J
A
A
R
G
A
N
G
NUMMER
~El/JUNI
:3
l
<)
8
8
Donateurs gezocht Het afgelopen jaar gaf Xmin Y ruim een half miljoen aan subsidies. Te weinig naar onze mening. We willen meer donateurs (m/v) er-
die vanwege hun links-politieke opstelling niet bij andere (gevestigde) fondsorganisaties terecht kunnen, omdat hun aktiviteiten
bij hebben. We willen mensen, die het heel belangrijk vinden, dat
(nog) niet breed maatschappelijk aanvaard zijn.
progressieve basisbewegingen waar ook ter wereld daadwerkelijk
• XminY opereert onafhankelijk van de Nederlandse overheid,
gesteund worden. We willen mensen, die daarvoor een (klein) ge-
in het bijzonder van haar buitenlandse beleid, en van slechts enkele
deelte van hun inkomen overhebben.
grote donateurs. XminY heeft enige duizenden donateurs (v/m) die relatief kleine bedragen overmaken. Daarom kan XminY vol-
• XminY is een progressieve en onafhankelijke fondsorganisatie.
komen ongebonden steun geven aan politieke basisbewegingen. Zonder invloed van de overheid, het bedrijfsleven of politieke par-
Zij stelt haar geld ter beschikking aan groepen en bewegingen in Derde-Wereldlanden en in 'rijke' landen, die gericht zijn op maat-
tijen.
schappelijke veranderingen in politieke, sociale, economische en/
• Xmin Y werkt met een kleine betaalde staf en een grote groep
of culturele zin. Rechtvaardigheid, gelijkwaardigheid, zelfbeschik-
vrijwilligers/deskundigen (v/m) om de apparaatskosten zo laag mo-
king en emancipatie zijn daarbij voor XminY sleutelbegrippen.
gelijk te houden.
• Het geld van Xmin Y gaat veelal naar groepen en bewegingen,
• XminY is basisdemocratisch georganiseerd.
Noordermarkt 16, Amsterdam. Voor telefonische informatie: 010-179661. Voor donaties: giro 609060.
- PE
ELKE MAAND* ZORG* POLITIEK* WELZIJN * ARBEID * BELEID * HULPVERLENING * IN
TIJDSCHRIFT VOOR DE SOCIALE SECTOR
Artikelen in 11/1 (februari 1988) Peter van den Besselaar: Technologische innovatie Maarten Veraart Ekonomisch struktuurbeleid Pauly Ossenblok Huishoudelijke technologie Thieu Vaessen: Wereldbank: recente ontwikkelingen Leo van Eerden: Financiële innovaties
• • • • • •
een opiniirend vaktijdschrift met een traditie van diepgang .met gevoel voor leesbaarheid met intuïtie voor trends met oog voor geschiedenis met tweemaandelijkse themadelen die jaren meegaan • met achtergronden, reportages, interviews, commentaar, recensies • kortom: 44 pagina's onmisbaar eigentijds sociaal élan
In nummer 11/2 (mei 1988): Boe Thio: Lonen en werkloosheid Afred Kleinknecht De vakbeweging en de krisis Een aantal artikelen naar aanleiding van het congres: Technologie en Ekonomie TPE is verkrijgbaar in de betere boekhandel en door overmaking van f 15,- per nummer op giro 3796008 t.n.v. Stichting Politieke Economie, Postbus 3777, 1001 AN Amsterdam Abonnementen: f 50,- per jaargang (vier nummers)
Tijdschrift voor de Sociale Sector, elke maand 44 pagina's voorsprong.~.
2
bel:
023 .. 276364
D
E
H
tijdschrift voor politieke ekonomie
E
L
L
N
G
JAARGANG
1
NUMMER
3
M E
I
J
U
N
9
8
8
OOCYUiNTATtEceNTAUM
N.EOEftLANDSE POLITIEKE PAfrrtJ!N
I
N
H
4
DAGBOEK De Palestijnen hebben een adres gekregen - 1\ndteé vanli$/ Joosîe Lakmaker
Op werkbezoek in bezet gebied.
7 Colofon Uitgever St1cht1ng Tijdschnft voor L1nkse Politiek DE HELLING verschiJnt VIJfmaal per J3ar: pnJS losse nummers I 6.95, Jaarabonnement I 30.Gironummer 268784 o v.v. DE HELLING Redactie Frank van den Berg, Mananne van den Boomen, W1llem de Bru1n, Wout Bu1telaar, Els D1ekerhof, Flonan D1epenbrock, Jan D1rx. Chns Hu1nder. Henk KnJnen (redactlesecretans), Paul Ku1Jpers, Alexander de Roo, Kann Spa1nk en Jos Vernoo11 Eindredactie Henk Kn1nen
Een half jaar na de
beurskrach -
Sander Kooistra
9
RE c EN s 1E
10
32
Ko Dieleman
IMPRESSIE Zoeken naar de crisis van de vakbeweging - Wout Buitelaar
Peptalks en warrigheid op een zinnig congres.
BEscHouwiNG
de tribune -
33
Het carrièreperspectiefvan
Arie van Dalen
Kopstukken en dwarskoppen-
Paul Lucardie
38 39
De onterechte koudwatervrees van het feminisme.
aucHouwtNo
OVerheid -
De core business van de
Rudle
van der Vekla
coLuMN
Privatisering-
Ton Regtien
HET BETooG De ellendespiraal van de milieubeweging - Willem de Bruin
coLUMN
Wat willen ze nog meer ... -
Astrid Roemer
LINKs & SURINAME Mensenrechten, politiek en pijnlijke verlegenheid Chris Huinder I Siep van der Werf
'Oral history'-boeken over PSP en VVD- een vergelijking.
Zetwerk Ruparo, Amsterdam
Vrouwen en basisinkomen- ute Breithaupt
Het apocalyptisch denken van de milieuactivisten. Een pleidooi voor meer pragmatisme.
De sociale voordelen van het voetbalvandalisme.
RECENSIE
D
Lînks en de onvermijdelijkheid van het privatiseren.
Geen letterheren -
11
27 29
De memoires van Jan Elburg tegen het licht
14
Vormgeving Marcel Bakker : Hollandse Hoogte
coMMENTAAR
U
C»
Mensenrechten op sterk water.
Druk Macula, Boskoop Distributie Bêtapress, R11en Advertentietaneven
f 300,- per 1/2 pagm f 150,- per 1/4 pagm. f 75,- per 1/8 pag:na Abonnementenadministratie en zakelijke correspondentie De Hell1ng I T11dschnft voor L1nkse Pol1t1ek Postbus 15240 1001 ME Amsterdam Redactiesecretariaat Henk KnJnen Utrechtsedwarsstraat 31 - 2 1017 WB Amsterdam
15
42
IMPRESSIE Fakkeldragers, denkers en douwers tegen domheid - Reinout Koperdraal
Leuk avondje dat in tumult eindigde.
MIDDENKATERN BALANS
18
(020) 25 7298
Basisinkomen en 'minimale staat'
45
TIJDSCHRIFTEN
Bladeren
Korte signalementen en besprekingen van binnenen buitenlandse wetenschappelijke en politieke tijdschriften van progressieve signatuur.
INTERVIEW
Rebel en patriarch-
Frank van den Berg
Pim Fortuyn, geslaagd en geplaagd geesteskind van de 'jaren zestig'.
Een nieuw decor -
Jos Vernooij 1 Paulus de Wilt
Politieke schets van een kleine maar rechtvaardige staat
De Helling 1s een onafhankeliJk pol1t1ek IIJdSchnft met belangstelling voor ontw1kkel1ngen op het soc1ale en culturele vlak Het ll)dschnft w1l een algemeen med1um ZIJn voor l1nkse pol1t1eke men1ngsvorm1ng en w11 publieke debatten be1nvloeden
INTERVIEW 'Basisinkomen zonder ATV hetekent gedwongen werkloosheid' Alexander de Roo
Greetje Lubbi hardnekkig pleitbezorgster van ATV en basisinkomen.
ISSN 0922 0119
D
25
E
H
E
L
L
N
G
3
----~----------------------------~~~~~~---------
NUMMER
JAARGANG
MEI/JUNI
:3
9
8
8
De Palestijnen hebben ee foto Gerard Wessei!HH
Enige tijd terug brachten ANDREE
VAN ES en JOOSJE LAKMAKER een 'werkbezoek' aan de Gaza-strook en de West-Bank. Hieronder enkele fragmenten uit hun dagboeknotities.
DONDERDAG Onze tweede dag in Jeruzalem. Als we ontbijten op de eenentwintigste verdieping van ons hotel - tussen de krijsende Amerikaanse toeristen - hebben we uitzicht over de hele stad. Ze is verrassend mooi. De Jerusalem Post schrijft dat negen Palestijnen- vermeende leiders van de opstand in de bezette gebieden - het land zullen worden uitgezet. Om half elf gaan we met de taxi naar het American Colony Hotel in Oost-Jeruzalem, het vroegere Arabische paleis met zijn Zwitserse hoteldirectie, dat tegenwoordig ontmoetingsplek is voor buitenlandse journalisten en Palestijnen. Daar wacht Jan de Jong, medewerker aan het Arabic Institute, die ons naar het Medica! Relief Committee brengt. De overgang tussen de modieuze winkelstraten van het westelijk stadsdeel, waar ons hotel zich bevindt, en de wijk met de vervallen Arabische villa's, waar het comité
4
D
E
H
E
L
L
N
G
J
A
A
R
G
A
N
G
NUMMER
3
MEI/JUNI
1
9
8
8
adres gekregen Andrée van Es I Joosje Lakmaker
is gehuisvest, is gigantisch. Ook in West-Jerusalem lopen veel soldaten, maar hier zijn ze intimiderend aanwezig: controleren op straathoeken, patrouilleren in jeeps. Bij het Medica! Relief Camruittee praten we met een arts, één van de oprichters in 1979 van deze Palestijnse gezondheidsorganisatie. Hij vertelt over de slechte medische voorzieningen op de Westbank en (vooral) in de Gaza-strook, maar ook over het hoge sterftecijfer onder meisjesbabies - door verwaarlozing en ondervoeding. (Moeders zijn nu eenmaal trotser op hun zonen, vertellen Palestijnse vrouwen ons later). 'Wat de Palestijnen nodig hebben', zegt hij, 'is een eigen infrastructuur. Net als de joodse bevolking aan het begin van deze eeuw moeten wij nu basisbewegingen opzetten.' Sprekend over de opstand in de bezette gebieden, geeft hij een tamelijk kritische typering van de positie van de PLO. 'Iedereen is verrast, ook de PLO-leiding. En hoewel alle Palestijnen achter de PLO staan, heeft deze opstand Arafat en de zijnen wel duidelijk gemaakt, dat zij de Palestijnen in de bezette gebieden niet langer als schaakstukken kunnen beschouwen.' Na dit gesprek rijden we in een VW-busje - één van de mobiele klinieken van het comité - naar Jericho. Voor het eerst komen we in bezet gebied. We rijden door een schitterend landschap dat er wild en kaal uitziet. Als een plaatje in de Bijbel: de wereld zoals ze er vóór de Schepping uitzag. In Jericho merken we niets van onrust. Een Amerikaanse toeriste staat op het punt een kameel te beklimmen; dit moet het gewone beeld zijn. In onze plaats van bestemming ontmoeten we drie jongens van het Agricultural Relief Committee. Weer een grassroots movement, gericht op het stichten van landbouwcoöperaties voor kleine Palestijnse boeren. De drie landbouwkundige ingenieurs - twee van hen hebben in de Sovjet-Unie gestudeerd - rijden
D
E
H
E
Ons bezoek aan de mensenrechtenorganisatie Al Haq in Ramallah op de Westbank wordt uitgesteld. De Nederlandse pers is uitgerukt en ons contact bij Al Haq, Joost Hilterman, begeleidt vandaag de VARA-tv. We spreken nu af met Rob Simons, NCRV-correspondent in Jeruzalem. Vanaf het moment dat we in zijn auto stappen - waar altijd net de Israëlische nieuwsberichten keihard aanstaan - zitten we middenin 'het conflict'. Terwijl we door Jeruzalem scheuren, vertaalt Rob de berichten over de laatste incidenten in de bezette gebieden, over de woede bij de Israëlische regering over het optreden van een Engelse onderminister. Hij neemt ons mee naar een discussiebijeenkomst in Oost-Jeruzalem, waar de winkelstaking bijna volledig is. Palestijnse en buitenla-ndse journalisten praten over de rol van de media in de huidige opstand. Al snel gaat het over de plotselinge positieve belangstelling van de pers voor de acties van de Palestijnen in het buitenland. maar ook in Israël zelf. 'Wij Palestijnen zijn gek op samenzweringstheorieën ·, zegt iemand, 'maar toch -er is iets ingrijpends veranderd. Al denkt de Westerse pers veelal in stereotypen en mag ze 'de Arabier' graag als griezelig afschilderen - zoals ze ook aanvankelijk het fundamentalisme als aanstichter van de opstand aanvoerde - de tv-beelden die al weken achtereen dagelijks spontane acties laten zien, maken het denken in
complottermen onmogelijk. Wat nu gebeurt, kan niet meer als terrorisme worden gebrandmerkt. De Palestijnen hebben een adres gekregen.' Niet iedereen is optimistisch. Na de schok van Sabra en Sjatilla verdween de sympathie voor de Palestijnse zaak in de Amerikaanse media weer snel. Om twaalf uur verontschuldigt de voorzitter van de Vereniging van Arabische Journalisten zich. Elke dag op dit uur moet hij zich bij de politie melden. Er wordt een beetje lacherig gedaan. Dit behoort blijkbaar tot de meer bizarre aspecten van het dagelijks leven in OostJeruzalem. Alle Palestijnse journalisten hebben te maken met censuur van de militaire autoriteiten en de ongekende harde artikelen die nu in de Israëlische pers verschijnen mogen in Arabische kranten niet vertaald worden. (De dag vóór ons vertrek lezen we dat deze voorzitter van de persvereniging 's nachts door de politie van zijn bed is gelicht bij welke gelegenheid zijn meubilair kort en klein is geslagen. Ook de meeste van de andere op de bijeenkomst aanwezige journalisten zijn gearresteerd. Reden: verdenking van PLO-lidmaatschap.) 's Middags lopen we door de overdekte straatjes van de oude stad naar het Tempelplein. waar de Al Aqsa-moskee staat. De moskee gaat net uit. De atmosfeer van een enigszins kitscherige toeristenwijk verandert abrupt als moskeegangers - honderden oudere Arabische mannen - ons tegemoetkomen. Militairen hebben de toegang tot het plein afgesloten. We zien jongeren in goh·en de trap naar het moskeeplein opgaan. Ze roepen leuzen. maken V-tekens. Ineens zijn we de enige westerlingen in een grote Palestijnse massa. Zonder precies te begrijpen wat er gebeurt. blijven we staan kijken - met de \·ertrouwde opwinding van grote demonstraties èn met het gevoel dat we hier niets te maken hebben. Twee straatjes verder kijken we plotseling op de
L
N
ons langs hun verschillende projecten. Een vierde Palestijn - erg stil - blijkt sociaal-wetenschapper. 'Hij is werkloos', leggen de anderen uit, 'he needs a state.' Het restaurant - waar we onder zonovergoten sinaasappelbomen een uitgebreide Arabische maaltijd eten - is versierd. Het is Arabisch Kerstmis. Maar niemand viert Kerstmis dit jaar. Daar is geen enkele reden voor. VRIJDAG
L
G
5
------------------------------------~~~~~~----~---'
J
A
A
R
G
A
N
G
NUMMER
Klaagmuur. Krankzinnig die tegenstelling, tussen moskee en Klaagmuur, tussen de Islamitische begraafplaats en de Via Dolorosa, de plaats waar Jesus gegeseld werd. En wij die daar maar een beetje slordig lopen, ongeletterd waar het de Bijbel betreft. Bij elke overgang tussen joodse en Islamitische heilige plaatsen is een militaire controlepost, even de tasjes open. Zou je wennen aan deze inspecties? Ze zien er niet onaardig uit, de soldaten. Tegen ons maken ze geintjes, terwijl ze de transistorradio wat zachter zetten. Vanaf drie uur wordt het langzaamaan doodstil: de sjahbath begint. Als we teruglopen naar het hotel rijdt er al geen enkele bus meer. Vanuit onze kamer, op de achttiende verdieping, zien we hoe boven de uitgestorven stad het licht gaandeweg verandert en het eerst even fel donkerblauw en dan donker wordt. Het licht is prachtig en de sfeer bijzonder. Maar wat een beklemming wekt deze superzondag die nog een etmaal duurt. DONDERDAG We raken hoe lan-
ger hoe meer ondergedompeld in de politieke situatie in dit land. We hebben het over niets anders meer dan 'het conflict'. De Jerusalem Post meldt dat vier van de negen mensen die gedeporteerd zouden worden vannacht zijn overgebracht naar de SyrischLibanese grens. In het diepste geheim, zonder de advocaten of de familie erin te kennen, zonder afscheid. Ondanks internationale protesten en VN-resoluties. Vandaag gaan we dan echt naar Ramallah. Joost Hitterman en een Engelse collega, werkzaam voor de mensenrechtenorganisatie Al Haq, halen ons op bij het American Colony waarvoor vandaag nu ook al soldaten rondhangen. In Jeruzalem zien we elke dag meer militairen, maar in Ramallah zien we voor het eerst letterlijk 'bezet gebied'. De hoofdstraat is afgesloten voor gewoon verkeer, opdat de militaire voertuigen vrije doorgang hebben. (En dus heerst elders in het stadje een nog meer dan normale verkeerschaos). Bij Al Haq aangekomen, zien we alle medewerkers naar het balkon stormen. Soldaten breken met geweld de vanwege de staking gesloten winkels open. De eigenaars, wat oudere Palestijnen met witte sjaals,
6
D
E
3
MEI/JUNI
staan gelaten op straat, maar sluiten een uur later snel hun winkels opnieuw. Waarop de scène met de soldaten zich herhaalt. Het is vernederend om te zien. Iemand zegt: 'De jongeren die nu in opstand komen, doen eigenlijk hetzelfde als de joodse jongeren van ongeveer veertig jaar geleden. Ze hebben genoeg van de gelatenheid van de oudere generatie.' Aan het eind van de dag neemt Joost ons mee naar een Palestijns gezin. Twaalf mensen: vrouwen en kinderen, die allemaal in één ruimte slapen. Alle mannen uit het gezin zijn opgepakt. De echtgenoot van de oudste vrouw werd gearresteerd terwijl de militairen een pistool tegen haar slaap hielden. De jongere vrouwen zijn ongelofelijk fel. Vertellen hoe razend ze zijn, dat niemand hen hun eisen kan afpakken. Trots wijzen ze naar naar kleine jongens die al stenen gegooid hebben. Als wij vertellen dat we van een pacifistische partij zijn, zeggen ze stralend: 'Net als onze PLO.' Terwijl we grote glazen mintthee drinken, vraagt één van hen of Andrée getrouwd is. 'Nee', vertaalt Joost, 'maar ze woont samen en ze is zwanger.' Er valt een diepe stilte. 'Dat is onmogelijk', zegt een jongere vrouw, een studente. 'Toch is het zo.' Stilte. 'Maar dat is fantastisch!', roept ze uit. 'Wij, wij vechten wel voor een eigen staat, maar we zijn onze eigen vrijheid vergeten. Jullie zijn veel verder dan wij.' Opgelucht lachen we mee, blij dat dit heikele moment overgaat in een feministisch leerstukje. Het volgende moment gaat het weer over de situatie van het ogenblik. 'Weet je wat hij tegen de soldaten zegt?', zegt een vrouw, wijzend op een jongen van een jaar of tien. 'Hij zegt: als Hitier hier was, zou hij jullie allemaal in de oven stoppen.' We worden allebei koud van binnen. Als we weer buiten staan, zeggen we geruststellend tegen elkaar: 'Wat weten zij nou van de Tweede Wereldoorlog? Ze voelen natuurlijk feilloos aan wat het meest kwetsend is.' Rob, 's avonds, lijkt niet echt geschokt door dit verhaal. Dit is een land waar Knesseth-leden elkaar regelmatig uitschelden met : 'Hitler, je bent duizendmaal erger dan Hitler!' Morgen gaan we terug naar Tel Aviv. Andrée zal een kibboets bekijken. Joosje heeft een afspraak met Amira, actief in een radicaal-
H
E
9
8
8
linkse organisatie. Amira - kind van twee Holocaustoverlevenden - lijkt een schoolvoorbeeld van de 'tweede generatie'. Ze is somber en verdrietig door de situatie die haar machteloos maakt. Machtelozer, zo te zien, dan de Palestijnen die we ontmoeten, ondanks het verdriet aan deze kant. De organisatie waarvan Amira lid is, noemt zich non-zionist, wat iets heel anders is dan anti-zionist legt ze uit. Wat een land ... een land waarvan het bestaansrecht voortdurend ter discussie staat. Is het een wonder dat - volgens een krantebericht - vier miljoen Israëli (waar in dit ene geval denkelijk ook de Palestijnse bevolking onder gerekend moet worden) per dag één miljoen pakjes sigaretten roken?o ANDREE VAN ES JOOSJE LAKMAKER
Joosje Lakmaker is medewerkster bij de parlementsfractie van de
PSP. Andrée van Es zit voor deze partij in de Tweede Kamer.
ZIJN WE NOU ALLEMAAL YUPPIES GEWORDEN? Neem nou De Helling. Een prachtig nieuw 'tijdschrift voor linkse politiek'. Magazine-formule. Mooi uitgevoerd. Te weinig advertenties. Boeiende betogen, analyses, polemieken, columns, commentaren, reportages, dossiers, dagboeken en recensies. Links, leesbaar en toch leefbaar. Heel wat beter dan de bladen van de wetenschappelijke bureau's van CPN, PSP en PPR waaruit 't is voortgekomen - moest zelfs De Waarheid bekennen (voor we ze kritisch gingen toespreken). Maar denk maar niet dat de abonnees toestromen. De moderne linkse rakker (m/v) koopt 't liever los, tegelijk met z'n full-colorlijfblad dat 'm precies vertelt waar-ie dat mooie halogeenlampje kopen kan. Aan de ene kant is dat natuurlijk een compliment. Zeker als je voortkomt uit een traditie waarin het goede leven gereserveerd is voor het socialistische paradijs hiernamaals. Maar, kameraden! Jullie weten inmiddels toch uit eigen ervaring dat kwaliteit zijn prijs heeft in het reëel bestaande kapitalisme. En dat er heel wat aan de strijkstok van de tussenhandel blijft hangen voor je dit fantastische produkt, dat 't zo goed doet in je Philippe Starck-stoel, in huis hebt. Wordt wakker! Koop prijsbewust! Sta op uit die stoel! ZET JE KOOPGEDRAG OP DE HELLING. NEEM EEN ABONNEMENT.
Noteer mij als abonnee; stuur mij een acceptgiro. Naam: ................................. . Adres: ............................................................ . Postcode en woonplaats: ............................. . De bon in gefrankeerde envelop sturen naar: Postbus 15240 - 1001 ME Amsterdam
DE HELLING-
L
L
N
G
MEI/JUNI
l
9
8
8
half jaar na de beurskrach Sander Kooistra
0
p 19 oktobec 1987 stortten de
aandelenkoersen op de beurs van WallStreet in. In enkele dagen daalden de koersen met meer dan een kwart. De klap kwam nog harder aan dan bij die andere fameuze krach, in 1929. De waarde van de in WallStreet genoteerde aandelen verminderde met ongeveer vijfhonderd miljard dollar. En in het kielzog van de Amerikaanse beurs kelderden de koersen overal in de Westerse wereld. Een beurskrach is een fraai spektakel, vooral voor degenen die hun luttele spaargeld netjes op een plusrekening hebben staan. Eventjes lijkt zichtbaar te worden wat zich afspeelt in de abstracte wereld van de aandelenhandel en de haute finance. Hectische beelden van de beursvloer. Bezwete handelaren - met drie telefoons in de handen die over hun beeldschermen heen staan te schreeuwen. Bezorgde beleggers die - God weet waarom - samendrommen voor het beursgebouw. Grafieken in het NOSjournaal die de pijlsnelle koersval op visueel aantrekkelijke wijze weergeven. En dan de commentaren. Het meest opmerkelijk aan de reacties op de beurskrach uit welke politieke hoek ze ook kwamen - vond ik de universele neiging om een of andere rationaliteit te zoeken achter dit grotendeels irrationele gebeuren. President Reagan bestond het te beweren 'dat na deze noodzakelijke aanpassing de aandelenkoersen weer op een realistisch niveau zijn gekomen.' Dergelijke geluiden kunnen sindsdien ook worden gehoord uit de mond van een aantal economen en beursanalisten. Het wordt dan voorgesteld alsof mensen en beleggingsinstellingen die aandelen kopen vooral letten op de hoogte van het dividend per aandeel, en eventueel op de omvang van het eigen vermogen per aandeel (de zogeheten 'intrinsieke waarde'). Kortom, alsof mensen die aandelen kopen een zelfde soort rekensommetjes maken als degenen die hun geld risicoloos op een spaarrekening zetten. Dat is natuurlijk niet waar. Mensen kopen aandelen omdat ze hopen op een snelle waardestijging. En ze worden in dat speculatief gedrag sterk gestimuleerd door een wetgeving die ontvangen rente en dividend bij het belastbare inkomen optelt, maar vermogenswinst (bijvoorbeeld koersstijging van aandelen) praktisch altijd buiten schot laat. Het interesseert beleggers niet hoe groot of klein het dividend per aandeel is, zolang de koers maar omhoog blijft gaan. En de koers blijft stijgen, zolang de meerderheid van de beleggers denkt dat de anderen denken dat de koersen omhoog
D
E
H
E
zullen blijven gaan. Dat is geen rationeel proces, het is een spelletje. Een andere reactie op de beurskrach is 'populistisch'. De Nederlandse vertegenwoordigster van deze stroming is Pauline van der Ven. In haar boekje over de beurskrach suggereert zij dat de kleine aandelenbeleggers en masse in de val zijn gelokt door de grote beleggers. Die zagen de ineenstorting al van verre aankomen maar hielden wijselijk hun mond en verkochten zoveel mogelijk stukken aan de kortzichtige kleine man. Het is een mooi verhaal, dat bovendien tegemoetkomt aan het begrijpelijke verlangen om een schurk aan te wijzen. Immers, waar zijn die miljarden dollars en guldens gebleven? Die kunnen toch niet zomaar in rook zijn opgegaan? Ja, dat kan bij aandelen nou juist heel makkelijk. De boekwaarde van beleggingen in aandelen is met een kwart tot een derde gedaald, bij de institutionele beleggers en bij de kleintjes. Nou en? Het papier is geduldig. De mensen die nu aandelen moeten verkopen tegen prijzen ver beneden de aankoopsom, die lijden inderdaad een financieel verlies. De overigen kunnen hun stukken gewoon in portefeuille houden en wachten tot het weer opklaart. Klein deukje
Wereldwijd gezien heeft de recente beurskrach nog maar een klein deukje geslagen in de waardestijging van de aandelen. De zogeheten 'wereldindex' van aandelen staat ook na de krach nog altijd op een tweemaal zo hoog niveau als in begin 1985. In Nederland is de klap relatief harder aangekomen. Maar ja, vanuit beleggersoogpunt is ons land - dat zich in een soort economische winterslaap lijkt te bevinden - al een aantal jaren niet interessant meer. Wi'3 begin 1985 (via bijvoorbeeld een beleggingsfonds) internationaal gespreid heeft belegd, kan steeds nog op een fors - en grotendeels belastingvrij - rendement bogen. Het meest ontroerend vond ik de reactie van de langzaam vergrijzende marxist Ernest Mandel. Zonder blikken of blozen presenteert hij vanuit zijn nog altijd even rommelige studeerkamer (maar let op: tussen de stapels knipsels en boeken staat nu een Personal Computer te blinken) de zoveelste variatie op de aloude toverformules: de 'steeds scherper wordende tegenstellingen', de 'toenemende onevenwichtigheden', het gloren van een nieuw radicalisme in de arbeidersklasse, 'bezig zich te ontworstelen aan de verraderlijke sociaal-democratische leiding.' Ach ja. zie verder pagina 8
L
L
N
G
7
JAARGANG
NUMMER
Nog steeds op zoek naar de bewegingswetten van het kapitaal, die oude marxisten. Ik vrees dat ze meer vertrouwen op de rationaliteit van het kapitalisme dan enig kapitalist ooit zal doen. Maar ik ben één van die verraderlijke sociaal-democraten, dus waarschijnlijk niet bevoegd tot oordelen. Natuurlijk is zoiets als een beurskrach geen volstrekt irrationeel gebeuren. De directe aanleiding tot de krach was dat de buitenlandse beleggers plotseling het vertrouwen verlpren in de binnenlandse economische politiek van president Reagan. Het is een raadsel waarom dat opeens in oktober gebeurde, en niet een half jaar eerder. Maar rationeel was het wel. En de beurskoersen hebben zich sinds die hectische week nauwelijks of niet hersteld. Onzekerheid op de beursen is vanaf dat moment troef. Men waagt geen grote investeringen. Opnieuw zeer rationeel gedacht. Vervelend is natuurlijk wel dat deze sfeer zelf weer een rem op de economische activiteit wordt. Je hoeft niet te geloven in de Doomsday-fantasieën uit bestsellers als The Crash of 1992 om te weten dat op het moment alle pijlen in de richting van een langdurige recessie wijzen.o
3
MEI/JUNI
I
9
8
8
De noodklok luidde. De Groene Amsterdammer dreigde failliet te gaan. De reactie was stormachtig: ruim 4.000 nieuwe abonnees, die de krant in één klap weer kostendekkend maakten. Wij weten sinds kort: Wie niet in wonderen gelooft is geen realist.------~~--~---~~~--~ Er is thans één gevaar dat het voortbestaan van De Groene bedreigt. Dat is ons succes. Ons ogenschijnlijke succes. Die nieuwe abonnees hebben ons uit de rode cijfers geholpen. Om echt van alle financiële kopzorg verlost te raken zal onze basis nog wat breder moeten worden. Duswees even verstandig als de andere nieuwkomers en neem een abonnement. • • • • De Groene is een eigenzinnig weekblad, dat mikt op een hoog kwaliteitsniveau. De door ons gekozen onderwerpen zijn niet altijd populair en vergen van onze lezers een zekere intellectuele inspanning. Daarom zal onze krant ook nooit een massablad worden- en dat is ook niet erg ____________lllj Maar zö klein hoeven wij ook weer niet te blijven. Help de basis van De Groene te verbreden. Doe u daarom het genoegen van een abonnement op het oudste en puurste opinieweekblad van Nederland. Vul de aangehechte bon in en doe die op de bus. U kunt ook (gratis) bellen: 06-0224222
SANDER KOOISTRA
BON Noteer mij als nieuwe abonnee Naam
-------
a.
