JAARGANG 3 • DECEMBER 2003 • NUMMER 4
JONG c
AAN DE AMSTEL
N I E U W S B L A D O V E R D E J E U G D Z O R G I N D E A G G L O M E R A T I E A M S T E R DA M
Thema: basisonderwijs Natuurlijk gaat het met de meeste Amsterdamse scholieren goed, maar het blijft belangrijk tijdig problemen te signaleren bij die leerlingen waar het wel mis mee dreigt te gaan. Juist in het basisonderwijs, want daar doen problemen zich veelal het eerst voor. Tijdige hulpverlening kan dan voorkomen dat problemen op latere leeftijd escaleren.
Nachtdetentie: zitten en toch naar school 2
Invoering Wet Jeugdzorg uitgesteld
Pleegzorg stelt opnamestop in 2
Het kabinet besloot begin november de invoering van de nieuwe Wet op de Jeugdzorg uit te stellen. De bedoeling was dat de wet op 1 januari 2004 zou worden ingevoerd, maar de Eerste Kamer vroeg meer tijd om een eindoordeel te geven. De senaat zette vooral vraagtekens bij de financiering. Had het kabinet wel voldoende financiële middelen uitgetrokken om het recht op jeugdzorg te garanderen? De ministeries van VWS en Justitie zoeken ondertussen naar het beste moment van invoering. De voorkeur gaat uit naar 1 juli 2004, maar het is nog onduidelijk welke problemen het oplevert om de wet halverwege een boekjaar in te voeren. De datum van 1 januari 2005 is daarom ook een optie. Zie ook bladzijde 4.
Start ambulante hulp voor tienermoeders 3
Lees verder op blz. 5 DOOR: MARNIX DE BRUIJNE
c
‘Kabinet verkwanselt veiligheid en jeugd’ Het Jongeren Opvang Centrum (JOC) van SaCAmstelstad Jeugdzorg was een van de ondertekenaars van de open brief aan het kabinet, waarin acht justitiële jeugdinrichtingen protesteren tegen het voornemen van Justitie om 17 procent te bezuinigen op de justitiële inrichtingen. Zij moeten tegelijk hun capaciteit met 600 plaatsen uitbreiden, terwijl daar nauwelijks extra middelen tegenover staan. Volgens de jeugdinrichtingen gaat het daarom om een bezuiniging van meer dan 30 procent. ‘Dit beleid staat haaks op de wens van het kabinet om de samenleving veiliger te maken’, stellen de organisaties in hun brief. ‘Juist de justitiële jeugdinrichtingen vangen in de jeugdzorg de zwaarste gevallen op.’ De bezuinigingen kunnen volgens de acht instellingen dan ook niet zonder gevolgen blijven: ‘Wanneer de regering deze ingrijpende politieke keuze maakt, zien wij ons genoodzaakt om capaciteit te sluiten. Anders kunnen wij onze doelstelling om jongeren weer in de maatschappij te laten functioneren niet waarmaken en het recidiverisico niet terugbrengen tot een aanvaardbaar niveau.’ De Tweede Kamer bleek gevoelig voor dit argument en besloot 19 november de bezuiniging ongedaan te maken.
Zwerfjongeren moeten op adem komen In Nederland verdienen slechts negen gemeenten een voldoende voor de opvang van zwerfjongeren. Amsterdam is er een van, zo blijkt uit het recente rapport van de Algemene Rekenkamer. Is de situatie hier ideaal? ‘We hebben hard een jongerenpension nodig.’
B
egin november concludeerde de Algemene Rekenkamer dat het aantal zwerfjongeren in Nederland in twee jaar met 500 was gestegen tot 3200, terwijl er slechts 320 opvangplaatsen waren. Het rapport kreeg veel aandacht. ‘Maar een van onze conclusies bleef onderbelicht, namelijk dat in 35 van de 43 onderzochte gemeentes de opvangketen van preventie tot nazorg niet is gesloten’, zegt Vivienne Scheltema, woordvoerder van de Rekenkamer. ‘Sommige gemeentes sturen “hun” zwerfjongeren zelfs naar gemeentes die wel goede opvang hebben, in plaats van zelf orde op zaken te stellen.’
c
Cliëntparticipatie SaC-Amstelstad Jeugdzorg zet in drie regio’s een proef op met klankbordgroepen om zo invulling te geven aan de cliëntenparticipatie. Dit omdat de wettelijk voorgeschreven cliëntenraad niet functioneert. De wetgever heeft taken en bevoegdheden van cliëntenraden gekopieerd van die van ondernemingsraden. Het probleem is echter dat cliënten te kort verbonden blijven aan de instellingen, zodat verkiezingen niet functioneren en bijeenkomsten slecht worden bezocht. Met de klankbordgroep wil SaC-Amstelstad een eigentijds antwoord geven op de cliëntenraad.
c
Rectificatie “Jong aan de Amstel” plaatste in het verleden nummer een artikel over vondelingen. Hierbij meldden we per abuis het oude nummer van het FIOM-team, waar zwangere meisjes en vrouwen met problemen terechtkunnen. Het nieuwe en correcte telefoonnummer is: 020 – 569 45 71.
Bestek Amsterdam haalde wel een voldoende, mede dankzij het jeugdzorgproject “Bestek voor een Keten” dat de hulp aan dak- en thuisloze jongeren op elkaar afstemt. Maar het aantal van 300, 350 zwerfjongeren neemt niet af. Henk Schipper, projectleider “Bestek voor een Keten”, is echter blij dat er geen stijging is. ‘In 2002 kreeg de jeugdzorg tachtig nieuwe cliënten die voldeden aan de definitie zwerfjongeren, maar zij verdwenen uit het totaalcijfer omdat ze een begeleidingstraject ingingen.’ Ondanks de voldoende, constateert Schipper wel “een leemte” in de eerste opvang. Schipper: ‘Het gaat om een plek waar jongeren even wat langer tijd hebben om op adem te komen, waar ze kunnen wennen aan een vaste plek.’ Amsterdam kende zo’n jongerenpension, Zeezicht, dat in 1995 sloot nadat grootschaligheid en slecht beleid tot veel problemen hadden geleid, inclusief agressie en drugsoverlast. ‘Wij ontwikkelen nu een plan voor 24 bedden, verdeeld over drie tot vier locaties’, zegt Schipper.
Nieuwe wet
c
De financiering is een ander probleem. Als gevolg van de Wet op de Jeugdzorg moet de gemeente straks de verantwoordelijkheid overnemen voor zwerfjongeren boven de achttien. Maar juist bij de categorie van 18- tot 23-jarigen kan de hulpverlening veel bereiken. Een goede begelei-
1
FOTO: JEAN-PIERRE JANS/HH
KORT
c
Amsterdamse zwerfjongeren in een opvanghuis in Amsterdam-Zuidoost. De opvang van Amsterdamse zwerfjongeren kreeg onlangs een voldoende van de Algemene Rekenkamer.
ding kan ervoor zorgen dat deze mensen hun leven weer op de rails krijgen. Schipper: ‘De gemeente heeft toegezegd tachtig extra plaatsen te creëren voor maatschappelijke opvang. Begin volgend jaar overleggen we hoeveel plaatsen ze voor de groep zwerfjongeren reserveren.’ De bestaande opvang voor “gewone” daklozen, is niet ingesteld op de begeleiding van de “oudere” zwerfjongere”. De jeugdzorg is dat wel. Hoe moet dat straks na invoering van de Wet op de Jeugdzorg? Volgens Schipper zal de gemeente de jeugdzorg inhuren om de 18- tot 23-jarige zwerfjongeren te begeleiden. Schipper: ‘De gemeente zei vorig jaar dat ze niet zonder de expertise van de jeugdzorg kunnen.’
