Zelfredzaamheid als maatstaf voor ondersteuning Een onderzoek naar de bijdrage van de cursus Bijzondere Buurtgenoten aan de zelfredzaamheid van (jong) volwassenen met een verstandelijke beperking.
Instituut: Opleiding: Student: Studentnummer: Klas: Afstudeerbegeleider: Afstudeerorganisatie: Scriptiebegeleider:
Hogeschool Rotterdam Culturele en Maatschappelijke Vorming Alvaro Julián Cassarotti 0832802 VCR4C J. Boerland Stichting STRAS Gerben Lems
Voorwoord Voor u ligt een onderzoek naar de bijdrage van de cursus Bijzondere Buurtgenoten aan de zelfredzaamheid van (jong)volwassenen met een verstandelijke beperking, dat geschreven is in opdracht van Stichting STRAS. Deze scriptie is geschreven in het kader van mijn afstuderen aan Hogeschool Rotterdam, opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV). De reden dat ik voor deze organisatie gekozen heb, is dat ik tijdens het eerste en tweede jaar van mijn opleiding stage heb gelopen bij Accent Avondschool. Accent Avondschool werkt als een onderwijsinstelling waar verstandelijke en lichamelijke beperkten in een veilige, individuele, gestructureerde en professionele omgeving kunnen werken aan hun identiteit en ontwikkeling op maatschappelijk, cognitief, recreatief en communicatief terrein. Tijdens mijn verblijf bij deze organisatie heb ik kennis mogen maken met de doelgroep en activiteiten en voelde ik me meer en meer betrokken. Sindsdien denk ik toekomstgericht een rol te kunnen vervullen binnen dit werkveld en mogelijk hierin een functie te vinden. Stichting STRAS is evenals Accent Avondschool, een nonprofitorganisatie die mensen met een verstandelijke beperking helpt om beter, vaker en vaardiger te participeren in het alledaagse leven van wonen, werken, vrije tijd en mobiliteit. STRAS ontwikkelt daartoe zeer uiteenlopende projecten. De cursus ‘Bijzondere Buurtgenoten’ is één van de cursussen die Stichting STRAS aanbiedt. Deze cursus richt zich op het aanleren van competenties voor (jong)volwassenen met een verstandelijke beperking met als doel zelfredzamer te zijn en zelfstandiger te kunnen functioneren in onze maatschappij. Volgens de opdrachtgever is de behoefte ontstaan om te weten in hoeverre deze cursus een positieve bijdrage levert aan de ze lfredzaamheid van deze doelgroep. Naar aanleiding van het bovenstaande ben ik een onderzoek gestart naar de bijdrage van de cursus Bijzondere Buurtgenoten aan de mate van zelfredzaamheid van de deelnemers. De periode waarin het onderzoek plaats heeft gevonden is september 2014 t/m april 2015. Tijdens deze periode heb ik me bezig gehouden met diverse activiteiten omtrent het onderzoek en heb ik verschillende mensen ontmoet die mij hierbij geïnspireerd en gemotiveerd hebben om dit hoofdstuk daadwerkelijk positief te kunnen afsluiten. Graag wil ik dan ook via deze weg de mensen bedanken die mij te allen tijde geholpen en gesteund hebben tijdens het schrijven van mi jn scriptie. Ten eerste wil ik mijn afstudeerbegeleider vanuit Stichting STRAS, Gerben Lems bedanken voor zijn steun, geduld en begeleiding. Zijn inzichten en feedback hebben mij ontzettend geïnspireerd voor het schrijven van deze scriptie. Ten tweede wil ik graag mijn afstudeerbegeleider vanuit Hogeschool Rotterdam, Janek Boerland bedanken voor zijn steun, motivatie en het beantwoorden van talloze mails. Zonder zijn steun en kennis was ik nog lang niet waar ik op dit moment ben. Ten derde wi l ik alle respondenten bedanken voor hun medewerking. Hun enthousiasme, openheid en eerlij kheid hebben hard geholpen bij het tot stand komen van de onderzoeksresultaten. Ten vierde en als laatste wil ik graag mijn familie, huisgenoten en mijn vriendin bedanken voor hun steun in de moeilijke tijden, zij hebben van dichtbij dit proces moeten meemaken en hebben mij te allen tijde gesteund en geholpen het beste in mij naar boven te halen. Ik wens u veel leesplezier toe, Alvaro Julián Cassarotti Rotterdam, 16 maart 2015
2
Samenvatting Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Stichting STRAS. Het onderzoek is gerealiseerd vanuit de drang te willen weten welke bijdrage de cursus Bijzondere Buurtgenoten levert aan het vergroten van de zelfredzaamheid van mensen met een verstandelijke beperking. De onderzoeksresultaten resulteren in een uitgebreide analyse van de behaalde resultaten afkomstig uit de respondenten (cursisten die de cursus Bijzondere Buurtgenoten in het leerjaar 2014 gevolgd hebben) en aanbevelingen als een vorm van corrigerende maatregel op de cursus Bijzondere Buurtgenoten. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt als volgt:
Welke bijdrage levert het volgen van de cursus Bijzondere Buurtgenoten aan het vergroten van de zelfredzaamheid van de cursisten?
Aanleiding van het onderzoek is het ontbreken van een meting om inzicht te krijgen in het kunnen van de doelgroep als uitgangspunt om de huidige situatie van kennis en bekwaamheden in kaart te brengen. Dit, met als doel nóg beter in te kunnen spelen op de behoefte van de cursisten omtrent het zelfstandig wonen. Volgens de opdrachtgever is het uitvoeren van een praktijkonderzoek van belang om te weten in hoeverre het geleerde beklijft en/of de cursus moet worden verbeterd. 49T
49T
Tijdens dit onderzoek zijn de volgende onderzoeksmethoden gehanteerd: Literatuuronderzoek en interviews. Het literatuuronderzoek legt voornamelijk het accent op de afbakening van het kernbegrip ‘zelfredzaamheid’. Daarnaast richt het literatuuronderzoek zich op de ontwikkeling van de ondersteuning van mensen met een verstandelijke beperking. Uit de verzamelde gegevens blijkt dat de mate van zelfredzaamheid van mensen met een verstandelijke beperking niet eenvoudig kan worden vastgesteld. Door de jaren heen zijn er diverse meetinstrumenten ontwikkeld die de mate van zelfredzaamheid van de burgers zo nauwkeurig mogelijk vaststellen. Toch blijven de waarnemingen van de metingen vaak te algemeen. De kwaliteit van deze meetinstrumenten kunnen in de toekomst nog worden verbeterd. Bij de interviews, in dit geval bestaande uit een begin- en een eindmeting, is het accent gelegd op het onderzoeken van de opbrengst van het geleerde tijdens de cursus Bijzondere Buurtgenoten. Met als resultaat antwoord te krijgen op de vraag die leidend is in dit onderzoek. Er is gebruikt gemaakt van een begin- en eindmeting in verband met de onderzoeksdoel van dit onderzoek en de specifieke kenmerken van de doelgroep. Het onderzoeksdoel van dit onderzoek resulteert in het vaststellen van de bijdrage van de cursus Bijzondere Buurtgenoten aan de zelfredzaamheid van mensen met een verstandelijke beperking. De doelgroep van dit onderzoek kenmerkt zich door het hebben van een tekortkoming op cognitief, lichamelijk of sociaal- emotioneel niveau en een verhoogde kwetsbaarheid op alle levensgebieden. Vanuit de onderzoeksresultaten van de begin-en eindmeting zijn conclusies getrokken. Zo blijkt dat de cursus Bijzondere Buurtgenoten een grote bijdrage levert aan het vergroten van de zelfredzaamheid van mensen met een verstandelijke beperking. De respondenten hebben door het volgen van de cursus Bijzondere Buurtgenoten nieuwe vaardigheden en competenties ontwikkeld, waardoor zij van ‘niet zelfredzaam’ ‘beperkt zelfredzaam’ zijn geworden. Daarnaast zijn er ook aanbevelingen gedaan als aanvulling voor het verbeteren van de cursus Bijzondere Buurtgenoten. Zo blijkt dat de cursus Bijzondere Buurtgenoten meer aandacht moet besteden aan het verbete ren van de samenwerking tussen Stichting STRAS en de zorgprofessionals, stickers moet ontwikkelen als ondersteund lesmateriaal, praktische opdrachten op aangepaste locatie moet gaan aanbieden en de module Boenkampioen moet uitbreiden voor het behalen van een beter effect bij de cursisten.
3
Summary This study is carried out for STRAS foundation during the course ‘Bi jzondere Buurtgenoten’ 2014 with the purpose of understanding the contribution of the course ‘Bijzondere Buurtgenoten’ to the self reliance of its trainees, whom have an intellectual disability. The results derived from the field research are analyzed and presented in the conclusion in form of recommendations to improve the course ‘Bijzondere Buurtgenoten’. In this conclusion the following main question of the study will be answered:
What does the course ‘Bijzondere Buurgenoten’contributes to the self-reliance to its trainees??