Groene •I ------
--
OJ
3 !e. ~
Adres Postcode Plaats
gg ....,
1
-----3
Ik krijg De Groene de eerste zeven weken gratis en wil dan een 0 haltjaarabonnement (f67,50) 0 jaarabonnement ( fl30,-) Invullen en uitknippen en in open envelop sturen: De Groene Amsterdammer, Antwoordnummer 26, 1000 PA Amsterdam. Of bel (gratis): 06-0224222 (tot 20.30 uur, ook in het weekend).
ftl (')]f] ----c:cJi..§
I I I I I I I I
I I I
L--••••••••••••••••••••••--j Rectficatie In het vorige nummer is vergeten te vermelden dat het artikel 'Strijd om de tijd' van Theo Beekers een bewerkte versie is van een lezing die hij voor een NIVON-conferentie over 'flexibiliteit en vorming' hield in november 1987.
Sander Kooistra is econoom.
8
D
E
H
E
L
L
N
G
.JAAR<;ANG
NU!\11\!EH
:l
1\1
E
.I
u \
<)
8
8
Geen letterheren
Ko Dieleman
Bedoeld als aanvulling op de voorgeschiedenis van de 'experimentele revolutie' van de Vijftigers verscheen eind 1987 het eerste deel van de memoires van de dichter Jan G. Elburg. Vele boeiende anekdotes - over de gang van zaken in tijdschriftredacties, over de uitermate produktieve Lucebert, over '!aaispelen' - maken het boek tot een soort journaal van de poëtische tegenstroom, die zich in de naoorlogse jaren aan de benauwenis van een vooral symbolistische cultuurtraditie begint te ontworstelen. Het is het verhaal geworden van literaire en politieke vriendschappen, ook scheidslijnen, van waaruit de pogingen een frisse wind door het poëtische klimaat te laten waaien vorm krijgen. Vooral onder invloed van de Cobra-beweging leidde dit op het vlak van de taalkunst tot vernieuwing. De vroege Vijftigers wisten zich een nieuwe uitdrukkingswijze eigen te maken. Wie door Elburgs bril meekijkt, proeft de sfeer van een - op dat moment ook maatschappelijk geïnspireerde - authenticiteit. Want 'letterheren' - de spottende aanduiding komt van Lucebert - waren er op dat moment al genoeg. Natuurlijk in de eerste plaats de dichters die het pad der traditie volgden en bij uitstek esthetisch gericht waren. In een interview in VN noemt Elburg ook enkele gevestigde heren, die hun sporen in de wetenschap inmiddels hadden verdiend, maar van wie hij een grondige afkeer kreeg. Zo ook twee leden van de redactie van De Nieuwe Stem, Jan Romein en Nico Donkersloot. Ondanks hun 'rijke geest' en mooie idealen waren zij voor hem toch vooral 'ethische', 'saaie en deftige' personen. Hij verlaat het tijdschrift omdat hij 'beroerd werd van de plichtplegingen en het gedrag waar je je kennelijk aan diende aan te passen.' Ko Dieleman werkt als redacteur bij uitgeverij De Woelrat.
D
E
Cel Majakovski De oprichting van de Cel Majakovski was tegen het licht van het geza-
H
E
pige culturele klimaat van die jaren een unieke gebeurtenis, niet in de laatste plaats omdat deze groep een verbintenis tussen poëzie en politiek beoogde tot stand te brengen. Vcrsterking komt er van de zijde van de Experimentele Groep schilders, met wie de samenwerking resulteert in Reflex, waarin Constanis beginselverklaring, zij het niet in volledige onderlinge overeenstemming tussen de schilders over de strekking, die toch té politiek zou zijn, en Luceberts Minnebrief aan onze gemartelde bruid Indonesia verschijnen. De gevestigde kunstwereld reageert nauwelijks. En de 'letterheren' zagen pas veel later in dat hier 'een belangwekkend potje op het vuur' (Kouwenaar) stond. Van de soms aanzienlijke verschillen die er tussen degenen bestonden, die het pad der traditie bewandelden en degenen, die hier op uitgekeken waren geraakt, doet Elburg in zijn boek hiervan nauwgezet verslag. Hoewel sommigen aanvankelijk warm liepen, nam men het nieuwe poëtische streven niet geheel serieus. Ook de sluimerende verschillen in het samenwerkingsverband met Cobra komen aan de orde; bij de inrichting van de Cobratentoonstelling werden onder meer anti-klerikale collages in de Dichterskooi door deelnemers verwijderd. Elburg spreekt in dit verband van een "keerpunt' in de naoorlogse literatuur, want wat de dichters wilden presenteren was té geëngageerd, té politiek getint. Bij de latere Vijftigers zou - in de plaats van dit politieke engagement meer een "eigentijds levensgevoel" voorop komen te staan. Elburgs sluit zijn relaas af met de dichtersmanifestatie in het Stedelijk Museum, eind 1949. De bijeenkomst - waar Dotremont een in de ogen van Elburg saaie toespraak houdt, in weinig gelijkend op een dichterlijke proclamatie - eindigt helaas in onenigheid en verwarring onder de aanwezigen. 's Anderendaags doen de dagbladen het nog
L
L
eens ruimschoots over: de politieke sfeer in die dagen leek door de verdachtmakingen over en weer de ruimte - die de dichters middels hun manifestatie hoopten te veroveren - klem te zetten. De samenwerking met de schilders - die daarvóór ook al verre van optimaal of eensgezind was geweest houdt op. Niettemin hadden de avantgardistische vroege Vijftigers toch de nodige rimpels in de culturele ViJver veroorzaakt en was hun naam via deze geruchtmakende 'rel" plots onder de aandacht gekomen. De invloed van de expressionistische beeldtaal van Cobra op de poëzie van hen, die daardoor eenmaal geïnspireerd waren geraakt. bleef gelukkig werkzaam.D KO DIELEMAN
Jan G. Elburg. Geen lettemeren. Uit de voorgeschiedenis van de vijftigers. Meulenhoff 1987
N
G
9
JAARGANG
NUMMER
3
MEI/JUN
l
9
8
8
Fal{.l{.eldragerst} denl{.ers en douwers tegen
D
0
M
E
H
I
D
Reinout Koperdraat
kkeldragers heb je natuurlijk in elk decennium. In de ourties, de fifties, de sixties, de seventies en de eighies. Maar voor theater De Balie en De Groene Amsterdammer moest het zondagavond 7 februari op het symposium Lampadeforia vooral gaan over de sixties en de eighties. Althans, daar draaide het rumoerige debat die avond nogal op uit. Politieke en culturele vernieuwingsdrift zijn van de sixties, waar zijn ze vandaag gebleven? - vroeg men zich af. No-nonsense en efficiency zijn van de eighties, maar zijn die wel zö rechts? Dat vroeg men zich ook af. Het Sociaal en Cultureel Planbureau onderzocht onlangs Nederlandse yuppen. Eén dag vóór Lampadeforia stond de conclusie in de kranten. Yuppen zijn progressief, op allerlei fronten. Wél zullen ze misschien eerdaags het oude socialisme begraven, maar hoe tegenstrijdig is die daad vandaag nog met progressieve vernieuwing? Tien 'vertegenwoordigers van de jaren tachtig' zaten in De Balie op het podium (terwijl 's middags de sixties - Van der Keuken, Van Mierlo en Müller - al aan de beurt waren geweest). Tachtiger jaren-vertegenwoordigers van de literatuur, de politiek, de massacultuur, de journalistiek, de werkloosheid en de zakenwereld, ze zaten er, opgezweept door een strenge vragensteller en voorzitter (Baliedirecteur) Felix Rottenberg. Ter plekke moest er van de organisatoren een Manifest van '88 uitgeperst worden. Maar daar kwam natuurlijk niets van. Een tumult kwam er, dat duidelijk door de jónge jongeren werd aangestoken. De zoemende overheadprojector van Martin van Amerongen (Groene-hoofdredacteur), die met zijn piepende viltstift-geschrijf tijdens het debat zo'n 'SS-Manifest moest zien te 'concipiëren', vormde een aanleiding. Zaal: 'Er moeten weer stencils komen!' En: 'Hier zijn alleen maar sixties aanwezig!' 'Autoritaire bal!' - naar Rottenberg. Vanuit het forum verzuchtte Wim van der Camp, CDAkamerlid: 'Wat een elitaire avond met al die hokjes die De Groene zo graag ziet.' En schrijver/performer Diana Ozon: 'Ik proef hier een tegenstelling tussen de jaren zestig en tachtig. Moet dat nou? Kijk, wij gedragen ons nog, maar we hadden natuurlijk allang op de tafel kunnen gaan staan, of weg kunnen lopen.' Stephan Sanders (De Groene en medeorganisator van Lampadeforia) trachtte met zijn filosofisch stemgeluid enige rust te brengen. 'Wij gaan niet meer in de ijk-paden der opstandigheid staan. Maar dat zegt niet dat wij a-creatief of volgzaam zouden zijn.' Die uitspraak bleek - gezien het verloop van de avond - in elk geval te kloppen: de organisatoren werd massaal 'voorgekooktheid' verweten. Felix Rottenberg besloot nu temidden van de verbale warboel over puistjes, brommers en meisjes (jeugdonderwerpen) fors in te grijpen. 'Ik stel voor om dat Manifest van 'SS maar af te schaffen', waarmee hij zijn latere besluit van de avond alvast handig prepareerde. Dat besluit leidde namelijk tot de aanname van de eerste stelling: 'Manifesten zijn niet van deze tijd.' Bewijsvoering: het tumult waarin het debat eindigde. Er vielen vermaarde sixties te bekijken in De Balie; immer
F:
10
D
E
H
leergierig trokken ze door ijzige wind en striemende regen naar 'het cultureel laboratorium'. Een ex-studentenactivist (nu VN en VARA's Rooie Haan) verschool zich enigszins achter zijn Herald Tribune, temidden van de lange rij wachtenden. Een andere ex-studentenactivist (nu Wiardi Beckmanstichting) kon men - met zijn immer lange zwarte haren - in de pauze aan de bar zien grijnzen: 'Weet je dat het trouwens over een tijdje vijfentwintig jaar geleden is dat de SVB met haar manifest kwam?' (doelend op het oprichtingsmanifest van de Studenten Vakbeweging, juni 1963, van Ton Regtien en de zijnen). Ja, ook het type van 'de CPN-vernieuwer' was er. Een jong maar toch al wat knoestig uitziend gemeenteraadslid, onlangs zijn partijlidmaatschap opgezegd hebbende. Ik voelde me noch bij de sixties van deze avond betrokken (de lange haren, de Herald Tribune), noch bij de eighties, wie dat dan ook mochten zijn. Omdat het op Lampadeforia veel eerder de eighties waren die de karikaturen neersabelden dan de sixties (die voornamelijk zwegen), kan ik het nog het beste met hén vinden, denk ik. Maar waar waren de seventies nou eigenlijk? Door de regen thuisgebleven? Ik miste mijn generatiegenoten een beetje. Of waren ze er wel, en holden ze achter de eighties aan, zoals sommige zestigers óók wel eens doen, met hun reet op een Commodore ter cammouflage? Hier dan het geluid van een seventy, alsnog. Wiens hart uitgaat naar doordenkers en doordouwers, die lichtpuntjes maken, gedreven, lachend, betaald of onbetaald. Zonder zich te storen aan verloren gegane, klein-links geworden illusies.o REINOUT KOPERDRAAT
Reinout Koperdraal is politicoloog en free lance-journalist.
E
L
L
N
G
J
A
A
R
G
A
N
G
NUMMER
.i
MEI/JUNI
I
9
8
8
Het Carrièreperspectief van de tribune Arie van Dalen
H
et is vooral vanwege de deelname van Engeland dat de Europese voetbalwereld zijn hart vasthoudt. Voor het eerst sedert het Heizei-drama van mei 1985 komen Engelse voetbalfans weer in groten getale naar het vasteland. De herinnering aan die tragedie, die enkele tientallen Juventus-supporters en een zestal Liverpool-aanhangers het leven kostte, wordt versterkt door het in april dan eindelijk begonnen proces tegen de zesentwintig Engelse 'hooligans', die als hoofdschuldigen worden gezien. Engeland geldt als de bakermat van het voetbalvandalisme en het heeft ook de meeste, de grootste en de hechtst georganiseerde 'sides'. Maar ook Nederland heeft een slechte internationale reputatie. Was het toeval of justitieel gevoel voor timing dat het proces tegen de 'bomgooier' uit Oss pal voor de vriendschappelijke interland NederlandEngeland werd gehouden, zoals het Brusselse proces als 'opwarmer' voor het EK functioneerde? De 'bom' bij Nederland-Cyprus was feitelijk niet meer dan een incident, dat zulke grote proporties kreeg aangemeten omdat het Nederland de EK-deelname dreigde te kosten. Vijfentwintig 'strijkers' in een tennisbal, gevaarlijk, maar voor de Ossche jongeman een leuk stukje vuurwerk om het voetbalfeestje mee op te luisteren. Italië kende dit seizoen vergelijkbare incidenten die daar zelfs een beslissende wending aan de nationale titelstrijd gaven. Napoli werd er twee punten beter van en AC Milan twee punten armer. De voetbalsport is daarmee een probleem rijker, want de straffen voor de 'verantwoordelijke', thuisspelende teams openen de weg naar opzettelijke beïnvloeding van het wedstrijdverloop. Maar dat is een gevaar van een heel andere orde dan het gewelddadig optreden van hele supportersgroepen, zoals in het Heizel-stadion.
Het EK moet niet alleen 'het beste voetbaltoernooi uit de historie' wor· den - dit vanwege de inderdaad zeer sterke bezetting met zeven top· voetballanden - het wordt ook als een beslissende 'testcase' voor het beteugelen van het vandalisme he· schouwd. Zal de voetbalsport aan zijn eigen supporters ten ondergaan?
Cosmetica Het is natuurlijk verstandig van de betrokken voetbalfunctionarissen en politiekorpsen dat zij zich terdege op het EK voorbereiden en op de meeste veiligheidsmaatregelen valt weinig af te dingen. De keus voor stadions met een atletiekbaan tussen tribune en veld maakt de wedstrijden er niet sfeervoller op, maar de kans op verstoring van het sportieve verloop wel kleiner. Dat men supportersgroepen maar beter gescheiden kan houden, is ook een feit. De nalatigheid van de Belgische autoriteiten op dit punt was een belangrijke oorzaak van de gruwelijke veldslag in het Heizel-stadion. Een alcoholverbod tijdens supportersreizen en in en rond stadions, foto Harry Meljer/HH
D
E
H
E
L
L
N
G
11
J
A
A
H
<;
A
"i
(;
N
ll
M
M
E
R
3
MEI/JU:"ll
pasjesregelingen', op tribunes genchte politiecamera's en fouillering maken een wedstrijdbezoek er voor de argeloze voetballiefhebber niet vrolijker op. Maar het zijn maatregelen die enig effect sorteren en - voor zover ze geen inbreuk op de privacy maken - dus te billijken zijn. Ook het contact tussen de Westduitse, Engelse en Nederlandse politie zou positieve gevolgen kunnen hebben, bijvoorbeeld als de Nederlandse politie ervan leert dat fouilleren goed en uitvoerig moet gebeuren en niet zodanig dat mensenmassa's samengeperst worden, want dat dát agressie opwekt is een psychologisch ABC-tje. Immense tribunes met weinig steunpunten hebben als zij volgepakt zijn - zie het Heizei-stadion - hetzelfde effect. Van de Engelse politie zou de Nederlandse misschien ook kunnen leren dat men beter 'platte petten' in 'relgevoelige vakken' kan zetten, die onruststokers vroegtijdig kunnen signaleren en verwijderen, dan de ME erop af te sturen als de zaak al uit de hand gelopen is. Leuk zijn al die maatregelen niet, maar ze hebben wel meer zin dan de koers die KNVB-veiligheidsfunctionaris Oe Bakker en zijn stichting 'Het is weer fijn langs de lijn' zijn ingeslagen. De leus van de stichting is van zuiver cosmetische aard en deze poging tot imagoverbetering liep eigenlijk al op de eerste dag van de huidige vaderlandse competitie spaak. En: de probleemsupporters voelden zich er toch al niet door aangesproken. Ook het idee van de sociale controle berust op een vergissing. Deze werkt wellicht ten opzichte van eenlingen die zich misdragen, maar niet ten opzichte van de 'sides'. Binnen die supportersgroepen bestaat wel degelijk sociale controle, maar dan een die uitgaat van heel andere normen en waarden dan De Bakker c.s. zouden wensen. Van de maatregelen rond het EK-toernooi in Duitsland valt rneer te verwachten, hoewel het natuurlijk niet waar is dat dáár een allesbeslissende strijd rnet het vandalisme wordt uitgevochten. De maatregelen zijn zuiver repressief: korte termijn-werk, dat de oorzaken van het vandalisme onverlet laat.
Bronnen De eerste helft, een tussenberrcht van het Landelijk Overleg Voetbalvandalrsme in het eerste jaar. Verenigrng van Nederlandse Gemeenten, 1984. lnside Z-side 'voetbalvandalen' in woord en beeld. Xeno, 1984. Lrfe and careers on the soccer terraces. Peter Marsh. In: Faotball Hoolrganism. Redactre: Roger Inham e.a. Inter-Action Imprint, 1978. Voetbalvandalrsme: een speurtocht naar verklarende factoren. Proefschrrft van H.H. van der Burg. De Vrieseborch, 1986.
12
Hersenloze jongeren? Wie het vandalisme definieert als een voetbaljxobleem kan zich beperken tot repressieve maatregelen. Bovendien: als de sport verantwoordelijk is, kan men ook van haar vergen zelf voor de kosten van ordehandhaving op te draaien. In deze door de meeste media- en voetbalautoriteiten gedeelde visie roept het voetbal de agressie op en is het geweld rond het veld 'zinloos'. Ook in wetenschappelijke kringen, de criminoloog Hoefnagels bijvoorbeeld, vindt deze opvatting steun. De vandalen zijn tuig, dat hard aangepakt rnoet worden (de Engelse pers schrijft graag over 'beesten, die een aframmeling verdienen'). Vanuit de sport wil men nog weleens roepen dat het toch eigenlijk orn een maatschappelijk probleem gaat, maar dat gebeurt vooral omdat men vreest veel geld te moeten gaan betalen voor de diensten van de politie. Ook in sportkringen leeft de overtuiging dat 'hersenloze' jongeren 'zinloos' geweld plegen. Het zou niet om supporters in de ware zin van het woord gaan, want anders zouden ze toch de belangen van hun club niet schaden? Strenge straffen zullen in geen geval uitkomst bieden. Een groep criminologen uit Leuven stelt in een begin maart verschenen onderzoeksverslag: 'De meest verstokte sideleden hebben reeds alle voeling rnet de conforme samenleving verloren en blijken immuun te zijn geworden voor elke vorm van strafrechtelijke afschrikking.' Laten we nu
D
E
H
E
1
9
!l
8
eens aannemen dat elk gedrag betekenis heeft en dat het voetbalvandalisme niet zinloos is máár - integendeel zingeving biedt aan een verder perspectiefloos bestaan. Dat het eerder een uiting is van een tè sterke betrokkenheid bij en identificatie met een club. Tal van onderzoek wijst in die richting. Dat rnaakt het probleem gecompliceerder en het vinden van een remedie eveneens.
'Instabiele arbeidersgezinnen' Het recente Leuvense onderzoek bevestigt de uitkomsten van eerder Engels en Nederlands onderzoek: de 'sides' bestaan in meerderheid uit jongens uit 'instabiele arbeidersgezinnen'. Voor zeventig procent, aldus de Belgische criminologen, al rnoet men daarbij bedenken dat het buitengewoon moeilijk is betrouwbaar statistisch materiaal te verzamelen over de supportersgroepen, die er immers geen ledenadministratie op na houden. Het gaat niet om gesloten verzamelingen en voor de Nederlandse situatie geldt volgens de socioloog Van der Burg dat er een minder duidelijke scheiding tussen arbeiders- en middenklasse bestaat. Maar de grootste en fanatiekste 'sides' vindt men in steden of stadsdelen met een hoge werkloosheid onder arbeiders, zoals Liverpool, Manchester, Glasgow, een Londense wijk als Fulham, de grote Nederlandse steden. We hebben dus te maken met jongeren uit gezinnen met lage inkomens en vaak huiselijke spanningen - door relationele problemen, werkloosheid en weinig ouderlijke controle -, jongeren die zich op school slecht thuisvoelen, saai werk doen zonder veel ontplooiingskansen of vaak geen werk hebben en met wernig kans het ooit te krijgen. Deze jongeren vinden elkaar op de voetbaltribune (de goedkoopste) - en dat ligt voor de hand. Voetbal heeft in hun omgeving traditioneel een hoge emotionele waarde, het heeft continuïteit (dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld grote schaatsevenementen), de 'sides' zijn omvangrijk en bieden dus veel kans op sociale contacten en een gelegenheid zich te profileren, status te verwerven. Welk 'carrièreperspectief' biedt de voetbaltribune? Een al oud onderzoek van de Oxfordse psycholoog Marsh geeft daar nog steeds het helderste beeld van. Hij onderscheidt leeftijdsgroepen en rollen die samen een carrièrestructuur opleveren, met weliswaar geen financiële, rnaartoch tastbare en reële voordelen. De tribune biedt de aantrekkelijke mogelijkheid iemand te worden. Jongens van negen, tien of elf - meisjes vormen in de 'sides' een minieme minderheid - worden ernaar toegetrokken door het vooruitzicht deel te kunnen uitmaken van een genootschap dat opwinding, gevaar en een gevoel erbij te horen, geeft. Ze doen stoer, maar apen vooral de ouderen na. Doordat ze niet echt weten wat ze doen, zorgen ze sorns voor panieksituaties. De harde kern van de 'sides' bestaat uit jongens van veert'ren tot zeventien Jaar (Van der Burg vond voor Nederland zestien tot achttien jaar), die vooral hun moed willen tonen, omdat dat hen een gewaardeerde positie in de groep oplevert. De meeste status bieden bepaalde leidersrollen; durf in het uitdagen of bevechten van andere 'sides', maar ook het kiezen en inzetten van 'gezangen'. Bij het vechten gaat het er om geen lafaard te zijn en te laten zien dat men voor zichzelf en de groep opkomt, niet om anderen ernstig te verwonden. Op een zeker mornent, meestal zo rond hun achttiende, krijgen deze jongens er genoeg van zich steeds maar weer te moeten bewijzen en bepaalde kledij te moeten dragen. Ze blijven tot de 'side' behoren, maar gedragen zich
L
L
N
G
J
A
A
R
G
A
N
G
rustiger, kiezen ook positie meer aan de zijkant van de groep. In crisissituaties - confrontaties met andere supportersgroepen of de politie - komen ze weer wel voor de groep op, soms door te vechten, vaak ook door een verstandige, deëscalerende strategie aan te geven. Tenslotte is er nog een minder leeftijdsgebonden categorie, bestaande uit mensen die binnen de 'side' zelf als 'gekken' worden beschouwd. Kennelijk zonder enige angst begeven zij zich in gevaarlijke situaties, bijvoorbeeld door in hun eentje een groep rivaliserende supporters uit te dagen. In een gevecht kennen zij geen grenzen. Meestal echter worden ze door anderen van de 'side' uit de gevarenzone gehaald of weggetrokken van een rivaal 'die genoeg heeft gehad'. Hun carrière duurt meestal kort, omdat zij eruit springen en een gemakkelijk doelwit voor de politie vormen, maar zij worden gewaardeerd omdat ze voor entertainment zorgen. Afgezien van deze 'nutters' zijn de 'sides' niet uit op werkelijk uit de hand lopende situaties, in feite wensen zij 'veilige gevechten', al kun je daaraan weinig glorie verdienen. Volgens Marsh ontkomt men aan dit dilemma door een collectieve overdrijving van de gevaren. Er moeten geen doden vallen, maar er wordt over gepraat of het wel had of zou kunnen gebeuren. Marsh'stelling dat dit 'aggro'-gedrag tot minder agressief gedrag elders leidt, wordt overigens tegengesproken door allerhande psychologisch onderzoek. Van der Burg vond dat zij zich ook in andere situaties 'nonconformistisch' tot 'delinquent' gedroegen. Hoe dan ook, er is een sociale orde binnen de 'sides' en zelfs een vorm van sociale controle. Wie al te fantastische verhalen vertelt of er werkelijk op uit is rivalen ernstig te verwonden, wordt door anderen gecorrigeerd, zo ontdekte Marsh. Dat neemt niet weg dat door allerlei oorzaken situaties explosief kunnen worden. Door het gedrag van de jonkies of de 'nutters', door overvloedig alcoholgebruik (een duidelijk aangetoond verband), door onverhoedse botsingen met rivaliserende groepen, door agressieopwekkend politieoptreden, doordat de supporters het gevoel krijgen als beesten vervoerd te worden, doordat zij tussen dranghekken of op gammele tribunes worden geperst. Media en clubs De 'sides' trachten ook daadwerkelijk het wedstrijdverloop te beïnvloeden, zoals alle ware supporters dat proberen. Door aanmo8digingen, gezangen, maar desnoods door intimidatie van de tegenpartij of het arbitrale trio. Hiervan levert onze vaderlandse competitie van dit seizoen tal van voorbeelden: de bekogeling van Van Breukelen bij AjaxPSV, van een grensrechter bij FC Den Haag-Volendam, enzovoort. Op dit punt kan trouwens een duidelijke link naar het voetbal zelf gelegd worden, waarin intimidatie (Michels: voetbal is oorlog) een onderdeel van de tactiek is geworden, met goedkeuring van de Evert ten Napels en Eddie Poelmannen. Realistisch voetbal heet dat, en het is niet vreemd dat de 'sides' hierin hun idolen volgen. Ze willen meespelen en gaan 'tot de grens', om populair
D
E
H
E
NUMMER
3
MEI/JUNI
1
9
8
8
voetballersjargon te gebruiken, of - net als sommige spelers - er overheen, met straffen tot gevolg, zoals hun idolen soms ook tegen rode kaarten aanlopen. De houding van media en clubs tegenover de 'probleemsupporters' is in het algemeen tw68Siachtig. Het belang van fanatieke ondersteuning, van 'sfeer' in het stadion, voor de prestaties wordt onderstreept en vooraf wordt spanning en sfeer ook opgebouwd. Aan de andere kant mag de betrokkenheid ook niet weer te sterk zijn. Zing en foto Guus oubbelman/HH juich, maar hinder anderen niet. Kom in groten getale, maar kom niet met een grote groep. Kies partij, maar wees afstandelijk. Raak opgewonden, maar ont~ dat het een spelletje is. Is het een wonder dat de fans, die niet alleen naar de wedstrijden komen, maar er ook uitvoerig over praten en alles lezen en bekijken wat met hun club te maken heeft, niet aan deze dubbelzinnige set van normen en waarden kunnen voldoen? Bedenk eens dat grote groepen een eigen dynamiek hebben, die boven het individuele r1iVeau uitstijgt. Daar komt bij dat de - in principe positieve - band met de club op de proef wordt gesteld door de ontwikkeling naar een zogenaamd bedrijfsmatige, professionale aanpak van de voetbalsport. Spelers en coaches komen en gaan, vaak om ondoorgrondelijke redenen (Cruyff!), aloude clubs fuseren, terwille van het beter uitkomen van de sponsornaam moeten traditionele clubkleuren wijken. Wat de media betreft, niet alleen simplificeren ze de oorzaken van het probleem, stigmatiseren ze de betrokkenen en zaaien ze paniek - in de jacht om de publieksgunst blazen ze het nieuws op (sensatiezucht), zonder zich hun eigen invloed op het probleem te realiseren. Wie reageert er nu eigenlijk niet als er t.v.-camera's op hem of haar gericht zijn? Natuurlijk stellen 'sides' er een eer in om voor de 'ruigste' van het land door te gaan, natuurlijk heeft iemand het gemaakt als-ie groot in beeld of in de krant komt. Het vandalisme is een complex probleem en er zijn dan ook geen eenvoudige oplossingen voor. Klagen over de 'teloorgang' van morele waarden en eisen dat de 'zweep erover moet', helpen niets. Wat nodig is, is een hele reeks van maatregelen. 'Schoner' voetbal zou iets kunnen helpen, maar daartoe lijken de belangen van clubs, coaches en spelers te groot. Wat helpt, zijn beter stadions en het levendig maken van de band met de fans door hen bij de club te betrekken, ze een rol te geven, een supportershome waarin ook de spelers - die als idolen de meeste grip op de supporters kunnen hebben, maar er vaak ook te beroerd voor zijn - zich laten zien. FC Utrecht, dat in de jaren zeventig als de meest problematische club gold, heeft deze weg met succes gevolgd. Uiteindelijk gaat het er echter om nieuwe perspectieven te creëren in de samenleving. Want wie zinledigheid zaait, zal vandalisme oogsten. En is het niet op de voetbaltribune, dan wel ergens anders.o ARIE VAN DALEN
L
L
N
G
Arle van Dalen werkte tot voor kort op de sportredactie van De Waarheid.
