www.lucbex.be/duivelskooi
( stel deze PDF-file in op de volledige schermbreedte en scroll naar beneden.)
Ik, Luc Bex, heb onlangs het boek ‘De Geldzak’ gelezen. Het lezen ervan heeft een erg diepe indruk op mij gemaakt. Het gaat over het kapitaal dat mijn ex-werkgever vergaard had en waar na zijn dood om gestreden werd. Het is een helse en spannende zoektocht naar 'de zak die nooit vol genoeg was''. Na het lezen van het boek kon ik het gewoon niet laten om mijn belevenissen en gevoelens op papier te zetten. Het deed erg veel pijn om alle herinneringen terug naar boven te spitten en neer te schrijven. Maar eveneens was het een mogelijkheid om een zware last van mijn schouders te schudden en biedt het perspectieven naar de toekomst. Aanvankelijk was het slechts mijn bedoeling om in grote lijnen mijn wedervaren te beschrijven, doch de herinneringen die daarbij opborrelden, uit mijn bij wijlen verdrongen bewustzijn, deden een woordenstroom op gang komen die niet meer te stoppen bleek. Mijn excuses indien er zaken aan de orde komen die normaal het daglicht niet zouden mogen zien, maar ik kon niet anders dan de feiten te verwoorden zoals ik ze had ervaren. Misschien hebben sommige betrokkenen een andere waarheid, doch ik hoop dat ook zij kunnen afrekenen met hun demonen.
De Duivelskooi In 1985 werd ik aangeworven bij de firma 'Fuur', een naamloze vennootschap die zich gespecialiseerd had in de fabricatie van haarden en kachels. Ik was een pas afgestudeerd industrieel vormgever op zoek naar werk in een periode van economische crisis en werkloosheid. Maar ik was gedreven, uiterst creatief en vooral …naïef. Via een selectiekantoor mocht ik samen met 7 andere kandidaten op gesprek gaan om de openstaande betrekking bij het bedrijf te veroveren. Ik bruiste meteen van de ideeën en ben met een goedgevuld schetsenboek naar de fabriek in een provinciestadje in Limburg getrokken. Ik wist het voltallige panel te overrompelen en blies met gemak alle kritische vragen van tafel. De afgevaardigd bestuurder, Jozef Bessemans, leek oprecht gecharmeerd door mijn doortastende aanpak en creatieve ontwerpen. Eén van de schetsen die ik toen bij had bleek achteraf trouwens de basis te worden van het vernieuwde gamma dat de fabriek naar zijn grootste succes zou voeren. Ik werd prompt aangenomen. De dag erna nam ik mijn intrek en maakte ik reeds mijn eerste ontwerp. Een nieuwe blokkenhouder die universeel kon worden toegepast op alle modellen. No nonsens, rechtstreeks onderhandelen met de mannen in de fabriek en in no time een idee naar een product vertalen. Dat was wat ik wilde, zo wilde ik werken, ik had mijn droomjob te pakken. Voor de rest was ik niet veeleisend, ik kwam uit een eenvoudig gezin met vier kinderen. Mijn moeder was huisvrouw en mijn vader was een kleine zelfstandig aannemer bouwwerken. Ik had geen relatie en woonde nog bij mijn ouders thuis. Dure wagens konden mij niet bekoren want ik reed met plezier met mijn 2pk naar het werk. Het enige wat ik belangrijk vond, dat was creatief kunnen zijn en op een kameraadschappelijke wijze kunnen omgaan met collega’s. Zowel arbeiders als bedienden, mannen of vrouwen, ondergeschikten of bazen. Dat sociale was immers aangeboren. Ik was mijn ganse leven reeds actief in meerdere liefdadigheidsverenigingen. In die tijd was ik onder andere hoofdverantwoordelijke van een jeugdvereniging en was ik het gewend om met mensen om te gaan en om probleemsituaties het hoofd te bieden. Ik raakte erg snel ingewerkt en kon meteen met iedereen goed opschieten. Enige minpuntje was mijn rechtstreekse overste die pendelde tussen mij en de grote baas. De onderdirecteur was iemand wie zijn taak erin bestond om iedereen in de pas te laten lopen en het tempo erin te houden. Zelf was hij niet zo hoog opgeleid en eigenlijk was hij aangenomen als hoofd van de kwaliteitscontrole. Maar door zijn ervaring en bazige aanpak had hij zich in een positie kunnen manoeuvreren dat hij hoofd was van zowat alle afdelingen en rechtstreeks verslag uitbracht aan 'mijnheer Bessemans' (zoals de grote baas pertinent genoemd werd). Soms was dat handig, want het was niet altijd een pretje om rechtstreeks met mijnheer Bessemans te overleggen. Het was meestal erg tijdrovend en er werd steeds afgedwaald van de essentie zodat het dikwijls vlotter ging via de onderdirecteur omdat die blijkbaar een manier gevonden had om de besprekingen kort en bondig te houden. Ook mijnheer Bessemans vond dat blijkbaar goed zo, want hij liet hem maar begaan. Maar al snel bleek dat ik beschikte over een speciale gave die niemand tot op dat ogenblijk bij de firma bezat. Wanneer mijnheer Bessemans een idee had over een nieuw ontwerp of onderdeel dan had hij niet zo veel middelen om dat over te brengen. Tekenen en schrijven gingen hem moeilijk af , en met woorden kon hij zo uitgebreid en omzwermend omgaan dat uiteindelijk niemand
begreep wat hij wilde zeggen. Deze communicatie laten verlopen via een tussenpersoon maakte het resultaat er alleen maar slechter op. En zo kwam het dat mijnheer Bessemans rechtstreeks naar mij kwam met dikwijls revolutionaire en soms zelfs waanzinnige ideeën. En als het niet snel genoeg ging dan vond ik ’s morgens regelmatig een kattebelletje of een schets op mijn bureel. Aan de hand van slechts enkele summiere schetsen en aanwijzingen slaagde ik er vaak in om mijnheer Bessemans in de mate van het mogelijke te begrijpen en om zijn idee uit te werken tot een werkzaam onderdeel. Zoals ik het had geleerd op school maakte ik tijdens het overleg meteen een perspectieftekening die begrijpbaar was voor iedereen. Door de goede verstandhouding die ik met de modellenmakers had was een prototype in geen tijd klaar en kon er van daar uit verder ontwikkeld worden. Mijnheer Bessemans kon dat erg goed appreciëren en bracht uren door op mijn kantoor. Ook te pas en te onpas zoals tijdens de middag of na 17 uur als iedereen de fabriek begon te verlaten, dan stond ik daar nog uren aan het haardvuur gekluisterd, luisterend naar zijn passionele uiteenzettingen. Maar ik vond dat niet erg. Ik was leergierig, geduldig en vooral …naïef.
Ik was aangenomen als bediende met een contract van onbepaalde duur. Startend met het volstrekte minimumloon met de belofte dat dit bij de gewenste resultaten wel snel zou kunnen veranderen. Na enkele maanden kwam het directiecomité met een voorstel op de proppen. Reeds langer hadden ze een subsidietoezegging van de Vlaamse regering in het kader van het bevorderen van uitvoer naar het buitenland, maar tot dan toe hadden ze die vacature nog niet kunnen invullen. Door mijn taakomschrijving te herformuleren zou ik in aanmerking komen om die subsidies binnen te halen. Dat zou betekenen dat 90% van mijn loon gedurende 2 jaar zou betaald worden door de overheid met daarna een stelselmatige afbouw naar 50% tot maximum 5 jaar. Werkzekerheid was het sleutelwoord voor wat het over de streep trekken betrof. Deze brave jongen ging natuurlijk akkoord en ik tekende mijn ontslagbrief. Er moest immers een werkloze worden aangeworven voor deze job. Dat was maar papierenwerk, want mijn dagtaak liep gewoon door. Twee maal in de week reed ik met mijn 2pktje naar Wellen om te gaan stempelen en dat een maand aan een stuk. Daarna werd
ik gewoon weer aangenomen in mijn nieuwe functie. Het stempelgeld dat ik die maand verdiend had werd afgetrokken van mijn loon. Over de benzine die ik extra verbruikt heb die maand werd wijselijk niet gesproken. Ik mocht immers blij zijn dat ik vast werk had, en inderdaad ik was één van de weinigen van mijn klas die daar in geslaagd was. Eerlijk gezegd, ik werkte er graag. Ik kon veel bijleren. Ik mocht rechtstreeks onderhandelen met leveranciers en klanten. Ik kon goed opschieten met vrijwel iedereen, vooral met de arbeiders. En bovenal, ik was succesvol. Mijn technisch inzicht maakte dat ik vaak werd bijgeroepen op andere afdelingen om een probleem op te lossen en dikwijls lukte mij dat vrij aardig. Niet dat ik mij zo superieur voelde, maar eerder als éénoog in het land der blinden. Zo merkte ik al snel dat er een probleem was dat het voortbestaan van de firma bedreigde. Bij de eerste energiecrisis werden er massaal veel inbouwcassettes geproduceerd. Maar het zwakke punt van die prachtig brandende toestellen waren de regelbare verbrandingsroosters. Dit waren twee rechthoekige roosters die over elkaar schoven en alzo een patroon vormden voor de instromende verbrandingslucht. Deze roosters gingen stuk, veel te snel stuk. Maar die roosters waren heilig, daar mocht niets aan veranderd worden want het was de motor van het succes. Eén van de oudere medewerkers had reeds geopperd om ronde roosters te maken in plaats van vierkante, maar dat kon absoluut niet voor mijnheer Bessemans, want deze zouden dan wel vormvaster en sterker zijn, doch ze zouden een heel andere werking hebben en het turbovuur zou ophouden met te bestaan. En alweer begreep ik precies wat hij bedoelde. Inderdaad, bij het sluiten van de roosters verkleinde het diafragma, verkleinde het vuur, maar steeg de snelheid van de lucht en dus ook de temperatuur in de vuurkern. Dat was de essentie, daar had hij gelijk in. Maar gaandeweg kreeg ik een inzicht waarbij ditzelfde toch gerealiseerd kon worden met ronde roosters. Tussendoor werkte ik in het geheim aan dat project. Op een keer betrapte mijnheer Bessemans mij toen ik bezig was aan een prototype in karton. Het werd mijn slechtste dag bij 'Fuur' tot dan toe. Ik kreeg een enorme uitbrander omdat ik aan iets aan het werken was waar ik geen opdracht voor had. Maar dat wou ik nu net, werken aan dingen waar ik in geloof en die ten goede komen van het bedrijf zonder dat ik steeds op de vingers werd gekeken. Ik was zo overtuigd van mijn gelijk, dat ik er bij mij thuis aan verder werkte. Toen het prototype in hout klaar was legde ik het op een werkbank in het werkhuis in de hoop dat hij het zou ontdekken en zou kunnen inzien dat de ronde roosters beter waren dan de rechthoekige. Toen hij er passeerde met een groep klanten die op bedrijfsbezoek waren merkte hij het model op. Ik was in de buurt, maar hij zei niets. Hij vervolgde zijn rondleiding en ging het werkhuis uit. Ik wist dat hij zou terugkomen. Hij kwam terug. Het eerste wat hij zei was… èn? Ik zei… tja! Hij werd nieuwsgierig en nam het prototype in zijn handen. Hij regelde de roosters van groot naar klein en van klein naar groot. Hij probeerde alle tussenstappen en keek naar het diafragma…. en hij zag dat het goed was. Toen ging hij weg. En ik ging naar mijn kantoor. Een half uurtje later kwam de onderdirecteur mijn kantoor binnen. Hij gaf me de opdracht om te onderzoeken hoe we zo snel mogelijk de haarden konden ombouwen naar ronde roosters. Verder is daar nooit meer iets van gezegd. Door voor één keer zijn trots te laten varen heeft hij die dag zijn bedrijf gered. Nadat de bestaande haarden waren omgebouwd begonnen we aan het ontwerp van een volledige nieuwe reeks. Eén van de schetsen die ik bij had tijdens mijn sollicitatie werd gebruikt als vertrekpunt. Het betrof een zeshoekige kachel die was opgebouwd uit slechts enkele symmetrische basisonderdelen. Niet dat het de bedoeling was om inderdaad een zeshoekige kachel te maken, doch het principe om slechts een klein aantal steeds terugkerende onderdelen te gaan gebruiken bij zo veel mogelijk modellen was in de smaak gevallen bij mijnheer Bessemans. De TM-reeks was geboren en de nieuwe modellen volgden elkaar in snelvaart op. Uiteraard waren er regelmatig onenigheden en was het dikwijls een helse klus om steeds weer de deadline te halen, doch we hadden een goed en veerkrachtig team. Vele uren hebben mijnheer Bessemans en ikzelf in de toonzaal naar een vuur staan staren. Als iedereen naar huis begon te gaan waren wij nog bezig met proberen 'groen vuur’ te maken en iedereen die er met de boekentas onder de arm voorbij kwam werd aangemaand om een kijkje te komen nemen. In bijzijn van klanten noemde mijnheer Bessemans mij dikwijls zijn 'rechterhand'. En ik moet bekennen dat het me niet onverschillig liet want soms kreeg ik de indruk dat hij wou dat ik zijn zoon was met eenzelfde passie voor het vuur maken dan hijzelf.
