuinmer 200.099.291/01 SKG dat
omstandigheid treffen heeft
wens
de
van
conclusies
zijn
verzoek
bewijsbeschermende
van
met
Rhodia
kunnen
te
welke
om
verlof
maatregelen onderzoeken
octrooien,
inbreuk
mede
voor
het
gemotiveerd
waar,
en
wordt
gemaakt,
op
welke in
welke landen inbreukprocedures dienen te worden gemnitieerd en wat
van
omvang
de
waarop VAT
is.
De
andere
omstandigheden
in verband met hun bewering over de vistocht
c.s.
betreffen
wijzen,
inbreuk
de
onmiskenbaar
alleen
derde,
de
subsidiaire,
vordering van Rhodia en behoeven hier dus geen bespreking. de pleidooien in hoger beroep overgelegde bewijsmateriaal in
aannemelijk heeft gemaakt wie van
met welk product,
de geïntimeerden, en
samenvattend
zich een vistocht voordoet nu Rhodia niet met het
betoogd dat
wijze
is namens VAT c.s.
Bij
welk
land
inbreuk
samenvatting méér verlangt aannemelijk is geacht,
op welk octrooi,
dan
maakt.
in dit
verlangt zij
Voor
op welke
zover
deze
hoger beroep voldoende
te veel.
3.45 Zoals hierboven is overwogen heeft Rhodia concrete feiten en
aangevoerd
omstandigheden
kan
volgen
van
octrooien
er
dat
Rhodia
behoren
inbreuk
dreigde
een
in
met
Duitsland
bij
VAT
gepareerd.
Ook
is
IANR,
maar
Voorts dat
alleen gaat
niet
ook
om
op
Europese cerium
een
daarmee
geworden,
om een dreigende mogelijk
dat
de
en dat het
inbreuk van NEO en
dreigende
inbreuk
van
VAT.
leidt het hierboven overwogene het hof tot het oordeel
Rhodia
voldoende
zake
lichten. monsters
waarvan Rhodia en
bewijsmateriaal
dat
redelijkerwijs
heeft overgelegd om de beweerdelijke inbreuk
beschikbaar is, ter
vermoeden
aanwezige
overwogen
inbreukdreiging voldoende aannemelijk is daarbij
redelijk
en heeft Rhodia de betwisting van VAT c.s.
zirconiumproducten, naar
een
waaruit
de
hij heeft
een
vordering
ook
zijn
inbeslaggenomen
wil
instellen
stelling
dat
bescheiden
de
-
toe
al -
te
genomen
(aanvullend)
bewijsmateriaal vormen om die beweerdelijke inbreuk te staven, genoegzaam
toegelicht.
Rhodia
heeft
dus
het
vereiste
rechtmatige belang bij de onderhavige vorderingen.
28
zaaknununer 200.099.291/01 SKG
c.s.
VAT
3.46
betogen
dat
het
vereiste
van
voldoende
bepaaidheid van de monsters en bescheiden waartoe Rhodia thans toegang verlangt,
is
niet
vervuld.
Indien
uit dit betoog naar voren lijkt te komen die
en
monsters
veroordeelt
bescheiden mening
die
betoog geen steek.
beschikking van
of
ruim
zo
is
waarbij
verleend,
Rhodia
thans
voldoende bepaald.
verkrijgen,
vast
overigens
gelezen
2011
juni
waartoe
bescheiden
dat het bestaan van
voldoende Ook
zoals
-
staat,
houdt
dit
exploten van de deurwaarders waarin
•nodig
maatregelen
deze
niet
zo
29
van
menen
beslaglegging en gerechtelijke bewaargeving
gerelateerd,
zijn
zichzelf.