13
~~===~---
J
A
A
R
G
A
N
NUMMER
G
Kopstul~l~en
en
3
MEI/JUNI
l
9
8
----·
8
dwarsl~oppen
Paul Lucardie
ONSTUIMIG MAAR GEDULDIG
Paul Lucardie is wetenschappelijk medewerker bij het Documentatiecentrum voor Nederlandse Politieke Partijen.
14
Voor de niet-confessionele kiezer in Nederland vormen PSP en VVD de meest extreme keuzemogelijkheden; in een schaal van 1 = uiterst links tot 10 = uiterst rechts geven PSPkiezers zichzelf gemiddeld 2,4 en VVD-kiezers zichzelf 7,2 punten. Nu zeggen de Fransen 'les extrèmes se touchent' - zouden deze uitersten ook iets gemeen hebben? Omstreeks het begin van dit jaar gaven beide partijen een boek uit met biografische schetsen en interviews, naar aanleiding van hun dertig- respectievelijk veertigjarig bestaan. Vergelijkt men de twee bundels, dan vallen meteen enkele verschillen op. En dan doel ik niet op de vorm: beide boeken zien er goed verzorgd uit en zijn rijk met foto's geïllustreerd. Ook aan het feit dat de PSP glanzend en de VVD dof papier gebruikt, zou ik niet veel betekenis willen hechten de VVD heeft weliswaar de laatste jaren veel doffe ellende meegemaakt, maar het gaat te ver om de PSP een zoveel glansrijker verleden toe te dichten. Dat doet het PSPboek dan ook niet. De PSP-ers bezien hun partij en zichzelf juist opvallend kritisch en met distantie, terwijl de VVD-ers de plooien in hun geschiedenis zoveel mogelijk gladstrijken. Dat hangt misschien samen met de keuze van de auteurs en van hun onderwerpen. De kopstukken van de VVD zijn geselecteerd naar een streng institutioneel criterium: alle voorzitters van de partij en van de fracties in Eerste en Tweede Kamer en in het Europees Parlement tussen 1948 en 1988 komen aan bod (behalve de zittende). De meeste schetsen zijn geschreven door bijna even prominente partijgenoten die affiniteit voelden met de kopstukken in kwestie, slechts enkele door een betrekkelijke buitenstaander, zoals de oud-redacteur van Elseviers Magazine, Lafort. De auteurs van de PSP-bundel zijn eveneens lid of sympathisant van die partij, maar
D
E
H
schreven meer vanuit hun historische of politicologische achtergrond. Zij kozen niet alleen kopstukken, maar ook 'doorsnee'-partijleden in gemeenteraden, vertegenwoordigers van bepaalde stromingen en oudleden die de partij om verschillende redenen de rug toekeerden. Deze selectie is moeilijk op objectieve gronden te maken en dus aanvechtbaar. Zo miste ik bijvoorbeeld Huib Riethof, niet alleen als vertegenwoordiger van wat ik de reformistisch-marxistische stroming zou willen noemen, maar ook als een van de weinige wethouders die de PSP gekend heeft - en zodoende een zeer omstreden figuur binnen de partij. Niettemin levert de keuze van de redactie een boeiende dwarsdoorsnee van pacifistisch-socialistische ervaringen op. De werkwijze van de PSP-auteurs verschilt nogal van die der VVDers. De VVD-redactie liet haar auteurs volledig vrij, zodat hun bijdragen ver uiteenlopen in stijl, omvang en kwaliteit. Auteurs als partijsecretaris Van den Berg en Commissaris der Koningin Vonhoff verloochenen hun historische achtergrond niet in hun doorwrochte portretten van Van der Pols, Oud en Toxopeus; de oud-journalist Lafort biedt de lezer een kijkje in de politieke keuken van Nijpels en Korthals Altes, laatstgenoemde doet dat zelf ook in zijn portret van Haya van Someren; Bruggeman schrijft een boeiend maar fragmentarisch essay over Van Riel; anderen echter geven slechts een droge opsomming van feiten (zoals Westers over Stikker en Molenaar) of alleen een handvollosse impressies (Thalhammer over Geertsema). De redactie verdedigt haar tolerantie nogal makkelijk met een beroep op liberale principes. Zij zou de strakke richtlijnen van de PSP-redactie ongetwijfeld als socialistisch dirigisme en knevelarij afdoen- maar zou dan moeten toegeven dat die in dit geval tot gemiddeld hogere prestaties en betere produkte11 leidt!
E
L
L
Conformisme en kritisch individualisme
De auteurs van Onstuimig maar geduldig- tegelijkertijd redacteurenhebben iets meer pretenties: ze noemen hun studie weliswaar niet wetenschappelijk maar wel een vorm van 'oral history' die 'de toets der kritiek kan doorstaan' (blz.9). Welke kritiek, dat laten ze in het midden. Als socioloog/politicoloog kan ik hun gestructureerde vragenlijst wel waarderen; als nieuwsgierig lezer had ik soms wel iets meer willen weten over de geïnterviewde personen. Die blijken zonder uitzondering boeiende lieden, heel vaak non-conformistische dwarskoppen die zich met of zonder strijd los wisten te maken van hun milieu en op grond van idealen of principes voor de PSP kozen. Opvallend veel van hen waren van huis uit protestants-christelijk, sommigen burgerlijk-liberaal of sociaaldemocratisch. Zelfs de twee die PSP-stemmende ouders hadden, kwamen met hun milieu in moeilijkheden- de een toen hij dienst weigerde en actief werd in de homobeweging, de ander omdat hij de PSP te lief en te futloos vond. Merkwaardig genoeg komt dit kritische individualisme onder de VVDers nauwelijks voor. Zoutendijk, via D66 pas laat bij de VVD terecht gekomen en meteen in de Eerste Kamer gekozen, noemt zich weliswaar een individualist, maar geeft zelf toe: 'Achteraf ben ik verbaasd hoezeer ik me toch geconformeerd heb' (blz.l61). Geertsema mag af en toe zijn partij wat provoceren, maar blijft daarbij trouw aan partijprogram en partijcultuur. Thalhammer merkt over hem op: 'Gevolg van zijn handelen is voor vele andere liberalen tot de dag van vandaag - anderen, die minder prominent en veelal beduchter V(!n aard zijn- dat zij de mogelijkheid kregen in de VVD, de JOVD en daarbuiten meer voor hun eigen mening uit te durven komen. Geertsema had het immers ook gezegd.' (blz.83) Dus
N
G
.JAARGANG
durfden zij anders niet voor hun eigen mening uit te komen - en dát in een liberale partij! Ook Geertsema's tegenvoeter ter rechterzijde, Van Riel, wist de partijtop af en toe de gordijnen in te jagen, maar bleef loyaal en bereid zich weer te conformeren. Geen van de kopstukken heeft echt met zijn of haar milieu hoeven breken - behalve misschien Nijpels. Nu kent zelfs de VVD wel rebellen die bijvoorbeeld uit een rood nest ontsnapten- Vonhoff en Joekes bijvoorbeeld - maar die bleven figuren op het tweede plan. Hiermee wil ik niet beweren dat de VVD een soort ouderwetse CPN is, waar iedereen zich aan de partijlijn conformeert. Dat beeld past misschien wel bij de VVD in de jaren vijftig - trouwens ook bij de PvdA in die tijd - maar beslist niet in de jaren tachtig. VVD-leden stellen wel degelijk kritische vragen aan hun kopstukken en stemmen ook voorstellen van hun partijbestuur weg. Discussies en conflicten gaan echter om personen of om details van het program, zelden om beginselen of ideologische kwesties. Die kwesties komen dan ook in Kopstukken nauwelijks voor; in Onstuimig en geduldig wel, als pacifistischsocialisten uitleggen waarom ze tot de partij toetraden of er weer uitstapten. VVD-ers doen dat niet: die vinden hun lidma~tschap meestal vanzelfsprekend, vanuit hun liberale achtergrond; en ze geven het waarschijnlijk niet zo gauw op. Gruijters lijkt een uitzondering, maar die wordt alleen indirect vermeld. Zo kan men aan de hand van deze publikaties veel leren over het leven binnen twee zeer verschillende partijen: een liberale partij waarin de kopstukken individualisme prediken maar saamhorigheid en conformisme In praktijk brengen; en een pacifistisch-socialistische partij van dwarskoppen die saamhorigheid en samenwerking als ideaal zien maar intussen het ene principiële conflict na het andere uitvechten. Geen wonder dat de eerste al tien jaar regeringspartij is en de laatste al dertig jaar in de oppositie zit.D
H
MEI/JUNI
l
9
8
8
Wout Buitelaar
Eind januari organiseer· den enkele linkse vak· tijdschriften~
het tijd·
schrift Zeggenschap en De Waarheid in De Balie een congres onder de ti· tel
~vakbeweging
in per·
speetieP. Hoewel het niet met zoveel woorden werd gezegd~
hogen de con·
gresgangers zich eigen· lijk over de vraag of de vakbeweging nou wel of niet in crisis ligt.
foto P1et den Blanken/HH
Een leuk congres was het, maar vooral ook warrig. Het vierkoppige forum, dat het sluitstuk van het congres vormde, kwam - zoals altijd niet tot een gemeenschappelijk standpunt. Twee forumleden, de Belgische vakbondsfunctionaris Debunne en Vervoersbondbestuurder Vreeman, verdedigden 'de optimistische visie'. De twee andere, de kersverse promovendus Visser en Industriebondkaderlid Droppert, lieten 'het pessimistische geluid' horen. Voor elk wat wils boden de discussianten, maar gelet op de peptalks uit de zaal won de optimistische dus met 2-2. Wat opviel is dat de vragen die men zichzelf stelde alle toekomstgericht waren, oeverloze historische terugblikken bleven ons bespaard. Moet de vakbeweging met een breed of een smal concept werken? - zo luidde één van de hoofdvragen. Met andere woorden: moeten ook de belangen van de uitkerings-
Onstuimig maar geduld,g. 1nterv1ews en b1ograf1sche schetsen u1t de gesch1eden1s van de PSP. Redactie Paul Denekamp e.a .. De Bovenbouw, 1987. Kopstukken van de WO 16 blografische schetsen. Redact1e WJA van den Berg e.a. Unieboek, 1988.
E
3
Zoeken naar de crisis van de vakbeweging
PAUL LUCARDIE
D
NUMMER
E
L
L
gerechtigden behartigd worden, moet er naast een bedrijfsgericht ook een sectoraal beleid gevoerd worden en moet er niet alleen binnen maar ook buiten de bedrijfsmuren voor het milieu opgekomen worden? Een tweede belangrijk discussiepunt was de keuze voor een 'zakelijke' dan wel een 'politieke vakbeweging'. Moet de vakbeweging zich richten op de directe belangen van haar leden en op het versterken van de individuele dienstverlening ('het verkopen van vakbondsprodukten ') of moet er geopereerd worden vanuit een omlijnde ideologie, een maatschappijopvatting ('democratisering van de economie')? Een derde thema dat ik kon ontdekken was dat van de status van het vakbondsbedriJvenwerk. Moet dat nu dienen als actie- en bindmiddel voor de leden of heeft het een functie om de huidige beperkte democratie binnen de onderneming te vergroten?
N
G
-~===----
J
A
A
R
G
~ ~N~-·· t ·"t..-.
NUMMER
Een brede vakbeweging, daar was iedereen volmondig voor. Maar hoe 'breed' dan?- aan de beantwoording van die vraag kwam men nauwelijks toe. Over de strategie vafl de vakcentrale werd terecht niet uitgebreid gepraat. Daarover hoort binnen de vakbeweging gediscussieerd te worden en niet op een 'Balie-breed' congresje. De kwesties van 'zakelijke' versus 'politieke vakbeweging' en de status van het bedrijvenwerk werden niet uitputtend besproken. Verder dan waarschuwingen tegen 'een vakbeweging zonder ideologie' kwam men niet. Dit is het algemene beeld. Mijn gang langs diverse 'workshops' leverde de volgende krenten uit de congrespap op. Alweer terug naar het bedrijvenwerk? De vakbond moet weer terug naar het bedrijf; (potentiële) leden moeten niet zozeer naar de vakbond maar deze moet juist naar de leden gebracht worden. Stan Poppe was zelfs van mening dat 'de vakbonden de ondernemingsraden moeten veroveren.' Dat vakbondswerk in het bedrijf kwam echter in zijn verscheidenheid onvoldoende aan bod. De Industriebond is bijvoorbeeld in 'de traditionele sectoren' (denk eens aan de metaalindustrie waar de organisatiegraad ongeveer vijftig procent is) veel sterker dan - pakweg - in de electronischa industrie (ter vergelijking: de organisatiegraad bij Philips is tien procent). Ook zijn er grote verschillen tussen de positie van de vakbeweging bij de overheid en in de commerciële dienstverlening. Door de globale aanpak drong men zichzelf de crisisvraag op. De dalende ledentallen van de verschillende bonden hingen als een schaduw over het congres heen. Je/Ie Vissers middagbijdrage- 'de ledenafkalving is structureel' - versterkte deze hypochondrische sfeer nog eens. Er ontspon zich een hijgerig pingponggevecht met 'de zaal': 'de daling van het ledental is tijdelijk'. Ruud Vreemans pleidooi voor 'een koppeling van continuïteit en vernieuwing' (zie ook zijn opstel in het eerste nummer van DE HELLING) kon het ontbreken van een systematisch en historisch perspectief niet verhelen. Als het bedrijvenwerk al in de jaren vijftig (de ABVA) en in de jaren zestig (de Metaalbond) ontwikkeld werd, hoe komt het dan dat thans 'de bond weer het bedrijf in moet'? Wat is er al die tijd wel of niet
16
D
E
3
MEI/JUNI
gedaan? Inmiddels kent Nederland 7500 ondernemingsraden met 55.000 leden. Die mensen doen toch wat, neem ik aan. Werknemers zijn toch 'mondiger' geworden? In vergelijking met vroeger beschikken ze - zonder te overdrijven - toch over veel meer informatie? Ze kennen toch beter het reilen en zeilen van hun bedrijf, dienst of instelling? Misschien moeten we het anders formuleren. Er is genoeg werknemersdynamiek; dat er te weinig vakbandsdynamiek geconstateerd wordt, staat nog niet gelijk aan 'een crisis van de vakbeweging'. Er is een soort 'onder-water-vakbond', die in de praktijk van alledag functioneert. Dit laatste kwam naar voren in het verhaal van Arie Winkelaar, kaderlid bij AKZO. 'De FNV teltongever vijf à tien procent kaderleden', zo betoogde hij. 'Dat zijn er dus zo'n vijfenveertig- à negentigduizend.' Die dóen wat, variërend van het voeren van acties voor verbetering van arbeidsomstandigheden bij ALDEL in Delfzijl, het tegenhouden van een sluitingsplanbij Howson-Aigraphy in Baarn tot het zich buigen over de zoveelste reorganisatie bij WiltonFijenoord in Schiedam. 'Zo'n twintig tot vijfentwintig uur per week zijn de kaderleden naast hun werktijd in touw', memoreerde hij. Misschien moet de conclusie luiden dat er niet zozeer te weinig gebeurt in de vakbeweging maar teveel. Dat tenminste hield Ad Teulings, hoogleraar organisatiesociologie, zijn gehoor voor. Hij deed dat in andere termen door te spreken over de noodzaak van 'een vakbandspolitiek nieuwe stijl': minder versnipppering, meer strategische samenhang tussen beleidsterreinen, meer samenwerking tussen bonden. Jammer, de golfslag van het oude vakbondswerk in het bedrijf was wel te horen op het congres maar niet duidelijk te zien, ook al werd er in het ochtendprogramma veel beeld en geluid over de vakbeweging geproduceerd. Vakbondsconservatisme? Een interessante stelling werd door Alfred Kleinknecht, universitair docent economie, naar voren gebracht: 'Door het verlies aan banen, verband houdend met de neergang van oude industrieën en technologieën in de crisis, verdwijnt tevens een belangrijk gedeelte van de sociale basis van de vakbeweging. Indien de vakbonden proberen deze tendens tegen te hou-
H
E
1
9
8
-----
8
den en puur de belangen van hun leden verdedigen, dan kan dit gemakkelijk gedenuncieerd worden als wat de politicoloog Dahrendorf noemt - 'het conservatisme van de vakbonden'. Er ontstaat zodoende een verkeerde wereld, waarin uitgerekend de ideologen van het kapitaal zich als progressieve, innovatieve pioniers profileren, terwijl de vakbonden als anachronistische vijanden van de technische vernieuwing figureren, die de broodnodige aanpassing van de economische structuur belemmeren.' Vakbondsfunctionarissen moeten gewoon lobbyisten van hun industriebranche worden.' Het conflict binnen de Industriebond werd overigens krampachtig buiten de congresagenda gehouden. De bij die bond vertrekkende bestuurders hanteerden de stelregel: 'Bonden bedrijven, Den Haag FNV' Deze zo door hen genoemde 'vijf woordenstrategie' houdt in dat een bond zich op bedrijfsniveau beweegt en dat de vakcentrale er slechts is voor het lobbyen in de Haagse politiek.'De vakbond achter de muur van het bedrijf' - dit concept staat in de Industriebond nu op losse schroeven. Volgens de psychologe Lenie Beukerna moet de vakbeweging zich anders organiseren. 'Beweeglijker', zei zij, zodat de vakbond op kan komen 'voor meer individueel getinte wensen en behoeften van werknemers'. Wim van Seeters, van de Voedingsbond FNV, wierp zich hiervoor als pleitbezorger op, vanuit de zaal. De 'combine' van oude en nieuwe aanpak van het vakbondswerk is in de toekomst onontbeerlijk. De vakbond zal bij technologische vernieuwingen over de grenzen van het bedrijf en de bond zelf heen moeten kijken, én tegelijkertijd oog moeten hebben voor 'het individu in het collectief'. Misschien is dit het huiswerk dat de vakbeweging moet maken en het congres had daar méér bij moeten helpen. Nu werd alles door elkaar gehusseld, de termen vakbond, vakbeweging, vakcentrale, arbeidersbeweging, werknemers, werkneemsters vlogen over de tafel. Dat leidde niet alleen tot spraakverwarring maar ook tot een elkaar aanpraten van een 'crisis'.o WOUT BUITELAAR
Wout Buitelaar is redacteur van DE HELLING.
L
L
N
G
BasisinkoTnen
Rechts
en "TniniTnale
st a at''
liJkt tegenwoo
werkt en conflicteert met andere belangrijke
het patent op maatschappelijke vernieuwing te
principes. Waarom niet pleiten voor een over-
hebben. Vooral de verzorgingsstaat moet het
heid die niet steeds op de eerste rang wil zitten
ontgelden. Privatisering, deregulering, indivi-
en toch borg staat voor een sociaal basis-
dualisering - dat zijn de toverwoorden en die
pakket? Het zou de activiteiten van de over-
slaan, paradoxaal genoeg, ook bij linkse men-
heid helderder en controleerbaarder maken en
sen aan. De populariteit van deze thema's
haar meer krediet bij de bevolking kunnen ge-
duldt op een herwaardering van 'individuele
ven.
vrijheid' tegenover de behoefte aan maat-
Een nieuw decor- zo heet de politieke schets
schappelijke geborgenheid.
die het eerste gedeelte van dit middenkatern
Men kan deze omslag in de politieke cultuur
vult. Jos Vernooij en Paulus de Wilt geven de
verharding noemen -
dat gebeurt. Maar men
contouren van een 'minimale staat' die aan zijn
kan evengoed beweren dat de politiek gevoelig
sociale verplichtingen voldoet zonder in eigen
wordt voor de voortgaande sociale en culturele
hulpeloosheid vertrikt te raken. Greetje Lubbi
emancipatie. Met enige welwillendheid kan
vertelt waarom ATV en basisinkomen bij elkaar
men er zelfs de echo van de roep om 'emanci-
horen.
patie' uit de jaren zestig en zeventig in zien. We
basisinkomen en feminisme niet met elkaar
Ute Breithaupt maakt duidelijk dat
gaan toch niet meemaken dat rechts effi-
botsen. Rudie van der Velde onderbouwt de
ciênter op dat erfgoed Inspeelt dan links?
bewering dat privatiseren niet strijdig is met
Links heeft voortdurend een tweeslachtige
linkse uitgangspunten.
verhouding tot de staat gehad. Aan de ene kant
De idealen over centrale economische en
werd
burgerlijk
maatschappelijke planning hebben hun lang-
machtsbolwerk, als een bureaucratische ma-
de
staat
gezien
als
een
ste tijd gehad. Zoveel is duidelijk. Welbe-
chine. Aan de andere kant werd de toeêige-
schouwd hebben ze binnen links ook nooit
ning van staatsmacht altijd als een belangrijk
ècht de boventoon gevoerd. Wèl het sterke
politiek doel beschouwd; de staat was een
gevoel voor solidariteit met zwak-
bruikbare instantie ter hervorming van de maatschappij. De verdringing
keren en minderheidsgroepen. En ook de wil tot onafhankelijkheid
van deze ambiva-
en vrijheid - veroverd in het ge-
lentie zorgt ervoor
vecht met onze ouders om de
dat links zich geen
lange haren en vrijere morele
raad
weet
met het
opvattingen.