The reason to start this research is the absence of a so called measuring instrument to test and understand the existing skills of the target group regarding self-reliance. The course ‘Bijzondere Buurtgenoten’ has the purpose of improving the knowledge and skills of its trainees when it comes to independent living. It is according to STRAS foundation important that such a research is conducted to measure the results of the course so that it can be improved, if necessary. During this study depth interviews with the trainees were conducted, backed with the provided literature on the matter, to understand their existing skills. The literature mainly emphasizes the definition of the core concept of ‘self-reliance’. In addition, the literature also focuses on the development of supporting people with intellectual disabilities. The collected data indicates that the degree of independence of people with intellectual disabilities cannot easily be determined. Throughout the years, various instruments were developed by predesignated organizations in the branch to test the current self-reliance of people with an intellectual disability. The results of these measurement instruments lack, however, of detailed prognoses. They are mostly too generally written, and so, have to be improved for better future use. The interviews maintained a so -called ‘start- and end measurement’ to map the improvement of the trainees their skills which were acquired during the course ‘Bijzondere Buurtgenoten’ and therefore answering the main question of this research. The target group of the research characterizes itself by personal deficiency in terms of cognitive-, physical- or social-emotional level and a higher level of vulnerability compared with people without an intellectual disability. First, the results of the ‘start and end measurement’ are analyzed to conclude the research, then recommendations are given based on this conclusion. The conclusion includes that the course ‘Bijzondere Buurtgenoten’ provides a solid contribution to its trainees by increasing their selfreliance. They have improved their existing and developed new skills and competences, allowing them to become ‘limited self-reliant’ instead of ‘non self-reliant’. Drawn from this conclusion it is recommended that, among others, STRAS foundation and the course ‘Bijzondere Buurtgenoten’ : (1) should pay more attention to the improvement of the collaboration between STRAS foundatio n and professional healthcare institutions, (2) must develop stickers to support the teaching material of the course, (3) should offer practical tasks adapted to custom locations, and (4) must expand the ‘Boenkampioen’ module to achieve a better effect on its trainees.
4
Inhoudsopgave Voorwoord ................................................................................................................................. 2
18TU
U18T
Samenvatting .............................................................................................................................. 3
18TU
U18T
Summary .................................................................................................................................... 4
18TU
U18T
Inleiding ..................................................................................................................................... 8
18TU
18T U
Stichting STRAS ........................................................................................................................ 8
18TU
U18T
Inhoud cursus Bijzondere Buurtgenoten .................................................................................... 8
18TU
U18T
Modules cursus BB ................................................................................................................... 9
18TU
U18T
Onderzoeksdoelgroep .............................................................................................................. 9
18TU
18T U
Specifieke doelgroep van het onderzoek ..................................................................................10
18TU
U18T
Probleemanalyse ....................................................................................................................10
18TU
18T U
Probleemstelling .....................................................................................................................11
18TU
18T U
Onderzoeksdoel ......................................................................................................................12
18TU
U18T
De onderzoeksvraag ................................................................................................................12
18TU
U18T
Deelvragen .............................................................................................................................12
18TU
18T U
Maatschappelijke relevantie ....................................................................................................12
18TU
18T U
Relevantie CMV ......................................................................................................................13
18TU
U18T
Leeswijzer ..............................................................................................................................14
18TU
U18T
Hoofstuk 1: Theoretisch kader ....................................................................................................15
18TU
U18T
De ontwikkeling van de zorg voor mensen met een VB .............................................................15
18TU
18T U
Segregatieparadigma/ Medisch model ..................................................................................15
18TU
U18T
Normalisatieparadigma/ Ontwikkelingsmodel .......................................................................15
18TU
18T U
Inclusieparadigma/ Burgerschapsmodel ...............................................................................15
18TU
U18T
Ondersteuning bij het zelfstandig wonen .................................................................................16
18TU
U18T
Supportmodel ........................................................................................................................17
18TU
18T U
Ondersteuningsmethode .........................................................................................................18
18TU
U18T
Zelfredzaamheid .....................................................................................................................19
18TU
U18T
Zelfredzaamheid vanuit de zorg ...........................................................................................20
18TU
18T U
Zelfredzaamheid vanuit de overheid en maatschappelijke organisaties ..................................20
18TU
U18T
Overzicht definities zelfredzaamheid ....................................................................................21
18TU
U18T
Zelfredzaamheid-Matrix (ZRM 2013) ....................................................................................21
18TU
U18T
CED-Leerlijn wonen en vrije tijd voor mensen met een VB .........................................................22
18TU
U18T
Resumé ..................................................................................................................................22
18TU
18T U
Hoofdstuk 2: Methode van onderzoek ........................................................................................24
18TU
U18T
Onderzoeksmethoden .............................................................................................................24
18TU
U18T
Begin-en eindmeting ...........................................................................................................24
18TU
U18T
V aliditeit van het onderzoek ....................................................................................................25
18TU
U18T
5
Betrouwbaarheid van het onderzoek .......................................................................................26
18TU
18T U
Locaties van onderzoek ...........................................................................................................27
18TU
18T U
Onderzochte aspecten ............................................................................................................28
18TU
18T U
Schema onderzochte aspecten ................................................................................................30
18TU
18T U
Hoofdstuk 3: Onderzoeksresultaten ...........................................................................................31
18TU
18T U
Module: Boenkampioen ..........................................................................................................31
18TU
18T U
Schema resultaten: Begin- en eindmeting en bijdrage module Boenkampioen ........................31
18TU
U18T
Toelichting Onderzoeksresultaten ........................................................................................32
18TU
U18T
Grafiek percentages onderzochte aspecten module Boenkampioen .......................................33
18TU
18T U
Analyse onderzochte aspecten module Boenkampioen .........................................................33
18TU
U18T
Module: Brandmeester ...........................................................................................................35
18TU
18T U
Schema resultaten: Begin- en eindmeting en bijdrage module Brandmeester .........................35
18TU
U18T
Toelichting onderzoeksresultaten .........................................................................................36
18TU
U18T
Grafiek percentages onderzochte aspecten module Brandmeester ........................................37
18TU
18T U
Analyse onderzochte aspecten module Brandmeester ...........................................................37
18TU
U18T
Hoofdstuk 4: Conclusie en aanbevelingen ...................................................................................39
18TU
18T U
Inleiding .................................................................................................................................39
18TU
U18T
Deelvragen .............................................................................................................................39
18TU
18T U
1)
18TU
2)
18TU
3)
18TU
Wat wordt er verstaan onder het begrip zelfredzaamheid van de doelgroep? .................39
U18T
18TU
U18T
18TU
U18T
18TU
18T U
Hoe zelfredzaam zijn de cursisten bij aanvang van de cursus Bijzondere Buurtgenoten? ..39 U18T
Hoe zelfredzaam zijn de cursisten na afloop van de cursus Bijzondere Buurtgenoten? .....40 U18T
4) Welk effect heeft de cursus Bijzondere Buurtgenoten gehad op de cursisten die de cursus Bijzondere Buurtgenoten hebben gevolgd in het leerjaar 2014? .............................................41 18TU
U18T
18TU
U18T
Hoofdvraag ............................................................................................................................42
18TU
18T U
Welke bijdrage levert het volgen van de cursus Bijzondere Buurtgenoten aan het vergroten van de zelfredzaamheid van de cursisten? ...................................................................................42 18TU
U18T
Aanbevelingen ........................................................................................................................43
18TU
18T U
Hoofdstuk 5: Procesverslag ........................................................................................................45
18TU
U18T
Reflectie onderzoeksvoorstel ...................................................................................................45
18TU
U18T
Reflectie onderzoek ................................................................................................................46
18TU
18T U
Literatuurlijst .............................................................................................................................49
18TU
18T U
Artikelen, boeken en beleidstukken .........................................................................................49
18TU
U18T
Internetbronnen .....................................................................................................................50
18TU
18T U
Bijlagen .....................................................................................................................................52
18TU
18T U
Bijlage 1: Reactie opdrachtgever ..............................................................................................52
18TU
U18T
Bijlage 2: Verklarende woordenlijst ..........................................................................................53
18TU
18T U
Bijlage 3: Illustraties ................................................................................................................55
18TU
18T U
Bijlage 4: Lijst respondenten ....................................................................................................56
18TU
18T U
6
Bijlage 5: Zelfredzaamheid-Matrix (ZRM 2013) .........................................................................58
18TU
U18T
Bijlage 6: Begin-en eindmeting module Boenkampioen .............................................................60
18TU
18T U
Bijlage 7: Begin-en eindmeting module Brandmeester ..............................................................68
18TU
18T U
Bijlage 8: Resultaten Begin- en eindmeting module Boenkampioen ...........................................76
18TU
U18T
Bijlage 9: Resultaten begin-en eindmeting module Brandmeester .............................................90
18TU
18T U
7
Inleiding
20T
20T
Ieder mens wil op zijn tijd zelfstandig kunnen wonen en zelf kunnen bepalen hoe zijn of haar leven eruit komt te zien. Toch is er een verschil in de mate waarin mensen in staat zijn om op een zelfstandig niveau te kunnen participeren in de samenleving en op te komen voor hun rechten. Mensen met een verstandelijke beperking beschikken vaak niet over dezelfde mogelijkheden als mensen zonder beperkingen, maar hebben vaak de wil, de kracht en zeker het recht om dit aan te leren. Vanwege het bovenstaande, heeft de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking door de jaren heen zich ontwikkeld van aanbodgerichte zorg naar vraaggerichte zorg. ‘Aanbodgerichte zorg’ is een vorm van dienstverlening waarin de structuur en werkwijze van een organisatie leidend is voor de wijze waarop diensten worden aangeboden aan cliënten. Bij ‘Vraaggerichte zorg’ wo rdt er rekening gehouden met de vraag en de wensen van de cliënten, met als doel een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van het leven van de cliënt. Zijn/haar vraag staat dus centraal en de cliënt heeft dus meer regie over het eigen leven. Deze ontwikkeling in de zorg wordt ‘de vermaatschappelijking van de zorg’ genoemd. Hierbij is het een streven om mensen met een beperking een eigen zinvolle plek in de samenleving te laten innemen en hen daarbij waar nodig te ondersteunen (MOVISIE, 2013). Zelfredzaamheid is in deze context een belangrijk sleutelwoord, dat van invloed is om te bepalen in hoeverre iemand met een verstandelijke beperking competent genoeg is om op een zelfstandige(r) manier te kunnen leven. 49T
49T
49T
49T
Dit onderzoek richt zich op het meten van de zelfredzaamheid van mensen met een verstandelijke beperking die de cursus Bijzondere Buurtgenoten in het jaar 2014 hebben gevolgd, welke resulteert in het vaststellen van de bijdrage van de cursus.