In de
de monsterneming,
niet
-
zij
vaag
dat
samenhang
in
verlof zijn
met
het
tot
de
treffen
monsters
de
toegang
en
verlangt
te
De daar gegeven beschrijving is vereiste
de
toetsing
niet
naar
behoren kan plaatsvinden. 3.47
aannemelijk
Voldoende
is
rechtsbetrekkingen aangaan, een
of
inbreuk door VAT c.s.
de
monsters
en bescheiden
waarin Rhodia partij
verbintenissen
meer
dat uit
is,
onrechtmatige
te weten
daad
wegens
op octrooien van Rhodia die in Duitsland
van kracht zijn. 3.48 Aan het vereiste,
respectievelijk dat de monsters zich in
de macht van VAT c.s. bevinden
(artikel 1019a,
en dat VAT
te hunner beschikking of
hun
doordat
bemonstering en de hun
hebben
berusting
voldaan
de bescheiden
c.s.
fysieke
macht
en
en
VAT
843a,
(artikel c.s.
ten
tijde
eerste
tweede lid, lid,
onder
Rv),
respectievelijk
van
de beslaglegging de producten hunner
beschikking
hadden en die producten en
of
onder
(een aantal van)
is de
die bemonsterd
en digitale bescheiden die gekopieerd zijn, te
Rv)
hun
in
berusting
die bescheiden aan
NEO en ZANR kunnen toebehoren. 3.49
VAT
c.s.
verzetten
zich
tegen
toewijzing
van
de
onderhavige vorderingen tevens met een beroep op de artikelen 843a, daar
vierde lid, bedoelde
en lOl9a,
gevallen
zich
derde lid, voordoen
Rv.
Zij betogen dat de
(gewichtige
redenen
om 29
zaaknuinmer 200.099.291/01 SKG aan
niet
vordering
de
verschaffing
van
de
te
hoeven
gevraagde
voldoen;
onnodigheid
gegevens;
van
bescherming
van
vertrouwelijke informatie is niet gewaarborgd). Hoewel
3.50
in deze
Rv artikel 843a, niettemin
in
zaak ingevolge
vierde lid,
de
artikel
1019a,
derde
Rv niet van toepassing is,
afweging
worden
te
betrokken
lid,
dienen
eventuele
gewichtige redenen om niet aan de vordering te voldoen,
en de
eventuele omstandigheid dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de verlangde gegevens in
zoals
laatstgenoemde
vordering,
ingevolge voor
afgewezen
bepaling
bedoeld.
eerstgenoemde
zover
de
is
gewaarborgd,
Voorts
bepaling, van
bescherming
dient te
de
worden
vertrouwelijke
informatie niet is gewaarborgd. De bezwaren van VAT
3.51
gespecificeerd
ten
c.s.
in
aanzien
dit
een
van
inbeslaggenomen digitale bescheiden, bij
de
betrekking
tot
reeds
inbeslagneming de
verband
gedeelte
van
de
namelijk het gedeelte dat is
irrelevant inbreuk.
beweerdelijke
zijn voldoende
Aan
bevonden de
met
bezwaren
op
dit punt zal tegemoet worden gekomen doordat voorshands alleen toegang wordt
verleend tot de
bescheiden
digitale de
(hierboven,
in
de USB-stick A14
Excelbestanden)
(de
door Rhodia gevorderd).
op
(zoals
ook
Weliswaar hebben VAT c.s.
rov.
2.7(7)
opgeslagen betoogd dat
gang van
beschreven)
primair
zaken bij
de totstandkoming van de aparte Excelbestanden die op die USB— stick zijn opgeslagen, zij
niet
aannemelijk
bescheiden
onjuist is geweest, gemaakt
irrelevante
tot
dat
bescheiden
maar daarbij hebben de
behoren.
aldus Met
opgeslagen
name
is
aannemelijk dat de gang van zaken niet deze is gèweest: deurwaarder query
verkregen,
bescheiden datgene die
slechts
wat
als als
een
op
de
gedeelte
USB-stick
relevant
heeft
relevant
is
Excelbestanden
is
van
de
AC7
gekopieerd
opgeslagen
aangemerkt
aangemerkt, (welke
behulp
met
en
door
dat
niet
dat de
van
een
digitale slechts
DigiJuris
Excelbestanden
naar op
de
USB-stick A14 zijn opgeslagen).
