Burgemeester en wethouders van Purmerend,
Overwegende - dat het noodzakelijk is gebleken de manier van indiceren bij het aanvullend openbaar vervoer te wijzigen; - dat introductie van de alfacheque leidt tot wijzigingen in het Besluit respectievelijk de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012;
besluiten:
1. Het Besluit maatschappelijke ondersteuning wordt als volgt gewijzigd: A. Artikel 2.6, derde volzin, wordt als volgt gewijzigd: In het geval van een eigen bijdrage bij hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget of de alfacheque, zoals bedoeld in artikel 4.5, bestaat de kostprijs uit de waarde van het verstrekt persoonsgebonden budget of de verstrekte alfacheques. Achter deze derde zin wordt een zin toegevoegd: Indien voor de eerste maal gebruik wordt gemaakt van een voorziening in de vorm van alfacheques, op zijn vroegst mogelijk vanaf 16 april 2012, wordt er tot aan het verstrijken van een gehele periode van 4 weken, geen eigen bijdrage opgelegd. B. Artikel 4.1., vanaf de tweede volzin, wordt als volgt gewijzigd: De eerste variant heeft betrekking op de levering van hulp bij het huishouden door een particuliere hulp. De bij deze variant horende tarieven bedragen voor HbH 2 en HbH 3 ongeveer 75% van het natura-tarief. Voor HbH 1 wordt dit tarief gelijkgesteld aan de waarde van de alfacheque. De tweede variant heeft betrekking op de levering van hulp bij het huishouden door een professionele zorgaanbieder. De bij deze variant horende tarieven bedragen ongeveer 90% van het natura-tarief.
1
C. Artikel 4.2. wordt als volgt gewijzigd: Het uurtarief behorende bij een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden door een particuliere hulp bedraagt: HbH 1: 13,15 HbH 2: 18,HbH 3: 19,Het uurtarief behorende bij een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden door een professionele organisatie bedraagt: HbH 1: HbH 2: HbH 3:
19,22,23,-
Het uurtarief behorende bij de alfacheque voor hulp bij het huishouden door een particuliere hulp bedraagt: HbH 1:
13,15
D. Aan Artikel 4 wordt een lid toegevoegd dat luidt: 4.5. a. De alfacheques worden per periode van 4 weken aan de rechthebbende verstrekt in een aantal dat gelijk is aan het aantal uren HbH waarvoor de rechthebbende in de betreffende periode is geïndiceerd. b. Voor elk uur hulp dat de particuliere hulp daadwerkelijk huishoudelijke hulp verleent aan de rechthebbende, geeft de rechthebbende aan de particuliere hulp één alfacheque. c. De particuliere hulp kan de ontvangen alfacheques eenmaal per periode van vier weken ter verzilvering aanbieden aan BaanStede. E. Aan Artikel 4 wordt een lid toegevoegd dat luidt: 4.6 Overgangsrecht Voor een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden HbH 1 door een particuliere hulp dat vóór de inwerkingtreding van dit wijzigingsbesluit is verstrekt, zal de wijziging van het tarief eerst met ingang van 1 januari 2013 worden doorgevoerd.
2
2. De Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012 worden als volgt gewijzigd: A. Hoofdstuk 1 wordt vernummerd: 2.1 = 1.1. 2.2 = 1.2 B. Aan hoofdstuk 1 wordt een artikel toegevoegd dat luidt: 1.3 Ondersteuning voor pgb-houder en alfacheque-houder hulp bij het huishouden Zowel pgb-houder als alfacheque-houder gaan een arbeidsovereenkomst aan met de hulpverlener. Het college biedt hierbij ondersteuning aan voor wat betreft verschillende verplichtingen die de pgbconstructie of de alfacheque-constructie met zich meebrengt. Het college heeft hiertoe voor onderstaande ondersteuning de SVB gecontracteerd: - voor pgb-houders de vraagbaakfunctie; - voor pgb-houders en alfacheque-houders een collectieve verzekering voor wettelijke aansprakelijkheid en rechtsbijstand; - voor pgb-houders de salarisadministratie; - voor pgb-houders en alfacheque-houders loondoorbetaling van maximaal 6 weken bij ziekte van de hulpverlener. C. Artikel 3.5, Wie in welke categorie? vanaf Categorie 2 wordt als volgt gewijzigd: Categorie 2 is bedoeld voor personen die één ander vervoersalternatief hebben. Categorie 3 is bedoeld voor personen die twee andere vervoersalternatieven hebben. Categorie 4 is bedoeld voor personen die zelf nog een auto hebben (eventueel met GPK) en deze ook kunnen besturen maar niet in alle wenselijke situaties gebruik kunnen maken van de auto.
3. Dit besluit treedt in werking op de dag na die waarop het is bekendgemaakt.
Purmerend,
Burgemeester en wethouders van Purmerend,
De secretaris,
de burgemeester,
Opmerking: Bovenstaande wijzigingen die betrekking hebben op de beleidsregels zijn reeds verwerkt in het onderstaande document. Onderstaande document kunt u lezen als de meest recente versie Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Purmerend, eerste wijziging maart 2012.
3
Burgemeester en wethouders van Purmerend, Gelet op artikel 4:81, lid 1 Algemene wet bestuursrecht, de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2011 en het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend, BESLUITEN: vast te stellen de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012.
Begripsbepalingen Verordening: de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2011. Besluit: het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012. Beleidsregels: de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012.
Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning.
Hoofdstuk 1. Hulp bij het huishouden 1.1 Drie vormen van hulp bij het huishouden Binnen Purmerend bestaan 3 vormen van hulp bij het huishouden: HbH 1; de nadruk bij deze categorie ligt op het overnemen van huishoudelijke taken HbH 2; naast het overnemen van huishoudelijke taken speelt ook de organisatie van het huishouden een belangrijke rol HbH 3; de nadruk bij deze categorie hulp bij het huishouden ligt op ontregeling van het huishouden In Bijlage 1 is de 'Wmo richtlijn Indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden Purmerend 2012' opgenomen. Hierin wordt gedetailleerd beschreven hoe Purmerend met de voorziening Hulp bij het Huishouden omgaat. Daarnaast worden in Bijlage 1A 'Specificatie normtijden per taak' de normtijden voor de verschillende taken gespecificeerd.
1.2 Een persoonsgebonden budget bij hulp bij het huishouden Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget in het geval van hulp bij het huishouden zal de ingezette hulp van gelijkwaardig niveau moeten zijn als de natura-variant. HbH 1: Het niveau van de geleverde hulp is gebaseerd op diploma Zorghulp niveau 1 of vergelijkbare opleiding of ervaring waarbij huishoudelijke kennis en kunde inclusief materiaalkennis essentieel zijn. HbH 2: Het niveau van de geleverde hulp is gebaseerd op kwalificatieniveau 2 (welzijn en zorg), OVDB-certificaat verzorgingshulp B of het diploma helpende OVDB (2 jaar) of een opleiding op gelijkwaardig niveau. Kennis en ervaring met huishoudelijke taken, basale kennis van ziektebeelden. HbH 3: Het niveau van de geleverde hulp is gebaseerd op Hetzelfde als bij HBH2 maar dan aangevuld met kwaliteitsniveau 3 (minimaal) basale kennis van en ervaring met lichamelijke verzorging, kennis en ervaring op het gebied van structureren van het huishouden kennis en ervaring op het gebied van opvoedkunde kennis van symptomen van psychische, psychiatrische, psychosociale en psychogeriatrische ziektebeelden. Kennis van lokale sociale infrastructuur en sociale kaart Coördinerende en organiserende rol aankunnen, goed kunnen organiseren 1.3 Ondersteuning voor pgb-houder en alfacheque-houder hulp bij het huishouden Zowel pgb-houder als alfacheque-houder gaan een arbeidsovereenkomst aan met de hulpverlener. Het college biedt hierbij ondersteuning aan voor wat betreft verschillende verplichtingen die de pgbconstructie of de alfacheque-constructie met zich meebrengt. Het college heeft hiertoe voor onderstaande ondersteuning de SVB gecontracteerd: - voor pgb-houders de vraagbaakfunctie; - voor pgb-houders en alfacheque-houders een collectieve verzekering voor wettelijke aansprakelijkheid en rechtsbijstand; - voor pgb-houders de salarisadministratie; - voor pgb-houders en alfacheque-houders loondoorbetaling van maximaal 6 weken bij ziekte van de hulpverlener.
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
5
Hoofdstuk 2. Woonvoorzieningen 2.1 Verhuiskostenvergoeding Een financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuis- en herinrichtingskosten of ook wel verhuiskostenvergoeding genoemd kan worden verleend wanneer: 1. de aanvrager vanwege problemen met het normale gebruik van de woning verhuist naar een adequate woning; 2. de aanvrager een woonvoorziening aanvraagt in de vorm van een woningaanpassing, maar na onderzoek blijkt verhuizing de goedkoopst compenserende oplossing te zijn voor het woonprobleem of dat de betreffende woning niet kan worden aangepast; 3. een aangepaste woning wordt vrijgemaakt door een persoon die in een aangepaste woning woont.
2.2 Verhuisprimaat Artikel 19 van de verordening gaat uit van het primaat van de financiële tegemoetkoming in de verhuis-en inrichtingskosten. Primair zal beoordeeld worden of verhuizing naar een geschikte(re), eventueel aan te passen woning mogelijk en zinvol is. Dat wil zeggen dat een geschikte of eenvoudig geschikt te maken woning beschikbaar is of naar verwachting binnen een redelijke termijn beschikbaar zal zijn. Geschikt wil zeggen dat de woning met betrekkelijk lage investeringen volledig aangepast kan worden. Is een geschikte woning niet (binnen redelijke termijn) beschikbaar dan moet de gemeente besluiten een van de andere voorzieningen te verstrekken. Ook andere factoren kunnen bij dit besluit een rol spelen. Een woningaanpassing van bouwkundige aard wordt verleend wanneer het verhuizen naar een geschikte(re) of aangepaste woning niet te realiseren is of niet de goedkoopst compenserende oplossing is. Onder niet te realiseren wordt verstaan: - het niet mogelijk is om binnen een redelijke termijn (wat een medisch gezien verantwoorde termijn is in geval van de aanvrager wordt aangegeven in het medisch-advies) een adequate woning aan te bieden. Het algemene streven is om binnen zes maanden een aanbod te doen voor een geschikte huurwoning; - het (medisch en/of sociaal) niet verantwoord is dat belanghebbende verhuist; de verhuizing zelf moet dan aantoonbaar leiden tot schade voor de aanvrager en kan redelijkerwijs niet van deze persoon worden gevergd. Bij het hanteren van het primaat van de financiële tegemoetkoming in de verhuis-en inrichtingskosten, wordt rekening gehouden met verschillende factoren: kostenafweging, de snelheid waarmee het probleem kan worden gecompenseerd, de sociale omstandigheden en de mogelijke gebruiksduur van de aanpassing. In alle gevallen zal een goed gemotiveerd besluit worden genomen, waarin alle relevante factoren, in onderling verband, worden afgewogen. Daarbij gaat het dus om factoren die spelen aan de kant van de gemeente en aan de kant van de belanghebbende.
1. Kostenafweging Vergelijking aanpassingskosten huidige versus nieuwe woonruimte. Het college maakt een kostenafweging tussen het aanpassen van de huidige woonruimte enerzijds en verhuizen (inclusief eventuele aanpassingskosten in de nieuwe woonruimte) anderzijds. Daarbij worden de volgende kosten in elk geval meegenomen in de overwegingen: - huidige en voorzienbare toekomstige aanpassingskosten van de reeds bewoonde woonruimte; - de kosten van de financiële tegemoetkoming voor verhuiskosten; - de eventuele aanpassingskosten van de nieuwe woning; - kosten van het eventueel vrijmaken van de woning; - een eventuele financiële tegemoetkoming voor huurderving.
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
6
Rekening houden met woonlasten en financiële draagkracht van de persoon met beperkingen. Rekening houdend met eventuele mogelijkheden op dit gebied, maakt het college een vergelijking tussen de woonlasten van de huidige en de mogelijke nieuwe woning.
2. De snelheid waarmee het probleem kan worden gecompenseerd De snelheid waarmee het woonprobleem kan worden opgelost speelt een rol in het afwegingsproces. In een aantal gevallen kan verhuizen het woonprobleem sneller oplossen, als er snel een geschikte aangepaste of eenvoudig aan te passen woning beschikbaar is. Het hele traject van het maken van een plan, het vragen van offertes, de uitvoering en keuring vervalt dan of speelt een minder belangrijke rol. Omgekeerd kan het ook zo zijn dat het aanpassen van een woning een snellere oplossing biedt als er niet binnen een bepaalde tijd een geschikte woning vrij komt.
3. Sociale omstandigheden Sociale omstandigheden waarmee rekening wordt gehouden zijn sociale contacten in de buurt, nabijheid van belangrijke voorzieningen (infrastructuur) en aanwezige mantelzorg (het gaat daarbij vooral om noodzakelijke mantelzorg die zou vervallen in geval van verhuizing). De sociale omstandigheden moeten in het indicatie-onderzoek zoveel mogelijk geobjectiveerd worden. De sociale factor zal minder snel leiden tot aanpassing van de woning, als dicht in de buurt van de huidige woning een geschikte of goedkoper aan te passen woning kan worden gevonden.
