-Rapporten
Een archeologisch inventariserend veldonderzoek door middel van boringen aan de Glanerbruggeweg 75 te Enschede (O)
H. Buitenhuis
ARC-Rapporten 2010-116 Groningen 2010 ISSN 1574-6887
Colofon Een archeologisch inventariserend veldonderzoek door middel van boringen aan de Glanerbruggeweg 75 te Enschede (O) ARC-Rapporten 2010-116 ARC-Projectcode 2010/238 Tekst H. Buitenhuis Afbeeldingen B. Schomaker Redactie N. van Malssen Versie 1.1 (Concept), 17 mei 2010 Autorisatie — C.G. Koopstra Uitgegeven door ARC bv Postbus 41018 9701 CA Groningen ISSN 1574-6887 Groningen, 2010 Een recente lijst van de ARC-Rapporten is te vinden op www.arcbv.nl
Rapport 2010-116
ARC bv
Projectgegevens Projectnaam Projectcode Archisnummer Beheer en plaats van documentatie
Glanerbruggeweg 2010/238 40836 Archaeological Research & Consultancy
Projectleider Contact
dr. H. Buitenhuis 050-3687100;
[email protected]
Opdrachtgever
Hamaland Advies, drs. E.E.A. van der Kuijl
Bevoegd gezag
Gemeente Enschede, drs. M. Marinelli
Locatiegegevens Toponiem Plaats Gemeente Provincie
Glanerbruggeweg Lonneker Enschede Overijssel
Kaartblad RD-co¨ordinaten
34F NW: 260.83/474.238 NO: 260.865/474.239 ZO: 260.898/474.201 ZW: 260.851/474.196
Oppervlakte
2.300 m2
Beschrijving onderzoekslocatie Geologie
Oostelijk zandgebied
Geomorfologie
Dekzand met ondiep keileem
Bodem
Enkeergrond of veldpodzol op dekzand
Historische situatie
Agrarisch grondgebruik
Archeologische verwachting
Middelhoge archeologische trefkans
1
• Lonneker
Legenda Onderzoekslocatie 475
474
473
259
260
261
262
472
Afbeelding 1 Topografische kaart van de onderzoekslocatie (omcirkeld) en omgeving, voorzien van RD-co¨ordinaten. Bron: Topografische Dienst Nederland.
Rapport 2010-116
1
ARC bv
Inleiding
1.1
Aanleiding tot het onderzoek
In opdracht van Hamaland Advies heeft Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) een archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van boringen uitgevoerd aan de Glanerbruggeweg 75 bij Lonneker. Aanleiding tot dit onderzoek is de voorgenomen nieuwbouw van een woning en de sloop van de huidige bebouwing. Door deze werkzaamheden worden mogelijk archeologische resten bedreigd. Conform de Wet op de archeologische monumentenzorg1 dient het plangebied eerst te worden onderzocht op de aanwezigheid van archeologische waarden. Het bureau-onderzoek is verricht in april 2010 door Hamaland Advies.2 Het veldwerk vond plaats op 6 mei 2010 en is uitgevoerd door M.C.M. Komen MA. Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd conform de eisen die gesteld worden in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.1).3
1.2
Ligging en beschrijving van het onderzoeksgebied
Het onderzoekgebied is gelegen aan de Glanerbruggeweg 75 aan de noordoostkant van Enschede tussen Lonneker en Losser. Het is een bebost terrein met een woning, die zal worden gesloopt. Het onderzoeksterrein is ca. 2.300 m2 groot.
1.3
Overzicht van de geplande werkzaamheden
De huidige woning en garage zullen worden gesloopt. De nieuw geplande woning met garage zal deels op de slooplocatie en deels daarnaast worden aangelegd. De grondwerkzaamheden bestaan uit het graven van een bouwput voor de fundering van de nieuwbouw en het graven van sleuven voor de aanleg van kabels, leidingen en een rioolaansluiting.