30
zaaknummer 200.099.291/01 SKG 3.52
gezegd
Zoals
zal
voorshands
alleen
toegang
worden
verleend tot de op de USB-stick A14 opgeslagen bescheiden.
Zo
nodig kan echter op de voet van artikel
Rv
in
een
later
stadium
worden
bepaald
(een gedeelte van)
verleend tot
digitale bescheiden
843b,
dat
tweede lid,
ook
toegang
wordt
de op de USB—stick opgeslagen
(het referentiemateriaal).
Aan het op dit
punt subsidiair door Rhodia gevorderde komt het hof thans niet toe. richten hun bezwaren in dit verband ook concreet
3.53 VAT c.s. op
genomen
de
monsters
zirconiumproducten behorende 2.7
(2,
fysieke en
3
onvoldoende
4),
en en
van
vier
bij
(naar
het
hof
VAT
aanneemt)
digitale bescheiden
beschreven).
toegelicht.
Na
De
het
aanwezige de
dit
op
reeds
overwogene merkt het hof nog het volgende op.
toebehoren.
Hetzelfde
geldt
rov.
punt
zijn
VAT c.s.
hun
hebben
de onderhavige
vier producten zou gaan om producten die niet aan hen
in
dienaangaande
onvoldoende toegelicht hun bewering dat het bij van)
daarbij
(hierboven,
bezwaren hoger
cerium
(één of meer
bewering
dat
het
materiaal
betrekking
(en naar)
landen” waar geen octrooirecht van Rhodia van kracht
is mag
en dus
ook
worden
overwogen,
geen
kan
“handelingen
op
inbreuk kan worden
verlangd,
dat zij
hebben
zoals
in
gemaakt.
ander
producten
uitleggen informatie De bezwaren
beschikken zij
zonder of op
in
c.s.
reeds
is
dergelijke beweringen hadden gedocumenteerd
waarom
verstrekken
Van VAT
verband
met gegevens over de bemonsterde producten, die
verricht
andere
en
die
zij
niet
gegevens
noemenswaardige vertrouwelijke
dit punt
behoeven dus
nu zij
of
niet
niet
immers over deugdelijk
hadden
kunnen
concurrentiegevoelige
informatie niet
te
in dé
openbaren. afweging
te
worden betrokken en staan niet in de weg aan toewijzing van de vordering. 3.54 Voor het overige zijn de onderhavige bezwaren onvoldoende gespecificeerd,
zodat het hof eraan voorbij moet gaan.
31
zaaknunimer 200.099.291/01 SKG 3.55 VAT c.s.
verzetten zich nog uitdrukkelijk tegen het
verlenen van toegang tot het bewijsmateriaal aan één of meer daartoe te benoemen onafhankelijke deskundigen,
onder meer op
de grond dat een dergelijke beslissing geen enkele waarborg Zij doen echter geen enkel voorstel over de wijze
biedt.
waarop dan wél toegang zou kunnen worden verschaft,
en zij
verzetten zich niet speciaal tegen het verlenen van toegang aan de advocaten van Rhodia. VAT c.s.
hebben ook niet concreet
toegelicht dat er in het geval dat die toegang aan de advocaten van Rhodia wordt verleend,
vertrouwelijke informatie
bekend wordt ten aanzien waarvan zij een in rechte te respecteren belang hebben dat die informatie niet bekend Het hof zal daarom de bedoelde benoeming van een of
wordt.
meer deskundigen achterwege laten en het gevorderde bevel geven tot het verlenen van toegang aan die advocaten,
zoals
hierna te doen. VAT
3.56
c.s.
betogen af
vorderingen niet het
Hof
gesteld
en
dit
dat
omdat
overgelaten
aan
toewijzing
de van
de pleidooien
drie zodanige vragen geformuleerd. vragen
respectievelijk
betreffen
eerste lid, Europese
overwogen
rechter
hogere de
dienen
Unie
vorderingen
worden
mag
worden
onomkeerbare
in hoger beroep hebben de
uitleg
verordening dat
inzake
bewijsverkrijging
van
artikel
toepassing van artikel
zaak in strijd komt met het bepaalde
en 17,
Europese Unie.
en
artikel
843a en 1019
in deze
eerste lid,
e.v.