4. De mogelijke gebruiksduur van de aanpassing Er wordt ook rekening gehouden met het feit dat een aan te passen koopwoning naar alle waarschijnlijkheid minder gemakkelijk kans heeft om voor hergebruik in aanmerking te komen. - Een revisiebeding, zoals bij huurwoningen, bestaat niet voor eigen woningen. - De gemeente heeft geen instrument om de woning vrij te krijgen. - Het zal niet zo eenvoudig zijn om een geschikte kandidaat voor die woning te vinden, die zowel financieel als ergonomisch gezien passend is. Consequentie hiervan zal zijn dat een eigen woning meestal voor één enkele belanghebbende aangepast wordt. Aanpassingen aan sociale huurwoningen zijn vaker opnieuw in te zetten dan aanpassingen aan koopwoningen, omdat aangepaste huurwoningen opnieuw kunnen worden verhuurd aan personen met een beperking, waardoor de gebruiksduur van de aanpassing wordt verlengd. Dit speelt in de afweging dan ook een rol van belang. Ook de medische prognose speelt in dit verband een rol. Indien vaststaat dat iemands toestand naar verwachting zodanig zal verslechteren, en dat als gevolg daarvan de aanpassing slechts voor beperkte tijd zal volstaan, kan dat gegeven een rol spelen in de afweging tussen verhuizing of woningaanpassing. Vaak zal een aangeboden mogelijkheid om te verhuizen naar een andere woning door de aanvrager als negatief worden beoordeeld: vaak zal men graag willen blijven wonen in de vertrouwde woning. Als de bovenomschreven afweging in het voordeel van verhuizing uitvalt, is die wens niet meer doorslaggevend. Dat heeft gevolgen voor het weigeren van aangeboden geschikte woningen. Na weigering beoordeelt het college of er van uit kan worden gegaan dat voldoende is gedaan om een compenserende oplossing te bieden. Dit wordt afgemeten aan de reden van weigering. Na het afwegen van deze factoren kan een beslissing worden genomen over het al dan niet hanteren van het primaat van de financiële tegemoetkoming in de verhuis-en inrichtingskosten.
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
7
2.3 Afwijken van het verhuisprimaat Van het primaat van verhuizen kan worden afgeweken wanneer de totale kosten voor aanpassingen die de woning langdurig geschikt maken, inclusief een traplift minder dan 7.500 bedragen. Wel dient de betrokkene aan een aantal voorwaarden te voldoen: - Er dient te worden vastgesteld dat de voorziening voor langere tijd (minimaal 3 jaar) adequaat is. Dit is vast te stellen op basis van medisch advies. Bij permanente rolstoelgebondenheid is een traplift veelal geen adequate oplossing. - Op korte termijn is geen adequate woning beschikbaar. - Er is geen sprake van een indicatie voor een aanleunwoning, waarvan de inschrijvingsduur langer dan 2 jaar is. - Er is geen indicatie aanwezig of te verkrijgen voor een verzorgingshuis of verpleeghuis. - De aanvraag is niet het gevolg van een verhuizing naar een inadequate woning terwijl de ziekte of aandoening reeds bekend was.
2.4 Verhuizing Wanneer het verhuisprimaat wordt opgelegd en belanghebbende heeft aangegeven te willen verhuizen dient deze zich te registreren als woningzoekende. Er zal (veelal op grond van het medischadvies) een zoekprofiel voor een geschikte woning worden opgesteld, die worden doorgegeven aan de afdeling wonen van de gemeente. Er kan in het kader van de Wmo een indicatie worden afgegeven voor een rolstoelwoning of een verregaand aangepaste woning (een zogenaamde lijstwoning), een aanleunwoning of een urgentie worden verleend voor een flat met lift of een parterrewoning. Niet-Purmerenders kunnen zich ook laten registreren voor een rolstoelwoning of verregaand aangepaste woning, maar zij krijgen pas een aanbod wanneer er geen geschikte Purmerendse kandidaat voor een vrijgekomen woning beschikbaar is. De gemeente heeft immers alleen compensatieplicht voor ingezetenen van Purmerend. Over de zogenaamde lijstwoningen zijn bindende afspraken gemaakt met de woningcorporaties. Wanneer een rolstoelwoning of verregaand aangepaste woning vrijkomt, wordt dit gemeld bij het gemeentelijk bureau woonconsumentenzaken. Dit bureau beoordeelt in overleg met medewerkers van het loket Wmo voor welke kandidaat die het langst ingeschreven staat de woning geschikt zou zijn. Een medewerker van de gemeente gaat met belanghebbende mee voor een woningbezichtiging. Indien aan een woningzoekende een urgentieverklaring in het kader van de Wmo is verleend, is voor een aanbod alleen van belang of de aangeboden woning voldoet aan het gestelde zoekprofiel. Bij weigering door de woningzoekende van de woning vanwege andere redenen, zoals ligging of woonwijk, vervalt in principe de urgentie. Er zal zorgvuldig worden bekeken of de weigering al dan niet terecht is. Een urgentie in het kader van de Wmo zal alleen worden verleend wanneer kan worden gesteld dat de woningzoekende op grond van zijn woonduur niet binnen een redelijke termijn in aanmerking komt voor een geschikte woning. Gezien de huidige woningmarkt is het met een woonduur van minder dan 10 jaar (voor seniorenwoningen minder dan 20 jaar) niet mogelijk om zelf binnen een redelijke termijn een geschikte woning te vinden. 2.5 Kosten in verband met tijdelijk dubbele woonlasten Onder woonlasten wordt verstaan de huurprijs van het enkele gebruik van de tijdelijke woning. De periode waarover de vergoeding zich uitstrekt zal (op grond van de planning van de aannemer) individueel worden bepaald, doch bedraagt nooit meer dan 6 maanden. Bij tijdelijke huisvesting wordt onderscheid gemaakt tussen zelfstandige en niet-zelfstandige woonruimte zoals bijvoorbeeld verblijf in een AWBZ-instelling. 2.6 Kosten in verband met huurderving De eerste maand huurderving komt niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking omdat de eerste maand dat de woning leeg staat als normaal wordt beschouwd. Het is een risico waarmee in de exploitatie van de woning rekening is gehouden en verwerkt is in de huur. Het gaat om de netto- huur (zonder servicekosten, verzekeringen etc.) Huurderving kan niet worden toegekend indien reeds een bijdrage wordt verleend voor het aanhouden van de niet geschikt te maken woning en omgekeerd. Door de eigenaar van de woning een financiële tegemoetkoming in de gederfde huurinkomsten te verlenen, kan bevorderd worden dat aangepaste woningen beschikbaar blijven voor mensen met een beperking.
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
8
2.7 (Bouwkundige) aanpassingen De aanpassing moet allereerst het normale gebruik van de woning betreffen. Het normale gebruik van de woning omvat de elementaire woonfuncties, dat zijn de activiteiten die de gemiddelde Nederlander in zijn woning in elk geval verricht. Het gaat daarbij om slapen, lichaamsreiniging, toiletgang, het bereiden en consumeren van voedsel en het zich verplaatsen in de woning. Voor kinderen komt daar bij het veilig kunnen spelen in de woonruimte. Het feit dat alleen beperkingen bij het normale gebruik van de woning worden gecompenseerd, houdt in dat geen rekening wordt gehouden met voorzieningen met een therapeutisch doel (bijvoorbeeld dialyseruimten, therapeutisch baden). Evenmin wordt rekening gehouden met beperkingen die een incidenteel karakter hebben, dan wel voorzieningen die puur als noodvoorziening dienst doen (bijvoorbeeld incidenteel gebruikte en nietessentiële onderdelen van de woning respectievelijk vluchtvoorzieningen of branddeuren). Ook is het uitgangspunt dat ten behoeve van het gebruik van hobbyruimtes en studeerkamers geen compenserende woonvoorzieningen getroffen worden, aangezien het daarbij niet gaat om ruimten met een elementaire woonfunctie. Bij een indicatiestelling voor woonvoorzieningen wordt integraal beoordeeld in hoeverre hulp bij het huishouden en AWBZ-functies kunnen voorzien in respectievelijk compensatie en oplossing van de ondervonden woonproblematiek. Verder wordt beoordeeld in hoeverre de problematiek kan worden opgelost door redelijkerwijs te vergen inspanningen van huisgenoten. Dit is inclusief het treffen van redelijkerwijs te vergen oppasmaatregelen van ouders. Verder wordt rekening gehouden met algemeen gebruikelijke oplossingen als een andere organisatie van taken en een herschikking van de inrichting dan wel wijziging van de opstelling van inrichtingselementen in de woning. Indien de werkelijke kosten van de voorzieningen na gereedmelding hoger zijn dan de destijds door de gemeente goedgekeurde geraamde kosten, zal voor die hogere kosten geen vergoeding worden toegekend. Als meerkosten kunnen alleen die kosten worden opgevoerd, die het gevolg zijn van omstandigheden, die bij een zorgvuldige voorbereiding van het bouwplan niet waren te voorzien. Zijn de werkelijke kosten daarentegen lager, dan zal de vergoeding zich tot die lagere kosten beperken. Voor een duurdere uitvoering dan de standaarduitvoering qua kleur of type voor een woningaanpassing wordt geen financiële tegemoetkoming verleend. De meerprijs van een gewenste uitvoering is voor rekening van de aanvrager.
2.8 Algemeen gebruikelijke woonvoorzieningen In beginsel wordt voor eenvoudige aanpassingen en aanpassingen die behoren tot de normale voorzieningen van een huis in de huidige tijd, wordt geen financiële tegemoetkoming verstrekt. Ook voor algemeen gebruikelijke voorzieningen voor de persoon wordt geen financiële tegemoetkoming verleend op grond van de Wmo. Het gaat o.a. om de volgende voorzieningen: - aanleg van centrale verwarming; - aanschaf of verandering van een kookbron; - afzuigkap; - het verwijderen van een lavet en deze vervangen door wastafel en douche; - een schuur c.q. berging; - een verhoogde toiletpot; - eenvoudige wandbeugels (handgrepen); - eenhendelmengkranen en thermostatische kranen; - tweede trapleuning; - antislipbehandeling badkamervloer; - ophogen van de bestrating als gevolg van verzakking.
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
9
2.9 Algemeen gebruikelijke losse hulpmiddelen Eenvoudige hulpmiddelen als een toiletverhoger en een losse douchestoel worden niet op grond van de Wmo verstrekt vanwege het algemeen gebruikelijke karakter ervan. Deze hulpmiddelen zijn tegen een redelijk tarief te verkrijgen in bouwmarkten dan wel senioren-/welzijnswinkels. 2.10 Uitbreiding van ruimten Als het gaat om uitbreiding van ruimten worden de volgende maxima (m²) aangehouden, tenzij medische noodzaak een ander maximum vergt. Uiteraard dient dat door de onafhankelijk adviserend arts aangegeven te worden: Soort vertrek Bij aanbouw Bij uitbreiding woonkamer 30 6 keuken 10 4 1-persoons 10 4 slaapkamer 2-persoons 18 4 slaapkamer toiletruimte 2 1 badkamer - wastafelruimte 2 1 - doucheruimte 3 2 entree/hal/gang 5 2 Berging 6 4 Uitraasruimte 7 4 1-persoons zit/slaapkamer 5 2
2.11 Restitutie meerwaarde bij verkoop In het geval dat de eigen woning wordt aangepast en door deze aanpassing de waarde van het huis stijgt (bijvoorbeeld door een aanbouw) wordt door middel van het anti-speculatiebeding van artikel 23 in de verordening voorkomen dat de meerwaarde die het huis door de aanpassing heeft verkregen ten goede komt aan de persoon met beperkingen. De datum van de verkoop is daarbij bepalend, omdat op die datum vaststaat wat de verkoopprijs van de woning is en wat de meerwaarde is ten gevolge van de aanpassing. Het is aan het college om te bepalen of en in hoeverre in een concrete situatie gebruik van deze bepaling wordt gemaakt, aangezien er een afweging dient plaats te vinden tussen de kosten van het effectueren van deze bepaling (taxatie, administratieve lasten) in relatie tot de te verwachten baten. Deze bepaling is van toepassing wanneer de persoon met beperkingen tot 10 jaar nadat de woning is aangepast de woning verkoopt. 2.12 Bouwkundige en niet-bouwkundige voorzieningen Of de cliënt in aanmerking komt voor een losse (roerende) of een vaste (onroerende) woonvoorziening, hangt af van de bouwkundige situatie van de woning en van de ondervonden beperkingen en belemmeringen. Het gaat bij losse woonvoorzieningen bijvoorbeeld om tilliften, badliften, toiletstoelen, douchestretchers, badtransfer-planken en transferhulpmiddelen (glijplanken en bedbeugels). Waar mogelijk zal uit oogpunt van herbruikbaarheid gekozen worden voor verstrekking van losse woonvoorzieningen. Zoals al vermeld gaat het hier niet om inrichtingselementen. De losse woonvoorziening moet voorzien in een oplossing voor een elementaire woonfunctie, die eventueel ook kan worden geboden middels een bouwkundige voorziening. Meestal zal de losse voorziening een goedkoop en compenserend alternatief zijn voor een vaste voorziening. Een voorbeeld: in plaats van een vaste plafondlift als transferhulpmiddel kan ook een losse tillift worden verstrekt of een transferplank. Ook zal bij voorkeur met losse voorzieningen worden gewerkt in situaties waarin mensen wachten op opname in een zorginstelling. Of in andere situaties waarin de voorziening langdurig noodzakelijk is, maar waarin de verstrekking van vaste woonvoorzieningen als risico met zich meebrengt dat deze voorziening op zichzelf niet efficiënt is. Voorbeelden zijn terminale situaties, maar ook situaties waar mensen in een slooppand wonen. Losse woonvoorzieningen kunnen zowel in eigendom als in bruikleen worden verstrekt. Relatief goedkope hulpmiddelen (waarvan de kosten van het in depot houden en herverstrekken niet opwegen tegen verstrekking van een nieuw hulpmiddel) zullen in eigendom worden verstrekt. Duurdere hulpmiddelen die mogelijk wel kunnen worden herverstrekt, worden in bruikleen verstrekt.