Stichting STRAS
21T
21T
Stichting STRAS is een agogische dienstverlenende organisatie gevestigd in Rotterdam, die door het ontwerpen, ontwikkelen en uitvoeren van zeer uiteenlopende projecten gericht op wonen, vrije tijd en werken, mensen met een verstandelijke beperking (hierna te noemen VB) helpt om zelfstandig(er) en zelfredzaam(er) te kunnen functioneren in de maatschappij. Stichting STRAS financiert de projecten op twee verschillende manieren. Door het ontwerpen, ontwikkelen en uitvoeren van cursussen gericht op het vergroten van de zelfredzaamheid van mensen met een VB wordt Stichting STRAS gesubsidieerd door de Gemeente Rotterdam ( in het kader van de Wet Maatschappelijk ondersteuning). Daarnaast houdt Stichting STRAS zich bezig met het aanbieden van cursussen (in een vorm van lespakketten) aan soortgelijke organisaties met dezelfde doeleinden. Denk hierbij aan zorgverstrekkers, woningbouwverenigingen of scholen voor speciaal onderwijs. Deze lespakketten worden aan externe partijen aangeboden in ruil voor een financiële vergoeding.
Inhoud cursus Bijzondere Buurtgenoten
21T
21T
De cursus Bijzondere Buurtgenoten (hierna te noemen BB) bestaat sinds 2005 en is ontwikkeld met als doel het trainen van (jong)volwassenen met een VB om op een veilige, gezonde en verzorgde manier zelfstandig(er) te kunnen wonen (STRAS, 2014). De cursus legt de nadruk op het bijbrengen van praktische vaardigheden en competenties die vervolgens in hun eigen leefsituatie worden ervaren. Er worden geen hoge eisen gesteld aan lees-, schrijf- of rekenvaardigheden en de werkvormen zijn gericht op doen. Naast het bijbrengen van vaardigheden, levert deze cursus een belangrijke bijdrage als het gaat om een doelgericht zorgaanbod. De cursus maakt zichtbaar welke vaardigheden (nog) te hoog gegrepen zijn voor individuele cliënten. Op grond van dat inzicht kunnen aanpassingen in de woning worden aangebracht en begeleiding op maat worden ingezet. De cursus 8
BB is onderverdeeld in acht modules. Deze modules worden nader toegelicht verder in dit hoofdstuk. Elke module vormt een afgerond geheel en omvat praktische oefeningen voor zes bijeenkomsten van elk twee uur. Na afloop van elke module wordt het geleerde getoetst en krijgen de deelnemers een certificaat en een medaille aangereikt. De toets wordt op een laagdrempelige en praktische manier uitgevoerd in verband met de emotionele belasting die eventueel zou kunnen ontstaan bij de doelgroep. Deze eindtoets wordt toegepast als een vorm van informatie om de mate van zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de deelnemer te meten met betrekking tot de betreffende module, met als doel het vaststellen van de aangeleerde competenties (Handleiding cursus Bijzondere Buurtgenoten, 2014).
Modules cursus BB Tabel 1.0 Modules cursus BB ( STRAS, 2014)
Onderzoeksdoelgroep Het onderzoek richt zich op mensen met een VB. Het is daarom van belang om de definitie van mensen met een VB nader in kaart te brengen. De American Association on Mental Retardation (AAMR) beschrijft deze term als een ‘’significante beperking van intellectueel functioneren en adaptief gedrag, die tot uitdrukking komt in cognitieve, sociale en praktische vaardigheden’’ (AAMR, 2002). Mensen met een VB zijn dus mensen die een tekortkoming hebben op cognitief, lichamelijk of sociaal-emotioneel niveau. Een belangrijk kenmerk van deze groep mensen is een verhoogde kwetsbaarheid op alle levensgebieden (Hornman, 2013). De groep mensen met een VB is te verdelen in drie categorieën. In de volgende tabel wordt ingegaan op de verschillende benamingen en de mate van zelfstandigheid van mensen met een VB (Invoering WMO, 2007). Tabel 1.1 Mate van VB (AAMR, 2002)
Lichte beperking
Mensen met een lichte VB kunnen zich meestal redelijk uitdrukken en kunnen in veel gevallen lezen en met geld omgaan. Daarnaast kunnen zij zich vrij zelfstandig in de samenleving bewegen en zijn zij in staat te leren om voor zichzelf te zorgen.
Matige beperking Mensen met een matige VB kunnen meestal aangeven wat ze willen. Ze kunnen leren zichzelf aan en uit te kleden, zelfstandig eten en drinken en opkomen voor zichzelf. Daarnaast kunnen zij vaak niet zelfstandig reizen, werken of wonen. Zij hebben meestal op alle gebieden ondersteuning nodig.
9
Ernstige beperking
Mensen met een ernstige VB hebben op alle gebieden intensieve ondersteuning nodig. Ongeveer een derde van deze mensen heeft tevens andere lichamelijke aandoeningen, bijvoorbeeld epilepsie.
Het actuele aantal van mensen met een VB in Nederland is moeilijk in te schatten. Dit komt door dat de cijfers gebaseerd zijn op registraties van het zorggebruik (Nationaalkompas, 2014). Volgens inschattingen uit het Sociaal en Cultureel Planbureau, telde Nederland ruim 142.000 mensen met een VB in het jaar 2013. Om vast te stellen of iemand een VB heeft, werd tot voor kort een intelligentiemeting (IQ-test) afgenomen. Mensen die behoren tot de groep (jong)volwassenen met een VB hebben een IQ dat is vastgesteld 75 of lager. De intelligentiemeting is gebaseerd op een aantal kenmerken van het individu. Denk hierbij aan taalgebruik, geheugen, (ruimtelijk) inzicht, informatieverwerking, communicatie- en concentratievermogen. Tegenwoordig wordt het begrip VB steeds meer vastgesteld op basis van het vermogen van specifieke vaardigheden op de diverse levensterreinen en wordt gedefinieerd als een samenstelling van een mate van intellectueel functioneren en vermogen tot aanpassing aan de eisen van de samenleving (adaptatie). Hierbij wordt niet meer alleen naar de intelligentie of cognitie gekeken, maar ook naar de adaptatie en aanpassingsvermogen van het individu. Kortom, de mate waarin iemand in staat is zich aan de omgeving aan te passen en mee te doen in de samenleving, is een bepalende factor geworden om te meten in hoeverre iemand kan functioneren en/of ondersteuning nodig heeft ( De Bruijn , Buntinx & Twint , 2014). In Hoofdstuk 2, het Theoretisch kader wordt ingegaan op het vaststellen van het functioneren van mensen met een VB. Vervolgens wordt er in Hoofdstuk 3 ‘Methoden van onderzoek’ dieper ingegaan op de specifieke doelgroep van dit onderzoek. 18T
18T
2T 2T18T
18T
18T
18T
Specifieke doelgroep van het onderzoek De specifieke doelgroep van het praktijkonderzoek bestaat uit een groep mensen met een VB, die de cursus BB gevolgd heeft in het leerjaar 2014. Deze groep mensen bestaat zowel uit mannen als vrouwen, waarbij de leeftijd varieert van twintig tot zestig jaar oud. De woonsituatie van de doelgroep varieert tussen zelfstandig wonen, zelfstandig/begeleid wonen en niet zelfstandig wonen. Allen zijn woonachtig in Rotterdam of omgeving Rotterdam. Voor verdere informatie over de respondenten zie bijlage 4.
