Belastingdienst
>
Telefoon (0800) 0543 Antwoordnummer 20070
6400 XT Heerlen Datum
19 juli 2013 Bedrijfsnaam BV V/h Voorbeeld NV A.B. van Lange Achternaam Woonadresstraat 123 1234 AB AMSTERDAM
. . . . . . . . . . . . .
Kenmerk 1
GBVnr: Xxx/000/xxx Kenmerk 2
LH nummer 1234.56.789L0X Naam inhoudingsplichtige:
Betreft
Pseudo-eindheffing hoge lonen Geachte heer/mevrouw, Onlangs kreeg ik ter behandeling uw bezwaarschrift tegen de (afdracht van) pseudo-eindheffing voor hoge lonen, ook wel de crisisheffing genoemd. Ik heb u een ontvangstbevestiging gestuurd, waarin ik tevens heb gevraagd om uw akkoord op een beperkt uitstel voor de beslissing op uw bezwaar. Nu wil ik u informeren over de mogelijkheid om gebruik te maken van een vaststellingsovereenkomst. Wat dat betekent staat beschreven in de bijlage.
Indien u akkoord gaat met de vaststellingsovereenkomst, verzoek ik u uitsluitend de vaststellingsovereenkomst volledig ingevuld en ondertekend binnen drie weken na dagtekening van deze brief terug te sturen. Indien u niet akkoord gaat met de vaststellingsovereenkomst, verzoek ik u uitsluitend deze brief volledig ingevuld en ondertekend binnen drie weken na dagtekening terug te sturen. Ik verzoek u gebruik te maken van de bijgevoegde retourenveloppe.
Hoogachtend, Namens de inspecteur,
P.N Kruyswijk
0
Ik kies niet voor de vaststellingsovereenkomst en ik wil een uitspraak op mijn bezwaarschrift. Datum:
Handtekening:
Naam:
In uw antwoord datum en kenmerk van deze brief vermelden
2
Bijlage Toelichting vaststellingsovereenkomst Inleiding De Belastingdienst wil de indieners van de crisisheffingsbezwaren de mogelijkheid bieden om gebruik te maken van een vaststellingsovereenkomst. Onder voorwaarden ben ik bereid uw bezwaarschrift aan te houden totdat in hoogste rechterlijke instantie over een met uw zaak vergelijkbare zaak is beslist. Deze mogelijkheid is mede tot stand gekomen als gevolg van overleg met vertegenwoordigers van verschillende koepelorganisaties van fiscaal dienstverleners, het zogenoemde beconoverleg. Ik raad u aan zorgvuldig af te wegen of u akkoord wilt gaan met het voorstel en geef u in overweging hierover ook met uw adviseur te overleggen. Voor- en nadelen van de vaststellingsovereenkomst Voor u kunnen mogelijk voor- en/of nadelen verbonden zijn aan de vaststellingsovereenkomst. Bijvoorbeeld: Veel werkgevers hebben bezwaar gemaakt tegen de crisisheffing. Een groot deel van die werkgevers noemt dezelfde of vergelijkbare argumenten in hun bezwaarschriften. Het is efficiënt als slechts enkele van die zaken aan de rechter worden voorgelegd, waarbij toch alle argumenten aan bod komen. U hoeft niet of nauwelijks extra kosten te maken of extra werkzaamheden te verrichten voor het verder doorlopen van bezwaar- en beroepsprocedures, als u voor de vaststellingsovereenkomst kiest. Als u voor deze vaststellingsovereenkomst kiest, dan zullen de individuele feiten en omstandigheden van uw geval niet worden meegewogen. Als u deze in uw bezwaarschrift heeft opgenomen, doet u definitief en onvoorwaardelijk afstand van deze argumenten door ondertekening van de vaststellingsovereenkomst. Mogelijk is dit voor u een nadeel. Voor veel werkgevers/inhoudingsplichtigen zal de keuze tussen wel of geen vaststellingsovereenkomst neerkomen op een kosten/batenanalyse. Uw veronderstelde kans op succes in bezwaar en/of beroep en het daarmee gepaard gaande financiële belang kunt u afzetten tegen de extra kosten en extra werkzaamheden die bezwaar en/of beroep vergen. Ik wil benadrukken dat u vrij bent