AWBZ Daarnaast ziet Schipper mogelijkheden voor preventieve hulp, ook al omdat er niet snel voldoende opvangplaatsen zullen zijn. Dit kan volgens hem worden gefinancierd met AWBZ-geld. Schipper: ‘Uit onderzoek blijkt dat van alle dak- en thuislozen 20 tot 25 procent zwakbegaafd is. We laten nu onze dossiers onderzoeken in hoeverre dat geldt voor zwerfjongeren: hun opvang valt dan onder geestelijke gezondheidszorg. Waarom dat niet eerder is gebeurd? Persoonlijk heeft mij dat ook verbaasd.’
Meer informatie over “Bestek voor een Keten” bij Henk Schipper: 020 – 52 05 200.
c DOOR: MARTIN GERRITSEN
COLOFON ‘Jong aan de Amstel’ is een gezamenlijke uitgave van vier instellingen voor de jeugdzorg in de agglomeratie Amsterdam: Bureau Jeugdzorg agglomeratie Amsterdam, Afra Boddaert PPI, MKD ’t Kabouterhuis en SaC-Amstelstad Jeugdzorg.‘Jong aan de Amstel’ verschijnt vier keer per jaar. De artikelen in dit blad vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de organisaties. Evenmin kunnen aan de inhoud van dit blad rechten worden ontleend.
Overname artikelen Overname van artikelen uit ‘Jong aan de Amstel’ is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. Hoofdredactie Martin Gerritsen Kernredactie Sanne Bender (SaC-Amstelstad Jeugdzorg) Anita van Ewijk (Bureau Jeugdzorg Agglomeratie A’dam) Hans van der Jagt (Afra Boddaert PPI) Inez Zuiderveld (MKD ‘t Kabouterhuis) Redactie Rik van Beijma (SaC-Amstelstad Jeugdzorg) Herbert Budde (Bureau Jeugdzorg Agglomeratie A’dam) Nicola Offergelt (Bureau Jeugdzorg Agglomeratie A’dam) Annette van der Poel (SaC-Amstelstad Jeugdzorg) Loeki Stoeller (Afra Boddaert PPI) Vaste medewerkers: Marnix de Bruyne, Michel van Dijk, Tamara Franke, Corina de Feijter, Suzan Hilhorst, Jaap Maars, Sake Rijpkema, Wim Stevenhagen en Maarten Terlage. Redactie-adres Jong aan de Amstel - Fred. Roeskestraat 73 1076 EC Amsterdam - email:
[email protected] Ontwerp en DTP Roggeveen | Grafisch Ontwerp Druk Rob Stolk BV
Pleegzorg stelt opnamestop in SaC-Amstelstad Jeugdzorg stelde september een tijdelijke opnamestop in voor de pleegzorg in de agglomeratie Amsterdam. De subsidie was namelijk niet meer toereikend voor de begeleiding en de wettelijke pleegoudervergoeding.
P
leegzorg nam de laatste jaren sterk in populariteit toe. Het biedt kinderen namelijk hulp dicht bij huis, terwijl het vergeleken met een opname in een tehuis een relatief goedkope vorm van hulpverlening is. Pleegzorg werd zo populair dat het geld op is. SaC-Amstelstad Jeugdzorg heeft dit jaar minstens 300.000 euro te kort op de begroting van pleegzorg. Het gaat hier overigens niet om een typisch Amsterdams probleem. Zo stelden onder andere pleegzorginstellingen in Groningen, Rotterdam, Zeeland en Limburg al eerder een opnamestop in. De reden is telkens hetzelfde: er komen steeds meer aanvragen voor pleegzorg, maar het beschikbare budget blijft hetzelfde. Het Bureau Landelijk Voorlichting Pleegzorg: ‘De druk op de pleegzorg nam afgelopen jaren toe. Pleegzorg heeft de grenzen van haar mogelijkheden bereikt door financiële beperkingen. Dat wil zeggen een beperkt budget voor de betaling van pleegouders van de pleegzorgvergoeding en de begeleiding van pleegouders.’ Het financiële probleem zit hem vooral in het feit dat pleegzorginstellingen een geoormerkt budget krijgen. Zij krijgen van de provincie een budget voor een bepaald aantal pleegzorgplaatsingen. Daarbinnen moeten ze hun hulp bieden. In het geval van SaC-Amstelstad Jeugdzorg gaat het om 21.000 dagen per maand. Meer dagen moeten op een andere manier worden gefinan-
cierd. SaC-Amstelstad Jeugdzorg zit inmiddels op 23.000 dagen per maand en moet dus een flink bedrag toeleggen op de pleegzorg.
Brief De stijgende vraag naar pleegzorg en het gelijkblijvende budget zorgden er dus voor dat SaC-Amstelstad een opnamestop moest afkondigen. Ze formuleerde dit in een brief aan Bureau Jeugdzorg als volgt: ‘Dit betekent dat wij de zorgtoewijzingsbesluiten voor de volgende programma’s per 1 september niet meer kunnen uitvoeren. Het betreft de programma’s partiële pleegzorg, tijdelijke pleegzorg, pleegzorg met intensieve begeleiding, opvoedingsarrangement. Een uitzondering wordt gemaakt voor crisispleegzorg voor jonge kinderen. Wij vinden het belangrijk dat kinderen niet in onveilige situaties blijven.’ SaC-Amstelstad Jeugdzorg, Bureau Jeugdzorg agglomeratie Amsterdam en het ROA-bestuur zoeken ondertussen naar een oplossing. Ze kijken daarbij onder andere naar alternatieve financieringsbronnen, zoals de kinderbijslag en de bijzondere bijstand.
Meer informatie: www.pleegzorg.nl en www.pleegzorgamsterdam.nl.
DOOR: OLAF STOMP
JEUGDZORG De jeugdzorg in de agglomeratie Amsterdam Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam is verantwoordelijk voor de intake van cliënten. Deze organisatie vormt als het ware de voordeur voor de jeugdzorg. Hier wordt ook vastgesteld welke hulp de jongeren en hun ouders nodig hebben. Als kan worden volstaan met kortdurende, eenvoudige hulp, dan wordt deze door Bureau Jeugdzorg verleend. Indien er meer nodig is, dan leidt Bureau Jeugdzorg de cliënt naar een zorgprogramma. Deze programma’s worden uitgevoerd door drie instellingen voor Hulp Op Indicatie (HOI): Afra Boddaert PPI, MKD ‘t Kabouterhuis en SaC-Amstelstad Jeugdzorg. Zij bieden zowel ambulante als residentiële hulp. Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam Jan Luijkenstraat 76 - 1071 CT Amsterdam tel.: 0900-200 300 4 - website: www.bja.nl Afra Boddaert PPI Plantage Middenlaan 33 - 1018 DB Amsterdam tel.: 020-555 83 33 - website: www.abppi.nl email:
[email protected] MKD ‘t Kabouterhuis Amsteldijk 196 - 1079 LK Amsterdam - tel.: 020-644 53 51 website: www.kabouterhuis.nl - email:
[email protected]
Nachtdetentie: zitten en toch naar school ’s Nachts in de gesloten inrichting doorbrengen en overdag gewoon naar school of werk. Negentig Amsterdamse jongeren kregen de afgelopen jaren in jeugdinrichting JOC nachtdetentie. Zo hielden ze gedurende hun voorlopige hechtenis een band met hun maatschappelijke bestaan. Justitie voert het project nu landelijk in.
