Zo begon de G.O.Z. Een beeld van de beginjaren van de Celdersch-Overijsselsche Bond van Coöperatieve Zuivelfabrieken
Zutphen heeft al een eeuw iets met zuivel. O m het precies te zeggen: met boter. Honderd jaar geleden werd in Zutphen de G.O.Z. opgericht, een organisatie die eind 7 99 1 werd opgeheven. De belangen van de G.O.Z. zijn sindsdien overgegaan op Coberco. Dat bedrijf heeft een veel jongere geschiedenis; die komt dan ook niet aan de orde in dit verhaal. Binnen afzienbare tijd zal voor Coberco een splinternieuw gebouw verrijzen aan de rand van Zutphen, vlakbij de brandweerkazerne. In deze bijdrage geeft A.]. Sinnema een beeld van de ontstaansgeschiedenis van de G.O.Z. Hij doet dat aan de hand van archiefstukken van de G.O.Z. die bewaard worden in het Stadsarchief.
In 1896 werd in Zutphen de GelderschOverijsselsche Bond van Coöperatieve Zuivelfabrieken (kortweg verder aangeduid als de C.O.Z.) opgericht. Het gebeurde in de serre van de stationswachtkamer. Vertegenwoordigers van 11 coöperatieve zuivelfabrieken waren bij elkaar gekomen o m te spreken over de oprichting van een bond. Dit alles op initiatief van C.J. Bieleman, voorzitter van de zuivelfabriek te Vorden, in het dagelijks leven hoofdonderwijzer in dat dorp. Bieleman is ook de eerste voorzitter geworden van de G.O.Z., een functie die hij zou bekleden -tot 1901, toen werd hij benoemd tot rijks-boterinspecteur.
De plaatselijke wijze van boter bereiding liet vrij .vekl te wensen over; vooral wat betreft de wijze van afroming waarbij verbazende hoeveelheden koud water in doorgezaagde petroleumtonnen, die als meÌkvleuten dienden, gebruikt werden.
Boter De oprichting van de G.O.Z. had direct te maken met de bereiding van boter. Dat de boer, die de melk zelf moest verwerken, niet zo bijster op de hoogte was van de zuivelbereiding, blijkt wel uit de rapporten van de Geldersch-Overijsselsche Maatschappij van Landbouw. Enkele citaten:
Particulier of coöperatie?
Alles verenigt zich om slechte boter te maken, geheel afwijkende begrippen omtrent zindelijkheid, gemis aan kennis van een goede boterbereiding.. .'
De eerste zuivelfabriek werd in 1871 in Waddinxveen opgericht door een zekere Van de Brogge. Al gauw waren er meer van dit soort fabriekjes. De groei ervan
Boterkeuring rond 1925. (Foto:Archief C.O.Z.)
-
Het gebouw van de G.O.Z. vóór de sloop van de w~ttevila (Foto Reesinck, Zutphen Archief G.O.Z.)
werd gestimuleerd door de toepassing van nieuwe ontwikkelingen. Zo kon gewerkt worden met de handcentrifuge en de tuimelkarn en later kon men de melk machinaal ontromen. De eerste zuivelfabrieken waren allemaal particuliere inrichtingen of meierijen, zoals ze toen vaak genoemd werden. De boer leverde zijn melk tegen een overeengekomen prijs en daarmee was voor hem de kous af. Toen bleek dat dergelijke ondernemingen winstgevend waren (de boterprijzen waren toen hoog) ging men denken aan het zelf exploiteren van een zuivelfabriek voor gemeenschappelijke rekening. De eerste coöperatieve zuivelfabriek in ons land werd opgericht op 20 juni 1886 in het Friese Warga door 23 boeren die samen 71 5 koeien hadden.
Gelderland De eerste coöperatieve zuivelfabriek in Gelderland en Overijssel begon haar werk in 1891 in Didam. Kennelijk was
het Friese voorbeeld tot Gelderland doorgedrongen, want twee Didammer notabelen ondernamen in de winter van 18901891 een reis (per open rijtuig) door Friesland om te kijken hoe men het daar deed. Weer anderen richtten de blik op het zuiden van ons land en bezochten de zuivelcoöperatie in Tungelroy; daar was een handkrachtfabriek van bescheiden omvang. De inrichting van het fabriekje in Tungelroy was primitief: een meetemmer, een vuurpot om de melk in voor te warmen, een handcentrifuge, een handkarntje en een kneder. De huur van het gebouw bedroeg 50 gulden per jaar en de inventaris kostte 600 gulden. Er werkten een baas en één assistent. Die fabriek heeft overigens vaak als voorbeeld gediend voor de vele handkrachtfabriekjes in het zuiden van Gelderland. Na 1891 werden tientallen op coöperatieve grondslag werkende zuivelfabriekjes opgericht. Gelderland telde 19 "bedrijven", waarvan 11 op stoom, die met elkaar 18 miljoen liter melk ontvingen.
