HGMK Ledenbulletin 10, 1983
- 1 -
Redactie-adres:
Ledenbulletin nummer 10
Waa Is t raa t 104 1946 RH Beverwijk
juni 1983
Aan de leden. In dit ledenbulletin zet de heer J. van der Linden de serie over Rooswijk, Westerwijk en Westerhout voort met een beschrijving van Westerwijk. Aan het bestaan van een huis Westerwijk is door sommigen getwijfeld, door nader archief onderzoek en bestudering van oude kaarten heeft de heer van der Linden aangetoond dat Westerwijk wel degelijk heeft bestaan. Het tweede artikel in dit bulletin is van de hand van de heer J. Blok. Anders dan de titel "Milieuzorg in het verleden" wellicht doet vermoeden, geeft het een beschrijving van hetgeen één van de redenen was voor de samenvoeging van de gemeenten Beverwijk en Wijk aan Zee en Duin in 1936, namelijk de aanleg van een rioolstelsel. De foto's bij dit artikel zijn beschikbaar gesteld door de heer C. Koelemey. Beide auteurs zijn wij erkentelijk voor hun bijdragen. Reacties ontvangen zij graag; hun adressen zijn aan het eind van de artikelen vermeld. Wij wensen u veel genoegen bij het lezen van dit lade ledenbulletin.
Openingstijden Kennemer Oudheidkamer, Scheybeek, Velserweg 2, Beverwijk In feb rua r l van dit jaa ris op Scheybeek de grote benedenzaa I besch i kbaa r gekomen voor de Kennemer Oudheidkamer. In de afgelopen maanden is het bestuur bezig geweest de diverse ruimten gedeeltelijk opnieuw in te richten; daarom is de Oudheidkamer enige tijd voor het publiek gesloten geweest. Hoewel de inrichting nog niet voltooid is - aan één en ander zijn nogal wat kosten verbonden - ligt het in de bedoeling de Kennemer Oudheidkamer begin juli weer open te stellen. De openingstijden zullen dan zijn: woensdag, donderdag en zondag van 14.00 tot 16.30 uur. Na afspraak met de beheerder, de heer P.J. van Gijn, bestaat voor groepen ook de mogelijkheid op andere tijden de Oudheidkamer te bezoeken. Het adres van de heer van Gijn is: Adigestraat 122, Beverwijk, telefoon 02510 - 35242.
Mededeling van de penningmeester De leden van het Historisch Genootschap Midden-Kennemerland die de contributie over 1983 (en soms 1982) nog niet hebben betaald, treffen hierbij een acceptgi rokaa rt aan. De minimum contributie bedraagt f 7,50. Het gironummer van de penningmeester is 224943 te Beverwijk.
HGMK Ledenbulletin 10, 1983
- 2 -
1.
De voormalige buitenplaatsen Rooswijk en Westerwijk Ten vervolge op het artikel over de buitenplaats Rooswijk, verschenen in het Ledenbulletin nummer 8, van december 1981, treft men hier een bijdrage aan over Westerwijk. Dit is een vrijwel onbekende hofstede, zoals de buitenplaatsen in de 17e en 18e eeuw genoemd werden. Men heeft zelfs wel gemeend dat er nooit een buitenverblijf Westerwijk heeft bestaan, dit op grond van enkele vermeende aanwijzingen. G. Voet, die in 1943 over enkele voormalige buitenverbl ijven enkele artikelen schreef, verwarde Westerwijk met Zuiderwijck, dat aan de Velserweg te Beverwijk heeft gelegen. Er is dus de nodige verwarring rond Westerwijk ontstaan, geheel ten onrechte, zoals uit het navolgende moge bI ijken. Omdat Westerwijk niet alleen veel banden heeft gehad met Rooswijk. maar ook met Westerhout, za! een derde artikel over laatstgenoemde hofstede gaan, waarbij veel tot nu toe nimmer gepubliceerde gegevens vermeld kunnen worden. Westerwi jk Ter plaatse van het latere herenhuis Westerwijk ziet men reeds op de kaart die Johannes van Swieten, "geswooren landtmeeter" in 1661 vervaardigde van de duinstreek tussen Heemskerk en Velsen een huis getekend. Van Swieten gaf op zijn interessante kaart niet de namen van de huizen aan, maar wel die van de eigenaars. Bij de eenvoudige boerenwoningen vermeldde hij de namen zonder meer, maar voor de namen van de eigenaars van de buitenplaatsen zette hij "mijnheer". Zo staat er bij Rooswijk "mijnheer Guldewagen" genoteerd, en bij het noordel ijk daarvan gelegen Westerwijk slechts "Arijs Franse". Daar de landmeter dit onderscheid konsekwent heeft volgehouden, weten wij welke behuizingen in 1661 geen deel uitmaakten van een hofstede, en weten wij wie er toen woonden. Ook Dou geeft op zijn kaart ter plaatse van Westerwijk een huis in 1680, maar bij hem ontbreken alle namen. Op de kaart van 1661 ziet men direct ten noorden van de woning van Arijs Franse een waterloop, de Scheibeek, en ten noorden daarvan staan de namen van Gerrit Jeroens en Lauwerens Wouterse. Laatstgenoemde zullen wij nog ontmoeten in het artikel over Westerhout. Dan, weer gescheiden door een beek, ziet men op de kaart de "plantagie van mijnheer Coymans", dus Westerhout. Bestudeert men de ligging van het huis van Arijs Franse, dan ziet men dat de later gegraven vijver en het speelhuis van Westerwijk, waarvan de aanwezigheid door bodemonderzoek is vastgesteld, ten oosten van de plaats waar Arijs woonde, moet worden gesitueerd. Dit verklaart waarom de pogingen, in 1961 gedaan door de Archeologische werkgroep Hoogovens, om de resten van een huis Westerwijk te vinden, vruchteloos bleven. Men groef namelijk ten oosten van de voormalige vijver daarnaar. Dit negatief resultaat, gevoegd bij het feit dat De Leth in "Zegepralent KennemerIant" wel de fraaie vijverpartij met het speelhuisje, maar geen herenhuis afbeeldde, deed de mening postvatten dat er nooit een herenhuis Westerwijk heeft bestaan. Wel werden naast restanten van de vijverbeschoeiing en het speelhuisje aan de westzijde daarvan veel puinglas- en aardewerkvondsten gedaan, maar men nam aan dat dit afvalputten van de bewoners van Rooswijk betroffen. Men beschouwde, en dit ten onrechte, zoals in het verhaal over Rooswijk is aangetoond, Pieter Pels als de bouwer van een nieuw huis op Rooswijk, zoals ook mr. H.J.J. Scholtens dit vermeldde in zijn "Uit het verleden van MiddenKennemerland". En, meende men, Pels had als stichter van dit huis Rooswijk vanzelfsprekend geen behoefte aan de bouw van een herenhuis op Westerwijk, omdat dit in de onmiddellijke omgeving zou zijn gelegen. In deze opvatting gesteund door de omstandigheid dat het bodemonderzoek geen herenhuis op Westerwijk· had aangetoond, schreef H.J. Calkoen in het februarinummer 1962 van het tijdschrift Noordholland o.m.: "Het is dus zeer twijfel-
HGMK Ledenbulletin 10, 1983
- 3 -
Voorkant van de duinen zuidelijk van het Heemskerkerduin Johannes van Swieten, 1661; fragment. Let op noordpijl. Den Haag. HGMKAlgemeen Ledenbulletin Rijksarchief 10, 1983
- 4-
(~{. ::,,0/
mi
d~.W ~ /Id~'/'?fi-d'!"lf' 1".''('1'' IA',,-U';'f'l? '7!~I(./r..!/f·Y;tè , .