een keuze te maken voor de vaststellingsovereenkomst of voortzetting van de bezwaarprocedure. Wel is het zo dat als u de keuze voor een vaststellingsovereenkomst aan mij kenbaar hebt gemaakt, die keuze definitief is. Bezwaren tegen de crisisheffing De bezwaren tegen de crisisheffing vallen voor mij uiteen in twee categorieën. Categorie 1 Er is één categorie waarin vele verschillende geschilpunten zijn te vatten, zoals onder andere: · Loonbelastingtechnische bezwaren; · Bezwaren tegen de veronderstelde terugwerkende kracht, zonder de toets of de crisisheffing voor u mogelijk leidt tot een individuele, excessieve en disproportionele last; · Bezwaren tegen de veronderstelde discriminatie ten opzichte van andere belastingplichtigen die geen crisisheffing zijn verschuldigd. Dit betreffen alle geschilpunten, die zijn terug te voeren op zuivere rechtsvragen, zonder dat sprake is van individuele omstandigheden bij u, die bij de beantwoording van de rechtsvragen een rol spelen. Voor deze categorie formuleer ik hieronder een voorstel voor een vaststellingsovereenkomst. De zuivere rechtsvragen heb ik, na de paragraaf ‘Voorstel’, limitatief opgesomd. Categorie 2 Daarnaast is er een categorie bezwaren die een aanvullend argument kennen, dus naast de hiervoor genoemde categorie. Daarbij wordt gesteld dat sprake is van schending van art. 1 Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) omdat sprake zou zijn van een zogenoemde ‘individual excessive burden’. Dit betekent dat belanghebbende stelt dat de crisisheffing
3
in zijn individuele en specifieke situatie een excessieve en disproportionele last vormt. Ofschoon ook deze grief de toepassing van het recht betreft, zijn voor de uitkomst de individuele omstandigheden van de (rechts)persoon dan wel de inhoudingsplichtige, beslissend. Het is daarom voor mij niet mogelijk om de uitkomst van een gerechtelijke procedure in een dergelijk specifiek geval representatief te achten voor alle andere gevallen. Voor deze categorie zal ik daarom geen voorstel voor een vaststellingsovereenkomst doen. Doet u een beroep op dit argument dan kunt u na de beslissing op uw bezwaar afwegen of u verder procedeert. Wanneer u toch gebruik wilt maken van de vaststellingsovereenkomst, is dit alleen mogelijk als u dit argument onvoorwaardelijk en onherroepelijk intrekt en het daarmee buiten geschil is. Voorstel Ik ben voornemens in samenspraak met de betrokken belanghebbenden en koepelorganisaties bezwaren uit categorie 1 (de zuivere rechtsvragen) voor te laten leggen aan de rechter (meerdere proefprocedures voor verschillende rechtbanken en uiteindelijk tot de hoogste rechterlijke instantie). Als in uw geval sprake is van een bezwaar uit categorie 1 (u hebt dus geen grieven gesteld die zijn gebaseerd op de stelling dat de crisisheffing voor u een ‘individuele excessieve en disproportionele last’ (‘individual excessive burden’) vormt), dan kunt u er voor kiezen de gerechtelijke procedure niet zelf te doorlopen. De beslissing in de met uw bezwaar vergelijkbare proefprocedure zal dan mede op uw bezwaar van toepassing zijn. Dat betekent dat ik de behandeling van uw bezwaar zal aanhouden totdat in hoogste rechterlijke instantie is beslist in de desbetreffende proefprocedures. Daarna zal ik uw bezwaar binnen een redelijke termijn, overeenkomstig die hoogste rechterlijke beslissing, afhandelen. Dit betekent wel dat u onvoorwaardelijk afziet van uw recht op beroep. Zuivere rechtsvragen In de categorie 1 bezwaarschriften gaat het om de volgende rechtsvragen: I.
