. |||''''. |||'.. ' y |||| , | '. ||||||||y. .|..t'|q .. |:..: ,.|j.. | ..,,.. |.. . |||.y . ...||.' . ||j|||q j|||yy ||.|., |||tj ||||y.. ... ||||. ... ||, |.|||||| .. F|it -î|... (è)|.'.è . . .- -:- -- ... . r . . . ., .. .- .,. - - . ,. :--. f:|)r..,. . ï ' ' .'''. .; ;) ï' ' :' ' ., .. |''''''''|.. ' ' ||||||'.(|y . |. - . ....... |' |||||..'. r' ' .' ..|' . ' ' ---''-|- . ' ''.||* . |. .;' . . ...|. . .' ' |E |è- . |||||||.. .' . . .r. . |''',| . . ''-|. ë '||..|'i . . . .. |.-| . .. |-,y'':'k .. . .' |... ||||||. . .., . |||||||||. .- .. ... ||.- |,. ......| | .. --- . -|$- - .||-,.. ,||...k,-- |||||y. . ---|.,.. . -.. - ,,|| y ||||-,.. ,.||;. | |,ë-|-. . t. LC p-') (1.) Vr 1ê$ uéè . kp 7 ; t 1 1 'E 2 0 1 . Behoort bfj besltlit van de raad der gemeente zoet|nvoude d.d. z éuk .'zots nr. tsjs Mij bekend, De g ' ' r van zooterocude $
1.3 Veran|oording en achtergronden waarop deze welstandsnota is gebaseerd. ........ ........ 6 1.4 Relatie met andere beleidsterreinen. .....,.................'................... .................................... 6 1.5 Gebiedsgericht beleid .................................................................. .................................... 7 :|. |1 t) (| h|!f| |llt (| 1, ||l|| rl (1 ï| ùlt|t| () |tl i|li rl (! i rl l|tltltl| r||rt| te (1 (, '| .............-......-.................................-. i| :|. 1 ||||lij || tl||i| ï!tl () r ht t,t ||l|t| r! (i i|ttl t| |i| ttt .................,.................................,................. i| :|.:| (| () (| | r|| te () | M| r| i,f| |t| r................................................................................................... 1 () :|.:$ l/|| rh|/vij|| ................................,..................................................................................... 1 () :| ze iElttleh|| (, rl rfl (1 fllirl (; ..........................................,............................................................... 1 () :|.6$ ï; () | f,r| 1| ||l|t| rl (| in thi| ()ll rl| t|lirl (; ......................................,.......................,...,................... 1 1 :|.15 hl f,t ||l|t éj | (i | 1h (| |i|| ............................,........................................,,............................... 1 ;? :|.-| I rl (|iil | f, | tlt|z||vl| ë! r .....................,...............................................................................,..., 1 :? :|.|$ ||il'|| rl |!l| | |1 (,t ||l|t| r) (1 t| 1| (| |lie!|| ..................................................................,............... 1 :! :|.6| 81 E| rl| | f|it| | (|111 tl | |I| ....................................,.,.................................................................. 1 :5 :2. 1 () ||l|t| | (1 | k) i| ()tl rtl f|lirt () r| () rl te r| in r|tt| rl ........................................................,...,......,........ 1 ês :|. 1 1 | 1| 11 rîfi| r|l|| E) ékl/| (, | () () rr)ii te () te M|r| t|t|iitt| r................,.................................................... 1 :$ 1|. /|Içj (, rrl (| rl 4| |) (|tl () r|l ||lirl (j 1| |lll|l f| 14| ........................................................................................... | t$ |1. (| () ilit,tl te (j (||itl llt|h i) (|t)tl |tl (llirl 61 1| ltll |1 (| ris ...........................*...........*..........*............................. | al :|. 1 ||l|t| rl (| ||rij' (; i) tlilhll ((; in i,I (; () |:If, te r(|) ...................................,......................................... 1 ;! :1.:| (|e| rltr| r| irtliltl| r|h!tl te (| in E) () r|...........,....................,.......................................................... 1 6) 4.3 Landelijke Iinten Westeinde, Weipood en GeIdeOwoude..............,.......................,........ 22 4.4 Linten Miening, Noordbuudseweg, waterje, zuidbuudseweg en Hoge RiJ'ndiJ'k............. 26 :1.|$ i||h!tl ttf| r|l ël (1 f, .................................................................................................................. ê| () :1.|$ l/i| rt| f, |i|t E| h| f, f| rkl tl rtl ....................................,............................................................... :$ 1 ze -| i|l| () rv|t| (, r ......,..............,...................,..................,.......................................................... :' :? :1.1| t 1| rl (|flliJ'i| (1 (, klifl (| .,...............................................................,.........................,................. :5 :| 65.:$ i(1hh/|I| |t|l|it| | (1 t| |) r| (; () f, | .,............................................,........................,.................... :$ is
6.3.2 Bjgebouwen en overkappingen . .,..,...,....,......,., ,,........,, 45 6.3.3 Kozijn- en gevelwijzigingen ..... ,....,..........,....,...,..,, 1$. :$.:1 () | à: | 1| r) (,116) | ...,.,,.........,......,,.,..... .................,..,.,......,.......,...,,....,..... (5:| ($. 11. (5 Ei F|II f| () | ili|i| (j () rl .,....,.,............,..,...,...,... ............,....,..,.. (; j |$.:5. i$ E)l| à: r|l r| f| | .,................,,...,... . 6.3.7 Rolhekken, Iuiken en roIIu'Iken........,...................... 7. Beoordel-lngskader bij excessen ............. 1|. i| (,tl () rtl (|lI'r1 (j 1| Itl| (1 (, ||| |rl)ll r ( 11 () r) (| 11 th||l' |( ùll|l-Ir1 (j |; (j () kl-11| (1 () rl. ...........-............... (; er