At'//!
rlf,,:r
'I'
rr
IN'! "/'rt'//HHS,
.
I••i
1(;, .5-t?'Jl' all (;'IP.: .-MI" ;.. iJ17l1lJ .(jJ{;,,"SIIl d •.
,.{.
(hn' ..::..,r,lF//I<"/:.
'.
Westerwijk "Gezicht uit den Hartenkamp over de grote Waterkom naar het Speelhuis". Uit het Zegepralend Kennemerland.
Kaart van Velsen, Openbare Werken; bijgewerkt tot september 1940. A = Rooswijk; B = vijver en speelhuis van Westerwijk; C = ongeveer deHGMK plaats waar10,Westerwijk heeft gestaan. Ledenbulletin 1983
J.
- 5 -
achtig of er ooit een huis Westerwijk heeft bestaan, al vinden wij het op meer dan één kaart duidelijk getekend. Onderzoek in archieven heeft tot nu toe geen nieuw I icht hierop kunnen werpen". Hoewel tegen dit alles weinig in te brengen scheen, was ik niet bereid dit alles zonder meer te accepteren. Het bestaan van koetshuis en stallen op het terrein Westerwijk naast die op Rooswijk was voor mij een aanwijzing voor het toch weIl icht hebben bestaan van een herenhuis Westerwijk. Dit gaf mij aanleiding zelf ook eens op deze zaak in te gaan, en niet tevergeefs. Zo kon de naam van de werkelijke stichter van een nieuw huis Rooswijk worden gevonden, terwijl ook het bewijs van het bestaan van een huis Westerwijk ondubbelzinnig kon worden aangetoond, en het jaar waarin het verdween. In 1708 kocht Pieter Pels (1691-1740) de hofstede Westerwijk. Deze schatrijke en ongehuwd gebleven man bezat nog meer huizen in Velsen en Beverwijk, onder meer het hierna vermelde Blauwselhuis, ten zuiden van Schei beek in de banne Velsen gelegen. Het bewijs van het bestaan van een huis Westerwijk werd gevonden in het vorige artikel reeds aangehaalde belastingregister, de "Legger der eygenaers der vaste goederen onder Velsen". Op fol io 11 vindt men de "Duynkant" vermeld, en onder de naam Pieter Pels, in 1740 vervangen door de naam van Louis Michel, leest men:
f 2. O. no. 11 een bouhuys no. 12 een heerehuys, stalling, koets & thuynmanshuys op Westerwijk f 10. O. no. 13 (met t jaer 1736 gebragt op Reynier Bouwens) een huys genaemt t blaauselhuys) (1740 gebragt op fo.199) f 2. o. f 20.10. f 6.10. (vanaf 1736) af voor no. 13 f 14. O. Het onder no. 11 vermelde boerenhuis zal Velsereynd betreffen, dit kwam na 1708 net ten noorden van de toen verlegde Rooswijkerlaan, later ook Bleekerslaan te liggen. Onder no. 12 wordt dus het herenhuis Westerwijk ondubbelzinnig genoemd. Dit moet gezocht worden ten noorden van de oudste oprijlaan van Rooswijk, die op oude kaarten nog zichtbaar is, en ten westen van de vijver, en zuidelijk van het koetshuis. In 1722 kocht Pels Velsereynd van Leonard HerzeeIe, alsmede 8 morgen 205 roeden tuin-, wei- en geestland, gelegen aan het duin onder Velsen. Uiteindelijk zou dit huis deel gaan uitmaken van het uitgestrekte grondbezit van Westerhout. Deze woning mag niet verward worden met een gelijknamige hofstede op de zuidgrens van de ban ne Velsen ende Santpoort, bij .het kasteel Brederode gelegen. In 1723 kocht Pels nog 2~ morgen weiland van Joachim van Rendorp. Voor zijn onbebouwd grondbezit in de banne Velsen, eveneens geboekt in de hiervoor vermelde legger, moest hij het volgende betalen, de oppervlakte is aangegeven in morgen, hond en roe:
M.H. R. c.16.5.50.
bosschen, plantagie en landerijen, streckende van tot de kleyne houtweg tusschen de banscheijding en f 72. 6. 8.
c. 3.3. d. 2.1. c. 1.2.
f 22. 2.12.
c. 1. 3.