Loonbelastingtechnische aspecten a. De crisisheffing kan niet worden geheven, omdat de Wet op de loonbelasting 1964 (verder: Wet LB) hiertoe de mogelijkheid niet heeft geopend: I. Hoofdstuk IV van de Wet LB (wijze van heffing), bevat geen bepaling over de wijze van heffing van de pseudo-eindheffing (en daarmee de crisisheffing); II. Artikel 32bd Wet LB is onverbindend ten aanzien van gewezen inhoudingsplichtigen, omdat in artikel 1 Wet LB slechts wordt gesproken over de ‘inhoudingsplichtige’ en niet over de ‘gewezen inhoudingsplichtige’ als het subject van heffing. De Wet LB biedt derhalve geen grond om het heffingsrecht uit te breiden naar gewezen inhoudingsplichtigen; III. Artikel 32bd Wet LB is onverbindend omdat artikel 1 Wet LB – dat het bereik van de loonbelasting aangeeft – niet toestaat dat ter zake van één en hetzelfde loonbestanddeel loonbelasting wordt geheven zowel ten laste van de werknemer als ten laste van de werkgever. IV. Artikel 10f, tweede lid van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 is onverbindend, omdat de Kroon met deze bepaling buiten zijn delegatiebevoegdheid van artikel 32bd, derde lid Wet LB is getreden. Deze delegatiebevoegdheid beperkt zich tot door de inhoudingsplichtige aan de werknemer verstrekt loon, en niet tot een uitbreiding van het begrip inhoudingsplichtige. b. De crisisheffing kan niet worden geheven over het loon van een aanmerkelijk belanghouder van een inhoudingsplichtige die op basis van artikel 12a Wet LB een loon geniet dat hoger is dan EUR 150.000 (argument uitsluitend van toepassing voor die zaken waarbij de werknemer onder de toepassing van art. 12a Wet LB valt).
II.
Strijd met artikel 1, eerste Protocol EVRM – terugwerkende kracht, zonder de toets of sprake is van een individuele, excessieve en disproportionele last. De crisisheffing is in strijd met artikel 1, eerste Protocol van het EVRM omdat deze heffing mogelijk terugwerkende kracht heeft die kan bestaan uit een of meer van de volgende elementen: a. Er wordt loon in de grondslag van de crisisheffing betrokken dat door één of meer werknemer(s) is genoten in 2012 en uiterlijk op een van de volgende data:
4
i. ii. iii. iv. v.
31 december 2012 (dag voordat de Wet LB wordt gewijzigd); 17 juli 2012 (plaatsing van de wet in het Staatsblad); 4 juni 2012 (aanbieding wetsvoorstel aan Tweede Kamer); 25 mei 2012 (aanbieding begrotingsakkoord aan Tweede Kamer); 26 april 2012 (begrotingsakkoord 2013 gesloten en aankondiging crisisheffing). Al het loon dat is genoten tussen 1 januari 2012 en de desbetreffende datum moet uit de grondslag van de crisisheffing worden verwijderd. b. Het feit dat de crisisheffing wordt geheven van inhoudingsplichtigen die voor 1 januari 2013 zijn opgehouden inhoudingsplichtig te zijn, levert voor hen een onrechtmatige ontneming van eigendom op, omdat artikel 32bd pas op 1 januari 2013 in werking is getreden, leidt deze heffing in deze situatie tot een niet te rechtvaardigen terugwerkende kracht. III.
Strijd met artikel 14 EVRM en artikel 26 IVBPR - gelijkheidsbeginsel a. De crisisheffing komt terecht bij inhoudingsplichtigen die loon uit tegenwoordige dienstbetrekking aan hun werknemers betalen en niet bij inhoudingsplichtigen die uitsluitend loon uit vroegere dienstbetrekking betalen. b. De crisisheffing wordt niet geheven van ondernemers of resultaatgenieters met een inkomen van meer dan EUR 150.000, noch van vennootschappen met een winstomvang van EUR 150.000 of meer. Hierdoor is feitelijk sprake van ongeoorloofde ongelijke behandeling van feitelijk gelijke gevallen waarvoor geen objectieve en redelijke rechtvaardigingsgrond aanwezig is. c. Als inhoudingsplichtigen hebben gekozen voor de toepassing van de werkkostenregeling en zij loonbestanddelen hebben aangewezen als eindheffingsbestanddeel, zijn zij hierover geen crisisheffing verschuldigd. Deze wijze van heffing mag niet leiden tot een andere grondslag dan als hiervoor niet is gekozen. d. Inhoudingsplichtigen die werknemers met een hoog loon het gehele jaar 2012 in dienst hebben gehad, worden ongelijk behandeld ten opzichte van werkgevers/inhoudingsplichtigen die werknemers een deel van het jaar in dienst hebben gehad, waarbij het loon van die werknemers op jaarbasis gelijk is aan het loon van de hiervoor vermelde werknemers, maar verdeeld is over twee of meer werkgevers/inhoudingsplichtigen. e. Werknemers die tevens een (aanmerkelijk) belang hebben in de werkgever/inhoudingsplichtige, worden in economisch opzicht harder geraakt door de crisisheffing dan werknemers zonder (aanmerkelijk) belang.