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
10
2.13
Woningsanering in verband met COPD, Astma (voorheen tezamen CARA genoemd) of allergie.
Financiële tegemoetkoming voor woningsanering Voor woningsanering kan een financiële tegemoetkoming worden verleend voor het treffen van voorzieningen indien de ondervonden belemmeringen aantoonbaar voortvloeien uit COPD, astma of een allergie, zolang de allergie niet voortvloeit uit de aard van de gebruikte materialen in de woning of uit de bouwtechnische staat van de woning. De gespecialiseerd longverpleegkundige stelt bij COPD of astma de noodzaak vast op grond van diagnose door huisarts of longarts. De longverpleegkundige stelt in het kader van een algeheel advies over levenspatroon, leefregels, woninginrichting en ventilatiemogelijkheden de noodzaak tot woningaanpassing vast. Dit adviesrapport kan tezamen met een aanvraagformulier rechtstreeks naar de gemeente worden verzonden. Op grond van deze informatie wordt een beslissing genomen op de aanvraag. Zie voor de hiermee samenhangende bedragen en afschrijvingstermijnen artikel 5.3 van het besluit maatschappelijke ondersteuning Purmerend.
2.14 De uitraasruimte Het gaat hierbij om een ruimte die alleen ten behoeve van de persoon met een aantoonbare gedragsstoornis noodzakelijk is, om hem/haar tot rust te doen komen. De uitraasruimte is dus uitdrukkelijk niet bedoeld om overlast voor huisgenoten te beperken, hoewel dat wel een mogelijk neveneffect kan zijn van verstrekking. Op basis van deskundigenadvies (een advies van een onafhankelijk psycholoog of orthopedagoog kan van belang zijn) zal op individuele basis worden vastgesteld aan welke eisen de uitraasruimte moet voldoen. Waar mogelijk zullen bestaande ruimten worden aangepast, bijvoorbeeld de slaapkamer van de persoon voor wie de uitraaskamer nodig is.
2.15
Procedure bij bouwkundige aanpassing
1 Vaststellen programma van eisen. Nadat de aanvraag is ingediend wordt een indicatie gesteld, waarbij een indicatie-adviseur een programma van eisen voor de goedkoopst compenserende woningaanpassing opstelt. De woningeigenaar vraagt op basis van dat programma van eisen enkele offertes bij een aannemer op. 2 Het college beoordeelt welke offerte de goedkoopst compenserende oplossing biedt. Het college beoordeelt welke bouwofferte in aanmerking komt voor het verlenen van een financiële tegemoetkoming of als basis geldt voor het vaststellen van het persoonsgebonden budget. 3 Het college geeft toestemming. Het college geeft vervolgens toestemming voor de woningaanpassing, op voorwaarde dat niet reeds zonder toestemming een begin is gemaakt met de werkzaamheden waarop de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget betrekking heeft. 4 De eigenaar voert uit. De woningeigenaar is verantwoordelijk voor de uitvoering van de woningaanpassing conform het programma van eisen. 5 Het college controleert. Het college verleent slechts een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming voor een woningaanpassing indien de door hen aangewezen personen toegang is verstrekt tot de woonruimte waar de woningaanpassing wordt verricht. Controle vindt in beide gevallen achteraf plaats. De genoemde personen moeten ook inzicht krijgen in bescheiden en tekeningen, welke betrekking hebben op de woningaanpassing en de gelegenheid krijgen de woningaanpassing te controleren.
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
11
6 Uitbetaling aan de woningeigenaar en gereedmelding. Terstond, maar uiterlijk 6 maanden na voltooiing van de werkzaamheden, in het kader van een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening verklaart de eigenaar (of de huurder) dat de werkzaamheden zijn voltooid. Deze gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming. De gereedmelding gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorziening is voldaan aan de voorwaarden waaronder het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming is verleend. 2.16 Voorwaarden voor verstrekking en uitbetaling financiële tegemoetkoming. Om te bewerkstelligen dat de woningaanpassing wordt uitgevoerd conform het programma van eisen en er aldus een adequate aanpassing wordt verstrekt is een aantal voorwaarden gesteld om de toegekende financiële tegemoetkoming ook daadwerkelijk uit te betalen. De volgende voorwaarden zijn van toepassing: a. er mag niet reeds voorafgaand aan de beschikking een begin worden gemaakt met de uitvoering van de werkzaamheden waarop de financiële tegemoetkoming betrekking heeft, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het college; b. aan door het college aangewezen personen wordt door de eigenaar of huurder toegang verstrekt tot de woonruimte waar de woningaanpassing wordt aangebracht; c. aan de onder b. genoemde personen wordt inzicht geboden in bescheiden en tekeningen, welke betrekking hebben op de woningaanpassing; d. aan de onder b. genoemde personen wordt gelegenheid geboden tot het controleren van de woningaanpassing; e. direct na de voltooiing van de werkzaamheden doch uiterlijk binnen 6 maanden na het toekennen van de financiële tegemoetkoming verklaart de gerechtigde van de financiële tegemoetkoming aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid conform het programma van eisen (PvE); f. de gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming; g. de gereedmelding gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder de financiële tegemoetkoming is verleend. Alle rekeningen en betalingsbewijzen worden bijgevoegd. 2.17 Kosten van woningaanpassingen. De volgende kosten in het kader van een woningaanpassing kunnen in aanmerking worden genomen bij de vaststelling van de financiële tegemoetkoming: 1. de aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening; 2. de risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de Risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991; 3. het werkelijk overeengekomen en betaalde architectenhonorarium. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen; 4. de leges voorzover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening; 5. de verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting; 6. renteverlies, in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen; 7. de prijs van bouwrijpe grond, indien noodzakelijk als niet binnen het oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden, volgens bijgaande tabel; 8. de door burgemeester en wethouders (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet waren te voorzien; 9. de kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing; 10. de kosten van aansluiting op een openbare nutsvoorziening; 11. de administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de persoon met beperkingen, voor zover de kosten onder 1 tot en met 10 meer dan 1500,- bedragen, 2% van die kosten, met een maximum van 350,-.
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
12
2.18 Opstalverzekering. Bij het vergroten van de woning wordt er van uitgegaan dat de eigenaar van de woning zijn opstalverzekering aan de hogere herbouwwaarde van de woning aanpast.
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
13
Hoofdstuk 3 Vervoersvoorzieningen 3.1 Vervoersbehoefte In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat er een vervoersbehoefte kan bestaan op de korte afstand en op de wat langere afstand. Met korte afstand wordt bedoeld in de woonomgeving, het loop- en fietsvervoer . Met de wat langere afstand wordt bedoeld een afstand waarvoor nietgehandicapten het openbaar vervoer of de auto zouden kunnen nemen. Hier is niet een absolute grens in aan te geven. Wat de ene persoon een normale afstand vindt om bijv. te fietsen is voor de andere persoon eerder een afstand om gebruik te maken van het openbaar vervoer of de auto. Als echter op beide terreinen problemen bestaan ten aanzien van de maatschappelijke participatie of zelfredzaamheid (en er ook een vervoersbehoefte bestaat) dan zal op beide terreinen bekeken worden welke oplossingen noodzakelijk zijn. In eerste instantie zal bij een aanvraag voor een vervoersvoorziening worden onderzocht wat iemand zelf in zijn eigen netwerk kan oplossen. Belangrijke vragen die aan de orde komen zijn waar iemand exact problemen mee heeft en wat iemands concrete vervoersbehoefte is. Ook wordt onderzocht of voorliggende voorzieningen een rol kunnen spelen. Denk aan het VVO, het Vervoer voor Ouderen, waar inwoners van Purmerend boven de 55 jaar lid van kunnen worden om ermee te reizen. Ook zijn er initiatieven van verschillende organisaties die ouderen op weg helpen om gebruik te maken van het reguliere openbaar vervoer. Het reguliere openbaar vervoer wordt steeds toegankelijker, niet iedereen realiseert zich dat altijd en soms bestaat er een kleine angst die relatief makkelijk, bijvoorbeeld met behulp van een vrijwilliger is op te lossen.
3.2 Lokale verplaatsingen Bij een te verstrekken vervoersvoorziening wordt uitsluitend rekening gehouden met lokale/regionale verplaatsingen. Jurisprudentie geeft aan dat het college onder de Wmo een vervoersvoorziening of een combinatie van voorzieningen moet verlenen waarmee de aanvrager jaarlijks lokaal/regionaal maximaal 1500-2000 kilometer kan reizen. De compensatieplicht voor vervoersvoorzieningen beperkt zich niet tot het grondgebied van de gemeente, maar strekt (ook) tot 15-20 kilometer gerekend vanaf de eigen woning van de aanvrager.
3.3 Collectieve voorziening Op dit moment wordt er onderzocht wat de mogelijkheden zijn tot het oprichten van één of meerdere scootmobielpools in Purmerend. Wanneer deze is/zijn gerealiseerd, en deze een oplossing kunnen bieden voor iemands vervoersbehoefte, dan is deze oplossing voorliggend aan de verstrekking van een individuele scootmobiel. 3.4 Primaat collectief vervoer Op grond van artikel 26 van de verordening geldt bij een vervoersvoorziening het primaat van het collectief vervoer, in Purmerend op dit moment alleen het Aanvullen Openbaar Vervoer (AOV). Dit vervoerssysteem biedt vervoer van deur tot deur met behulp van auto's en (rolstoel)busjes. Dit vervoerssysteem is alleen toegankelijk voor geïndiceerden (met begeleiders) en wordt door de gemeente ingekocht. Ingevolge het primaat van het collectief vervoer komt een persoon met beperkingen die het openbaar vervoer niet kan bereiken of geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer allereerst indien dit medisch gezien mogelijk is in aanmerking voor collectief vervoer. De vraag of iemand het openbaar vervoer kan bereiken wordt doorde Centrale Raad van Beroep beantwoord aan de hand van het loopafstandscriterium: maximale loopafstand van 800 meter. Kan men geen 800 meter zelfstandig, al dan niet met hulpmiddelen en in een redelijk tempo, afleggen, dan wordt men verondersteld het openbaar vervoer niet te kunnen bereiken. Kan men dat wel, maar is het onmogelijk in het openbaar vervoer te komen, dan ook komt men voor vervoersvoorzieningen in aanmerking. Er ligt overigens geen letterlijke relatie met het openbaar vervoer. Het opheffen van een buslijn, waardoor een halte op grote(re) afstand komt te liggen, is geen aanleiding een vervoersvoorziening te verstrekken. Indien nog gefietst kan worden (al dan niet met behulp van een hulpmotor) over grotere afstanden wordt hier ook rekening mee worden gehouden.
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
14
3.5 Aantal te compenseren kilometers Zoals aangegeven dient het college onder de Wmo een vervoersvoorziening of een combinatie van voorzieningen te verlenen waarmee de aanvrager jaarlijks regionaal/lokaal maximaal 1500-2000 kilometer kan reizen. Voor wat betreft het collectief vervoer heeft de gemeente een contract met een vervoerder op basis van reiszones. Hierbij ligt de lengte van een gemiddelde zone tussen de 4 km en 4,5km. Het maximaal te reizen zones op jaarbasis is dan 500 (2000km/4 km). Wanneer iemand in aanmerking komt voor het Aanvullend openbaar vervoer zal onderzocht worden welke andere mogelijkheden er voor iemand zijn om in de vervoersbehoefte te voorzien. Aan de hand daarvan wordt iemand in een bepaalde categorie ingedeeld met een daarbij behorende aantal reiszones. Er wordt hierbij uitgegaan van de volgende 4 categorieën. 1. maximaal 2000 km per kalenderjaar = 500 reiszones 2. maximaal 1500 km per kalenderjaar = 375 reiszones 3. maximaal 1000 km per kalenderjaar = 250 reiszones 4. maximaal 750 km per kalenderjaar = 188 reiszones
Wie in welke categorie? Categorie 1 is bedoeld voor personen die volledig afhankelijk zijn van het AOV. Zij hebben niet de beschikking over ander eigen vervoer en hebben geen andere vervoersvoorziening. Dus: cliënt heeft geen auto, eventuele partner heeft ook geen auto, cliënt heeft geen mantelzorgers die hem/haar regelmatig rijden, cliënt kan niet (meer) fietsen al dan niet met behulp van hulpmotor/trapondersteuning, cliënt kan geen gebruik (meer) maken van een brommer, cliënt heeft geen scootmobiel of driewielfiets. Categorie 2 is bedoeld voor personen die één ander vervoersalternatief hebben. Categorie 3 is bedoeld voor personen die twee andere vervoersalternatieven hebben. Categorie 4 is bedoeld voor personen die zelf nog een auto hebben (eventueel met GPK) en deze ook kunnen besturen maar niet in alle wenselijke situaties gebruik kunnen maken van de auto. Indien voor of achteraf blijkt dat iemand niet uitkomt met een bepaalde categorie dan bestaat de mogelijkheid om af te wijken. Dit wordt per individu bekeken.
3.6 Begeleiding bij het collectieve vervoerssysteem Als een geïndiceerde voor het collectief vervoerssysteem om medische redenen een begeleider nodig heeft dan kan betrokkene in aanmerking gebracht worden voor een begeleiderindicatie. De begeleider mag dan gratis meereizen. Een geïndiceerde voor het collectief vervoer kan geen gratis begeleider zijn. Als een persoon om sociale redenen mee reist met de geïndiceerde, is hij of zij een medereiziger en betaalt hij/zij hetzelfde klanttarief als de geïndiceerde.