6. BeoordelkngsExaders voor snertoets 6.1 Toelichting voor de toetsing van kleine plannen binnen het niet welstandsvrije gebied zijn sneltoetscriteria esteld. Het gaat om objectieve welstandscriteria die de indiener van een plan direct opg duidelijkheid geven over een al dan niet noodzakelijke welstandstoets. 6.2 Systematiek. Bij de opzet van sneltoetscriteria is onderscheid gemaakt tussen voorerï- en achtere|gebied. Het voore/gebied grenst aan de voorgevel en aan de zijgevel grenzend aan openbaar toegankelijk gebied. Het achtere|gebied grenst aan de achtergevel en aan de zijgevel niet grenzend aan het openbaar gebied. . , || . . . |j . . . . . . . . . . . . #t . ' . . . $ hjj 'é $ . in . ' 4r..4...f . . . ||-. œ . .. 11 12| . ' . . k.. ç . '' . . ' . c . . E . . ! . . # . . j y , .. . . ja . j .z..1 2 ' E ' 4. ' . . . . $, ' Z. S hj A . . y! .. , '$ . .. . h .|' ,|. ' |||.: .'||ë' '.. ' . $ . ;|. . ' ' '| '||| . . . . . . . .. |||||'.'. . .. . ' .. . s& . . ( E Jé OF ' . .. . ' . ' . ' 1. .$ ' . . ' . .j .'Q . . . . . . . q. . . 1 'N % '. ' . . . . . y. . . .( ... $ . y.. . j ! .' . . . . . i . ' .. | .' . . ' . .. ' .. . ''. ' # . |' |I z|r . . .' . '6. .' . . '. A. . '! . $3 . X , j ï. .n;'' r. . N ...<< t'r . ja kdjxewoni| .. 1-.| : $. N . çtlLk'à : ù.- . ' Dpron J . . y. j . -- -- . ' |ls +. .. . .. t|. . . , .W . .. . ' .. . . . . . .. 1 4 J 1 Q ' ' à/ rf b 'jcxj . . N |e |e . kq ... . ., . . . , . W *k ;: i àâ !..., . :# '- ( . j ) Voorka nt 23 ? '' :62 . '% ?. , J q . . .ç . ) .ù . .: 4 m 7 r!. . . ....: i ... ' ' . . ç. r . . . .x. : /#*'.a -- -.-- -..-..-. z . $. .) ||..|7 . |!,|;, . (lçxt|i|ar tt|N;|| kelslk' v|a rçv|reç . . l .?| . . y .,,. . ..f |I;|!..z? l).àl l t| .'.:ï' s2>.' '. ; b'.%$,.|.. .'$ |1||||. . '' ''-' ' - '-' - - ' ' ' -- ' ' - ' ' ' ' ' ' . . . . . . . .. .;'z . . J . . . # :.. ... 2 40 Weista ndsncita Zoetecœoude 20 1 b
6.3 Beoordelingskaders 6.3.1 Aan- en uitbouwen Een aan- of uitbouw is een grondgebonden toevoeging van één bouwlaag aan een gevel van een gebouw. Het bestemmingsplan treedt bij de vergunningplichtige aan- en uitbouwen in eerste instantie regelend op voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen. De voorkeur gaat uit naar een aan- of uitbouw aan de achterkant (achtererf of zijerf, als deze niet gekeerd is naar de weg of het openbaar groen). Om het straatbeeld te respecteren en intact te houden, dient er bij de mogelijke toepassing van aan- en uitbouwen aan de voorkant een bu|erzone aanwezig te zijn tussen gevel en straat. De gemeente streeft in samenhangende gebieden naar een herhaling van gelijkvormige exemplaren, die passen bij het karakter van de straat en de gebouwen. Belangrijk is dat de contouren en het silhouet van het oorspronkelijke gebouw of bouwblok zichtbaar blijven en dat de aan- of uitbouw qua uitstraling en volume ondergeschikt is aan het oorspronkelijke gebouw. Ten behoeve van de aanbouw dient de overgang naar/scheiding met de naastliggende hoofdbebouwing gelijkvormig en duidelijk aangegeven te worden (bijvoorbeeld door een gemetselde muurdam). Bij hoekaanbouwen dienen de gevels van de achter- en zijaanbouw gelijk te Iopen, waardoor een aaneensluitende hoekoplossing ontstaat. ê.'f 5 '' . . t... 'ë . !'., . éu., . . ..- . ç; . . .1. . . . . .. . .. .. . ||| |.. t-va ;t I ..y 1,-.|.. Niet passend door plaatsing in de rooilfjn. ? . :.. . ; f. : . z , èe'/ , 7 à * .4f. f 'k è . . de u . . . . . .. , ..'. | : . t: ..4.. -. 1 ,. ï '' f' .. . ..'''' '.j . . ,4:. I é' .. ' j.z Niet passend door ahvijkend materiaal en kleuraebruik. ; è r' ''rè.. ç. y/z t | w . | .. j'' |. . J f' ' .. . #. & ' >.<. n Niet passend door hoogte, ' . ( ?'' : . 6 .; è.eï ' .. , 'j . i #. . . u . ,. .., Passende zij'aanbouw. h/h/elsta rltjsoota Zoete rwoud e 20 1 fj 4 'f
Vfelstandscritei'ia voor aan- en uitbouwen aan de Voorkant Algemeen de aan- Of uitbouw is een Ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw', @ een secundaire aan- of uitbouw (bijvoorbeeld aan een bestaande aan- of uitbouw). Plaatsing en aantal . afstand van de aan- of uitbouw aan de zijgevel tot voorgevellijn minimaal 3.00 m; . de aan- of uitbouw aan de voorgevel mag de zijgevellijn niet overschrijden, geen hoekaanbouw' . de achtergevel van de aan- of uitbouw aan de zijgevei dient niet gelijk te lopen met de achtergevellijn van hoofdgebouw, maarjuist te verspringen', . afstand van de aan- of uitbouw aan de zijgevel tot zijeëgrens minimaal 1 .00 m; . er is geen andere aan- of uitbouw aan de betre|ende gevel aanwezig, Maatvoering hoogte niet hoger dan eerste bouwlaag / 0,25 m boven vloer lste verdieping van hoofdge* bouw', breedte maximaal 75% van de breedte van de oorspronkelijke zijgevel; . diepte maximaal 3.00 m gemeten vanaf oorspronkelijke zijgevel; oppewlakte tot in totaal maximaal 50% van het oorspronkelijk zijerf is bebouwd. Vormgeving vormgegeven in één bouwlaag met een rechthoekige plattegrond'' . plat afgedekt; evelgeleding afgestemd op de gevelgeleding van hoofdgebouw', g indeling en profielen van kozijnen afgestemd op die van de gevelramen en kozijnen van hoofdgebouw', een overmaat aan detailleringen, dus bescheiden overstek, boeiboord en ornamenten. g Materiaal en kleur materiaal- en kleurgebruik gevels en kozijnen afgestemd op gevels en kozijnen hoofdgebouw; aan- of uitbouw bestaat uit minimaal 20% en maximaal 75% gevelopeningen/glasvlak', -- 7-7| ; ;--. u... .. .à..-.|; -|... ,. . .... .. ..rk|-.=-- .|-'.;-'||.||*;èS|- |:%=>='-' -/3Fpîiïzï|||. - >*t-|J'|' 'à î67*| à-î-z|*|'' -''-' |7|) rcE.ï = ï-è|pt| crlinrr.ï -. -. . . 42 Vt/elstarndsnota Z.oeterw|ude 201 5