Solidariteit
zelfbeschikking moeten toch
van 'de terugtredende
op een of andere manier ge-
overheid'. Eigenlijk is
combineerd
kunnen
links het er stiekem wel een beetje mee eens. Het
besef
groeien ceerd
dat
begint een
te
gefor-
vasthouden
aan
(centrale) sturing van zoveel
mogelijk
maatschap-
pelijke processen een onhaalbare kaart Is, averechts
foto Jan Lankveld/HH
D
en
rechtse geloofsartikel
E
H
E
G
wor-
J
A
A
R
<;
A
N
G
NUMMER
Jos Vernooy I Paulus de Wilt
De twee politieke doctrines waarop de Westerse maatschappij zijn gegrondvest, zijn het liberalisme en het socialisme. In de vorige eeuw ontstaan, symboliseren ze de twee polen waartussen sociale en politieke conflicten zich sindsdien afgespeeld hebben: de 'vrijheid van het individu' versus 'gelijkheid' en 'sociale rechtvaardigheid'. In de organisatie van demoderne maatschappij vinden we de principes van deze twee politieke stromingen terug. Aan de basis van onze samenleving ligt het klassiekliberale uitgangspunt van de 'individuele vrijheid', maar deze wordt ingeperkt door een complex van regels en instituties. Beide doctrines hebben goede en slechte kanten. Waarom niet het béste uit beide genomen? Aan het socialisme ontlenen we het grote belang wat gehecht wordt aan sociale rechtvaardigheid, het streven naar maatschappelijke gelijkheid, aan gezamenlijke verantwoordelijkheid voor maatschappelijke instellingen en aan de democratisering van met name de economische sector. Aan het liberalisme ontlenen we het recht op vrijheid en zelfbeschikking en de nadruk op 'de markt' als sturingsmechanisme van maatschappelijke (vooral economische) processen. Voor socialistische centrale planning en voor liberaal particulier eigendom ruimen we echter geen plaats in. Zoals maatschappelijke gelijkwaardigheid bij rechts altijd een ondergeschikte rol heeft gespeeld, zo heeft de individuele vrijheid dat bij links. Het dilemma vrijheid versus sociale rechtvaardigheid moet overwonnen worden. Waarom niet de ideologie van de Westerse samenleving omkeren? Niet meer de persoonlijke vrijheid is de basis, aangevuld met regels ter bescherming van de sociale rechtvaardigheid. Nee, de sociale rechtvaardigheid is de basis waarop persoonlijke vrijheid en maatschappelijke medeverantwoordelijkheid mogelijk zijn. Gevolg van en voorwaarde voor dit uitgangspunt is een terughoudende opstelling van de overheid. Direct overheidsingrijpen
18
D
E
H
G
A
N
G
NUMMER
3
:v!EI/JU:\1
l
9
8
INKOMEN
eerstebasisvoorziening
et ziet er zo fraai uit. In naam garandeert het sociale stelsel in ons land iedereen een inkomen dat voldoende is om van te leven. In de meeste gevallen is dat ook wel zo, hoewel sommige groepen buiten de boot vallen. Velen kunnen slechts - met veel hulp - een uitkering krijgen uit de juiste, voor hem of haar passende, voorziening. Het grootste probleem zit 'm in de ingewikkeldheid en inefficiëntie van het sociale zekerheidsstelsel. Wie kent de weg nog? Bijstandswet, WAO, NWW, AOW, AWW, kinderbijslag, studiebeurs, VUT, etcetera, etcetera. Vaak zorgen deze regelingen - zelfs in onderlinge combinatie - toch nog maar voor een minimaal inkomen. Een hele reeks indirecte en vaak inkomensafhankelijke voorzieningen moet extra ruggesteun geven: huursubsidie, welzijnsvoorzieningen, 60+-kaarten. De filosofie achter deze regelingen is dat de 'financieel-zwakkeren' hierdoor kunnen profiteren van anders voor hen onbereikbare voorzieningen. Onvoorwaardelijk zijn deze regelingen doorgaans niet; aan een aantal is - ondanks de hoge werkloosheid - een sollicitatieplicht verbonden. De ingewikkeldheid van het stelsel maakt het nodig uitgebreide controlesystemen in het leven te roepen om na te gaan of het geld bij de bedoelde categorieën terecht komt en of er geen fraude gepleegd wordt. Recent ingevoerde maatregelen, die kostenbeperkend moeten werken, hebben de jungle alleen nog maar ondoordringbaarder gemaakt: voordeurdelerskorting, tweeverdienerswet, nieuwe studiebeursregelingen, verhaalsplicht om er enkele te noemen. Ingewikkeldheid en inefficiency maken het huidige stelsel veel te kostbaar. Vereenvoudiging kan een forse kostenbesparing opleveren, maar dan moet regelgeving wel tot een minimum beperkt worden. De besparing op de kosten van de bureaucratie kan gebruikt worden om
H
het sociale stelsel te individualiseren. De persoonlijke vrijheid is ermee gediend en discutabele controlepraktijken kunnen verdwijnen. De meest eenvoudige - en ook meest rechtvaardige - manier om financiële zelfstandigheid te garanderen, is de invoering van een algemeen basisinkomen. Elke inwoner zou elke maand een bedrag kunnen krijgen dat ligt op het huidige bijstandsniveau voor alleenstaanden (voor andere groepen zou het minimum-jeugdloon of de kinderbijslag als norm genomen kunnen worden). Daarmee is de basis gelegd voor een gelijke materiële uitgangspositie voor iedereen. De erkenning van het principe van 'vrijheid en zelfbeschikking' leidt ertoe dat controle op extra verdiend inkomen tot het verleden gaat behoren. Het snuffelen in het leven van bijstandsmoeders - één van de meest afkeurenswaardige praktijken .:... is dan bijvoorbeeld niet meer nodig. Door betaalde arbeid kan men het basisinkomen aanvullen - dat màg dan. Men geeft keuzevrijheid; mensen die een hogere materiële levensstandaard op prijs stellen, kunnen zich op de arbeidsmarkt begeven. Eén van de ingrijpende consequenties is dat de bestaande - verplichte - verzekeringen tegen inkomensverlies afgeschaft kunnen worden. ledereen die dat wil, kan zich indekken tegen plotseling inkomensverlies: door te sparen of door een vrijwillige verzekering af te sluiten. Ook hier staat de keuzevrijheid voorop. Men kan zich individueel verzekeren of gebruik maken van een collectieve verzekering (via bijvoorbeeld de CAO's). De werkgeversbijdragen kunnen in het loon worden opgenomen. Het verzekerde bedrag en de premie kunnen relatief laag zijn. Men hoeft zich slechts bij te verzekeren voor het inkomensverlies boven het basisinkomen. Ook in het woud van de huidige pensioenverzekeringen kan fors gekapt worden. Men gaat
foto Michel Pellanders/HH
E
L
L
N
G
1
8
====~------~-
NUMMER
JAARGANG
naar de verzekeringsmaatschappij van eigen voorkeur en sluit een verzekering 'op maat' af. Van de last van de pensioenbreuk zijn we daarmee in één klap bevrijd. Men kan van baan veranderen zonder van pensioenverzekering te veranderen. De voordelen van een algemeen basisinkomen strekken zich uit tot buiten het terrein van de sociale zekerheid. Een belangrijk effect is de versterking van de individuele machtspositie van de werknemer tegenover de werkgever. Door de verminderde afhankelijkheid van looninkomsten kan de werknemer makkelijker opstappen. De werkgever zal daardoor gedwongen
3
worden betere arbeidsomstandigheden in te voeren. Vooral het onaangename werk zal beter beloond moeten worden en ook de druk om sneller te automatiseren zal toenemen. De huidige arbeidswetgeving kan tevens flink worden uitgedund. De wettelijke beperkingen van het ontslagrecht kunnen worden verzacht. De stringente arbeidswetgeving van dit moment is noodzakelijk omdat inkomsten uit arbeid voor werknemers vaak de enige inkomstenbron zijn. Lichtvaardig daaraan tornen is in die omstandigheden een slechte zaak, maar bij de invoering van een algemeen basisinkomen is versoepeling van de wetgeving mogelijk. Natuurlijk moet de
voor meer WERK
foto Werry Crone/HH
20
D
E
H
MEI/JUNI
E
1
9
8
8
werkgever gebonden blijven aan een eenmaal gesloten arbeidscontract, of dat nu individueel of per CAO is afgesloten. Het netto-arbeidsloon per uur zal dalen, want het arbeidsinkomen heeft slechts een aanvullend karakter. Voor de overheid kan dit een aardige kostenbesparing zijn. Het salaris van ambtenaren kan met het bedrag van het basisinkomen gekort worden. Is er een betere manier om 'inverdieneffecten' te bereiken? Het bedrijfsleven zal op de voet volgen. Zeer positief is de stimulans op arbeidstijdverkorting die van het basisinkomen uitgaat. De werkgevers kunnen de arbeid op uurbasis financieel lager honoreren. De bemoeienis van de overheid met
J
A A R G A N G
het privéleven van de burgers zal zeer bescheiden zijn. Dit geldt ook voor haar rol in het sociaal-economisch verkeer; niet alleen zal de arbeidswetgeving sterk kunnen worden afgeslankt, ook aan haar invloed op het economisch bestel kan gesleuteld worden. Nu moeten individuele bedrijven nog door de overheid uit het slop gehaald worden, omdat velen er voor hun bestaan van afhankelijk zijn. In een situatie waarin er een basisinkomen voor iedereen bestaat - aangevuld met een vrijwillige verzekering tegen inkomensverlies - hoeft de staat een slecht werkend bedrijf, zoals bijvoorbeeld de RSV, niet ten koste van heel veel in stand te houden.o (JV/PdW)
NUMMER
3
MEI/JUNI
l
9
8
8
HUISVESTING
tweedebasisvoorziening
e overheid heeft de taak eenvoudige maar deugdelijke huisvesting te waarborgen. Het vragen van een huurbijdrage is redelijk. Immers, er zijn nu eenmaal verschillen tussen de kwaliteit van de Nederlandse woningen, ook in de categorie eenvoudige woningen. Alleenstaanden met uitsluitend een basisinkomen moeten de huur van een eenvoudige woning kunnen opbrengen. Zij moeten dus voldoende geld overhouden om in de andere basisbehoeften te kunnen voorzien. Woningtoewijzing aan hen die zelfs niet beschikken over eenvoudige huisvesting blijft een overheidsverantwoordelijkheid. Op de een of andere wijze moet de overheid greep houden op de distributie van leegstaande woningen, oude en nieuwe. Het meest leent het woningbezit van gemeenten en woningbouwverenigingen zich daartoe. Het woningbestand moet onder democratisch beheer worden gebracht. Bewoners moeten medebeslissingsrecht hebben over onderhouds- en huurpeil. De meest geëigende weg is democratisering van de beherende instanties - woningbouwcorporaties en gemeentelijke woningbedrijven. Rianter wonen zal extra betaald moeten worden. Men kan daartoe putten uit het eigen inkomen. Betere en grotere woningen kan men verwerven op de koopwoningen- of huurmarkt Net als in de sector goedkope huurwoningen hebben de bewoners over huur en onderhoud een stem in het kapittel. Particulier woningbezit met commercieel oogmerk wordt ontmoedigd. Door de democratisering van het woningbeheer zullen winstma-
D
L
kende praktijken kunnen verdwijnen. Huisjesmelkers zullen proberen hun woningen aan de gebruikers te verkopen. Op den duur kan daardoor een groot deel van het Nederlandse woningbestand in handen komen van woningbouwverenigingen en lokale overheden. De resterende woningen - in vooral de duurdere sector - zullen het particulier eigendom van eigenaarsbewoners zijn. Dit zijn de mensen die extra geld uittrekken voor rianter wonen. Ook in de sfeer van de huisvesting zal de rol van de overheid minimaler worden. Alle subsidieregelingen en belastingvoordelen ten bate van de koopwoningensector kunnen geschrapt worden. Bevorderend werkt de - door de invoering van het basisinkomsten - te verwachten daling van de bouwkosten. De objectsubsidies kunnen verwijnen. De overheid kan zich concentreren op haar enig belangrijke taak: het bieden van betaalbare huisvesting aan diegenen die geen aanvullend inkomen kunnen of willen verwerven. Huursubsidie zal in of andere vorm dus moeten blijven voortbestaan. Een deel van het basisinkomen zou bijvoorbeeld aan de gezamenlijke bewoners van een woning uitgekeerd kunnen worden. Dit kan de benadeling van alleenstaanden enigszins binnen de perken houden. Uitvoering van de regeling zou in handen gegeven kunnen worden van de woningbouwverenigingen. Het 'invoeringsprobleem' moet met een overgangsregeling opgelost worden. Deze zal in eerste instantie betrekking hebben op het grootste deel van het woningbestand: alle woningen die vóór de invoering van het basisinkomen zijn gebouwd. In de huur van deze woningen zit nog een hoog percentage rente en aflossing verdisconteerd.o (JV/PdW)
N
G
21
NUMMER
JA·ARGANG
3
M
ONDERWIJS
d
e
r
d
e
a
b
•
i
v
•
oel van onderwijs en vorming is mensen adequaat voor te bereiden op een zelfstandig bestaan in de maatschappij. De overheid biedt alle burgers voor een bepaalde periode in hun leven (de leerplichtige leeftijd) een basispakket van onderwijsvoorzieningen aan. Het onderwijs tijdens de leerplichtige leeftijd behoort gratis en voor iedereen toegankelijk te zijn. Aan deze verantwoordelijkheid mag de overheid zich niet onttrekken. De overheid moet ervan uitgaan dat onderwijs boven de leerplichtige leeftijd op individuele kennisvermeerdering is gericht. Of men dit soort onderwijs volgt om redenen van persoonlijke ontplooiing of vergroting van de arbeidskwalificatie, doet weinig terzake. In beginsel behoort degene die ervan
D
o
r
o
%
e
i
n
i
n
g
profiteert de met zijn onderwijs gepaard gaande kosten te betalen. Onderwijs dat buiten de termen van de leerplicht valt, is dus niet uitsluitend een taak van de overheid. Er zijn namelijk drie profiterende partijen: de persoon zelf, de (latere) werkgever, de 'samenleving als geheel'. Door het basisinkomen is de student in staat het eigen levensonderhoud te bekostigen. Maar daarmee is de financiering van het niet -leerplichtig onderwijs nog lang niet rond, want de aanvullende salarissen van het onderwijsgevend en technisch, en administratief personeel én onderwijsmateriaal en gebouwen zullen ook betaald moeten worden. Daar zullen voornamelijk externe inkomstenbronnen voor gevonden moeten worden. De foto Werry Crone/HH
GElONDHEID~lORG
v
i
e
r
d
e
b
a
•
i
•
v
o
o
r
%
s zijn lichamelijke of geestelijke ezondheid dat vereist, moet lke Nederlander een beroep unnen doen op een basispakket gezondheidsvoorzieningen. Het zal uit de algemene middelen betaald moeten worden en grotendeels met het huidige ziekenfondspakket samenvalllen. Niet elk aspirientje valt eronder en ook voor levensverfraaiende behandelingen of 'hotelvoorzieningen' zal men zelf geld moeten neertellen. De preventie zal een taak van voornamelijk de overheid blijven. De basisvoorziening gezondheidszorg heeft een gedifferentieerder karakter dan de drie andere. Dat hoort ook zo te zijn, omdat de ge-
22
D
E
H
i
e
n
i
n
g
zondheid van ieder afzonderlijk verschilt. Het aanbod moet dan ook passen bij de persoon in kwestie. De financieringsmethode kan natuurlijk niet van alle individuele verschillen in 'gebruikersgedrag' uitgaan. Qua uitgangspunt is de gezondheidszorg een verzekering, beschikbaar als men deze nodig heeft. Als men de verzekering niet nodig hebt, blijft deze ongebruikt tenminste, hóórt deze ongebruikt te blijven. Bij de financiering moeten de kostenverhogende factoren goed in de gaten gehouden worden: de salarissen (waaronder die van de specialisten), de medicijnverstrekking, de verlangens van de cliënten. Kostenbeheersing wordt
E
L
L
bemoeilijkt door kennis- en machtsverschillen tussen patiënt en arts. Het zelfbeschikkingsrecht over eigen lijf en leven staat centraal in de gezondheidszorg. Alle andere rechten en plichten behoren een afgeleide van dit grondrecht te zijn. De keuzevrijheid strekt zich uit tot het recht zelf te bepalen of en hoe men een beroep op de gezondheidszorg wénst te doen. Mensen moeten vrij hun eigen arts kunnen kiezen en over hun eigen therapie kunnen beslissen. Dossiers zijn het eigendom · van de betrokkene. De gezondheidszorg staat onder democratische controle van gemeentebesturen en verzekeraars van extra voorzieningen. In de eerstelijnszorg is een directer controlemodel mogelijk; de gemeenten vervullen daarin - net als bij het onderwijs - een hoofdrol. De provincies zullen verantwoordelijk zijn voor de planning van de normale klinische zorg, terwijl de -gespecialiseerde instituten onder de bevoegdheid van het Rijk zullen vallen. Controle op medisch handelen is
N
G
A N G
NUMMER
3
MEI/JUNI
studenten zelf kan om een extra bijdrage gevraagd worden, bijvoorbeeld in de vorm van collegegeld. De student kan deze bijdrage betalen door een lening a:l te sluiten, door in deeltijd te gaan werken of door - bij een volledige baan avondonderwijs te gaan volgen. De toekomstige werkgever zou (een deel van) de aflossing op zich kunnen nemen. Wanneer iemand na beëindiging van de studie lange tijd werkloos blijft, zou de overheid elk jaar een deel van de lening kwijt kunnen schelden. Werkgevers kunnen ook op andere manieren het niet-leerplichtige onderwijs medebetalen: door incidentele financiering van cursussen. door de stichting van bedrijfsscholen. door een geldelijke adoptie van onderwijssectoren. Natuurlijk kan de overheid ertoe besluiten die opleidingen van extra financiële middelen te voorzien die van groot maatschappelijk belang worden geacht maar waarvoor weinig vraag vanuit het bedrijfsleven is. We kunnen hierbij denken aan instellingen voor fundamenteel onderzoek of aan 'exotische studie-
nodig om een tegenwicht te bieden aan de afhankelijkheid van patiënten van artsen en verplegend personeel. Het marktmechanisme kan voor aanvullende controle zorgen: 'Naar dat ziekenhuis ga ik niet meer!' Het kwaad is dan vaak al geschied; al te sterk moet dus niet op het marktmechanisme worden geleund. Bijverzekeren moet mogelijk zijn; de vrije keuze van een aanvullende gezondheidsverzekering heeft een positief effect op de kostenbeheersing. In theorie is de Nederlandse gezondheidszorg op dit moment in particuliere handen, ook het verzekeringswezen. In Ge praktijk bestaat echter sterke overheidsbemoeienis. De overheid houdt de kwaliteit van de zorg in de gaten en ziet toe op de vele regels die met de financiering te maken hebben. De ondoorzichtige verstrengeling van overheid en 'particulier initiatief' heeft geleid tot een zeer ingewikkeld financieringsstelsel. Een helder inzicht in de verschillende takken van de gezondheidszorg is vrijwel onmogelijk
D
E
H
geworden, laat staan een verantwoorde financiële afweging. Financiële reorganisatie op zich is niet voldoende om de rol van de overheid te verminderen. Doordat het systeem eenvoudiger wordt, worden wél de plaats en de taak van de overheid duidelijker. Het wordt makkelijker het belang van de verschillende onderdelen ten opzichte van elkaar te bepalen. De invoering van het basisinkomen kan een aanzienlijke kostenbesparing opleveren. Thuisverzorging en peli-klinische behandeling zullen relatief goedkoper worden dan verzorging in verpleegtehuizen of ziekenhuizen.o (Jv/PdW)
E
L
L
l
9
8
8
richtingen'. zoals Sanskriet of archeologie. De scholen voor leerplichtig onderwijs moeten zelfbesturend zijn. De ouders, de leerlingen en het onderwijspersoneel maken er de dienst uit. De andere onderwijsinstellingen worden bestuurd door leerlingen en personeel gezamenlijk. De democratisering van het niet-leerplichtig onderwijs maakt het mogelijk dit type onderwijs toe te snijden op wensen van leerlingen en studenten. Deze hebben dan ook een financieel belang bij goed onderwijs. (Een alternatief voor deze vorm van directe democratie en zelfbeschikking is een versterking van het marktmechanisme: elke school probeert door zijn aanbod zoveel mogelijk leerlingen te trekken. Een nadeel van dit - enigszins Amerikaanse - systeem is dat goed onderwijs niet maar lager collegeld wél voor vergroting van de concurrentiekracht gaat zorgen. Door zoveel mogelijk subsidies van het bedrijfsleven te krijgen, zou dit type onderwijs zelfs zonder studentenbijdrage kunnen bestaan. Op lange termijn kunnen daarmee echter de kwaliteit van het onderwijs en de onafhankelijkheid van onderzoek en wetenschap op het spel komen te staan.) Door de invoering van het principe van zelfbestuur krijgen openbare scholen het karakter van bijzonder neutraal onderwijs. In de praktijk verdwijnt hiermee de tegenstelling tussen bijzonder en openbaar onderwijs. De zeer ingewikkelde en centralistische regelgeving op onderwijsgebied kan door het vervagen van dit onderscheid sterk worden vereenvoudigd. In de toekomst kunnen de gemeentebesturen - op basis van een vast bedrag per leerling - de schoolbesturen subsidies geven. Het Rijk geeft de gemeenten daarvoor het geld via een verhoging van de algemene uitkering uit het gemeentefonds. Wanneer de gemeenten bijzondere omstandigheden in aanmerking willen nemen, bijvoorbeeld de sociaal-economische achtergrond van de leerlingen. zorgen zij zelf voor de financiële middelen. Het spreekt voor zich dat bij de uitkering uit het gemeentefonds met deze bijzondere factoren rekening wordt gehouden.o (JV/PdW)
N
G
l
J
A
A
R
G
A
N
NUMMER
G
3
Niet bij basisinl~o:rnen alleen
MEI/JUNI
l
9
8
8
De Nederlandse discussie Alexander de Roo
n onze politieke schets speelt het basisinkomen een belangrijke rol. Het is in feite de enige van de vier basisvoorzieningen die bij lange na nog niet gerealiseerd is. Onze schets is geen pleidooi voor een 'aangekleed basisinkomen', maar omdat het basisinkomen nog verwezenlijkt moet worden is het begrijpelijk dat het licht juist op dat element valt. Voor ons is het basisinkomen een wezenlijk onderdeel van het pakket van vier basisvoorzieningen dat wij voorstellen. Door de combinatie van deze voorzieningen - naast het basisinkomen sobere huisvesting, gezondheidszorg en onderwijs - wordt aan elke inwoner van ons land bestaanszekerheid geboden. Met het garanderen van de vier basisvoorzieningen houdt de zorgplicht van de overheid op. Natuurlijk kan politieke wenselijkheid uitgesproken worden over continuering van andere overheidstaken. Aan de garantie op bestaanszekerheid die de overheid aan de leden van de samenleving biedt, is niet alleen een recht op persoonlijke vrijheid en zelfbeschikkingsrecht verbonden, ook een plicht. De burgers zijn medeverantwoordelijk voor de oprichting en het beheer van voorzieningen die voor de samenleving van belang zijn, of het nu sportverenigingen, culturele organisaties, maatschappelijke instellingen of bedrijven zijn. Zodra de vier basisvoorzieningen tot stand zijn gekomen kunnen vooral plannende en sturende taken van de overheid vervallen. De wetten van vraag en aanbod kunnen gecorrigeerd- hun werk doen, omdat de marktpositie van wat nu 'de zwakkeren' zijn, sterker is geworden door hun betere startmogelijkheden. De overheid beperkt zich hoofdzakelijk tot het scheppen van voorwaarden voor een goed functioneren van de samenleving. Er kan volstaan worden met een toezien op het werken van de mechanismen die de samenleving draaiende houden en met bescherming van de samenleving als geheel. Dus: het basisinkomen 'komt niet bovenop alles wat we al hebben', maar het is één van de elementen van een door de overheid gewaarborgde bestaanszekerheid. Het basisinkomen schept nieuwe maatschappelijke mechanismen en het herstelt oude. o (JV/PdW)
D
De voorgaande artikelen van Jos Vernooij en Paulus de Wilt zijn bewerkingen van artikelen in de brochure 'een nieuw decor' die door de werkgroep Genoeg sezeurd is uitgebracht. In deze brochure zijn verder nog een aantal uitwerkingen en kanttekeningen bij de voorstellen opgenomen. [)e brochure is te bestellen door overmaking van f 2,50 (verzendkosten) op girorekening 42.10.110 t.n.v Werkgroep Genoeg Gezeurd, Amsterdam.
24
D
E
H
e eerste impuls voor de publieke discussie over het basisinkomen stamt uit 1975. J.H. Kuiper, hoogleraar Sociale Geneeskunde aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, brengt in die tijd een stroom lezingen en publikaties op gang rond het idee van een basisinkomen voor alle Nederlanders. De ontkoppeling van arbeid en inkomen maakt een nieuwe maatschappelijke waardering van de relatie betaalde arbeid - onbetaalde arbeid en een 'humanisering van het betaalde werk' mogelijk. Op het politieke front komt de eer aan de PPR toe. Al sinds 1976 is deze partij pleitbezorger van een basisinkomen. Be" zorgd over de snelle stijging van de werkloosheid spreekt de Voedingsbond FNV zich in 1981 uit voor een basisinkomen. De bond is bang dat op handen zijnde technologische omwentelingen arbeidsplaatsen vernietigen. De robots komen! Voor de Voedingsbond is het basisinkomen een middel tot fundamentele herverdeling van werk tussen de sexen. Door toedoen van de Voedingsbond ontstaat in breder verband een discussie en wordt de publieke opinie gemobiliseerd. In de PvdA komt nu ook de gedachtenwisseling op gang. Op recente partijcongressen wordt het idee telkens verworpen met een meerderheid van zestig procent. In 1981 lanceert het Koninklijk Instituut voor Ingenieurs een plan voor het basisinkomen. Het basisinkomen dient gecombineerd te worden met een privatisering van bijna alle andere vormen van sociaal inkomen. Het plan wordt positief ontvangen door het wetenschappelijk bureau van 066 dat voorstelt tot geleidelijke invoering ervan over te gaan. In dezelfde periode actualiseert de PPR haar standpunt: het basisinkomen moet gepaard gaan met ATV tot dertig uur. In 1985 komt de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid met een - al van meet af aan omstreden - rapport ('Waarborgen voor zekerheid'). De opstellers propageren de invoering van een 'half' basisinkomen (vierhonderdenvijftig gulden per maand) en een aanvullend systeem van sociale zekerheid. De lijn van argumenteren is pragmatisch, bijna technocratisch. Het rapport wordt van alle kanten neergesabeld. PSP, PPR, CPN en de vakbonden ergeren zich aan het loslaten van het minimumloon en aan het feit dat het slechts om een half basisinkomen gaat ('een half basisinkomen is geen basisinkomen'). De PvdA benadrukt haar principiële bezwaren tegen welk basisinkomen dan ook. Ondanks de striemende kritiek op het WRR-plan gaat de discussie verder. In de WO wordt een studiegroep gevormd die zich over de WRR-variant buigt. Aan de andere kant van het politieke spectrum - in de PSP - maakt het basisinkomen deel uit van de zogeheten 'socialisme-discussie'. In de organisaties van uitkeringsgerechtigden wordt het idee van het basisinkomen positief bejegend. In de grootste vakbond van Nederland, de AbvaKabo, woedt sinds vorig jaar een heftige discussie in de bondsraad, en ook in de FNV is het onderwerp niet langer taboe. Ondankslegenwerking vanuit de PvdA-top is al geruime tijd een Werkgroep PvdA voor een basisinkomen actief.o
E
L
L
N
G
----------~---=-=--=--=----~-=--~======~=-------~-~-===~---~
JAARGANG
NUMMER
3
MEI/JUNI
l
9
8
8
Al sinds jaren pleit de Voedingsbond als enige bond binnen de FNV hardnekkig voor een
'Basisinkomen zonder
basisinkomen. De
invoering ervan heeft verregaande gevolgen voor de inkomenspositie van mensen die werk hebben. Roependen in
GREETJE
LU BBI:
A TV betekent
de woestijn zijn Lubbi en haar bond inmiddels niet meer. Maar een vakbond die voor basisinkomen en A TV
gedwongen werkloosheid'
pleit - het doet toch onwerkelijk aan. Luhbi legt uit waarom haar stellingname realistisch is.
Alexander de Roo
Je wijst de exclusieve invoering van een basisinkomen af. Vanwaar die strikte koppeling tussen basisinkomen en arbeidstijdverkorting?
Lubbi: 'Los van elkaar pakt het verkeerd uit. Een basisinkomen zonder ATV betekent voor veel mensen gedwongen werkloosheid. Die zullen bovendien van hun basisinkomen moeten leven, daarboven hebben ze niks. Je moet mensen de vrije keus laten betaald werk te doen. Als je geen drastische ATV doorvoert, is die vrije keus er voor grote groepen niet. Aan de andere kant lukt een afzonderlijk invoeren van ATV ook niet. Dat hebben we de laatste jaren gezien. De zogenaamde kleine stapjes hebben volstrekt onvoldoende opgeleverd. Grote stappen zijn noodzakelijk. Om die te kunnen zetten heb je een instrument nodig waarmee het inkomen van mensen veiliggesteld kan worden. Het principe moet zijn dat je minder gecompenseerd krijgt naarmate je meer verdient. Bij drastische ATV kom je er niet omheen om een deel van het bruto-loon in te leveren. Maar dan moeten ondernemingen daar wel extra personeel voor aanstellen. Wat ons betreft hoeft voor honderd procent inleveren niet perse honderd procent ATV terug te komen,
I
D
E
H
E
er is een onderhandelingsmarge. In elk geval zouden de laagste inkomens netto in koopkracht gelijk moeten blijven. Dan is het wel nodig tegenover die drastische ATVstap ook al een eerste stap basisinkomen te zetten. Op een andere manier zul je nooit echt naar drastische ATV toe kunnen.' Hoe stel je je een concrete invoering van beide voor?
Lubbi: 'Laat ik vooropstellen dat het hele proces uit meerdere stappen moet bestaan. Er ontstaan dan een gewenningsperiode. Veel mensen zien rare dingen gebeuren als iedereen van de ene op de andere dag een basisinkomen krijgt. Het voordeel van die stapsgewijze invoering is dat het denken dan ook in stappen verandert. Allereerst moet er een maatschappelijke concensus ontstaan over het zetten van de eerste grote stap in het jaar X. Als op centraal nivo een akkoord is bereikt is het vervolgens een zaak er in de bedrijven over door te onderhandelen. We praten dan over een breed scale van onderhandelingspunten. Over hoe je mensen binnenkrijgt om de openvallende plaatsen te vullen. Ook moet bekeken worden welke mensen erop gezet worden.