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
15
3.7 Aangepaste fietsen Aangepaste fietsen zijn speciaal ontworpen en bestemd voor mensen met een beperking. Hierbij kan gedacht worden aan: een driewielfiets, een vierwielfiets, een tandem, een duofiets, de handaangedreven ligfiets. Aangepaste fietsen worden in bruikleen verstrekt. Onderhoud van de fiets gebeurt door de vaste leverancier. De zogenaamde Tavara fiets (met lage instap), een fiets met hulpmotor, een elektrische fiets en een snorfiets zijn niet speciaal ontworpen en bestemd voor mensen met een beperking en worden derhalve in beginsel gezien als een algemeen gebruikelijke voorziening, ook al zijn de aanschafkosten hoger dan die van een normale fiets.
3.8 Handbike Een handbike is een voorziening die gekoppeld kan worden aan een rolstoel. Door verstrekking van een handbike is een scootmobiel overbodig.
3.9 Scootmobiel Een scootmobiel is bedoeld voor vervoer op de korte en middenlange afstand en kan worden verstrekt in aanvulling op het collectief vervoer. In principe zal een scootmobiel verstrekt worden die maximaal 10 km per uur rijdt. Wanneer dit medisch-ergonomisch gezien geen geschikte oplossing is kan uitgeweken worden naar een scootmobiel uit een ander segment. Deze heeft, naast de mogelijkheid van een aantal extra aanpassingen, een hogere maximumsnelheid van 12 of 15 kilometer per uur.
3.10 De gesloten buitenwagen Dit is een specifiek gehandicaptenvoertuig. Het is omschreven in het reglement Verkeersregels en Verkeerstekens en moet aan bepaalde eisen voldoen. Gesloten buitenwagens worden slechts in zeer uitzonderlijke situaties verstrekt. Alleen wanneer is vastgesteld (op basis van medisch advies) dat noch collectief vervoer, noch taxikostenvergoeding compenserend zijn voor de aanvrager en de scootmobiel voldoet niet om medische redenen, zou men voor een gesloten buitenwagen in aanmerking kunnen komen. Eventuele rijlessen voor gebruik van de gesloten buitenwagen komen voor vergoeding in aanmerking.
3.11 Autoaanpassingen; een keuze Autoaanpassingen zijn erop gericht het gebruik van een auto voor de aanvrager, die op de auto aangewezen is voor het vervoer buitenshuis, mogelijk te maken. Indien het collectief vervoer een compenserende voorziening is maar de aanvrager de voorkeur geeft aan vervoer met de eigen auto, kan een tegemoetkoming worden gegeven voor de noodzakelijke autoaanpassing tot een vastgesteld maximum. Een dergelijke tegemoetkoming wordt maximaal één keer per vijf jaar verstrekt. De aan te passen auto moet de investering nog waard zijn. Door deze keuzevrijheid ontstaat niet het recht op een andere individuele vervoersvoorziening. Betrokkene komt dus niet in aanmerking voor een gebruikskostenvergoeding voor de eigen auto of vervanging van de auto.
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
16
3.12 Autoaanpassingen: als collectief vervoer niet voldoet Wanneer is vastgesteld dat in geval van belanghebbende het collectief vervoer niet voldoet en er geen adequaat alternatief voor het gebruik van de eigen auto is kan worden overgegaan tot het verstrekken van autoaanpassingen. De gebruiksduur van autoaanpassingen varieert van 5 tot 7 jaar. Voor een relatief dure aanpassing moet de aan te passen auto van een recent bouwjaar zijn, of dient aantoonbaar te zijn dat de te verwachten levensduur van de auto nog zeker 5 jaar is. Autofaciliteiten zijn vaak al standaard ingebouwde voorzieningen die niet specifiek voor mensen met een beperking ontwikkeld zijn en ook door mensen zonder beperkingen worden aangeschaft. De volgende autofaciliteiten kunnen functioneel noodzakelijk zijn voor het gebruik van de auto door mensen met beperkingen maar worden niet vergoed omdat ze als algemeen gebruikelijk gelden voor een auto (in ieder geval en niet limitatief): - automatische transmissie - warmtewerend glas - verstelbaar stuurwiel - stuurbekrachtiging - rembekrachtiging - airconditioning - elektrisch bedienbare ramen voor. De speciale autostoel is ook een autofaciliteit gericht op meer comfort. In bijzondere gevallen kan een specifiek op de beperking gerichte aanpassing worden vergoed. 3.13 Bruikleenauto De (aangepaste) bruikleenauto of bus vormt in het gemeentelijke beleid het sluitstuk van de vervoersvoorzieningen. In vrijwel alle gevallen zal het verstrekken van een bruikleenauto niet de goedkoopst compenserende oplossing zijn. Deze optie kan dus alleen aan de orde komen als er geen andere compenserende oplossingen te bieden zijn. Een bruikleenauto is een vervoersmogelijkheid voor zowel de korte als de lange afstand. Indien voor zowel de korte als de lange afstand een voorziening dient te worden getroffen zal de afweging gemaakt moeten worden of de bruikleenauto goedkoper is dan een combinatie van 1 of 2 adequate voorzieningen (bijvoorbeeld taxikostenvergoeding en een scootmobiel). Bij deze afweging kan ook de gezinssituatie van de aanvrager een rol spelen. Een bus waarin men in de rolstoel gezeten zelf kan rijden zal in het kader van de Wmo niet verstrekt worden. Bij afweging van verschillende (combinaties van) voorzieningen die een adequate alternatieve oplossing bieden, zal deze oplossing nooit het goedkoopst compenserend zijn. Anders ligt het met een busje waarbij de persoon met beperkingen in de rolstoel achterin wordt vervoerd, bijvoorbeeld bij kinderen met een elektrische rolstoel. Ook hier dient afgewogen te worden of collectief vervoer of een individuele taxikostenvergoeding een adequate oplossing bieden. Als deze oplossingen mogelijk zijn wordt er geen busje verstrekt. Wanneer een auto op grond van het inkomen als algemeen gebruikelijk wordt beschouwd kunnen wel de kosten voor noodzakelijke aanpassingen worden vergoed.
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
17
Hoofdstuk 4. Rolstoelen 4.1 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen door AWBZ-bewoners Bewoners van AWBZ-instellingen die ingevolge artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen is erkend komen, ingevolge artikel 29 van de Verordening, slechts voor een rolstoel in aanmerking indien zij vanuit de AWBZ geen rolstoel krijgen. Hiervan zal sprake zijn als artikel 15 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ van toepassing is. Artikel 15 Bza luidt: 1.Voor zover gepaard gaande met verblijf in dezelfde instelling, omvat de zorg, bedoeld in de artikelen 8, 13 en 14, tevens: a. geneeskundige zorg van algemeen medische aard, niet zijnde paramedische zorg; b. farmaceutische zorg; c. hulpmiddelen, noodzakelijk in verband met de in de instelling gegeven zorg; d. tandheelkundige zorg; e. kleding, verband houdende met het karakter en de doelstelling van de instelling; f. het individueel gebruik van een rolstoel. 2.De zorg, bedoeld in het eerste lid, aanhef, omvat niet het verkrijgen van onderwijs, kleedgeld en zakgeld. En de zorg als bedoeld in de artikelen 8, 13 en 14 bestaat uit: de functie behandeling, ziekenhuiszorg en revalidatiezorg. Dat betekent dat de combinatie verblijf en behandeling, ontvangen in dezelfde instelling, het verblijf in een ziekenhuis en het verblijf in een revalidatiecentrum redenen zijn om een rolstoel uit de AWBZ te ontvangen. Wie in een ziekenhuis of revalidatiecentrum bezig is terug te gaan naar huis zal uiteraard een rolstoel aanvragen in het kader van de Wmo. Door ontwikkelingen als extramuralisering zijn er steeds meer voorzieningen ontstaan waarbij het niet zonder meer duidelijk is of er sprake is van een toegelaten instelling. In die situatie zal moeten worden nagegaan of op betrokken persoon één of meer facetten van de werking van artikel 15 Besluit zorgaanspraken van toepassing is. Hiernaar kan geïnformeerd worden bij de zorgaanbieder of bij het zorgkantoor.
4.2 Oplaadkosten elektrische rolstoel De accu's van elektrische rolstoelen dienen regelmatig te worden opgeladen. De hieraan verbonden elektriciteitskosten/oplaadkosten worden niet vergoed.
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
18
Hoofdstuk 5. Het verkrijgen van voorzieningen 5.1 ICF-classificatie Bij de advisering zoals genoemd in artikel 33, vijfde lid, wordt door het CIZ gebruik gemaakt van de ICF-classificatie. De ICF is een classificatie van het menselijk functioneren. De classificatie is systematisch geordend in gezondheidsdomeinen en met de gezondheid verband houdende domeinen. Op elk niveau zijn de domeinen verder gegroepeerd op grond van gemeenschappelijke kenmerken, en in een zinvolle ordening geplaatst. 1 Van de zeer uitgebreide ICF2 zijn in het bijzonder de lijsten met functies en activiteiten en participatie van belang. Daarom zijn deze lijsten als bijlagen 2 en 3 bij de beleidsregels toegevoegd. De adviseur dient van de ICF gebruik te maken op de volgende wijze. Door de adviseur wordt allereerst aangegeven om welke stoornissen het bij de aanvrager gaat (de ICF is gericht op functiestoornissen). Het gaat daarbij vooral om de zogenaamde classificatie op het tweede niveau, en dan met name in de vorm van de op het tweede niveau aangegeven functies. Een lijst van deze functies is opgenomen in bijlage 2. Hierbij dienen alleen die functies genoemd te worden die relevant zijn voor de aanvraag, omdat een volledig overzicht geen meerwaarde heeft. Indien dat wel het geval is moeten ook niet direct relevante functies worden aangegeven. Problemen met functies leiden tot stoornissen bij activiteiten en participatie. Het is op dit niveau dat de compensatie op basis van de Wmo plaats zal moeten vinden. Ook bij de vermelding van deze stoornissen in activiteiten en participatie zal gebruik gemaakt worden van het begrippenkader van de ICF. De indeling van activiteiten en participatie is als bijlage 3 bij dit hoofdstuk opgenomen. Samengevat betekent dit dat de medisch adviseur in het licht van de aanvraag de stoornis en de daaruit volgende beperkingen evenals de mate van die beperkingen dient te vermelden, gerelateerd aan de mogelijke compensatie of de te verstrekken voorzieningen, waarbij het vocabulaire van de ICF wordt gebruikt.
1
Uit Nederlandse vertaling van de International Classification of Functioning, Disability and Health Compilatie, blz. 22, dit is een toelichting op de ICF, zie http://www.rivm.nl/who-fic/in/ICFwebuitgave.pdf 2
http://www.rivm.nl/who-fic/ICD-O-3.htm
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
19
Citeertitel en inwerkingtreding 6.1. De beleidsregels kunnen worden aangehaald als 'Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012 . 6.2 De Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2011 worden ingetrokken op de in het derde lid genoemde datum. 6.3 Deze beleidsregels treden in werking op de dag na die waarop zij zijn bekendgemaakt, 6.4 Deze beleidsregels zijn van toepassing op een op het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregels in behandeling zijnde aanvraag.
Purmerend, burgemeester en wethouders van Purmerend, de secretaris, de burgemeester,
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
20
Bijlage 1
Wmo richtlijn Indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden Purmerend 2012
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
21
Inhoudsopgave Inleiding
HOOFDSTUK 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.6 1.7 1.8 1.9 1.10 1.11 1.12 1.13
20 (2)
UITGANGSPUNTEN HULP BIJ HET HUISHOUDEN
Als er beperkingen zijn bij het voeren van een huishouden Deskundigheden en activiteiten van hulp bij het huishouden De leefeenheid is primair zelf verantwoordelijk/ gebruikelijke zorg Algemene hulpmiddelen, algemeen gebruikelijke voorzieningen en voorliggende voorzieningen Particuliere huishoudelijke hulp Revalideren Technische hulpmiddelen en woonvoorzieningen Het hebben van een huisdier Probleemgezinnen Spoedhulp Overlijden (geïndiceerde) partner Geplande operatie/ziekenhuisopname
21 (3) 21 21 22 23
(3) (3) (4) (5)
24 25 25 25 25 26 26 26
(6) (7) (7) (7) (7) (8) (8) (8)
HOOFDSTUK 2 GEBRUIKELIJKE ZORG
27 (9)
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
27 28 28 28 28 29
(9) (10) (10) (10) (10) (11)
30 30 30 31 31 31 32 32 33 34 34
(12) (12) (12) (13) (13) (13) (14) (14) (15) (16) (16)
Gezondheidsproblemen of (dreigende) overbelasting Fysieke afwezigheid Uitzonderingen gebruikelijke zorg Ouderlijke zorgplicht bij echtscheiding Huishoudelijke taken: uitstelbaar en niet uitstelbaar Bijdrage van kinderen aan het huishouden
HOOFDSTUK 3 NORMERING HUISHOUDELIJKE HULP IN MINUTEN 3.1 Uitgangspunten normtijden hulp bij het huishouden 3.2 Boodschappen 3.3 Bereiding broodmaaltijd 3.4 Opwarmen warme maaltijd 3.5 Licht huishoudelijk werk in huis: kamers opruimen 3.6 Zwaar huishoudelijk werk: stofzuigen, wc/badkamer schoonmaken 3.7 Wasverzorging 3.8 Verzorging en/of tijdelijke opvang van kinderen 3.9 Organisatie van het huishouden (als er sprake is van een regieprobleem) 3.10 Meer en/of minderhulp
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
22
Inleiding Op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is elke gemeente in Nederland verplicht voorzieningen te verlenen ter compensatie van de beperkingen die een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4, 5 en 6 van de wet, ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie, op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die hem in staat stellen een huishouden te voeren. De voorwaarden waaronder kan de gemeente deels zelf bepalen. In de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2011 (hierna: de Verordening) staan de kaders voor de Wet maatschappelijke ondersteuning specifiek voor Purmerendse burgers die een beroep doen op de Wmo. Omdat de Verordening kaderstellend is wordt in de beleidsregels een nadere uitwerking van de Verordening gegeven. Het bijbehorende Besluit geeft een financiële toelichting op de Verordening. De Wmo richtlijn indicatiestelling hulp bij het huishouden Wmo Purmerend 2012 (hierna: de richtlijn) is een bijlage van de beleidsregels. Daar waar de beleidsregels vrijwel alle onderdelen van de Verordening toelichten, gaat de richtlijn gedetailleerder in op het onderdeel Hulp bij het Huishouden. Actuele (beleids)ontwikkelingen, nieuwe inzichten, ervaringen uit de praktijk en jurisprudentie hebben ertoe geleid dat de gemeente Purmerend een herziene richtlijn heeft opgesteld die als afwegingskader dient bij het indiceren van hulp bij het huishouden. Bij het opstellen deze richtlijn is gebruik gemaakt van bovengenoemde Beleidsregels, het protocol Gebruikelijke Zorg (april 2005) van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en de Wmo-richtlijn Indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden versie 1.0 (december 2006) van het CIZ.