M
et harde cijfers aantonen dat het project geslaagd is, kan hij niet. Feit is wel dat maar een enkeling van de negentig jongens die aan het project nachtdetentie deelnamen recidiveert. ‘Maar ach’, zegt Jaap van der Geest, directeur van de jeugdinrichting Jongeren Opvang Centrum (JOC), ‘recidive vind ik zo’n modeterm. We staren ons daarop blind. Hoe valt nu aan te tonen dat er een causaal verband bestaat tussen nachtdetentie en de geringe recidive?’ Toch is Van der Geest overtuigd van de zin van de proef. En met hem justitie. Want ze voert de nachtdetentie nu landelijk in. Overigens participeerde niet alleen het JOC in het project, ook rijksinrichting De Hartelborgt in Rotterdam deed mee.
Simpel
SaC-Amstelstad Jeugdzorg Fred. Roeskestraat 73 - 1076 EC Amsterdam tel.: 020-540 05 00 - fax.: 020-644 08 64 email:
[email protected] website: www.sac-amstelstad.nl
Het principe van nachtdetentie is simpel. Een jongere in voorlopige hechtenis kan overdag zijn opleiding gewoon vervolgen. Heeft hij werk, dan kan hij naar zijn baas. De maatschappelijke banden blijven daarmee intact en hierdoor is de kans groter dat de jongere op het rechte pad blijft. Van der Geest: ‘Stel dat zo’n jongen het goed doet op school, dan continueer je dat in ieder geval. Dat vergroot ook zijn zelfvertrouwen. En bovendien: er zit soms een behoorlijke tijd tussen het delict en het oppakken. Vaak heeft zo’n jongen zijn leven maatschappelijk gezien alweer aardig op de rails. Volledige detentie doorkruist dat, waardoor hij soms zijn school niet kan afmaken.’
c 2
Het mag simpel ogen, nachtdetentie heeft in de praktijk organisatorisch behoorlijk wat voeten in de aarde. Zo is een hechte samenwerking nodig tussen het JOC en de school waar de jongere heen gaat. Van der Geest: ‘We moeten precies weten waar ze zijn. Valt er een lesuur uit, dan mag zo’n jongen niet zomaar weg. De school moet dat opvangen. Het hele dagprogramma is uitgestippeld, we hebben hier een coach en er is op school een contactpersoon.’ Niet iedere jongere die in het JOC verblijft, komt voor nachtdetentie in aanmerking. Voor de voorgeleiding aan de rechter wordt op basis van de verslagen van de verschillende partijen – de rechtbank, de Raad voor de Kinderbescherming en het JOC – afgewogen of een jongere de vrijheid en de verantwoordelijkheid aankan. Van der Geest: ‘We maken risicotaxaties. Is zo’n jongen betrouwbaar? Vallen er afspraken met hem te maken?’ Ook praktische omstandigheden kunnen een beletsel zijn voor nachtdetentie. Bijvoorbeeld als de reisafstand tussen JOC en school of werk te groot is.
Het JOC is een justitiële jeugdinrichting voor jongens vanaf twaalf jaar. Er is capaciteit voor 79 jongens. Als een minderjarige wordt opgepakt wegens een strafbaar feit, komt hij in het JOC in voorlopige hechtenis. Meestal duurt dat een paar weken. Pas daarna legt de rechter mogelijk de straf op waarvoor hij moet zitten. In het JOC verblijven overigens ook jongens in jeugddetentie. Zij zitten hun straf uit na de uitspraak van de rechter. Het JOC vormt een onderdeel van SaC-Amstelstad Jeugdzorg: 020 – 54 00 500.
c
Toch jeugdzorg voor illegale minderjarige
SaC-Amstelstad en Waterinkschool werken samen Het Medisch Kinderdagverblijf “De Kleine Prins” van SaC-Amstelstad Jeugdzorg in Purmerend werkt sinds 1 augustus samen met de nabijgelegen Prof. Waterinkschool, een onderdeel van het Paedalogisch Instituut uit Duivendrecht. De school verzorgt het onderwijs aan kinderen vanaf vier jaar die naar het MKD gaan. De vierjarigen kunnen vier dagdelen naar school, terwijl de vijfjarigen al zes dagdelen onderwijs kunnen volgen. School en MKD proberen onderwijs en zorg zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen, waarbij de ouders nauw worden betrokken. Sinds de start van de samenwerking krijgen twaalf kinderen van het MKD onderwijs van de Prof. Waterinkschool. De eerste ervaringen zijn positief. Zowel ouders, kinderen, school als MKD zijn tevreden over de startfase.
Minister Donner van Justitie besloot 13 november 2003 dat illegale minderjarigen alsnog toegang tot de jeugdzorg krijgen. Hiermee kwam hij terug op een eerdere beslissing om deze groep juist uit te sluiten van de jeugdzorg.
H
et ministerie van justitie schreef op 20 februari van dit jaar nog: ‘Bureaus Jeugdzorg moeten zich in de eerste plaats houden aan het vreemdelingenrecht. De Vreemdelingenwet gaat boven de taak van de jeugdzorg om kinderen te beschermen.’ Illegale minderjarigen werden in de nieuwe Wet op de Jeugdzorg zelfs expliciet van de hulp uitgesloten: ‘Cliënten, behoudens niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen, hebben aanspraak op jeugdzorg.’ Dit kwam de overheid op veel kritiek te staan, vooral van de kinderrechtenorganisatie Defence for Children International (DCI). Donner kwam dus 13 november op zijn besluiten terug.
Hij stuurde die dag het conceptbesluit “aanspraken vreemdelingen jeugdzorg” naar het parlement. Daarin stelt de minister onder andere dat het niet verantwoord is jeugdigen met ernstige problemen jeugdzorg te onthouden, ook al is hun verblijf in Nederland niet rechtmatig. Zij kunnen maximaal een half jaar gebruik maken van de jeugdzorg. Normaal gesproken is dat een jaar. De bedoeling is dat het conceptbesluit samen met de nieuwe Wet op de Jeugdzorg van kracht wordt.
Meer informatie: www.minjustitie.nl
c
Documentaire over tienervaders
DOOR: SUZAN HILHORST
Start ambulante hulp voor tienermoeders
“Jongens - Mannen – Vaders.” Dat is de naam van een documentaire van Nina Pieters over tienervaders. De documentaire duurt veertig minuten en laat Andy en Roy aan het woord over hun verwachtingen. Hoe is het om zo jong vader te worden? Beide jongens wonen samen met hun vriendin in bij hun ouders. Bij Andy komt daar later niet alleen een baby, maar ook een in het geheim gekregen andere zoon van een andere vrouw bij in wonen. Roy woont met zijn vriendin in bij zijn vader, die hij zelf pas heeft leren kennen. Pieters volgde voor haar documentaire ook nog Regildo. Hij is voor zover hij weet nog geen vader, maar hij heeft vele vriendinnen die ook wel eens zwanger van hem zijn. Tenslotte komt ook nog Boyke aan het woord. Hij wilde graag vader worden, maar zijn vriendin liet het kind weghalen zonder dat hij het wist. De video is voor vijftien euro te bestellen bij Nina Pieters. Voor meer informatie: 020 – 486 68 80 of
[email protected]
Een tienermoeder die thuis wil blijven wonen, kon tot een paar maanden geleden niet terecht bij Afra Boddaert PPI. Haar enige mogelijkheid was een residentieel verblijf in het tienermoedercentrum. Voor sommige moeders een hoge drempel en de vraag naar ambulante hulp werd dan ook steeds groter. Op 1 september kwam Afra Boddaert PPI met hulp aan huis voor tienermoeders. Tienermoeders in Amsterdam Zuidoost. ‘Een kraamhulp leert de moeder de praktische kanten van het ouderschap, wij kijken naar de manier waarop de moeder met haar kind omgaat.’