Stelselmatig werd ik ook meer ingeschakeld bij beurzen en klantendagen. Het was op één van die klantendagen dat ik de coauteur van 'De Geldzak' voor het eerst ontmoette. Haar naam kende ik al van de eerste dag dat ik er werkte, want er stond een kachel in de toonzaal en die heette 'Alda'. Genoemd naar de dochter van de baas, zo werd er mij verteld. Zijn enig kind. Ik kon mij er weinig bij voorstellen doch ik maakte me toch meteen de bedenking dat het niet makkelijk moest zijn om een bedrijfsleider als vader te hebben. We zouden klantendagen organiseren op 'Bellenberg'. In het kasteeltje waar Alda en Armand woonden. Ik was eigenlijk wel een beetje nieuwsgierig naar 'de dochter van de baas', want in het bedrijf kregen we haar nooit te zien. Haar toenmalige echtgenoot Armand daarentegen wel, aangezien we af en toe eens samenwerkten met een project van CLW, waar hij blijkbaar een bestuursfunctie had. Maar al snel had ik begrepen dat Armand gebukt ging onder een zware last. Ik kon mij er wel wat bij voorstellen hoe zwaar het moest zijn om als schoonzoon steeds tussen 2 vuren te moeten laveren. Hoe zou Alda daar mee omgaan vroeg ik me af. Die dag in Bellenberg zou me niet veel wijzer maken. Ik herinner me nog dat ze ons koffie serveerde en dat, terwijl ik bezig was met het monteren van het projectiescherm, zij in de weer was met het bestek. Er was iets mis met het bestek, al weet ik niet meer precies wat. Maar wat ik me wel herinner is dat zij blijkbaar alles erg goed onder controle had en dat er van enige stress weinig te merken viel. Vele jaren later vernam ik dat ze het contact met haar vader verbroken had en dat haar relatie met Armand op de klippen was gelopen. De jaren verstreken en aan een hoog tempo bleven we nieuwe modellen ontwikkelen. Het economisch klimaat werd wat beter en het gebeurde al eens dat er bedrijven waren die me contacteerden om voor hun te komen werken. Maar zo was ik niet, ik was geen opgever, geen verrader, geen overloper. Ook in het onderhandelen over mijn eigen carrière was ik niet zo bedreven, wat betekent dat ik op de 10 jaar die ik er gewerkt heb nooit een loonsverhoging heb gekregen, met uitzondering van de wettelijke verhogingen en de indexaanpassing. In 1985 verdiende ik netto 34 016 Bfr (843,00 €), in 1995 verdiende ik netto 44 946 Bfr (1114,00 €) en dat na 10 jaar trouwe dienst van een succesvol industrieel vormgever die tot 24 jaar naar school is geweest zonder ooit één jaar te bissen. Niet dat ik het nooit geprobeerd heb, want met de moed der wanhoop probeerde ik toch minstens één maal per jaar mijn stoute schoenen aan te trekken. Er was mij immers beloofd bij mijn aanwerving dat loonsverhogingen geen probleem waren indien de beoogde resultaten behaald werden. Het was onmogelijk om naast de resultaten te kijken. Ook al was de onderdirecteur met een aantal van mijn pluimen gaan lopen door regelmatig oplossingen en ideeën van mij gaan voor te stellen bij de baas alsof ze van hemzelf zouden zijn. Naar verluid voor het welzijn van het bedrijf en om ideeën wat sneller door te kunnen drukken. Ik kon mij niet inbeelden dat mijnheer Bessemans daar iedere keer zou intrappen aangezien hij vaak goed genoeg wist waar ik mee bezig was. Maar het kwam de baas maar al te goed uit dat hij op die manier een loonsverhogingaanval kon afweren. En eerlijk gezegd, aan de onderhandelingstafel was ik geen partij voor hem. Hij wist me telkens te verslaan vanuit onverwachte hoek zodat ik keer op keer onverricht ter zake afdroop. Niet dat hij onvriendelijk was, helemaal niet. Eerder voorzichtig en meelijwekkend. Ik was daar gewoon niet goed in en hij wist dat. Hij wist dat het mij voornamelijk te doen was om mijn creatieve beleving en mijn sociaal contact met mijn medewerkers. Hij wist dat ik het bedrijf nooit zou verlaten voor een gemiste loonsverhoging. En ik moet zeggen op creatief en sociaal vlak had ik meestal niet te klagen. Ik kon me vrij bewegen in gans het bedrijf en alle afdelingen. Ik werd betrokken in een grote diversiteit van activiteiten. Productontwikkeling, begeleiden tekenkamer, begeleiden modelmakerij (en af en toe zelf een houten model maken indien te ingewikkeld om uit te leggen), contacten met leveranciers voor aankoop vernieuwende onderdelen, proefstokingen, ontwerp van beursstanden, helpen opbouwen standen, uitleg geven tijdens beursdagen, opleiden nieuwe medewerkers, proefnemingen bij keuringsinstituten, ontwerpen publicitair materiaal, beheer en uitleendienst meetapparatuur, herstellingen bij klanten thuis bij moeilijk oplosbare probleemgevallen, proefmontages in de productiehal bij leveranciers, samenstellen folder en bedieningshandleidingen, assistentie bij foto- en video-opnames (het scenario van de eerste bedrijfsfilm werd door mijzelf bedacht en uitgetekend), assistentie bij technische dagen en persconferenties, toestellen gaan plaatsen bij bevoorrechte klanten (RVA, belastingsinspectie, universiteitsmedewerkers, enz), en niet te vergeten een team medewerkers dat ik dagelijks moest voorzien van opdrachten . Maar ik had niet te klagen, ik deed dat graag. Ik was energiek, volhardend, gemotiveerd en vooral … naïef.
We hadden een goed team. Niettegenstaande de functies regelmatig behoorlijk door elkaar liepen, was iedereen een kei in zen vak. De ervaring van de oude ratten en het talent van de jonge creatieve mensen vormden een perfecte mix. Al was er regelmatig gemor te horen wegens arbeids- en loonomstandigheden, toch bleven we als groep aan de kar trekken. Het groepsgevoel en het besef dat we allemaal in hetzelfde schuitje zaten maakten dat de meeste bleven volharden. Wanneer het gemor te erg werd bij de arbeiders dan werd dat opgelost door een ‘goed’ gesprek bij de baas en een halve frank per uur opslag. Ik had telkens het geluk om een bekwaam persoonlijke assistent te krijgen toegewezen. Er zijn er een aantal gepasseerd, de meeste groeiden door naar een andere functie, sommige waren te goed om te blijven en werden elders succesvol. Ook wat betreft de bedienden hadden we een goede samenwerking. De tekenkamer draaide steeds op volle toeren, de contacten met de aankoopdienst waren optimaal en ik had een collega-ingenieur die regelmatig bijsprong als ik het niet alleen kon bolwerken of weer eens weg was op één van mijn missies. Hij was trouwens zelf vaak op missie, want ik denk dat hij zelf ook wel een boek kan schrijven over zijn belevenissen. Vele vooraanstaande, invloedrijke of moeilijke klanten werden door hem bediend op hun wenken met de bedoeling het machtsimperium van de baas verder uit te bouwen. De eerste keren dat ik om een loonsverhoging ging vragen stond ik vrij snel terug buiten. Mijn loon werd immers voor 90% betaald door de overheid en om één of andere administratieve reden was een officiële loonsverhoging buiten het wettelijk minimum niet mogelijk. In de eindejaarsperiode werden we ieder jaar naar boven geroepen voor een evaluatie en dan kreeg je afhankelijk van je prestaties een omslagje toegeschoven. Een doekje voor het bloeden. Met de belofte dat het doekje volgend jaar wat groter kon zijn indien je goed presteerde. Maar dat was een subjectief gegeven natuurlijk. Toen de eerste 5 jaar voorbij waren werd het subsidiedossier afgesloten. Dat was een zeer zware dobber voor het bedrijf volgens de directie. Mijn loon moest nu volledig worden gedragen door het bedrijf zelf, het werd me als vanzelfsprekend voorgehouden dat een loonsverhoging er nu niet meteen inzat. Het jaar daarna probeerde ik het toch nog maar eens. En prompt kreeg ik een loonfiche onder de neus geschoven. Huh… wat is dat? De loonfiche stond op naam van ‘Jozef Bessemans', afgevaardigd bestuurder’. Jij verdient meer dan ik zei hij. Het was om en bij de 25 000 Bfr netto (620,00 €) per maand. Maar ik moet wel bekennen, zei hij, dat ik een aantal voordelen heb. Mijn auto en mijn kleren zijn van de firma en af en toe ga ik eens eten op kosten van de zaak. Wist ik veel dat het vullen van 'de geldzak' toen al lang op kruissnelheid was. En voor de rest… wat heeft een mens nog meer nodig? Wat heb jij nog meer nodig? Je leeft toch goed blijkbaar want je hebt je toch ook een nieuwe auto kunnen kopen. Inderdaad na 12 jaar trouwe dienst werd mijn 2pktje vervangen door een splinternieuwe Renault 11. Gekocht op afbetaling gespreid over 2 jaar. …Tja! Maar inderdaad, ik leefde zuinig. Ik woonde nog steeds bij mijn ouders, mooie kleren konden mij niet bekoren en als ik uitging was dat vooral in het alternatieve circuit waar je nog pintjes kon drinken aan de helft van de prijs. Maar ondertussen was ik reeds de 30 gepasseerd en kreeg ik zin om op mijn eentje te gaan wonen. De jeugdvereniging waar ik hoofdverantwoordelijke van was, was gehuisvest in een oude graanschuur. We betaalden daar huur voor. Indien ik het gebouw zou kunnen kopen, dan zou ik de broodnodige verbouwingen kunnen doorvoeren alsook de inrichting van een appartement op de bovenverdieping. Ik was erg graag gezien in het dorp en men had respect voor mijn nobele bedoelingen. Het gebouw was eigenaar van de toenmalig burgemeester die tevens een zakenkantoor runde. Door het nodige lobbywerk heb ik het gebouw aan een interessante prijs kunnen kopen. Op afbetaling natuurlijk. 20 jaar. Gelukkig was de afbetaling van mijn auto ondertussen al gepasseerd. Maar voor de verbouwing zou er natuurlijk vers geld nodig zijn, en ook tijd. Want ik zou alle verbouwingen eigenhandig gaan uitvoeren. Nu was het zo dat er in de fabriek ook gewerkt werd op zaterdagvoormiddag. Niet de ganse ploeg, maar met slechts een beperkt aantal mensen. Al van in het begin had ik mij zo zot laten maken om ook bijna iedere zaterdag present te zijn. Er moesten immers steeds enkele bedienden aanwezig zijn om een oogje in het zeil te houden. En zo kwam het dat ik daar 's zaterdags om kwart voor zes ‘s morgens de deur stond open te sluiten in de Bedrijvenstraat. Dat had ook wel zijn voordelen, want op die voormiddagen kon ik rustig doorwerken aan mijn projecten. In de week lukte dat niet altijd omdat ik dan te pas en te onpas onderbroken werd voor van alles en nog wat.