.21, i % é... ) ht FRDX| l RQ C . d: Jiepte rnu. 1.5nz ''t ' ..à'' , tlh.t!.pl: ' ''N i ' 'K J E'|t|f?slç |.1% f: rrç:t ; ltk Z# ' ' .#. $ %'ï7!dW>lR ' Ck., . 1| ''ï. . '. k ' ; . yala ) e. ' '' ' . tôl lp.r.nt lûto'.! ël:rl ï' . ' ' : ' ' ' ' ' . . i' *4 bx|it,zkwu ë ttir xv |.$7% ja ) . ' ' V' ' ' ' ' bfGf*|WWêl Q ' ./ q* ' ' ! |l nu ! ||. . . . . . , z..à.6b'. ' ' èf - ' . n . . . |a ..,s-..Ls . .. . | | g.r ., . .. . . . . ! . . . . . . . . | . . .; .g. . , &r of . . .. . . . |r . . . . j it ë ... .. . . , . .' j| '' .'. . h|tj' ' ' Vlœrkant (zilkan'l aan ' '' '. . '' ' ' .' . -2.W*@ *f |l|el4haar @r@*I'1) ' ' fk : ' .% Welstandscriteria voor aan- en uitbouwen aan de achterkant Algemeen de aan- of uitbouw is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw,' geen secundaire aan- of uitbouw (bijvoorbeeld aan bestaande aan- of uitbouw). Plaatsing en aantal * afstand van de aan- of uitbouw aan de zijgevel tot voorgevellijn minimaal 3.00 m; aan- of uitbouw aan de achtergevel mag de zijgevellijn niet overschrijden, tenzij er sprake is van een hoekaanbouw (geen hoekaanbouw als zijerf grenst aan weg of openbaar groenl; @ bij een hoekaanbouw dienen de achter- en zijaanbouw op elkaar aan te sluiten; * er is geen andere aan- of uitbouw aan de betresende gevel aanwezig. Maatvoering * hoogte niet hoger dan eerste bouwlaag / 0,25 m boven vloer lsle verdieping van hoofdgebouw' @ breedte maximaal 100% van de breedte oorspronkelijke achter- of zijgevel van hoofdgebouw, tenzij sprake is van een hoekaanbouw', ç.ùlL.àk L.CV+s... èvykpWv .-Q.J..-DJ q |rum|qèc|my|mowjqcw,wutqrku,,avemc - yw.q.w.<..m.....s.ma|yuax, t/î/elsta In d s in o t a .1)7 o ete rwo u tj e 2 0 q 5 4 a
diepte maximaal 3.00 m gemeten vanaf oorspronkelijke gevel; . oppewlakte tot in totaal maximaal 50% of 50 m2 van het oorspronkelijk achter- of zijerf is bebouwd. Vormgeving @ vormgegeven in één bouwlaag met een rechthoekige pla|egrond', Iat afgedekt of desgewenst een van het hoofdgebouw afgeleide kapvorm, -helling en p nokrichting', een doorgetrokken dakvlak van hoofdgebouw over aan- of uitbouw; g gevelgeleding afgestemd op de gevelgeleding van hoofdgebouw.' indeling en profielen van kozijnen afgestemd op die van de gevelramen en kozijnen van hoofdgebouw', . geen overmaat aan detailleringen, dus bescheiden overstek, boeiboord en ornamenten. Materiaal en kleur materiaal- en kleurgebruik gevels en kozijnen afgestemd op gevels en kozijnen hoofdgebouw; . aan- of uitbouw bestaat uit minimaal 20% en maximaal 75% gevelopeningen/glasvlak', ..ç y. .. ..f.. $ î i . E- i . ''''''. .1 j 4 ' ; . . ç f . ïà . ë,. J# .i....:. : , .g ja| j . . . |r n .y.. . ç; ù .. N . '. |1,/* N2I 3 m. X Ctt '' ' CJ ' ' . ; . . .t y, ' 4:.: E . . ' C ' ' .r |x. :5;,.,r.:8 . . t E .- . . ' |*/4 m|z. t m. r t ' ' . ' ' t' . Y' V 14' ,% : . . j; . ç . . ....7. 1 . ( ï 1 . ' i è' ' ' ' ' . . , . tc . '. J . 4 . 4 . .i '' ' ; .' ' > .< ' . ï .. ' ' i ' ' ? ' ypl f * ' ...,.5.. . '''à* %!K' pruhalT l|lçt|v ç'veget| çp w l e:, :.5 m. k L If ; f # 13 G (1 7.7 *1 ç; ç m.d I C 111 # frl (1 11 F ltd|zi z': ' aohterkant (zljka|t nlet h|ejîi iovtll vsv|t ! '... . jayuj ..j aan t| |||l|lmar grewl f Açe açbteTkanl 44 ï/î/esst'arldsrlota Zoetenvaude 201 65
6.3.2 Bijgebouwen en overkappingen Een bijgebouw of overkapping is een grondgebonden gebouw van één bouwlaag. Een bijgebouw staat Ios op het erf van het hoofdgebouw en is meestal bedoeld als schuur, tuinhuis, of garage. De overkapping staat Ios op het erf of tegen het hoofdgebouw aan en is meestal bedoeld als carport of Iuifel boven een deur of raampadij. Het bestemmingsplan treedt in eerste instantie regelend op voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen. Als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, zijn ze voor het straatbeeld zeer bepalend. De voorkeur gaat daarom uit naar een bijgebouw of overkapping aan de achterkant (achtererf of zijerf, als deze niet gekeerd is naar de weg of het openbaar groen). De gemeente streeft in principe naar een bescheiden uiterlijk van de bjgebouwen en overkappingen: materialen en kleuren van gevels en dakvlakken afgestemd op die van het hoofdgebouw, eenvoudige kapvorm en geen onnodig grote dakoverstekken of versieringen. Bijgebouwen moeten qua uitstraling en volume ondergeschikt zijn aan het oorspronkelijke hoofdgebouw en afgestemd worden op het karakter van het hoofdgebouw of de e|inrichting. Een belangrijk kenmerk van een overkapping is de transparantie. Overkappingen mogen niet geheel met wanden worden dichtgezet. < Z' .. r .. - . j . . . , . . ( . . ' . 1.......%. . , , . . r . . ; . -ja. . , .. '.| . ; . . . . . . 1p . . . V .. . V t . . . , . ;m ' *- ' . f , . w r - i W| # 'V.. . . 7 ...'s ' |. j . . |' .- .|',.f |. ' ' .' . ' ' ' t- . |||||r ||. - œ .' A . . .j..>; Niet passend door hoogte v >. .. . .. ) (' ïl ., ' =f' ' ' $ . : << . . . .-. f .1 , . . t . .r . .. . ! ->! . e ' ** f ; $' Niet passend door afwijkend materiaal en kleurgebrukk x=, +' . . ... ) .à..j .| , . .y q j, . ....ut.< |j t . '; , q. . . ktl |jj. . . .. J . , .. ... ...... -L||. . . . .. . . ;|' ' ' |K . 'z . ! : - k .'.< . , .. .. . v.m ..- . xg . . t:;t : y .<. . . . : j ' . > k . ' r: , *5 X œ .> . . . ,; .rê. '. i . Niet passend door toepassing kap < A' . +. l,.|- - , . : | -- -1 . .. x---i .!...k..ç e . . ' '. * . . 7: x *1. . l .J$ 'N x NPasse nd bij ge bouw î/ï/elsta ndsnota ZoeteoA/oude 20 1 5 45
Weîstandscriteria voor bijgebouwen en overllappingen aan de voorkant of naar de openbare ruimte gekeerde zijkant Algemeen een secundaire overkapping (bijvoorbeeld aan een reeds bestaande aan-, uitbouw of bijg gebouw). Plaatsing en aantal * geen bijgebouw of overkapping op het voorerf; @ afstand tot voorgevellijn minimaal 3.00 m; afstand tot erfgrens minimaal 0.50 m (achter eëafscheiding) tenzij bijgebouw wat betreft materiaalgebruik is ge'l'ntegreerd in eëafscheiding (bijvoorbeeld beide metselwerkl', afstand tot gevels hoofdgebouw minimaal 2.00 m voor bijgebouwen', . niet rneer dan twee bijgebouwen en/of overkappingen op het gehele erf. Maatvoering * hoogte niet hoger dan maximaal 3 m gemeten vanaf het aansluitend terrein, of niet hoger dan eerste bouwlaag / vloer lsle verdieping van hoofdgebouw', achter- of zijerf voor niet meer dan 50% bebouwd; . bruto vloeroppewlakte van het te bouwen bijgebouw of overkapping niet meer dan 15 m2. Vormgeving @ vormgegeven in één bouwlaag met een rechthoekige plattegrond', overkapping met maximaal twee zijden tegen gevels hoofdgebouw en minimaal aan twee zijden open; . plat afgedekt; . gevelgeleding afgestemd op de gevelgeleding van hoofdgebouw', . indeling en profielen van kozijnen afgestemd op die van de gevelramen en kozijnen van hoofdgebouw', . geen overmaat aan detailleringen, dus bescheiden overstek, boeiboord en ornamenten. Materiaal en kleur @ materiaal en kleur gevels, kozijnen en dakbedekking afgestemd op het hoofdgebouw of afgestemd op tuinkarakter (metselwerk of houtl; . geen toepassing van golfplaat, betonplaten of damwandprofielen', . bij integratie met eëafscheiding materiaal en kleurgebruik gelijk aan e/afscheiding,' . bijgebouw bestaat uit minimaal 20% en maximaai 75% gevelopeningen/glasvlak. cïï,Tv|K..-ào, -*+/=''77è L E.VUGS7fPZ|U|tY|î||W|' 'ît4*|s| C' ** e'|'='e*W= 46 Vvelstandsnita ZoetelM/oude 201 5