omgaat. We proberen een stabiele basis te leggen voor de relatie tussen moeder en kind op langer termijn.’ Tijdens de ambulante hulp staat de sociale omgeving van de tienermoeder centraal. ‘Een jonge moeder woont vaak bij haar ouders of bij de vader van het kind’, legt van der Meulen uit. Ze vervolgt: ‘Na een jaar moet de moeder het alleen aankunnen. Het is dan belangrijk dat ze een netwerk heeft waar ze op terug kan vallen.’ Op 1 oktober startte Afra Boddaert PPI ook een School- en Werkproject, speciaal voor tienermoeders. Het project is bedoeld voor gemotiveerde moeders die moeite hebben met het vinden van een baan of die verder willen leren. Annelies Mulder is coördinator van het project. ‘Moeders kunnen zich direct aanmelden bij de begeleiders van het project. Wij geven géén hulp aan huis, maar laten de moeders naar ons toe komen.’ De begeleiders van het School- en Werkproject geven praktische steun. Mulder: ‘We hebben veel contacten in Amsterdam met ROC’s en uitzendbureaus. We kunnen dus voor ze bemiddelen. Belangrijk is dat een moeder werk of school leert combineren met het ouderschap. Dat doen we onder andere door de moeders te helpen met het zoeken naar kinderopvang, een keertje mee te gaan naar de crèche of ze te helpen met solliciteren.”
c
Tevreden kabouters MKD ’t Kabouterhuis meet de tevredenheid van haar cliënten gedurende het hulpverleningsproces en in een tweejaarlijks algemeen onderzoek. Dat laatste onderzoek vond plaats in mei van dit jaar. ’t Kabouterhuis stuurde 207 ouders en verzorgers een lijst met stellingen en open vragen. Hiervan reageerde 37,7 procent. Het onderzoek liet zien dat ouders tevreden zijn over het verloop en het resultaat van de hulpverlening, over de medewerkers en over de voorzieningen. Zij gaven ’t Kabouterhuis een gemiddelde rapportcijfer van 8,3. Verder kwamen door de open vragen concrete zaken naar voren waar ouders tevreden en ontevreden over zijn. Zij droegen bovendien ideeën voor verbetering aan. ‘t Kabouterhuis gaat daarmee aan de slag.
FOTO: KLAAS FOPMA/HH
‘D
e hulpvorm is voor jonge moeders en zwangere meisjes met een geschikte woonplek, maar die wél begeleiding nodig hebben’, vertelt Esther van der Meulen, stafmedewerker van de nieuwe methodiek. ‘De moeders kunnen bij ons worden aangemeld door Bureau Jeugdzorg. Na de aanmelding kijkt een van de twee hulpverleners naar de situatie van de tienermoeder en stelt een plan van aanpak op.’ Welke begeleiding er komt, is afhankelijk van de fase waarin de jonge moeder zit. Zo zal de begeleider een aankomende moeder voorbereiden op de komst van de baby. ‘Dan gaan we bijvoorbeeld kijken of de moeder al weet waar en hoe ze wil bevallen. Het emotioneel voorbereiden op het moederschap speelt een belangrijke rol.’
Na de geboorte Ook na de geboorte van het kind begeleidt de hulpverlener de moeder op emotioneel gebied. Eens per week komt er een begeleider langs om de moeder te leren met haar pasgeborene om te gaan. ‘Een kraamhulp leert de moeder de praktische kanten van het ouderschap, wij kijken naar de manier waarop de moeder met haar kind
KORT
Voor meer informatie over de ambulante hulp aan tienermoeders kunt u bellen met Esther van der Meulen. Tel.: 020 – 515 82 22. Om een tienermoeder direct aan te melden voor het School- en Werkproject belt u met een van de begeleiders, Marjo of Ed. Tel.: 020 - 515 82 22.
3
c
OPINIE
D O O R : TA M A R A F R A N K E
c
Wat biedt de Wet op de Jeugdzorg? Het kabinet Balkenende besloot november 2003 de invoering van de Wet op de Jeugdzorg opnieuw uit te stellen. Dat betekent dat deze wet niet zoals gepland op 1 januari 2004 in werking zal treden. Belangrijkste reden hiervoor waren de vragen in de Eerste Kamer over de uitvoerbaarheid van de wet. Kan de overheid het in deze wet verankerde recht op jeugdzorg wel garanderen met de toegezegde financiële middelen? Dreigt de jeugdzorg een stuurloos schip te worden, nu de invoering van de wet voor de c tweede maal is uitgesteld? En wat betekent de wet eigenlijk voor mensen die met de jeugdzorg te maken hebben? “Jong aan de Amstel” peilde de mening van drie “insiders” over de voordelen van de Wet en de nadelen van het uitstel.
Paul Nota, topambtenaar jeugdzorg van de ROA
Adri van Montfoort van Adviesbureau Van Montfoort
’Uitstel is meer dan vervelend’
’De overheid faalt met dit uitstel’
‘De Eerste Kamer krijgt de behandeling niet tijdig afgerond. Dat is meer dan vervelend. Drie jaar lang werkten de instellingen in onze regio samen met het ROA (Regionaal Orgaan Amsterdam, het bestuur van de agglomeratie Amsterdam – red.) aan de voorbereidingen. En zes weken voor de daadwerkelijke invoering komt er weer een jaar uitstel. Zo wordt de overheid onbetrouwbaar voor burgers. Ze heeft kinderen en opvoeders wel voorgehouden dat ze een recht op jeugdzorg krijgen. ‘Al sinds 1994 is duidelijk dat we de jeugdzorg anders moeten inrichten. In die tijd is er in de regio veel veranderd en verbeterd. De instellingen maakten nieuwe zorgprogramma’s en werken nu intensiever samen. De jeugdzorg kan hierdoor steeds beter laten zien wat ze doet. Zo melden zich vorig jaar 15.000 kinderen aan bij het Bureau Jeugdzorg. Het bureau gaf voor 4000 van hen een indicatie af, waarna de zorginstellingen aan het werk gingen. ‘Ondanks het uistel van de wet, gaan de jeugdzorginstellingen verder op de ingeslagen weg. Maar het blijft onfatsoenlijk dat de landelijke overheid een en ander niet tijdig voorziet van een wettelijke basis. Hierdoor staan de kinderen en hun opvoeders met lege handen. Wij hebben die Wet nodig om ons te kunnen verantwoorden. Wij willen laten zien dat we doen wat van ons wordt verwacht, dat we kinderen een recht op jeugdzorg bieden. Dat blijft nu weer een jaar in de lucht hangen.’
‘Het is niet alleen ontzettend jammer dat de invoering van de Wet weer een jaar is uitgesteld. Ik zie het ook als een falen van de overheid. ‘De grote meerwaarde van de nieuwe Wet op de Jeugdzorg is natuurlijk dat het principe van het recht op jeugdzorg eindelijk wettelijk wordt vastgelegd en dat de jeugdbescherming in Bureau Jeugdzorg wordt geïntegreerd. Het is natuurlijk niet zo dat de wet alle problemen oplost. In de praktijk fungeert Bureau Jeugdzorg al als de toegang tot de jeugdzorg, als het brede loket. Daar moeten mensen naar toe die signaleren dat er iets mis gaat met een kind. Maar processen die daarbij nu stroef verlopen, blijven na de invoering van de wet nog wel even stroef verlopen. Juist omdat Bureau Jeugdzorg nog zoekende is naar een positie. ‘Het grote verschil is dat er nu een wettelijke basis komt. Hiermee kunnen ouders druk uitoefenen op de overheid, eventueel gesteund door onder andere onderwijzers en leidsters in de kinderopvang. Verder moeten de instellingen in de jeugdzorg zorgen voor kortere wachttijden. Ze worden mede hierdoor gedwongen om efficiënter samen te werken. ‘Een nadeel van de nieuwe wet is dat het risico bestaat dat de flexibiliteit verdwijnt. Juist omdat de wet slechts een raamwerk is waarbinnen bijvoorbeeld de financiën nog moeten worden ingevuld met algemene maatregelen van bestuur. Voor je het weet zit iedereen weer op zijn eigen eilandje om de eigen geldstromen te beschermen. ‘Het belangrijkste is dat overheid en instellingen samen vraaggericht gaan werken. Ze moeten eerst bedenken wat deze groep jeugdigen nodig heeft om de problemen op te lossen. Vervolgens moeten ze daar samen de verantwoordelijkheid voor nemen en samen de taken verdelen. Daar zijn de instellingen en de medewerkers zelf verantwoordelijk voor, ongeacht wanneer de nieuwe Wet op de Jeugdzorg wordt ingevoerd.’