Andere mogelijke grieven dan hierboven aangegeven zijn niet in geschil en hebben, ook als daarvan wel sprake zou zijn, geen invloed op de uitspraak op uw bezwaar. Als u toch andere grieven aan de orde wilt stellen, kunt u geen gebruik maken van de vaststellingsovereenkomst en dient u individueel verder te gaan met uw bezwaarprocedure en eventueel beroep bij de rechter. Voorwaarden voor de vaststellingsovereenkomst U beperkt zich tot de hiervoor vermelde niet-individuele grieven tegen de crisisheffing en u hebt geen grieven tegen de crisisheffing die een individuele toetsing van de feiten noodzakelijk maakt. Voor zover u dergelijke grieven, die een individuele toetsing noodzakelijk maken heeft gesteld, worden deze grieven uitdrukkelijk en zonder voorbehoud geacht definitief te zijn ingetrokken door uw akkoordverklaring met de vaststellingsovereenkomst. Na uw akkoord kunt u geen nieuwe grieven en geschilpunten meer toevoegen aan uw bezwaar. Ter toelichting merk ik op dat dit onverlet laat dat u op reguliere wijze correctieberichten kunt indienen, voor zover deze correctieberichten geen betrekking hebben op het alsnog effecturen van bovengenoemde grieven. U gaat akkoord met het aanhouden van de beslissing op uw bezwaar totdat in de proefprocedures is beslist in hoogste rechterlijke instantie. Door ondertekening van deze vaststellingsovereenkomst legt u dit akkoord op aanhouden tevens zo uit, dat u daarmee voor die periode van aanhouden geen recht hebt op een eventuele immateriële
5
-
-
schadevergoeding wegens termijnoverschrijding. Als er recht bestaat op een proceskostenvergoeding, is deze gemaximeerd tot de in het Besluit proceskosten bestuursrecht daaraan toebedeelde € 235 (1 punt voor het indienen van het bezwaar). U ziet uitdrukkelijk en zonder enig voorbehoud af van uw recht op beroep bij de belastingrechter na de beslissing op uw bezwaar overeenkomstig de uitkomst van de met uw bezwaar vergelijkbare proefprocedure.
Kenbaar maken van uw keuze Indien u zich kunt vinden in dit voorstel en de voorwaarden die ik daaraan stel, verzoek ik u de bijgevoegde vaststellingsovereenkomst voor akkoord te ondertekenen en aan mij te retourneren. Daarom ontvangt u de vaststellingsovereenkomst in tweevoud. Indien u akkoord gaat, verzoek ik u de vaststellingsovereenkomst uiterlijk drie weken na dagtekening van deze brief aan mij voor akkoord getekend te retourneren. Als u niet kiest voor de vaststellingsovereenkomst Als u niet kiest voor de vaststellingsovereenkomst, zal ik de bezwaarprocedure verder doorlopen. Als u niet kiest voor de vaststellingsovereenkomst, wil ik u vragen om dit aan mij aan te geven. Uw keuze kunt u aangeven door een kopie van deze brief ingevuld en ondertekend binnen drie weken na dagtekening van de brief aan mij terug te sturen. Let op! U stuurt dus of de getekende vaststellingsovereenkomst of de getekende brief aan mij terug, maar niet beide. Ik verzoek u gebruik te maken van de bijgevoegde retourenveloppe.