' ||' |,.|'| ' .. . .. . .' ||.. aGhtpl k|klt ''-zù' .-, z. . . .# .,.. . +n$ ' is , , ! .. < .1k|1 ! |.:. ,> :' :. . J' $ -..- . . . g - t- riëx '$ w'. . top-'i. -'' ' -- ;k 11 1| . . , ù) . . . :|r .|.. hùEçèe |Q g|lil||etre in ' '. tHàfqç Ncidlz ' ' '''* ,. - *p! œ|x.tù |:J . ' ' Eïôej.tt rro :. :4.œ rn ' ''c .: . . .. fif . j .-- . . .. . ' @ . I ' . . . . 4. 1 ' I rrfq'. 1 rn.. ; ' ' .' ' ' . : in 1 ttl ' . i ' ' . ëk ' + . k ,' . ' ' v'p|â'f vdlq/ao'.r é.. . .' . .'' ' '. .kœbà'ï ' . ! (..h ' ' ' .' 7'. . .# ùt. =. :. )r.. . . yk .. .j: .. r è. A;J . vajjrkayj| . . , . . . . . . . . :'t . .. . ' vxrkant (mljkaot aap . ',. '.. ' t ' +i%. 6 . . . 4* . || of bpenbaar Br4*l) JE' iït'.G , ss , : Welstandscriteria voor bijgebouwen en overkappingen aan de achterkant Algemeen geen secundaire overkapping (bijvoorbeeld aan een reeds bestaande aan-, uitbouw of bijgebouw). Plaatsing en aantal afstand tot voorgevellijn minimaal 3.00 m; en afstand tot effgrens minimaal 0.50 m (achter edafscheiding) tenzj bijgebouw wat betreh materiaalgebruik is ge'l'ntegreerd in eKafscheiding (bijvoorbeeld beide metselwerkl,' @ afstand tot gevels hoofdgebouw minimaal 2.00 m voor bijgebouwen,' . niet meer dan |ee bijgebouwen en/of overkappingen op het gehele erf. Maatvoering . hoogte niet hoger dan maximaal 3 m gemeten vanaf het aansluitend terrein; . bij toepassing van kap goothoogte maximaal 3 m en nokhoogte maximaal 4.50 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein; * achter- of zijerï voor niet meer dan 50% bebouwd; e oppewlakte maximaa! 30 m2. Và/ e ; s te n (1 s al ota Z oe te r-wo u d e 2 0 1 5 J7
Vormgeving vormgegeven in één bouwlaag met een rechthoekige plattegrond', overkapping met maximaal twee zijden tegen gevels hoofdgebouw en minimaal aan twee zijden; . plat afgedekt of desgewenst een van het hoofdgebouw afgeleide kapvorm, -helling en nokrichting', evelgeleding afgestemd op de gevelgeleding van hoofdgebouw', g indeling en profielen van kozijnen afgestemd op die van de gevelramen en kozijnen van @ hoofdgebouw', . geen overmaat aan detailleringen, dus bescheiden overstek, boeiboord en ornamenten. Materiaal en kleur . materiaal en kleur gevels, kozijnen en dakbedekking afgestemd op het hoofdgebouw of afgestemd op tuinkarakter (metselwerk of houtl; een toepassing van golfplaat, betonplaten of damwandprofielen', g . bij integratie met eëafscbeiding materiaal en kleurgebruik gelijk aan e/afscheiding', bijgebouw bestaat uit minimaal 20% en maximaal 75% gevelopeningen/glasvlak. ' '= RKMRSK-HH' *'*-G-|**i|*|ùïï': ' '''''''' * -.7èr|NWWZ'NW 57% ' 'ènè- == ' ' ' ' ' ' .' 48 Weislandsnota ZoeterlAroude 2 01 5
. .. . è . . || 'ï |d' .. . . . . . :à vooykayjt kç . -. ': .. ;% : -. ..lt. . ' . . ' -. ); : ù à .. ; ; ' . j'..'7E 'N . tlppc Ilûttc al ; . . 2 .. . ,, : . &lk:: lê l;lt > : ' '. . ! .èp|tvikit . ,a r ) . . . IIT;RX . & rïl. ; .. . gicefhvqw . 1: 7 |x : m. ' .1 | . . aehtlrkaaf 'i nskhonjfc ap|tarkpst (zijwpst rjko.j I rmw.up m. aan of o-nbaar groea) 6.3.3 Kozijn- en gevelwijzigingen Van een kozijn- of gevelwijziging is sprake bij het veranderen of verplaatsen van een kozijn, kozijninvulling, Iuik of gevelpaneel. Omdat de opbouw en indeling van de gevel een belangrijk onderdeel is van de architectonische vormgeving van het gebouw en/of de straa|and, moeten ook de kozijn- of gevelwijzigingen zorgvuldig worden ingepast. In principe mag de samenhang en de ritmiek in straa|anden niet worden verstoord door incidentele kozijn- of gevelwijzigingen. Met name een kozijn- of gevelwijziging in de voorgevel of zijgevel, als deze gekeerd is naar de weg of het openbaar groen, vraagt om een zorgvuldige vormgeving. Een kozijn- of gevelwijziging moet passen bij het karakter van het hoofdgebouw en de karakteristiek van de omgeving. Een naoorIogse woning vraagt bijvoorbeeld om een andere vormgeving dan een historisch pand uit de lgde eeuw. Het uitgangspunt van de sneltoetscriteria is dat de oorspronkelijke of originele vormgeving in elk geval niet strijdig is met redelijke eisen van welstand. Belangrijke te handhaven kenmerken daarbij zijn de maatvoering van de negge en profilering van het kozijn en het raamhout. Het materiaalgebruik en (mate van) detaillering zijn voornamelijk afhankelijk van het gebiedsgerichte beoordelingskader. Wjzigingen in de gevel, die contrasteren met het hoofdgebouw of de directe omge|77|||8||'|.. .,.r7T .77 EEL|rT -- =.|| 7| (ï||| L--E è.||)|. 5|;|::7;E(|||||||| JJ.. . (riiz;z;| ..|.......L....L... .-a.|. .--.yy.. .yry4;;||.y;.y| vt.... à.:... ... ,. .|. . ryrs:jry|-||,|| We psta ncls nota zoete n'vo ude 20 q f) 4:
ving, zullen altijd aan de dorpsbouwmeester worden voorgelegd. 2- .4. . .. - ; !' ' j .. .. . . |.|- . -, : ë | ||| .. | .. . | , '.' |) i'!1 .'! . r . e. r c |'àt !. Niet passend door afwijkende indeling j.'1 1'.. . -'-' .|. . . j . . .. t.. k t . 1.*:. ' Niet passend door afwijkend materiaal- en kleurgebruik F' Q. #' ' 0 ' . rx.. j r' , . . .. -' t, . . g .. . J. .' ! i ''œ* k. - . Passende gevelwil'ziging Welstandscriteria voor kozijn- of gevelwijzigingen Maatvoering . oorspronkelijke maatvoering kozijn en ramen behouden; diepte van negge gelijk aan bestaande sîtuatie; . de oorspronkelijke profielafmetingen van het kozijn en/of het raamhout behouden. Vormgeving @ evelwijziging blijft in overeenstemming met de architectuur/tijdsbeeld van de oorspronkeg lijke gevel; . een individuele wijziging leidt niet tot een wijziging van de oorspronkelijke geleding en indeling van de gehele gevel, dus verticale of horizontale indeling van gevel handhaven; de gevel van begane grond en verdiepingten) blijft samenhangend', . de hoofdindeling komt overeen met de oorspronkelijke indeling; toegevoegde of vewangende beweegbare delen zijn mogelijk; . gevelopeningen niet geblindeerd', bestaande Iateien, onderdorpels, raamlijsten, speklagen en/of rollagen blijven in originele taat of in ieder geval in overeenstemming met andere in de gevel voorkomende lateien, s onderdorpels en/of raamlijsten. Materiaal en kleur materiaal- en kleurgebruik overeenkomstig de reeds aanwezige materialen en kleuren @ van het hoofdgebouw', .=s.u=;u. 7pzs7 .m-z-x=., -..- ..-1-.|.. ZVXE.fIZ- .'7:%.:' =iztH-@-?c î'âvù 'i-x bgt'.t/| ïô .. ''x=='|||. 'ï''' . G'JPXGV r V r / e I s t a 7 1 d E; n (:) t a Z o e t e rw o u :| e 2 0 1 G 50
* bij vervanging stalen kozijn en raamhout kiezen voor aluminium; alleen aluminium kan de dimensionering en profjlering van staal benaderen; œ in principe geen toepassing van kunststof bij vewanging van houten kozijnen, tenzij bestaande profilering en oppewlaktestructuur behouden blijven; * geen opvallend en/of contrasterend kleurgebruik. vooep*ldkozijnen voor 590| j 1 êi j j bestaand (pf vervejijkbpar) açcepfabele vervanging |reenvoudjgjlg van invullin: met behoud hoo|indellng Vt/elsta n dsnota Zoetenvo ude 70 q 5 51
voo|eeldkozijn van circa 4 955 . 4 930 bestaand (of vergelllkbaar) aççeptagel| ver|alpint vereenvlvdisin, van p|filering dxr het weslaten van de devoratievœ ultsparlng in tœssenstljl 52 ï/ï/elsta ndsnt-lta Z oete rA/ï/clude 20 1 5
voaœeeldkozijn vanaf circa ï 920 % % bestaaod |Of sweœolijkbaar) açceptabele vervangin| ver|nvouding Invulling door met weglalm. van iot glavinlood behlkld van relalieç smalle proflelen voo|eeldkozijn wederophouw lles|Rand (of weelijkbaar) |||'''. |.... '||! |, . . .4 é s NU' |. èw ' %| ... 'W ' ùà .: N . ., ' *|t | : . Nxl .? x| xh '. =' à 'w. ''.' . .' .|' . |. .. r || . . i . .a . , . . . ' v . A . xt| . . W|.x . ve. ..|s-... .. ! -.. -. ||àk. .. . . y . wç .. Krv . -ijœ.:c . X.Q . y: .. .yy.a., . .. . <% .. ,. . i .. . . l %| ' ' |' |eçeptabele wrvpn|log |e-n|udëlpâ val proflle|w: dxr ers-e|n|spaneel op te nmmoa in kozijn zonder eïgen yaamhout VV el sta n cr s r) o ja .Z oete nvo u d e 2 0 1 5 53
Welstandscriteria voor kozijn- of gevetwijzigingen aan de achterkant r|aatvoering . oorspronkelijke maatvoering kozijn en ramen behouden. Vormgeving * gevelopeningen niet geblindeerd. Materiaal en kleur @ geen opvallend en/of contrasterend kleurgebruik, 6.3.4 Dakkapellen Een dakkapel is een bescheiden uitbouw in de kap, bedoeld om de Iichttoetreding te verbeteren het bruikbaar woonoppewlak te vergroten. Dakkapellen zijn, als ze zichtbaar zijn vanuit de en enbare ruimte, voor het straatbeeld zeer bepalend. De voorkeur gaat daarom naar een dakkaop el aan de achterkant (op het achter- of zijdakvlak, als het zijerf of de zijgevel niet gekeerd zijn p naar de weg of het openbaar groen). In een dergelijk geval kan een dakkapel binnen bepaalde grenzen vergunningvrij zijn. Dakkapellen moeten een ondergeschîkte toevoeging zijn aan een dakvlak. Het plaatsen van een dakkapel mag dus niet ten koste gaan van de karakteristiek van de kapvorm. Daarom mag een dakkapel nooit domineren in het silhouet van het dak en moet de noklijn van het dak, afhankelijk van het straatprofiel, vanaf de weg zichtbaar blijven. Bovendien moet de ruimte tussen dakkapel en goot voldoende zijn. Bij meerdere dakkapellen op één doorgaand dakvlak streeft de gemeente ar een herhaling van uniforme exemplaren en een regeimatige rangschikking op een horizonna tale Iijn. Herhasing binnen een blok (van dezelfde architectuur/bouwstijl) kan rust en samenhang brengen, In plaats van een dakkapel kunnen ook dakramen worden aangebracht. Deze zijn minder domiant in het straatbeeld. Clok voor dakramen geldt het streven naar herhaling van uniforme exemn Iaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn. p .œ.'5 |-.:|,% . .: w ' ''/r h '' C ' $ ' ' # '' ,. .' . . ..' ' ..|. . |.'' |'. || ||'''||'.| '. . ||| . |||'. ' |||: ..'. .-...:' û . ..;'.'-'J;1:;$'.k|'|| '. .. . :.. j ; | #: . . . ' .) ' .' ; ; ' $ '. , , J Jd j. z 'û .: ; |je; : . û ' ; ,fù....## # J $ 1 z r' .% jj # . i . .* / .;,'.'''.'| . . '' . .. -? - . . (r . : . . . ï. ï..j< N iot passcn d door toepas s inr van ka p . . . . <. . . . |t.=|.9.| # . s #|ttFlsé||| |/||.|.- -. . .Là . .r ' ITZM '> ; ' X'œû '' '. ' ' * ' > ' * '' ' ' ' ' ' ' ' ' ' ' ' . *4 . 54. ïà/el st a nd snota Zoete i'woude 20 1 65
Niet passend door afwijkend mater|aal- en kleu rgebruik Passende dakkapel Welstandscriteria voor dakkapellen aan de voorkant of naar het openbaar gebied gekeerde zijkant Algemeen * de dakkapel is gelijkvormig aan eerder geplaatste dakkapellen op het betre|ende dakvlak van het bouwblok; e de dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het dakvlak; @ geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. Plaatsing en aantal * bij meerdere dakkapellen in hetzelfde bouwblok regelmatige rangschikking op horizontale lijn, dus niet boven elkaar gerangschikt', * bij individueel hoofdgebouw gecentreerd in het dakvlak of afgestemd op geleding voorgevel' minimaal 1.00 m dakvlak boven en ter weerszijden van de dakkapel, afstand tot zijkant gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de onderzijde/dakvoet van de dakkapell; @ niet meer dan één dakkapel per woning op het betrefende dakvlak. Maatvoering * hoogte maximaa! 50% van de in het vedicale vlak geprojecteerde hoogte van het dakvlak, met een maximum van 1.50 m gemeten vanaf voet dakkapel tot bovenzijde boeiboord of daktrim' . breedte in totaal maximaal 50% van de breedte van het dakvlak, met een maximum van 3.00 m gemeten tussen midden woningscheidende bouwmuren of eindgevels gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de onderzijde/dakvoet van de dakkapel, bij hoekkepers de kleinste afstand aan de bovenzijde van de dakkapel). Vb/e|sta ncl s nota Zoete rwo t/cl e 20 1 rj 55