Probleemanalyse De belangen van zorgbehoevende mensen zijn in Nederland door de jaren heen sterk veranderd. Ouderen willen graag zo lang mogelijk thuis blijven wonen en mensen met een VB of psychische stoornis willen zo zelfstandig mogelijk leven. Hierdoor zijn de kosten in de langdurige zorg de laatste jaren enorm toegenomen. Om de net genoemde motieven heeft het kabinet per 1 januari hervormingen doorgevoerd in de langdurige zorg. Deze hervormingen moeten ervoor zorgen dat langdurige zorg toegankelijk en betaalbaar blijft. Maatwerk wordt in deze context gezien als de oplossing voor de steeds duurder wordende langdurige zorg. Zorgorganisaties moeten steeds meer maatwerk leveren. Dat wil zeggen dat zij op zoek moeten gaan naar de juiste manier van ondersteuning, met als doel mensen te ondersteunen waar nodig en op die manier de kosten van de langdurige zorg te verminderen. Het reduceren van de zorgkosten wordt hierbij niet als de enige argument gezien voor het toepassen van maatwerk, want ook de burgers willen steeds meer zelfregie hebben over het eigen leven en autonomie krijgen om zelf keuzes en beslissingen te kunnen maken. Op grond van de Wet Maatschappelijk Ondersteuning (WMO, 2015) zijn gemeenten verantwoordelijk voor het ondersteunen van de zelfredzaamheid en participatie van mensen met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen. Die ondersteuning moet erop 10
gericht zijn dat mensen zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven (Zorghulpatlas, 2015). De cursus BB is een cursus waarbij mensen met een VB getraind worden om zelfstandig en zelfredzaam te kunnen wonen. De cursus BB legt het accent op het bijbrengen van praktische vaardigheden die onmisbaar zijn op het moment dat de cursist op een zelfstandige (deels begeleid), zelfredzame manier wil gaan wonen. Vanwege het feit dat de cursus geen officiële toetsing kent in verband met de zware i nspanning die kan ontstaan bij de doelgroep, en vanwege het feit dat het aangeleerde tijdens de cursus pas op het moment dat de cursisten op een zelfstandige (deels begeleide) manier gaan wonen geïmplementeerd wordt, is het voor Stichting STRAS erg lastig te bepalen of de cursus gewerkt heeft en/of geholpen heeft aan de ontwikkeling van de cursisten. Binnen dit onderzoek zijn er drie verschillende partijen die te kampen hebben met dit probleem: Stichting STRAS, de woonbegeleiders en de cursisten die aan de cursus BB deelnemen. 49T
49T
Stichting STRAS vanwege het ontbreken van een officiële en legitieme toetsing als middel om de voortgang van de cursus te bepalen; De woonbegeleiders vanwege het ontbreken van een officiële toetsing als een vorm van maatstaf om de mate van zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de deelnemer te meten, met als doel het vaststellen van een gericht en adequaat zorgaanbod; De cursisten vanwege het ontbreken van een aangepaste toetsing als middel om te bepalen of zij capabel genoeg zijn om op een zelfstandige manier te kunnen wonen. Volgens de directie van Stichting STRAS doet het probleem van het ontbreken van doeltreffende informatie over de mate van competenties en inzicht, zich voor op het moment dat de cursisten op een zelfstandige manier gaan wonen. Van groot belang is dat er inzicht bestaat in het niveau van de aangeleerde competenties. Dit om vanuit hier de maat van begeleiding te kunnen vaststellen. V anaf dat moment wordt het geleerde tijdens de cursus op de proef gesteld met als resultaat ex -cursisten die het geleerde keurig toepassen, ex-cursisten die wat extra hulp nodig hebben bij het huishouden en ex-cursisten die helemaal niet capabel genoeg zijn om te beginnen aan dit avontuur.
Probleemstelling Het ontbreken van een adequate toetsingsmeting om inzicht te krijgen in hun kunnen als uitgangspunt om de huidige situatie van kennis en bekwaamheden in kaart te brengen, wordt door Stichting STRAS als het praktijkprobleem ervaren. Volgens Stichting STRAS is het uitvoeren van een toetsingsmoment van belang om te weten in hoeverre het geleerde beklijft en/of de cursus kan worden verbeterd. Naar aanleiding van het bovenstaande, zal er een praktijkmeting worden ontwikkeld en uitgevoerd om inzicht te krijgen in de behaalde competenties van de deelnemers aan de cursus BB. In het leerjaar 2014. Middels het uitvoeren van een praktijkmeting zal er naar voren komen of de cursus daadwerkelijk op een adequate manier is opgezet en wordt uitgevoerd en/of de cursus in zijn totaal behoefte heeft aan een mogelijke modificatie.
11
Onderzoeksdoel Het onderzoeksdoel is om vast te stellen welke bijdrage de cursus BB in het leerjaar 2014 voor de cursisten heeft opgeleverd. De resultaten afkomstig uit dit onderzoek zullen worden gebruikt als indicatie om de mate van zelfredzaamheid van de cursisten te kunnen bepalen.
De onderzoeksvraag Vanuit bovenstaande onderzoekdoel luidt de onderzoeksvraag van dit onderzoek als het volgt:
Welke bijdrage levert het volgen van de cursus Bijzondere Buurtgenoten aan het vergroten van de zelfredzaamheid van de cursisten?
Deelvragen Om antwoord te kunnen geven op de bovenstaande hoofdvraag zullen onderstaande deelvragen beantwoord worden. 1. 2. 3. 4.
Wat wordt er verstaan onder het begrip zelfredzaamheid van de doelgroep? Hoe zelfredzaam zijn de cursisten bij aanvang van de cursus Bijzondere Buurtgenoten? Hoe zelfredzaam zijn de cursisten na afloop van de cursus Bijzondere Buurtgenoten? Welk effect heeft de cursus Bijzondere Buurtgenoten gehad op de cursisten die de cursus Bijzondere Buurtgenoten hebben gevolgd in het jaar 2014?
Maatschappelijke relevantie Het praktijkonderzoek dat is gerealiseerd, is uitgevoerd in opdracht van Stichting STRAS en vindt plaats onder een representatieve groep van twintig cliënten van de Zorgorganisatie Pameijer. Bij deze organisatie worden jaarlijks 85 cliënten op verschillende locaties vanuit het project BB opgeleid. Dit onderzoek is maatschappelijk relevant omdat kennis en inzichten worden gevonden omtrent mensen met een VB, welke vorm en inhoud geven aan het verbeteren van de levensomstandigheden van mensen met een VB in de huidige samenleving. Met dit onderzoek wordt er gezocht naar een manier waarop mensen met een VB een volwaardige positie kunnen innemen in de maatschappij. Gelijke kansen creëren voor ieder burger in de samenleving kan in deze context worden gezien als het kerndoel van dit onderzoek. De resultaten van dit onderzoek leveren tevens een relevante bijdrage aan de kennis van verschillende betrokken organisaties die met dezelfde doelgroep te maken hebben. Denk hierbij aan de Gemeente Rotterdam (afdeling Wet Maatschappelijke Ondersteuning) Zorgorganisaties, belangenorganisaties en scholen voor speciaal onderwijs. Door de resultaten afkomstig uit dit praktijkonderzoek zullen de verschillende betrokkenen inzicht krijgen in de mate waarin mensen met een VB woonvaardigheden aanleren omtrent zelfredzaamheid. Mensen met een VB vinden het moeilijk om facetten van het dagelijks leven aan te leren of uit te voeren. Dit praktijkonderzoek ondersteunt het vaststellen van de kennis en inzichten van mensen met een VB omtrent het zelfstandig wonen en kan daarmee als een praktijkvoorbeeld worden gehanteerd voor organisaties met vergelijkbare doelen. Tevens levert Stichting STRAS vanuit dit onderzoek een grote bijdrage om maatschappelijke aandacht te vragen voor de relevantie van de training BB in het kader van de wensen van de cliënten als volwaardig burger deel te nemen aan de maatschappij. Hierbij onderscheiden we de volgende uitgangspunten: Mensen met een VB hebben het recht op passende training en ondersteuning; Mensen met een VB hebben het recht op regie over een eigen leven; 12
Mensen met een VB willen zo lang mogelijk zelfstandig wonen. Omdat dit onderzoek over de mate van zelfredzaamheid van mensen met een VB gaat, worden de resultaten van dit onderzoek door Stichting STRAS als relevante en bruikbare informatie ingezet om meer te weten komen over het leervermogen van mensen met een VB als het gaat om de zelfredzaamheid in hun woonomgeving, met als doel het bepalen van het juiste zorgaanbod voor deze groep mensen.