L
L
Je praat dan over scholingsplannen en over positieve actie voor vrouwen. De eerste impuls zal uit de politiek moeten komen.' Moeten het zevenmijlsstappen zijn?
Lubbi: 'We moeten onszelf niet de verplichting opleggen al afgeronde bedragen en termijnen te noemen, alhoewel we wel eens dingen hebben doorgerekend. In de gegeven omstandigheden - waar nog slechts een klein deel van de werkenden een zesendertige urige werkweek heeft en grote groepen op 38 uur of meer zitten - zal je stap in één keer naar 32 uur moeten gaan. Met daarbij de afspraak dat op een volgend moment de stap naar ergens tussen de vijfentwintig en dertig uur wordt gemaakt. Zo kun je dat in fasen opbouwen. Het basisinkomen zal in datzelfde ritme mee opgebouwd moeten worden. Het inkomensverlies moet opgeYangen worden.' Bestaat dan 11iet het le1'e11sgrote gel'aar dat je bij em half basisi11kome11 blijft steke11? »'e roepen de WRR-1•ariant 1•an •·ierhonderdenl'ijftig gulden per maand ;" herinnering. Op een bepaald moment zul je de beterverdienenden toch zover
N
G
---------- ----J
A
A
R
G
A
N
NUMMER
G
moeten krijgen dat zij inleveren ten bate van een hoger basisinkomen? Ik zie het al voor me: een op gang komende politieke beweging die begint te roepen dat het nu wel welletjes met dat basisinkomen, dat de solidariteit ook zijn grenzen kent.
Lubbi: 'Om dat te voorkomen is het van belang om vooraf overeenstemming te hebben over de inhoud van het totale traject. Zover kan het best komen. De kritische analyse die de WRR over de zwakte van het huidige systeem van sociale zekerheid heeft gemaakt is een positief teken. Ze hebben de eerste mentale stap gezet maar in hun praktische voorstellen hebben ze niet durven doorlopen. Van Prof. Douben, voorzitter van de WRRwerkgroep die dat rapport geschreven heeft, heb ik wel eens gehoord dat het niet zetten van de laatste stap naar een volledig basisinkomen te maken had met de politieke verhoudingen in de WRR zelf. Voor de goede lezer bevat het rapport dan ook geen principieel nee. Op de pagina waar de afwijzing van het volledig basisinkomen wordt gemotiveerd, staan niet zoveel argumenten. Eigenlijk alleen maar twijfels en angsten over het niet kunnen overzien van de gevolgen. Toch moet je aan het begin van de rit het eens worden over waar precies je einddoel ligt. Dat is wat ons betreft bij een volledig basisinkomen, een inkomen waarmee je volledig in de eerste levensbehoeften kunt voor-
3
MEI/JUNI
zien. Die eerste levensbehoeften zien we ruim. Niet alleen eten, drinken, kleren en een dak boven je hoofd rekenen we eronder, maar ook sociale behoeften en het in' ruimere zin deelnemen aan de samenleving. Voor een alleenstaande zal dat uitkomen op een bedrag dat enkele honderden guldens per maand boven het huidige bijstandsniveau ligt. Het aantal werkuren per week zal in de loop van de rit wellicht bijgesteld moeten worden, dat sluit ik niet uit. Het hangt helemaal van de ontwikkeling van de hoeveelheid betaald werk af. Er zijn wel eens berekeningen gemaakt dat je naar een vijfentwintigurige werkweek toe moet om van de onvrijwillige werkloosheid af te komen. Daarna zijn er berekeningen gemaakt dat bij een dergelijke werkweek er in 1995 er nog enige houderduizenden werkzoekenden zouden zijn. Daarom zullen we misschien wel door moeten gaan naar een 20 urige werkweek.' Het pad is wel erg kronkelig en de vraag is zelfs of de plaats van bestemming ooit wordt gehaald - zo te horen.
Lubbi: 'Maatschappelijke consensus over het einddoel is dan ook essentieel. Maar angst is een slechte raadgever. Je moet bedenken dat deze bezwaren gelden voor elk maatschappelijk voorstel waarin inkomensherverdeling een rol speelt.
l
9
8
8
Zulk soort dingen zul je altijd houden. Ik zeg altijd tegen mensen, die tegenwerpen dat je met een basisinkomen de staat teveel invloed geeft op het inkomen van mensen, vandaag de dag ieders inkomen in zijn netto-vorm ook al door overheidsbesluiten wordt beïnvloed. Wij kunnen als vakbeweging bruto-lonen afspreken wat wij willen; via de loon- en inkomenstenbelasting bepaalt de overheid toch de nettoinkomsten. Voor de sociale zekerheid is dat zo helder als wat, de overheid bepaalt de hoogte van de uitkeringen.' Wordt de basis toch niet al te wankel? Het inkomen van mensen wordt afhankelijk van de politieke wind die op een bepaald moment waait. Onderhandelingsvrijheid van de vakbeweging is de beste sociale verzekering.
Lubbi: 'De Voedingsbond FNV vindt dan ook dat je een aantal zaken moet vastleggen. Het recht op een basisinkomen moet als zodanig in de grondwet verankerd worden. Je zou ook duidelijke afspraken moeten maken over het waarborgen van de waardevastheid. Het zou niet zo mogen zijn dat een Kamermeerderheid van een of twee stemmen het geheel weer op zijn kop kan zetten.' Het bereiken van 'consensus' in de partijpolitiek lijkt voorlopig pure fictie. In de WD studeert men op een basisinkomen van vierhonderdenvijftig gulden, het CDA peinst niet over een basisinkomen, in de PvdA is er een meerderheid tegen en binnen klein-links stellen sommigen zich tevreden met een basisinkomen op het bijstandsniveau, als men er al voor is.
Lubbi: 'We moeten niet doen alsof die consensus in 1990 bereikt zal zijn. Daar staat tegenover dat vanaf 1980 de maatschappelijke discussie over het basisinkomen duidelijk is verbreed. In het begin zeiden mensen:' Waar kom je nu weer mee aan? Wat is dat voor luchtfietserij?' Als je ziet dat het nu een bespreekbaar politiek item is geworden, dan hoeven we niet pessimistisch te zijn. Natuurlijk is het zo dat er zeer veel verschillende invalshoeken bestaan. Ook binnen de Werkplaats Basisinkomen. Als ik heel eerlijk ben, is machtsvorming voorlopig nog een kwestie van overtuigen. Als vol-
26
D
E
H
E
L
L
N
G
I ~
I
I
J
A
A
R
G
doende mensen overtuigd zijn, dan haal je er ook een parlementaire meerderheid voor. We moeten natuurlijk niet blijven wachten totdat we de allerlaatste verdiener van een hoog inkomen ook over de streep getrokken hebben. Als we het toch over die categorie hebben: laten zij maar eens nadenken over hun merkwaardig lange werkweken. Een basisinkomen biedt voor hen ook voordelen. Ze kunnen dan terugschakelen naar wat minder lange werkweken en daardoor meer tijd krijgen voor andere leuke dingen in het leven - naast hun werk, als zij hun werk al leuk vinden.' ALEXANDER DE ROO
A
N
G
Alexander de Roo Is redacteur van
DE HELLING.
Neem nóU De Helling. Een serieus nieuw 'tijdschrift voor linkse politiek'. Doordachte formule. Rustig opgemaakt. Weinig advertenties. Heldere betogen, analyses, polemieken, columns, commentaren, reportages, dossiers, dagboeken en recensies. Links, radicaal en o zo kritisch. Een welkome aanvulling op de bestaande opiniepers - moest zelfs de hoofdredacteur van De Groene bekennen (al had-ie wat moeite met de plat-materialistische rondborstigheid). Maar denk maar niet dat de abonnees toestromen. De laatste linkse Mohikaan (m/v) koopt 't liever los. Want wie weet valt morgen wel de bom. Of wordt-ie overmorgen gekort op zijn uitkering. Aan de ene kant is dat natuurlijk een riem onder 't hart. Zeker als je voortbouwt op een traditie die zichzelf al anderhalve eeuw de worst van de totale kladderadatsch voorhoudt. Maar, kameraden! Jullie zouden toch moeten weten dat je de wetten van het kapitalisme niet kunt negeren (idealisme!). En dat er heel wat aan de strijkstok van het kleinkapitaal blijft hangen voor je dit onversaagde produkt, dat 't zo goed doet bij een strijdlied van De Volharding, in huis hebt. Wees dus paraat! Koop bewust! Volhardt in de strijd! Wordt abonnee! ZET JE ZORGEN OP DE HELLING. NEEM EEN ABONNEMENT.
Noteer mij als abonnee; stuur mij een acceptgiro. Naam: .......................................................................... .. Adres: ........................................................................... . Postcode en woonplaats: ............................................... . De bon in gefrankeerde envelop sturen naar: DE HELLING- Postbus 15240 - 1001 ME Amsterdam
H
MEI/JUNI
l
9
8
8
Ute Breithaupt
TOBBERS GEWORDEN?
E
3
V rou-w-en en basisinkomen
ZIJN WE NOU ALLEMAAL
D
NUMMER
E
n de vrouwenbeweging bestaat een zekere koudwatervrees om politieke uitspraken over het basisinkomen te doen. De terughoudendheid wordt gevoed door de angst voor een herhaling van de verhitte debatten in het midden van de jaren zeventig over het huishoudloon. De overgrote meerderheid van de vrouwenbeweging wees toen het huishoudloon als politieke eis af. Het basisinkomen wordt - bewust of onbewust geassocieerd met het zo verfoeide huishoudloon dat vrouwen immers op hun plaats zou houden. Begrijpelijk is de weerstand wel. Vrouwen - zo menen de tegenstandsters van het basisinkomen leven in een samenleving waarin status en macht nu eenmaal verbonden zijn met de sfeer van het betaalde werk. De toegang van vrouwen tot tot het circuit van de betaalde arbeid is erg bèperkt en als ze erin terecht komen, worden hen weinig kansen geboden. Daarom - zo redeneren zij verder moeten vrouwen opkomen voor het recht op betaalde arbeid tegen een behoorlijk loon. Het basisinkomen zit deze strijd in de weg. Economische zelfstandigheid hoort de centrale eis te zijn, en niet financiële onafhankelijkheid - die ligt daarin besloten. De sceptici in het feministische kamp trekken deze redenering door naar het punt van de herverdeling van de betaalde en onbetaalde arbeid. Met een basisinkomen wordt deze herverdeling bereikt noch bevorderd, zo zeggen zij. De last van het onbetaalde werk is voor vrouwen een belangrijke hinderpaal in de beslissing betaald werk te gaan doen. De invoering van een basisinkomen verandert hieraan niets. Algemene arbeidstijdverkorting en herverdeling van werk - daar zou het om moeten gaan. Duwtje naar verkeerde kant? Een ander argument in feministische kringen tegen het basisinko-
L
L
I
men is dat het hoofdoel van het feminisme afschaffing van de patriarchale heerschappij dient te zijn. Deze - meent men - manifesteert zich in veel meer dan alleen in de financiële afhankelijkheid. Het basisinkomen verengt het perspectief. Andere tegenargumenten zijn deze. Door een basisinkomen zullen vrouwen in toenemende mate uit de arbeidsmarkt worden verdrongen. Deeltijdwerksters, vrouwen die in wettelijk onbeschermde arbeidsverhoudingen werken of geestelijk en lichamelijk zwaar werk doen, zullen - als zij een basisinkomen ontvangen - eerder ophouden met werken. Zij vallen uit de boot en zullen alleen nog op vrijwilligerswerk aangewezen zijn. Het basisinkomen geeft hen dan net dat duwtje de verkeerde kant op. Ook is men bang dat vrouwen in hun huisvrouwenrol worden bevestigd. Het basisinkomen haalt de 'financiële prikkel' weg. Het belangrijkste argument waarop vrouwen - ten opzichte van een omgeving die betaald werk voor huisvrouwen afkeurt - een beroep kunnen doen, wordt hen uit handen geslagen. Hier door zal de maatschappelijke druk om vrouwen meer kansen op de arbeidsmarkt te geven, afnemen. Met een verwijzing naar het verminderen van de financiële noodzaak, zal de bereidheid bij overheid en ondernemers om vrouwen aan te trekken afnemen. De samenleving wordt voor een groot deel toch al door het kostwinnersdenken beheerst. Moet de vrouwenbeweging deze tendens mee helpen versterken? zo vragen de critici zich verstoord af. Ook de strijd voor verbetering van de arbeidsvoorwaarden wordt erdoor geschaad. Het basisinkomen bevordert de flexibilisering van de arbeid met het gevolg dat vrouwen - meer al dan nu - wettelijke arbeidsbescherming moeten ontberen. De meeste van deze argumenten tegen het basisinkomen snijden weinig hout. De invoering van het
N
G
27
1
9
8
8
basisinkomen moet dan wel aan een aantal strikte voorwaarden voldoen. Voorwaarde nummer één is dat het basisinkomen individueel moet worden uitgekeerd. Het spinneweb aan controleregels ten aanzien van samenlevingsvormen, inkomen en vermogen kan komen te vervallen. De leefsituatie van de betrokkene moet niks terzake doen. Zodra de uitkeringshoogte afhankelijk wordt gesteld van de leefvorm, zijn vrouwen in het nadeel. Tevens moet de invoering ervan onherroepelijk samengaan met een verregaande vorm van arbeidstijdverkorting (tot bijvoorbeeld vijfentwintig uur per week). Een andere minimumvoorwaarde is dat het inkomen minstens op het niveau van de bijstandsuitkering moet liggen. Dit is verre van ideaal, maar het kan ermee door. Hopeloze armoede hoeft dan niet te ontstaan. Positief is bijvoorbeeld dat het makkelijker wordt om kleine baantjes te vinden. Kinderen zullen ook een uitkering moeten kunnen krijgen. Deze zal hoger moeten zijn dan de huidige kinderbijslag en zou afhankelijk van de leeftijd op kunnen lopen tot het sociale minimum voor kinderen van achttien jaar. De uitkering voor kinderen moet voor de ouder(s) hoe dan ook kostendekkend zijn. Alleenstaande moeders die uitsluitend van een basisinkomen moeten rondkomen, mogen niet met de financiële gevolgen van het hebben van een kind worden opgezadeld. De keuze van een kind mag niet afhankelijk zijn van financiële draagkracht. Bovendien mogen moeders zonder partner niet veroordeeld worden tot een leven onder de armoedegrens. Aan het ontvangen van een basisinkomen mag niet de verplichting gekoppeld zijn om zich op de arbeidsmarkt aan te bieden. Het bedrag moet zo hoog zijn dat dat niet nodig is. De voorzieningen met betrekking tot kinderopvang, gezondheidszorg en bejaardenzorg zullen moeten worden uitgebreid. Door middel van voorkeursregelingen kan de betaalde en onbetaalde arbeid eerlijker tussen mannen en vrouwen verdeeld worden.
Strijdig met emancipatie? Bij de vervulling van deze voorwaarden is het basisinkomen zeker niet strijdig met de principes van 'emancipatie' en 'economische zelfstandigheid'. De koppeling van basis-
N foto Bert Verhoeff/HH
G
I
I
J
A
A
R
G
inkomen en arbeidstijdverkorting maakt het zelfs mogelijk eisen aan de kwaliteit van de arbeidsomstandigheden te stellen. In geen geval is deze eis in tegenspraak met de invoering van een basisinkomen. Voorstelbaar is zelfs dat het waarderingspatroon ten aanzien van betaalde en onbetaalde arbeid zich in gunstige zin wijzigt. De plicht tot betaald werken verdwijnt en er komt een vrije keuze voor in de plaats. Deze vrije keuzemogelijkheid stelt vrouwen in staat te streven naar een prettige combinatie van beide soorten werk. Er bestaat ook een gerede kans dat er weinig verandert. Dat zou jammer zijn, maar het is geen argument tégen het basisinkomen. De vrees dat vrouwen zwakker op de arbeidsmarkt komen te staan, is gegrond. Maar wat is er goed aan een situatie waarin vrouwen op financiële gronden gedwongen zijn akelig werk te doen tegen te lage beloning? Het recht op arbeid heeft op die manier wel een hele wrange bijsmaak. Vrouwen mét een basisinkomen hebben een financieel grotere actieradius en dus meer handelingsmogelijkheden. Herverdeling van arbeid en basisinkomen zijn eisen die in onderlinge samenhang gesteld kunnen worden. Verregaande arbeidstijdverkorting stelt mannen meer in de gelegenheid tijd aan huishouden en opvoeding te besteden. Zo krijgen zij een belang bij herverdeling van arbeid en arbeidstijdverkorting. Dat basisinkomen de mannelijke overheersing op andere terreinen intact laat of zelfs versterkt, is een hopeloze idee-fixe. Deze twee zaken hebben volstrekt niets met elkaar te maken. Strijd tegen seksediscriminatie is - met of zonder basisinkomen - nodig, maar dankzij een basisinkomen kan deze strijd makkelijker aangebonden worden. Immers, vrouwen komen financieel onafhankelijker ten opzichte van mannen te staan. Ook in deze zin bestaat er geen tegenspraak tussen basisinkomen en 'emancipatie'. En dat het basisinkomen conservatieve en vrouwonvriendelijke overheidspolitiek in de kaart speelt, is een misvatting van de eerste orde.o
A
N
G
H
MEI/JUNI
1
9
8
8
Rudy van der Velde
oen ik nog maar kort wethouder was, heellang geleden dus, en geconfronteerd werd met het enorme prijsverschil tussen particuliere en overheidsdienstverlening, dacht ik dat de term overhead de Engelse vertaling was van overheid. Toen al hielden we ons - ondanks de onbekendheid van het terrein met kwesties van efficiency en kostenpeil bezig. Ik bedoel maar, de ondoelmatigheid is niet van vandaag of gisteren en de discussie daarover, ook binnen links, evenmin. De woorden privatiseren en dereguleren waren halverwege de jaren zeventig nog wel niet en vogue, maar in kringen van het Amsterdamse gemeentebestuur werd, met het oog op de toen enorme begrotingstekorten, geanimeerd gesproken over de sanering van het gemeentelijk apparaat en zonodig over afstoting van delen daarvan. In de CPN, waar onze fractie deze operaties besprak, rustte zeker geen taboe op het onderwerp. Hoe gouvernementeel deze partij zich naar buiten toe ook opstelde, haar aanhang bestond bepaald niet uit ambtenaren of grote liefhebbers van deze stand. Laten we het ambtelijk apparaat gemakshalve beschouwen als het instrument om het bestuur mogelijk te maken te besturen. Dat apparaat is gigantisch gegroeid. De overheid is in vele sectoren, lokaal en nationaal, al verreweg de grootste ondernemer, en wordt alleen in omvang overtroffen door zeer grote particuliere ondernemingen en multinationals. De gemeente Amsterdam heeft meer dan vijfentwintigduizend ambtenaren in dienst. Die ambtenaren produceren van alles en nog wat, van verordeningen tot kilowatt-uren; van beleidsnota's tot
drinkwater en van bestemmingsplannen tot onroerend goedbelasting. Het overheidsapparaat is een reusachtige hiërarchische bureaucratie, die zeer centralistisch wordt geleid door een direct (gemeente) of indirect gekozen bestuur (Rijk). De relaties tussen bestuur en apparaat zijn van formeel-administratieve aard. De leiding van een overheidsapparaat voelt zich in het algemeen niet verantwoordelijk naar de burger en ziet deze niet als klant, hooguit als rechtsobject. Het overheidsbedrijf werkt niet in een marktomgeving, maar in een formele, bestuurlijk-juridische omgeving, met een monopoliepositie. De care business, de kernactiviteit, van de overheid is het leveren van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid, alsmede de handhaving daarvan. Daarin ligt haar enige legitimatie om iets te 'ondernemen'. Ook als het gaat om bijvoorbeeld electriciteit. betreft het produktie en distributie van kilowatts in 'openbaar nut'; een leveringsplicht van 'basisgoed' aan alle burgers (ik zie af van de afsluitingen wegens betalingsproblemen), onder alle omstandigheden. Als je de schakelaar omdraait, gaat het licht aan. Punt! Links heeft geen aanhang van enige betekenis in de leidingen van de private ondernemingen; er zijn geen linkse ondernemers. In de nietcommerciële sectoren zijn er veel linkse directeuren, maar links is er niet in geslaagd een linkse vorm van ondernemen op te bouwen, of zelfs maar te concipiëren. De (semi-)overheidsonderneming is blijven steken in een bureaucratischhiërarchische bedrijfsvoering. De overheid is klant-onvriendelijk naar buiten, personeels-envriendelijk naar binnen, en - in vergelijking met de marktsector - ondoelmatig en weinig effectief. Het is misschien jammer, maar de overheidssector, die in de zestiger jaren de particuliere sector heeft teruggedrongen, zit nu zelf in het defensief. Sterker nog, de strijd is ver-
L
N
LINKS&PRIVATISEREN
T
Ute Brelthaupt Is sociologe.
E
3
De Core business van de overheid
UTE BREITHAUPT
D
NUMMER
E
L
G
29
~
------
NUMMER
JAARGANG
3
MEI/JUNI
l
9
8
8
De mensen hebhen het gevoel gekregen alles te kunnen kopen w-at zij no~ collectieve voorzieningen. Het gevolg is dat zij zich tegenover de overhel als consumenten.
loren. Met het doorlopende proces van privatisering en deregulering zal links haar politieke invloed in de machtscentra van de - voormalige - overheidsbedrijven verliezen. (En het verder opdelen van de stad in nog meer Deelraden zal daar onvoldoende compensatie voor zijn). Als rechts de verkiezingen verliest, blijft haar macht in de economie, in de toppen van de ondernemingen, overeind. Als links de verkiezingen verliest, blijft er niets anders over dan kronkelen in de oppositie. In de naoorlogse jaren is succesvol een verzorgingsstaat opgebouwd. Men dacht en hoopte dat deze de veranderingen in natuur en maatschappij soepel zou kunnen opvangen, rampen zou kunnen voorkomen en de mensen veel geluk en voorspoed zou brengen. En net, toen Nederland bijna af was, ging het mis. In economisch opzicht verschoof het zwaartepunt van de industrie naar de dienstensector, die zowel de zakelijke als niet-zakelijke dienstverlening omvat. Binnen die sector voltrekt zich momenteel een snelle commercialisering, ook van diensten die traditioneel in de sfeer van het 'openbaar nut', dan wel in de collectieve sector thuishoren. Diensten uit de niet-commerciële sector komen onder steeds zwaarder druk van concurrenten in de commerciële sector. Ook de internationalisering van diensten neemt snel toe, hetgeen wil zeggen dat deze exporteerbaar worden en daarmee een steeds belangrijker factor in de economie. Het primaat ligt niet langer bij de industrie; de diensten vormen de kurk waarop de hedendaagse economie drijft. Een tweede trend die de verzorgingsstaat ondermijnde, is de informatierevolutie. Het uitdoven van de hoogconjunctuur halverwege de jaren zeventig ging samen met de opkomst van geheel nieuwe technologieën en daarop geënte nieuwe produkten en diensten. In het bijzonder de informatietechnologie heeft een diepgaande invloed op de economie gekregen, zodanig zelfs dat deze de Westerse 'post-industriële samenleving' in een informatiemaatschappij' heeft getransformeerd. Informatie, ook wel eens de 'vierde produktiefactor' genoemd, wordt door de inzet van de computer steeds meer gecommercialiseerd. Overheidsdiensten, en vele andere niet-commerciële diensten, zijn in hoge mate kennisen informatie-intensief en vormen dus een aantrekkelijk object voor commercialisering. Vooral de nieuwe diensten, de zogenaamde value added services, maken de investeringen in 'informatisering' rendabel. Het gevecht rond de deregulering van de PTI is daarvoor illustratief; het basis-telecommunicatienetwerk van de PTI is zeker onder de huidige internationale concurrentie nauwelijks rendabel, maar de randapparatuur en de nieuwe diensten (zoals videotex of videoconferencing) moeten de winsten opleveren. Een derde ontwikkeling waaraan de verzorgingsstaat dreigt te bezwijken, is de combinatie van welvaart en
30
D
E
H
E
individualisering. Voor het merendeel van de bevolking betekende deze combinatie een overgang van een economie van de behoefte naar een economie van de keuze. De mensen hebben het gevoel gekregen alles te kunnen kopen wat zij nodig hebben, ook collectieve voorzieningen. Het gevolg is dat zij zich tegenover de overheid gaan gedragen als consumenten. Zij willen zelf kunnen winkelen in collectieve goederen en diensten. Zij willen een zelf gekozen, 'op maat gemaakt', produkt kopen, net zoals in de marktsector. Een schitterende advertentie die dit fraai weergeeft, toont een eilandje van enkele vierkante meters met daarop een vuurtoren en een piepklein autootje ernaast. De tekst erbij luidt: 'Ook deze auto verzekeren wij!'. Keuze, kwaliteit en dienstverlening - het zijn zaken dié de overheid niet kan leveren. De overheid levert rechtsgelijkheid, rechtszekerheid en de handhaving daarvan. Voor de overheid zijn alle individuen burgers en zijn alle burgers gelijk voor de wet. Zo simpel ligt dat, en dat is heel mooi! Maar inspanning van dit type is per definitie weinig doelmatig en weinig effectief. Dat is het prijskaartje van de democratische rechtsstaat. De politiek moet zich met dat soort zaken bezighouden en het runnen van bedrijven aan anderen overlaten. Of om te spreken met de commissie Pannenborg, die het automatiseringsbeleid van de overheid onder de loep nam: 'De overheid maakt beleid, geen techniek.' Door de enorme groei van de collectieve sector en de uitvoerende taken is de overheid steeds meer gaan subsidiëren en reguleren. Daardoor is de schijn ontstaan dat alle overheidsdiensten een openbaar nut hebben en een collectief goed zijn. Aan dit misverstand moet met spoed een einde komen. Met een knipoog naar Montesquieu stel ik een scheiding der machten in vier delen voor. Daartoe moet de uitvoerende macht worden opgesplitst in een beleidsvoorbereidende en een beleidsuitvoerende. Stoot deze laatste macht af van het overheidsapparaat; met andere woorden: privatiseer de 'vierde macht'. De politieke overheid blijft daarmee een klein ambtelijk apparaat ten dienste staan, ter voorbereiding van het beleid en als verbindende schakel tussen bestuur en buitenwereld. De belangrijkste doelstellingen van links liggen op het terrein van de (her)verdeling van materiële en nietmateriële zaken als kennis, macht, inkomen, cultuur, geluk, ongeluk - noem maar op. Voor die (her)verdeling zijn in het algemeen financiële middelen nodig. Daar draait het om. Het eerlijk verdelen van kennis bijvoorbeeld is een peperdure aangelegenheid. De daartoe benodigde middelen worden in toenemende onttrokken door een zichzelf wurgende collectieve sector. De oplossing ligt - in tegenstelling tot wat velen denken - niet in herindustrialisering, maar in commercialisering van tot dusver niet-zakelijke diensten. De moneyspènders van vandaag moeten de moneymakers
L
L
N
G
--------~--~-----~---··---·
J
A
A
R
·-·-···
G
A
N
G
NUMMER
3
MEI/JUNI
1
9
8
8
ebben., ook an gedragen
foto Katrien Mulder/HH
van morgen zijn. De 'vierde sector' moet geld opbrengen in plaats van kosten. Ziehier het tovermiddel. Natuurlijk kunnen niet alle tot nu toe onder de paraplu van de overheid geleverde diensten worden omgetoverd tot rendabele activiteiten, op vele ervan moet geld bij, maar bij veel andere kan het wel. Het is ook een kwestie van vermaatschappelijking. Dat klinkt althans beter dan commercialisering. Door produkten en diensten van de overheid in een marktomgeving aan te bieden, bestaat een grotere kans op een ruimer gebruik. Een dienst Ruimtelijke Ordening maakt - in opdracht van het gemeentebestuur - bestemmingsplannen. Het gemeentebestuur is de enige opdrachtgever. Als het ene plan af is, wacht men op de volgende opdracht. Die plannen zijn alle uniek. Het is net alsof Ford telkens één auto maakt voor telkens één opdrachtgever. Als een planologische dienst op een markt opereerde met concurrenten zou men allicht proberen haar produkt zodanig te systematiseren dat een grotere afzet mogelijk is. Dit effect wordt in Amsterdam tot op zekere hoogte met de Stadsdeelraden bereikt. Veel door de overheid geleverde produkten hebben geen enkele marktbetekenis. Het is deze vorm van ondoelmatigheid die overheidsprodukten duur en van te lage kwaliteit maakt, om over de 'nazorg' maar niet te spreken. Bedrijven neerzetten in een marktomgeving betekent hen dwingen tot de levering van voor meer dan één afnemer relevante produkten. Zo dalen de kosten en kunnen kwaliteit en service verbeterd worden. Dit mag toch zeker vermaatschappelijking worden genoemd? Hoewel deregulering en privatisering niet op z'n Thatchers hoeft te gebeuren, zal links wel aan politieke invloed in de - dàn voormalige - overheidsapparaten inboeten. Daar staat iets gunstigs tegenover. Er kan een alternatief komen voor het wilde bezuinigen op de collectieve voorzieningen zoals de huidige regering doet, maar wat een PvdA-regering in verband met de angst voor de vergroting van het financieringstekort zij het met andere accenten - óók zal doen. Bezuinigen is 'goedkoop'; met de botte bijl kappen in voorzieningen en uitkeringen kan elke domkop. Rechts wil ook om ideologische redenen van veel collectieve voorzieningen af en wil denivelleren. Links wil de collectieve voorzieningen niet kwijt en moet dáárom de concepten en de instrumenten verzinnen om de 'vierde sector' inkomstenscheppend te maken; om hoogwaardige goederen en diensten blijvend betaalbaar te houden. De moderne informatietechnologie is daarbij behulpzaam. Zij is belangrijk bij de commercialisering van diensten.