Maar het tij begon een beetje te keren. Ik voelde steeds meer weerstand en de sfeer werd grimmiger. Ik weet niet waar het aan lag, maar ik begon het gevoel te krijgen dat ik eigenlijk toch niet de zoon was waar mijnheer Bessemans op hoopte. Was ik te zeer bij het meubilair gaan horen? Was ik te populair bij de medewerkers? Werd ik te slim? Wist ik te veel? Was ik uitgeperst? Ik weet het niet. Of was het misschien omdat men voelde aankomen dat ik naast het werk ook andere beslommeringen zou hebben en dat men daar rekening mee zou moeten gaan houden. En natuurlijk lag het waarschijnlijk ook wel aan mezelf. Al die jaren ben ik op een vriendelijke en respectvolle manier omgegaan met mijnheer Bessemans. Maar ik begon nattigheid te voelen. Die vriendelijke en charismatische bedrijfsleider zou wel eens de wolf in schapenvacht kunnen zijn. In de toonzaal hoorde ik hem toevallig eens vertellen tegen klanten dat een bedrijf mensen ‘verbruikt’ zoals het grondstoffen of energie verbruikt. Dat het bedrijfsdoel vooropstaat en dat de medewerkers slechts een noodzakelijk kwaad zijn. Het kwam niet in mij op dat hij daar misschien ook mij mee bedoelde maar slechts de mensen die in de gieterij de gloeiend hete lava in de zandvormen goten of de arbeiders die ganse dagen in de straalcabine of het spuitkot stof stonden te vreten. Het roddelcircuit is nooit mijn geliefkoosde habitat geweest, maar je kon er niet om heen dat je regelmatig opmerkelijke verhalen te horen kreeg. De eerste roddel die ik te horen kreeg was dat de baas zou aanhouden met zijn directiesecretaresse. Daar verschoot ik eerlijk gezegd niet van, want bij mijn aanwerving had ik afgaande op de wijze hoe ze met elkaar omgingen inderdaad de indruk dat het een koppel was. Wist ik veel. Dat waren trouwens mijn zaken niet en ik oordeelde daar dus niet over. Dat was maar het beste ook bleek, want zelf konden ze niet lachen met die roddels. Toen de directiesecretaresse eens door het bedrijf wandelde vroeg een nieuwe werknemer aan zijn collega: ‘wie is dat?’ Die collega antwoordde: ‘dat? …dat is Driesmans zijne matras. De vader van de secretaresse, die af en toe herstellingswerken uitvoerde in het bedrijf, had de conversatie gehoord. We hebben die collega niet meer teruggezien. Die directiesecretaresse zou trouwens later hevige concurrentie krijgen, want een andere secretaresse stond te drummen om haar plaats in te nemen. Allemaal volgens het roddelcircuit natuurlijk, want zelf was ik er niet bij. Wat ik wel weet is dat die directiesecretaresse achteraf laag gevallen is en zonder geld en sociaal vangnet op straat kwam te staan. Niet zo lang voor haar veel te vroege dood, ik was toen reeds uit dienst bij 'Fuur', had ik nog eens een gesprek met haar. Bleek zij toch wel een aangename en warme vrouw te zijn in haar echte gedaante. Niet te vergelijken met de harde tante die onder het goedkeurend oog van mijnheer Bessemans mij vaak met de harde cijfers confronteerde. En wat ook waar was, is dat de klaarstaande secretaresse effectief de nieuwe directiesecretaresse werd. Maar dat waarschijnlijk geheel toevallig. Het was trouwens die nieuwe directiesecretaresse die in haar toenmalige functie van personeelsverantwoordelijke mij op een dag confronteerde met een opmerkelijk voorstel. Een voorstel waarbij om opslag vragen voortaan niet meer nodig zou zijn. Het kwam er op neer dat ik ontslag zou nemen en dat ik me zou vestigen als zelfstandige. Zij zouden zorgen voor alle formaliteiten en paperassen. Ikzelf zou zogezegd dan gewoon op dezelfde manier blijven werken zoals ik bezig was maar ik zou dan voor mijn bewezen diensten factureren aan het bedrijf. Het is te zeggen, zij zou dat doen in mijn plaats, want ik hoefde me van de papierwinkel niets aan te trekken. Het enige wat ik wel moest doen was maandelijks een onkostennota opmaken en dat vooral wat betreft het afgelegde aantal kilometers met mijn privé-wagen, een duizelingwekkend hoog aantal kilometers om precies te zijn. Alles was al netjes voorgerekend. Het te factureren bedrag was reeds bepaald, de onkosten geraamd, de sociale bijdrage die ik dan zelf diende af te dragen waren berekend en de optelsom was gemaakt. Ik zou in één klap zomaar een volle 20 000 Bfr hoger netto maandinkomen binnenrijven en ook het bedrijf deed er zijn voordeel mee. Een pure win-win situatie. Onmogelijk te weigeren. Met volle glimlach en sprankelende Bambi-ogen, de decolté vakkundig voorwaarts geprononceerd werd mij dit prachtvoorstel op een serveerblaadje aangeboden. Naïef… dat was ik. Maar dom? Nee, dat niet. Waar ik de moed vandaan haalde weet ik niet precies, maar ik zei gedecideerd ‘nee’ op dat voorstel. Paniekerig verrast probeerde ze me toch nog te overhalen door me te melden dat er al meerdere van mijn collega’s op die basis werkten. Achteraf kwam ik inderdaad te weten dat ook, onder andere, de toenmalige directiesecretaresse een statuut van zelfstandige had. En we weten ondertussen hoe dat is afgelopen. Ai, ai, ai… nu was er stront aan de knikker. Aanvankelijk was het de bedoeling dat dit voorstel ter tafel zou komen bij mijn naderende evaluatiegesprek. Maar de secretaresse kon niet wachten en wou dat gewillige lammetje eigenhandig naar de slachtbank leiden. Ze kon blijkbaar nog volop bonuspunten gebruiken in haar strijd voor het hoogste zitje. Maar toen de baas lucht
kreeg van het voorval probeerde hij het schoorvoetend ook nog eens bij mij, maar hij merkte al snel dat ik deze keer niet te vermurwen zou zijn. Boos is hij toen weggelopen met de boodschap dat ze me het allemaal niet voldoende hadden uitgelegd. Ik kan me al voorstellen wie er toen billenklets gekregen heeft. Maar veel invloed op mijn werk had dit alles niet. Het was enkel in de eindejaarsperiode wanneer de evaluatiegesprekken plaatsvonden dat ik worstelde met die opslagwens. Daarna ging alles zijn gewone gang en was er geen tijd om bij de pakken blijven neer te zitten. Men kan me moeilijk verwijten dat mijn inzet en opoffering voor het bedrijf er op dat ogenblik onder leed, want zelfs in die laatste jaren heb meer dan mijn job gedaan, ook al begon ik links en rechts wel wat taken af te bouwen, mijn rendement lag nog meer dan hoog genoeg vond ik. In mijn tienjarige loopbaan waren er talrijke gebeurtenissen en verhalen die ik hier niet allemaal ga neerpennen, doch enkele frappante gebeurtenissen wil ik toch vermelden. Zo was er het verhaal van de DIN-keuring. 'Fuur' schermde al lang met uitstekende cijfers op het gebied van rendement en capaciteit. Cijfers die we zelf gemeten hadden en waar we zeker van waren. Niemand hoefde daar aan te twijfelen, want als je een 'Fuur'-vuur zag, was je overtuigd. Die Super-verbranding werkte echt. Maar er kwam steeds meer kritiek op die cijfers. Vooral van de concurrentie, overgebracht door onze klanten, de verdelers. Het was noodzakelijk dat we een toestel lieten meten en keuren door een gerespecteerde keuringsinstantie. De DIN-keuring, daar zou niemand omheen kunnen. Erg ambitieus, dat wel, maar als iemand het kon dan was het 'Vuur' wel. Meerdere keren zijn we afgezakt naar Essen in Duitsland om een testprogramma op punt te stellen. Meestal waren we met drie. Mijnheer Bessemans, de onderdirecteur en ikzelf. Enkele keren slechts met twee. De onderdirecteur en ikzelf. Ik keek daar niet tegen op. Ik vond het vooral uitdagend en boeiend. Anders zou ik ‘s morgens niet om halfzes startensklaar staan aan de fabriekspoort om vervolgens diezelfde avond pas laat in de avond thuis te komen terwijl sommige collega’s hun nine-to-five jobke deden. Op een keer reden we met twee wagens. De camionette en de directiewagen van mijnheer Bessemans. We hadden namelijk een toestel meegenomen om te laten testen. Zo ver waren we dus al. De testprocedure stond op punt. Zoals gewoonlijk werden we verwelkomt door der Herr Kleine-Vosbeck. Een starre Duitse ambtenaar die niet zo ver verwijderd was van zijn pensioen. Die Deutsche Grundlickeit droeg hij hoog in het vaandel. Daar bestond geen twijfel over. Na de tas koffie werd het toestel opgesteld op de teststand. Alle meettoestellen werden aangesloten en … stoken maar. De test zou alles bij elkaar enkele uren duren, dus we zaten perfect op schema. Voor het middageten werden we steevast uitgenodigd aan het aanschuifbanket in een staatsgebouw wat verderop. Dit was niet mijn favoriete onderdeel van de dag, want liefst van alles zou ik gewoon mijn boterhammetjes van thuis willen opeten in de werkrefter zoals ik dat ook deed wanneer we een prototype gingen helpen bouwen bij een toeleverancier. Het contact met de plaatselijke medewerkers kon zoveel meer bieden dan die saaie zakenlunches. Het eten zal wel lekker geweest zijn, daar niet van, maar mij smaakte het meestal niet. Ik was dat niet gewend van thuis uit om op restaurant te gaan eten. En snel eten dat die mannen konden. Ik kreeg al stress als ik mijn bord voor me had staan en nam me iedere keer voor om het tempo bij te houden. Ondoenbaar… Hoe die mannen dat deden weet ik nu nog altijd niet. Honderduit pratend en in een wip hun bord leeg. Na het middagmaal gingen we terug naar de laboratoria. Der Herr Kleine-Vosbeck trok zich nog even terug in zijn kantoor om zijn post door te nemen. Wij werden pas terug verwacht om 14 uur en maakten bijgevolg een wandeling in de omgeving. Ver ging die wandeling niet, want toen we aan de achterzijde van het gebouw kwamen zagen we dat de poort van de laadkade open stond. Mijnheer Bessemans kon het niet laten om ons te verleiden om even een kijkje te gaan nemen bij 'ons kindje'. De proeven waren blijkbaar al afgelopen, want de haard was zo goed als uitgebrand en bovenop de kast, ongeveer op ooghoogte, lag een print van het resultaat van de metingen. Nieuwsgierig als we waren, begonnen we de cijfers natuurlijk te bestuderen. Het duurde even vooraleer we er zicht op kregen, doch dit zag er niet goed uit. Helemaal niet goed. Niet te vergelijken met de cijfers die we gewend waren bij onze eigen metingen. We waren 'gebuisd', dat stond vast. Dit mocht niet gebeuren, dit was een ramp. De onderdirecteur en ikzelf stonden aan de grond genageld en wilden liefst zo snel mogelijk naar buiten. Met rood aangelopen gezicht stond mijnheer Bessemans te trillen op zen benen. Hij prutste met duim en wijsvinger aan een velletje dat aan zen wang hing. Ik had hem dat al vaker zien doen wanneer hij zijn woede moest onderdrukken. Plots rolde hij de uitprint op en stak hem in de binnenzak van zijn vest. Het