Relevantie CMV
21T
21T
De CMV’ er wordt opgeleid om mensen met elkaar te verbinden; mensen de juiste sociale vaardigheden te leren en mensen te stimuleren, motiveren, activeren en begeleiden. De CMV’ er wordt gekenmerkt door zijn unieke en creatieve werkwijze die hij/zij hanteert om mensen te motiveren en te verrijken op maatschappelijk en cultureel niveau. De CMV’ er onderzoekt de doelgroep waar die mee te maken heeft en probeert door middel van agogische kennis en vaardigheden de doelgroep te stimuleren tot verandering in de positieve zin van het woord. De CMV’ er ontwikkelt daartoe een eigen manier van werken waarmee die zijn doelgroep middels agogische kennis en theorieën aan het denken zet, bewust maakt en/of ontwikkelt. Dit met als doel het bijbrengen van belangrijke vaardigheden en competenties die van invloed zijn om op een effectieve en oprechte manier deel te kunnen nemen aan de samenleving. Stichting STRAS is zoals eerder in dit hoofdstuk vermeld, een organisatie die zich richt op het vergroten van de zelfredzaamheid van mensen met een VB. Door het uitvoeren van een praktijkonderzoek naar het effect van de cursus gericht op mensen met een VB, werk ik aan het verkennen, onderzoeken en analyseren van maatschappelijke ontwikkelingen en zoek ik naar kansen die de participatie en ontwikkeling van mensen met een VB kunnen bevorderen. Het realiseren van dit onderzoek geeft mij als toekomstige agoog de mogelijkheid om te werken aan de kerncompetentie ‘’Ontwerpen en ontwikkelen’’. Door het in acht nemen van een aantal punten, te weten mijn inhoudelijke kennis, belangen van de doelgroep en eisen vanuit de samenleving en opdrachtgever, bied ik door middel van dit onderzoek ondersteuning aan het verbeteren van de cursus BB. Middels dit onderzoek ondersteun ik de doelgroep bij hun emancipatie en bij het participeren in de steeds ingewikkelder wordende maatschappij. Tijdens dit onderzoek werk ik aan de drie belangrijke uitgangspunten binnen de opleidingsprofiel van de CMV’ er Alert en Ondernemend 2.0, deze zijn ‘interveniëren’, ‘ondersteunen’ en ‘faciliteren’. Hieronder zoom ik preciezer op de net genoemde punten. Dat doe ik door een onderscheid te maken tussen de maatschappelijke opdracht (‘waartoe’), agogische handelen (‘wat’), de civiele samenleving (‘waar’) en het methodisch handelen (‘hoe’). In dit onderzoek bevindt de maatschappelijke opdracht (‘waartoe’) zich in het leveren van een bijdrage aan de leefbaarheid van mensen met een VB, waarbij de focus wordt gelegd op het vergroten en versterken van de benodigde competenties, die mensen met een VB in staat stellen zich staande te houden in de samenleving en hun leven vorm te kunnen geven. Door een onderzoek te doen naar de bijdrage van de cursus BB, ondersteun ik de integratie van deze groep mensen in de samenleving en bestrijd ik de sociale uitsluiting. Daarmee bedoel ik het bevorderen van zowel hun persoonlijke vorming als de emancipatie, integratie en autonomie van deze groep mensen. Agogische dienstverlening (‘wat’), bevindt zich in het doen van een onderzoek met het oog op het verbeteren en vernieuwen van, in dit geval de cursus BB. Met als doel het verbeteren van de positie van mensen met een VB in de samenleving, die vaak ook over weinig hulpbronnen beschikken om dat op een zelfstandige manier te kunnen doen. Hierbij wordt de focus gelegd op het stimuleren van actief burgerschap en gelijkwaardigheid.
13
Civiele samenleving (‘waar’) bevindt zich in het doen van een onderzoek, dat gericht is op educatie, waarbij gewerkt wordt op maatschappelijke context aan de emancipatie, empowerment en zelfontplooiing van mensen, in dit geval mensen met een VB. Methodist handelen (‘hoe’), bevindt zich in het doen van een onderzoek, waarbij ik doelgericht, planmatig en systematisch aan het werk ga, met als doel de werkgever te informeren en adviseren omtrent het huidige werkproces. Hierbij wordt focus gelegd op het verkrijgen van kennis en inzichten die van invloed zijn voor het bevorderen van de actieve en verantwoordelijke deelname van mensen met een VB aan de maatschappij.
Leeswijzer
21T
21T
Het praktijkonderzoek dat is gerealiseerd ziet er als volg uit. In het eerste hoofdstuk ‘Theoretisch kader’, wordt er aandacht gegeven aan de ontwikkelingen in de zorg voor mensen met een VB. Vervolgens wordt de nadruk gelegd op de type ondersteuning van mensen met een VB bij het zelfstandig wonen. Als laatste wordt het begrip zelfredzaamheid nader toegelicht. In het tweede hoofdstuk ‘Methoden van onderzoek’ wordt het accent gelegd op de wijze waarop de hoofdvraag en de bijbehorende deelvragen van het onderzoek zijn onderzocht. Allereerst worden de onderzoeksmethoden uitgelegd. Vervolgens wordt de validiteit en be trouwbaarheid van het onderzoek beschreven. Aansluitend hierop worden de locaties omschreven waar het onderzoek plaats heeft gevonden en wordt er aandacht gegeven aan de respondenten die aan het onderzoek mee hebben gewerkt. Als laatste wordt er specifiek uitgelegd wat er is onderzocht met dit onderzoek. In het vierde hoofdstuk ‘Resultaten begin-en eindmeting’, worden de resultaten van het onderzoeksmethode ‘begin- en eindmeting’ aan de hand van een grafiek beschreven. Hierbij worden de onderzoeksresultaten afkomstig uit de begin- en eindmeting met elkaar vergeleken. Met als resultaat een uitgebreide analyse van de kennis, vaardigheden en bekwaamheden van de cursisten. In het vijfde hoofdstuk ‘conclusie en aanbevelingen’, wordt er antwoord gegeven op de hoofdvraag en bijbehorende deelvragen. Aansluitend hierop worden de aanbevelingen dit onderzoek weergegeven.
14
Hoofstuk 1: Theoretisch kader Voordat begonnen wordt met het onderzoeken naar de bijdrage van de cursus BB aan de zelfredzaamheid van (jong)volwassenen met een VB, wordt er in dit hoofdstuk allereerst de ontwikkelingen van de zorg voor mensen met een VB beschreven. Aansluitend hierop wordt de nadruk gelegd op de ondersteuning van mensen met een VB bij het zelfstandig wonen. Vervolgens wordt er aandacht gegeven aan het supportmodel. Het supportmodel is een model dat inhoud geeft op het ontwikkelen van mensen met een VB met betrekking tot de verschillende levensgebieden van de mens. Daaropvolgend wordt er een ondersteuningsmethode beschreven die gerelateerd is aan de cursus BB. Als laatste wordt het begrip zelfredzaamheid nader toegelicht en volgt hierop een samenvatting van het hoofdstuk. 19T
19T
De ontwikkeling van de zorg voor mensen met een VB Mensen met een VB hebben net als ieder ander levensverwachtingen, relaties, gezinnen rechten en plichten, ook al zijn zij op bepaalde levensgebieden kwetsbaarder dan anderen. Het enige wat mensen met een VB onderscheidt van mensen zonder een VB, is de mate van ondersteuning die zij nodig hebben op bepaalde levensgebieden om te kunnen voldoen aan de eisen die deze maatschappij aan de burger stelt. Het begrip ‘ondersteuning’ is daarom voor deze groep mensen een levensbehoefte geworden in de huidige samenleving. Door de jaren heen en op een snelle wijze is de ondersteuning voor mensen met een VB sterk gaan veranderen. In het verleden werden mensen met een VB gezien als idioten, imbecielen en later als zwakzinnigen of geestelijk gehandicapten. Van Gennep (1997, 2000) onderscheidt in zijn boeken de verschillende benaderingen van mensen met een VB die na de Tweede Wereldoorlog ontstaan zijn. Hij beschrijft deze paradigma’s als volgt:
Segregatieparadigma/ Medisch model
22T
22T
Dit was een medisch model waarin mensen met een VB als patiënten werden beschouwd die verzorgd en behandeld moesten worden in instituten en inrichtingen die afgezonderd lagen van de samenleving. De verzorgers droegen gelijke kleding en de zorg werd gekenmerkt door een autoritaire en hiërarchische manier van omgaan met de doelgroep.
Normalisatieparadigma/ Ontwikkelingsmodel
22T
22T
Als reactie op het segregatieparadigma ontstond er in de tweede helft van de twintigste eeuw de gedachte dat mensen met een VB een sterk behoefte nodig hadden aan ondersteuning. Zij werden beschouwd als leerlingen die getraind en ontwikkeld moesten worden in speciale voorzieningen in de samenleving. Zij leefden echter geïsoleerd. De inclusie van deze groep mensen werd in die tijd nog als te riskant beschouwd.
Inclusieparadigma/ Burgerschapsmodel
22T
22T
Sinds de jaren ’90 worden mensen met een VB beschouwd als volwaardige burgers die dezelfde rechten en plichten behoren te hebben als ieder ander in de samenleving. Dit paradigma wordt ook wel het burgerschapsparadigma genoemd. In dit paradigma wordt de nadruk gelegd op een goede kwaliteit van het bestaan. Dat wil zeggen dat mensen het recht hebben op regie op het eigen leven en hiermee inhoud geven aan het eigen bestaan (Van Gennep, 1997).