Jan Brouwer de Koning, woordvoerder ministerie van VWS
’Jeugdzorg werkt al volgens nieuwe wet’
ILLUSTRATIE: WIM STEVENHAGEN
‘Wat verandert de nieuwe Wet op de Jeugdzorg nu voor mensen die werken in sectoren als het onderwijs, de kinderopvang en de gezondheidszorg? Nou, je spreekt hier over zogenaamde voorliggende voorzieningen, dat wil zeggen voorzieningen met een preventieve en signalerende taak bij opvoed- en opgroeiproblemen. Zij signaleren als er iets mis gaat bij kinderen en jongeren en kunnen vervolgens de jeugdzorg inschakelen. Deze voorzieningen behouden wat dit betreft gewoon hun taak. Maar de Wet op de Jeugdzorg bepaalt wel dat ze te maken krijgen met een andere partner, namelijk het Bureau Jeugdzorg. Deze instelling verzorgt nu in de praktijk, maar straks ook wettelijk de indicatie in geval van ernstige opgroei- en opvoedproblemen. Een huisarts kan dus bijvoorbeeld niet meer direct een jongere doorsturen naar een jeugdzorginstelling. Dat gaat nu altijd via Bureau Jeugdzorg. ‘Bureau jeugdzorg moet samenwerkingsafspraken maken met onder andere scholen en de jeugdgezondheidszorg. Verder heeft Bureau Jeugdzorg de taak om de voorliggende voorzieningen te versterken. Ze kan hen consultatie en advies geven. En ze kan deelnemen aan netwerken. Overigens gebeuren deze dingen deels al in praktijk, omdat de jeugdzorg zich voorbereidt op de invoering van de nieuwe wet. ‘De invoering van de wet is uitgesteld omdat de behandeling in de Eerste Kamer meer tijd vergt. Hierdoor is de inwerkingtreding op 1 januari 2004 niet meer haalbaar. Dit laat onverlet dat het draagvlak voor het wetsvoorstel groot is: de Tweede Kamer heeft de wet unaniem aangenomen en het IPO (Interprovinciaal overleg – red.) stuurde onlangs een brief aan de Eerste Kamer waarin het ze stelt voorstander van de Wet te zijn. Door de latere inwerkingtreding van de Wet op de Jeugdzorg heeft het veld meer tijd om zich hier op voor te bereiden. Het wettelijk kader is immers duidelijk.’
4
THEMA.. BASISONDERWIJS c
FOTO: SAKE RIJPKEMA
c
Vroegtijdige hulp voorkomt problemen Natuurlijk gaat het met de meeste Amsterdamse scholieren goed, maar het blijft belangrijk tijdig problemen te signaleren bij die leerlingen waar het wel mis mee dreigt te gaan. Juist in het basisonderwijs, want daar doen problemen zich veelal het eerst voor. Tijdige hulpverlening kan dan voorkomen dat problemen op latere leeftijd escaleren. ‘De school hoort een voorpost te zijn van Bureau Jeugdzorg.’ Dat zei Jaap van der Aa anderhalf jaar geleden in “Jong aan de Amstel”. De toenmalige wethouder jeugdbeleid van Amsterdam vond dat hulpverleners destijds nog teveel langs elkaar heen werkten. De jeugdzorginstellingen slaagden er echter binnen korte tijd in een goede zorgstructuur rond het basisonderwijs te bouwen. Onder andere met de Jeugdzorg Advies Teams (JAT’s) en het schoolmaatschappelijk werk.
Kinderen van een Amsterdamse basisschool: ‘Als we niet op een vroeg moment interveniëren, krijgen we later de rekening gepresenteerd van een geëscaleerde problematiek.’
DOOR: CORINA DE FEIJTER
JAT’s functioneren als eerste hulppost De Jeugdzorg Advies Teams (JAT’s) beogen toegankelijk te zijn, snel en zorgvuldig te werken, concrete hulp te bieden aan scholen en ouders, en goed te kijken hoe de leer- en leefomgeving van een kind samenhangt. ‘Op deze punten scoren ze een volle 8, blijkt uit onderzoek.’ Dat stelt Dolf van Veen, hoofd van het Landelijk Centrum Onderwijs en Jeugdzorg. Hij signaleert echter nog wel een tekort in hulpverleningsaanbod. Hulpverleners moeten dat aanbod ook flexibeler kunnen inzetten.
A
ansluiten op de leerlingenzorg, schoolnabij werken en een betere samenwerking tussen Bureau Jeugdzorg, de jeugdgezondheidszorg en het algemeen maatschappelijk werk. Met die doelstellingen startte het eerste JAT verleden jaar. Inmiddels werken vijf teams voor alle 200 Amsterdamse scholen in het basis- en het speciaal basisonderwijs. Van Veen onderzocht onlangs de werkwijze van het JAT. Volgens hem boeken de JAT’s de beoogde resultaten: ‘Tot voor kort kwamen verwijzingen vanuit het onderwijs in bijna de helft van de gevallen niet aan bij het Bureau Jeugdzorg. Nu lukt dat in nagenoeg alle gevallen. Ouders worden niet langer van het kastje naar de muur gestuurd. Het JAT kan veelal direct hulp bieden door probleemverheldering en korte hulpverlening. In andere gevallen activeert ze lokale ondersteuningsmogelijk-
heden of leidt ze toe naar de geïndiceerde jeugdzorg.’ Een belangrijk voordeel van de JAT’s is dat kinderen al op jonge leeftijd worden aangemeld. Van Veen: ‘Die vroege signalering werkt preventief. Als we niet op een vroeg moment interveniëren en niet goed kijken wat kinderen, ouders en hun scholen nodig hebben, krijgen we later de rekening gepresenteerd van een geëscaleerde problematiek.’
Eerste Hulp Voor de scholen zit de toegang tot Bureau Jeugdzorg bij het JAT. Van Veen: ‘Zo heeft de jeugdzorg nu een gezicht voor de scholen en de ouders. Het bereik is vergroot. De scholen voelen zich nu ondersteund en hoeven niet meer achter hulpverleners aan te zitten om te horen wat er gebeurt. We hebben inmiddels ook geleerd dat het
5
voor het Bureau Jeugdzorg efficiënter werkt. De kwaliteit van de advisering gaat erop vooruit. Ze kunnen nu in een kort tijdsbestek informatie en kennis bundelen.’ Van Veen ziet het JAT als een eerstehulppost waar goede probleemtaxatie en snelle toeleiding naar hulp centraal staan. ‘De JAT’s moeten zich inbedden in de regionale structuur. Als bepaalde ondersteuning er niet is, kan het JAT een dergelijk gat niet opvullen. In sommige stadsdelen ontbreken bijvoorbeeld voorzieningen voor opvoedingsondersteuning of zijn er wachtlijsten voor geïndiceerde jeugdzorg. De doorstroom kan dan stagneren en dat kan tot verstopping leiden.’ Van Veen heeft meer noten op zijn zang: ‘Ik vind dat we het huidige aanbod niet flexibel genoeg kunnen inzetten. Verder moeten we de regionale opvangcapaciteit voor jonge risicokinderen verbeteren. Er vindt namelijk geen goede overdracht van informatie plaats op risicovolle momenten.’