Vormgeving plat afgedekt; . gevelgeleding afgestemd op de gevelgeleding van hoofdgebouw', indeling en profielen van kozijnen afgestemd op die van de gevelramen en kozijnen van hoofdgebouw,' . geen overmaat aan detailleringen, dus bescheiden overstek, boeiboord en ornamenten. Materiaai en kleur . materiaal- en kleurgebruik gevels en kozijnen gelijk aan gevels en kozijnen hoofdgebouw', beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. c 'û= -' ëïilk 1.1| Iïl. I ; '-)> - . . . . . . - , ja j zjy.;a jtt açhfrrkapt le|edt: rrâx.sû! ' ' '' ' ' ' ! v.. twt |K :.:1 ro ! .' #t à' Iœt#l: mà: .#Q' '' slârl llppê:e ' '. ': Nk#lpk td mmx ! $ |r' rp ' '' . ' ' . . . . '.J . ' mi 1 . t Q e m . '7 ' ' ''' i mle 4.31 *1 f t pi ''') ' .. . . 4 . . t . . ... . A. '' ' : -. . . . . 1. 4 . . ! . : , . ;: r . . . ||||||kkj k .-.. .. , . . : . ,....éy . ). . in . . ' E ' : ' ' f . '<. .F e . è ' . Z) . à. . .- j y; i pj| êïqlj. | y-|. r . ||jjj |r . ;.1 '?.4|,. .|||/|, 2 : -..,. . . . . ' |184||111 || || .,... . ;.!|. ,|> - .. 'bxk||ré| ' !. ê . @$'#' voorkâoi lzljeljt tm| ' . weg of openbwar groenl . welstandscriteria voor dakkapellen aan de achterkant of niet naar het openbaar gebied gekeerde zijkant Algemeen de dakkapel is gelijkvormig aan eerder geplaatste dakkapellen op het betre|ende dakvlak van het bouwblok; de dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. G.'JNE| : .. V-WVUUU|.|O-''? ''|YX-? <:6W it H . . '. .. 7.-7.7 5 6 V! e I S t a In d s rn o t a Z o e te ï'é..tùlçb u d e 2 0 1 ll
Plaatsing en aantal e bij meerdere dakkapellen in hetzelfde bouwblok regelmatige rangschikking op horizontale Iijn, dus niet boven elkaar gerangschikt' w bij individueel hoofdgebouw gecentreerd in het dakvlak of afgestemd op geleding voorgevel' minimaal 0,50 m dakvlak boven, onder en ter weerszjden van de dakkapel, afstand tot zijkant gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de onderzijde/dakvoet van de dakkapell; bij meerdere dakkapellen/dakramen een tussenruimte van minimaal 1 .00 m' . niet meer dan twee dakkapellen per woning op het betre|ende dakvlak, deze dienen gelijkvormig aan elkaar te zijn. Maatvoering @ hoogte maximaal 50% van de in het verticale vlak geprojecteerde hoogte van het dakvlak, met een maximum van 1.75 m gemeten vanaf voet dakkapel tot bovenzijde boeiboord of daktrim' . breedte in totaal maximaal 75% van de breedte van het dakvlak met een maximum van 4.00 m gemeten tussen midden woningscheidende bouwmuren of eindgevels gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de ondecijde/dakvoet van de dakkapel). Vormgeving in principe plat afgedekt of, bij een dakhelling groter dan 450 een aangekapte dakkapel met een minimale dakhelling van 25. gevelgeleding afgestemd op de gevelgeledîng van hoofdgebouw,' . indeling en profielen van kozijnen afgestemd op die van de gevelramen en kozijnen van hoofdgebouw', geen overmaat aan detailleringen, dus bescheiden overstek, boeiboord en ornamenten. Materiaal en kleur @ materiaal- en kleurgebruik gevels en kozjnen gelijk aan gevels en kozijnen hoofdgebouw', e materiaal- en kleurgebruik van kap bij aangekapte dakkapel gelijk aan kap hoofdgebouw,' . voorvlak grotendeels gevuld met glas, beperkte toepassing van dichte panelen. |/elstan6snota Zoetewgozde 20 ,1 5 b )'
T'' beedç.|nz.ls': '! .-. ; '-;âit- ' in àà '- o . . t q. î | ï . 4 p l > . ( . . . ' ' . . |'|| . ' .. ( k vxrpxof t|t rl.?4;)lll .l | . l r . ...: .. |.'.''.. . . . . . < . ... . . . . . . . . . . .. . . . ( . ojxjak uj prs: j ?ië a. t ' 'ît ' ' ' | ' ' .. .. '--- -- 7- .-' ( . . '. ' . E . . '; . . . ' . ' . œ' . i '. . . ' . .(t...7... ' n1l5.9.$'l rîù. 7 .) . ià .. :11 |x. 1.91 M. ... athterkawt (Akapt niet ae|torkakt aan eg of openb|ar ge@@>) Aanvullende criteria voor dakkapellen per kapvorm voor een aantal afwijkende kapvormen zijn, naast bovenstaande sneltoetscriteria, voor de voorn aohterkant, een aantal aanvullende welstandscriteria van toepassing. e zadeldak met hellingshoek *300 soms geeft een zadeldak door de flauwe helling weinig tot geen gelegenheid om een dakkapel toe te passen. Door de flauwe helling wordt de bovenzijde van de dakkapel namelijk (nagenoeg) Iijk met de nok. Hierdoor worden het dakviak en het silhouet te sterk aangetast. Daarom is het ge Iaatsen van een dakkapel op een zadeldak met een helling kleiner dan 30* ongewenst. Een p liere dakkapel is hier dus niet goed mogelijk. Sneltoetscriteria voor dakkapellen zijn hier niet regu van toepassing. zadeldak met hellingshoek > 300 De algemene sneltoetscriteria voor dakkapellen zijn hier van toepassing. Hiervoor gelden dus een aanvullende sneltoetscriteria. g '- ' = ==-,.-''.ï'3èF*TK=*. m'v-6v=vm|=|-. .% .. ' ,' ' ''-' '' è' ' '' . ' - 'ïu'' '.ï' 7 â ' E | E uvx|vx . ' ''fx' =. .. ' 5 8 V ï / e l S t a r h d S rl o t a 2- . Lè e t e rA& / (3 u d e 2 0 1 b'
Zadeldak met wolfseind De beperkte maat van het wolfseind is ongeschikt voor toevoegingen. De zijdakvlakken zijn hiervoor meer geschikt en dienen behandeld te worden als het zadeldak. Hierbij dienen de wolfseinden gerespecteerd te worden. geel dakkapel op eolfàelndy maar op zlj|akvlak blj flauw'e kap|elllng yzœj geen dakkape! dooedat bokelzljde elakkapel selljk Ioopt mpt n|k.l waardoor slj|oue., vém ||v ge|auw wordt aanpetast Zadeldak met vliering De basismaat van de vliering is te gering om een dakkapel of -opbouw te realiseren. Plaatsing hoog in het dakvlak geeft een onevenwichtig beeld. Bij deze dakvorm dus geen dakkapellen op dakvlak. Schild-, tent- of piramide dak Het karakter van deze kapvormen, met naar de nok toelopende hoekkepers, vereist een zeer beperkte afmeting van de dakkapel. Bij plaatsing van de dakkapel dient respect te zijn voor de hoekkepers en dient minimaal één meter dakvlak vrij te blijven, gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel. btu)n dakkapel 'tr heo|e van vlledng maar onl4!r In ht)e dakvl| sltlœre.à bq slhllddak r|nem uaklœppj |nimrlal % |ter dakvlajç uzm weerlztlde beh*udep à/ï/elsta ndsnota Zoelerï4/oude 2 t) q f$ 59