was kwart voor twee en we vervolgden ons wandelingetje in de omgeving. Er moest iets zijn misgelopen met de proefnemingen. De brandstof was niet op de juiste manier aangebracht, de deur had te lang open gestaan of nog iets heel anders was er fout gelopen. Of waren onze eigen metingen dan toch niet zo betrouwbaar. Hier stond veel op het spel. Dat voelde je met je ellebogen. Lustig fluitend kwamen wij om twee minuten na twee de hoek van Der Kleine-Vosbeck zijn kantoorvenster omgeslenterd. Genietend van het zuinige melkzonnetje. Het had ons zichtbaar goed gedaan. De Duitse ambtenaar stond ons al op te wachten. 'Der resultaten warten auf uns.' Op zijn tenen staand en met gestrekte arm taste hij bovenop de kast. Hij gromde iets onverstaanbaars en riep luid de naam van één van zijn medewerkers. Ook de medewerker begon op de kast te scharrelen. Hij bukte zich en zocht overal op de grond naar dat verdomde A-viertje. Nu was het Der Kleine-Vosbeck zijn beurt om rood aan te lopen. Nog een andere medewerker werd erbij gehaald een pittige discussie ontspon zich. Wij stonden daar niet-begrijpend de vermoorde onschuld uit te hangen. Een hele tijd heeft de zoektocht geduurd totdat ze onder ogen moesten zien dat nog langer zoeken iets lachwekkends begon te krijgen. We hoorden de medewerker vertellen dat de cijfers niet zo goed waren. Ik kon mij niet van de indruk ontdoen dat Kleine-Vosbeck argwaan begon te krijgen en dacht dat wij er voor iets tussen zaten. Maar dan zat hij sowieso in de problemen. Hij moest nu eenmaal een rapport binnendienen bij zijn directeur. Goed of slecht. Hij was verantwoordelijk voor het document en mocht het niet onbeheerd achter laten. Er was maar één oplossing mogelijk. Om iedereen zijn hachje te redden moest de proef worden overgedaan. Maar dat kon helaas die dag niet meer, want er moest gestart worden met een koud toestel, en dat kon nog uren duren. Er werd beslist dat ik nog een dagje langer in Duitsland mocht blijven. Mijnheer Bessemans en de onderdirecteur zouden naar huis rijden en ik zou 's anderendaags nakomen met de camionette. Der Kleine-Vosbeck zou een hotelletje regelen voor mij. Ik kreeg de opdracht om met een goed rapport naar huis te komen. Daar stond ik dan. In het dagelijkse leven kon je me steevast treffen met een jeansbroek en een trui. Maar voor zulke gelegenheden had men graag dat ik er wat deftiger uitzag. Met mijn sixtiesbaard zag ik er sowieso al wat flower-power-achtig uit. Ik had mij die dag dus voor de gelegenheid in een driedelig pak gehesen. Erg comfortabel voelde ik me daar niet bij, maar het was voor de goede zaak. Ik had een plannetje gekregen dat me naar mijn hotelkamer zou leiden. Essen is een kleine provinciestad met voornamelijk industriële activiteiten, maar nu het avond begon te worden was er een steeds grimmiger wordende sfeer te bemerken. Er waren bedelaars en junkies. Dat kenden we nog niet in Tongeren, Hasselt of Sint-Truiden. Ik ben geen angsthaas, maar ik voelde me niet lekker in mijn kostuum. Ik voelde me aangestaard, en dat was ook effectief zo. Ik werd aangestaard. Ik was de enige in deze buurt die er zo bijliep. Een junk stapte naar me toe om iets te vragen. Ik negeerde hem en stapte stevig door. Ik passeerde een megawinkel van H&M en glipte naar binnen. Ik had een omslag met geld gekregen om eten te kopen. Ruim voldoende, dat wel. Maar ik besloot om mij te trakteren op een nieuwe overjas. Zo iets parka-achtig met een kap. Dat was meer in de richting van mijn comfortzone. Eerst was ik van plan om die jas later terug te betalen, maar dan maakte ik me de bedenking dat ik buiten mijn wil om voor voldongen feiten werd geplaatst en dat een nieuwe jas mijn leed wel mocht verzachten. Plots werd alles anders. Ik werd niet meer bekeken. Ik kon weer strijden met gelijke wapens. Na te hebben ingecheckt in het hotel, trok ik terug op pad. Ik koos een gezellige pizzeria uit in een keuriger deel van de stad. Lekkere pizza met een cola, en niet eens zo duur. Ik overwoog nog even om iets te gaan drinken in een soort taverne om wat sociaal contact te hebben, maar heb dat uiteindelijk dan toch maar niet gedaan. Morgen werd het een belangrijke dag. Om half negen werd ik verwacht in het laboratorium. Ik was al vroeg uit de veren voor het ontbijt en was de eerste klant in een warenhuisje in de buurt. Ik kocht er enkele broodjes, 2 tomaten, een banaan en een pakje worstjes. Ik was van plan om 's middags te eten in het labo. Ik zou die kachel geen moment alleen laten. Dat stond vast. En zo dacht ook Kleine-Vosbeck erover. Dat zouden ze hem geen twee keer lappen. Zijn medewerker zou het vandaag ook met broodjes moeten stellen. Leuke gast was het, die medewerker, dat wel. Zijn naam ben ik helaas vergeten maar ik herinner me dat we enkele dingen gemeen hadden. Hij speelde trombone bij een plaatselijke harmonie, en ik zat in mijn derde jaar tenorsaxofoon aan de academie kort bij de Bedrijvenstraat. Hij maakte zijn beklag over zijn baas. Hij vond hem nors, bazig en zelfgenoegzaam. Ik zweeg wijselijk. Ik vroeg hem wat er zou kunnen zijn misgelopen met de test. Volgens hem was de test op een normale wijze verlopen en was het resultaat niet eens zo bar slecht, een beetje vergelijkbaar met de meeste haarden die er getest werden. Maar niet voldoende om de zo gegeerde DIN-norm te behalen. Ik vertelde hem over de waardes die wij meestal gemeten hadden met onze bescheiden apparatuur. Hij keek me vol ongeloof aan. De test werd opgestart. Der Kleine-Vosbeck
week slechts zelden van onze zijde. Ik vroeg of ik het reglementaire bijvullen ieder half uur zelf mocht uitvoeren. Dat vonden ze geen bezwaar aangezien ze ervan uit gingen dat ik het daarmee niet ging redden. Maar ik kende de kneepjes van het vak. De kolenschep werd telkens gevuld en nauwkeurig afgewogen door de medewerker. Onder het toeziend oog van beide heren opende ik de deur van de haard met een soepele beweging van mijn linkerarm. In mijn rechterhand had ik de kolenschop klaar en met een vlotte beweging deed ik de antraciet in piramidevorm bovenop de vuurkern pal in het midden van de verbrandingsrooster terwijl mijn linkerarm als een geoliede machine de haard weer sloot. Hoe konden ze het mij kwalijk nemen dat mijn oog-hand-coördinatie goed stond afgesteld. Natuurlijk moeten deze specialisten ook begrepen hebben dat een tragere vulprocedure het resultaat negatief zou beïnvloeden, doch zoveel verschil zou dat niet gaan maken opperden zij. Maar de sfeer was goed, zelfs die gründlichkeit in hoogsteigen persoon ontdooide een beetje en vertelde vol trots over het handboek dat hij geschreven had over houtverbranding. Om één uur zou de test zijn afgelopen maar vooraleer Kleine-Vosbeck zou gaan eten werd er een tussenprint afgedrukt. Het zag er goed uit. Erg goed. Dat waren cijfers die ik gewend was te zien. Ik was de enige. De broodjes smaakten heerlijk en stipt om één uur stond de hoofdambtenaar er weer. Wij waren net bezig met de uitprint. Het resultaat lag in de lijn van de vorige print. De test was geslaagd. Het rapport kon worden opgesteld. Ik nam telefonisch contact op met mijn rechtstreekse overste en vertelde hem het goede nieuws. Ik melde hem dat ik ging vertrekken en dat ik meteen naar huis zou rijden en 's anderendaags met de camionette naar het werk zou komen. Hij stemde in. De dag erna was ik tijdig op het werk want de camionette stond ingepland voor een andere afdeling. Mijn trouwe karretje stond nog op de parking. Mijnheer Bessemans was er nog niet, want die arriveerde meestal pas ergens halverwege de voormiddag omdat hij er een gewoonte van had gemaakt om 's morgens eerst langs CLW (een ander bedrijf van hem) te rijden voor de dagelijkse briefing. De praktische zaken handelde ik af met de onderdirecteur. Ik vertelde hem van het voorval van de jas en hij begreep de situatie. Op dergelijke momenten was hij de slechtste nog niet. Als het er op aan kwam dan verdedigde hij me wel, ook al was het natuurlijk ook een klein beetje in zijn eigen voordeel. Zo was er ook die keer dat ik 's avonds laat vanuit een verre locatie rechtstreeks naar huis reed met de camionette. Ik had de bocht een beetje verkeerd ingeschat en ramde de brievenbus van mijn ouders bij het binnendraaien van de inrit. Op initiatief van de onderdirecteur werd de herstelling aan het voertuig ,op mijn kosten, door een medewerker van het bedrijf uitgevoerd, anders had het me zeker dubbel zo veel gekost. In het echte leven zou hij dus misschien wel een geschikte kerel kunnen zijn, maar binnen de firma was hij dat voor de meeste medewerkers niet. Die jas zou wel geen probleem vormen, want er was niet eens zo gek veel geld uit die enveloppe. Ik diende wel het aankoopbewijs van die jas te bezorgen want dat stak ironisch genoeg nog in de binnenzak van die jas. Wist ik veel dat ik me moest schrap zetten voor een stevige uitbrander. Het was vergelijkbaar met die dag toen ik aan die verboden roosters aan het prutsen was. De manier waarop ik gehandeld had stond gelijk met diefstal. Mijnheer Bessemans wist niet of hij me nog ooit zou kunnen vertrouwen. Een tijdje later werden de nieuwe folders gedrukt. Niet een klein beetje opvallend stond op de eerste pagina het DIN-embleem te schitteren. Ongeveer vergelijkbaar verging het me bij het behalen van de EPA-norm. 'Fuur' maakte zich immers al jaren sterk dat de Super-verbranding een volstrekt minimum aan vervuilende roetdeeltjes uitstootte en dat schoorsteenvervuiling en Co-vergiftiging onbestaande waren. Er was maar één manier om dat te bewijzen. De ultra strenge EPA- norm. Het Environmental Protection Agency (afgekort tot EPA of soms USEPA) is het federale agentschap van de Verenigde Staten dat belast is met de bescherming van de volksgezondheid en de bescherming van het milieu. De uitstoot van kachels met een slechte verbranding bevat immers polyaromatische koolwaterstoffen (PAK’s). Dat zijn minuscule stofdeeltjes die erg kankerverwekkend zijn. Nog geen enkele Belgische fabrikant kon deze norm in het vaandel voeren. En de mogelijkheid om de norm in België te laten onderzoeken bestond eigenlijk niet echt. Er werd beroep gedaan op een faculteit aan de Universiteit van Leuven. Een professor en zijn assistent waren onze contactpersonen. De professor heb ik slechts 2 maal gezien. De eerste keer bij het kennismakende gesprek, de tweede keer achteraf na het behalen van de norm. De assistent van middelbare leeftijd zou de testen coördineren. De testprocedure was duidelijk omschreven in de EPA voorschriften. Maar een laboratorium waar deze testen konden worden uitgevoerd bestond er in Vlaanderen nog niet. Na enige navraag bij het ministerie bleek dat er een ultramodern laboratorium gebouwd was in Wallonië in Couvin bij de Firma Efel. Het laboratorium werd gebouwd met gemeenschapsgeld, dus vooral Vlaams