Rv
in de artikelen
Blijkens het hoger overwogene is beantwoording Het gaat in deze zaak
niet om de reikwijdte van de IE-Hand]aavingsrichtlijn. EEX-Verordening met
31
Handvest van de grondrechten van de
van deze vragen in deze zaak niet nodig.
conflict
2,
De tweede van die vragen betreft de stelling
c.s.
31
zij
De eerste en derde van die
van VAT 16
te
IE-Handhavingsrichtlijn en de verhouding tussen de
EEX-Verordening.
8,
Rhodia’s
eerst prejudiciële vragen aan Europese
de
niet
Bij
gevolgen heeft.
van
wordt
indien
te wijzen,
Justitie
van
dat
het
wordt
bepaalde
in in
deze de
zaak
niet
genoemde
Artikel
toegepast.
artikelen
van
Een het
32
zaaknumifler 200.099.291/01 SKG HandVest van de grondrechten van de Europese Unie komt in deze zaak niet in beeld. 3.57
VAT
verzetten
c.s.
zich,
Rhodia worden toegewezen, van 0 aa dverkl 0 toewijzing aring omdat onomkeerbare bij
gevolgen heeft,
afwachting
van
het
geval de vorderingen itvoerbaarbij tegen
voor het
omdat
oordeel
van
zij
van
de
de
vorderingen
grote belangen hebben Hoge
Raad
en
omdat
Rhodia geen “heel hoge” spoed heeft. 3.58 Het ligt in het algemeen voor de hand dat een voorlopige voorziening terstond ten uitvoer moet kunnen worden gelegd en dat de itvoerlegging niet moet worden opgeschort doordat zaak aan een hogere rechter wordt voorgelegd. Het gaat in deze zaak om een voorlopige voorziening waarbij toegang wordt
de
bewijsmateriaal verleend tot juli dat in 2011, na onsterneming en conserVatOre beslaglegging, in gerechtelijke bewaring is gegeven. Het spoedeisend belang van Rhodia is, zoals
hoger
al
overwogen
is,
voldoende
aannemelijk geworden.
Ook in dit verband doet de regeling winzake bewaring van het voorheen beslagen materiaal” (en de monsters) die na het vonnis tussen de partijen tot stand is gekomen, niet af aan het belang van Rhodia bij nuitvoer1egging bij voorraad. VAT c.s.
hebben
geen
gegevens
verstrekt
over
de
bemonSterde
producten
die steun kunnen bieden aan enkele cruciale, hoger aangewezen onderdelen van hun verweer tegen de vorderingen van Rhodia, terwijl zij niet aannemelijk hebben gemaakt dat zulke gegevens er wel zijn maar niet verstrekt kunnen worden zonder rrentieg oe ge 0 vertrouwelijke informatie andere of informatie te openbaren. Tegen deze achtergrOnd kan niet
worden
aangenomen
hebben bij
dat
VAT
afwachting van het
c.s.
gerechtvaardigde
belangen
oordeel van de Hoge Raad.