f 5.14.f 7.16.12. weg legt
25.4.50
HGMK Ledenbulletin 10, 1983
- 6 Toen na de dood van Pels op 1 februari 1740 zIJn neven en nichten als erfge~ namen in het voorjaar zijn omvangrijke bezittingen verkopen, wisselt Westerwijk op één en dezelfde dag enkele malen van eigenaar. Op 16 april 1740 verkopen alle overige erfgenamen hun aandeel, totaal het 16/17e deel, in de hofstede Westerwijk en de boerenwoning Velsereynde aan mr. Jonas Witsen, gehuwd met Albarta Maria Pels. Door deze koop was Westerwijk dus weer in één hand gekomen. Maar Witsen verkocht het landgoed direct door aan Abraham van Kalker, schout en doodgraver van Velsen. V~n Kalker speculeerde wel meer in onroerend goed. Hij verkocht Westerwijk nog op dezelfde dag aan Louis Michei. De hofstede omvat dan een herenhuis, de stallen, de koetshuizen, de tuinmanswoning en ander woningen, het speelhuis en kabinetten, groot circa 24 morgen, de boerenwoning Velsereynde met bijgebouwen, groot circa 12 morgen, verder vier stukken land in de Wijkerbroek, genaamd de Breven en de Westerven, benevens de naarden (d.w.z. akkers) van Pieter Blad, Klaas Klaasz. Stegerman en Knier Jansz. Ook Michel verkocht Westerwijk nog in hetzelfde jaar aan mr. Gerard Nicolaas Hasselaar, waarmee een eind kwam aan de snelle wisseling van eigenaars. Hasselaar (1728-1781) was de zoon van mr. Nicolaas Cornelis Hasselaar en Anna Divera Sint Pancras. Hij huwde in 1752 met zijn nicht Susanna Elisabeth Hasselaar (1734-1809). Het is niet uitgesloten dat hij Westerwijk de naam Huis Hasselaar heeft gegeven, maar deze naam is dan weer spoedig in het vergeetboek geraakt, omdat Hasselaar begin 1866 bijna de gehele hofstede Westerwijk, op 2 morgen 550 roeden na, namelijk 16 morgen, zonder de woning Velsereynd, voor i 21.200 verkocht aan mr. Daniel Jan Bouwens, die reeds eigenaar was van het aangrenzende Rooswijk. Ook het herenhuis Westerwijk was niet bij de koop inbegrepen, want Hasselaar had het in hetzelfde jaar 1766 laten slopen. Sinds 1755 bezat hij ook de prachtige hofstede Westerhout, en daarom zal hij geen belangstelling voor het huis Westerwijk meer hebben gehad. Ook Bouwens had dit niet, omdat hij het herenhuis Rooswijk bezat. In 1767 werd dan ook in een ac te gesproken over de "gewesen hofstede Westerwijk". De meergemelde legger maakt als volgt melding van de sloop onder no. 12: "sijnde in den Jaare 1766 des en vermindert voor het geamoveerde Heeren- en thuynmanshuysing met i5.-". In 1786 werd de toenmalige bezitter van Rooswijk, Jan Frederik Taunay, ook eigenaar van het koetshuis en de stallen van het voormalige Westerwijk, een stukje land bleef nog bezit van de eigenaar van Westerhout. De naam Westerwijk was nu geheel verdwenen en zou ook worden vergeten. Met het slopen van de twee woonhuizen, omstreeks 1912 ten noordoosten van het voormalige koetshuis gebouwd, en afgebroken in 1961, verdween de laatste bouw op het voormalig grondgebied van Westerwijk, tenminste de niet-industriële bouw. Ter plaatse van het herenhuis loopt nu de Breedbandweg over het Hoogoventerrein, de Centrale Werkplaats werd er vlak bij gebouwd. Niets is van Westerwijk meer bewaard gebleven, zelfs niet werd de naam aan een straat of nieuw gebouw gegeven, om de herinnering eraan levend te houden. Wordt vervolgd met Westerhout. J. van der Linden Laan van Blois 85 Beverwijk
HGMK Ledenbulletin 10, 1983
- 7 2.
Milieuzorg in het verleden lets uit de geschiedenis van de Beverwijkse rioleringsplannen De zorg voor het mil ieu staat tegenwoordig centraal. De kranten staan er bol van. Congressen worden er aan gewijd en gepoogd wordt de gehele bevolking voor dit vraagstuk te interesseren. Maar hoe was het vroeger? Werd er toen geen aandacht aan besteed? In het verleden lagen de zaken natuurlijk veel eenvoudiger, toen Hoogovens nog niet bestond en chemisch afval nog geen probleem was. Toch is er één aspect van milieuzorg, dat reeds lang en zeer intensief de aandacht van het gemeentebestuur van Beverwijk heeft gehad en waaraan veel kosten zijn besteed. Ik bedoel de riolerin~ en later ook de zuivering van het afvalwater.
Het is natuurlijk niet mijn bedoel ing om daarover een technisch verhaal te schrijven. Van veel meer belang zijn in dit verband de bestuurl ijke verwikkelingen, die aan dit vraagstuk vastzaten en eens achteraf de geleidelUke ontwikkeling op dit punt na te gaan. Daartoe beginnen we in 19D4, nu bijna 8D jaar geleden, toen er in Beverwijk een voor die tijd groots rioleringsplan werd ontworpen en uitgevoerd. Het rioleringsplan van 1904. Hoe zag Beverwijk er toen uit en hoe was de situatie? Het was een klein plaatsje van ongeveer 6000 inwoners en ongeveer 1500 woningen. Het bebouwde gebied bleef beperkt tot de Breestraat en naaste omgeving, zo ongeveer tot de Kerkstraat en de Torenstraat. Buiten dat gebied waren er nog wel enkele wegen met verspreide woningen, maar geen aaneengesloten bebouwing. Het Moensplein met Hendrik Burgerstraat en Stumphiusstraat was nog tuingrond. Ook de omgeving van de Vondel laan was nog onbebouwd. Het Sint Aagtendorp (Jan Vermeyenstraat c.a.) was nog niet verrezen en ook het Pruysdorp (Dierluststraat c.a.) bestond nog niet. Het grondgebied van Beverwijk was ook erg beperkt. Er bestond ook nog een afzonderlijke gemeente Wijk aan Zee en Duin, die Beverwijk bijna geheel omsloot. De grens tussen beide gemeenten had een grillig verloop en liep midden door de straten. Op de kaart is deze grens aangegeven. Deze grenslijn verklaart, hoe in het centrum van de huidige gemeente een straat de naam "Grensstraat" heeft gekregen. Wijk aan Zee had in 1904 nog maar ongeveer 2500 inwoners. Het was aansluitend aan Beverwijk hoofdzakel Uk tuinbouwgebied. In deze situatie kwam in Beverwijk de gezondheidscommissie (voorzitter M.J. van Hattum en secretaris notaris C.H. Moens) met een voorstel tot uitbreiding en verbetering van de Beverwijkse riolering. Natuurlijk waren er ook in die tijd in bepaalde straten al reeds riolen, maar die waren aanvankelijk alleen bestemd voor de afvoer van - schoon - regenwater. De riolen mondden dan ook vaak uit op beken, die het water verder naar de haven afvoerden. Op deze riolen waren ook wel woningen aangesloten, maar onder voorwaarde dat - door het inschakelen van een beerput - geen vaste stoffen naar het riool zouden worden afgevoerd. Het riool, dat dus betrekkelijk schoon water zou afvoeren, was niet voorzien van stankafsluiters in de straatkolken. Langzaamaan werden clandestien uit de woningen steeds meer vaste stoffen afgevoerd, zodat b.v. '~it verschillende putten aan de Breestraat en de Zeestraat stank opstijgt, die reeds duidel ijk verraadt, dat tegen het verbod op grooten schaal wordt gezondigd." Er moest dus aan twee dingen worden gedacht, n. I.: a. Stankafsluiters in de straatkolken, of, zoals de gezondheidscommissie het formuleert "Waar uwe zinkputten, nu ten einde ook het hemel- en schrobwater te kunnen opnemen in open verbinding met de buitenlucht zijn en daar meermalen stank verspreiden, zal zeker een groote verbetering worden tot stand gebracht, wanneer riolen en zinkputten geheel van de buitenlucht worden
HGMK Ledenbulletin 10, 1983
- 8 -
GEMEENTE
WIJK AAN ZEE
EN
DUIN
Cl W
~
Ol
lil L
nI nI
~,
ii ,
\. \.