15
Tabel 2.0 De paradigma’s naast elkaar (Van Gennep, 1999) Medisch Model
Ontwikkelingsmodel
Burgerschapsmodel
Mens met beperkingen
Mens met mogelijkheden
Mens met rechten en plichten
Patiënt
Leerling
Burger
Verzorgen/behandelen
Ontwikkelen/trainen
Ondersteunen
Instituut
Speciale voorzieningen
Gewone burger
Segregatie
Normalisatie
Integratie
De paradigma’s laten zien dat er een duidelijk verschuiving plaats heeft gevonden in de zorg voor mensen met een VB. In het burgerschapsparadigma wordt het begrip zorg vervangen door het begrip ondersteuning (of support). Van Gennep (1997) omschrijft ondersteuning als: ‘’Het toegang geven van de betrokken persoon tot voor hem belangrijke kennis, middelen en relaties die nodig zijn om in de samenleving te kunnen wonen, werken en recreëren’’ (in Fransen en Frederix, 2000, p. 16). Een onderzoek door Lozano (1993) toonde dat mensen met een VB, met de juiste ondersteuning in staat konden worden gesteld om op zelfstandige manier te kunnen wonen. Volgens Lozano leerden deze mensen door ervaring op te doen in de praktijk, de benodigde vaardigheden om zelfstandig te kunnen wonen. Mensen met een VB die de kracht en de wil hebben om zelfstandig te wonen, moeten in de gelegenheid worden gesteld om aangepaste en vraaggerichte ondersteuning te krijgen waar nodig. Schalock en Verdugo (2002) versterken de ideeën van Lozano. Zij benadrukken het belang en de behoefte van een aangepaste ondersteuning voor mensen met een VB. Zorgorganisaties moeten zich bezig houden met het concretiseren van de wensen en behoeften van de doelgroep en de ondersteuning daarop baseren in plaats van aanbod gerichte zorg aanbieden In het burgerschapsparadigma is de aanbodgerichte zorg vervangen door individuele, (vraag)gerichte zorg. Hierbij wordt er rekening gehouden met de vraag en de wensen van de cliënten. Er wordt gezocht naar de ondersteuningsbehoefte van de persoon. Het bepalen hiervan is in de werkelijkheid niet eenvoudig. Schuurman en van der Zwan beschrijven ondersteuningsbehoefte als ‘’een psychologisch construct dat verwijst naar de structuur en de intensiteit van de steun die nodig is voor een persoon om deel te nemen aan de activiteiten die verband houden met het normatieve menselijke functioneren’’ (Schuurman en van der Zwan, 2009). Volgens Schalock en De Bruijn moet er worden gekeken naar de ondersteuning die past bij de leeftijd en cultuur van de persoon op de levensdomeinen wonen, leren, werken, sociale relaties en dergelijke ( Schalock, 2010 ; De Bruijn, 2014 ). Volgens Thomsom en Buntix kan de ondersteuningsbehoefte van een persoon niet in verband worden gebracht met de mate van VB als IQ ( Thompson, 2010 ; Buntinx, 2010 ). De AAMR definitie (Luckasson, 1992) geeft de voorkeur aan een indeling naar de ondersteuningsbehoefte. In de volgende alinea wordt de nadruk gelegd op ondersteuning bij het zelfstandig wonen van mensen met een VB. 17T
17T
2T 2T17T
17T
17T
17T
2T 2T17T
17T
Ondersteuning bij het zelfstandig wonen De ondersteuning die moet worden aangeboden aan mensen met een VB, moet in deze context deze groep mensen in staat stellen om op een zelfstandige manier te kunnen wonen ongeacht de mate van hun beperkingen (Allard, 1996). Mensen verschillen van elkaar, daarom moet er worden gekeken naar de capaciteiten, kwaliteiten en beperkingen op individueel niveau. De juiste ondersteuning kan worden aangeboden door een sociaal netwerk, familie, vrienden en zorgprofessionals. Bij het 16
ondersteund wonen, heeft de cliënt zelf de regie over het eigen leven. Dat wil zeggen dat de cliënt zelf mag beslissen waar hij of zij wil wonen en zelf mag aangeven op welke facetten hij of zij een ondersteuningsbehoefte heeft. De gedachte van ondersteund wonen, vindt zijn oorsprong in de ontwikkelingen omtrent de autonomie van mensen met een beperking. Het burgerschapsparadigma versterkt deze ontwikkelingen. Racino en O'Connor (1994) beschrijven drie dimensies van een eigen woning, het huis, het thuis en het huishouden. Het huis refereert aan het soort woning, de fysieke ruimte, waar diegene gaat wonen. Denk hierbij aan een huurwoning of woning in eigendom. Het thuis refereert aan het thuisgevoel. Het huis als een vertrouwde omgeving waarin men het persoonlijk leven kan leiden. Denk hierbij aan het leggen en onderhouden van sociale contacten, zelfregie en zelfsturing van het eigen bestaan. Bij de laatste dimensie, het huishouden, wordt de nadruk gelegd op huishoudelijke taken en het zelfstandig kunnen onderhouden van de eigen woning. Op deze laatste dimensie wordt in dit onderzoek de focus gelegd.
Supportmodel De American Association on Mental Retardation (AAMR) ontwikkelde een supportmodel dat de ondersteuning voor mensen met een VB in Nederland vorm en inhoud geeft. Dit model sluit aan bij het burgerschapsideologie en werkt als steunpilaar om te bepalen van de juiste ondersteuning voor mensen met een VB. Het supportmodel legt de nadruk op het functioneren. Functioneren wijst op capaciteiten van mensen als mogelijkheden. Door het accent te leggen op het functioneren van de cliënt vanuit capaciteiten, wordt het AAIDD-model succesvoller ervaren als de zorg die vanouds gericht was op beperkingen als defecten. Door adequate ondersteuning worden de capaciteiten van de cliënt op alle levensgebieden zichtbaar. Hieronder zie je een afbeelding van de vijf dimensies waar het supportmodel op gebaseerd is. Tabel. 2.1 Functioneel model van het menselijke functioneren volgens (AAIDD, 2010)
17
De vijf dimensies van het supportmodel vormen de basis van het menselijk functioneren. Hieronder worden de vijf dimensies nader toe gelicht. 1. Verstandelijk functioneren: Hierbij wordt er gekeken naar de intellectuele capaciteiten van het individu in het algemeen, die invulling krijgen in een bredere context dan alleen het selectieve IQ. 2. Adaptieve vaardigheden:
Hierbij wordt er gekeken naar de benodigde skills die van invloed zijn om te voldoen aan de eisen van de omgeving waar het individu zich in bevindt.
3. Gezondheid:
Hierbij wordt er gekeken naar fysieke, lichamelijke en geestelijke aspecten van het individu die van invloed zijn op zijn functioneren.
4. Participatie:
Hierbij wordt er gekeken naar de deelname aan het sociale leven en sociale verbanden met bijbehorende rollen van het individu. (Denk hierbij aan de rol van het individu binnen een gezin, en tussen vrienden)
5. Context:
Hierbij wordt er gekeken naar de fysieke, sociale en bejegeningsaspecten vanuit de omgeving van het individu, in relatie tot persoonlijke factoren.
Ondersteuningsmethode Twint en De Bruijn (2014) beschrijven 24 succesvolle, recent ontwikkelde en gangbare ondersteuningsmethoden voor mensen met een VB. De beschreven ondersteuningsmethoden ondersteunen de zorgprofessionals die actief zijn in de zorg voor mensen met e en VB. De methoden van ondersteuning worden door hen onderverdeeld in thema’s. In deze alinea wordt de nadruk gelegd op één ondersteuningsmethode die gerelateerd is aan het onderzoek. Deze ondersteuningsmethode wordt tevens gehanteerd tijdens de cursus BB. Deze ondersteuningsmethode wordt als onderbouwing gebruikt bij het bijbrengen van de kennis en vaardigheden gedurende de cursus. Om een beeld te kunnen schetsen van hoe de cursisten de benodigde leerstof tot zich nemen gedurende de cursus, is het van belang deze ondersteuningsmethode nader toe te lichten. Hieronder wordt deze verder uitgelegd. Ondersteuningsmethode: Begeleid Ontdekkend leren volgens het eigen initiatief model (BOL EIM) Het Begeleid Ontdekkend leren volgens het eigen initiatief model (BOL EIM) is een ondersteuningsmethode waarbij mensen met een VB gestimuleerd en geprikkeld worden om zelf na te denken over taken of problemen uit het dagelijks leven die gebaseerd zijn op het zelfstandig leven. De kern van dit ondersteuningsmethode licht bij het bijbrengen van competenties, met als doel de cliënt zelfredzaam(er) te laten functioneren in de maatschappij. Volgens Den Besten en Van Tulpen (2009) wordt het doel van de BOL EIM duidelijk wanneer er gekeken wordt naar hoe mensen leren. Den Besten en Van Tulpen onderscheiden vier manieren waarop mensen leren. Instructief leren:
Leren doordat iemand je vertelt op welke wijze iets moet worden uitgevoerd. Denk hierbij aan een collega die je uitleg hoe een kopieerapparaat werkt. Hierbij worden de instructies herhaald, net zo lang tot je het zelf kan.
Imiterend leren:
Leren doordat iemand iets voordoet. Denk hierbij aan een rijinstructeur die voordoet op welke manier de koppeling werkt. De handelingen worden herhaald tot diegene het zelf kan.
Ontdekkend leren:
Hierbij wordt er aan de lerende persoon overgelaten op onderzoek te gaan en te ontdekken op welke manier een opdracht kan worden uitgevoerd. 18
Begeleid leren:
Deze manier van leren lijkt op ontdekkend leren. Het enige wat in deze manier van leren anders is, is de positie van de instructeur. De instructeur ondersteunt diegene doormiddel van tips en adviezen te geven die de leerling stimuleert om zelf na te denken over de wijze waarop de opdracht moet worden uitgevoerd.