1.4
Onderzoeksgeschiedenis
Het bureau-onderzoek is in april 2010 uitgevoerd door Hamaland Advies. In het kort kan worden gesteld, dat het gebied deel uitmaakt van een dekzandlandschap. De bodem zou bestaan uit enkeergrond met fijn lemig zand en keileem beginnend tussen 40 en 120 cm –mv. Voor het dekzandlandschap geldt dat dekzandwelvingen een middelhoge tot hoge archeologische verwachting hebben. Historisch gezien heeft het gebied rondom Lonneker altijd een agrarisch karakter gehad. Op de gemeentelijk archeologische verwachtingskaart staat het terrein aangegeven als hebbende een middelhoge verwachting. In de directe omgeving zijn geen vondstmeldingen of waarnemingen bekend. Op grond van de bodemkundige en cultuurhistorische kenmerken wordt gesteld dat in het Paleolithicum en Mesolithicum het gebied mogelijk is bezocht door nomadische jagers/verzamelaars. Zij woonden in tijdelijke jacht- en seizoenskampen op relatief hogere delen in het landschap. 1
In werking getreden op 1 september 2007. Kuijl, E.E.A. van der, 2010: Bureauonderzoek Archeologie, Plangebied Glanerbruggeweg 75 te Enschede, Zelhem. 3 De inhoud van de KNA kan worden geraadpleegd op www.sikb.nl. 2
3
Rapport 2010-116
ARC bv
Archeologische indicatoren bestaan vooral uit (vuur)stenen artefacten, houtskool, (verkoolde) zaden en pitten en sporen van haarden. In het Neolithicum ontstonden landbouwende gemeenschappen. Op open plekken werden erven en akkers aangelegd. Vanaf de Late Middeleeuwen werden veel woeste gronden ontgonnen en nieuwe erven ingericht. Archeologische indicatoren voor de perioden vanaf het Neolithicum kunnen bestaan uit huisplattegronden, sporen van bijgebouwen, smeedplaatsen, waterputten, spiekers, greppels, afvalkuilen et cetera. Indicatoren die bij het boren kunnen worden aangetroffen bestaan vooral uit aardewerkfragmenten, verbrand leem en houtskool. In het bureau-onderzoek staan de volgende onderzoeksvragen, die het booronderzoek moet beantwoorden: 1 Wat is de bodemopbouw en vermoedelijke intactheid van het bodemprofiel in het onderzoeksgebied? 2 Kunnen er archeologische vindplaatsen in het onderzoeksgebied aanwezig zijn?
1.5
Doel van het onderzoek
Het inventariserend veldonderzoek (IVO) dient ertoe het in het bureau-onderzoek voorgestelde verwachtingsmodel te verifi¨eren en met veldwaarnemingen te completeren. Het IVO bestaat uit drie stappen: verkennend, karterend en waarderend. Het verkennend onderzoek richt zich op de bodemopbouw en mogelijke bodemverstoringen die de archeologische trefkans kunnen be¨ınvloeden. Het karterend onderzoek stelt vast of er al dan niet archeologische waarden aanwezig zijn. Het waarderend onderzoek bepaalt de waarde van de archeologische resten.
1.6
Werkwijze
Het IVO is uitgevoerd als een verkennend booronderzoek. Hiertoe zijn op het onderzoeksterrein zes boringen gezet met een edelmanboor met een diameter van 7 cm tot minimaal 80-150 cm –mv. Deze boringen zijn verspreid over het terrein gezet om een juiste, algehele indruk van de bodemopbouw te kunnen krijgen. De boorkernen zijn zorgvuldig uitgelegd, waarbij de opeenvolgende bodemlagen precies konden worden beschreven en opgemeten. Het opgeboorde materiaal is doorzocht op de aanwezigheid van archeologische resten. Vervolgens is de bodemopbouw per boring beschreven en is er gelet op de aanwezigheid van archeologische indicatoren zoals aardewerkfragmenten, houtskool, fosfaatvlekken, vuursteen, natuursteen, verbrand leem en bot. De boringen zijn beschreven volgens de Archeologische Standaardbeschrijvingsmethode (ASB). Naast het boren is, voor zover mogelijk, een oppervlaktekartering uitgevoerd, bestaande uit het aflopen van het gehele terrein en het inspecteren van allerlei ontsluitingen waaronder molshopen.