\. \.
\.
c:
nI nI
"ij, c:
Sakerendam . . u
i
scheijbeeck
,
GEMEENTE
~ - - - - gemG:entcgrtZns
HGMK Ledenbulletin 10, 1983
- 9 afgesloten en in hoofdzaak het hemelwater daarin wordt afgevoerd door stankvrije straatkolken." en b , "Hoe alle bestaande wegen en straten met behoorl ijk verhang hun loozing naar de Haven kunnen vinden. Loozing op beken, die somtijds weinig of geen water afvoeren en dan veel op open riolen gelijken, moet zooveel mogelijk worden ve rmeden. 11 In een gedegen rapport
van 26 getypte bladzijden maakt de gezondheidscommissie dit plan aanhangig. Voor elke straat werd omschreven, wat er aan de riolering mankeerde en wat er moest gebeuren. Zelfs het aantal zinkputten en straatkolken werd vermeld. Het rapport maakt de indruk met grote zorg en deskundigheid te zijn opgesteld. De totale kosten werden geraamd op f 26.277,90. Het is voor ons moeilijk in te denken, wat dit bedrag in die tijd betekende. Misschien kunnen enkele vergel ijkende cijfers ons daarbij helpen. De jaarrekening van Beverwijk kwam in 1904 tot een totaal bedrag der uitgaven van f 97.429,42 Hierin waren begrepen de totale kosten van de gasfabriek van f 28.651,52
Het totaal van de gewone uitgaven bedroeg dus f 68.777 ,90 met als grote uitgaven: jaarwedde onderwijzers f 10.829,-rente en aflossing van geldleningen f 19.038,58 sociale zorg en kosten voor verpleging van arme krankzinnigen f 624,94t subsidie aan het algemeen armbestuur f 900,-De jaarwedde van de burgemeester en van de secretaris bedroegen elk f 1400,--. De jaarwedden en toelagen voor de ambtenaren en bedienden ter secretarie, den concierge en de boden kwamen op f 1200,--, terwijl voor de jaarwedden van de wethouders f 200,-- werd uitgegeven. Misschien geven deze cijfers een indruk van wat het rioleringsplan in die tijd financieel betekende. Maar er was nog een ander probleem. Ik zei al, dat er nog een gemeente Wijk aan Zee en Duin bestond, en dat de grens met Beverwijk midden in verschillende wegen liep. Een tweetal van die wegen wilde Beverwijk ook rioleren. Dat was de Zeestraat vanaf de huidige Wijcker Herberg tot aan de Beeckzanglaan en de Groenelaan tot aan de Romerkerkweg. De grens liep in deze straten in het midden van de weg en daarom werd met de gemeente Wijk aan Zee en Duin overleg gepleegd over een bUdrage in de kosten. Dit overleg leidde tot het resultaat, dat er een regeling tot stand kwam, waarbij die gemeente zich tot betaling van een bedrag van f 1335,-- in totaal verpl ichtte. Maar er was nog meer. Ook de gemeente Wijk aan Zee en Duin had enige gerioleerde wegen, en men wilde deze riolen aansluiten op de Beverwijkse riolen, die het water dan naar de haven zouden afvoeren. Beverwijk zou dan grotere riolen moeten maken, dan voor de eigen gemeente strikt nodig zouden zijn. Wijk aan Zee en Duin zou daarin moeten meebetalen. Welnu, er kwam een overeenkomst tot stand waarbij Wijk aan Zee en Duin een bedrag van f 6200,-- zou betalen voor: "het recht tot afloozing van verschillende terreinen, wegen en de daaraan gelegen of op te richten gebouwen door de riolering der gemeente Beverwijk naar de haven van laatstgenoemde gemeente en voor de met het oog daarop door de gemeente Beverwijk te maken meerdere kosten voor vergrooting van het riolenstelsel dier gemeente." Het is deze overeenkomst, die ongeveer 25 tot 30 jaar de basis is geweest voor de samenwerking van Beverwijk en Wijk aan Zee en Duin op het gebied van de rioolafvoer, maar ook een bron van meningsverschil, toen een onvoorziene
HGMK Ledenbulletin 10, 1983
Haven, tegenover de Raadhuisstraat.
Meerstraat, nabij de Nieuwstraat.
HGMK Ledenbulletin 10, 1983
Meerstraat.
Bloksteeg.
w
'"' '"'
~
::J
(ll
00
'"'w
-
::J
-.
x-
<-.