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
23
HOOFDSTUK 1 1.1
UITGANGSPUNTEN HULP BIJ HET HUISHOUDEN
Als er beperkingen zijn bij het voeren van een huishouden
Hulp bij het huishouden (HbH) kan aan de orde zijn als er beperkingen zijn bij het voeren van een huishouden. Het huishouden disfunctioneert of dreigt te disfunctioneren. De beperkingen kunnen een gevolg zijn van aandoeningen van somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aard dan wel ten gevolge van een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap. Ook een psychosociaal probleem kan een grondslag zijn voor een indicatie hulp bij het huishouden. Een disfunctionerend huishouden kan zich uiten in vervuiling (van de woning of van kleding), verwaarlozing (gezondheidsrisico s, persoonlijke verzorging, voeding en vocht) of ontreddering van zichzelf of van afhankelijke huisgenoten. Wanneer er onduidelijkheid bestaat over de gezondheidssituatie van de HbH aanvrager (of huisgenoten) kan er medisch advies worden opgevraagd. Aan de hand van een ingediende aanvraag voor HbH zal de consulent in gesprek gaan met de aanvrager. Hierbij is het uitgangspunt om dit in gezamenlijkheid met eventuele andere huisgenoten te doen in de betreffende woning. Om tot een indicatie voor HbH te kunnen komen zal de consulent samen met de aanvrager (en huisgenoten) een inventarisatie maken van de activiteiten die vanwege iemands beperkingen dienen te worden overgenomen middels HbH omdat er geen andere oplossing mogelijk is. De omvang van de toe te kennen hulp bij het huishouden wordt na een optelling van het aantal minuten per over te nemen activiteit, uitgedrukt in uren, waarbij wordt afgerond naar boven op halve uren.
1.2
Deskundigheden en activiteiten van hulp bij het huishouden
Hulp bij het huishouden is als voorziening veelomvattend. Binnen Purmerend bestaan 3 deskundigheden van hulp bij het huishouden: HbH 1; de nadruk bij deze categorie ligt op het overnemen van huishoudelijke taken HbH 2; naast het overnemen van huishoudelijke taken speelt ook de organisatie van het huishouden een belangrijke rol HbH 3; de nadruk bij deze categorie hulp bij het huishouden ligt op ontregeling van het huishouden Binnen elk van deze deskundigheden bestaan er verschillende activiteiten. HBH1: huishoudelijke taken Schoonmaken van het huis, licht en zwaar Wassen, drogen, vouwen en strijken Opruimen van de kamers Bedden opmaken, afhalen en verschonen Beperkte verzorging van huisdieren Opruimen huishoudelijke afval Broodmaaltijden bereiden; Warme maaltijd opwarmen en in uitzonderlijke situaties warme maaltijden bereiden; In uitzonderlijke situaties een boodschappenlijst samenstellen Signaleren van veranderingen in de gezondheids- en sociale situatie Signaleren is binnen de organisatie geborgd via wijkteamcoördinator of leidinggevende.
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
24
HBH2: organisatie van het huishouden Huishoudelijke werkzaamheden (zie onder HBH1) Dagelijkse organisatie van het huishouden Gebruikelijke verzorging (helpen met zelfverzorging) voor inwonende kinderen (in relatie tot gebruikelijke zorg) Signaleren van veranderingen in de gezondheids- en sociale situatie Adviseren en/of verwijzen zo mogelijk activeren Actief handelen n.a.v. signalen van verandering in de situatie van de cliënt door de helpende HBH3: nadruk op ontregeling van het huishouden Ontregeling kan meerdere oorzaken en redenen hebben waaronder psychische problemen, licht psychiatrische problemen, licht psychogeriatrische problemen, een verstandelijke beperking, opvoedproblemen of een combinatie van problemen Huishoudelijke werkzaamheden (zie onder HBH1) Organisatie van het huishouden (zie onder HBH2) Signalering van verandering/verergering/vermindering problematiek door de helpende Zorg afstemmen met andere hulpverleners Aanmelden voor doorverwijzing naar/inschakelen van andere hulpverlening Opstellen of bijstellen van een zorgplan Lichte vorm van psychosociale begeleiding
1.3
De leefeenheid is primair zelf verantwoordelijk/ gebruikelijke zorg
Onder een leefeenheid wordt verstaan alle bewoners die een gemeenschappelijke woning bewonen met als doel een duurzaam huishouden te voeren . Indien tot de leefeenheid, waar de HbH aanvrager deel van uitmaakt, één of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten, komt men niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden. Er is dan sprake van gebruikelijke zorg. Gebruikelijke zorg is de ondersteuning die huisgenoten geacht worden elkaar te bieden, omdat zij als leefeenheid een gemeenschappelijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden. In het kader van het indicatieonderzoek zal de consulent in principe persoonlijk met alle huisgenoten in gesprek te gaan. Hierbij is het uitgangspunt om dit in gezamenlijkheid met de HbH aanvrager te doen. Het principe van gebruikelijke zorg heeft een verplichtend karakter en hierbij wordt geen onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, gezinssamenstelling, de wijze van inkomensverwerving, drukke werkzaamheden, lange werkweken of persoonlijke opvattingen over het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden. Als er sprake is van kamerverhuur, rekenen we de huurder van de betreffende ruimte niet tot het huishouden. Als mensen zelfstandig samenwonen op een adres en gemeenschappelijke ruimten delen, veronderstellen we dat het aandeel in het schoonmaken van die ruimten bij uitval van een van de leden wordt overgenomen door de andere leden van een leefeenheid. Het eventuele positieve advies voor hulp bij het huishouden betreft dan alleen de eigen woonruimte (kamers) van de zorgvrager en een evenredig deel van het schoonmaken van de gemeenschappelijke ruimten. Denk aan woongroepen, kamerverhuur of meerdere generaties in een huis.
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
25
Indien uit (medisch) onderzoek blijkt dat een huisgenoot aantoonbare beperkingen heeft op grond van een aandoening, beperking, handicap of probleem waardoor redelijkerwijs de activiteiten niet overgenomen kunnen worden is gebruikelijke zorg niet van toepassing. 1.4 Mantelzorg Bij een mogelijke indicatie voor hulp bij het huishouden wordt rekening met de mogelijkheden van de mantelzorg. Onderzocht wordt of de mantelzorger (bepaalde) huishoudelijke activiteiten nu en in de toekomst kan en wil blijven geven. Dit houdt bijvoorbeeld in dat wordt gekeken naar de gezondheid van de mantelzorger en eventuele (dreigende) overbelasting. Daarnaast wordt ook bekeken of de HbH aanvrager de mantelzorg wil (blijven) ontvangen. Als dat het geval is, dan worden deze activiteiten in mindering gebracht op de toe te kennen Hulp bij het Huishouden. De consulent zal in het kader van het indicatieonderzoek in principe persoonlijk met alle mantelzorgers in gesprek te gaan. Hierbij is het uitgangspunt om dit in gezamenlijkheid met de HbH aanvrager te doen.
1.5
Algemene hulpmiddelen, algemeen gebruikelijke voorzieningen en voorliggende voorzieningen
1.5.1 Algemene hulpmiddelen Algemene (technische) hulpmiddelen hebben voorrang op individuele voorzieningen. Waar nodig zal een individuele voorziening worden verstrekt. Hoe de keuze zal worden gemaakt is altijd een individuele afweging. Voorbeelden van algemene (technische) hulpmiddelen: Afwasmachine, aangepast bestek, het plaatsen van een verhoging voor een wasmachine, een wasdroger, een stofzuiger. Als een algemeen technisch hulpmiddel niet aanwezig is maar wel gerealiseerd kan worden en een goede oplossing biedt, is dit voorliggend op het inzetten van hulp bij het huishouden. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de persoonlijke opvattingen over de inzet van deze hulpmiddelen door de HbH aanvrager. Zo is de aanschaf van een afwasmachine en wasdroger in beginsel algemeen gebruikelijk. De consulent zal echter ook kijken naar individuele aspecten zoals of er voldoende ruimte in de woning is voor het plaatsen van zo'n apparaat en de hoeveelheid was/vaat die dient te worden gereinigd. 1.5.2 Algemeen gebruikelijke voorzieningen Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening waarover de HbH aanvrager, gezien zijn individuele situatie, ook zonder zijn handicap of beperking, zou kunnen beschikken. Deze voorzieningen worden als algemeen gebruikelijk beschouwd. Wat in een concrete situatie als algemeen gebruikelijk te beschouwen is, hangt af van de geldende maatschappelijke normen van het moment van de aanvraag. Voorbeelden van algemeen gebruikelijke voorzieningen: de kinderopvang (crèche, kinderdagverblijf, overblijfmogelijkheden op school, voor- of naschoolse opvang), oppascentrales, sociale alarmering, boodschappen service, maaltijdservice, klussendienst, ramenwasservice, dagrecreatie voor ouderen, hondenuitlaatservice etc.
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
26
1.5.3 Voorliggende voorzieningen Voorliggende voorzieningen zijn voorzieningen, waarop voor zover op grond van enige andere wettelijke regeling of privaatrechtelijke verbintenis, aanspraak bestaat. De voorliggende voorziening moet beschikbaar en passend zijn. Als dit niet het geval is, dan is er geen sprake van een voorliggende voorziening. De consulent moet de sociale kaart goed in beeld hebben, zodat adequaat beoordeeld kan worden of een voorliggende voorziening daadwerkelijk beschikbaar en passend is. Voorbeelden van voorliggende wettelijke voorzieningen: AWBZ, Zorgverzekeringswet (ZvW), Wet op de Jeugdzorg, Wet werk en bijstand (Wwb), Wet op kinderopvang, etc. Een wettelijke voorziening die het probleem kan oplossen is in deze altijd voorliggend op de Wmo. 1.5.4. Collectieve voorzieningen De gemeente Purmerend is aan het onderzoeken wat de mogelijkheden zijn voor wat betreft het organiseren van collectieve voorzieningen in de vorm van bv. een wasservice. Op het moment dat deze is gerealiseerd wordt hier bij de indicatiestelling van hulp bij het huishouden rekening mee gehouden.
1.6
Particuliere huishoudelijke hulp
Er zijn mensen die om verschillende redenen gedurende perioden in hun leven gebruik maken van een particuliere hulp. Indien dat het geval is, zal er in beginsel geen hulp bij het huishouden worden verstrekt op grond van de Wmo. Bij elke aanvraag voor hulp bij het huishouden zal individueel worden onderzocht óf en in welke mate iemand gebruik maakt van een particuliere hulp. De volgende uitgangspunten worden hierbij gehanteerd. 1. Als een HbH aanvrager 9 maanden van een jaar particuliere hulp heeft en op het moment van de aanvraag nog steeds hulp heeft die activiteiten overneemt (waarmee de HbH aanvrager bij het voeren van het huishouden problemen ondervindt) dan wordt de particuliere hulp als algemeen gebruikelijk beschouwd voor de overgenomen activiteiten en volgt er een negatieve indicatie. 2. Wanneer er in de financiële situatie van de HbH aanvrager iets verandert (bv verlies van baan ten gevolge van een beperking) waardoor de particuliere hulp niet gecontinueerd kan worden, kan aanspraak gemaakt worden op de voorziening hulp bij het huishouden. 3. Als een HbH aanvrager 9 maanden van een jaar particuliere hulp heeft en op het moment van de aanvraag nog steeds hulp heeft maar die niet alle activiteiten overneemt (waarmee de HbH aanvrager bij het voeren van het huishouden problemen ondervindt) dan kan er een indicatie komen voor de activiteiten die niet overgenomen worden. Hierbij kan worden gedacht aan de situatie dat iemand al gedurende enige tijd een particuliere hulp heeft voor het doen van een aantal huishoudelijke activiteiten, maar waarbij uitbreiding noodzakelijk is vanwege een verslechterde gezondheidssituatie.