2 2.1
Resultaten inventariserend veldonderzoek Booronderzoek
Op het onderzoeksterrein zijn zes boringen uitgevoerd (afb. 2 en bijlage 1). Tot een diepte vari¨erend van 75 tot 120 cm –mv is keileem gevonden. Daarop bevindt 4
Rapport 2010-116
ARC bv
zich zand. Dit zand is vaak zwak grindig en doet rommelig aan. In meerdere boringen zijn in dit zand brokjes keileem aangetroffen. Er wordt veel roest in het zand aangetroffen, maar er is geen herkenbare roest- of ijzeroerlaag aangetroffen. Bij boring 1 is op een diepte van 25 – 35 cm –mv een mogelijk restant van de enkeerdgrond gevonden. Bij boringen 3 en 4 zijn restanten van een donkerbruine laag, een mogelijk B horizont, herkend. De bovenste 25 – 30 cm van de bodem bestaan uit een recente bouwvoor. In geen van de boringen en ook niet aan het oppervlak zijn archeologische indicatoren aangetroffen.
3
Samenvatting, conclusie en aanbeveling
Op het onderzoeksterrein is de bodemopbouw onderzocht en is bepaalt in welke mate deze intact is. De resultaten wijzen uit dat de bodem veelal is verstoord. Zelfs onder de resten van de enkeerdgrond of waar resten van een B-horizont aanwezig zijn, lijkt het dekzand te zijn gemengd met brokjes keileem. Dit wijst er op dat ook dit zand is verstoord. Er zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. De vragen zoals gesteld in het bureauonderzoek kunnen als volgt worden beantwoordt: 1 Wat is de bodemopbouw en vermoedelijke intactheid van het bodemprofiel in het onderzoeksgebied? De bodem bestaat uit keileem, waarop dekzand is gelegen Het dekzand lijkt overwegend te zijn verstoord. 2 Kunnen er archeologische vindplaatsen in het onderzoeksgebied aanwezig zijn? Er zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Het lijkt onwaarschijnlijk dat zich nog archeologische vindplaatsen in het onderzoeksgebied bevinden. Er lijkt daarom geen bezwaar tegen de voorgenomen bodemverstorende bouwactiviteiten. Wanneer bij de uitvoering onverhoopt grondsporen en/of vondsten worden aangetroffen, dient hiervan direct melding te worden gemaakt bij drs. M. Marinelli, die het het bevoegd gezag vertegenwoordigd.
5
Rapport 2010-116
ARC bv
Literatuur Berendsen, H.J.A., 2004. De vorming van het land. Assen (Fysische geografie van Nederland). Vierde, geheel herziene druk. Brandt, R.W. et al. (red.), 1992. ARCHIS. Archeologisch Basis Register, versie 1.0. Amersfoort. Mulder, E.F.J. de et al., 2003. De ondergrond van Nederland. Groningen/Houten.
6
Legenda onderzoeksgebied boorpunt
3 4
5
2 1 6
0
50 Meters
Afbeelding 2
Lokatie van de boorpunten op het onderzoeksterrein
100
Rapport 2010-116
Bijlage 1
ARC bv
Boorstaten
Locatiebepaling Referentievlak Maaiveldhoogtebepaling Nauwkeurigheid maaiveldhoogte
gemeten, GPS Normaal Amsterdams Peil geschat, overige methoden 100 cm
De volgende afkortingen worden in de boorstaten gebruikt. grondsoort (onderdeel lithologie) L leem Z zand
grind (onderdeel van lithologie) g1 zwak grindig g2 matig grindig
bijmengsel (onderdeel lithologie) s1 zwak siltig z1 zwak zandig
humus (onderdeel lithologie) h1 zwak humeus
boring 1 diepte 25 35 85
lithologie Zs1g2 Zs1g1 Zs1g2
boring 2 diepte 25 40 80
RD-X: 260.944. RD-Y: 474.225. Boormethode: edelmanboring.
150 Lz1h1
70 Zs1h1g1 80 Zs1 120 Zs1
diepte 20 40 50 75 120
kleur donker grijsbruin licht grijsbruin donker geel
grens scherp scherp scherp
blauwgrijs
be¨eindigd
Bodemkundige interpretaties: bouwvoor. Vlekken: licht gevlekt, geel. Vlekken: matig gevlekt, grijs. Nieuwvormingen: roestvlekken, spoor. Bodemkundige interpretaties: rommelig. Opmerkingen: rommelig. Bodemkundige interpretaties: rommelig. Opmerkingen: doorworteling.
RD-X: 260.841. RD-Y: 474.255. Boormethode: edelmanboring.
diepte lithologie 30 Zs1 65 Zs1g1
boring 4
grens scherp Bodemkundige interpretaties: bouwvoor. scherp be¨eindigd Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: rommelig.