:<
-t
< Cl>
Cl>
Ol
::J
-
<0
--t0 ..,Cl> -::J
CCl>
::J
<
Cl> <0
::J
-
l> ru
0
- 11 -
ontwikkeling andere maatregelen noodzakelijk maakte. Zo komen we dus tot de beschrijving van: De rioleringsperikelen in de jaren twintig en dertig Die onverwachte ontwikkeling was de industrialisatie in het Noordzeekanaalgebied. Dit kanaal is in 1876 gereedgekomen. In de monding ontstond het dorpje Ijmuiden. In Wijkeroog - nu Velsen-Noord - vestigde zich de papierfabriek de Eendracht. Staande aan de overzijde van het kanaal, bij de pont, kan men nog de enig overgebleven oorspronkelijke gebouwen van deze fabriek zien. Na de eerste wereldoorlog kwam Hoogovens, die de werkel ijke trekker van de ontwikkel ing werd. Het personeel van deze fabrieken had woningen nodig. Die werden aanvankelijk gebouwd in Wijkeroog. Ook in Beverwijk werden op open plaatsen langs bestaande wegen woningen gebouwd. Na 1920 werd het Sint Aagtendorp gesticht en omstreeks 1929 de bebouwing bij de Kerkstraat en de Dierluststraat, het zgn. Pruysdorp, genoemd naar de bouwer Pieter Pieterse Pruys. In diezelfde tijd werd de omgeving van het Moensplein en de Hendrik Burgerstraat aangelegd. Toen begon ook de ontwikkeling van Wijk aan Duin. De Reguliersstraat werd aangelegd. Aan bestaande wegen, Heemskerkerweg en Creutzberglaan b.v., werden de koppen van de tuinen door bouwers opgekocht en kwamen woningen tot stand. Vooral forensen gingen hier graag wonen. Later ontwikkelde de bebouwing meer stelselmatig en verrezen de woningen tussen de Populierenlaan en de Cornelis Matersweg. Hieronder is de bevolkingsgroei van beide gemeenten aangegeven. Beverwi j k Wijk aan Zee en Duin totaal 1904 5856 2519 8375 1914 6916 10132 3216 4217 1924 8749 12966 1934 9962 18315 8353 Het is duidelijk, dat deze groei gevolgen had voor het rioleringsstelsel. Allereerst voor de bewoners. In die tijd werden huishoudwater en faecaliën naar de riolering afgevoerd via een beerput. De beerput was geheel gesloten. De vaste bestanddelen zonken naar de bodem en ondergingen daar een rottingsproces. Periodiek moest de beerput worden geledigd. Het water werd afgevoerd naar de riolering. Dit stelsel werkt wel goed, als de bebouwing niet te intensief is. Voorts ontstonden er· steeds meer moeilijkheden bij woningen, die aan ongerioleerde straten in de periferie waren gebouwd. Die moesten nog van stapelputten gebruik maken. Hoe dichter aan die straten de bebouwing werd, des te minder was de grond in staat het overstortwater op te nemen. De grond sI ibt dan dicht. Het resultaat was een klacht bij openbare werken "de beer loopt ove rit erf. 11
Voor de gemeenten had de bevolkingsgroei dit gevolg, dat ze maar moest zien hoe al het rioolwater af te voeren naar de haven. En hoe meer er in de haven werd geloosd, hoe onfrisser die werd. Er kwam dus een nieuw facet aan de orde, n.l. de noodzaak tot zuivering van het rioolwater. Dat was in die tijd, vooral voor een gemeente van het formaat van Beverwijk iets nieuws. Omstreeks 1928 werd de zaak zo urgent, dat besloten werd aan het ingenieursbureau Jhr.lr.A.A. Op ten Noort een rioleringsplan te ontwerpen, dat de moeilijkheden van beide gemeenten zou oplossen. In 1931 verscheen dit plan. Daarin was de bouw van een rioolwaterzuiveringsinrichting opgenomen. Ja, en toen kwamen de moeil ijkheden met de gemeente Wijk aan Zee en Duin. Beverwijk had in 1929 met die gemeente een voorlopige regeling getroffen voor de rioolafvoer van nieuw aan te leggen straten als de Cornelis Matersweg, Acacialaan, Lijsterbeslaan, Iepenlaan en omgeving, als ook voor de Regul iersstraat en de Reguliersdwarsstraat. Wijk aan Zee en Duin zou aan Beverwijk een vergoeding betalen van f 5,-- per aangesloten woning en f 2,50 per straatkolk. Wijk aan Zee en Duin had in 1904 het recht verkregen om
HGMK Ledenbulletin 10, 1983
---------_.-
- 12 bepaalde straten en terreinen op de Beverwijkse riolering te laten lozen. Toen had men gedacht; dan moeten alleen een aantal Beverwijkse riolen wat groter worden gemaakt. Ook was een zo grote uitbreiding van de beide gemeenten niet voorzien. En nu zouden er ook nog kosten voor zuivering bijkomen. Vandaar een voorlopige regeling, omdat Wijk aan Zee en Duin bleef hameren op de overeenkomst van 19D4, waarin voor die kosten niets was gerekend. Ik zal U de ellenlange rapporten, die hierover over en weer zijn geschreven besparen, en volsta met de mededeling, dat Beverwijk aan Wijk aan Zee en Duin voorstelde, de bemiddeling van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland in te roepen. Wijk aan Zee en Duin ging hiermee in 1934 accoord, echter met de mededel ing: "Voorts zijn wij omtrent deze aangelegenheid verplicht U te berichten, dat wij thans nog niet in staat zijn de mogelijkheid in uitzicht te stellen, dat wij ons kunnen verbinden tot het aanvaarden der financiële verplichtingen, die uit de eventuele beslissing van Gedeputeerde Staten zullen voortvloeien." Erg hoopvol kl inkt zoiets niet. Maar toch, de zaak werd aan Gedeputeerde Staten voorgelegd, die daarop reageerden bij brief van 24 juli 1935. Deze brief luidde als volgt: "Naar het ons bij nadere overweging wil voorkomen, vordert het tusschen Uwe gemeente en de gemeente Wijk aan Zee en Duin gerezen geschil inzake de oplossing van het rioleeringsvraagstuk alleen beslechting voor het geval dat de beoogde samenvoeging van beide gemeenten niet tot stand mocht komen. Wij geven er onder de gegeven omstandigheden de voorkeur aan, hangende de beslissing omtrent de samenvoeging, in het onderwerpelijke geschil geen uitspraak te doen. Wij vertrouwen, dat Uw College en Uwe Ambtgenoten van Wijk aan Zee en Duin zich hiermede kunnen verenigen." U zult zich afvragen, hoe Gedeputeerde Staten nu tot zo'n brief komen. Daarvoor moeten we iets verder in de geschiedenis terugduiken. De samenvoeging van de gemeenten Beverwijk en Wijk aan Zee en Duin. In 1921 richtten acht Beverwijkse raadsleden een adres tot de raad met de volgende inhoud: "Hoewel de toestand in de gemeenten Beverwijk en Wijk aan Zee en Duin wel niet dringend om verandering vraagt, is het toch een eisch van vooruitziend regeeringsbeleid het voordeel, dat in samenvoeging gelegen is, ernstig onder de oogen te zien". Over dit voorstel moest natuurlijk een geleerd advies worden ingewonnen, dat werd verstrekt door Jhr. Mr. C.A. Elias. Er volgden weer veel correspondenties, alle aangevoerde argumenten werden vanzelfsprekend over en weer volledig ontzenuwd, maar uiteindelijk was er toch in zoverre duidelijkheid, dat kort omschreven het standpunt van Beverwijk was: "Er moeten in beide gemeenten betere wegen komen en ook andere voorzieningen, die niet door beide gemeenten afzonderlijk tot stand kunnen worden gebracht en voorts moeten de belastingen en de gemeentelijke verordeningen in beide gemeenten gel ijk zijn". Wijk aan Zee en Duin was ·van oordeel: "Beverwijk is een stedel ijke gemeente en Wijk aan Zee en Duin een landelijke. De wegen en de andere voorzieningen zijn in Wijk aan Zee en Duin voldoende voor zo'n landelijke gemeente. Daardoor zijn de belastingen en de gemeente1ijke schulden in Wijk aan Zee en Duin ook lager dan in Beverwijk". De stukken gingen naar Gedeputeerde Staten, die bij brief van 31 januari 1923 schreven: "dat wij beslooten hebben voorloopig de vereniging van Uwe gemeente met Wijk aan Zee en Duin niet te bevorderen". Zo, dat was dat. Er kwam een tijd van rust. In 1926 echter verschenen er opeens weer krantenartikelen over een fusie en
HGMK Ledenbulletin 10, 1983
HGMK Ledenbulletin 10, 1983
Het heien van de eerste paal voor de riooJwaterzuiveringsinrichting, 1940.