D
E
H
E
De industriële maatschappij is op haar retour. De linkse partijen, zeker de PvdA, zijn verbonden met haar opkomst en bloei. Het zou prettig zijn als zij niet verbonden raken met de ondergang ervan. Het opduikelen van nieuwe concepten en instrumenten is nodig om een nieuwe aanhang te verwerven; een aanhang die verbonden is met de opkomst van nieuwe maatschappelijke fenomenen en verhoudingen. Een per verkiezing wisselende aanhang, die protesteert tegen de actuele gang van zaken, is belangrijk maar niet voldoende. De 'linkse' onderneming in het Westen, het overheidsbedrijf, heeft net zo gefaald als het staatsbedrijf in -het Oosten. De idee dat het kapitalisme een hart heeft waar de macht zetelt, is verdampt. De strijd tussen links en rechts in de bedrijven, onder het toeziend oog van de overheid, is omgeslagen in een strijd tussen de bedrijven in de private en de publieke sector. In veel opzichten zijn we even ver als honderd jaar geleden. Terug bij af. Evenals bij het monopolie-spel hoopt iedereen er elke ronde beter van te worden: rechts met meer huizen en hotels, links met meer electriciteits- en waterleidingbedrijven en stations. Wie vaak monopolie speelt, kent de winnaars en verliezers. We kunnen proberen de spelregels te veranderen, te sjoemelen met de bank, het spel zelf te wijzigen, of een ander spel te kiezen. Het eerste en tweede is geprobeerd en heeft wel wàt maar niet voldoende geholpen. We zouden nu beide laatste varianten kunnen beproeven. RUDY VAN DER VELDE
Rudy van der Velde was tussen 1970 en 1970 wethouder in Amsterdam. Tegenwoordig Is hij betrokken bij het informatica-beleid van deze gemeen-
te.o
L
L
N
G
31
JAARGANG
NUMMER
3
MEI/JUN
9
8
8
Privatisering
Ton Regtien De geschiedenis van een woord; een verhaal op zichzelf. Maar waar wordt binnen marktgerichte wetenschappelijke centra nog onderzoek naar de geschiedenis van woorden gedaan. Laat 't me weten, dat adres heb ik nodig. Neem nou het woord privatiseren. De Van Dale van 1976 laat tussen privaat (toilet, w.c.), privaatput, privaatton en privé een opvallend gat; het woord bestond toen nog niet. Als het al bestond, buiten de woordenboeken dan, zou het toch voornamelijk associaties met de stoelgang hebben opgeroepen. Is dat nog steeds zo? De toekomst zal het uitwijzen. Een Nederlandstalig probleem? Nee, want ook de Franse en .Engelse woordenboeken van weleer wekken de indruk dat het hier gaat om kapen of ter kaapvaart gaan. De Franse connotatie komt uit bij beroven of ontberen. Is dat nog steeds zo? De toekomst zal het uitwijzen. Hoe ook ter wereld gebracht, het woord (en de praktijk) van privatiseren bestaat inmiddels. Tot nader onderzoek anders uitwijst, schrijf ik het ontstaan ervan toe aan Engelse import, aan de Thatcheriaanse liberale dogmatiek van de jaren tachtig. Die vervolgens gretig is opgepikt door bijvoorbeeld de regering Chirac te Frankrijk en door de ploeg Lubbers ten onzent. Ook de sociaal-democratische regering van David Lange te NieuwZeeland is er inmiddels voor gezwicht. Waarmee duidelijk moet zijn dat niet alleen liberalen maar ook 'vrije-marktsocialisten' (zo heten ze in The Economist) willen privatiseren. Als ik het vigerend gedachtengoed daaromtrent juist heb begrepen, wil privatiseren zeggen dat de overheid haar diensten en goederen overdraagt aan het particuliere initiatief, de kleine
32
D
of minder kleine ondernemer, aan zo veel mogelijk aandeelhouders en aan een meer of minder speculatieve notering ter beurze. Volkskapitalisme noemen ze dat in Frankrijk en Engeland. Hier hoor je dat minder, tenzij 's avonds laat aan de bar van een liberaal-christendemocratische horeca-onderneming. Maar geprivatiseerd werd en wordt er des te fanatieker. Het chemieconcern DSM, politietaken, het gevangeniswezen, de gezondheidszorg, het onderwijs, de studiefinanciering, wetenschappelijk onderzoek, het loodswezen, de Rijksmunt, paspoorten, de staatsdrukkerij: alom circuleren wel voorstellen en plannen tot gedeeltelijke of algehele privatisering, of de privatisering is al voltrokken. Zo vroeger in socialistische kring de dijenkletser de ronde deed dat er van die dogmatici waren die zelfs de ijskar wilden nationaliseren, zo mag binnenkort uit liberale hoek het voorstel tot privatisering van het privaat verwacht worden. Mét beursnotering, uiteraard. Alsof er geen beurskracht gewéést is, een krach die de privatisering toch een fikse klap heeft toegebracht. Beleggers zijn maar weer gaan sparen, in plaats van riskante aandeeltjes kopen. Maar over de beurskrach wordt nauwelijks meer gepraat, laat staan dat de oorzaken ervan grondig doordacht en begrepen zijn. Welnee, dat is onzakelijk tijdverlies. Graaien
E
H
E
wat er te graaien valt, zolang het nog kan. Na hèn de zondvloed. Ik wens een consequente doorvoering van de privatisering naar die obsolete 'overheidstaak' die pas echt kan leiden tot zowel belastingverlaging als tegelijk goed onderwijs, goede gezondheidszorg, ruime studiefinanciering, gulle oudedagsvoorzieningen en nog veel meer. Ik stel voor de landmacht, de luchtmacht en de marine, de hele NAVO, te privatiseren. Mijnenvegers naar De Golf? Hoezo? Dat is toch een belang van c:;le oliemaatschappijen? Welke geprivatiseerde mijnenveger zou het wagen na vijf of zes maanden spelevaren (kosten: negen miljoen) zonder een enkele geveegde mijn thuis te komen? Zo ergens dan wel hier: de tucht van de markt, óók voor het leger, juist voor het leger. Of betekent mijn voorstel een lineaalrechte lijn naar de Derde Wereldoorlog? Moeilijk toch, die politieke economie.
L
L
N
G
JAARGANG
e::, 1
NUMMER
M
3
E
l J••.... J U N I
1
9
8
8
~
Willem de Bruin
De huidige publieke erkenning van de noodzaak tot het treffen van maatregelen vloeit niet in de eerste plaats voort uit milieubewustzijn, maar heeft alles te maken met economische noodzaak. Zo nuchter moeten we zijn. De milieueffecten van de voortgaande intensivering van de landbouw bedreigen nu de produktie zelf. Het sterk groeiende autoverkeer zorgt niet alleen voor zure regen, maar veroorzaakt ook steeds langere files die de bereikbaarheid en daarmee de economische positie van de Randstad in gevaar brengen. Het zijn typische voorbeelden van de wal die het schip keert, meer dan van een door de publieke opinie afgedwon· gen beleidswijziging. Van een publieke verontrusting over de milieuvervuiling is op dit moment nauwelijks sprake. De cijfers over de snelle achteruitgang van onze bossen lijken door iedereen voor kennisgeving te worden aangenomen. De verhoging van de maximumsnelheid wordt door het overgrote deel van de automobilisten verwelkomd. Dat lijkt in tegenspraak met de acceptatie van de milieuvervuiling als een belangrijk maatschappelijk vraagstuk, iets wat meermalen door enquetes is bevestigd. Al jarenlang staat de milieuproblematiek samen met de werkloosheid en bewapening in de toptien van problemen die de mensen het meeste zotgen
Het gifschandaal in Alphen aan de Rijn is één van de vele verontrustende berichten in een niet
· 'l aflatendCStroom. AanICl· • plRAAL \1 M<. DE ELLE~DES ding voor de groeiende '• f'L b dh 'd ' ' l "" ezorg Cl ZIJn VOOr a •~ ~ de mestoversc hotten in de ~ landbouw en de zure re~ gen. Jarenlang zijn de zaken op hun beloop gelaten. Genoeg reden om nu 'den _ de noodklok te lul zo lijkt het. Maar schieten
~:~~t kader van het onlangs afgesloten Europees Jaar van
het Milieu is aan de Katholieke Universiteit Nijmegen een onderzoek gedaan naar het milieubesef en milieugedrag vroeger en nu. De belangrijkste conclusie van het onder· ,.},.~o zoek is dat er een kloor gaapt tussen milieubewustzijn en de 0"' bereidheid dat om te zetten in daden. Milieubesef en <:_,\'9""~':)~ milieugedrag worden medebepàald door iemands sociaal· ,.;_,'V '""' economische positie en politieke voorkeur. Mensen met ~\J~ ~ een hogere opleiding en een hoger inkomen zijn meer ~"" ......_"' milieubewust dan mensen met een lagere sociaal~ economische status en hetzelfde geldt voor aanhangers van links. Opmerkelijk is dat mensen met een lagere sociaal~ economische status zich wel milieuvriendelijker gedragen. ~.' • De verklaring voor dit ogenschijnlijk tegenstrijdige feno· • -.J meen is eenvoudig: zij hebben minder inkomen, consume1"7 , ren minder en vervuilen dus ook minder. De groep mensen ~ die zich bewust en consequent milieuvriendelijk gedraagt is volgens de onderzoekers maar heel klein: bijna vier procent. In het algemeen geldt dat het eigenbelang een grote """'- rol speelt. Wie naast een stinkende fabriek woont, is al gauw j:)ereid daartegen in actie te komen, maar wanneer men gevraagd wordt terwille van het milieu de auto te laten staan is die bereidheid al een heel stuk minder. Ook financiële prikkels blijken vaak erg effectief. Het is natuurlîjk sneu voor de milieubeweging dat haar educatieve activiteiten zo weinig vrucht afwerpen. Temeer daar uit het genoemde onderzoek blijkt dat milieubesef en milieuvriendelijk gedrag de laatste jaren een dalende tendens vertonen, Hebben we dan niets meer over voor het milieu? Of vinden we dat het met de milieuvervuiling wel meevalt?
t
i........'
we daar iets mee op?
foto Miehiel Wijnbergh/HH
D
E
H
L
I
N
G
33
NUMMER
JAARGANG
3
MEI/JUNI
Soberheid en verzakelijking In het maandblad Milieudefensie wijdden twee stafmedewerkers van de vereniging met de gelijkluidende naam onlangs een uitvoerige beschouwing aan dit onderwerp. Zij constateren dat het begrip soberheid - ooit een van de sleutelbegrippen in het denken van de milieubeweging tegenwoordig nog maar spaarzaam gebruikt wordt. Sterker nog: de soberheidsgedachte lijkt te zijn ingeruild voor een onbeperkte consumptiedrift 'Alles mag weer: de audiovideotoren, wintersportvakanties, snelle en dure kleding, eten van veel vlees. Zelfs de milieuactivist die in een auto rijdt mag rekenen op begrip.' Zij zien vier oorzaken voor deze ontwikkeling. In de eerste plaats kwam de milieubeweging met haar roep om soberheid op het moment dat grote groepen van de bevolking net begonnen te profiteren van de welvaart. In de tweede plaats - en dat verwijt kwam vooral uit de traditioneellinkse hoek - kreeg men van links al gauw te horen dat soberheid in het kapitalisme erop neerkomt dat alleen de rijken in een auto mochten rijden. Daarmee samen ging de overtuiging dat milieustrijd primair een maatschappelijke strijd is. 'Kerncentrales en snelwegen hou je niet tegen door wat minder energie te gebruiken en wat meer te gaan fietsen.' Het gaat erom 'macht tegenover macht te zetten.' Daarin past niet mensen persoonlijk verantwoordelijk te stellen voor de milieu-ellende. En tot slot: 'Hoe leg je mensen uit dat de fossiele brandstoffen echt opraken in een tijd dat de bekende voorraden olie en kolen toenemen, de energieprijzen dalen en de Nederlandse regering er alles aan doet om het aardgas zo snel mogelijk aan het buitenland te verkopen.' De 'tijdgeest' is niet aan de milieubeweging voorbijgegaan. Alle sociale bewegingen worden trouwens geconfronteerd met wat de verzakelijking van de politieke cultuur genoemd kan worden. Ideologie is uit. Of het moet de no nonsenseideologie zijn van het kabinet-Lubbers. Ook redenen van meer inhoudelijke aard dwingen de milieubeweging tot een meer pragmatische koers. Gerekend vanaf het begin van de jaren zeventig- toen de meest sombere voorspellingen werden verkondigd - zouden we nu reeds ten onder moeten zijn gegaan aan milieuvervuiling en overbevolking. Sommige onheilsprofeten gaven de mensheid nog wat langer respijt, maar veel hoop om de eeuwwisseling te halen moesten we niet hebben. Met de kennis die ons nu ter beschikking staat is er echter geen enkele reden om aan te nemen dat de ondergang nabij is, waarbij we het risico van een atoomoorlog even buiten beschouwing laten. Van een dreigende schaarste aan energie is voorlopig geen sprake. Dankzij nieuwe winningstechnieken kunnen bestaande olie- en gasvoorraden optimaler benut worden. Wordt olie uit bestaande bronnen schaars, dan gaat door het marktmechanisme de prijs omhoog en wordt het rendabel om ook tot dusverre moeilijk winbare voorraden te exploiteren of om naar nieuwe bronnen te zoeken. De voorraadontwikkeling van ons eigen aardgas is hiervan misschien het meest sprekende voorbeeld. Uitgaande van de oorspronkelijke ramingen had het gas al bijna op moe-
De kans dat we doodgaan door roken of autorijden is nog altijd vele malen groter dan de sterftekans ten gevalge van milieuvervuiling.
34
D
E
H
E
l
9
8
8
ten zijn. Bovendien zijn de mogelijkheden om energie te besparen en efficiënter te benutten bij lange na nog niet uitgeput en hoeft ook bij een economische groei het energieverbruik niet toe te nemen. Natuurlijk is er behalve de economische schaarste ook sprake van een fysieke schaarste: eens zullen de voorraden opraken. Hoe lang dat zal duren, valt onmogelijk te voorspellen. Alleen al de steenkoolvoorraden zijn toereikend voor vele eeuwen. En hoe ver strekt onze verantwoordelijkheid voor toekomstige generaties zich uit? Mag men van ons verlangen dat we rekening houden met de generaties die in het jaar 2500 de aarde bevolken? Ecosystemen Er zijn mensen zijn die vinden dat voor sommige grondstoffen, zoals metalen, wel degelijk een acute schaarste dreigt. We zijn echter druk bezig om ook daarop een antwoord te vinden. Er komen steeds meer technieken voor hergebruik van grondstoffen en de mogelijkheden om bijvoorbeeld metalen door kunststoffen te vervangen zijn legio. 'Plastic' auto's en vliegtuigen zijn minder ver weg dan we denken. Zoals het er nu naar uit ziet zal de wereld evenmin aan overbevolking ten onder gaan. Overbevolking is een relatief begrip. Plaatselijk kunnen bevolkingsdruk en voedselschaarste tot een overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen leiden. Ontbossing en erosie zijn hiervan bekende gevolgen. Mondiaal gezien wordt echter meer dan genoeg voedsel geproduceerd om de totale wereldbevolking te eten te geven. Het probleem is niet dat er objectief gezien teveel mensen zijn, maar de ongelijke verdeling van voedsel en hulpbronnen. De groei van de wereldbevolking neemt bovendien af en de mogelijkheden om de voedselproduktie te verhogen zijn nog lang niet uitgeput. En hoe zit het dan met het afvalprobleem, de vervuiling van water, bodem en lucht, de zure regen, het broeikaseffect, de uitputting van de bodem en het verdwijnen van het tropisch regenwoud? Vormen deze problemen niet een serieuze bedreiging voor ons voortbestaan? Het antwoord is opnieuw: nee. Op korte termijn vormt de vervuiling van het fysieke milieu wel degelijk een probleem, maar onoplosbaar is het niet. Het oppervlaktewater en de lucht zijn al een stuk schoner dan tien, vijftien jaar geleden. Door toepassing van nieuwe produktietechnieken is het mogelijk de milieuvervuiling door de industrie drastisch te verminderen. De voor de ozonlaag schadelijke drijfgassen in spuitbussen kunnen - zoals we nu ook zien gebeuren - moeiteloos vervangen worden door andere drijfgassen. Wasmiddelen zonder fosfaten veroveren snel de markt. Ook hier is het niet zo dat we met lege handen staan, maar het probleem is dat de industrie zich tegen oplossingen verzet. Van sommige problemen, zoals het broeikaseffect, weten we eigenlijk nog te weinig om te kunnen zeggen hoe erg het is. De verontrusting over onze stervende bossen en het verdwijnende regenwoud is begrijpelijk. De vaak hiermee gepaard gaande vrees dat ontbossing op den duur het 'ecologisch' of 'natuurlijk' evenwicht op aarde verstoort, met alle onvoorziene gevolgen van dien, is irreëel. In werkelijkheid ontstaat na iedere verstoring, aantasting of vernie_tiging van een ecosysteem na verloop van tijd een nieuw evenwicht. Dat nieuwe ecosysteem is wellicht minder rijk aan soorten en wordt door ons misschien minder gewaardeerd, maar hoeft daarom niet minder natuurlijk of stabiel te zijn. De mens heea altijd al in de natuur ingegrepen en daarbij
L
L
N
G
J
A A R G A N G
NUMMER
3
MEI/JUNI
Angst voor de ondergang Het koppelen van de milieustrijd aan een abstract begrip als het 'voortbestaan van de mensheid' biedt weinig perspectief en leidt slechts tot uitzichtloze discussies. Valt het dus eigenlijk allemaal wel mee en heeft de milieubeweging zichzelf overleefd? Zeker niet. Om te beginnen hebben we onze problemen voor een deel verplaatst naar de Derde Wereld. Dat het voortbestaan van de menselijke soort als zodanig niet in gevaar is, neemt niet weg dat voor veel mensen in ontwikkelingslanden de milieuvervuiling wel degelijk een overlevingsprobleem is. We hoeven slechts te verwijzen naar het voorbeeld van Mexico City om een idee te krijgen waar een ongecontroleerde industrialisatie en verstedelijking toe kan leiden. In Afrika bedreigt de oprukkende woestijn de bestaansmogelijkheden van grote groe· pen mensen. En we hoeven niet direct aan milieuvervuiling dood te gaan om er, ook in de geïndustrialiseerde landen,
grote schade en hinder van te ondervinden. Waar het echter om gaat is dat het milieuprobleem een relatief probleem is, maar de milieubeweging heeft mensen altijd gemobiliseerd op angst voor milieuvervuiling, angst voor de ondergang. Deze benadering was aan het begin van de jaren zeventig verklaarbaar. In de loop van de jaren zestig al maakten het dode water van de Rijn, de smog in de Rijnmond en de slachting die de pesticiden aanrichten onder vogels duidelijk dat aan de industrialisatie schaduwkanten zaten. Onder milieuactivisten bestond de angst dat de mensheid regelrecht op haar ondergang afstevende. De aarde bleef echter draaien en de ecologische crisis werd al snel ingehaald door de economische crisis. Wie zijn werk en inkomen in gevaar ziet komen, is om begrijpelijke redenen minder gemotiveerd in actie te komen voor toekomstige generaties. Wat zich wreekte was dat de milieubeweging over geen enkel serieus alternatief beschikte. Er was alleen het volslagen utopische en apocalyptische werkstuk Blauwdruk voor Overleving. Pas aan het begin van de jaren tachtig werd met het alternatieve economische scenario van het Centrum voor Energiebesparing - bekend als het CE-scenario - een eerste gedegen poging gedaan om aan te tonen dat milieubehoud en welvaart niet strijdig zijn. Helaas verzuimden de opstellers na te denken over een politieke strategie met als gevolg dat het scenario een vroegtijdige dood stierf. Gedwongen door de feitelijke omvang van de milieuvervuiling en onder druk van het snel toenemende milieubewustzijn werd in de jaren zeventig in ras tempo een stelsel van milieuwetten opgezet. Meer dan het maken van nieuwe wetten is momenteel de invulling en toepassing van bestaande wetgeving aan de orde. Door het acute karakter van de problemen werd de wetgeving destijds opgezet zonder dat de doelstellingen van het milieubeleid vooraf duidelijk verwoord werden. Het huidige door minister Winsemius in de steigers gezette overheidsbeleid is gericht op het formuleren van 'milieukwaliteitsdoelstellingen'. Dit geeft ogenschijnlijk duidelijkheid over het doel van het beleid en de daarvoor benodigde middelen. Het gevaar van deze objectivering van de milieuproblematiek is dat normen worden 'opgevuld' en dat de indruk wordt gegeven dat is vast te stellen welke concentratie van een stof nog aanvaardbaar. is. Milieukwaliteit is echter een subjectief begrip dat zich niet alleen laat afmeten aan de mate van vervuiling. Onze kennis over de oorzaak-gevolgketen is bovendien nog zeer onvolledig en wordt daarom al snel als alibi gebruikt om maatregelen uit te stellen. In plaats van de nadruk te leggen op de effecten is het voor de milieubeweging produktiever zich te concentreren op de bronnen. Bij deze benadering is het uitgangspunt niet wat het mogelijk effect is van de vervuiling maar of die kan worden voorkomen. Als het zonder veel problemen mogelijk is de uitstoot van zwaveldioxyde met zeg vijfenzeventig procent te verminderen, doet de vraag in welke mate Shell verantwoordelijk is voor de aantasting van onze bossen niet terzake. En waarom wachten tot we zeker weten hoeveel meter de zeespiegel stijgt als het technisch mogelijk het probleem te voorkomen? Zo'n denktrant maakt een meer positieve benadering mogelijk. In plaats van te mobiliseren op angst voor de gevolgen van de milieuvervuiling, moet duidelijk gemaakt worden dat het onaanvaardbaar is het milieu en de veiligheid en daarmee de kwaliteit van ieders leefomgeving te verzieken, omdat het heel goed mogelijk is die vervuiling te voorkomen.
D
L
verschillende malen voor een ernstige verstoring van het 'natuurlijk evenwicht' gezorgd. Het bosareaal op aarde was in vroeger eeuwen vele malen groter. Sinds er leven op aarde bestaat zijn al enkele miljoenen soorten planten en dieren uitgestorven, meestal door een klimaatsverandering. Het is waar dat door het ingrijpen van de mens het uitsterven van soorten sneller gaat dan ooit. Dan nog blijft het een relatief probleem. Veel planten en dieren hebben een direct aantoonbaar nut voor de mens omdat ze ons dienen als voedsel of grondstof. De vraag is evenwel of we aan tien- of honderdduizend soorten niet genoeg hebben. Het argument dat met het verdwijnen van planten en dieren ook een schat aan genetisch materiaal verloren gaat, snijdt meer hout, maar inmiddels doemen aan de horizon de genenbanken al op. Overigens worden in de tropen jaarlijks nog duizenden nieuwe soorten - vooral insecten ontdekt. Dit wil niet zeggen dat het kappen van het regenwoud geen schadelijke gevolgen heeft, maar het is zinloos op basis hiervan te speculeren over de ondergang van de hele aarde. Ingrepen in de natuur hoeven niet per definitie schadelijke gevolgen te hebben. De grote variatie aan landschappen en ecosystemen in ons land danken we aan onze voorouders. In feite is op de duinen en de Waddenzee na heel Nederland het produkt van mensenhanden. Iets heel anders is de belevingswaarde van een rijke en gevarieerde natuur. De meeste mensen wandelen liever door een bos vol zingende vogels of door een weidelandschap vol bloemen dan door de eentonige maïsvelden die Nederland in snel tempo veroveren. Het gaat niet alleen om het nut van de natuur voor de mens, maar ook om de waarde van de natuur op zich, zo wordt ons door natuurbeschermers voorgehouden. Planten en dieren hebben ook recht op leven. Dat is echter meer een ethisch-filosofisch dan een ecologisch vraagstuk. De conclusie moet luiden dat het milieuprobleem geen overlevingsprobleem is. Men kan zelfs de stelling verdedigen dat de overlevingskansen in althans de geïndustrialiseerde landen nog nooit zo groot zijn geweest. De duizenden chemische stoffen die ons omringen brengen zeker een, vaak nog onbekend, risico voor de menselijke gezondheid met zich mee. Daar staat tegenover dat tal van vroegere bedreigingen van de gezondheid dankzij hedendaagse technische en medische voorzieningen zijn weggenomen. De kans dat we doodgaan door roken of autorijden is altijd nog vele malen groter dan de sterftekans ten gevolge van milieuvervuiling.
E
H
E
L
I
N
G
1
9
8
8
35
----------------------
NUMMER
JAARGANG
3
MEI/JUNI
De milieubeweging zal zich meer met technologie moeten gaan bezighouden, niet alleen met de techniek zelf, maar ook met de voorwaarden waaronder die wordt ontwikkeld en toegepast. Daarvoor is het nodig dat de milieubeweging zich ontdoet van haar anti-techniek- en anti-industrieimago. Geïnspireerd door de Club van Rome waarschuwde de milieubeweging aan het begin van de zeventiger jaren voor de technological fix, het idee dat de techniek alles oplost. Het milieuvraagstuk was in de ogen van de milieubeweging bovenal een maatschappelijk vraagstuk. De kritiek richtte zich daarbij niet zozeer op het kapitalisme maar op de industriele samenleving als zodanig en op het daarin overheersende vooruitgangsdenken. Binnen de milieubeweging voerde daarentegen het cultuurpessimisme de boventoon. In zijn streven de natuur aan zich te onderwerpen was de mens gedoemd het ene probleem door het andere te vervangen, waardoor hij - volgens de toen geldende inzichten in de milieubeweging - in de ellendespiraal terecht kwam. Voor een oplossing was het nodig dat de mens zich bewust werd van het feit dat hij ook zelf niet meer dan een onderdeeltje is van het wereldomvattende ecosysteem. Vervolgens zou hij zijn manier van leven weer in harmonie met de natuur kunnen brengen.