BOL EIM is een ondersteuningsmethode die gebaseerd is op het geven van instructies en coaching. Dit model legt de nadruk op het leren nadenken over zaken die een rol spelen bij het zelfstandig wonen. De instructies vanuit dit model moeten de cliënt ondersteunen in het zelfstandig denken en het belang hiervan. Coaching legt het accent op het stellen van vragen en het geven van tips. Met als doel de cliënt te stimuleren om na te denken over dingen waar hij of zij nog niet over nagedacht heeft. Daarnaast wordt er door coaching ook het zelfreflecteren en terug denken aan eerdere ervaringen gestimuleerd. Voordat er iets in de praktijk moet worden gebracht wilt deze aanpak bereiken dat de cliënt gaat nadenken over zijn eigen handelen. Coaching is dus een combinatie van prikkelen en tips geven. Hierdoor wordt de cliënt geprikkeld om te leren uit ervaringen (Learning by doing). Bij BOL EIM komt eerst het denkproces en daarna de praktische uitvoering. Denkvaardigheden staan dus centraal bij BOL EIM. Timmer, Dekker en Voortman hebben het hieronder staande hulpmiddel ontworpen om dit duidelijk te verbeelden (Timmer, Dekker & Voortman, 2003). Tabel 2.2 Het verkeerslicht (Timmer, Dekker en Voortman, 2003)
Zelfredzaamheid Vanuit de snel veranderende overheid is de roep om de zelfredzaamheid van de burgers te bevorderen groter dan ooit. Maar wat betekent zelfredzaamheid nou precies? Hoe is dit begrip in het leven geroepen en in welke context is de definitie hiervan bruikbaar voor het onderzoek? Dit zijn vragen die aan de hand van literatuuronderzoek beantwoordt worden. In het boek Onder het mom van zelfredzaamheid van Peeters en Coïn (2012) nemen de schrijvers de tijd om het begrip zelfredzaamheid onder de loep te nemen. Hierin komen zij tot de conclusie dat het begrip zelfredzaamheid verschillende varianten kent die voor confusie zorgen (Peeters & Cloïn, 2012) . Het is daarom van belang de definities te hanteren die bij de context van dit onderzoek 22T
19
passen. Om een duidelijk beeld te kunnen geven van dit begrip wordt er in de volgende alinea’s a voornamelijk gebruikt gemaakt van de definities die er gelden binnen de domeinen: zorg en overheid en maatschappelijke organisaties.
Zelfredzaamheid vanuit de zorg Het begrip zelfredzaamheid is een begrip die door de jaren heen steeds belangrijker is geworden in de zorg. Het aspect zelfredzaamheid wordt op twee manieren benaderd binnen de zorg. In eerste instantie Is er de opvatting in de zorg dat zelfredzaamheid een vorm van bezuinigen is die door de overheid is ontwikkeld vanwege de hoge kosten van de zorg voor kwetsbare groepen. In tweede instantie wordt zelfredzaamheid vooral gezien als de wens van het individu. Ieder mens wil regie hebben over het eigen leven en dus ook over de zorg die diegene krijgt. Voor de cliënt zelf is vooral het laatste van belang. De verzorgingsstaat, waarbij de overheid de volledige zorg op zich nam voor de burger is niet meer wat het vroeger was. De hoge kosten afkomstig uit dit zorgsysteem hebben de verzorgingsstaat financieel in de problemen gebracht, waardoor de overheid zich nu gedwongen voelt om bezuinigingen door te voeren. Dit houdt in dat de rol van de overheid binnen de zorg en ondersteuning kleiner wordt en de burgers steeds meer de verantwoordelijkheid krijgen om voor zichzelf en voor elkaar te zorgen (mantelzorg). Volgens Derksen, hoogleraar klinische psychologie, spelen ideologische en financiële redenen een belangrijke rol bij de overheid, als het gaat om het vergroten van de mate van zelfredzaamheid bij de burgers. Derksen vertelt niet eens te zijn met het afnemen van het recht op AWBZ-zorg voor kwetsbare groepen, vanwege het feit dat deze groep mensen vaak niet capabel genoeg is om dingen zelf te doen, als er juist op de zorg wordt bezuinigd zouden deze groep mensen steeds minder kunnen. Volgens Derksen moet de zorg voor deze kwetsbare groep intensief blijven bestaan (in Peters en Cloin, 2012). Naast het net genoemde motief, heeft de overheid te maken met de wens tot emancipatie en ontplooiing van de nieuwe burger. Volgens Movisie ‘Worden burgers steeds mondiger en cliënten en patiëntenorganisaties willen steeds meer invloed uitoefenen op het beleid en uitvoering van zorg en ondersteuning’ (Movisie, 2013). Burgers willen steeds meer het regie hebben over hun eigen leven.
Zelfredzaamheid vanuit de overheid en maatschappelijke organisaties
22T
In de WMO wordt het begrip zelfredzaamheid als volgt gedefinieerd: “Het lichamelijke, verstandelijke, geestelijke en financiële vermogen om zelf voorzieningen te treffen die de deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken”. In een huishoudelijke context betekent zelfredzaamheid in staat zijn om voor je zelf te zorgen. Denk hierbij aan dagelijkse levensverrichtingen zoals wassen, aankleden, koken en het vermogen hebben om sociaal te kunnen functioneren. Uitgaande van het feit dat niet ieder mens over dezelfde mogelijkheden beschikt om op dezelfde manier zelfredzaam te kunnen zijn, koppelt de WMO het begrip zelfredzaamheid aan een compensatieplicht. De compensatieplicht zorgt ervoor dat adequate voorzieningen worden getroffen voor mensen die door beperkingen niet volledig zelfredzaam kunnen zijn. Denk hierbij aan woonbegeleiding of aanpassingen in de woningvoorzieningen. Het doel van de compensatieplicht is zelfredzaamheid en participatie van de burgers te bevorderen (MOVISIE, 2013, p.7). 22T
De Raad voor de Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) definieert zelfredzaamheid als ‘’met zo min mogelijk overheidssteun een zelfstandig leven kunnen leiden’’ (De Boer en Van der Lans, 2011). Terwijl Vilans, het kenniscentrum voor de langdurige zorg, de volgende definitie hanteert: ‘’Zelfredzaamheid is het vermogen van mensen om zichzelf te redden met de voortdurende veranderingen en gevolgen van een (chronische) ziekte of een beperking, op alle levensterreinen.’’ De GGD Amsterdam definieert zelfredzaamheid als ‘’Het zelf realiseren van een acceptabel niveau van functioneren op de belangrijke domeinen van het dagelijks leven. Indien nodig door de juiste 20
hulp te organiseren op het moment dat een daling van je functioneringsniveau dreigt of plaatsvindt, die je niet zelf kan voorkomen of verhelpen’’(in Buster, Fassaert, Lauriks, Schönenberger, Theunissen, van de Weerd en de Wit, 2013, p. 3).
Overzicht definities zelfredzaamheid Zoals beschreven is in het bovenstaande tekst is het begrip zelfredzaamheid in de laatste jaren steeds een belangrijke rol gaan innemen in het beleid van maatschappelijke organisaties en de overheid. Er wordt veel over geschreven en gesproken, toch is het vinden van een algemene definitie voor dit begrip nogal lastig. Hieronder wordt er schematisch een overzicht gegeven van de belangrijke en relevante definities omtrent het begrip zelfredzaamheid. Tabel 2.3 Definities van zelfredzaamheid
Op basis van de hierboven beschreven definities, wordt er in dit onderzoek de definitie van de GGD aangehouden.
Meetinstrumenten van zelfredzaamheid
21T
21T
Vanuit de noodzaak langdurige zorg te hervormen is het begrip zelfredzaamheid, zoals eerder in dit hoofdstuk is vermeld, een begrip die steeds in ontwikkeling is. De zelfredzaamheid van de burger wordt vooral vanuit de overheid gestimuleerd maar ook maatschappelijke organisaties en professionals zien het nut hiervan. Om de zelfredzaamheid van de burger te meten zijn er diverse instrumenten voor ontwikkeld. Hieronder worden de zes veelgebruikte instrumenten op rij gezet. -
Zelfredzaamheid-Matrix (ZRM 2013) Zelredzaamheidsmonitor Zelredzaamheidradar Zelredzaamheidmeter Zelredzaamheidlijst Effecten Ster
In dit onderzoek wordt het meetinstrument Zelfredzaamheid-Matrix (ZRM-2013) gehanteerd. Dit vanwege het feit dat Stichting STRAS dit als officieel meetinstrument gebruikt. Hieronder wordt deze nader toegelicht.