6
Belastingdienst
>
Telefoon (0800) 0543 Antwoordnummer 20070
6400 XT Heerlen Datum
19 juli 2013 Bedrijfsnaam BV V/h Voorbeeld NV A.B. van Lange Achternaam Woonadresstraat 123 1234 AB AMSTERDAM
. . . . . . . . . . . . .
kenmerk 1
GBVnr: Xxx/000/xxx Kenmerk 2
LH nummer 1234.56.789L0X Naam inhoudingsplichtige:
Betreft
Vaststellingsovereenkomst pseudo eindheffing hoog loon
VASTSTELLINGSOVEREENKOMST 1
Partijen
1.1 Aan de ene kant: INHOUDINGSPLICHTIGE Hierna te noemen Partij A; 1.2 Aan de andere kant: Belastingdienst, namens de inspecteur, P.N. Kruyswijk Hierna te noemen Partij B; 1.3
Partij A en Partij B gezamenlijk te noemen: de “Partijen”.
2
Uitgangspunten
2.1
Hierbij verklaren Partijen dat zij ter stroomlijning van het fiscale geschil over de pseudoeindheffing voor hoge lonen, ook wel de crisisheffing genoemd, waarvan het heffingstijdstip 31 maart 2013 is, een vaststellingsovereenkomst wensen te sluiten (hierna: de Vaststellingsovereenkomst), zoals hierna is bepaald.
2.2
Partijen verklaren hierbij uitdrukkelijk en zonder voorbehoud een vaststellingsovereenkomst te hebben gesloten als bedoeld in artikel 900 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Bij deze vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van onzekerheid of geschil omtrent hetgeen tussen hen rechtens geldt, zich jegens elkaar aan een vaststelling daarvan.
2.3
Partijen erkennen en bevestigen door middel van ondertekening van deze Vaststellingsovereenkomst dat deze Vaststellingsovereenkomst op geen enkele wijze door dwaling, bedreiging, bedrog of door misbruik van omstandigheden, dan wel door onrechtmatig handelen tot stand is gekomen. Partijen doen voor zover rechtens mogelijk afstand van al hun rechten die de geldigheid of afdwingbaarheid van deze Vaststellingsovereenkomst zouden kunnen aantasten, waaronder begrepen het recht op (partiële) ontbinding, (partiële) vernietiging en wijziging van deze Vaststellingsovereenkomst.
7
3
Feiten en omstandigheden
3.1
In de Wet op de loonbelasting 1964 is een pseudo-eindheffing voor hoge lonen, ook wel crisisheffing genoemd, neergelegd.
3.2
Partij A heeft bezwaar aangetekend tegen (de afdracht op aangifte betreffende) deze pseudoeindheffing voor hoge lonen.
3.3
Partij B heeft Partij A een ontvangstbevestiging van het bezwaar gestuurd.
3.4
Partij B heeft op www.belastingdienst.nl gemeld een voorstel tot behandeling van de bezwaren tegen de pseudo-eindheffing voor hoge lonen te willen formuleren. Partij B heeft daarnaast met verschillende koepelorganisaties van fiscaal dienstverleners, de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB), het Register Belastingadviseurs (RB), de Samenwerkende Registeraccountants en Accountants-administratieconsulenten (SRA) en de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) enige gesprekken gevoerd ten kantore van de Belastingdienst, over de pseudo-eindheffing voor hoge lonen en de bezwaren daartegen.
3.5
Eén en ander heeft geleid tot het voorstel zoals geformuleerd in de begeleidende brief (inclusief bijlage met toelichting) bij deze Vaststellingsovereenkomst.
4
Geschillen en afspraken
4.1
Tussen Partijen bestaat een fiscaal geschil betreffende de pseudo-eindheffing voor hoge lonen, ook wel de crisisheffing genoemd, waarvan het heffingstijdstip 31 maart 2013 is.