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
27
1.7
Revalideren
Wanneer bepaalde aandoeningen die de oorzaak vormen voor de huishoudelijke beperkingen naar de mening van de arts nog behandelmogelijkheden biedt, kan in de regel geen hulp bij het huishouden positief worden geïndiceerd. Het gaat hierbij dan met name om Moeilijk Objectiveerbare Aandoeningen (MOA) en psychische aandoeningen. Hulp bij het huishouden kan in een dergelijke situatie immers antirevaliderend werken. Wel kan hulp bij het huishouden naast een te volgen behandeling of revalidatie positief worden geadviseerd. Hierover is afstemming met de behandelaar nodig. Een dergelijke indicatie heeft dan in principe een korte geldigheidsduur, afgeleid van de duur van het behandel- of revalidatietraject.
1.8
Technische hulpmiddelen en woonvoorzieningen
Er wordt geen positieve indicatie voor hulp bij het huishouden afgegeven als de problemen van de HbH aanvrager afdoende kunnen worden opgelost met technische hulpmiddelen of woonvoorzieningen (zie ook 1.5.1). Hulpmiddelen kunnen bestaan uit algemeen gebruikelijke huishoudelijke apparatuur, zoals een wasmachine of stofzuiger. Deze hulpmiddelen dienen uit oogpunt van verantwoorde werkomstandigheden ook voor een helpende aanwezig te zijn. Daarnaast kan gebruik gemaakt worden van al aanwezige hulpmiddelen, zoals een wasdroger of een afwasmachine. Als dergelijke apparaten niet aanwezig zijn maar wel een adequate oplossing zouden bieden voor het probleem, is de aanschaf van een afwasmachine en wasdroger in beginsel algemeen gebruikelijk (zie voor nadere uitwerking 1.5.1). Woonvoorzieningen kunnen bijvoorbeeld keukenaanpassingen zijn of het plaatsen van een verhoging voor een droger/wasmachine. Hulpmiddelen kunnen ook gefinancierd zijn uit een andere betalingsregeling, gericht op of aangepast aan de handicap van de HbH aanvrager (bijv. AWBZ of Regeling hulpmiddelen).
1.9
Het hebben van een huisdier
Het hebben van een huisdier is een keuze. Voor het uitlaten van huisdieren bestaan voorliggende voorzieningen. Extra schoonmaak in verband met dieren kan alleen in een acute situatie voor maximaal 6 weken worden geïndiceerd waarna zelf naar een oplossing gezocht moet worden. Extra schoonmaak ten behoeve van hulphonden is geen keuze en kan structureel vallen onder hulp bij het huishouden.
1.10
Probleemgezinnen
Een probleemgezin is een gezin waarbij de ouders (tijdelijk) niet in staat zijn de (volledige) regie te voeren over het gezin. Bij de indicatiestelling wordt rekening gehouden met de al aanwezige wijze van zorgverlening. Bij de indicatie wordt deskundigheid 2 of 3 ingezet met een bijpassend aantal uren.
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
28
1.11 Spoedhulp Hulp kan binnen 24 uur worden ingezet wanneer dit nodig is. Spoedhulp is aan de orde wanneer het niet uitstelbare taken betreft zoals de verzorging van kinderen of het bereiden/klaarzetten van maaltijden.
1.12
Overlijden (geïndiceerde) partner
Wanneer een indicatie betrekking heeft op meerdere personen in een leefeenheid en iemand van de leefeenheid komt te overlijden dan is het de plicht van de geïndiceerde dit te melden aan het Loket Wmo. De hulp mag maximaal 4 weken worden gecontinueerd op grond van de oorspronkelijke indicatie. Zo heeft de achterblijvende partner 4 weken de tijd om de (veranderderde) indicatie op zijn/haar naam te kunnen laten zetten.
1.13
Geplande operatie/ziekenhuisopname
Wanneer (op korte termijn) een ziekenhuisopname gepland staat en de verwachting bestaat dat na ontslag uit het ziekenhuis hulp nodig is, dan bestaat de mogelijkheid om voor een korte periode geïndiceerd te worden. Bij dit soort gevallen is het van belang dat de HbH aanvrager zich meldt bij het Loket Wmo zodra bekend is dat er in de nabije toekomst een operatie/ziekenhuisopname zal plaatsvinden. Deze tijdigheid is noodzakelijk zodat er voldoende tijd aanwezig is voor de consulent om onderzoek te doen naar de mogelijkheden van iemand om de problemen met hulp bij het huishouden zelf in het eigen netwerk op te kunnen laten lossen, d.m.v. mantelzorg. Omdat het hierbij gaat om tijdelijke indicaties gaat zal veel aandacht worden besteed aan de mogelijke eigen oplossingen binnen het eigen netwerk. Wanneer er wel een HbH indicatie wordt afgegeven op grond van de Wmo dan zal dit een minimale indicatie zijn vanwege het kortdurende karakter. De aanvrager voor HbH zal zich dus tijdig moeten melden bij het Loket Wmo, de indicatie kan echter pas definitief worden afgegeven na telefonisch contact vlak voor de ontslagdatum.
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
29
HOOFDSTUK 2
GEBRUIKELIJKE ZORG
Gebruikelijke zorg is de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid gemeenschappelijk een woning bewonen en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van het huishouden. Gebruikelijke zorg is ook alleen aan de orde als er een leefeenheid is die gemeenschappelijk een woning bewoont. Uitwonende kinderen vallen hier dus buiten. Werk (of vrijwilligerswerk) en opleiding van huisgenoten zijn geen reden om hulp bij het huishouden toe te kennen. 2.1
Gezondheidsproblemen of (dreigende) overbelasting
Indien uit (medisch) onderzoek blijkt dat een huisgenoot aantoonbare beperkingen heeft op grond van een aandoening, beperking, handicap of chronisch psychisch/psychosociaal probleem waardoor redelijkerwijs de huishoudelijke activiteiten niet overgenomen kunnen worden is gebruikelijke zorg niet van toepassing. Een consulent moet altijd onderzoeken of een leefeenheid, gegeven de voor die leefeenheid geldende gebruikelijke zorg, door de (chronische) uitval van een gezinslid niet alsnog onevenredig belast wordt en overbelasting dreigt. Er dient onderzoek gedaan te worden naar de verhouding tussen draagkracht en draaglast van de individuele HbH aanvrager. Factoren die van invloed kunnen zijn op de draagkracht zijn bijvoorbeeld de lichamelijke en/of geestelijke conditie van de partner of huisgenoot maar ook het sociale netwerk en de wijze van omgaan met problemen. Factoren die van invloed kunnen zijn op draagkracht zijn bijvoorbeeld de mate waarin er sprake is van (on)planbare zorg, het ziektebeeld en de prognose, bijkomende problemen van sociale, emotionele of relationele aard. Wanneer partner of huisgenoot door de combinatie van een (volledige) baan of opleiding en het voeren van het huishouden overbelast dreigt te raken, zal er door de consulent altijd medisch advies worden opgevraagd om de overbelasting te objectiveren. Wanneer de dreigende overbelasting wordt veroorzaakt door een combinatie van werk, het voeren van een huishouden en andere activiteiten dan werk en huishouden, gaan werk en het voeren van een huishouden voor. Het beoefenen van vrijetijdsbesteding kan op zich geen reden zijn om een indicatie voor hulp bij het huishouden te krijgen. In geval de leden van een leefeenheid overbelast dreigen te raken door de combinatie van werk en verzorging van de zieke partner/huisgenoot, kan een indicatie worden gesteld op de onderdelen die normaliter tot de gebruikelijke zorg worden gerekend. In principe zal die indicatie van korte duur zijn (max. 3 maanden) om de leefeenheid de gelegenheid te geven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen. Hetzelfde geldt als een partner/ouder ten gevolge van het plotseling overlijden van de andere ouder overbelast dreigt te raken door de combinatie van werk en verzorging van de inwonende kinderen.
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
30
2.2
Fysieke afwezigheid
Indien de huisgenoot van een zorgvrager vanwege werk fysiek niet aanwezig is wordt hiermee bij het indiceren uitsluitend rekening gehouden, wanneer het om aaneengesloten perioden van tenminste zeven etmalen gaat. De afwezigheid van de huisgenoot moet een verplichtend karakter hebben en inherent zijn aan diens werk; denk hierbij aan offshore werk, internationaal vrachtverkeer en werk in het buitenland. Wanneer iemand aaneengesloten perioden van tenminste zeven etmalen van huis is, is er in die periode feitelijk sprake van een éénpersoonshuishouden en kan er geen gebruikelijke zorg worden geleverd. Wanneer de fysieke afwezigheid van de partner minder dan 7 etmalen bedraagt, zal er altijd onderzocht moeten worden of de huisgenoot feitelijk kan voorzien in het verlenen van de zorg, dit speelt met name een rol bij de niet-uitstelbare taken.
2.3
Uitzonderingen gebruikelijke zorg
In bepaalde situaties kan er iets soepeler worden omgegaan met gebruikelijke zorg . - In terminale situaties (levensverwachting is minder dan 3 maanden) is het ontlasten van de huisgenoot in de vorm van hulp bij het huishouden mogelijk. - Bij het plotseling overlijden van een van de ouders met als gevolg dat de achterblijvende ouder wordt belast met de opvoeding en verzorging van de kinderen in combinatie met werk. Ook in deze situatie kan tijdelijk (3 maanden) hulp bij het huishouden worden ingezet om de ouder de kans te geven op zoek te gaan naar andere oplossingen. - Indien de aanwezige huisgenoten niet (meer) leerbaar zijn voor wat het uitvoeren van huishoudelijke taken. Dit betreft een individuele beoordeling. - Voorkomen van crisis en ontwrichting bij verzorging en opvang van gezonde kinderen; indien opvang van gezonde kinderen noodzakelijk is heeft de inzet van een voorliggende voorziening een verplichtend karakter. Indien de voorliggende voorziening niet beschikbaar is- een consulent moet zich hier van op de hoogte stellen kan tijdelijke inzet van hulp bij het huishouden noodzakelijk zijn.
2.4
Ouderlijke zorgplicht bij echtscheiding
Bij echtscheiding vervalt het samenwonen en daarmee dus ook de gebruikelijke zorg voor het huishouden en de onderlinge persoonlijke verzorging van partners. De zorgplicht voor de kinderen verdwijnt niet. Bij uitval van de verzorgende ouder moet wel onderzoek gedaan worden naar de mogelijkheid van opvang van de kinderen door de niet thuiswonende ouder door te kijken naar de voor de rechtbank vastgelegde afspraken tussen de ex-echtgenoten. Voor die perioden dat de kinderen bij de verzorgende -uitgevallen- ouder zijn kan er dan een indicatie voor opvang zijn. Als de zorgplicht door de niet-verzorgende ouder kennelijk niet wordt nagekomen, beschouwen we de situatie als een eenoudergezin.
2.5
Huishoudelijke taken: uitstelbaar en niet uitstelbaar
Onder huishoudelijke taken vallen zowel de uitstelbare als de niet-uitstelbare taken. Het verzorgen van -gezonde- kinderen valt ook onder de hulp bij het huishouden. · Niet-uitstelbare taken zijn maaltijd verzorgen/opwarmen, de kinderen verzorgen, afwassen en opruimen; · Wel-uitstelbare taken zijn wasverzorging, zwaar huishoudelijk werk: stofzuigen, sanitair, keuken, bedden verschonen.
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
31
2.6
Bijdrage van kinderen aan het huishouden
In geval de leefeenheid van de zorgvrager mede bestaat uit kinderen, dan gaat de consulent ervan uit, dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en psychosociaal functioneren, een bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke taken. · Kinderen tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan de huishouding. · Kinderen van 5 tot en met 12 jaar worden naar hun eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, kleding in de wasmand gooien. · Kinderen van 13 tot en met 17 jaar kunnen, naast bovengenoemde taken ook helpen met het halen van kleine boodschappen, stofzuigen en de wasverzorging, met daarnaast ook het op orde houden van hun eigen kamer, d.w.z. rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen. Taken voor jongvolwassenen Van een jongvolwassene wordt verwacht dat deze het gehele dan wel het grootste deel van de huishoudelijke taken overneemt wanneer de primaire verzorger uitvalt. Bij de mogelijke indicatiestelling wordt heel expliciet rekening gehouden met de individuele situatie en de gezinssamenstelling.