geld zoals dat ook toen al gebruikelijk was. De voorwaarde bij de bouw was dat alle Belgische fabrikanten er gebruik van konden maken. Tot zo ver de theorie. In de praktijk kwam het er op neer dat het laboratorium al voor jaren was volgeboekt, voornamelijk door henzelf en aanpalende kachelfabrikanten. Efel, eigenlijk toch een concurrent van 'Fuur' zag de bui al hangen en moest toegeven dat ze het labo niet constant zelf konden in beslag nemen. Er was immers wel degelijk nog een periode dat het labo beschikbaar was. Namelijk tussen Kerstmis en Nieuwjaar, dan stond het helemaal leeg. Jippie... we konden gaan testen. Een klein weekje moest voldoende zijn. We begonnen meteen al met testen in ons eigen bescheiden werkplaatsje. Met summiere middelen maakten we een proefopstelling die ons een idee van het resultaat moest opleveren. Er werd een grote weegschaal aangekocht waar de ganse kachel met schoorsteen en alles kon worden opgeplaatst zodat we constant het brandstofverbruik konden bijhouden. Om het half uur deden we metingen van verbruik, schoorsteentemperatuur en roetuitstoot. Ik liep constant met een timer in mijn zak. Ik ben zelfs een paar keer twee maal per nacht naar de fabriek gereden om enkele blokken hout op het vuur te leggen. Het verloop van de schoorsteentemperatuur leek cruciaal bij dit gegeven, daarom maakte ik zelf een soort tachograaf voor de schoorsteentemperatuur. Heel simpel, met behulp van een analoge tijdschakelaar een schijfje karton, een thermostaat met hefboom en een potlood. Maar het werkte perfect. Het zorgde ervoor dat ik niet om de haverklap naar die kachel moest hollen. We leerden dat de norm inderdaad wel heel erg streng was. Onze haarden kwamen op dat ogenblik nog niet in aanmerking om de norm te behalen. Er dienden dus aanpassingen te gebeuren. We experimenteerden met een dunne hittebestendige plaat die we monteerden net onder de schoorsteenklep. Na vele aanpassingen en optimalisaties bekwamen we vuur van een uitzonderlijke zuiverheid. Je zag als het ware alle uit de brandstof ontsnappende gassen omgezet worden in vlammen. Onder de dunne plaat hing constant een rustig kabbelende geel-blauwe vlammenwolk. Prachtig om zien. Enige nadeel was het bijvullen van de kachel. Door de obstructie naar de schoorsteen kwamen de uitlaatgassen in het lokaal tijdens het bijvullen. Daarom monteerden we het geheel met behulp van ingenieuze hefboompjes, zodat de plaat wegzakte als je de deur open deed. Het werkte perfect. Enige nieuwe nadeel, de constructie was nogal kwetsbaar en dus niet duurzaam. Maar de tijd drong. Kerstmis kwam eraan. Alles werd ingeladen in de camionette en we trokken naar Couvin. Mijnheer Bessemans, De onderdirecteur, ikzelf en de assistent van de universiteit. Het was er doodstil in de immense fabriekshallen van de concurrent. Enkel de portier van dienst was aanwezig op het bedrijf. De rest vierde kerstvakantie. De eerste dag zouden we de opstelling doen en een eerste test. De tweede dag zouden enkel de universiteitsmedewerker en ikzelf ter plaatse blijven voor de eerste echte meetdag. Vervolgens zou ook de universiteitsmedewerker huiswaarts keren om de vijfde dag terug te komen samen met Mijnheer Bessemansmans. Tussendoor zou Bibi naast de kachel post vatten om er om het uur een blok hout in te gooien. De metingen liepen vervolgens volledig automatisch. Er waren gevangen die het op dat ogenblik gezelliger hadden. Internet bestond nog niet en de GSM evenmin. Televisie of radio waren ook al niet aan de orde. Wel ideaal om te bezinnen, dat wel. Tussen 8 uur 's avonds en 8 uur 's morgens was ik vrij, dan kon ik naar een klein gezellig hotelletje in het centrum van Couvin. Bwa, eigenlijk had ik niet te klagen. Een avontuurlijke job, was het dat niet wat ik wou? De assistent was die eerste dag erg sceptisch. Een vriendelijk en behulpzaam man, daar niet van. Ik heb veel van hem geleerd. Maar hij had het niet zo begrepen op de spleet onderaan de deur die wij 'secundaire luchttoevoer' noemden en o zo cruciaal was voor de Super-verbranding. Hij was bang dat langs die spleet Co naar buiten zou kunnen stromen. Wij maakten ons sterk dat dit onmogelijk was en dat ons systeem kompleet veilig was. Bij tegenstroom in de schoorsteen zou immers het vuur meteen doven door gebrek aan zuurstof. Het uitgebalanceerde diafragmapatroon van de (ronde) verbrandingsroosters zou op dat ogenblik immers geen verbrandingslucht doorlaten en er zou dus geen primaire verbranding plaatsvinden. En het was net op dat punt waar ons systeem verschillend was ten opzichte van wat die men tot dan toe kende, namelijk roosters met veel te grote sectie die een zuurstofdoorstroming in tegengestelde richting wel mogelijk maakten. hij daagde ons uit tot een ultieme proef. Durfden wij het aan om een vuurvaste plaat bovenop het uiteinde van de schoorsteen te plaatsen. Dat hadden we natuurlijk zelf nog nooit geprobeerd en aarzelend stemden we toe. Ik nam een ladder en plaatste een plaat boven op de schoorsteen. Het boveneinde van de schoorsteen was niet perfect haaks afgezaagd door die Walen, het was maar miniem, maar toch was er een klein spleetje zichtbaar. Van beneden kon je er niets van zien, het was ook echt wel heel miniem, in de praktijk zou een schoorsteen ook nooit zo hermetisch dichtslibben bedacht ik. En ook indien de onderzoeker het gemerkt zou hebben, ik denk dat het dan ook al spectaculair genoeg zou zijn, want hoe hard hij ook met zijn Co-meter speurde, hij vond
geen gram van het vergiftigende gas. Het vuur nam langzaam in kracht af en ging uit. Hij was uiterst verbaasd. Ook de andere metingen verliepen naar wens. Het vuur was zo mogelijk nog rustiger, zuiverder en mooier dan bij ons in de werkplaats. Het binnenhalen van die EPA-norm werd een makkie. Iedereen kon naar huis voor nieuwjaar. Ik bleef nog een nachtje, want 's anderendaags kwam een medewerker met de camionette om het hele zootje op te laden. Ik stelde voor om op de terugweg zelf aan het stuur te gaan zitten van de camionette omdat ik een rustig weekje achter de rug had. Halverwege, ergens ter hoogte van een bergaf, merkte ik dat de remmen van de camionette het niet deden. Hoe hard ik ook op het rempedaal duwde... er gebeurde niets. In de verte zagen we een wagen voor ons uit rijden. Hopelijk moest die nu nergens stoppen. Door naar een zo laag mogelijke versnelling te schakelen kon ik de snelheid enigszins beperken in de bergaf, ook al maakte de motor een vervaarlijk loeiend geluid. Op een bepaald ogenblik begon ik met mijn stuur te schudden zodat het rechtervoorwiel telkens de boordsteen raakte. Omdat de weg terug lichtjes bergop liep raakten we veilig tot stilstand. ...oef. Daar stonden we schoon. Wat vervloekten wij die aftandse Citroën. Met vereende krachten duwden we het vehikel naast de weg. Het was zaterdagvoormiddag en dus werd er beperkt gewerkt in het bedrijf. Gelukkig konden we telefonisch contact opnemen vanuit een telefooncel en konden we ervoor zorgen dat de garage ons ter hulp kwam. Toen we achteraf vertelden dat we wel erg veel geluk hadden gehad werd dat een beetje weggelachen door de directie. We waren toch heelhuids thuis gekomen. In de week na nieuwjaar werd een groot deel van het personeel bijeengeroepen in de toonzaal. Het blijde nieuws over het behalen van de zo gegeerde EPA-norm werd officieel aangekondigd. Mijn naam werd genoemd en ik mocht naar voren komen. Ik werd zowaar gefeliciteerd en ontving applaus van de ganse groep. Van de directiesecretaresse ontving ik een niet-bloeiende kamerplant van 25 cm hoog. Dit was de hoogste eer die mij tot dan toe ten beurt was gevallen. Het was totaal geen zicht met die verdwaalde plant op mijn bureau, maar het was het gebaar dat telde en het was eens iets anders dan een uitbrander. In de nasleep van het dossier moesten we achteraf nog eens naar Leuven afzakken voor een persconferentie. Het EPA-embleem had ondertussen reeds zijn vaste plekje veroverd op de nieuwe folder. Toen de assistent van de prof fijntjes opmerkte dat er toch nog wel erg veel toestellen in omloop waren zonder de bewuste keerplaat, kreeg hij een voorstel van mijnheer Bessemans. Wij zouden gratis het systeem komen inbouwen in het toestel dat vorig jaar bij hem thuis geplaatst werd. Ik kende de man ondertussen al een beetje, en aan zijn manieren zag ik dat hij dat graag geweigerd had. Maar hoe kon hij? Hoe kon hij een milieuverbeterend product weren uit zijn eigen woning? Op een dag bolde deze jongen dus naar het Brabantse. Waar het precies was weet ik niet meer, maar hij vertelde me dat hij een dorpsgenoot was van de toen populaire zangeres Ingeborg. Some guys has all the luck. Zo komt het dus dat hij, bij mijn weten, tot nog toe, nog altijd de enige burger is die een Fuurhaard bezit die voldoet aan de EPA-norm. Of het moest zijn dat het kleinood de tand des tijds niet doorstaan heeft, dat kan ook. Zoals ik al zei, ganse bladzijden kan ik vullen met dergelijke verhalen. Ik zou je kunnen vertellen over die keer dat mijn moeder taartjes gebakken had voor mijn verjaardag. Zo van die zwaantjes met slagroom en fruit. Het waren er maar een dertigtal. Het liefst van al had ik ze allemaal uitgedeeld aan de arbeiders, maar dat kon ik niet maken. Ik had ook veel collega's en vrienden onder de bedienden, daarom had ik ook beneden aan de receptie een bordje gezet. De dag erna mocht ik op het matje komen. Een vrouwelijke bediende was wenend bij de baas komen aankloppen dat zij geen taartje had gehad. Uitgerekend zij was het, die zich het centrum van de benedenverdieping waande, langs wie het roddelcircuit welig tierde. Ik zou me op glad ijs wagen indien ik al te zeer zou uitwijden over het secundaire verkoopscircuit. Doch de firma binnen de firma werd oogluikend toegelaten en was de voornaamste generator van Zwitsers waardepapier. Indien ik wat meer gewetenloos was geweest had ik er zeker ook deel van hebben mogen uitmaken. Een vaak terugkerende discussie was die van de verluchting van de kantoren op de tussenverdieping. Doordat de helft van het plafond bestond uit plastieken golfplaten was het er in de zomer broeiheet. Mijn kantoor was aan het einde van de gang. Omdat het verluchtingskanaal niet was doorgetrokken tot achter kwam er nauwelijks verse lucht binnen. Als ik er een opmerking over maakte of een voorstel tot verbetering indiende (desnoods door mezelf uit te voeren op zaterdag) kreeg ik steeds nul op het rekest. De installatie was immers berekend en uitgevoerd door CLW en dus onfeilbaar. Het probleem bestond enkel maar in mijn hoofd en was te wijten aan mijn te lage incasseringsvermogen. De verluchting