Eén loket Vraaggericht werken is een term die Van Veen bewust niet gebruikt. ‘De JAT’s moeten er eer in scheppen om samen met de ouders te onderzoeken wat er aan de hand is, zodat ouders hun ondersteuningsbehoefte kunnen formuleren. Dat is de fundamentele taak van een JAT. Vroeger was één loket het adagium. Maar dat kan niet verbloemen waar het eigenlijk om gaat: in de basisvoorzieningen toegangsfuncties inzetten, interprofessioneel samenwerken, vroegtijdige signalering, concrete actie en goede onderwijsgerelateerde jeugdzorgprogramma’s aanbieden.’
THEMA.. BASISONDERWIJS
Hulpaanbod voor basisonderwijs Jeugdzorgadviesteam (JAT) • Het Jeugdzorgadviesteam helpt basisscholen met kinderen die problemen hebben waarvoor het zorgsysteem van de school niet toereikend of bedoeld is. Of met problemen waarbij ouders soms moeilijk te bewegen zijn hulp te zoeken.
• Het JAT adviseert bij de aanpak van kinderen met psychosociale problemen. Dit doet zij door de school werk uit handen te nemen en te ondersteunen als het gaat om het vinden en bieden van de juiste hulp aan kinderen en hun ouders.
• Het JAT is een samenwerkingsverband van reeds bestaande instellingen voor jeugdzorg en hulpverlening, waarbij het Bureau Jeugdzorg een centrale rol heeft. Het bestaat uit medewerkers met verschillende deskundigheden: orthopedagogen/psychologen, gezinsmaatschappelijk werkers, algemeen maatschappelijk werkers, een jeugdarts en een sociaal-psychiatrisch deskundige.
• Het JAT werkt nauw samen met de school en maakt gebruik van de kennis en informatie van de school en houdt de school op de hoogte van de stappen die ze met en ten behoeve van ouders en kinderen zet. Verder baant het JAT voor de school een weg naar instellingen voor jeugdzorg en bemiddelt ze als de school problemen ondervindt in de relatie met deze instellingen. • Verder kan het JAT de school bijstaan in crisissituaties, bijvoorbeeld door het organiseren van hulp aan het kind en/of het gezin en het geven van advies aan de school over de juiste aanpak.
• Het JAT is bereikbaar op werkdagen van 9.00 tot 17.00 uur voor het maken van afspraken. Tussen 12.00
en 13.30 uur biedt een inhoudelijk medewerker telefonische consultatie. Scholen kunnen een beroep doen op het JAT in hun eigen regio, • AMSTERDAM NOORD Buikslotermeerplein 260, 1025 GB Amsterdam Tel: 020 6304400 • AMSTERDAM OOST EN DIEMEN Helmholzstraat 61, 1098 LE Amsterdam Tel: 020 5608031 • AMSTERDAM WEST Overschiestraat 17, 1062 HN Amsterdam Tel: 020 4878282 • AMSTERDAM ZUIDOOST Wildenborch 9, 1112 XB Diemen Tel: 020 5694500 • AMSTERDAM ZUID EN CENTRUM IJsbaanpad 9, 1076 CV Amsterdam Tel: 020 5711922 • CCTJ VOOR CRISISSITUATIES Eric Heusinkveld: 06 – 137 675 72
sussen, maatschappelijk werk, de huisarts of het speciaal onderwijs. Meer informatie: 020 – 55 58 333.
Ambulante begeleiding De Prof. Waterinkschool, verbonden aan het Paedologisch Instituut Duivendrecht, verzorgt onder andere het onderwijs voor de kinderen van MKD ‘t Kabouterhuis. Zie hiervoor het artikel hieronder. Na afloop van de dagbehandeling in combinatie met onderwijs, wordt ieder kind verwezen naar een passende onderwijsvoorziening. De kinderen die naar het (speciaal) basisonderwijs gaan worden nog een jaar lang gevolgd door de ambulante begeleiding vanuit de Prof. Waterinkschool. De ambulante begeleiding is bedoeld om de leerkracht te ondersteunen in de omgang met het desbetreffende kind. Meer informatie: Annerieke van der Hulst (coördinator ambulante begeleiding) 06-12678880.
Schoolmaatschappelijk werk
SaC-Amstelstad Jeugdzorg
Afra Boddaert PPI biedt schoolmaatschappelijk werk op vijftig Amsterdamse basisscholen. Leerkrachten schakelen de schoolmaatschappelijk werkers in als een kind gedragsproblemen in de klas heeft, er in een gezin duidelijk opvoedingsproblemen bestaan, bij plotseling verslechterde leerprestaties of bij problemen tussen ouders en school. Hulp en ondersteuning van de ouders moeten leiden tot een beter functioneren van het kind op school. Het schoolmaatschappelijk werk biedt kortdurende ondersteuning. Als er meer hulp nodig is, verwijst het schoolmaatschappelijk werk naar Bureau Jeugdzorg of naar andere instanties zoals buurthuizen, opvoedcur-
SaC-Amstelstad Jeugdzorg heeft voor het basisonderwijs het volgende zorgaanbod: • Het Medisch Kinderdagverblijf “De kleine prins” in Purmerend biedt intensieve dagbehandeling aan kinderen van anderhalf tot zes jaar en begeleidt kinderen en hun ouders ook thuis. • De Boddaertcentra in Zaanstreek/Waterland bieden intensieve dagbegeleiding voor kinderen van 6 tot 15 jaar na schooltijd in een Boddaertcentrum en ambulante hulp aan huis. Kinderen kunnen met hun ouders begeleiding krijgen in schoolgerelateerde zaken, zoals huiswerkbegeleiding. Meer informatie: 020 – 540 05 00.
DOOR: MAARTEN TERLAGE
’Wij dragen onze expertise steeds meer over’ ‘S
oms hebben jonge kinderen zulke ernstige gedragsproblemen of ontwikkelingsstoornissen dat zij niet kunnen functioneren op een peuterspeelzaal, kinderdagverblijf of onderbouw van een reguliere of speciale basisschool’, zegt Dagmar Peet, groepsleidster op ’t Kabouterhuis in Amsterdam-Zuid. ‘Zij kunnen dan naar één van de Kabouterhuizen worden doorverwezen. Wij geven de kinderen een intensieve dagbehandeling in groepen van maximaal negen kinderen. Als kinderen op ‘t Kabouterhuis vier jaar oud worden en toe zijn aan onderwijs, gaan ze vier tot zes dagdelen naar een kleutergroep van de Prof. Waterinkschool.’
Wenschema De Prof. Waterinkschool is een school voor zeer speciaal basisonderwijs, verbonden aan het Paedologisch instituut. De kinderen krijgen les in groepen van maximaal tien leerlingen. ‘In nauw overleg met de groepsleidster van ’t Kabouterhuis wordt allereerst een wenschema opgesteld’, aldus groepsleerkracht Willeke
van de Ven. ‘Daarna hou ik dagelijks contact met de groepsleidster van ’t Kabouterhuis, zodat het onderwijs goed blijft afgestemd op de hulpverlening. Verder hebben we regelmatig een breed overleg waarbij alle betrokkenen, inclusief ouders, spreken over de ontwikkelingen van het kind.’