Het
verweer op dit punt wordt verworpen. 3.59 Voor zover de vorderingen tegen HubHub en DigiJuris zijn gericht zijn ze niet toewijsbaar, omdat dezen geen partij in 1 dit geding zijn. Aangezien de objecten waarop de vorderingen 33
zaaknunimer 200.099.291/01 SKG hebben,
betrekking
allemaal
of
een
aantal
mogelijk onder een ander dan VAT c.s. of
deurwaarder,
onder
dat
verstaan
nog
tevens
“afgifte”
bevelen
te
thans
DigiJuris,
bevinden,
anders)
hierna
de
(HubHub,
zich zal
een
worden
“overlegging”
en
is begrepen het geven van de daartoe nodige
aan
instructies
iemand
ervan,
degene
onder
wie
deze
objecten
zich
thans
bevinden. 3.60 Daarmee bereikt het hof, ontbreekt,
behoeft, (4)
van
van
afweging
de slotsom dat de vorderingen
in
Rhodia
nu verder verweer dat bespreking
beginsel
relevante
de
toewijsbaar
zijn
ertoe
belangen
(1),
(2)
en
en
dat
een
leidt
dat
die
vorderingen behoren te worden toegewezen in de vorm waarin dat hierna zal worden gedaan. Vordering (3)
van Rhodia
3.61 Nu de primaire vorderingen van Rhodia toewijsbaar zijn in de vorm waarin
zij
zullen worden
toegewezen,
komt
de
derde,
subsidiaire, vordering van Rhodia niet meer aan de orde.
Toewijsbaarheid van de vorderingen van VAT c.s.
3.62
Vordering
van
(5) het
monsterneming,
VAT
conservatoir
gerechtelijke bewaring,
strekt
c.s.
ertoe
bewijsbeslag
waarover het in deze zaak gaat,
dat
de
en
de
worden
ongedaan gemaakt of opgeheven. 3.63 De partijen hebben het hof geen aandacht gevraagd voor de of voldaan is
kwestie
beschikking
genoemde
aan de voorwaarde van
29
daarbij
vergunde
bewijs,
te weten dat de eis
artikelen 700, eerste onder
voorlopige
derde lid,
beslaglegging 2.7
overwogene
juni
2011
die is
maatregelen
ter
in de
onder
verbonden
aan
bescherming
2.7 de van
in de hoofdzaak in de zin van de
en 1019± Rv binnen zes maanden na de
wordt moet
ingesteld. die
“eerste
Blijkens
het
eveneens
beslaglegging”
op
12 34
zaaknuinmer 200.099.291/01 SIKG juli
worden
2011
gedateerd.
aanleiding om anders als
(mede)
de
al
door
het
hof
ziet
ambtshalve
geen
te oordelen dan dat de onderhavige zaak
“hoofdzaak”
zodat
aangemerkt,
Het in
de
genoemde
zin
mag
worden
de monsterneming en het beslag niet alleen
verstrijken
van
zes
maanden
na
12
juli
2011
zijn vervallen en hun kracht hebben verloren
respectievelijk
in de zin van evengenoemde wetsbepalingen. 3.64 In deze zaak is artikel 705 Rv van toepassing, nodig van overeenkomstige toepassing. erop
komt
neer
dat
ondeugdelijk is. overwogene
hoger Evenmin
is
een
beroepen,
niet
deze
andere
herleven)
Rhodia
zaak
niet
ingeroepen
suinxnierlijk
opheffingsgrond
wegen
op
door
Het betoog van VAT c.s. recht
juistheid van dit betoog is blijkens het
in
Voorts
geworden. (of
De
het
voor zover
de
belangen
voldoende waarop
gebleken. aannemelijk
VAT
c.s.
tegen het belang van Rhodia bij
van
de
monsterneming,
het
zich
voortduren
beslag
en
de
dat
de
gerechtelijke bewaring. 3.65
Het
voorgaande
wettigt
gevolgtrekking
de
onderhavige vordering niet toewijsbaar is. mee
dat
ook de
Dit oordeel brengt
overige vorderingen van VAT
c.s.
niet
hadden
is
bewijs
mogen worden toegewezen. Verdere afhandeling
3.66
Ten
aanzien
aangeboden,
van
onderscheidene
punten
maar deze aanbiedingen worden gepasseerd omdat dit
kort geding zich niet leent voor zulke bewijsvoering. 3.67 de
Na de voorgaande over
en
weer
overwegingen
aangevoerde
is
verdere bespreking van
grieven
overbodig.