waarmee mijn kantoor bedacht was, was een klein roostertje boven mijn deur. Het handwijzertje 'verse lucht langs hier' hadden ze er vergeten bij te plaatsen. Ik herinner me ook nog die keer dat ik eens dringend naar Batibouw moest. Ik kreeg de kleine Subaru, 'Suske', van de directiesecretaresse ter beschikking. Het karretje was zo mogelijk nog kleiner dan een Fiatje 500. Onderweg was het een beetje mistig en wilde ik de mistlamp ontsteken, maar ik kon die verdomde schakelaar niet vinden. Het noodlot geschiedde en de politie hield me staande. Ik legde hun de situatie uit en grijnzend gingen ze zelf op zoek naar de schakelaar. Maar ze waren niet slimmer dan mijzelf en slaagden er ook niet in en lieten me dan zo maar verder rijden. Natuurlijk niet zonder eerst een mooie boete te hebben opgelegd. Omwille van de goede vrede heb ik het voorval in de doofpot gestopt en ben ik de dag erna netjes fiscale zegeltjes gaan plakken op het postkantoor. Ik zou hier ook kunnen vertellen over het voorval met die vertegenwoordiger die in zijn kantoor werd opgesloten omdat hij dreigde naar de politie te stappen. Of over de Nieuwjaarsspeech die ieder jaar op hetzelfde neerkwam. 'Economisch een moeilijk jaar achter de rug maar er met zen allen toch weer een beetje op vooruitgegaan'. Een collega van mij kon dat perfect imiteren, dus wij hadden de speech al gehoord op voorhand. Of hoe ik in mijn beginjaren als spion werd uitgespeeld tijdens Batibouw. Bij alle concurrenten moest ik kritische en technische vragen gaan stellen en er werd verwacht dat ik alles nauwkeurig optekende in een uitgebreid verslag. Tot die keer dat ik herkend werd en quasi hardhandig van de stand werd gesmeten. Ik herinner me ook nog de truc met het gebraad van 2 kilo. De ganse toonzaal zat vol met verdelers uit Nederland voor technische bijscholing. We zouden die dag onze ‘barbecuedeur’ voorstellen. Daarmee kon je een Fuurhaard ombouwen tot een binnenhuisbarbecue. Gezond en geurvrij. We hadden er een prototype van een volautomatisch spit naast geplaatst. Het was een ingenieus systeem om met behulp van slechts twee tandwielen een slinger en een contragewicht een gebraad van twee kilo te laten ronddraaien boven het vuur zonder elektriciteit of batterijen. Tot ieders verbazing slaagden we erin om het gebraad op een kwartiertje etensklaar te krijgen. Iedereen mocht er van proeven en men vond het heerlijk. Gelukkig had niemand gemerkt dat we het gebraad op voorhand uitgebreid hadden gaargekookt in een hogedruk kookpot. Het hoefde niet altijd kommer en kwel te zijn, want ik zou kunnen vertellen over dat voorval toen er twee Sinterklazen op bezoek kwamen, het is te zeggen, dat was de bedoeling, maar dat liep even mis. Ik heb er later nog een stripverhaal over getekend dat iedereen het jaar daarna van de Sint cadeau kreeg om de ware toedracht voor eens en altijd op te helderen. Ik vermoed dat ik met dat boekje ook wel wat punten zal verloren hebben bij de directie, maar daar heeft men mij nooit op durven aanspreken. Of het verhaal van de verloren gewaande sierdeksel. Een verhaal dat getuigt van de enorme samenhang van de afdeling waar ik de bezieler van mocht zijn. Het was uitgerekend ikzelf die in het ootje werd genomen. Maar dergelijke voorvallen en fratsen hielden ons als groep bij elkaar en gaven ons een samenhorigheidsgevoel. Zo hielden we het vol. Maar het bizarre einde van mijn carrière was al ingeluid, ook al had ik dat toen zelf nog niet in de gaten. Ik kon maar niet begrijpen waarom men van mij het uiterste bleef verwachten terwijl anderen de dans ontsprongen. Ik vond dat ik al heel wat bereikt had voor het bedrijf. Dat wil niet zeggen dat ik nooit fouten gemaakt had of verkeerde beslissingen had genomen. Ik stond constant op de eerste rij in de vuurlinie, dagelijks geconfronteerd met de verzuchtingen van de baas, in rechtstreeks contact, en dat al bijna tien jaar lang. Weinigen hebben mij dat voorgedaan, en nagedaan nog minder. Want de baas werd ouder en zijn krullen werden krommer. Er was een bediende bijgekomen op onze afdeling. Er werd een tafel bijgezet op mijn krappe kantoortje. Ook een industrieel vormgever was het. Om mijn werk wat te verlichten dacht ik. Vooral op het gebied van pure design was deze jongen een crack. Dat kwam me goed uit, want daar viel nog heel wat werk aan te besteden. De samenwerking viel erg goed mee. Ik leerde hem alles wat ik kende. Natuurlijk twijfelde ik eraan of ze mij op termijn helemaal wilden vervangen door hem. Maar daar was ik verder niet mee bezig, want er waren nog zoveel dingen die ik kon doen in het bedrijf. De design kon ik best wel aan hem overlaten. Het negende jaarlijkse evaluatiegesprek kwam eraan. We waren al enkele maanden bezig met de ontwikkeling van een gashaard omdat de concurrentie daar ook mee bezig was en wij natuurlijk niet konden achterblijven. Gasverbrandingstechniek was tot dan toe onbekend terrein voor ons. Ook voor
mijnheer Bessemans. Als een spons zoog ik alle informatie op die er bestond over gasbranders. Contacten met leveranciers en fabrikanten waren schering en inslag. Tot het verre Friesland toe, toen we de wekker al om half vijf 's morgens moesten laten aflopen. Alweer stond ik dus in de spits van een nieuwe belangrijke stap voor het bedrijf. Wat kon er mis gaan. Ok, ik had ondertussen het zaterdagwerk afgezworen want het gebouw dat ik gekocht had moest dringend totaal gerenoveerd worden. Ze konden me tenslotte niet dwingen om 's zaterdags te werken, want ik vermoed trouwens dat het niet eens wettelijk was. Ook de nieuwe medewerker was nog niet voldoende ingewerkt, dus daar had ik ook nog werk aan. Het was mijn beurt om naar boven te gaan. Het woordje opslag zou ongetwijfeld vallen. Deze keer wou ik de directe confrontatie aangaan met de naakte cijfers. Ik vroeg hun om mij niet te wijzen op mijn tekortkomingen en gefaalde projecten, maar te kijken naar de dingen die daadwerkelijk door onder andere mijn medewerking tot stand kwamen. Ik had ook een activiteitenlijst bij die iedereen individueel had moeten opstellen in het kader van een bedrijfsdoorlichting. En die lijst was lang. Heel lang. Deze keer zou het lukken, men kon om mij niet meer heen. Het was payback time. Ik was overmoedig, vastberaden en vooral... naïef. Onlangs had ik in het magazijn toevallig het loonbriefje van een medewerker onder ogen gekregen. Het was geen medewerker van mijn team, dus ik kende hem niet zo goed. Maar ik kon me niet voorstellen dat hij baanbrekend werk verrichte voor het bedrijf. Alleszins een stuk minder dan de heldhaftige cracks die in mijn team fungeerden. En toch was zijn loon een heel stuk hoger dan dat van mijn medewerkers, hij verdiende zelfs bijna zoveel als ikzelf. Ook met dit feit zou ik de directie confronteren. Maar ook deze keer zou men er met een aalmoes vanaf komen, want ik stond als aan de grond genageld na de repliek. Luister..., zo begon Mijnheer Bessemans, het is waar dat jij al een aantal dingen hebt helpen realiseren. Goede ideeën en ontwerpen kwamen van jou hand. Dank u daarvoor. Maar dat is toch net waar ik je heb voor aangeworven. Dat is nu eenmaal doodgewoon jouw job. Niet meer of niet minder. Maar waarom wordt een jobke in het magazijn dan bijna even hoog ingeschat? wilde ik weten. Natuurlijk zijn er nog andere dingen waar waarde aan gehecht wordt, legde hij me uit. Jij zou jouw loon ook makkelijk kunnen verhogen indien je bijkomende waardevolle dingen voor mij zou kunnen doen. Met een gezicht van, -is dit nog niet lang genoeg-, toonde ik nogmaals mijn activiteitenlijstje. Onverstoord ging hij verder. Ik heb gemerkt dat jij over het algemeen nogal goed gezien bent in het bedrijf, zowel bij bedienden als arbeiders. Ik kan me voorstellen dat jij regelmatig allerlei informatie te weten komt die voor mij van groot belang kan zijn. Informatie die ik anders misschien nooit te weten zou komen. Ik maakte me meteen de bedenking welke informatie dat dan wel mocht zijn, en wat hij er dan zou kunnen mee aanvangen. Ging het over echt belangrijke bedrijfsgegevens of waren het gewoon de kleine foutjes van medewerkers waarmee die dan zouden kunnen gemanipuleerd worden? Dat had ik immers zelf aan den lijve kunnen ondervinden. Ik herinnerde me de berisping die ik kreeg toen die ene medewerkster was gaan uithuilen bij de baas omdat ze een taartje was misgelopen. En ik moet bekennen dat ik door dat voorval wel een tijdje uit mijn lood geslagen was, en weer netjes meeliep in de pas. Aha... zo werkte dat... de schellen vielen van mijn ogen. Het kwam er dus op neer dat ik mijn eigen makkers moest gaan verraden voor een loonsverhoging. Ik kon me niet van de indruk ontdoen dat hij op voorhand had ingecalculeerd dat ik daar niet zou intrappen. Want waar hij vermoedelijk op gehoopt had, gebeurde. Ik stond recht en wandelde zijn kantoor uit. Nee, ik deed het niet meer zo graag. Het begon me zwaar te vallen. Ik probeerde het zo goed mogelijk te verbergen, maar mijn prestaties moeten er ongetwijfeld onder geleden hebben. Het lukte me ook niet meer zo goed om mijn ideeën uit te voeren. Ik werd door de directie ontmoedigd en tegengewerkt. Vroeger werd een nieuwe schets of prototype met nieuwsgierigheid benaderd. Wantrouwen en argwaan waren er voor in de plaats gekomen. Zo voelde ik het alleszins aan. Van die rechterhand was al lang geen sprake meer. Er waren ondertussen reeds meerdere rechterhanden gepasseerd. Het totaal aantal dagen dat ik ziek was kon je op één rechterhand tellen en was al een hele tijd geleden. Maar toen werd ik ziek. Ik wist niet wat ik had, maar ik voelde me gewoon ziek. Ik ging naar de dokter en deed men verhaal. Jij stevent af op een depressie jongeman, zei hij. Ik ga je de rest van de week thuis houden. Ik belde naar het werk en melde me ziek. Ik moest men zinnen wat verzetten had de dokter gezegd. Doe iets leuks. Het was herfst en de appelen waren rijp. Ik besloot om een oude hobby terug leven in te blazen en plukte 50 kgr appelen en zou die gaan uitpersen om zelf wijn te maken. Ik was nog maar net begonnen met persen of er reed een wagen de inrit op. Het was de onderdirecteur. 'Ziekenbezoek' zei hij. Ik voelde me een beetje betrapt en probeerde uit te leggen dat ik niet binnen hoefde te blijven van de dokter. Daar had hij geen probleem mee. Hij vroeg me hoe lang ik van plan was om thuis te blijven. Ik