Goede afsteming ‘t Kabouterhuis heeft in Amsterdam en Amstelland/De Meerlanden vier locaties. Op het terrein van drie van de vier Kabouterhuizen bevindt zich een vestiging van de Prof. Waterinkschool wat een goede afstemming tussen dagbehandeling en onderwijs moet waarborgen. Op de Waterinkschool krijgen leerlingen les in groepen van maximaal tien leerlingen en wordt de groepsleerkracht bijgestaan door een klassenassistent. Na één of maximaal twee jaar moeten kinderen worden teruggeplaatst naar het onderwijs. Hierbij is een belangrijke rol weggelegd voor ambulant begeleider Annerieke van der Hulst: ‘Samen met de teams van de Waterink-
6
FOTO: JAAP MAARS
Op het medisch kinderdagverblijf ’t Kabouterhuis zitten jonge kinderen met ernstige gedrags- en ontwikkelingsproblemen. Wanneer zij ouder dan vier jaar zijn en toe zijn aan onderwijs gaan zij naar de Prof. Waterinkschool. Na maximaal twee jaar stromen ze door naar het reguliere of speciale basisonderwijs of naar verschillende vormen van speciaal onderwijs. De ambulant begeleider zorgt ervoor dat de specifieke deskundigheid aan de basisschool wordt overgedragen. Een leerkracht van de Prof. Waterinkschool op de locatie van ’t Kabouterhuis in Amsterdam-West vertelt een spookverhaal aan haar leerlingen.
school, ‘t Kabouterhuis en de ouders bekijken we wat de beste vervolgschool voor het kind is. Dat kan regulier basisonderwijs zijn, maar ook speciaal basisonderwijs of speciaal onderwijs. Wanneer het kind naar een (speciale) basisschool gaat, is het mijn taak de overdracht te regelen. Vervolgens blijf ik gedurende één jaar actief als ambulant begeleider op de nieuwe school. Ik bezoek dan regelmatig de school en overleg daar met vooral de leerkracht en de intern begeleider over de voortgang van het kind. Wanneer er problemen zijn kan ik handelingsgerichte adviezen aan de leerkracht geven. Op deze manier dragen wij onze specifieke expertise steeds meer over aan andere vormen van onderwijs. Dat is belangrijk, ook omdat er steeds meer kinderen in het regulier basisonderwijs worden teruggeplaatst.’
THEMA.. BASISONDERWIJS
D O O R : M I C H E L VA N D I J K
‘De school wil het kind niet kwijt’ Leerlingen uit groep 1 en 2 met sociaal-emotionele problemen krijgen in Amsterdam-Oost hulp van het Afra Boddaert-PPI. Ouders en school zijn tevreden over de resultaten. De leefgroep van Afra Boddaert PPI in Amsterdam-Oost: ‘We willen de kinderen weerbaarder maken, zodat ze zich prettiger gaan voelen en steviger in hun schoenen staan in de klas.’
De hulpverleners streven er daarom naar dat de ouders hun aanpak overnemen. ‘Als het kind thuis minder faalangst voelt, zal het daar op school vervolgens ook minder last van hebben.’
FOTO: SAKE RIJPKEMA
Snelle aanmelding
‘E
en deel van de kinderen dat hier komt is erg introvert’, vertelt Joke Baidjoe, orthopedagoog van de groep ‘Vier tot Zes’ van Afra Boddaert PPI in de Tweede Oosterparkstraat. ‘Ze zijn vaak zo verlegen dat ze niet voor zichzelf durven op te komen in de klas. Daardoor worden ze belemmerd in hun functioneren.’ Vaak ontbreekt het scholen aan tijd om deze kinderen extra aandacht te geven. Vandaar dat veel scholen in Oost de kinderen aanmelden bij de hulpverleners in de Tweede Oosterparkstraat. Baidjoe: ‘Met ons hulpaanbod proberen we de kinderen weerbaarder te maken, zodat ze
zich prettiger gaan voelen en steviger in hun schoenen staan in de klas.’
Bereidwillig De kinderen gaan enkele middagen per week naar de leefgroep van Afra Boddaert PPI. Daar worden zij en hun ouders begeleid door drie mentoren en een maatschappelijk werkende. De aanmelding van het kind vindt plaats in overleg met de ouders. Baidjoe: ‘De meeste ouders zijn heel bereidwillig. Ze zien dat er iets aan de hand is, maar weten niet wat ze moeten doen.’
Docent en mentor vormen de schakel in het contact tussen school en Afra Boddaert. Ze voeren regelmatig overleg over het kind, en bezoeken elkaar in de klas en op de leefgroep. Ze vullen elkaar mooi aan, vindt Yvonne Karels, hoofd van de vestiging in Oost. Karels is blij dat ze kinderen uit deze leeftijdsgroep kan helpen. ‘De school doet vanaf groep 3 een steeds groter appèl op de kinderen. Voor docenten is dat vaak een reden om een kind bij ons aan te melden. Ze zijn bijvoorbeeld bang dat het kind het in groep 3 niet zal volhouden zonder extra ondersteuning.’ Een snelle aanmelding is een belangrijk succesfactor in de opvang, benadrukt Karels. Vandaar dat Afra Boddaert PPI het afgelopen jaar, samen met vier scholen in Oost en Zuidoost, een “verkorte route” startte, waaraan in totaal 22 kinderen deelnamen. Karels: ‘De school meldt het kind direct bij ons aan. Bureau Jeugdzorg kent pas achteraf de zorgtoewijzing toe. Dat scheelt tijd, en dat moet ook. Je kunt deze kinderen niet jaren laten wachten.’ Het hulpaanbod voor kinderen uit groep 1 of 2 is volgens Karels overigens minimaal in Amsterdam. ‘We kennen het ZMOK en het Medisch Kleuterdagverblijf voor kinderen met ernstige gedragsproblemen. Zij komen meestal terecht in het speciaal onderwijs. Onze kinderen daarentegen gaan gewoon naar de basisschool. De school wil het kind niet kwijt. Daarom is iedereen bereid om er wat aan te doen.’
DOOR: CORINA DE FEIJTER
Jan Hus: ‘Basisonderwijs heeft niets aan koopmansgedrag’ Jan Hus is voorzitter van het College van Bestuur van het Protestants Christelijk en Oecumenisch Onderwijs in Amsterdam (PCOOA) en de Stichting Samenwerkende Christelijke Scholen (SSCS). ‘Voor leerkrachten geldt: schoenmaker, blijf bij je leest.’
H
et onderwijs is een belangrijke vindplaats van kinderen en ouders die hulp nodig hebben. ‘Voor jeugdzorg was dit wel een eye-opener’, constateert Hus. De oprichting van de Jeugdzorg Advies Teams (JAT’s) verkleinde de kloof tussen jeugdzorg en basisonderwijs, maar het kan beter. ‘De voordeur van het Bureau Jeugdzorg gaat alleen open als je aanbelt. Voor sommige ouders is de drempel nog te hoog. En de hulp komt traag op gang.’ Wat hem ergert is het feit dat sommige instellingen zich eigengereid opstellen en moeilijk over te halen zijn om te participeren in de JAT’s. ‘Ze zeggen dat ze de visie en werkwijze van het JAT niet delen. Het lijkt wel of ze zich meer richten op hun eigenbelang dan op het gezamenlijk belang. Het onderwijs heeft niets aan dit soort koopmansgedrag. Als we echt een continuüm aan zorg willen
creëren, dan vind ik het jammer dat sommige organisaties menen - omwille van hun zelfstandigheid - zich te kunnen onttrekken aan een gemeenschappelijk doel. Ze moeten elkaar niet beconcurreren, maar de krachten bundelen.”