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
32
HOOFDSTUK 3
NORMERING HUISHOUDELIJKE HULP IN MINUTEN
Er worden standaard normtijden gehanteerd bij het indiceren van hulp bij het huishouden. Deze normtijden vormen de basis, in zijn algemeenheid worden deze in Purmerend als acceptabel bevonden. Aan de hand van deze normtijden zal altijd per HbH aanvrager een individuele afweging worden gemaakt. Afwijkingen van normtijden dienen te worden gemotiveerd. De normtijden worden per week weergegeven. Een aantal taken zullen dagelijks moeten plaatsvinden. Daarnaast zijn er wekelijks terugkerende taken en er zijn een aantal taken waar een grotere interval voor bestaat. De normtijden zijn allemaal gebaseerd op wekelijkse minuten. 3.1
Uitgangspunten normtijden hulp bij het huishouden -
-
-
-
3.2
In eerste instantie is de grootte van de woning (sociale woningbouw ) leidend, daarna pas het aantal volwassen personen. Het hebben van een grotere (vrijstaande) woning leidt niet tot meerhulp c.q. een hogere indicatie Voor de aanwezigheid van kinderen kan meerhulp worden geïndiceerd. Het hebben van huisdieren is een eigen keuze; hiervoor wordt in beginsel geen meerhulp geïndiceerd, alleen in uitzonderlijke situaties een tijdelijke indicatie van max. 6 weken, zie ook 1.9. Bij bepaalde problematiek, zoals bv. incontinentie en COPD (waarbij woningsanering voorliggend is) wordt niet standaard meerhulp geïndiceerd. Het betreft een individuele beoordeling dan wel op basis van medisch advies. De over te nemen activiteiten, in de vorm van normtijden, worden bij elkaar opgeteld en worden naar boven, op halve uren afgerond. Dit kan betekenen dat er extra ruimte/tijd in de indicatie is opgenomen waar geen direct over te nemen activiteiten aan zijn gekoppeld. Afhankelijk van het totaal zal bekeken worden of de ingezette hulp wekelijks, tweewekelijks, driewekelijks etc. kan worden ingezet. Boodschappen
Het inkopen van boodschappen wordt niet geïndiceerd. De boodschappenservice is algemeen gebruikelijk en voorhanden. In situaties waar sprake is van een regieprobleem of daar waar de HbH aanvrager dusdanig beperkt is dat diegene niet in staat is om een boodschappenlijst samen te stellen kan dit geïndiceerd worden. -
boodschappenlijst samenstellen inruimen boodschappen
5 of 10 min. per week (max. 1 x week) 5 of 10 min. per week (max. 1 x week
Max. 15 min. per week -
Meerhulp is mogelijk (max. 15 min.) indien er kinderen jonger dan 12 jaar in de leefeenheid zijn. Dit is o.a afhankelijk van de samenstelling van de leefeenheid en de benodigde hoeveelheid boodschappen.
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
33
3.3 Bereiding broodmaaltijd Broodmaaltijd bereiden (brood smeren) Broodmaaltijd klaarzetten Tafel dekken en afruimen Koffie/thee zetten Opruimen/afwassen/inruimen afwasmachine -
15 minuten per keer, max. 1 x dag
Het uitgangspunt is dat ochtends de boterhammen voor s avonds worden klaargemaakt en afgedekt worden bewaard in koelkast. Indien kinderen <12 jaar zie kindverzorging
3.4 Opwarmen warme maaltijd Warme maaltijd opwarmen Warme maaltijd klaarzetten/tafel dekken Opruimen/afwassen/inruimen afwasmachine -
20 minuten per keer, max. 1 x dag
Maaltijdservice en kant en klaar maaltijden zijn voorliggend en algemeen gebruikelijk. Het bereiden van warme maaltijden wordt alleen in heel uitzonderlijke situaties geïndiceerd. (hele specifieke diëten die niet verkrijgbaar zijn via maaltijdservice) Indien kinderen <12 jaar zie kindverzorging
3.5 Licht huishoudelijk werk in huis: kamers opruimen Stof afnemen Opruimen Afwassen Bed opmaken
Woning met 1 of 2 slaapkamer(s), 1 of 2 persoonshuishouden -
max. 45 minuten per week
Woning met 3 slaapkamers, 1 of 2 persoonshuishouden -
max. 60 minuten per week
-
Meerhulp:
1. 2.
max. 15 min. extra is mogelijk per kind jonger dan 5 jaar max. 30 min. extra bij hoge vervuilingsgraad ten gevolge van de beperking of noodzaak extra hygiëne ten gevolge van de aandoening.
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
34
3.6 Zwaar huishoudelijk werk: stofzuigen, wc/badkamer schoonmaken Stofzuigen/nat afnemen Dweilen, soppen van sanitair en keuken Bedden verschonen
Woning met 1 of 2 slaapkamer(s), 1 persoonshuishouden -
max. 90 minuten per week
Woning met 1 of 2 slaapkamer(s), 2 persoonshuishouden -
max. 120 minuten per week
Woning met 3 slaapkamers, 1 persoonshuishouden -
max. 120 minuten per week
Woning met 3 slaapkamers, 2 persoonshuishouden -
max. 150 minuten per week
V.w.b. de normtijden van het nat schoonmaken (grondig) van badkamer en keuken is rekening gehouden met een 3-wekelijks terugkerende activiteit. V.w.b. het zemen van de binnenkant van de ramen betreft dit eens in de 12 weken.
Meerhulp:
1. 2. 3. 4.
max. 15 min. extra is mogelijk per kind jonger dan 13 jaar max. 30 min. extra bij hoge vervuilingsgraad ten gevolge van de beperking of noodzaak extra hygiëne ten gevolge van de aandoening. max. 30 min. hulphond max. 30 min. (tijdelijk 6 weken) bij huisdier in acute situatie
3.7 Wasverzorging Kleding en linnengoed sorteren en wassen in wasmachine Was drogen in droogmachine/was ophangen Vouwen, strijken, opbergen Eenpersoonshuishouden, met droger -
max. 45 minuten per week
Eenpersoonshuishouden, zonder droger -
max. 60 minuten per week
Twee persoonshuishouden, met droger -
max. 75 minuten per week
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
35
Twee persoonshuishouden, zonder droger -
max. 90 minuten per week
Meerhulp:
1. 2. 3.
max. 30 min. extra is mogelijk per kind jonger dan 13 jaar, afhankelijk van samenstelling leefeenheid. max. 20 min. extra is mogelijk per kind tussen de 13 en 17 jaar, Afhankelijk van samenstelling leefeenheid. max. 30 min. mogelijk bij bedlegerigheid, transpiratie/speeksel, chemo.
Het strijken van enige bovenkleding is opgenomen in de normtijd. Onderkleding en handdoeken/theedoeken/beddengoed wordt gevouwen.
3.8
Verzorging en/of tijdelijke opvang van kinderen
Indien er sprake is van uitval van de ouder in een éénoudergezin, of beide ouders ondervinden beperkingen in de opvang en verzorging van de kinderen, wordt er eerst nagegaan wat mantelzorg opvangt, en wat vrijwilligers als vervangende mantelzorg, algemeen gebruikelijke voorzieningen en voorliggende voorzieningen kunnen opvangen. Oppas en opvang van gezonde kinderen vallen in principe niet onder de Wmo, daarvoor zijn andere, algemeen gebruikelijke en voorliggende voorzieningen voorhanden zoals kinderopvang/crèche. Indien de consulent constateert dat de voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen niet aanwezig of niet toepasbaar zijn of zijn uitgeput, is bij uitval van de ouder in een éénoudergezin afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van het kind, een advies voor hulp bij het huishouden mogelijk. Deze indicatie kan tot 40 uur per week afgegeven worden voor oppas en opvang van gezonde kinderen. Een dergelijke indicatie is in principe van korte duur (maximaal 3 maanden), de periode waarin een eigen oplossing moet worden gevonden.
max. 40 uur per week De grondslag ligt bij de ouder. Deze is tijdelijk niet in staat om de ouderrol op zich te nemen. Kinderopvang (crèche, kinderdagverblijf, overblijfmogelijkheden op school, voor en na schoolse opvang) is altijd voorliggend. Een kind van 3 maanden of ouder kan gebruik maken van een kinderdagverblijf voor max. 5 dagen. Voor kinderen tot en met 7 jaar geldt: Naar bed brengen/uit bed halen
10 minuten per keer per kind Max. 4 keer per 24 uur
Wassen (incl. tanden poetsen) en kleden
30 minuten per dag per kind Max. 2 keer per 24 uur
Eten en/of drinken geven
30 minuten per broodmaaltijd 45 minuten per warme maaltijd
Babyvoeding:flesje
20 minuten per keer
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
36
Luier verschonen
10 minuten per keer, max. 5 keer per 24 uur
Naar school/crèche brengen
15 minuten per keer
Een aantal activiteiten kan ook noodzakelijk zijn voor kinderen ouder dan 7 jaar. De te indiceren activiteiten zullen in goed overleg met de consulent worden vastgesteld. Het is hierbij mogelijk om taken te combineren. Als kinderen op hetzelfde tijdstip naar bed gaan, telt dat voor 1 keer en niet per kind. De frequentie is gerelateerd aan de leeftijd en ontwikkelingsfase van het kind. Meerhulp: Meer-minderhulp:
gedragsproblematiek bij kinderen Spelen/opvoeding leeftijd van de kinderen
Maximale duur voor de opvang is 3 maanden Verzorging/en of tijdelijke opvang van kinderen is minimaal HbH 2.
3.9
Organisatie van het huishouden (als er sprake is van een regieprobleem)
Aanbrengen/ handhaven structuur
30 minuten per week
Organisatie administratie huishouden
30 minuten per week
Instructie huishouden (omgaan met hulpmiddelen, licht huishoudelijk werk, wasverzorging) 30 minuten per keer, max. 3 keer per week, max. 6 weken.
Meerhulp:
1. 2.
max. 15 min. per week is mogelijk bij communicatieproblemen max. 30 min. per week is mogelijk bij kinderen jonger dan 16 jaar
Organisatie van het huishouden is minimaal HbH 2.
3.10
Meer en/of minderhulp
Indien de consulent constateert dat er meer of minder hulp benodigd/voldoende welke niet expliciet in voorgaande paragrafen is beschreven dan bestaat de mogelijkheid de extra of verminderde hulp al dan niet in tijdelijke vorm (niet) te indiceren. Dit dient altijd goed te worden gemotiveerd.
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
37
Bijlage 1 A - Specificatie normtijden per taak In Bijlage 1 A worden de verschillen tussen de oude richtlijn en nieuwe richtlijn in kaart gebracht. Bij deze vergelijking wordt eventuele meerhulp buiten beschouwing gelaten. Alle normtijden zijn weergegeven in minuten.
OUDE RICHTLIJN
Oud CIZ richtlijn max. minuten per week
HbH alleenstaande (gelijkvloers)
HbH alleenstaande (eengezinswoning)
HbH 2persoons huishouden (woonsituatie niet van belang)
Boodschappen Broodmaaltijd bereiden (7 *15) Warme maaltijd bereiden (7*30) Licht huishoudelijk werk Zwaar Huishoudelijk werk Wasverzorging
60 105 210 60 90 60
60 105 210 60 180 60
60 105 210 60 180 90
Totaal (max.)
585
675
705
NIEUWE RICHTLIJN In de oude richtlijn is tijd opgenomen voor het doen van boodschappen. Dit is echter in Purmerend altijd algemeen gebruikelijk geweest. Voor het opstellen/inruimen van boodschappen zijn er geen wijzigingen t.o.v. oude richtlijn.
Boodschappen
boodschappenlijst opstellen boodschappen inruimen Max. totaal per week
5 of 10 5 of 10 15 Er is geen verandering t.o.v. oude richtlijn.
Broodmaaltijd klaarzetten broodmaaltijd per keer afruimen/afwassen broodmaaltijd per keer Max. totaal per keer Max. totaal per week
5 10 15 105
In de oude richtlijn is tijd opgenomen voor het bereiden van maaltijden. In Purmerend is de maaltijdservice echter altijd algemeen gebruikelijk geweest. Voor het opwarmen/klaarzetten van de warme maaltijd word in de nieuwe richtlijn 5 minuten meer per keer (35 minuten per week) gehanteerd.
Warme maaltijd
opwarmen/klaarzetten avondeten per keer
10
afruimen/afwassen warme maaltijd per keer
10
Max. totaal per keer Max. totaal per week
20 140
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
39
Licht huishoudelijk werk in woning met 1 of 2 slaapkamer(s) 1of 2 persoons opruimen/afwassen interieur hoog interieur op middelhoogte, inclusief bed opmaken interieur laag
Licht huishoudelijk werk in woning met 3 slaap- kamers 1 of 2 persoons 15 10 10
opruimen/afwassen interieur hoog interieur op middelhoogte, inclusief bed opmaken
15 15 15
10
interieur laag
15
45
60 T.o.v de oude richtlijn een vermindering van 15 minuten in het geval van woning met 1 of 2 slaapkamer(s)
Zwaar huishoudelijk werk in woning met 1 of 2 slaapkamer(s) 1-persoons
Zwaar huishoudelijk werk in woning met 1 of 2 slaapkamer(s) 2-persoons
Stofzuigen woonkamer/nat afnemen (inclusief halletje, keuken en toilet)
15
Stofzuigen/nat afnemen woonkamer (inclusief halletje, keuken en toilet)
15
stofzuigen/nat afnemen (slaap)kamer(s) (inclusief badkamer)
15
stofzuigen (slaap)kamer(s) inclusief badkamer
15
Nat schoonmaken keuken Nat schoonmaken badkamer Nat schoonmaken toilet
15 20 10
Nat schoonmaken keuken Nat schoonmaken badkamer Nat schoonmaken toilet
15 20 10
Bed verschonen Binnenkant ramen zemen
10 5
Bed verschonen Binnenkant ramen zemen
10 5 30
90
Meerhulp 2e persoon Totaal
Totaal
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
120
40
Zwaar huishoudelijk werk in woning met 3 slaapkamers 1-persoons
Zwaar huishoudelijk werk in woning met 3 slaapkamers 2-persoons
Stofzuigen/nat afnemen woonkamer (inclusief halletje, keuken en toilet)
15
Stofzuigen/nat afnemen woonkamer (inclusief halletje, keuken en toilet)
15
stofzuigen/nat afnemen (slaap)kamers (inclusief badkamer)
25
stofzuigen/nat afnemen (slaap)kamers (inclusief badkamer)
25
stofzuigen trappenhuis (eengezinswoning)
15
stofzuigen trappenhuis (eengezinswoning)
15
Nat schoonmaken keuken Nat schoonmaken badkamer Nat schoonmaken toilet
15 20 10
Nat schoonmaken keuken Nat schoonmaken badkamer Nat schoonmaken toilet
15 20 10
Bed verschonen Binnenkant ramen zemen
10 10
Bed verschonen Binnenkant ramen zemen
10 10
Meerhulp 2e persoon
30
120
150 Geen verandering in situatie van alleenstaande in woning met 1 of 2 slaapkamer(s). Vermindering van 60 minuten in situatie van 2 persoonshuishouden in woning met 1of 2slaapkamer(s)
Vermindering van 60 minuten in situatie van 1 persoonshuishouden in woning met 3 slaapkamers.