had een voorschrift tot het einde van de week. Dat zou wel voldoende zijn opperde ik. En inderdaad. De volgende maandag stond ik er weer. Ik wist niet zo goed welke houding ik me moest aanmeten, doch mijn medewerkers wisten dat evenmin. De grote gangmaker die steeds met een kwinkslag en een grap zijn team wist te motiveren was nog slechts een schim van zichzelf. Maar ik herpakte me een beetje. Het werk was immers niet gaan lopen in die dagen van mijn afwezigheid en de ontwikkeling van de gashaard had mijn aandacht nodig. De dokter had me op het hart gedrukt dat ik niet te veel hooi op mijn vork mocht nemen en dat het geen kwaad kon als ik wat meer assertief werd. Van tijd tot tijd een dagje verlof pakken kon ook geen kwaad opperde hij. Ik had ondertussen reeds tientallen niet opgenomen verlofdagen open staan, dus dat kon geen probleem zijn. Ik was ondertussen nog steeds hoofdverantwoordelijke van de jeugdbeweging en ons 25 jarig bestaan zou dat jaar gevierd worden tijdens de jaarlijkse 'Boskermis'. Terwijl ik vroeger alle voorbereidingen in het weekend en 's avonds laat beredderde had ik besloten om dat jaar een dagje te 'pakken'. Die maandag vulde ik een verlofformulier in en legde het in de onderdirecteur zijn bakje. De dag erna kreeg ik het terug en melde hij me dat hij daar zelf niet kon over beslissen maar dat ik er rechtstreeks mee naar de baas moest. Naar mijn vermoeden werd dit reeds onderling besproken aangezien in vroegere tijden het verlof wel door hem werd geregeld. De baas had het druk. Het duurde even vooraleer hij me kon ontvangen. Vreemd, in andere tijden kon ik hem met moeite ontlopen maar nu was hij in geen velden te bespeuren. Op woensdag kreeg ik hem te pakken en toonde hem mijn verlofformulier. Resultaat: verlof geweigerd. Zijn uitleg kwam er op neer dat het ongehoord was om in deze drukke periode verlof te nemen. De ontwikkeling van de gashaard had door mijn schuld al genoeg vertraging opgelopen en de werknemers van de afdeling moesten ook van opdrachten worden voorzien. De dagen die ik verloor door herstellingswerken te gaan uitvoeren bij ontevreden klanten die dreigden met een rechtszaak, en de dagen die ik doorbracht in één of ander muf laboratorium werden wijselijk over het hoofd gezien. Zelfs in die periodes slaagde ik erin om de boel draaiende te houden door vooruit te werken. Assertief als ik wou zijn, deelde ik hem mede dat ik die dag sowieso zou thuisblijven. En niet, zoals zo velen er vaak handig gebruik van maakten, door me ziek te melden. Hij dreigde met ontslag. Donderdag 27 april 1995 was ik niet aanwezig op de firma. Ik was bezig met de voorbereidingen van ons jubileum. Toen ik de dag erna op het werk kwam kreeg ik te horen dat er een verwittiging per aangetekende brief onderweg was naar mijn adres. (Zie volgende bladzijde)
Het spel werd dus hard gespeeld. Ik wou meespelen. Ik wilde weten of er nog een toekomst was voor mij in het bedrijf en vroeg me af of men alles op het spel wilde zetten voor een stomme dag verlof. Ik vulde een nieuw verlofformulier in. Deze keer voor dinsdag 2 mei 1995. Om op te ruimen. Ik was vastbesloten. Ik zou niet meer met me laten sollen. Die dinsdag was ik niet aanwezig op de firma. Ik was bezig met het opruimen en de nasleep van ons jubileum. Woensdag was het een kille dag op het werk. De onderdirecteur was blijkbaar niet op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Mijnheer Bessemans was alweer in geen velden te bespeuren en zelf had ik niet het flauwste vermoeden wat er mij boven het hoofd hing. Toen ik die avond thuis kwam lag er een aangetekende brief op mij te wachten. Ik was ontslagen. (Zie volgende bladzijde)
Het was duidelijk waar ik stond. Men had me niet meer nodig. Of misschien toch nog wel eventjes, want enkele dagen later moest ik op gesprek komen. Hij zei: ...én? Ik zei: ...tja! Ik ben ontslagen. Hij wou weten of ik de inhoud van de brieven begrepen had. Ik antwoordde dat ik dacht van wel. Al enkele nachten spookten de bewuste brieven immers door mijn hoofd. Ik kende ze nagenoeg vanbuiten. Ik wist niet goed wat ik er van moest denken. Enerzijds was ik verdrietig omdat mijn jarenlange inzet tot niets had geleid. Maar anderzijds was ik best wel fier. Hoe belangrijk kan je zijn voor een bedrijf? Belangrijk genoeg om door 2 dagen verlof te nemen, miljoenen schade te berokkenen en de toekomst van de medewerkers op het spel te zetten. Dat zag ik die jongen van het magazijn nog niet klaar spelen. En in welke richting zou dit gesprek gaan? ik was toch ontslagen. Ok, ik had een opzegtermijn van 9 maanden. Net voldoende tijd om een baby te maken flitste het door mijn hoofd, doch het leek me niet het juiste moment om grapjes te maken. Ik wachtte gewoon op zijn volgende move. Ik kon niet anders dan je ontslaan, zei hij. Dergelijk gedrag kan ik onmogelijk tolleren. Maar ik ben geen onmens. Ik wil je het beste wensen voor het verdere verloop van jouw carrière. Je hebt 9 maanden de tijd om een geschikte job te vinden, een job die bij je past. Doe dat niet te overhaast want het vinden van de juiste job is erg belangrijk. Zelfs indien door omstandigheden blijkt dat die 9 maanden niet voldoende blijken te zijn, dan kan daar misschien nog wel een mouw aan worden gepast. Ik wil je niet zonder inkomen zetten. Maar ik zou je in ruil wel enkele wederdiensten willen vragen. Ik had graag mijn eigen gezicht eens willen zien toen. Ik denk dat ik enkel nog maar kon knikken. Hij ging verder met zijn betoog. Hij vertelde me dat er niemand op de hoogte was van mijn ontslag, enkel hijzelf, de personeelssecretaresse en ikzelf natuurlijk. De directiesecretaresse was blijkbaar toen al van haar troon verstoten. Ook de onderdirecteur wist nog van niets, laat staan mijn collega's of medewerkers. Volgens de wet was ik volgens hem verplicht om die negen maanden constructief verder te werken in men functie. Hij vroeg me om over het hele voorval niet te gaan roddelen in de fabriek. Het zou enkel maar onrust teweegbrengen en daar schiet niemand wat mee op. Is het niet? Ook de twee halve dagen verlof per week, waar je normaal recht op hebt om te solliciteren, zou ik je willen vragen om daar geen gebruik van te maken want ook dat zou kwaad bloed kunnen zetten bij je medewerkers wanneer jij hier te pas en te onpas halve dagen afwezig bent. Ik had ondertussen al eens kunnen slikken en ik stamelde voorzichtig. Allee, nu ben ik ontslagen en nu kan ik nog geen verlof nemen. Waarom zou ik dat eigenlijk niet doen dus? Zijn ware aard kwam weer boven. Hij verzekerde me dat hij er kon voor zorgen dat ik in gans Vlaanderen nergens aan de bak zou komen, want hij had belangrijke relaties in de ganse bedrijfswereld en tot in de kamer van koophandel. Halsstarrig was hij met zijn wijsvinger een velletje van zijn wang aan het krabben. Dat was meestal het moment dat hij in een Leuvense colère kon schieten. Ik was op mijn hoede, maar kon het niet laten om schoorvoetend te vragen of hij dan niet bang was dat het bedrijf onder mijn vertrek zou kunnen te leiden hebben. Er verscheen een gelukzalige grijns op zijn gelaat. Je hoeft je over mij geen zorgen te maken, zei hij, mij kan niets gebeuren. Ik bezit 20 woningen die ik verhuur en ik heb voldoende vermogen gespaard om mijn ganse familie nog generaties lang onbezorgd te laten leven. Dus mij kan je niets maken. Op dat ogenblik had ik niet de tijd om daar eens goed over na te denken, doch achteraf des te meer. Flink gespaard met een loon van 25 000 Bfr bedacht ik ten eerste. En de toekomst van de medewerkers was blijkbaar dan toch niet zo belangrijk. Hoe zat het trouwens met al dat gezeur over economisch moeilijke tijden voor het bedrijf. En het onmogelijk kunnen toestaan van loonsverhogingen zodat anderen ook een min of meer comfortabele toekomst konden uitbouwen. In plaats van zijn duivelszak te vullen had hij beter wat meer geïnvesteerd in zijn bedrijf zodat het niet meer zou behoren tot het archeologisch erfgoed en dat iedereen wat veiliger zou kunnen werken. Ook die aftandse camionette mocht best wel eens vervangen worden. Zelfs het kofferdeksel van zijn eigen wagen moesten we toebinden met een ijzerdraad want het slot was al maanden stuk. Achteraf lukten investeringen blijkbaar wel had ik gemerkt. Was de duivelszak vol? Ik dacht dat een duivelszak nooit vol geraakte. Of had hij ondertussen zodanig veel vijanden tegen zich verzameld dat het versassen van winsten steeds moeilijker werd? En als ik het achteraf nu zo eens nareken, dan was er in die tijd toch reeds al een breuk met zijn dochter, denk ik? Wie was die familie dan? Deze man was ziek. Heel erg ziek. De ergste ziekte die men kan hebben bedenk ik nu. Eigenlijk zou deze ziekte moeten erkend zijn door het ziekenfonds. Verslaafd worden aan geld en aan macht. Ik denk dat het je gewoon overkomt. Net als kanker. Hoe dikwijls heeft het de loop van de geschiedenis al bepaald. En nu nog steeds. Zijn het niet de enkelingen die alles voor zichzelf willen, en niets gunnen aan een ander, die onze huidige