Vondel laan, hoek Beeckzanglaan.
·"fi'
Beverwijk.
Bordje vervaardigd t.g.v. de samenvoeging van de gemeenten Wijk aan Zee en Duin en
Omgeving Wijkermeerweg.
cu
;J>
\.D W \.D
-
::J
(1l
co
\.0 W
~
::J
-.
re-
'--.
:;:
-t
(1l
(1l
'" <
-, ::J
lD
(1l
.., -0 -::J-t
(1l
0-
::J
< cu
lD
(1l
::J
W
- 14 in 1927 ontstond er een actie, die tot gevolg had dat ongeveer 600 inwoners van Wijk aan Zee en Ouin een adres tot de raad van Beverwijk richtten om tot samenvoeging van beide gemeenten te komen. De argumenten waren: 1. Adressanten voelen zich één met Beverwijk, omdat zij in ieder opzicht op die gemeente zijn aangewezen. 2. Wijk aan Zee en Duin is sterk ingebouwd in Beverwijk met gezamenlijke wegen. 3. De gasprijs is in Wijk aan Zee en Duin hoger dan in Beverwijk en ook de electriciteitstarieven zijn verschillend. 4. Door de forensenbelasting betalen de inwoners van Wijk aan Zee en Duin meer belasting naar het inkomen dan de Beverwijkers. 5. Door samenvoeging dier gemeenten ontstaat een groot en bloeiend centrum, waardoor wegen en uitbreidingsplannen, riolering, verlichting, ophaaldienst voor haardas en vuilnis, alsmede de scholenkwestie beter en doeltreffender ter hand kunnen worden genomen. Het wordt tijd om een lang verhaal kort te maken. Op 5 juli 1934 deden 11 Beverwijkse raadsleden het voorstel om aan de Kroon het verzoek te richten tot samenvoeging van beide gemeenten. Dit verzoek had goede voortgang en bij de wet van 23 april 1936, staatsblad 301, werden beide gemeenten met ingang van 1 mei 1936 samengevoegd. Maar ik schreef over de riolering. Na ongeveer 10 jaar werken, zwoegen en ploeteren, met rapporten over en weer, was men eigenlijk nog niets gevorderd. Eén hinderpaal was uit de weg geruimd. We stonden nog maar aan het begin. Maar met groot elan zou er verder worden gewerkt. Na de samenvoeging van Beverwijk en Wijk aan Zee en Duin. Na de samenvoeging van beide gemeenten werd het rioleringsvraagstuk met hernieuwd elan aangevat. De reeds ontwikkelde plannen werden echter niet zonder meer aan de raad ter vaststeil ing aangeboden. Eerst werd nauwkeurig nagegaan, of die pasten in de te ontwikkelen plannen voor de uitbreiding van de samengevoegde gemeente. Die uitbreiding kon nu vanuit één punt worden bezien. Zolang die in grote lijnen nog niet vast stond, werd elke uitbreiding stelselmatig geweigerd. Eerst moest een uitbreidingsplan voor de gehele gemeente worden ontworpen, daarna moest het rioleringsplan daaraan worden aangepast en pas daarna mocht met de uitbreiding van de bebouwing worden begonnen. Niet alleen de technische voorbereiding vergde veel tijd, ook de financiering vroeg de nodig aandacht. De jaren dertig waren een moeilijke tijd. Er was grote werkloosheid, de prijzen waren tot een ongekend laag peil gedaald en ondanks grote soberheid was het niet mogel ijk een sluitende gemeentebegroting samen te stellen. Rijkssteun was nodig en de rijksaccountant controleerde elke begrotingspost. Teneinde de werkgelegenheid te bevorderen had de regering in 1934 een werkfonds ingesteld. Dit fonds verleende aan gemeenten geldleningen tegen een rente van 2t% voor werken, die anders niet tot stand zouden worden gebracht, dit om de werkgelegenheid te bevorderen. Welnu, voor het grote rioleringsplan werd met gunstig gevolg een credietaanvraag ingediend. Het plan omvatte de volgende werken. 1. De aanleg van de hoofdriolering en de bouw van een rioolwaterzuiveringsinrichting. De hoofdriolering waren de grote riolen in hoofdwegen, die van de gewone straatrioleringen in de woonstraten het rioolwater naar de te bouwen zuiveringsinrichting aan de Wijkermeerweg zouden voeren. Die zuiveringsinrichting zou het gezuiverde water naar de Wijkerpijp afvoeren. 2. De stadsriolering. Dit onderdeel omvatte de verbetering, de wijziging en het op ander peil brengen van de bestaande riolering in het oude stadsgedeelte.