4.2
Partij A heeft uitsluitend de navolgende grieven tegen de hiervoor genoemde pseudo-eindheffing voor hoge lonen: I. Loonbelastingtechnische aspecten a. De crisisheffing kan niet worden geheven, omdat de Wet op de loonbelasting 1964 (verder: Wet LB) hiertoe de mogelijkheid niet heeft geopend: I. Hoofdstuk IV van de Wet LB (wijze van heffing), bevat geen bepaling over de wijze van heffing van de pseudo-eindheffing (en daarmee de crisisheffing); II. Artikel 32bd Wet LB is onverbindend ten aanzien van gewezen inhoudingsplichtigen, omdat in artikel 1 Wet LB slechts wordt gesproken over de ‘inhoudingsplichtige’ en niet over de ‘gewezen inhoudingsplichtige’ als het subject van heffing. De Wet LB biedt derhalve geen grond om het heffingsrecht uit te breiden naar gewezen inhoudingsplichtigen; III. Artikel 32bd Wet LB is onverbindend omdat artikel 1 Wet LB – dat het bereik van de loonbelasting aangeeft – niet toestaat dat ter zake van één en hetzelfde loonbestanddeel loonbelasting wordt geheven zowel ten laste van de werknemer als ten laste van de werkgever; IV. Artikel 10f, tweede lid van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 is onverbindend, omdat de Kroon met deze bepaling buiten zijn delegatiebevoegdheid van artikel 32bd, derde lid Wet LB is getreden. Deze delegatiebevoegdheid beperkt zich tot door de inhoudingsplichtige aan de werknemer verstrekt loon, en niet tot een uitbreiding van het begrip inhoudingsplichtige. b. De crisisheffing kan niet worden geheven over het loon van een aanmerkelijk belanghouder van een inhoudingsplichtige die op basis van artikel 12a Wet LB een loon geniet dat hoger is dan EUR 150.000 (argument uitsluitend van toepassing voor die zaken waarbij de werknemer onder de toepassing van art. 12a Wet LB valt).
8
II. Strijd met artikel 1, eerste Protocol EVRM – terugwerkende kracht, zonder de toets of sprake is van een individuele, excessieve en disproportionele last De crisisheffing is in strijd met artikel 1, eerste Protocol van het EVRM omdat deze heffing mogelijk terugwerkende kracht heeft die kan bestaan uit een of meer van de volgende elementen: a. Er wordt loon in de grondslag van de crisisheffing betrokken dat door één of meer werknemer(s) is genoten in 2012 en uiterlijk op een van de volgende data: i. 31 december 2012 (dag voordat de Wet LB wordt gewijzigd); ii. 17 juli 2012 (plaatsing van de wet in het Staatsblad); iii. 4 juni 2012 (aanbieding wetsvoorstel aan Tweede Kamer); iv. 25 mei 2012 (aanbieding begrotingsakkoord aan Tweede Kamer); v. 26 april 2012 (begrotingsakkoord 2013 gesloten en aankondiging crisisheffing). Al het loon dat is genoten tussen 1 januari 2012 en de desbetreffende datum moet uit de grondslag van de crisisheffing worden verwijderd. b. Het feit dat de crisisheffing wordt geheven van inhoudingsplichtigen die voor 1 januari 2013 zijn opgehouden inhoudingsplichtig te zijn, levert voor hen een onrechtmatige ontneming van eigendom op, omdat artikel 32bd pas op 1 januari 2013 in werking is getreden, leidt deze heffing in deze situatie tot een niet te rechtvaardigen terugwerkende kracht. III. a.
b.
c.
d.
e.
Strijd met artikel 14 EVRM en artikel 26 IVBPR - gelijkheidsbeginsel De crisisheffing komt terecht bij inhoudingsplichtigen die loon uit tegenwoordige dienstbetrekking aan hun werknemers betalen en niet bij inhoudingsplichtigen die uitsluitend loon uit vroegere dienstbetrekking betalen. De crisisheffing wordt niet geheven van ondernemers of resultaatgenieters met een inkomen van meer dan EUR 150.000, noch van vennootschappen met een winstomvang van EUR 150.000 of meer. Hierdoor is feitelijk sprake van ongelijke behandeling van feitelijk gelijke gevallen waarvoor geen objectieve en redelijke rechtvaardigingsgrond aanwezig is. Als inhoudingsplichtigen hebben gekozen voor de toepassing van de werkkostenregeling en zij loonbestanddelen hebben aangewezen als eindheffingsbestanddeel, zijn zij hierover geen crisisheffing verschuldigd. Deze wijze van heffing mag niet leiden tot een andere grondslag dan als hiervoor niet is gekozen. Inhoudingsplichtigen die werknemers met een hoog loon het gehele jaar 2012 in dienst hebben gehad, worden ongelijk behandeld ten opzichte van werkgevers/inhoudingsplichtigen die werknemers een deel van het jaar in dienst hebben gehad, waarbij het loon van die werknemers op jaarbasis gelijk is aan het loon van de hiervoor vermelde werknemers, maar verdeeld is over twee of meer werkgevers/inhoudingsplichtigen; Werknemers die tevens een (aanmerkelijk) belang hebben in de werkgever/inhoudingsplichtige, worden in economisch opzicht harder geraakt door de crisisheffing dan werknemers zonder (aanmerkelijk) belang.