economische crisis ingeleid hebben? Ik wist niet of ik moest kwaad zijn of medelijden hebben. Maar ik werd kwaad. Heel erg kwaad. Niet op het ogenblik toen het gesprek aan de gang was. Maar wel ’s avonds toen ik thuis kwam. We hadden in alle rust en vrede ons gesprek afgerond. Ik had ingestemd met zijn voorwaarden. Ze zouden aan mij niet zien dat ik ontslagen was en de lopende projecten zouden verder worden afgewerkt. Solliciteren kon ik eventueel altijd ’s avonds nog, opperde ik. Reeds onderweg naar huis stond mijn besluit vast. Ik moest daar weg en liefst zo snel mogelijk. Het kon me niet schelen wat er van mij komen zou. Het kon me niet schelen wat er van iedereen komen zou. Het was op. Maar wat nu? Solliciteren zou geen makkie worden want ik zag hem in staat om met alle middelen te verhinderen dat ik elders zou worden aangenomen. En wou ik dat trouwens wel? Was mijn karakter wel geschikt voor een carrière in de bedrijfswereld? Zou ik niet andermaal in dezelfde val trappen? Ik was kwaad. Ik verloochende alles wat ik tot dan toe had gedaan. Ik zocht mijn diploma van Industrieel Vormgever en scheurde het kapot. Voortaan zou ik mijn kost gaan verdienen met mijn handen. Die kon hij me niet afpakken. Ik was links en rechts wat raad gaan vragen en had een hoop lectuur meegekregen. Uit één van die boekjes leerde ik dat ik in mijn situatie recht had op tegen-opzeg. Dat betekende dat ik dan slechts één maand opzegtermijn diende uit te zitten. Het bedrijf had door het ontslag immers te kennen gegeven dat ze verder konden zonder mij. Het toneelstuk kon beginnen. Ik was er klaar voor. Op de werkvloer had men natuurlijk wel gemerkt dat er wat aan de hand was, doch elke kritische vraag kon ik ontwijken met een kwinkslag zoals ze dat van mij gewend waren. Het kwam er op aan om zonder te overdrijven terug op het 'goede' spoor te komen, door weer keihard aan de slag te gaan. Ik wou immers zelf ook wel dat de gashaard productieklaar was voor ik het bedrijf zou verlaten. Uiteindelijk is dat niet gelukt doch een behoorlijk werkend prototype hebben we wel nog klaargestoomd. Het voornaamste was dat niemand zou doorhebben welk spel er werd gespeeld. Het was super belangrijk voor mij dat niemand iets wist van mijn bedoelingen, ook de baas en de personeelssecretaresse niet. Eigenlijk was dat niet zo nobel van mij, want ik realiseer me dat ik er veel mensen mee gekwetst heb en hen in een situatie heb gebracht die een grote wending zou teweegbrengen in hun denken en doen. Ik heb daar best wel wat schuldgevoelens aan over gehouden, alhoewel er mij nooit iemand achteraf op heeft aangesproken. Het was gewoon de enige weg. Indien het zou uitlekken kwam gegarandeerd de roddelmachine terug op gang en kon het manipulatiespelletje tot in den treuren worden verder gezet. Ik kon en zou niemand in vertrouwen nemen. Alles verliep zoals gepland en ik deed mijn job zoals men het van mij gewoon was in het verleden. De oude Luc Bex was weer terug. Dat was natuurlijk ook mijnheer Bessemans niet ontgaan. Hij leek zowaar tevreden over de gang van zaken en maakte me zelfs regelmatig een compliment. Schoorvoetend had hij al eens gepolst hoe het zat met dat solliciteren, doch ik gaf hem de indruk dat ik daar nog niet zo mee bezig was. Groot zal dus zijn verbazing geweest zijn toen hij enkele weken later een brief in zijn postbakje vond. (zie volgende bladzijde)
Het kan niet anders of hij moet er toch een beetje van in de war geweest zijn, maar dat liet hij allerminst uitschijnen. Ik was blijkbaar niet de enige die kon acteren, maar we stonden nu wel met gelijke wapens. Het spel werd zelfs zo goed gespeeld dat alle partijen moeten gedacht hebben dat er eigenlijk helemaal niets aan de hand was. 1 juni 1995 viel op een donderdag. Ik zou die laatste week dus nog drie dagen werken en dan lonkte de vrijheid. Dan zou de ontsnapping uit de 'duivelskooi' plaatsvinden. Maar het werden drie spannende dagen. Ik mocht nu absoluut niet uit mijn rol vallen. Ik moest de indruk wekken dat ik het bestaan van alle aangetekende brieven vergeten was. De tegenpartij deed dat ook. Ik probeerde met alle mogelijke middelen het contact met mijnheer Bessemans te vermijden. Gelukkig had hij in die periode ook nog heel wat andere beslommeringen aan zijn hoofd. Ik kon me moeilijk voorstellen dat ik de enige zou zijn waar hij mee in conflict lag. Vooral die laatste dag heb ik een sterk staaltje van ontsnappingstechnieken aan de dag moeten leggen, want het was wel duidelijk dat hij toen naar mij op zoek was. De bizarre structuur van de bedrijfsgebouwen was mijn bondgenoot. In de loop der jaren had ik er natuurlijk goed mijn weg leren vinden. Mijn kantoor was aan het einde van de gang op de tussenverdieping. Vanuit mijn kantoor kon ik via de tekenkamer, doorheen een kleine archiefdeur, voorbij de kopieermachine uitkomen aan het begin van de gang. Daar had ik de keuze voor een trap naar rechts die afboog naar beneden, naar de receptie of naar boven naar de kantoren van de directie met een afsplitsing naar de toonzaal. Links in onze gang was er een deur die uitgaf op een steile wenteltrap naar beneden die naar het werkhuis leidde. Vandaar kon ik kiezen om naar de modelmakerij te gaan of via de grote schuifpoort naar de doorgang van de gieterij om alzo via een buitentrap naar boven voorbij de tikklok en de refter terug in de toonzaal te belanden. Die vluchtwegen waren me al vaker van pas gekomen. Mijnheer Bessemans had immers de vervelende gewoonte om net voor het middageten, of voor het einde van de werkdag, nog 'snel' iets te komen vragen. Je moest dan al erg veel geluk hebben of je zat niet vóór 14 uur achter je boterhammen. Helemaal in je eentje in plaats van gezellig met zen allen in de refter met de krant erbij. Zoals bij een snelheidscontrole de locatie van de flitswagen zich via de tamtam verspreidt, zo wisten wij waar de baas zich bevond. En geloof me. Die vluchtwegen werden dan gebruikt. En niet door mij alleen. Op momenten was het nipt, maar ik slaagde erin om uit zijn greep te blijven. Om 17 uur ging ik naar huis. Voorgoed. Donderdag 1 juni 1995 omstreeks 9 uur riep mijn moeder me aan de telefoon. De onderdirecteur wilde me spreken. 'Hoe zit het? zijt ge ziek of wa?' 'hier staat acht man met hun vingers te draaien omdat ze geen opdrachten meer hebben'. Ik vertelde hem dat ik daar niets meer mee te maken had omdat mijnheer Bessemans mij had ontslagen. 'Zijt ge zat of wa?' Ik gaf hem de raad om eens met zijn baas te gaan praten en verbrak het contact. Toen werd het stil. Natuurlijk had ik al zitten piekeren hoe het verder moest met mij. Veel opties had ik niet. Ok, ik zou best wel terug ergens aan de bak geraken, doch ik wilde nooit nog voor een baas gaan werken. Dat stond vast. In die tijd was mijn vader op pensioenleeftijd gekomen. Samen met mijn oudste broer bouwden zij woningen. Ruwbouw. Ze hadden hun activiteiten ondergebracht in een BVBA. Aangezien ik met mijn handen wou gaan werken en aangezien ik niet meer voor een baas wilde werken was de keuze snel gemaakt. Ik zou samen met mijn broer de BVBA verder zetten. Mijn broer en ik, zonder personeel, dat was de deal. En ons vader zou nog een aantal jaren deeltijds meewerken. We hadden afgesproken dat ik vanaf maandag 4 september zou starten, want de verbouwingswerken aan mijn eigen woning zouden me tot rust moeten brengen. In 5 weken tijd vernieuwde ik eigenhandig het ganse dak. Alsof er hogere machten mee gemoeid waren was er in die ganse periode geen druppel regen gevallen. De laatste werkdag vóór het bouwverlof had ik tien jaar lang samen gevierd met de makkers in een cafeetje in het centrum van de stad. Ook dat jaar hadden ze me gevraagd om langs te komen. Het samenhorigheidsgevoel en de solidariteit waren nog niet verdwenen, integendeel. Er waren kritische opmerkingen over mijn stilzwijgen, doch men kon mijn handelen wel begrijpen. Men vertelde me ook hoe mijnheer Bessemans zich in alle bochten had gekronkeld om mij in een zo slecht mogelijk daglicht te plaatsen. Ik was oneerlijk, hebzuchtig, had een probleem met mijn vader, had een probleem met vrouwen, kortom, ze mochten blij zijn dat ze van me af waren. Maar niemand was daar in getrapt. Waarschijnlijk niet enkel door mijn vertrek raakte de sfeer in
de firma nog meer verziekt. En inderdaad, het klopte voor een deel, door mijn houding had ik de toekomst van de medewerkers op het spel gezet. De grote leegloop zou weldra een aanvang nemen. Enkele jaren later is de ganse groep die het bedrijf verlaten hadden nog eens samen gekomen en er bleek toen dat bijna iedereen zijn carrière elders naar een hoger niveau had kunnen tillen. Maandag 4 september 1995 startte ik te werken in 'de bouw'. Funderingen graven, mortel maken, stenen stapelen, trappen bekisten, ijzer vlechten, beton storten, enz. Ik werd professioneel bouwvakker en ben dat heden nog steeds in ongewijzigde omstandigheden. Mijn creativiteit kan ik kwijt in mijn hobby's en in de winterperiode durf ik nog wel eens aan het ontwerpen slaan. Just for fun. Vooral het ontwerpen op zich is daarbij belangrijk want de ontwerpen komen steevast terecht in een verzamelmap. Een beetje zoals Van Gogh die zijn schilderijen ruilde bij de verfwinkel voor nieuwe verf zodat hij opnieuw kon schilderen. Het deerde hem niet dat zijn werken gebruikt werden om gaten in het hek van een kippenhok dicht te timmeren. Eén keer werd de verleiding te groot. Ik nam deel aan het TV-programma 'De Bedenkers' en diepte een ontwerp uit mijn lade waarvan ik hoopte dat het zo lang mogelijk zou meegaan in het programma. Ik schopte het tot aan de finale. En ook al waren de contacten hierover met de industrie zeer goed meegevallen, ik slaagde er niet in om het product op de markt te krijgen. Zie: www.lucbex.be. De verzamelmap is ondertussen reeds stevig aangedikt. Misschien heb ik ooit wel weer eens de moed om er mee naar buiten te komen. In de bedrijfsgebouwen aan de Bedrijvenstraat heb ik nooit nog een voet binnen gezet. Mijnheer Bessemans heb ik achteraf wel nog eens toevallig ontmoet. Het was een paar jaar na mijn ontslag en ik had een gashaard nodig voor in mijn woning. Een ex-collega had zich ondertussen gevestigd als verdeler van verwarmingstoestellen en organiseerde een opendeur weekend. Het was mijn intentie om een toestel van het merk 'Fuur' aan te kopen. Ik was immers helemaal niet tegen de producten van het bedrijf. Om te kunnen vergelijken stond ik, samen met mijn vriendin, te kijken naar een verwarmingsapparaat van een ander merk. Plots stond mijnheer Bessemans naast mij. Hij gaf ons een hand en vroeg of wij de gashaard van 'Fuur' ook al gezien hadden. Ik verzekerde hem van wel, maar dat ik toch eerst eens wou vergelijken. Hij ging naast de Fuur-haard staan en begon uitvoerig uitleg te geven over de kwaliteiten ervan. Heel beleefd zei ik hem dat wij onze eigen keuze wel zouden maken zonder zijn hulp, en met mijn vriendin aan de hand wandelde ik verder. Even later werden we door mijn excollega uitgenodigd om iets te komen drinken. We zaten aan tafel met heel wat oude bekenden die nog werkzaam waren bij het bedrijf. Ook mijnheer Bessemans zat niet zo ver van ons. Maar hij was stil, opmerkelijk stil. En met een uitdrukking op zijn gelaat die ik nog nooit eerder gezien had. Was het jaloezie? Was het verwondering? Was het interesse? Ik kon het niet echt plaatsen. Het enige wat ik weet, is dat hij zijn ogen niet kon afhouden van mijn vriendin. Om de boel niet te laten escaleren zijn we maar even gebleven en er stilletjes vanonder gemuisd. Enkele dagen later heb ik bij die verdeler telefonisch een verwarmingstoestel besteld. In het begin hadden we er wat problemen mee omdat het vuur regelmatig uitviel. Ik heb dan een klein U-vormig plaatje aangebracht naast de waakvlam en het euvel was verholpen. Nu 15 jaar later genieten mijn vrouw en ik nog iedere dag van de onverwoestbare gezellige 'Fuur'-gashaard.
mailto:
[email protected]