HGMK Ledenbulletin 10, 1983
- 15 3. Het rioleren van de zogenaamde buitenwegen. Dit onderdeel betrof het leggen van riolering in reeds bebouwde straten, waar nog geen riolering lag. Dit waren o.a. de Creutzberglaan, Bankenlaan, Gladiolenlaan, Heemskerkerweg en Hoflanderweg. 4. Het wijzigen van de huisaansluitingen. Volgens het bestaande systeem waren in de afvoeren van de woningen naar de riolen in de straat beerputten opgenomen, waarin de faecal iën gedeeltel ijk werden afgebroken. Bij het nieuwe systeem moest de afvoer rechtstreeks naar de rioolwaterzuiveringsinrichting geschieden. Alle beerputten moesten dus uitgeschakeld worden. De kosten werden als volgt geraamd. f 590.000,-- voor de hoofdriolering en de zuiveringsinrichting f 150.000,-- voor de stadsriolering f 100.000,-- voor de riolering van de buitenwegen f 100.000,-- voor het wijzigen van de huisaansluitingen f 940.000,-- in totaal. Van dit bedrag werd f 506.500,-- gefinancierd door het werkfonds. De rest moest de gemeente zelf lenen tegen de marktrente. Die bedroeg destUds ongeveer 3%. Het rioleringsplan zou voor die tijd grote uitgaven vergen en daarom moesten nieuwe belastingen worden ingevoerd. Nood maakt vindingrijk, ook op het gebied van de belastingen. De volgende belastingen werden ingevoerd. a. Een rioolafvoerrecht. De gemeente zou zorgen voor de afvoer en reiniging van het rioolwater en daar zouden de eigenaars van de gebouwen, die daarvan profiteerden, voor moeten betalen. Voor woningen bedroeg de belasting f 5,-- tot f 25,-- per jaar, afhankelijk van de huurwaarde. b. Een rioolaanlegbelasting. Woningen, gelegen aan wegen, waarin voorneen geen riolering aanwezig was en die nu wel aangesloten konden worden, werden belast met de rioolaanlegbelasting. Deze werd gedurende 20 jaren geheven en bedroeg f 0,30 per strekkende meter aan de weg gelegen terrein. c. Rechten wegens aanleg enz. van perceelsrioleringen. De kosten van wijziging van de perceelsaansluitingen en het uitschakelen van beerputten kwamen ten laste van de eigenaar. De gemeente trof een regeling, waarbij zij die kosten betaalde en met renteberekening door een 20 jaren durende belasting op de betrokken eigenaar werd verhaald. Van deze regeling kon ook gebruik worden gemaakt voor het vervangen van een droog privaat door een closet met waterspoeling. Het Rijk verleende medewerking aan deze plannen door een goedkope lening via het werkfonds. Daaraan waren echter voorwaarden verbonden. Het doel van de regering was de werkloosheidsbestrijding. Daarvoor moest ook iets'op het gebied van de loonbepaling worden gedaan. De werklieden waren ingedeeld in twee loongroepen en de C.A.O.-norm bedroeg voor groep I 62 cent per uur en voor groep 11 56 cent per uur. Welnu, deze bedragen werden voor werkfondsarbeiders teruggebracht tot 58 en 52 cent. De werkweek bedroeg toen nog 48 per week. Ook werd bepaald, dat de aan te nemen arbeiders minstens 3 maanden werkloos moesten zijn en gedurende 2 jaar inwoner van Beverwijk. Op 30 juni 1938 ging de raad met de voorstellen accoord en kon het werk beginnen. Dat was duidelijk merkbaar. Overal in de gemeente werden straten opgebroken en riolen aangelegd. Ook aan de aanvoerrio!en naar de te bouwen zuiveringsinrichting werd reeds gewerkt. Met de bouw van de rioolwaterzuiveringsinrichting zou spoedig worden begonnen. De houten funderingspalen lagen al op het terrein. Toen brak op 10 mei 1940 de oorlog uit. - Rotterdam werd gebombardeerd. De palen voor de zuiveringsinrichting waren in Rotterdam meer nodig dan hier en moesten dus voor de herbouw van die stad worden afgestaan. Zo werd dit hoofdstuk van de rioleringswerken voorlopig afgesloten. J. Blok
Lijsterbeslaan 29 Beverwi j k
HGMK Ledenbulletin 10, 1983
- 16 -
3. Monument Kerkstraat 21 te Beverwijk Rond een van de weinige monumenten in Beverwijk, het pand Kerkstraat 21, is het lange tijd stil geweest. Tot midden vorig jaar, toen plotseling door het college van burgemeester en wethouders aan de gemeenteraad werd voorgesteld het pand van de Monumentenlijst af te laten voeren en vervolgens te slopen. Door het Historisch Genootschap is daarop een uitvoerige brief naar de gemeenteraad gestuurd waarin onder meer uitspraken van het gemeentebestuur over handhaven van het pand alsmede het feit dat behoud van het pand één van de doelstellingen van het bestemmingsplan "Rond de Wijkertoren" was, werden gememoreerd. In deze brief werd ook nog eens opgesomd wat er zo bijzonder aan dit pand is. Niet iedereen is daarvan blijkbaar op de hoogte. Zo was er een 'raadslid die in de aanwezigheid van muurankers aan de voorgevel een bewijs zag voor de bouwvallige staat waarin het huis zou verkeren. En een ander raadslid sprak van een "idioot die er ooit eens een dakkapel opgezet had". Uiteindelijk werd de raadsvoordracht, kort voor de raadsvergadering waarin deze zou worden behandeld, door het college van burgemeester en wethouders teruggenomen. Vermoedelijk omdat het college bij nader inzien haar eigen argumenten (o.a. van stedebouwkundige en financiële aard) niet zo overtuigend vond. Bij navraag oni~rzijds bleken ook de opgegeven restauratiekosten elke onderbouwing te missen. Formeel stond de raadsvoordracht niet meer op de agenda, toch werd het door de verschillende fracties ter sprake gebracht. Mits het financieel haalbaar zou zijn, wilde een meerderheid van de gemeenteraad het pand wel handhaven en restaureren.
Een verklaring voor de handelwijze van het college kan ook zijn dat, nog voor het indienen van de raadsvoordracht, bij de provincie om subsidie in de restauratiekosten was gevraagd en, zoals in het najaar van 1982 bleek, ook zal worden gegeven. Uit het provinciaal stimuleringsfonds voor de stads- en dorpsvernieuwing werd f 360.000,-- toegekend aan de gemeente Beverwijk, zUnde f 110.000,-- als bijdrage in de aankoop en f 250.000,-- voor de restauratie. Voorwaarde daarbij is wel dat het pand een openbare bestemming krijgt. Het Historisch Genootschap heeft hiervoor een aantal suggesties gedaan; het gemeentebestuur heeft inmiddels besloten het informatiecentrum stadsvernieuwing, thans nog gevestigd in het schoolgebouw Koningstraat 139, er na restauratie voorlopig onder te brengen. Enige jaren geleden zijn enkele leden van het Historisch Genootschap in de gelegenheid geweest opmetingen aan de binnen- en buitenzijde van het pand te verrichten. Aan de hand van deze metingen èn oude afbeeldingen is een reconstructie gemaakt die op de bladzijde hiernaast is weergegeven; boven de bestaande toestand, onder de reconstructie. Het pand is een zogenaamd dwars-huis type, dat wil zeggen dat de nok van het dak evenwijdig aan de straat loopt. Oor-sp ronkel ijk bevond zich op de begane grond vermoedelijk één groot vertrek met een grote schouw aan de noordzijde. Een deel van het hierbij behorende rookkanaal met een breedte van 2 meter is nog aanwezig. Mogelijk is vanaf het begin een aanbouw aan de achterzijde aanwezig geweest. De aanbouw aan de noordzijde was misschien een afzonderlijk huisje. In 1908 zijn de muren van de aanbouw vernieuwd en zijn in de voorgevel nieuwe raamkozijnen aangebracht. In die tijd is, naar de toen heersende smaak, de bepleistering op de voorgevel aangebracht. De muurankers in de voorgevel markeren de plaats van zware, houten balken die de brede vloerdelen van de zoldering dragen. Op de zolder dragen eikenhouten "krommers" de dakconstructie.