Mansardedak Een daktoevoeging aan de achterkant is toegestaan in het onderste deel van het dakvlak. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen een schuin afgedekte dakkapel en een dakkapel met lat dak. In beide gevallen dient de bovenaansluiting met het dakvlak op de knik van het dakvlak p plaats te vinden. Lessenaardak voor dakkapellen op Iessenaardaken gelden dezelfde uitgangspunten als voor zadeldaken. Afhankelijk van de hoek van het dak en de nok- en goothoogte, gelden verschillende regels. Wanneer de hoek kleiner is dan 300, is een dakkapel niet wenselijk. Bij een hoek kleiner dan 450 is een dakkapel aanvaardbaar wanneer de hoogte onder de nok meer dan 2.70 m meet, Asymmetrisch dak Een dakkapel hoog in het dakvlak geeft bij een asymmetrisch dakvlak een onevenwichtig beeld en is niet gewenst. Het advies hier is omzetten naar het andere dakvlak. In inet aùgemeen worden dakkapellen onder in het dakvlak toegepast. Door de grootte van het dakvlak ontstaat hiermee een goed en evenwichtig beeld. blj as.y|etdlc|e kap dak|pel niel bpvmn in het |allvlak |ar oner In he |aKVI|K @1 op bet |dere korle dakvlak blj mm3|lp|eep de da|alel in %*' ondeFs'e eeel vzm bpt çœkWak |ltAdt'ep 2 ..-ï.x . . .. V..=4 z.ç'%- . .=' . . . ... . . ùhi ' . 9 t'>l'''t r' 7:=- '-|r. ' ' ' 60 ïrï/e I st a n Cj s n ola 2 o ete rwo u cl e .2 0 1 5
6.3.5 Edafscheidingen Een e|afscheiding is een bouwwerk, bedoeld om het erf af te bakenen van een buurerf of van de openbare weg. Een e|afscheiding tussen buren moet in de eerste plaats door beide kanten worden gewaardeerd. lndien aan deze voo|aarde wordt voldaan, zal de gemeente zich terughoudend opstellen. E|afscheidingen aan de openbare weg zijn van grote invloed op de ruimtelijke kwaliteit. De gemeente streeft ernaar een rommelige indruk, door een te grote verscheidenheid aan e/afscheidingen, te voorkomen. Vooral in nieuwbou|ijken is dit een belangrijk punt, omdat het groen hier de eerste jaren nog niet volgroeid is. Efafscheidingen moeten passen bij het karakter van de omgeving. Het buitengebied vraagt bijvoorbeeld om andere efafscheidingen dan de woongebieden. E/afscheidingen moeten op een zorgvuldige en professionele manier worden geplaatst en moeten worden gemaakt van duurzame materialen. Een Iange, gesloten, slecht onderhouden schutling wekt bij velen het gevoel op van verloedering en sociale onveiligheid. Begroeide hekwerken en beplantingen hebben een open en vrl'endel'lj'ke ul'tstral'lng. r x. , %,.. J èç ' ' ' : |è > . N w<w w . . >< . .|c . m|= ....- |rclr.. a| . . .. . . . j Niet passend door afwijkende hoogte . . NT : Mt *. . . - * ii. - | .. . *.... e . , . j jjj. .. r. . . . lj. . ; -; b. ' . . . ... . jyj.. Miet passend door gebruik van damwandprcfiel Passende edafscheiding Niet passcnd door divers materiaalgebruik ïNelsta ndsnota Zoete rwoud e 20 1 5 61
Welstandscriteria voor edafscheidingen r|aatvoering . hoogte maximaal 2.00 m als e|afscheiding wordt geplaatst tenminste 1 meter achter de voorgevellijn. Bij plaatsing verder naar voren; hoogte maximaal 1 .00 m. Vormgeving vormgeving afgestemd op edafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan de hier genoemde sneltoetscriteria voor erf- en perceelafscheidingen', . geleding houten e|afscheiding afgestemd op eëafscheiding van belendend perceel of al bestaande e/afscheiding in de omgeving; rechte vormgeving, geen toogvormen', haagplanten zoals Iiguster, buxus of haagbeuken, volledig te begroeien gazen hekwerken, of ander natuurlijk materiaal. Materiaal en kleur kleur en materiaal aansluitend op eëafscheiding van naburig perceel, tenzij deze niet voldoet aan de hier genoemde sneltoetscriteria voor erï- en perceelafscheidingen', laatsing achter de voorgevellijn op de zij- of achtere/grens, als deze niet gekeerd is naar p de weg of openbaar groen; . lnoutwerk om en om aangebracht', metselwerk conform het hoofdgebouw, waarboven mogelijk metalen stijlen in donkere kleur of schotten van houten planken tussen gemetselde penanten', . geen toepassing van beton, kunststof, staal, golfplaat, rietmaqen, vlechtschermen of damwandprofielen', . geen felle contrasterende kleuren. 62 bhie ! s ta i l te s 13 ota Zoete ï-qî'o u d e 2 O 1 5
.. j Hoogte tot max 4 .00 mator ' .' '||. .'..'...' .|*..* . ||||||||*. .' . . ...' .... . . .?z . , J , 'i . . + ./, ' . . ..0.. ! . , | . . . . |k'' . . . .. . . !..-r | . .p; k.. f % |. # ' . . . è.k . : .& . . . .... ' . ; . . . . F'.A . |X' i W ' . z ! ' rx :. . = . mt . 1 j. . 4..v.t... ; ç 4 p...''1 . ..-. 1| 'g' . . . '. $. ' ' : XFX . ' . -% œ ' . ' ' . , Fa . . x? y ; . . ) . . . ..- . . . <. t. à oà ; ' ' ' ' 4 Xi ' ' * . . . rt . : ' . N.' . . . .X . . . : à-.'. ' 4|9.. . . ' ' d .' |4 < | . , .|' .. ' . F : |.j ?r ' . . . | l àî rs.'y-. ' ' . f'- . ( . œ' 377 > .. |.7 : ' ' à*# om màt Or|f f 'N 2 ' '' | ' . t |L çptn % vnst|itt| P' 1. 'Yô' ; ôy||tukel u: grêtd: açhterkant .'.. . ' '' ''.-.- . . . . j| . . .. , y. . . voorkap: (àjkant apn j '' wgg tyf opeobaar groenj ' .|2g. . . .. ï W 6.3.6 Dakramen Een dakraam is een raam aangebracht in het dakvlak, waarbij de hoofdvorm van het dakvlak behouden blijft en dakbedekking rondom aanwezig is. Dakramen zijn niet erg dominant in het straatbeeld, maar kunnen door verschil in grootte en plaatsing binnen één dakvlak, toch storend zijn. Dakramen moeten een ondergeschikte toevoeging zijn aan een dakvlak. Het plaatsen van een dakraam mag dus niet ten koste gaan van de eenheid van het dakvlak. Bij meerdere dakramen op één doorgaand dakvlak, streeft de gemeente naar een herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op één horizontale Iijn. Daarbij moet de ruimte tussen het dakraam en goot of nok voldoende zijn. Ook de onderlinge afstand tussen verschillende dakramen moet voldoende zijn om het dakvlak als eenheid te respecteren. Welstandscriteria koor dakramen Plaatsing en aantal . bij meerdere dakramen in hetzelfde bouwblok regelmatige rangschikking op horizontale lijn, dus in beginsel niet boven elkaar gerangschikt', * bij individuele woning/pand gecentreerd in het dakvlak of afgestemd op geleding voorgevel' minimaal 0.50 m dakvlak boven, onder en ter weerszijden van het dakraam, afstand tot Welsta n (j s n ota Zoeterwo ucle 20 1 5 63