4.3
Partij A voert welbewust niet als grief aan dat sprake is van schending van art. 1 Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) omdat sprake zou zijn van een zogenoemde ‘individual excessive burden’. Dit zou zo zijn omdat de crisisheffing in zijn individuele en specifieke situatie naar zijn mening een excessieve en disproportionele last vormt. Ofschoon ook deze grief de toepassing van het recht betreft, zijn voor de uitkomst de individuele omstandigheden van de (rechts)persoon dan wel de inhoudingsplichtige, beslissend. Partij A voert deze grief dus niet aan en, voor het geval deze grief wel is aangevoerd, trekt Partij A deze grief, door ondertekening van deze Vaststellingsovereenkomst, onherroepelijk en definitief in.
4.4
Verder komen partijen overeen dat Partij A na ondertekening geen nieuwe geschilpunten, grieven en argumenten meer kan toevoegen aan het bezwaarschrift. Hierbij wordt opgemerkt dat
9
dit onverlet laat dat Partij A op andere gronden dan betreffende de pseudo-eindheffing voor hoge lonen, waarvan het heffingstijdstip 31 maart 2013 is, correctieberichten kan indienen. 4.5
Partij B houdt op verzoek van Partij A de beslissing op het bezwaar van Partij A aan, totdat is beslist in hoogste rechterlijke instantie. Door ondertekening van dit voorstel leggen partijen dit akkoord op aanhouden tevens zo uit dat daarmee voor die periode van aanhouden geen recht bestaat op een eventuele immateriële schadevergoeding wegens termijnoverschrijding.
4.6
Als er in verband met een tegemoetkoming aan het bezwaar recht bestaat op een proceskostenvergoeding, dan is deze overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht gemaximeerd tot de daaraan toebedeelde € 235 (1 punt voor het indienen van het bezwaar).
4.7
De beslissing in de met het bezwaar van Partij A vergelijkbare proefprocedure zal mede op Partij A van toepassing zijn. Partij B zal binnen een redelijke termijn, overeenkomstig de hoogste rechterlijke beslissing zoals bedoeld in onderdeel 4.5, het bezwaar van Partij A afhandelen. Partij A kan tegen die beslissing op bezwaar geen beroep instellen.
5
Termijn van beraad
5.1
Partij A verklaart dat aan hem gedurende het verloop van de onderhandelingen die hebben geleid tot deze Vaststellingsovereenkomst, alsmede met betrekking tot het sluiten van deze Vaststellingsovereenkomst een redelijke termijn is geboden voor beraad, het raadplegen van zijn/haar adviseur(s) en het inwinnen van (fiscaal-) juridisch advies.
6
Afstand van rechtsmiddelen
6.1
Partij A doet ter zake van het in deze Vaststellingsovereenkomst geregelde fiscale geschil en de daarmee samenhangende grieven die hun grondslag vinden in de feiten als hiervoor bedoeld, uitdrukkelijk en zonder enig voorbehoud afstand van het recht op beroep bij de belastingrechter.
6.2
Partij A doet, voor het geval al sprake zou kunnen zijn van enige aansprakelijkheid van de Staat der Nederlanden en/of (medewerkers van) de Belastingdienst, hierbij uitdrukkelijk en zonder enig voorbehoud afstand van het recht om in of buiten rechte een vergoeding van schade, rente en dergelijke te vorderen.
Aldus getekend op ..-..-2013, te PLAATS Partij A: INHOUDINGSPLICHTIGE NAAM ONDERTEKENAAR FUNCTIE ONDERTEKENAAR
Aldus getekend op 19 juli 2013, te Amersfoort Partij B: Belastingdienst Namens de inspecteur
P.N. Kruyswijk