De milieubeweging kwam met haar roep om soberheid op het moment dat grote groepen van de bevolking net begonnen te profiteren van de welvaart.
E
H
E
8
8
techniek en van de flexibiliteit van het kapitalisme hebben zowel de milieubeweging als de linkse partijen danig in verwarring gebracht. Dat het socialisme betere waarborgen zou biedew.~or de bescherming van het milieu is tot dusverre afteen op papier aangetoond. De fixatie op economische groei heeft bij het ontbreken van een regulerend marktmechanisme en democratische controle juist in de socialistische landen tot rampzalige gevolgen voor het milieu geleid en tot een mateloze verspilling van energie en grondstoffen. Dit is geen pleidooi voor het kapitalisme, dat per slot van rekening meer problemen veroorzaakt dan alleen milieuvervuiling. De dynamiek van het systeem en de noodzaàk tot voortdurende aanpassing en vernieuwing kunnen door de milieubeweging benut worden om haar eigen eisen aan de technologische ontwikkeling te stellen. Dat betekent niet dat de milieustrijd uitsluitend een een zaak voor deskundigen is. Of de milieubeweging in staat is invloed uit te oefenen op de technologische ontwikkeling hangt niet alleen af van de kwaliteit van haar alternatieven, maar ook van de druk die zij weet uit te oefenen en de macht zij weet te ontwikkelen. Het zou een misverstand zijn te menen dat we ondertussen vrolijk verder kunnen leven in de veilige wetenschap dat het met het milieu allemaal wel goed komt. Maar het laatste waar mensen in het huidige tijdperk van individualisering op zitten te wachten zijn moralistische verhalen over onze collectieve verantwoordelijkheid voor het lot van de aarde. Men wil - nu het na jaren van economische recessie weer wat beter gaat - goed nieuws horen. Wil de milieubeweging de steun van de publieke
Kapitalistische flexibiliteit In deze reductie van het milieuprobleem tot de tegenstelling mens-natuur ligt ook de oorzaak van de aanvankelijk problematische verhouding met politiek links, waarin het vooruitgangsdenken juist domineerde. Het milieuprobleem werd niet ontkend, maar toch vooral gezien als een produkt van de tegenstelling tussen arbeid en kapitaal. Dat de linkse partijen de eisen van de milieubeweging al snel integreerden in hun kritiek op het kapitalisme, wilde omgekeerd allerminst zeggen dat de milieubeweging zich tot het socialisme had bekeerd. Tussen beide opvattingen lijkt inmiddels een synthese te groeien, omdat het milieuprobleem zich in de praktijk niet in een simpele tegenstelling liet vangen. De techniek lost misschien (nog) niet alles op, maar wel veel meer dan de milieubeweging durfde hopen. Dat de techniek ons in staat stelt dieper in te grijpen in de natuur dan ooit tevoren en daarmee verantwoordelijk is voor de huidige milieuproblemen, is nog geen reden om techniek als zodanig af te wijzen. Dat de mens De natuur probeert te overheersen is een cultuur-historisch gegeven dat niet met een actieprogramma is te veranderen. Techniek is niet neutraal maar wordt steeds ontwikkeld en toegepast ten behoeve van bepaalde belangen. In het kapitalisme is dat de bestendiging van de groei en- in het belang daarvan - het handhaven van bestaande machtsverhoudingen. Dat we desondanks niet aan de negatieve gevolgen van de economische groei tenonder zijn gegaan danken we aan het feit dat op het moment dat de milieuvervuiling een verdere groei in de weg stond er vanzelf naar alternatieven gezocht werd. Met milieuzorg heeft dat niets te maken, het kapitalisme is eenvoudig gedwongen zichzelf voortdurend te vernieuwen en aan te passen wil het systeem in stand blijven. De onderschatting van de mogelijkheden van de
D
9
-----~-·-
L foto Miehiel Wijnbergh/HH
J
A
A
R
G
A
N
G
opinie behouden dan zal zij de bevolking ervan moeten overtuigen dat milieubehoud niet ten koste hoeft te gaan van welvaart en werkgelegenheid. In hoeverre kopen we en consumeren we dingen bewust en in hoeverre laten we ons dingen aanpraten? Milieuvriendelijke alternatieven kunnen de kwaliteit van ons bestaan zelfs verbeteren. Autorijden is niet uitsluitend verwerpelijk omdat het bijdraagt aan de zure regen, het is in veel gevallen ook helemaal niet sneller dan het openbaar vervoer en bovendien vaak duurder. Technisch is het mogelijk het openbaar vervoer zo te organiseren dat het merendeel van de verplaatsingen comfortabel per trein en bus kan gebeuren tegen voor de samenleving aanzienlijk lagere kosten. Om de mestoverschotten te bestrijden is het niet nodig dat we allemaal vegetariër worden. Wel zullen we misschien wat meer moeten betalen voor ons vlees maar dat is dan van veel betere kwaliteit. Een beter milieu en een beter bestaan, het kan allebei. WILLEM DE BRUIN]
NUMMER
3
MEI/JUNI
Dat de mens de natuur probeert te overheersen, is een cultuur-historisch gegeven dat niet met een actieprogramma is te veranderen.
Willem de Bruin is redacteur van DE HELLING.
1
9
8
8
JAAR<~ANG
NUMMER
3
M E
J
ll
"'
9
!l
!l
Wat willen ze
nog meer... Astrid Roemer Suriname heeft het helemaal: een grondwet, een gloednieuwe regering en een volk dat en masse naar de stembus is getogen. Mijn geboorteland heeft zijn democratische gelaat weer laten zien - en, herkenbaar, zo onvermijdelijk herkenbaar. De kleuren van de oude politieke partijen zijn onveranderd gebleven, de politici zijn nauwelijks van naam en faam veranderd zelfs de retoriek klinkt bekend in de oren: 'Met man en macht moet iedere betrokkene zich inzetten om het volk en het land uit het slop te halen.' En - ik geloof het weer. Ik kan weer geen redenen vinden om aan de uitstekende voornemens van de heren te twijfelen. Met net zoveel woorden probeer ik het dag in dag uit voor mijzelf duidelijk te houden. Namen, gezichten en geloofsbrieven zijn slechts verjaard - maar de ervaring met het militaire regime van Bouterse en consorten, de economische boycot van het buitenland en de pijn van het volk hebben meer vernieuwing in onze denkpatronen teweeggebracht dan wij konden vermoeden. Want iedereen heeft van het vuurpeloton geleerd: het Surinaamse volk, onze politici, de militairen zelf. En heel de wereld kon ervaren dat inderdaad de sterksten overeind blijven, met of zonder herstelen ontwikkelingsmiljoenen. Want of men hem een koelbloedige moordenaar noemt of een liefdevolle hervormer van zijn land - Desi Bouterse heeft zijn nek sinds de misgreep van 1982 behoorlijk uitgestoken gehouden. En dat hij - ondanks het voorspelbare resultaat ook nog de verkiezingen is ingegaan, geeft bijvoorbeeld zijn respect voor democratische waarden aan. Het bewijst ook dat deze zogenoemde legerleider niet bang is om te verlie-
38
D
zen. En zoiets doet mij geloven in de duurzaamheid van het nieuwe staatsbestel. Een democratie als de huidige in Suriname kan alleen voortbestaan bij de gratie van personen die bereid zijn verkiezingswinst in nationaal beleid om te zetten en verlies in min of meer terughoudende solidariteit. Juist voor een volk dat in korte tijd zoveel shockerends heeft moeten ondergaan, is een dergelijke staat van veiligheid en stabiliteit absoluut noodzakelijk. Daarom begrijp ik niet dat er reeds personen - en zelfs georganiseerde groepen - zijn die staan te schreeuwen om vergelding: militairen moeten worden berecht. Om het verdriet van burgers te verzachten. Er zijn immers teveel doden gevallen in zo'n korte tijd en in zo'n kleine natie! Dat begrijp ik - maar geen enkel soort van
E
H
E
vergelding heeft ooit slachtoffers weer tot leven gebracht. En, wraak is een emotie die meestal niet tot opbouwende daden leidt. Bovendien maakt geen volk geschiedenis en cultuur zonder burgers die bereid zijn de eigen huid eraan te wagen. Helaas, helden leven in de regel niet lang maar geven ons gelukkig wèl een onvergetelijke reden om de geschiedenis te herschrijven; een impuls om tot meer ontplooiing te komen nog een motief om het experiment dat ons leven is tot de laatste adem zelf vorm te geven. Want de traditie voortzetten is iets wat zelfs jonge dieren instinctmatig doen - maar de traditie verzetten en iets nieuws scheppen, is het voorrecht van de mens. Suriname is de crisis van de omwenteling blijkbaar te boven gekomen - hoe dan ook. Het land heeft een grondwet, een democratisch gekozen parlement en een vitaal leger. Het is aan het volk om het verworvene te behoeden en te integreren met pijn en moeite; en aldus uit te groeien tot een hechte natie. Met wijd open ogen blijf ik er in geloven ... o
L
L
Astrid Roemer is schrijfster.
N
G
J
A
A
R
G
Mensen pijnlijke Chris Huinder I Siep van der W€
et koor van Suriname-specialisten moet overwerken. De koorbezetting is sinds de memorabele decemberdagen van 1982 nauwelijks veranderd. Alleen de PvdA-woordvoerder Henk Knol werd vanwege baldadig gedrag uit het koor gegooid. De teksten en melodieën die het koor ten gehore brengt, zijn min of meer identiek gebleven. De vraag is of het koor zich - drijvend op zijn routine - door de drukke dagen kan heenvechten. Of moeten er andere liederen ingestudeerd worden? Voorzanger blijft de in populariteit onverwoestbare minister van buitenlandse zaken Hans van den Broek. Alle stromingen volgen unisono zijn gezang. Aan zijn in december 1982 ingenomen standpunt - democratie en mensenrechten, anders geen ontwikkelingshulp heeft geen enkele politieke partij sindsdien durven tornen. Op de oercommunistische VCN na, die strijdliederen aanheffend - een ongecompliceerd pro-Bouterse-standpunt verkondigt. Toen Eegje Schoo minister van ontwikkelingssamenwerking was, probeerde zij nog wel eens het ferme Suriname-beleid van de regering te ondermijnen. Ongeautoriseerd door Hans van den Broek smeet zij enkele malen teksten de ether in die uitgelegd konden worden als bereidheid tot het openen van de geldbuidel. Maar erg veel indruk maakten haar woorden niet. Wat is er eigenlijk ook tegen het weliswaar stoere maar terechte beleid van de minister van Buitenlandse Zaken in te brengen? Hooguit dat het niet overal consequent (Indonesië, Pakistan) wordt toegepast, maar niet dat het niet klopt. De huidige minister van ontwikkelingssamenwerking Piet Bukman heeft zich - wijselijk - steeds tot het humanitaire aspect van de Suriname-kwestie beperkt. Wat zou hij ook een ander standpunt innemen dan zijn (in deze) recht-doorzee-partijgenoot Van den Broek,
H
D
E
H
democratieën' als El Salvador Guatemala te steunen; notoire antihumanitaire anti-democratieën. Van het ministeriële front valt vooralsnog weinig nieuws te verwachten. Op - op zichzelf onthullende vragen van het populaire Derde Wereldblad Onze Wereld, in juli vorig jaar - antwoordde de minister zelfbewust. '- Vindt U dat de Nederlandse regering door haar houding de afgelopen jaren de terugkeer naar de democratie heeft bevorderd? Ik denk het wel. Appelerende aan de democratische krachten binnen de Surinaamse samenleving. Maar elke positieve tendens wordt steeds ontmoedigd door weer hogere eisen te stellen. Dat vloeit voort uit de specifieke verdragsrelatie die wij met Suriname hadden. - Daar stond toch geen aparte paragraaf over mensenrechten in? In zo'n intieme relatie met een land heeft dat andere consekwenties dan in relaties met landen, die veel oppervlakkiger zijn. - Over het afbreken van de relatie is haast geen discussie geweest. Maar nu jaagt u ze (wie? - CH/ SvdW) bij wijze van spreken in de armen van Bouterse door voortdurend dingen te benadrukken, waar de Surinamers zelf ook mee bezig zijn. Er gebeurt toch in positieve zin ook iets?
E
L
L
'Het verdrag'dus; I argument voor de afwijkende behandeling van Suriname. Het kabinet neemt een afwachtende houding aan en zal bezien of uit de officiële verklaring van de regering ShankarArron blijkt of deze regering slechts te gast is in het huis-Bouterse of werkelijk meester in de nieuwe Surinaamse huis-Democratie. Wel stelde Den Haag geïrriteerd vast dat de Amerikanen bij de officiële installatie van president Shankar de politieke verhoudingen voldoende betrouwbaar achtten om met geld over de brug te komen. Maar voor de VS is het opkomen voor mensenrechten steeds ten koste van het bestrijden van het wereldcommunisme gegaan. Waarom zouden we het niet met de minister eens zijn? Moeten we als links met democratie en mensenrechten een loopje nemen en voor onmiddellijke hervatting van de ontwikkelingshulp pleiten? Louter om het embarrasement van een bien étonnés de nous trouver ensembles te ontlopen? Het adagium dat de zuiverheid van de politieke opstelling bepaald wordt door de afstand tot de politieke tegenstander kan niet het adagium van links zijn. Onze Wereld niet Moeten we uit angst om beticht te worden van neokolonialisme instemmen met hervatting van de
N
G
39
------------J
A
A
R G
A
N
NUMMER
G
ontwikkelingshulp? Nee toch! Het neo-kolonialisme als dooddoener; het fenomeen bestaat en het bereikt zelfs de kolommen van Onze Wereld. Het maart-nummer bevat meerdere Suriname-artikelen, waarbij het verwijt van neokolonialisme ~ in sophisticated vorm - opgeld doet. Hoofdredacteur Kees Waagmeester stelt dat Nederlandse politici niet op de stoel van de Surinaamse politici moeten gaan zitten en na 'een volwassen gesprek' snel weer de hulpverlening op gang moeten brengen. Hoezo? Juist door de ontwikkelingshulp te hervatten, zouden wij ons bemoeien met de binnenlandse aangelegenheden van Suriname. In juli vorig jaar schreef dezelfde Waagmeester het 'onvergeeflijk' te vinden dat Nederland niet positief reageerde op 'de eerste stappen in de richting van democratisering die in 1984 werden gezet in Suriname, toen in een interim-regering ook vertegenwoordigers van vakbeweging en bedrijfsleven werden opgenomen.' Aad van den Heuvel zegt - zoals een goed columnist betaamt - hetzelfde in scherpere bewoordingen en komt tot de obligate formulering: 'De (begrijpelijke) eis moordenaars hun gerechte straf te laten ondergaan mag nu even het herstel der betrekkingen niet in de weg staan'. Moeten we dan eerst even herstellen en daarna onze eis opnieuw stellen, Heer van den Heuvel, of moeten we helemaal die eis maar laten vallen? Zoals de Argentijnse moeders van het Plaza Mayo eigenlijk als onnuttige idioten hun doden en vermisten betreuren en de democratie van Aftonsin in de weg zitten? Wat betekent dat toch? dat 'nu even'. Is het geen wonderschoon politiek feit dat steeds meer mensen zich bemoeien met de mensenrechten in andere landen?
Gotspe In hetzelfde nummer van Onze Wereld- enkele pagina's verderop gaat weer een andere columnist geheel voorbij aan de duivelse relatie 'herstel van de democratieherstel van de hulp'. Het is Jan Pronk, vice-voorzitter van de PvdA en in 1975 als minister van ontwikkelingssamenwerking betrokken bij de totstandkoming van de Surinaamse onafhankelijkheid. Hij omschrijft wèl de opdrachten van de nieuwe regering in Paramaribo: ga-
40
D
E
H
3
MEI/JUNI
rantie van de mensenrechten, politieke oplossing van het conflict met commando Brunswijk, een goed binnenlands ontwikkelingsbeleid. Dàt lijkt ons een prima opstelling. Pronk schrikt echter niet terug voor de gotspe dat de huidige leiders van het Front voor Democratie en Ontwikkeling niet aangesproken moeten worden op datgene waarvoor zij als voorlieden van de 'oude politieke partijen' (de Creoolse NPS, de Hindoestaanse VHP, de Javaanse KTPI) verantwoordelijk waren. Er was vóór 1980 eigenlijk geen corruptie, er was eigenlijk een goed parlementair systeem - zo lijkt Pronk te zeggen. In het licht van de era-Bouterse mag dat zo schijnen, maar het kwaad van het ergere wast de zonde van het minder erge niet schoon. De 'oude politiek' in Suriname werd door en door gekenmerkt door corruptie en cliëntelisme; de 'democratie' beperkte zich tot een inhoudsloze stoelendans om parlementaire zetels. Voordeel van die oude tijd was dat je in Suriname luidkeels je mening kon zeggen, hartelijk kon lachen of gewiekst kon zwijgen. Tijdens Bouterse was dat allemaal niet mogelijk, op het zwijgen na. Jan Pronk is sinds eind vorig jaar Suriname-woordvoerder van de PvdA, nadat Henk Knol eerlijk en lomp over sexuele in plaats van over politieke verhoudingen in Suriname had gesproken. Hij werd uit het calvinistische en fijnbesnaarde wereldje van Suriname-woordvoerders gesmeten, maar zijn principiële lijn werd door Jan Pronk niet verloochend. Die lijn staat onder zware kritiek binnen de Surinamecommissie van de PvdA en zulk getwist blijft zoals gebruikelijk bij de sociaal-democratie - dat is één van haar charmante trekken - niet binnenskamers. Vanuit Paramaribo riep het PvdAbestuurslid Owen Venloo recentelijk op tot het afgeven van goedgunstige politieke signalen aan premier Arron; hem zou herstel van de ontwikkelingsrelatie in het vooruitzicht gesteld moeten worden. Venloo noemde zich daarbij 'vriend van de NPS'. Hij was op verzoek van deze oude partij in Suriname en na terugkeer in Nederland werd hij vertegenwoordiger van de Moederband, de vakcentrale waarvan de top steeds een nauwe relatie met de
E
L
L
l
----~-~--~-~
9
8
-----
8
NPS onderhield. Hij pleitte in Paramaribo bepaald niet voor het gerechtelijk vervolgen van de schuldigen aan de doden sinds december 1982. Voor Jan Pronk is vervolging tenminste nog één van de voorwaarden voor het herstel van de hulp. Een Suriname-commissie van de PvdA met zulk uiteenlopend volk kan niet anders dan een adviesrapport met een meerderheids- en een minderheidsstandpunt afscheiden. Waarom toch dit politieke gesmeek om Nederlandse hulp, alleen maar omdat Suriname weer een democratie z0u zijn? Het geroep om herstel van de ontwikkelingshulp, of juist niet, lijkt ingegeven door een schuldbesef. We hadden als Nederland Suriname te hard gestraft voor zijn moorden, nu moeten we daarom extra coulant zijn. Overijverig wordt gezocht naar de zwaluwen van de democratie om de lente uit te roepen. Dat de zwaluwen met vastgebonden vleugels vliegen, wordt maar gauw veronachtzaamd. Angst voor neo-kolonialisme en schuldbesef zijn politieke bastaardkinderen die thuishoren in de families van de moraal en de psychologie. Democratie kan toch niet slechts bedoeld zijn om ontwikkelingshulp te kunnen geven?
Pakkie-an In tegenstelling tot de PvdA benadrukken het CDA en de WO vooral de 'democratische ijkpunten'. De WO-er Frans Welsglas gaat daarin het verste. Beide partijen getroosten zich niet de moeite aan te geven hoe en waaraan de toekomstige ontwikkelingshulp besteed moet worden. De PSP heeft steeds nauwkeurig de ontwikkelingen in Suriname gevolgd en van principieel commentaar voorzien. In 1985 gaf ze een Suriname-rapport uit dat de doelstelling van de ontwikkelingshulp in hernieuwde democratische verhoudingen in Suriname aangaf: stimulering van kleinschalige, produktieve sectoren en integratie van het land in de Caraïbische regio. Het probleem met de PSP-is echter dat er in deze partij soms eens een afdeling opstaat die ineens begint te roepen dat de PALU in Suriname gesteund moet worden. En dit terwijl deze 'linkse partij' toch ten zeerste in verband gebracht moet worden met het ondemocratische systeem van Bouterse.
N
G
J
A
A
R
G
De PPR heeft - sinds Henk Waltmans in 1982 de honneur van het burgemeesterschap van Landsmeer te beurt is gevallen - niet een specifiek geluid over Suriname laten horen. Speelt hier onkunde of desinteresse? Bij de CPN staat niet zozeer Suriname alswel Nederland in de belangstelling. Het racisme in Nederland moet bestreden worden, en voor het overige moeten 'progressieve ontwikkelingen' in Suriname gesteund worden. Een o zo juiste maar nietszeggende stellingname. Wanneer de drie radicaal-linkse partijen samenwerken - zoals in het Linkse Akkoord in Amsterdam - levert dat wel een uitstekende actieve inzet voor de Surinaamse 'uitgewekenen' op, maar een standpunt over de politieke ellende in Suriname wordt zorgvuldig vermeden. Zo liet Amsterdams gemeenteraadslid Tara Oedayraj Singh Varma weten: 'We kunnen ons uitlaten over de politieke situatie in Suriname, maar dat is niet ons 'pakkie-an '. Ons 'pakkie-an' is de humanitaire hulp die nu nodig is.' (zie: Linker, juni 1981) Natuurlijk, de situatie is onoverzichtelijk; Suriname is een snelkookpan en de machtsverhoudingen zijn niet duidelijk uitgekristalliseerd. Maar moeten we daarom onze mond houden? Precieze 'ijk- en weegpunten' - om het vocabulaire van Nederlandse politici te volgen - zijn niet te geven, dat klopt. Maar één ding staat vast: het op gang brengen van een nieuwe ontwikkelingsrelatie met Suriname kan een bemoediging betekenen voor de civiel-democratische krachten in dat land. Ontwikkelingshulp behoort geen beloning voor dienstbetoon aan democratie te zijn, maar een ruggesteun te zijn voor de ontwikkeling van een land - en daarmee van zijn democratische structuren. Vooral Jan Pronk lijkt zich hiervan terdege bewust te zijn. ' Opvallend in Nederland is de onevenredige aandacht voor het machtsspel in Paramaribo. De tienduizend bosnegers - gevlucht naar Frans Guyana of ontoegankelijke gebieden in Suriname en in ellendige omstandigheden bivakkerend komen niet op de vaderlandse en Surinaamse politieke agenda voor. In Den Haag wordt de laatste tijd weinig meer over het lot van de bosnegers vernomen. Ook met de
D
E
H
Chris Huinder is redacteur van DE HELLING. Siep van der Werf is docent aan een sociale academie.
E
NUMMER
JAARGANG
B
I
N
N
Onder redactie van Alexander de Roo
Transaktie Kwartaaltijdschrift, nr.1/1988, 112.50. Sami Fa/tas bespreekt de ontwikkelingen van de Nederlandse wapenindustrie. Door de internationalisatie van de economie is het Nederlandse afzetgebied te klein geworden. Daaruit kunnen twee geheel verschillende conclusies worden getrokken, maar een keuze tussen beide is op den duur onvermijdelijk. 1. Extra staatsgeld erin pompen en op de internationale markt concurreren. 2. Geen staatsgeld meer erin en deze industrietak afschrijven; wapens zullen dan in het buitenland worden gekocht, daardoor minder compensatieorders en minder aanpassingsproblemen, wat de overheid dan toch weer geld kost. Faltas kiest voor de tweede optie. Tijdschrift voor politieke ekonomie, Kwartaaltijdschrift, februari 1988, I 15.00. Peter van den Besse/aar haalt de lange golven-theorieën van stal. Op basis van technologische vernieuwingen zou de economie zich in lange golven van ongeveer vijftig jaar afwisselend positief en negatief ontwikkelen (stoommachines, electriciteit, lopende band, automatisering en nu informatisering). Ten aanzien van de werkgelegenheid kan zo'n lange golfbeweging niet worden vastgesteld. Integendeel daar blijkt zich op de lange duur een sterk negatieve ontwikkeling voor te doen. Leo van Eerden beschrijft de innovaties van het internationale financiële kapitaal. Verder een gedegen artikel over de Wereldbank. Alleen jammer dat dit linkse economenblad steeds meer jargon bevat en daardoor minder toegankelijk wordt voor nieteconomen. Mens en Maatschappij, Kwartaaltijdschrift, februari 1988 In dit tijdschrift voor de sociale wetenschappen doet Marian Vink verslag van een interessante studie naar de sekse en de sociale klasse
42
D
E
E
3
N
MEI/JUNI
L
van eerstejaars studenten aan de Universiteit van Amsterdam. De democratiseringsbeweging heeft gefaald. Er zijn niet meer arbeiderskinderen gaan studeren. In 1985 komt nog steeds bijna de helft van al deze studenten uit de vijf procent gezinnen waarvan de vaders tot de hogere beroepscategorie behoort. Van alle studenten is slechts tien procent telg uit een arbeidersgezin (arbeiders vormen nog altijd bijna vijftig procent van de bevolking). De vrouwenbeweging is wél succesvol geweest. In 1965 lag de verhouding mannen-vrouwen 70-30 en in 1985 was dat bijna 50-50. Tijdschrift voor vrouwenstudies, nr 32, I 16.50. Een reeks artikelen die op verschillende gebieden de verschillen tussen de seksen onderzoeken: katholieke levensscholen '47-'68, naaktafbeeldingen en populaire televisieseries. Lover, voorjaar 1988, I 6.95. Een hommage aan veertig jaar Franstalige Algerijnse schrijfsters. De Oostenrijkse schrijfster Elfriede Jelinek wordt uitvoerig voorgesteld. Zij doet soms bijna pornografisch materiaal in haar proza, maar ondersteunt wel de anti-porno-campagne van het Duitse feministische blad Emma. De stichting Vrouwen en Informatica wordt belicht: verborgen vrouwelijk talent moet aan de bak! Verder natuurlijk de traditionele overzichtsrubrieken. ldee66 december 1987 en februari 1988, tweemaandelijks, jaarabonnement 160,-. In dit tijdschrift van het wetenschappelijk bureau van D66 kritiseert de directeur van dit bureau het PvdA-rapport Schuivende Panelen. Met name omdat de flexibilisering van de arbeidsmarkt wordt toegejuicht, maar het basisinkomen wordt afgewezen. Deze D66voorman stelt dat een basisinkomen de mensen zal emanciperen, net als de AOW de bejaarden geëmancipeerd heeft. Van Mierlo pleit na het rakettenakkoord voor
H
E
A
N
l
9
8
8
D
een nieuw conventioneel evenwicht op een lager niveau en berijdt zijn stokpaardje met de stelling dat de Europa haar positie in de NAVO moet versterken. Bob van den Bos, ex-vice-voorzitter van D66, neemt de zorgzame samenleving van het CDA en de Schuivende Panelen van de PvdA onder de loep. Het CDA verwijt hij dat ze haar opvatting over het herstel van afbrokkelende maatschappelijke verbanden (zoals het gezin) aan de rest van de maatschappij, die daar niet in gelooft (individualisering), wil opleggen middels haar politieke machtspositie. De PvdA neemt met moeite afscheid van de allesregelende staat en laat maatschappelijke verbanden meer vrijheid. Daarmee komt ze dichter bij het CDA te staan. Uit de algemene trek naar het grijze midden door de drie grote partijen ziet hij nieuwe kansen voor D66 ontstaan. Die moeten benut worden om tot een PvdA-D66-CDA-regering te komen; een PvdA-D66-WOcoalitie acht hij niet stabiel. Dilemma nr 7, februari/maart 1988, I 4.95. Hans Ramaer mag uitgebreid zijn opvattingen over het anarchisme uit de doeken doen. Verder aandacht voor het boek van Eekman en Pieterson over het Nederlandse linkssocialisme tussen de wereldoorlogen. Katijf Nr 43, februari/maart 1988, 1 5.25. Kinderopvang in Nederland. Waarom loopt ons land zo achter op dit terrein? Wat zijn de mogelijkheden en voorstellen om daarin verandering te brengen? Alleen de linkse partijen zetten zich in voor goede regelingen. Verder een uitstekend verhaal over wat de lokale politiek tegen seksueel geweld doet en kan doen. Socialisme en democratie, Maandblad van de WBS, nr 1, 2 en 3/1988, f 7.50. De Schuivende Panelen bijven de aandacht opeisen van de sociaaldemocraten. Sam Rozemond kritiseert het onvoorwaardelijk en met volle kracht uitleveren van Nederland aan de verdere integratie van de Europése Gemeenschap. Ten
L
L
N
G
J
A
A
R G
eerste is deze EG niet democratisch (het EuroParlement heeft bijna geen macht) en ten tweede is het gemiddelde van de Europese politiek heel wat conservatiever dan het gemiddelde van de Nederlandse politiek. Waarvan akte. Piet Dankert, de PvdA-lijsttrekker bij de Euro-verkiezingen, hekelt het gebrek aan bewustzijn over wat er in de EG gaande is. Momenteel is er alleen een consensus over méér
A
N
G
NUMMER
markt, de interne markt, die officieel in 1992 moet ontstaan, maar die hij tussen 1995 en 2000 gerealiseerd ziet. Er moeten democratische voorwaarden aan het proces van EG-integratie worden gesteld.