Vermindering van 30 minuten in situatie van 2 persoonshuishouden in swoning met 3 slaapkamers.
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
41
Wasverzorging met droger 1 persoons
sorteren en inladen overladen in de droger was uit de droger halen was opvouwen en strijken
Wasverzorging zonder droger 1 persoons
5 5 5 30 45
Wasverzorging met droger 2 persoons
sorteren en inladen was ophangen was afhalen was opvouwen en strijken
5 15 10 30 60
Wasverzorging zonder droger 2 persoons
sorteren en inladen overladen in de droger was uit de droger halen was opvouwen en strijken
5 5 5 30
sorteren en inladen was ophangen was afhalen was opvouwen en strijken
5 15 10 30
Meerhulp 2e persoon
30
Meerhulp 2e persoon
30
75
90
Vermindering van 15 minuten in het geval van het gebruik van een droger.
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
42
Verzorging en/of tijdelijke opvang van kinderen
Is al gedetailleerd in richtlijn beschreven.
Geen wijziging t.o.v. oude richtlijn
Organisatie van het huishouden (als er sprake is van een regieprobleem)
Is al gedetailleerd in richtlijn beschreven.
Geen wijziging t.o.v. oude richtlijn
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
43
Bijlage 2 De ICF: FUNCTIES (bron: http://www.rivm.nl/who-fic/ICD-O-3.htm) Hoofdstuk 1 Mentale functies.
Hoofdstuk 3 Stem en spraak
Algemene mentale functies. Bewustzijn Oriëntatie Intellectuele functies Globale psychosociale functies Temperament en persoonlijkheid Energie en driften Slaap Algemene mentale functies, anders gespecificeerd en niet gespecificeerd
Stem Articulatie Vloeiendheid en ritme van spreken Alternatieve vormen van stemgebruik Stem en spraak, anders gespecificeerd Stem en spraak, niet gespecificeerd
Specifieke mentale functies. Aandacht Geheugen Psychomotorische functies Stemming Perceptie Denken Hogere cognitieve functies Mentale functies gerelateerd aan taal Mentale functies gerelateerd aan rekenen Bepalen sequentie bij complexe bewegingen Ervaren van zelf en tijd Specifieke mentale functies, anders gespecificeerd en niet gespecificeerd Mentale functies, anders gespecificeerd Mentale functies, niet gespecificeerd
Functies van hart en bloedvatenstelsel Hartfuncties Functies van bloedvaten Bloeddruk Functies van hart en bloedvatenstelsel, anders gespecificeerd en niet gespecificeerd
Hoofdstuk 2 Sensorische functies en pijn Visuele en verwante functies. Visuele functies Functies van aan oog verwante structuren Gewaarwordingen van oog en verwante structuren Visuele en verwante functies, anders gespecificeerd en niet gespecificeerd
Hoofdstuk 4 Functies van hart en bloedvatenstelsel. Hematologisch systeem, afweersysteem en ademhalingsstelsel
Functies van hematologisch systeem en afweersysteem Functies van hematologisch systeem Functies van afweersysteem Functies van hematologisch systeem en afweersysteem, anders gespecificeerd en niet gespecificeerd Functies van ademhalingsstelsel Ademhaling Functies van ademhalingsspieren Functies van ademhalingsstelsel, anders gespecificeerd en niet gespecificeerd
Andere functies en gewaarwordingen van hart en bloedvatenstelsel en ademhalingsstelsel Andere ademhalingsfuncties Inspanningstolerantie Gewaarwordingen gepaard gaande met cardiovasculaire en respiratoire functies Andere functies en gewaarwordingen van hart en Hoorfuncties en vestibulaire functies Hoorfuncties bloedvatenstelsel en ademhalingsstelsel, anders Vestibulaire functies gespecificeerd en niet gespecificeerd Gewaarwordingen gepaard gaande met hoorfuncties en Functies van hart en bloedvatenstelsel, hematologisch vestibulaire functies systeem, afweersysteem en ademhalingsstelsel, anders Hoorfuncties vestibulaire functies, anders gespecificeerd gespecificeerd en niet gespecificeerd Functies van hart en bloedvatenstelsel, hematologisch systeem, afweersysteem en ademhalingsstelsel, niet gespecificeerd Andere sensorische functies Smaak Reuk Hoofdstuk 5 Functies van spijsverteringsstelsel, Propriocepsis metabool stelsel en hormoonstelsel Tast Sensorische functies verwant aan temperatuur en Opname van voedsel andere stimuli Vertering Andere sensorische functies, anders gespecificeerd en Assimilatie niet gespecificeerd Defecatie Handhaving lichaamsgewicht Gewaarwordingen verband houdend met Pijn Pijngewaarwording spijsverteringsstelsel Pijngewaarwording, anders gespecificeerd en niet Functies van spijsverteringsstelsel, anders gespecificeerd gespecificeerd en niet gespecificeerd Sensorische functies en pijn, anders gespecificeerd Sensorische functies en pijn, niet gespecificeerd.
Functies van metabool stelsel en hormoonstelsel Algemene metabole functies Water-, mineraal- en elektrolytenbalans Thermoregulatoire functies Functies van endocriene klieren Functies van metabool stelsel en hormoonstelsel, anders gespecificeerd en niet gespecificeerd Functies van spijsverteringsstelsel, metabool stelsel en hormoonstelsel, anders gespecificeerd Functies van spijsverteringsstelsel, metabool stelsel en hormoonstelsel, niet gespecificeerd Hoofdstuk 6 Functies van urogenitaal stelsel en reproductieve functies Functies gerelateerd aan urine Productie en opslag van urine Functies gerelateerd aan urinelozing Gewaarwordingen gepaard gaande met urinelozing Functies gerelateerd aan urine, anders gespecificeerd en niet gespecificeerd
Hoofdstuk 8 Functies van huid en verwante structuren Functies van de huid Beschermende functies van huid Herstelfuncties van huid Andere functies van huid Gewaarwording verband houdend met huid Functies van huid, anders gespecificeerd en niet gespecificeerd Functies van haren en nagels Functies van haar Functies van nagels Functies van haren en nagels, anders gespecificeerd en niet gespecificeerd Functies van huid en verwante structuren, anders gespecificeerd Functies van huid en verwante structuren, niet gespecificeerd
Genitale en reproductieve functies Seksuele functies Functies gerelateerd aan menstruatie Functies gerelateerd aan voortplanting Gewaarwordingen gepaard gaande met genitale en reproductieve functies Genitale en reproductieve functies, anders gespecificeerd en niet gespecificeerd Functies van urogenitaal stelsel en reproductieve functies, anders gespecificeerd Functies van urogenitaal stelsel en reproductieve functies, niet gespecificeerd Hoofdstuk 7 Functies van bewegingssysteem en aan beweging verwante functies Functies van gewrichten en botten Mobiliteit van gewrichten Stabiliteit van gewrichten Mobiliteit van botten Functies van gewrichten en botten, anders gespecificeerd en niet gespecificeerd Spierfuncties Spiersterkte Spiertonus Spieruithoudingsvermogen Spierfuncties, anders gespecificeerd en niet gespecificeerd Bewegingsfuncties Motorische reflexfuncties Onwillekeurige bewegingsreacties Controle van willekeurige bewegingen Onwillekeurige bewegingen Gangpatroon Gewaarwordingen verband houdend met spieren en bewegingsfuncties Bewegingsfuncties, anders gespecificeerd en niet gespecificeerd Functies van bewegingssysteem en aan beweging verwante functies, anders gespecificeerd Functies van bewegingssysteem en aan beweging verwante functies, niet gespecificeerd
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
45
Bijlage 3 De ICF: ACTIVITEITEN EN PARTICIPATIE (bron: http://www.rivm.nl/who-fic/ICD-O-3.htm) Hoofdstuk 1 Leren en toepassen van kennis Doelbewust gebruiken van zintuigen Gadeslaan Luisteren Doelbewust gebruiken van andere zintuigen Doelbewust gebruiken van zintuigen, anders gespecificeerd en niet gespecificeerd Basaal leren Nadoen Herhalen Leren lezen Leren schrijven Leren rekenen Ontwikkelen van vaardigheden Basaal leren, anders gespecificeerd en niet gespecificeerd Toepassen van kennis Richten van aandacht Denken Lezen Schrijven Rekenen Oplossen van problemen Besluiten nemen Toepassen van kennis, anders gespecificeerd en niet gespecificeerd Leren en toepassen van kennis, anders gespecificeerd Leren en toepassen van kennis, niet gespecificeerd Hoofdstuk 2 Algemene taken en eisen Ondernemen van enkelvoudige taak Ondernemen van meervoudige taken Uitvoeren van dagelijkse routinehandelingen Omgaan met stress en andere mentale eisen Algemene taken en eisen, anders gespecificeerd Algemene taken en eisen, niet gespecificeerd Hoofdstuk 3 Communicatie Communiceren - begrijpen Begrijpen van gesproken boodschappen Begrijpen van non-verbale boodschappen Begrijpen van formele gebarentaal Begrijpen van geschreven boodschappen Communiceren - begrijpen, anders gespecificeerd en niet gespecificeerd Communiceren zich uiten Spreken Zich non-verbaal uiten Zich uiten via formele gebarentaal Schrijven van boodschappen Communiceren - zich uiten, anders gespecificeerd en niet gespecificeerd Conversatie en gebruik van communicatie-apparatuur en technieken Converseren Bespreken Huishoudelijke taken Bereiden van maaltijden
Gebruiken van communicatieapparatuur en -technieken Communicatie, anders gespecificeerd Communicatie, niet gespecificeerd Hoofdstuk 4 Mobiliteit Veranderen en handhaven van lichaamshouding Veranderen van basale lichaamshouding Handhaven van lichaamshouding Uitvoeren van transfers Veranderen en handhaven van lichaamshouding, anders gespecificeerd en niet gespecificeerd Dragen, verplaatsen en manipuleren van iets of iemand Optillen en meenemen Verplaatsen van iets of iemand met onderste extremiteiten Nauwkeurig gebruiken van hand Gebruiken van hand en arm Dragen, verplaatsen en manipuleren van iets of iemand, anders gespecificeerd en niet gespecificeerd Lopen en zich verplaatsen Lopen Zich verplaatsen Zich verplaatsen tussen verschillende locaties Zich verplaatsen met speciale middelen Lopen en zich verplaatsen, anders gespecificeerd en niet gespecificeerd Zich verplaatsen per vervoermiddel Gebruiken van vervoermiddel Besturen Rijden op dieren als vervoermiddel Zich verplaatsen per vervoermiddel, anders gespecificeerd en niet gespecificeerd Mobiliteit, anders gespecificeerd Mobiliteit, niet gespecificeerd Hoofdstuk 5 Zelfverzorging Zich wassen Verzorgen van lichaamsdelen Zorgdragen voor toiletgang Zich kleden Eten Drinken Zorgdragen voor eigen gezondheid Zelfverzorging, anders gespecificeerd Zelfverzorging, niet gespecificeerd Hoofdstuk 6 Huishouden Verwerven van benodigdheden Verwerven van woonruimte Verwerven van goederen en diensten Verwerven van benodigdheden, anders gespecificeerd en niet gespecificeerd
Hoofdstuk 9 Maatschappelijk, sociaal en burgerlijk leven
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
46
Huishoudelijke taken, anders gespecificeerd en niet gespecificeerd Huishouden doen
Verzorgen van wat bij huishouden behoort en assisteren van andere personen Verzorgen van wat bij huishouden behoort Assisteren van andere personen Verzorgen van wat bij huishouden behoort en assisteren van andere personen, anders gespecificeerd en niet gespecificeerd Huishouden, anders gespecificeerd Huishouden, niet gespecificeerd
Maatschappelijk leven Recreatie en vrije tijd Religie en spiritualiteit Mensenrechten Politiek en burgerschap Maatschappelijk, sociaal en burgerlijk leven, anders gespecificeerd Maatschappelijk, sociaal en burgerlijk leven, niet gespecificeerd.
Hoofdstuk 7 Tussenmenselijke interacties en relaties Algemene tussenmenselijke interacties Basale tussenmenselijke interacties Complexe tussenmenselijke interacties Omgaan met onbekenden Formele relaties Informele sociale relaties Familierelaties Intieme relaties Bijzondere tussenmenselijke relaties, anders gespecificeerd en niet gespecificeerd Tussenmenselijke interacties en relaties, anders gespecificeerd Tussenmenselijke interacties en relaties, niet gespecificeerd Hoofdstuk 8 Belangrijke levensgebieden Informele opleiding Voorschoolse opleiding Schoolse opleiding Beroepsopleiding Hogere opleiding Opleiding, anders gespecificeerd en niet gespecificeerd Beroep en werk Werkend leren Verwerven, behouden en beëindigen van werk Betaald werk Onbetaald werk Beroep en werk, anders gespecificeerd en niet gespecificeerd Economisch leven Basale financiële transacties Complexe financiële transacties Economische zelfstandigheid Economische leven, anders gespecificeerd en niet gespecificeerd Belangrijke levensgebieden, anders gespecificeerd Belangrijke levensgebieden, niet gespecificeerd
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012
47