In
het
bijzonder komt het hof niet toe aan het beroep dat door beide partijen is gedaan op andere wetsartikelen dan hoger al aan de orde zijn gekomen. in
conventie
en
Op grond van het voorgaande moet het vonnis in
reconventie
worden
vernietigd
en
alsnog
worden beslist zoals hierna te doen. 35
zaaknurnmer 200.099.291/01 SKG
3.68
de uitkomst die de procedure in hoger beroep krijgt,
Bij
de gedingkosten van alle instanties te dragen,
hebben VAT c.s. waarbij aan
de kosten,
de
kant
zullen
de
en het
reconventie wel
Rhodia
vanwege
begroot, Rv
van
op de reconventie en het incidentele appel gevallen, samenhang
principale en
redelijke
overeenkomstig
de
nihil
met
appel.
evenredige door
op
worden
respectievelijk
Ingevolge
artikel
worden
kosten
Rhodia
zullen
overgelegde
de
1019h
begroot,
en
specificaties
(waarin kennelijk ook de verschotten ter zake van uitgebrachte exploten en ter zake van vast recht zijn begrepen), daarop
heeft
aanspraak de
specificaties, gespecificeerde
gemaakt,
redelijkheid
kosten
niet
en
zijn
juistheid
de
van
evenredigheid van bestreden
overigens ook niet door VAT c.s.
gebleken,
nu Rhodia
en
nu
de
de
aldus
evenmin
is betoogd,
is
dat de
billijkheid zich tegen deze begroting verzet.
4. De beslissing Het hof: vernietigt het vonnis
in conventie en in reconventie,
waarvan
beroep; opnieuw rechtdoende: beveelt VAT c.s.: tot overlegging van de onder 2.7
(1)
vermelde monsters;
tot afgifte van de onder 2.7
(2)
vermelde bescheiden;
tot afgifte van de onder 2.7
(5)
vermelde envelop met inhoud;
en tot afgifte van de onder 2.7 met
daarop
(6
en 7)
vermelde enveloppen
de vermeldingen respectievelijk DBA2
en DBA1,
met
behoeve
van
inhoud; telkens
aan
de
advocaten
van
Rhodia
en
ten
onderzoek naar mogelijke inbreuk op de Europese octrooien EP 0
36
zaaknuinmer 200.099.291/01 SKG 735
984,
EP 0
906
244,
EP 0
863
846
en/of EP 0
605 274
en/of
de in de inleidende dagvaarding genoemde parallelle octrooien; verstaat dat
onder de evengenoemde
“overlegging”
en
“afgifte”
tevens is begrepen het geven van de daartoe nodige instructies aan degene onder wie deze objecten zich bevinden; veroordeelt VAT c.s. ten bedrage
van €
zeven
na
dagen
tot betaling aan Rhodia van een dwangsom
10.000
voor
iedere
betekening van
dit
dag
dat
na verloop
arrest
aan
enig
van
onderdeel
van evengenoemd bevel niet wordt voldaan en bepaalt dat boven het bedrag van € verwijst VAT conventie
300.000 geen dwangsom meer verbeurd wordt; in de gedingkosten van de eerste aanleg
c.s
en
in
in
incidentele appel,
reconventie),
en begroot
deze
het kosten,
heden aan de zijde van Rhodia gevallen, in
conventie
op
€
reconventie op nihil,
145.506,62,
principale
voor
voor
en
zover
tot
(in het op
voor de eerste aanleg de
eerste
aanleg
voor het principale appel op €
in
64.770,33
en voor het incidentele appel op nihil; verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad; wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit
arrest
Chorus, Röell
is
R.J.F.
op
15
februari
Thiessen
en
2012
E.E.
van
gewezen Tuyll
door van
mrs.
J.M.J.
Serooskerken
en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op
24 april 2012.
mr. G.C.C. LeWin
AFGEGEVJ VOOR GROSSE
REM.
GRIFFIER