Adequate ondersteuning Volgens Hus heeft het basisonderwijs baat bij het onder handbereik hebben van adequate ondersteuning, bijvoorbeeld deskundigheid op het vlak van gedrag. Scholen moeten beschikken over een bepaald aantal uren ondersteuning per week. Leerkrachten signaleren wel dat er met een kind iets mis is. ‘Het komt voor dat ze niet weten wat ze met een kind aanmoeten, ze kunnen er soms letterlijk niet bij komen. Het is belangrijk om de ouders er in een vroeg
7
stadium bij te betrekken. Het is niet zo dat we de ouders niet meer op hun verantwoordelijkheid mogen aanspreken. Maar sommige ouders zijn pedagogisch onmachtig en geven hun kind op. Voor leerkrachten geldt wel het principe: schoenmaker, blijf bij je leest. Het zijn geen gedragsdeskundigen. Leerkrachten beschrijven niet wat er aan de hand is, maar plakken vaak direct een etiket op het kind. Ze moeten leren waar te nemen: wat gebeurt er, hoe reageert het kind, hoe reageer ik. Sommige scholen gebruiken video-interactie begeleiding. Dan zien leerkrachten wat er gebeurt. Door hierover te praten met een orthopedagoog leren ze anders om te gaan met een kind en negatief gedrag niet langer te belonen. Het gaat erom dat de leerkracht zich bezighoudt met de groep en niet alleen gericht is op het individuele kind.’
DOOR: MARTIN GERRITSEN
FOTO: SAKE RIJPKEMA
Jeugdzorg Advies Team: ‘Je moet hulp niet forceren’ Wil Willems, jeugdarts bij de GGD en Astrid Caubo, maatschappelijk werker bij het Algemeen Maatschappelijk Werk, zijn beiden gedetacheerd bij het Jeugdzorg Advies Team, het JAT. Zij buigen zich in een multidisciplinair team over de kinderen die de basisscholen bij het JAT aanmelden.
C
FOTO: JAAP MAARS
aubo: ‘Vaak gaat het om gedragsproblemen op school, maar ook in de thuissituatie.’ Willems: ‘En om sociaal-emotionele problemen.’ Caubo: ‘We werken met korte lijnen.’ Willems: ‘Als een school een kind bij ons aanmeldt, nemen we binnen twee dagen contact op met school.’ Caubo: ‘En we werken echt “outreachend”. We gaan naar de ouders toe en – als ze dat niet willen – bezoeken we ze op school. We verzamelen ook andere gegevens, zoals de jeugdgezondheidskaart en een eventueel rapport van ABC Onderwijsbegeleiding.’ Willems: ‘Zo kunnen we aansluiten op eerdere hulp en Astrid Caubo en Wil Willems: ‘We gaan naar de voorkomen dat we hulp gaan ouders toe en – als ze dat niet willen – bezoeken bieden die in het verleden al we ze op school.’ eens is misgelopen.’ Caubo: ‘Soms willen we eerst meer informatie om te zien welke hulp nodig is.’ Willems: ‘Dat kan bijvoorbeeld aan de hand van gedragsvragenlijsten.’
Invalshoeken Willems: ‘We bespreken een jongere vervolgens in het multidisciplinair team. Daar kijken mensen vanuit verschillende invalshoeken naar het probleem. Zo komen we samen tot een integratief beeld.’ Caubo: ‘Soms is er een conflict tussen school en ouders over het kind.’ Willems: ‘We proberen dan te bemiddelen. Zo moeten we ouders wel eens uitleggen dat het kind zich thuis heel anders gedraagt dan op school. Je kunt dat laten zien door het gedrag op video op te nemen. Zo probeer je de school en de ouders weer “on speaking terms” te krijgen.’ Caubo: ‘We geven zelf ook lichte vormen van hulpverlening, zoals opvoedingsondersteuning.’ Willems: ‘En we kunnen docenten handelingsadviezen geven.’ Caubo: ‘Maar we kunnen het kind ook verder doorverwijzen voor hulp. Zo werken we samen met Boddaert, Boppi en de GGZ, Soms is er ook sprake van intensieve thuisbehandeling, sociale vaardigheidstrainingen, video-hometraining en pedagogische ondersteuning.’
DE CLIENT
Violetta Rayen Gitte Yonez Inalleo, 12 jaar.
Aansluiten
c
’De dokter stelde allerlei rare vragen’ ‘Ik moest naar een andere school, want het ging niet meer op mijn oude school. De juf deed daar niet zo aardig tegen me. Zo kwam ik bij het JAT, bij Astrid en Wil. Ze hebben eerst nog gekeken of ik terugkon naar m’n oude school, maar dat wilde ik niet meer. Ik heb namelijk een huidziekte, waardoor ik niet alles even snel kon. Maar de juf vond gewoon dat ik niet goed mijn best deed. ‘Ik heb een huidziekte waarbij ik allemaal blaren krijg op mijn voeten. Dat heb ik van m’n moeder geërfd. Astrid en Wil kwamen toen op het idee om me naar een andere school te sturen, een school voor kinderen die ziek zijn. Ze zijn toen ook met mij en m’n moeder meegegaan naar die nieuwe school. En toen mocht ik naar die school. Maar dat ging niet zomaar. Ik moest nog wel met allerlei mensen praten. Met een dokter, een psycholoog,
een intern begeleider en een sociaal verpleegkundige. De dokter wilde precies weten welke ziekte ik had, maar stelde soms ook rare vragen. Bijvoorbeeld of ik vieze poep had. Ik vond het echt goor. ‘Ik zit nu sinds de zomervakantie op mijn nieuwe school. Daar gaat het nu wel beter. Alleen doen de kinderen wel eens minder leuk tegen me. Dan zeggen ze bijvoorbeeld dat ik stink. Maar m’n moeder heeft daarover gesproken met de juf en nu gaat het beter. ‘Ik vond ze wel aardig van het JAT. Het is in elk geval hartstikke goed dat ze een nieuwe school hebben geregeld. Je kon ook goed met ze praten. Astrid zat dan hier op de bank en praatte met mij, maar Wil praatte vooral met m’n moeder. Die zat dan daar op die andere bank.’
Caubo: ‘Onze hulp sluit aan bij hetgeen de ouders willen. We kunnen wel een plan bedenken, maar daar heb je niet veel aan als de ouders niet willen meewerken. We kijken daarom vooral naar wat haalbaar is, tenzij de thuissituatie zo ernstig is dat we de Raad voor de Kinderbescherming moeten inschakelen.’ Willems: ‘Haalbaarheid is belangrijk. Sommige gezinnen zijn al bij veel instanties geweest en hebben telkens afgehaakt. Daarom is het belangrijk dat wij ze niet uit het oog verliezen.’ Caubo: ‘Het heeft geen zin om hulp te forceren. Dan haken mensen toch af.’
Meningsverschil
c 8
Willems: ‘Neem Violetta. Zij verzuimde veel wegens haar huidziekte en meningsverschillen tussen school en thuis over de huidverzorging. We wilden haar weer terug naar school plaatsen, maar dat lukte niet. Vanuit mijn invalshoek als jeugdarts ben ik toen gaan kijken naar andere mogelijkheden. Zo kwam ik bij een school voor chronisch zieke kinderen, maar de moeder wilde daar aanvankelijk niet aan.’ Caubo: ‘Ze had in het verleden negatieve ervaringen met het speciaal onderwijs.’ Willems: ‘We hebben toen samen de school bezocht, zodat de moeder zag dat de scholen van nu niet meer die van vroeger zijn. Caubo: ‘Nu zit Violetta op die school en bloeit ze helemaal op.’
DE WERKER
T E K S T: M A R T I N G E R R I T S E N