RD-X: 260.968. RD-Y: 474.253. Boormethode: edelmanboring.
lithologie Zs1h1 Zs1g1 Lz1h1
boring 3
kleur bruingrijs zwart bruingrijs
kleur bruin donker grijsbruin
grens scherp scherp
bruingrijs donker bruin witgrijs
scherp scherp be¨eindigd
Bodemkundige interpretaties: bouwvoor. Bodemkundige interpretaties: opgebrachte grond. Opmerkingen: rommelig,resten metaal. Opmerkingen: rommelig,doorworteling. Opmerkingen: oud oppervlak.
RD-X: 260.897. RD-Y: 474.235. Boormethode: edelmanboring.
lithologie Zs1g1 Zs1g2 Zs1h1 Zs1g1 Lz1
kleur donker grijsbruin licht bruingrijs donker grijsbruin grijsbruin geelbruin
grens scherp scherp scherp scherp be¨eindigd
8
Bodemkundige interpretaties: bouwvoor. Opmerkingen: rommelig. Nieuwvormingen: roestvlekken, spoor. Vlekken: licht gevlekt, geel. Opmerkingen: rommelig. Vlekken: matig gevlekt, blauw. Nieuwvormingen: roestvlekken, weinig. Geologische interpretaties: keileem. Opmerkingen: rommelig.
Rapport 2010-116
boring 5 diepte 30 80 100
RD-X: 260.821. RD-Y: 474.239. Boormethode: edelmanboring.
lithologie Zs1g1 Zs1g1 Lz1
boring 6
ARC bv
kleur donker grijsbruin grijs licht bruingrijs
grens scherp Archeologische indicatoren: puin. Bodemkundige interpretaties: bouwvoor. scherp Vlekken: matig gevlekt, donker bruin. Opmerkingen: rommelig. be¨eindigd Nieuwvormingen: roestvlekken, veel. Geologische interpretaties: keileem.
RD-X: 260.859. RD-Y: 474.194. Boormethode: edelmanboring.
diepte lithologie 30 Zs1h1 120 Zs1g2
kleur donker grijsbruin grijs
grens scherp Archeologische indicatoren: puin. Bodemkundige interpretaties: bouwvoor. be¨eindigd Vlekken: sterk gevlekt, licht bruin. Bodemkundige interpretaties: opgebrachte grond. Opmerkingen: rommelig.
9
Laat-Pleistoceen
Pleistoceen
Elsterien
Holsteinien
Saalien-complex
Eemien
Vroeg-Weichselien (Vroeg-Glaciaal)
Midden-Weichselien (Pleniglaciaal)
Laat-Weichselien (Laat-Glaciaal)
Holoceen
Weichselien (Glaciaal)
475.000
410.000
370.000
130.000
115.000
73.000
13.000
10.000
0
Jaren geleden
Vroeg-Pleniglaciaal
Midden-Pleniglaciaal
Laat-Pleniglaciaal
Bølling-interstadiaal
Vroege Dryas
Allerød-interstadiaal
Late Dryas
Preboreaal
Boreaal
Atlanticum
Subboreaal
Subatlanticum
Chronostratigrafische eenheden
48.000
26.000
13.000
12.000
11.800
11.000
10.000
9000
8000
5000
3000
0
C-jaren geleden
14
Laat-Paleolithicum
Mesolithicum
Neolithicum
Bronstijd
IJzertijd
Romeinse Tijd
Vroege Middeleeuwen
Late Middeleeuwen
Nieuwe Tijd
Archeologische periode
Bijlage 2 Een overzicht van geologische (chronostratigrafische) en archeologische periodes. Door: A.J. Wullink. Gebaseerd op: Brandt et al. 1992; De Mulder et al. 2003; Berendsen 2004.
Midden-Pleistoceen
Chronostratigrafische eenheden
Holoceen Glaciaal
LaatHoloceen MiddenHoloceen VroegHoloceen Laat-Glaciaal Pleniglaciaal
Ca. 40.000 jaar geleden
9000 v. Chr.
5325 v. Chr.
4900 v. Chr.
1900 v. Chr.
800 v. Chr.
12 v. Chr.
450 n. Chr.
1050 n. Chr.
1500 n. Chr.
Tijd