Stormachtige ontwikkeling In Overijssel waren 5 bedrijven, waarvan 4 op stoomkracht. Zij ontvingen 4,l miljoen liter. De fabrieken schoten als paddestoelen uit de grond, want twee jaar later waren er in Overijssel al 21 bedrijven, waarvan 13 op stoom en in Gelderland 31, waarvan 12 op stoom. De meeste ervan waren te vinden in Twente en in de Achterhoek.
Vervalsingen: strijd tegen knoeiers en parasieten. In de jaren vóór het begin van de zuivelindustrie in Nederland was het vooral de strijd tegeri de knoeierij die alle aandacht vorderde. Men kan zeggen dat de opkomst van de zuivelorganisatie ten nauwste samenhing met de noodzaak zich tegen de margarine te verweren, vooral omdat men mengsels van boter en margarine voor zuivere natuurboter probeerde te verkopen. Het was deze vervalsing van de boter met aanvankelijk vrij primitieve vorm van namaak, die de naam van boerenboter ondermijnde en daardoor mede
de stoot gaf tot het stichten van zuivelfabrieken. Deze leverden een gelijkmatiger produkt af dan de verschillende boeren konden bereiken, maar ook van dit fabrieksprodukt werd door weinig scrupuleuze handelaren onmiddellijk misbruik gemaakt. De jonge zuivelindustrie moest zich dus direct al verdedigen tegen knoeiers en parasieten. Deze strijd i s niet gemakkelijk geweest. Aanvankelijk bestonden er geen wettelijke bepalingen die de vermenging van boter met vreemde vetten verboden of bestraften. Pas in 1888 werd in Nederland de Boterwet ingevoerd, een goed bedoelde poging om de zuiverheid van de boter te beschermen, maar in de praktijk bleef deze een bijna dode letter. Dat kwam omdat er geen keuringsdiensten voor boter waren ingesteld. De politie kon, in geval van'twijfel aan de echtheid van het aangeboden produkt, monsters nemen en die laten onderzoeken bij landbouw-proefstations, maar dit was een weinig doeltreffende methode. De gewone politie was voor een dergelijke controle niet de aangewezen instantie. De zuivelmarkt was dus destijds een vrij-
.>'-
-
4
Een overzrcht van de boterkeuring rn september 1963 (Foto Archief G O Z )
27
wel onbeschermd jachtterrein, waarvan eerst de "stropers" verjaagd. moesten w o r den. Z o tegen 1900 leefde algemeen de overtuiging dat er een landelijke botercontrole moest komen.
Margarine en boter In 1900 werd de Boterwet dan ook verscherpt, zonder echter de zaak afdoende te regelen. In Friesland en Zuid-Holland had men inmiddels zelf de hand aan de ploeg geslagen en had men eigen botercontrole-stations opgericht. Dat was hard nodig, omdat onze goede naam in het buitenland bijna geheel verloren was gegaan. Het buitenland had weinig vertrouwen in de eerste vormen van de Nederlandse botercontrole. O n z e regering w i l d e niet overgaan tot het verplicht opleggen aan de margarine-industrie van een indicatie van haar produkt, een stof waarin duidelijk de origine van de gebruikte vetten te herkennen zou zijn. In 1869 gelukte het de scheikundige Mège Mouries o m uit rundvet en water een produkt te vervaardigen dat veel o p boter leek. In 1872 begon Jurgens te Oss, spoedig gevolgd door Van den Bergh, met de fabricage. In 1880 waren in ons land al zo'n 70 margarinefabriekjes. Het is dan ook niet te verwonderen, juist omdat veelal de boterhandelaar en d e margarinefabrikant dezelfde waren, dat boter en margarine vermengd en als echte boter werden verkocht. Bij de oprichting in juni 1896 (in het Zutphense spoorwegstation) van de Bond van Coöperatieve Zuivelfabrieken in Gelderland en Overijssel, ging het in de eerste plaats om de kwaliteit van de boter.
D e notulen van de oprichtingsvergadering, gehouden o p 6 juni 1896, vermeiden het volgende: D e heer Bieleman leidt de vergadering, en begint met te wijzen o p het doel, o m nl. een Geldersch-Overijselsche Bond
van Coöperatieve Zuivelfabrieken - zowel coöperatieve als o p coöperatieven grondslag werkenden - te stichten, ten einde door alle mogelijke middelen d e Nederlandse boter niet alleen o p d e wereldmarkt haren ouden roem te doen hernemen, maar ook door samenwerking d e beste middelen te verschaffen o m o p d e voordeeligste wijze de fijnste boter te bereiden en o p d e gemakkelijkste w i j z e te verzenden. Alle hoofdzaken, die tot den werkkring van den bond zullen behooren n o e m t spreker: Coöp. inkoop van steenkolen enz, aandringen o p faciliteiten van vervoer, waarborgen voor de zuiverheid van het product, betere bereiding van afzet enz. Na enkele opmerkingen van verschillende sprekers stelt de heer Bieleman de vraag o f de heren voor het stichten van een Bond zijn. M e t algemene stemmen wordt daartoe besloten. D e heer Bieleman stelt zich voor, en d e vergadering stemt daarmee in, dat het doel moet zijn, o m in vereeniging met d e bestaande bonden, tot één Nederlandse Bond te komen".