AMOK, maart 88, I 4.50. Naast het antimilitaristisch onderzoekskollektief van dezelfde naam doen nu ook de Vredesaktiekrant
3
MEI/JUNI
l
9
8
8
en BONK mee. Kortom de radikale vredesbeweging heeft nu haar eigen gezamenlijke periodiek. De vorm is verbeterd, maar nog lang niet optimaal. Analyses, veel analyses. Van de militarisering van Noord-Nederland, van de toestand in Midden-Amerika, van de wapenwedloop op zee en van de betrokkenheid van de Nederlandse wapenindustrie bij Star Wars en andere internationale projecten.
BUITENLAND Onder redactie van ldo Weijers
Trouwe lezers van DE HELLING zullen zich herinneren dat in beide voorafgaande nummers aandacht werd besteed aan het werk van Ernesto Laclau. Op zijn artikel Links en de klassenstrijd in het eerste nummer volgde in het tweede nummer een reactie van Harry van den Berg. In deze rubriek nu opnieuw aandacht voor deze 'post-marxist', van wie overigens binnenkort bij Verso een nieuw boek verschijnt ('New reflections on the Revolution in the West'). In New Left Review (nr. 166) levert hij samen met Chantal Moutte weerwoord op de zeer negatieve bespreking die vorig jaar in NLR verscheen van hun Hegemony and Socialist Strategy. In deze reactie zetten ze hun visie op een aantal kwesties die in hun boek aan de orde komen nog eens systematisch en helder uiteen: wat ze onders discours en discursiviteit verstaan, hoe ze over het onderscheid tussen idealisme en materialisme denken, wat ze met autonomie en determinatie bedoelen en hoe ze over de geschiedenis van het marxisme oordelen. Socialisme is voor hen onderdeel van de 'democratische revolutie' zoals die zich de laatste twee eeuwen in het Westen heeft voorgedaan. In de laatste tien jaar heeft Laclau zijn visie grondig veranderd. Politics and ldeology in Marxist Theory, uit 1977, stond in het teken van kritiek op het'klassenreductionisme' (het herleiden van maatschappelijke contradicties tot uitsluitend klassentegenstellingen). Theoretische reflectie op het Peronisme bracht hem tot een onorthodoxe benadering van de
D
E
H
verhouding tussen socialisme en populisme, maar uitgangspunt bleef de strijd van de arbeidersklasse. Deze moest zich richten op een fusie van 'volks-democratische elementen' en socialistische ideologie. Die 'eurocommunistische' gedachte van een veelomvattend democratisch vertoog, waaraan door een open socialistische ideologie - geconcentreerd rond de arbeidersklasse - samenhang en eenheid wordt gegeven, heeft hij inmiddels radicaal verworpen. Nu stelt hij dat de ontwikkeling van het socialisme juist zelf afhangt van de uitbreiding van de democratische revolutie en dat de notie 'klasse' geen zinvolle samenhang meer geeft aan het denken van links. Eenheid in de politieke ervaring van links acht hij slechts mogelijk voorzover links zich richt op verdediging en uitbreiding van het gelijkheidsbegrip en democratische burgerrechten. '1968' hoort voor links symbool en oriëntatiepunt van een nieuwe democratiseringsgolf te zijn. In hetzelfde nummer van New Left Review komt de historicus Eric Hobsbawm tot een omgekeerde conclusie. In een interessant artikel Labour in the Great City laat hij zien dat de kracht van de arbeidersbeweging traditioneel gelegen was in de kleinere industriestad, het mijnwerkersdorp, de textielstad of de havenstad. De echte grote stad, de 'megalopolis', bood weliswaar een enorme concentratie van arbeiders, maar was - met uitzondering van de havenstad - in industrieel opzicht te heterogeen om tot een vanzelfsprekende eenheid gebaseerd op overeenkomstige arbeidssituaties te kunnen leiden. De bewoners van de metropool brachten het overgrote deel van hun tijd ook
E
L
L
helemaal niet door in de grote stad, maar in hun eigen wijk, met haar eigen buurtleven, theater, voetbalclub. De kracht van Labour lag dan ook voor een deel in dergelijke 'stads-dorpen', Bobigny in Parijs, Floridsdorf in Wenen, Sans in Barcelona, Wedding in Berlijn, Sesto San Giovanni in Milaan, alhoewel haar aantrekkingskracht verder reikte en Labour ook de grootstedelijke identiteit symboliseerde. Ontwikkelingen in het Westerse grootstedelijke milieu in de laatste twee à drie generaties hebben de basis die Labour in de arbeidersbuurten had, vernietigd. De gentrification van de stad maakte haar arbeiders tot dagbewoners die 's avonds de stad massaal verlaten. In de nieuwe metropool is de binnenstad nog steeds een plaats van samengebalde onvrede, maar is zij niet meer het centrum van het bewuste en georganiseerde proletariaat. Nu herbergt zij de nieuwe armen, een zeer gefragmenteerde 'nieuwe onderklasse'. De karakteristieke actievorm is niet langer de demonstratie of de massademonstratie maar de geweldadige rel zonder duidelijk doel: 'ghettopolitiek' in plaats van arbeidersklassepolitiek. De bevolking van de tegenwoordige metropool is verdeeld en dreigt alleen nog als een verzameling minderheden te worden gezien. Het is riskant voor Labour uitsluitend te gaan functioneren als coalitie van minderheden, zoals de ontwikkeling van Londen in de afgelopen jaren volgens Hobsbawm heeft laten zien. Zo'n strategie levert geen politieke meerderheden op en grote delen van de bevolking die niet worden aangesproken door een 'regenboogcoalitie' van minderheden
N
G
43
----·---~·---
NUMMER
JAARGANG
worden. Het feminisme en de 'verlammende media' met hun verderfelijk 'consumentisme' ziet Lasch als de grootste bedreiging voor de door hem gewenste oriëntatie op een 'simpele en eerlijke' politieke taal en op zulke belangrijke traditionele waarden als gezinsleven en moederschap. Het schijnt Lasch te ontgaan dat de vrouwen en mannen, die voor zaken als een goede abortuswetgeving, kinderopvang en gelijke rechten ijveren, daar wérkelijk naar verlangen, zelfs al levert dat conflicten op met waarden waar zij óók aan hechten. Probleem met een populisme à la Lasch is dat een continue openbare discussie met oog voor verschillende verlangens, verantwoordelijkheden en waarden bij voorbaat wordt geblokkeerd door de claim 'uit naam van iedereen' te spreken. 'Spreek gewoon', 'zeg wat iedereen weet', betekent altijd dat die afweging en die invulling uit het openbare debat worden geweerd en weer privé-aangelegenheden worden. De eerste associatie die de term 'populisme' bij velen oproept, is waarschijnlijk 'nationalisme'. Nog sterker dan de stad heeft immers de natie gefunctioneerd als imaginaire eenheid, waarbinnen men zich deel van een gemeenschap voelt. Nummer 45 van het Franse tijdschrift Communications gaat helemaal over het thema 'natie en nationalisme'. Vooral in de bijdrage van Chris Southcott wordt sterk de nadruk gelegd op dit imaginaire karakter van de natie, als mythe van broederschap en gelijkheid. Hij wijst die visies af waarin het nationalisme als zuiver rationele kwestie wordt opgevat. Dergelijke visies blijven volgens hem binnen de grenzen van een 'utilitaristisch egocentrisme'. Zo sluit de gedachte dat de nationalist de natie uitvindt ieder idee van altruïsme, van belangeloze identificatie met een collectief uit. Een typisch voorbeeld van de imaginaire dimensie van nationalisme leveren de Palestijnen, een volk waarvan de 'nationale' geschiedenis immers een bijna mythologisch gebied betreft, overladen met religieuze en culturele betekenis. Race & Class (nr. 24) brengt een zeer informatief artikel van Edward Said over de Pales-
worden overgelaten aan de demagogie van rechts, aan haar racisme en 'law and order'-verhaal. Hobsbawm vraagt zich af of door deze terugkeer naar een soort voor-industriële situatie Labour niet ook zou moeten teruggrijpen op de populistische politiek van die periode: trots op de eigen stad en zorg om haar problemen, met uiteraard speciale aandacht voor haar armen. Dit voorstel roept vele vragen op. Vergelijkbare vragen als die welke rijzen naar aanleiding van het verhaal van Laclau, namelijk in hoeverre een 'terugkeer' naar '68 op dit moment geloofwaardig en wenselijk is, rijzen ook ogenblikkelijk naar Hobsbawms - nog verder in de geschiedenis teruggaande - voorstel voor een socialistisch populisme. Is er voor links wat leuks te doen met de competitie tussen Ajax, Feijenoord en PSV? Had links Amsterdam pal moeten staan achter de Olympische ambities van de burgemeester? Eigenlijk is zo'n algemene oproep tot meer populisme weinig zeggend. Hij zegt bijvoorbeeld niets over het verschil tussen de aanpak van 'de grootste krant van Amsterdam' en die van Radio STAD, de kleurige omroep van beweeglijk Amsterdam. Het verlangen naar een progressief populistisch antwoord op het populisme van rechts komt ook in heel andere kringen naar voren. De oproep van Christopher Lasch tot een politiek van 'wijsheid zonder woede' is daar een voorbeeld van. In Aesthetik und Kommunikation, een meestal fraai uitgegeven bundel, waarvan nummer 65/66 geheel gewijd is aan de 'Zukunft des Politischen', is onder andere een vertaling opgenomen van een artikel dat Lasch schreef voor het Amerikaanse blad Tikkun. In september vorig jaar verscheen dat artikel overigens al in De Groene Amsterdammer, met een reactie van Lilian Rubin. Lasch verwijt links niet langer te staan voor het gezonde verstand, 'Links spreekt altijd tegen wat iedereen uit eigen ervaring weet.' Die 'eigen ervaring', bijvoorbeeld wat 'men' denkt van abortus, alternatieve samenlevingsvormen, criminaliteit, zou door links juist niet ontkend en verdoezeld maar tot uitgangspunt genomen moeten
44
D
3
E
H
E
MEI/JUNI
1
9
8
- --·--
8
tijnse kwestie. Dit artikel, dat tegelijkertijd de inleiding vormt op een nieuwe bundel ('Biaming the victims: spurious scholarship and the Palestinian question', Verso), informeert met name over de opleving in wetenschappelijke en journalistieke studies over de geschiedenis van het Palestijnse volk. 1967, het jaar waarin Israël de Westoever en de Gazastrook bezette, wakkerde een onafhankelijk Palestijns nationalisme aan. Sindsdien ontstond in de VS en WestEuropa een aantal organisaties die zich het lot van de Palestijnen aantrokken. Tijdschriften zoals Arab Studies Quarterly, Journal of Palestine Studies en Review of Middle East Studies begonnen te verschijnen. Niet-zionistische Joden zoals Elmer Berger, Noam Chomsky en I.F. Stone gingen zich inzetten voor de rechten van de Palestijnen. Geleidelijk aan verschenen steeds meer rapporten, achtergrondstudies en ooggetuigeverslagen, die het publiek informeren over geschiedenis en huidige situatie van het Palestijnse volk. Zo is in West-Europa, en in veel mindere mate in de VS, het publieke vooroordeel ondermijnd dat Israël nou eenmaal een respectabele democratie is en dat het Westen natuurlijk achter de politiek van Israël moet staan, en dat de 'niet--Joden' in dit gebied slechts onbetrouwbare terroristen zijn.o IDO WEIJERS
ldo Weijers werkt als polltl· coloog aan de Erasmus-universiteit.
L
L
N
G
J
A
A
R
Frank van den Berg
G
A
N
G
NUMMER
3
REBEL PATRIARCH
MEI/JUNI
1
9
8
8
EN
Pim Fortuyn (40) vindt zich een kind van wat hij beschouwt als de antipatriarchale revolutie van de jaren zestig. Luid roepend 'alle macht aan de verbeelding' bestookt hij zijn Almus Pater, de Vrije Universiteit, met kritiek uit de Frankfurter Schule. Om vervolgens op de golven van die beweging als middelpunt van een heftig benoemingsconflict tot het hart van zo'n cultuurbolwerk door te dringen: de Rijks Universiteit Groningen. Daar streek hij een dik salaris op, begon snel en zeer succesvol aan een mars door deze institutie, maar viel intellectueel in een gapende leegte. Pas na een jaar of vijf vond hij - als socioloog - in wetenschappelijk opzicht zijn draai. Hij publiceerde tien jaar lang dat de stukken eraf vlogen, om nu te ontdekken dat hij toch de echt-belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen over het hoofd heeft gezien, terwijl Vader wraak neemt: de kritische wetenschappers worden per 'krimpoperatie' de universiteiten weer uitgegooid. Van 'we hadden gewoon macht, daarmee uit', tot 'in verhouding gezien is er bijna niets overgebleven van onze wetenschappelijke discipliINTERVIEW ne'. Van Frankfurter activist tot een net begonnen nieuw leven als Fortuyn & Partners, organisatieadviseurs te Rotterdam. Met een boodschap voor de jeugd.
PIM
De kinderen van de revolutie zijn nu de kinderen van de rekening. Fortuyn: 'Het is Bijltjesdag. Je zou eens moeten nagaan welke oude rekeningen er nu, met de inkrimpingen op de universiteiten, worden vereffend. Wat is er overgebleven van de wetenschapsgebieden die rechtstreeks voortkwamen, toen, uit een kritiek op de gevestigde wetenschap? Natuurlijk, het is maar één van de tendensen. Want er is natuurlijk een veel bredere restauratie gaande in de maatschappij. Maar toch denk ik dat wraak wel degelijk één van de drijfveren is. Als je ziet hoe hard het er aan toeging in het conflict rond mijn benoeming aan de RUG in 1972 - en zulke conflicten waren er méér. Het was voor hen ook heel pijnlijk: ik was vierentwintig jaar en ik had meteen een paar honderd studenten op mijn colleges. Bij gevestigde hoogleraren zaten er enige tientallen. En die professoren voeren nu de krimpoperaties uit, want vergeet niet dat de oude garde toen net werd vervangen door een nieuwe groep. Bovendien is het logisch, al is het wel slecht voor het vak, dat in een krimpsituatie de gevestigde wetenschap een sterke positie heeft. Daar zit ook een kritiekpunt
D
E
H
E
L
L
in voor mezelf: ik heb de vernieuwing ook niet echt heel hard kunnen maken. Inhoudelijk gezien dan. Want als je uitgaat van de output aan publikaties, dan mocht zo'n vakgroep als die van ons er echt wezen. Dar. is het onverklaarbaar dat er nu zo weinig van over is: nog één van de oorspronkelijke zeven medewerkers. Organisatorisch is die vakgroep opgeheven. Dat was dus een vakgroep die echt helemaal het produkt was van de vernieuwing begin jaren zeventig: filosofie en maatschappijwetenschappen, met vooral veel historische sociologie.' (Fortuyn publiceerde o.a. over de ontwikkeling van het stakingsrecht en de opbouw van de 'verzorgingsstaat').
Meer details, meer gevoel! In 1972 trok Pim Fortuyn, heel alleen, van VU naar RUG. In zijn RUGzak een dikke doctoraalscriptie, een studie met veel dikke woorden die hij nu absoluut niet meer zou schrijven maar die toch ook niet zo beroerd was als de vastgeroeste medewerkers daar wilden doen voorkomen. Hij werd wetenschappelijk medewerker maar de FORTUYN tegenwerking was groot. Fortuyn: 'Ik was niet welkom. Wat een liefdeloosheid, hardheid ik dáár ontmoet heb! Zo kinderachtig. Zo volstrekt niet zien dat ik een jong iemand was die nog maar aan het begin stond. Ik was nog niet over de drempel van dat instituut heengestapt of er was al besloten me te boycotten. Ze hadden afgesproken om te doen alsof ik niet bestond, of ze me niet zagen. Bovendien was ik natuurlijk niet adequaat opgeleid om daar in de kortste keren hoorcolleges te geven. Dat ging boven mijn macht.' En ook van links kwam er allerminst liefde. Links wist, veel beter dan nu, wat links was. Argwaan. Fortuyn: 'Ik had een literatuurlijst opgesteld. Daar had ik, heel naïef, alles opgezet wat er zoal door linkse sociologen gelezen werd. Ook Mao en StaJin daarbij. Waarop Ger Harmsen (Fortuyns professor, F.v.d.B.) me wantrouwde: hij dacht dat ik Maoïst was.' Hij was echter lid van de PvdA. Net. Nadat in '71 het CPN-hoofd van Amsterdam, Rinus Haks, hem, heel vriendelijk overigens, had geadviseerd om maar geen communist te worden 'omdat ik daar qua cultuur niet bij paste. Ik vond het een hele aardige man. Hij zei dat ik me bij de CPN vast niet gelukkig zou voelen. En ik vond dat hij eigenlijk wel gelijk had. Een vriend van Fortuyn uit die tijd, die zelf wel de CPN bereikte, legt uit: 'Ik meen dat het ook ging om Pims familie. Hij komt uit een echte ondernemers
N
G
45
J
A
A
R
G
A
~
G
:\
(I
\I
\I
E
H
:l
familie, iets met AKZO en het VNO. En hij had mede daardoor een levensstijl die nogal afweek van wat !:lij links hoorde. Geen spijkerpak, maar een driedelig kostuum met een horlogeketting.'
M
E
I
I
.I
U
'\
9
8
8
in plaats van door een scherpe kijk op nieuwe werkelijkheden. Fortuyn: 'Kijk naar de problematiek van de werkloosheid. We kozen daarin een hele globale Keynesiaanse positie. Dat komt eigenlijk neer op de stelling dat je door de overheidsinvesteringcn aan te zwengelen de werkgelegenheid zou kunnen vergroten. Niet dat het allemaal onjuist is. Maar door onze macro-optiek misten we toch het zicht op hoe die arbeidsmarkt er precies uitzag en aan welke eisen de arbeid eigenlijk zou moeten voldoen om mee te kunnen in een veranderende economie. Hier in Rotterdam bijvoorbeeld zie je dat de haven verandert. Het is geen haven meer waarin havenbedrijven de dienst uitmaken. Een wereldhaven wordt onderdeel van wereldwijde vervoersstromen die beheerst worden door de produktiebedrijven. Die maken het havenwerk ondergeschikt aan hun wensen van voorraadbeheersing en just-in-time-produktie. Dat is een geweldige verandering waarin geavanceerde technologie een grote rol speelt. Maar de Rotterdamse havenarbeiders zijn nog altijd die ongeschoolde of halfgeschoolde mensen van vroeger. En hun kinderen zijn nauwelijks beter opgeleid. Als je dat ziet dan kom je niet meer uit met een globaal idee van 'zwengel de overheidsuitgaven maar aan'. Zulke kwalitatieve veranderingen, die hebben ook de linkse wetenschappers niet gezien. Neem nou het gebied waar ik nu zelf met m'n organisatiebureaau op actief hoop te zijn: de technology assessment, het doen aanslaan van nieuwe technologie. Dus alles wat te maken heeft met het doen accepteren van nieuwe technologie door mensen op de oude arbeidsplaatsen. Dat is een geweldig vraagstuk. Dat was toch een prachtig onderwerp geweest voor de andragogie die in de zeventiger jaren zo is opgekomen? Dat hebben ze helemaal gemist.'
Fortuyn beziet de revolutie van '68 en verder op z'n sociologisch als 'emancipatie': 'emancipatie breekt een bestaande normaliteit, verruimt deze tot een nieuwe normaliteit waarin de belangen en de wensen van de te emanciperen individuen en groepen zijn geïntegreerd.· Hij sprak deze zin uit in februari jongstleden op een groot afscheidscollege dat hij gaf voor hij naar Rotterdam verhuisde. De gedachte is deze: groepen die zich onrecht voelen aangedaan, beginnen een emancipatiestrijd. Ze ontwikkelen in die strijd mooie ideeën over hoe het anders moet met behulp van in die situatie bruikbare theorieën en gegevens. Op het moment echter dat ze de oude normaliteit daadwerkelijk breken, blijken die theorieën niet geschikt om een nieuwe normaliteit mee te bouwen. De geëmancipeerde kan zijn nieuwe positie niet invullen en ervaart dat als een angstwekkende leegte. Toegepast op Pim Fortuyn in 1972: 'Heel sterk werd ik belemmerd door de tekortkomende concepten van het Marxisme. Dat was wél m'n breekijzer geweest, maar ik kon er niets mee doen toen ik als vrij mens m'n nieuwe ruimte ging onderzoeken. Jarenlang heb ik m'n draai gezocht. Eigenlijk kreeg ik pas in '76 vastigheid onder de voeten. Toen ik concreet eigen onderzoek ging doen naar de ontwikkeling van het stakingsrecht in Nederland. In '78 publiceerde ik daarover. Dat is toch erg laat. De norm van het ministerie is nu dat iemand op een promotieplaats zijn onderzoek in vier jaar moet afronden. Maar die hoeft dan ook niet les te geven en te konkelen. En ik moet zeggen dat dat lesgeven en konkelen zeker niet zinloos zijn geweest. Daar heb ik toch veel warme gevoelens over.' De resultaten daarvan toen: 'Als 24-jarige had ik honderden studenten op mijn colleges.' 'Ik was 25 toen ik secretaris, directeur van de hele tent was.' 'De mars door de instituties: daar ben ik één van de exponenten van! Ik heb in Groningen de Stichting Studenten Huisvesting hervormd, van een beheer- en verhuurinstelling voor studenten in een bouworganisatie voor jongeren. In vier jaar tijd. Ik was de eerste bouwer van Van Dam-éénheden in het land. Ik heb een enorme dynamiek in die SSH gebracht. Je mag gerust zeggen dat ik de grondlegger ben van de studentenhuisvesting in de zeventiger en tachtiger jaren.'
Heel sterk werd ik belemmerd door de tekortkomende concepten van het Marxisme. Jarenlang heb ik mijn draai gezocht.
Toch is Fortuyn helemaal niet ontevreden over zichzelf en zijn medekinderen van '68. Voor zover die tenminste niet 'zijn vastgelopen, zijn bleven steken in wat ze deden. Dat heb ik ook veel gezien bij collega's. Mensen die zeg maar de werkelijkheid hebben geaccepteerd. Dat kan je nooit helemáál doen: dat is het mechanisme van jong blijven.' Jonggebleven of vastgelopen, voor de hele generatie, denkt Fortuyn, geldt toch dat 'ze hebben leren denken in politieke verbanden. En ze zijn zich over het algemeen bewust van de structuren waarbinnen hun handelen vorm krijgt.' Het zijn geen vakidioten geworden, ma~r generalisten met een neus voor politieke processen en structuren. 'Ik ben ook altijd breed gebleven. De werkelijkheid is één en ongedeeld. Dat zien is een vaardigheid van mijn generatie waar we juist in de toekomst veel behoefte aan zullen hebben. Bijvoorbeeld: je ziet aankomen dat er straks een hele grote groep bejaarden thuis komt te zitten die vrij kapitaalkrach-
Na '76 werd de wetenschappelijke leegte dus gevuld met eigen onderzoek. Maar ook dat, vindt Fortuyn nu, werd nog te sterk gestuurd door de oude ideologische concepten
46
D
E
H
E
L
L
N
G
J
A
A
R
G
A
N
G
Nl!.\iMER
tig is omdat ze teert op pensioenen uit de goeie tijd. Maar wat is er nu voor produktontwikkeling voor deze groep? Er wordt gewoon niet genoeg in zo'n sociale context gedacht.' In zijn afscheidsrede betoogde Fortuyn dat het er nu om gaat of de Maagdenhuis-generatie dit brede politieke denken over kan dragen op de nieuwe generatie. Die nieuwe generatie, dat zou dan gaan om 'kinderen, opgevoed binnen een diffuse orde, met een minder dominante patriarchale gezagsstructuur. Kinderen die geleerd hebben zich emotioneel te verweren, te kiezen voor de vormgeving van hun eigen bestaan. Maar ( ... ) niet in de eerste plaats gericht op de verandering van de inrichting van de maatschappij alswel op het verwerven van een plaats in deze bewegende orde. ( ... ) Het is geen generatie die overloopt van politiek benul en gevoelens van solidariteit.' Is de opstandeling van toen de patriarch van nu? Hebben mensen van twintig echt niets wat jij niet hebt? Fortuyn: 'Als ik met mensen van 24, 25 praat over het leven, over emotionele kwesties. dan denk ik: wat zijn die wijs. Zo kon ik nog helemaal niet denken op die leeftijd.' Maar nû wel. Je zal toch niet vinden dat zij op emotioneel vlak verder zijn dan jij op je veertigste? Absoluut gezien hebben ze alleen maar iets niet wat jij wél hebt: politiek benul. Zoiets moet ook jouw prof in 1968 hebben gedacht? 'Ik denk wel dat ik ze iets te zeggen heb. Daarom heb ik mijn afscheidsrede ook gedrukt ja. En als jij dat paternalisme vindt: soit. Maar ik zeg niet dat jonge mensen vandaag de dag niets meer beweegt. Alleen: hun denkkader is niet toereikend in het licht van de taken van nu. Ik zou dat niet paternalistisch willen noemen maar realistisch.' En als ze jouw bolwerk zouden bestormen en zeggen: weg jij oude zak, wij nemen de macht op jouw instituut over? Fortuyn: 'Ze zouden een zware klus hebben om me te vloeren. Ik ben ervan overtuigd dat ik het debat met een zeker gemak aan zou kunnen. Maar het gaat er niet om ze te vloeren! Ik zou over zaken met ze praten. Over concrete problemen in de maatschappij, in de economie en over mogelijke oplossingen. Dan wil ik wel horen hoe zij dat zouden aanpakken. Ik zou ze vragen stellen over hun werkgelegenheidsperspectieven. En wie vraagt ze daar nog naar? Veel jongeren tot 27 jaar hebben straks geen ander perspectief dan het minimumloon. Wie vraagt hen überhaupt nog wat?'o
olitieke
:3
.\1
E
I
I
.J
lJ
:\
1
9
8
8
oeiale ·Grming
verschijnt 8 x per jaar
Themanummers in 1988: · 4lil
• politieke vorming in de jaren '90 • nieuwe technologieën • moderne armoede • confrontaties met de dood
6. elk nummer bevat: achtergrondartikelen, lessuggesties en leerlingenmateriaal, recensies van relevante vakliteratuur, informatie over recent vèrschenen materiaal, een column van een gastauteur en de agenda.
voor abonnementen en informatie:
StiCHTING. BURGERSCHAPSKUH2§ Nederlands Centrum voor Politieke Vorming Noordeinde 2A. Leiden. Telefoon (071) 121841
FRANK VAN DEN BERG
Frank van den Berg is redacteur van DE HELLING.
D
E
H
E
L
L
N
G
47