HGMK Ledenbulletin 10, 1983
- 17 --'I
-
! ,/
.
7
\ I
I
~.
-
~
\
B:B
~
"\1
\ _u
..
__ .~
r
_.
j
-
0•
-
HGMK Ledenbulletin 10, 1983
voor.gevel -----
--------
- 18 -
Het gaat hier natuurlijk niet alleen om de dakkapel met trapgevel zoals sommigen veronderstellen. Het gehele pand is oud en bevindt zich min of meer in oorspronkelijke staat. Waarschijnlijk dateert het uit de eerste helft van de 17de eeuw (1600 - 1650) en is als zodanig het oudste woonhuis in Beverwijk. Naar het oordeel van het Historisch Genootschap en andere organisaties is dit monument veel kosten en moeite waard om behouden te blijven. De vorstelijke subsidie van de provincie ondersteunt ons inziens dit streven. Inmiddels hebben de bewoners het pand medio juni verlaten. De gemeente heeft alle ramen en deuren goed dicht getimmerd en bordjes opgehangen met de tekst "wordt gerestaureerd" ..••.......
Heeft u oude qebruikevoomoerpen, foto's of andere zaken, die betrekking hebben op de geschiedenis van BeveX'Wijk en omstreken, schenk het aan de Kennemer Oudheidkamer!
HGMK Ledenbulletin 10, 1983
- 19 -
4.
De Kennemer Oudheidkamer in 1981 en 1982 Bestuur Na vele jaren actief in het bestuur werkzaam te zijn geweest, legde begin 1981 de heer R. Verwer het secretariaat (en het bestuursl idmaatschap) neer. Medio 1981 benoemde het Historisch Genootschap de heer P.E.M. Langendijk in het bestuur van de Kennemer Oudheidkamer. Verdere wijzigingen deden zich niet voor, zodat het bestuur per ultimo december 1982 bestaat uit: drs. J. van Venetien, voorzitter ir. J. Camfferman, secr.-penningmeester C. E. de Boe r jr. K. Groot R. van Gulik mevr. A. Kellenaar - de Goede P.E.M. Langendijk Het dagelijks beheer over de Oudheidkamer voerde in deze jaren de heer P.J. van Gijn. Tentoonstellingen In 1982 organiseerde de Kennemer Oudheidkamer een tweetal tentoonstellingen. Zo kort na de drie tentoonstel I ingen in het jubileumjaar mag dit een flinke prestatie heten. - Tot Lering en Vermaak, een tentoonstelling over Rederijkers. Hierbij werd samengewerkt met de Culturele Raad Noord-Holland en de Reinwardt Academie te Leiden. De tentoonstelling vond plaats in Scheybeek. - Betje Wolff en Aagje Deken. Deze expositie werd georganiseerd in Lommerlust t.g.v. de officiële opening van het bejaardenoord. Medewerking werd verleend door het Betje Wolff Museum te Midden-Beemster. Verder leende de Kennemer Oudheidkamer voorwerpen uit voor een tentoonstel I ing van het Nederlands Theater Museum te Amsterdam. De Archeologische Werkgroep verleende medewerking aan een Open Kerkdienst in Heemskerk en de Toer-in afsluiting, eveneens in Heemskerk. Voor de Rederijkerstentoonstelling mochten wij een royale bijdrage ontvangen van het Toer-In fonds en het Anjerfonds, terwijl Lommerlust voor de aldaar georganiseerde expositie een ruime bijdrage leverde. Andere activiteiten Bestuursleden verzorgden voor de Kennemer Oudheidkamer een nieuwe vertal ing van de Beverwijkse stadsrechtoorkonde (deze is nog steeds te verkrijgen bij de Oudheidkamer). Ook kon, dankzij de activiteiten van onze voorzitter, de gemeente Beverwijk in bezit komen van enige 19de eeuwse militiepapieren welke tot het gemeentearchief behoren. Medewerking aan het Westfries Jaarboek en aan een uitgave over de geschiedenis van Heemskerk werd in deze periode verleend. Regelmatig werden foto's ter beschikking gesteld aan diverse personen en instellingen. In deze periode werd begonnen met het overnemen van de foto"dienst" van de heer K. Groot door de heer C.E. de Boer.
HGMK Ledenbulletin 10, 1983 - . _ - - - - - - - - - - - - - - ..
- 20 -
Het verwerven van historisch materiaal, financieel mogelijk gemaakt door de gemeentel ijke bijdrage voor het aankoopfonds, ging in deze periode onverdroten door, zowel d.m.v. aankopen als van schenkingen. Het is goed hier de vele schenkers te bedanken. Zeer bijzondere verwervingen waren wel het handschrift van J. de la Chambre uit het einde van de 18de eeuw over Beverwijk en het handschrift over de militaire gebeurtenissen aan het einde van de 18de eeuwen het begin van de 19de eeuw. Scheybeek Een lange discussie tussen de gemeente Beverwijk en de Kennemer Oudheidkamer werd in deze periode afgesloten toen in december 1982 het verheugende bericht kwam dat de Kennemer Oudheidkamer per 1 februari 1983 de grote zaal van Scheybeek permanent in gebruik kon gaan nemen.
5. Secretariaten
Kennemer Oudheidkamer:
Historisch Genootschap Midden-Kennemerland:
Laan van Blois 168 1943 MP Beverwijk te J. 02510 - 23225
Waalstraat 104 1946 RH Beverwijk tel. 02510-40483
HGMK Ledenbulletin 10, 1983