zijkant gemeten aan de bovenzijde van het dakraam (bij kilkepers gemeten aan de onderzijde/voet van het dakraaml; @ bij meerdere dakramen een tussenruimte van minimaal 0.50 m; maximaal twee dakramen op voordakvlak en vier dakramen op achter- en zijdakvlak, tot in totaal maximaal sol van het oppewlak van het betre|ende dakvlak is bebouwd. Maatvoering @ ewlakte maximaal 2.00 m2 per dakraam; Opp bij meerdere dakramen identieke maaïoering aanhouden. Vormgeving eenvoudige vormgeving, geen overmaat aan detaiileringen, dus bescheiden kozijnenprofielen. Materiaal en kleur eenvoudig en bescheiden kleurgebruik, geen opvallend en/of contrasterend kleurgebruik. arhter|an' aan w|9 f @ |nbaar gr@en . ' . @p . . . '+. . ' '. 'N .I4'?. ù 1 . ' '' . . . . é . .. , .||,. . . . . k || . . || û . . > .. '. ' - ... ''' . . . . . $| i . .. ' r' . . . , zty é @. a g . .:y;h c.. . : . ' . . z ' . |à% .'W . . $ t (' r . # ' ! . 416 'éïr .# . . ç : . . 'Q ' . . jg . . . %%ï ' .j- . . ' . ..i ù . . . .% / :# ' . . l ' ' . ., . à J z . . . .. . ba'. . ' ' .;; , fw = . V@@rMQFI1 . ! . . !t. . . . , . . ,. . .. ç. , .ru , .ya .é . . . .. . . .. in ;'é . . .. . . 2. ;. . . .r . . .. (. à' : cy e ...4.*.. , ... '.stfi.s. .v*. ja p .. wotkarœ (zijkant aan . ç-..kg. i|'rd'. ) ..i7 ?' w? ..; ze * Of @P|nlm|T gr@ftnl ' '-'% ' 0 W9'. 64. Welsta nd sllota Zoeteï-ù/o utje 20 1 5
6.3.7 Rolhekken, luiken en rolluiken Rolhekken, luiken en rolluiken zijn voorzieningen om ruiten van gebouwen tegen inbraak en vandalisme te beschermen, Deze voorzieningen kunnen de omgeving een rommelig aanzien geven. Daarom stimuleed de gemeente in de eerste plaats het toepassen van alternatieve oplossingen, zoals geweldbestendig glas of elektronische beveiligingssystemen. Voor woningen is het toepassen van rolhekken, luiken en rolluiken vergunningvrij gesteld. Voor gebouwen anders dan woningen en woongebouwen echter niet. Juist in winkelgebieden zijn de problemen met deze anti-inbraak en -vandalisme voorzieningen het grootst. De gemeente streeft er daarom naar dat rolhekken, Iuiken en rolluiken de uitstraling van een pand niet negatief beïnvloeden. Welstandscriteria voor rolhekken of (rollluiken Plaatsing @ minimaal 2.00 meter teruggelegen van de uitwendige scheidingsconstructie (pui); aan de binnenzjde van de uitwendige scheidingsconstructie (pui), mits: @ voor minimaal 70% bestaand uit glasheldere doorkijkopeningen,' @ ingetogen kleurgebruik of kleuren harmoniërend met interieur/gevel', aan de buitengevel, mits: plaatsing aan de binnenzjde niet mogelijk is; @ voor mjnimaal 90% bestaand uit glasheldere doorkijkopeningen', rolkasten, geleidingen en rolhekken in de gevel worden ingepast; ingetogen kleurgebruik of kleuren harmoniërend met gevel. I .l$ I;4.' 1)'1'$ I i 1 l : '. ll:$,::.,, Ii1.:x : ( : ) 1 ; r h. . ,I:,1,:lNll'.I' x l , : l ' . 1 l NN 1 j I 'h : ' , || |- |: |1 '' ||*-- |! ''''''-''''| |! |! || |, 11.,-1,-. ' |: |, |: |,* || -. --.' lll:, . l : l ' 1 t >. l I : xê x l : ; l , f ! . ' . ' | ! i h. 4 t , r ! , 'wx ! ' . ! ' . , 1 j ' ; , : .. ; t : I Ih ; ', ' , | ', .' . . ,. . |..| :' !. .' |: ,' | :' .h;;l!.;l! . N 1 '. t ; 1 : ) t . . . , ,! , , : ' . i ( ., , j ; ..jj 1 N geplaatst voor de pui en voor 99% geplaatst achfer de pui en voor 'Foogo glasheldere doorkijkopeninsen j jjejdere doorkijkopeninppn q as . |= -| -Welsta nés nota Zoete lwoude 20 q 5 65
% minimaal 2 meter açhter pui geplaats: 66 Vvelstarldsùnota Zoeterwoude 20 1 5
7. Beoordef ingskader bij excessen 7.1 Toelichting De gemeente heeft de mogelijkheid om achteraf in te grijpen indien vergunningvrije of welstandsvrije bouwwerken in ernstine mate in strijd zijn met ''redelijke eisen van welstand''. In geval van een exces verwijzen burgemeester en wethouders naar de algemene beoordelingskaders. 7.2 Beoordelingskader Bij het toepassen van de excessenregeling moet er sprake zijn van een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen duidelijk is en die in ernstige mate afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Vaak heeft dit betrekking op: @ toepassing van felle of contrasterende kleuren; te opdringerige reclames; * een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is. 8. Beoordelingskaders voor (herlontwikkelingsgebieden. Het opstellen van welstandscriteria voor (herlon|ikkelingsgebieden is een vast onderdeel van de stedenbouwkundige planvoorbereiding. De welstandscriteria worden in een beeldkwaliteitnlan opgesteld door de stedenbouwkundige of de supewisor, in overleg met de dorpsbouwmeester. De gemeenteraad stelt het beeldkwaliteitplan vewolgens vast ter aanvulling op de welstandsnota. Voor dergelijke aanvullingen op de welstandsnota geldt dat de inspraak wordt gekoppeld aan de reguliere inspraakregeling bij de stedenbouwkundige planvoorbereiding. Het beeldkwaliteitplan moeten zijn vastgesteld voordat de planvorming van de concrete bouwplannen starten. Zij worden bekend gemaakt aan alle potentiële opdrachtgevers in het gebied via de algemene inspraakprocedure. Welsta ntïs nota Zoete r-woutje 20 1 5 67