Algemeen belang In deze eerste vergadering werd tevens besloten dat alleen coöperatieve verenigingen lid zouden kunnen zijn. Men zette dus de zaak direct goed op. Het initiatief van Bieleman leidde tot de oprichting van de F.N.Z., die feitelijk dus in Zutphen is ,geboren. Maar daarmee was men er niet. E r was veel werk te doen; en wanneer w e nagaan w a t de meest dringende zaken w a ren, dan blijkt zeer duidelijk dat deze hoofdzakelijk waren van algemeen en niet van provinciaal belang. Dit was trouwens ook te voorzien, immers de drang tot nauwere aaneensluiting was een gevolg van de opleving na de algemene malaise van de jaren '80. D e oorzaken van die malaise waren - t e n dele - evenwel nog aanwezig en het spreekt vanzelf dat het eerste werk zou zijn een poging te doen deze weg te ruimen.
Aan de ysselkade stond het eerste hondsgebouw. (Foto:Archief C.O.Z.)
Gedurende de eerste jaren weïden verschillende pogingen aangewend om tot verscherping van de Boterwet en invoe: ring van een Rijksmerk.te komen. En al mogen deze dan geen direct gevolg hebben gehad, ze hebben er toch zeker toe meegewerkt het pad te effenen. Er waren veel bezwaren tegen de voorgestelde regelingen. Vooral van regeringszijde. Ze zouden te ver gaan, vond men. In dit opzicht was er dus voorlopig niets te bereiken. Wel zou er meteen een belangrijke verbetering kunnen worden aangebracht door rechtstreeks aan het buitenland te leveren. De bond sloot zich daartoe in het begin van 1897 aan bij de Nederlandsche Coöperatieve Bond. Door tussenkomst van deze bond werden contracten voor leveringen aan Engelse verbruikscoöperaties afgesloten. Korte tijd later werd ook, eveneens door bemiddeling van deze bond, naar Frankrijk geleverd.
Botermijn In 1897 werden besprekingen gehouden over de oprichting van een botermijn in Zutphen. Het volgende jaar werd de lijst arti kelen belangrij k uitgebreid. Het is zeer verleidelijk om uit de eerste jaren van het bestaan van de G.O.Z. nog meer feiten aan te halen die doen zien welke werkkracht de jonge vereniging bezat en met hoeveel lust zij zich wierp op de talrijke vraagstukken, die om een oplossing vroegen. Het voorgaande zal evenwel voldoende zijn om in te zien dat naast deze en dergelijke vraagstukken er meerdere zijn die ook voor de andere bonden van belang waren, zodat het zeer verklaarbaar i s dat de G.O.Z. zich al spoedig tot de beide andere reeds bestaande bonden, nl. de Friesche Bond en de Z.N.Z., wendde, met het voorstel de algemene belangen gezamenlijk te behartigen en daartoe een
De botermijn, ondergebracht in de huidige burgerzaal. (Foto: Archief G.O.Z.)
algemene Nederlandsche Zuivelbond op te richten. Inmiddels had de bond in 1899 in Zut- , phen een botermijn opgericht,' die vooral de eerste jaren een sukkelend bestaan leidde. De vele belofien om regelmatig in te zenden werden bijna evenveel keren niet nagekomen. De hoop werd toen gevestigd op een combinatie met Drenthe, waar men er over dacht in Meppel een botermijn op te richten. Hierdoor zou het aan te bieden quantum stijgen. Maar eer deze plannen voldoende vaste vorm kregen, bleek dat er, als gevolg van onvoldoende controle op de mijn-exploitatie, een tekort was van f 1.647,-. Dit bedrag was vele keren groter dan de totale jaarlijkse contributie van de bond, zodat bestuur en vereniging een zware tijd doormaakten.
De eerste jaren Oprichter en eerste voorzitter was de heer C.J. Bieleman. Toen hij in 1901 heeft boterinspecteur in rijksdienst werd,
,
droeg hij het voorzitterschap over aan de heer De Lange, fabrikant te Vriezenveen. Het oprichtingsbestuur bestond verder uit de heren Kronenburg, secretaris, onderwijzer te Eefde, Plegt, eveneens onderwijzer en voorzitter van de fabriek te Rossum, Jansen uit Didam, aannemer en Heering uit Oene, winkelier. In dit bestuur zat geen enkele boer of directeur. Het waren dan ook anderen dan boeren die de coöperatie tot ontwikkeling brachten. O p 1 oktober 1901, na vijf jaar zuivelbond dus, waren er 25 leden, waarvan er nog 5 met handkracht werkten. D e gezamenlijke melkaanvoer was 43 miljoen liter. In het bestuur zaten ook nog de heren Kronenburg en Plegt en voorzitter De Lange. Bovendien was een drietal directeuren in het bestuur opgenomen: de heren Zwart uit Borculo, Nienhuis uit Vorden en Fokkens uit Angerlo. Nog steeds had geen enkele boer zitting in het bestuur. Adviseurs van de Bond waren de zuivelconsulenten Hylkema in Gelderland en Croesen in Overijssel.