Zelfredzaamheid-Matrix (ZRM 2013)
22T
22T
De GGD Amsterdam heeft in samenwerking met de Gemeente Rotterdam in het Jaar 2010 een meetinstrument ontwikkeld genaamd ‘’Zelfredzaamheid-Matrix’’ (ZRM 2010) en later een verbeterde versie uitgebracht in het jaar 2013, ‘’Zelfredzaamheid-Matrix’’ (ZRM-2013). Dit project komt voort uit de drang een meetinstrument te willen ontwikkelen om het functioneren van cliënten beter in kaart 21
te kunnen brengen. Vanuit de snelle complexer wordende gezondheidszorg was er de behoefte ontstaan om een meetinstrument te ontwikkelen waarbij de mate van zelfredzaamheid van de burger inzichtelijk wordt. Daarnaast bevordert dit meetinstrument de samenwerking tussen verschillende instellingen, doordat zij gezamenlijk gebruik zijn gaan maken van hetzelfde meetinstrument. De Zelfredzaamheid-Matrix (ZRM-2013) is gebaseerd op verschillende domeinen van een persoon. De domeinen zijn: financiën, dagbesteding, huisvesting, huiselijke relaties, geestelijke gezondheid, lichamelijke gezondheid, verslaving, activiteiten van het dagelijks leven, sociaal netwerk, maatschappelijke participatie en justitie. De geselecteerde domeinen geven de hulpverleners een betere kijk op de mate van zelfredzaamheid van hun cliënten. Met als doel de cliënten te ondersteunen bij de domeinen waarop de cliënt minder zelfredzaam is. (Handleiding ZRM, 2013). Stichting STRAS gebruikt de zelfredzaamheid-Matrix (ZRM-2013) en de hieronder beschreven leerlijn als uitgangspunt bij de ontwikkeling van hun projecten en trainingen.
CED-Leerlijn wonen en vrije tijd voor mensen met een VB Sinds het jaar 2013 is de kwaliteitswet VSO van kracht. Deze wet legt de nadruk op het bevorderen van de rechten en kansen voor (jong)volwassenen in het speciaal onderwijs, met als doel de kwaliteit van het onderwijs te behouden. Een leerlijn als maatstaf zorgt ervoor dat de kwaliteit van het onderwijs gewaarborgd wordt. Ook zorgt deze leerlijn dat onderwijsorganisaties doelgericht blijven functioneren. In dit onderzoek wordt de definitie van M. van der Stap gehanteerd: “Een leerlijn is in het onderwijs in Nederland een uitwerking van de algemene kerndoelen, zoals die door de overheid zijn vastgesteld, naar concrete doelen die omschrijven wat leerlingen moeten kennen en kunnen. Deze zijn onderverdeeld in doelen per leerjaar, die op hun beurt zij n onderverdeeld in tussenstappen” (van der Stap, 2010). Naast de specifieke kerndoelen in de drie uitstroomprofielen in het VSO, spelen overstijgende kerndoelen een belangrijke rol. Deze krijgen in levensloopbegeleiding een plaats. Het accent ligt op een brede ontwikkeling. Er is aandacht voor de ontwikkeling van kennis en vaardigheden, maar evenzeer voor de ontwikkeling van sociale, communicatieve en emotionele aspecten. Het leergebied overstijgende kerndoelen richten zich op het functioneren van jongeren op de levensgebieden leren, werken, burgerschap, wonen en vrije tijd. In dit onderzoek wordt de nad ruk gelegd op het gebied wonen. In dit onderzoek zullen deze kerndoelen van de leerlijn ‘wonen’ als maatstaf worden gebruikt om de mate van zelfredzaamheid van de cursisten van de cursus BB te kunnen vaststellen.
Resumé Mensen met een VB worden in het burgerschapsparadigma beschouwd als volwaardige burgers met dezelfde rechten en plichten als ieder ander in de samenleving. Deze groep mensen h eeft dus het recht om zelfstandig (deels begeleid) te wonen. Om daadwerkelijk te kunnen voldoen aan de wensen en behoeften van deze groep mensen, wordt er vanuit de overheid en maatschappelijke organisaties ondersteuning op maat aangeboden. Deze ondersteuning moet ervoor zorgen dat deze groep mensen in staat wordt gesteld om zelfredzaam(er) te kunnen functioneren in het dagelijks leven. De cursus BB is een cursus die de juiste ondersteuning moet bieden aan mensen met een VB met als doel hen zelfredzaam(er) te maken in het alledaagse leven. Maar welke bijdrage levert het volgen van de cursus BB aan het vergroten van de zelfredzaamheid van de cursisten?. Om deze vraag te beantwoorden moet eerst het begrip zelfredzaamheid begrepen/ geoperationaliseerd worden. Hierbij wordt er antwoord gegeven op de eerste deelvraag van dit onderzoek
22
1. Wat wordt er verstaan onder het begrip zelfredzaamheid van de doelgroep? Met het begrip ‘zelfredzaamheid’, wordt er in dit onderzoek de definitie van de GGD gehanteerd. ‘’Het zelf realiseren van een acceptabel niveau van functioneren op de belangrijke domeinen van het dagelijks leven. Indien nodig door de juiste hulp te organiseren op het moment dat een daling van je functioneringsniveau dreigt of plaatsvindt, die je niet zelf kan voorkomen of verhelpen’’(GGD, 2013, p. 7). Als er gekeken wordt naar de dimensie ‘het huishouden’(Allard, 1996) gaat zelfredzaamheid over het bereiken van een acceptabel niveau van functioneren bij het uitvoeren van huishoudelijke taken en het bereiken van een acceptabel niveau van zelfstandigheid bij het onderhouden van de eigen woning. Denk hierbij aan dagelijkse levensverrichtingen zoals, schoonmaken, koken, wassen en het vermogen hebben om goed te kunnen omgaan met onverwachte (onveilige) situaties. Belangrijk hierbij is om aan te geven dat mensen met een VB problemen ondervinden bij het bereiken van de zelfredzaamheid op bepaalde levensgebieden. De zelfredzaamheid van iemand hangt samen met het niveau van functioneren op de belangrijke domeinen van het dagelijks leven van diegene. Dat wil zeggen dat er eerst gekeken moeten worden naar de domeinen die van belang en van invloed zijn om vervolgens de mate van zelfredzaamheid te kunnen aantonen. Het vaststellen van het niveau van zelfredzaamheid is hierbij cruciaal voor het bepalen van de juiste ondersteuningsbehoefte van diegene. Uitgaande van het feit dat het niveau van zelfredzaamheid van mensen met een VB per situatie verschilt, is flexibiliteit in de mate van ondersteuning uitermate van belang voor het bereiken van een steeds zelfredzamere burger, in dit geval iemand met een VB. In dit hoofdstuk zijn er een aantal instrumenten benoemd waarmee de mate van zelfredzaamheid van een cliënt in kaart kan worden gebracht. De Zelfredzaamheid-Matrix (ZRM, 2013) moet in deze context worden gezien als een gereedschap om de mate van zelfredzaamheid van een cliënt vast te kunnen stellen. De zelfredzaamheid-Matrix is min of meer een instrument om de uitkomst te kunnen vertalen naar een algemene en bruikbare taal voor de zorgorganisaties. Echter, is de zelfredzaamheid-Matrix niet een onderzoeksmethode maar juist een middel om de resultaten te kunnen verduidelijken. Daarnaast is er ook de CED-leerlijn onder de loep genomen. De CED-leerlijn omschrijft de kerndoelen waaraan het individu aan moet voldoen, wil hij of zij zelfredzaam(er) kunnen functioneren in de maatschappij. Deze kerndoelen moeten ervoor zorgen dat organisaties doelgericht blijven werken. Het behalen van de kerndoelen bij de doelgroep moet in deze context worden gezien als het ultieme doel van onderwijsorganisaties. Naast het beantwoorden van de hoofdvraag en bijbehorende deelvragen, wordt er in dit onderzoek ook een koppeling gemaakt tussen de behaalde resultaten en de kerndoelen vanuit de CED-leerlijn. In het volgende hoofdstuk worden de methode van onderzoek beschreven die in dit onderzoek gebruikt is om antwoord te geven op de vraag die leidend is in dit onderzoek.
23
Hoofdstuk 2: Methode van onderzoek In dit hoofdstuk wordt het accent gelegd op de wijze waarop de hoofdvraag en de bijbehorende deelvragen van het onderzoek zijn onderzocht. Allereerst worden de onderzoeksmethoden uitgelegd. Vervolgens wordt de validiteit en betrouwbaarheid van het onderzoek beschreven. Aansluitend hierop worden de locaties omschreven waar het onderzoek plaats heeft gevonden en wordt er aandacht gegeven aan de respondenten die aan het onderzoek me e hebben gewerkt. Als laatste wordt er specifiek uitgelegd wat er is onderzocht met dit onderzoek.
Onderzoeksmethoden Dit onderzoek is een beschrijvend onderzoek. Stichting STRAS geeft aan te willen weten welke bijdrage het volgen van de cursus BB levert aan het vergroten van de zelfredzaamheid van de cursisten. Om antwoord hierop te krijgen, heeft er een beschrijving plaats gevonden, waarbij praktijksituaties, in dit geval de twee onderzochte modules, in kaart zijn gebracht (Van der Donk & Van Lanen, 2011). In dit onderzoek zijn er diverse onderzoeksmethoden gehanteerd die bijgedragen hebben aan het tot stand komen van de antwoorden op de geste lde vragen. Hieronder wordt er duidelijk gemaakt welke vragen aan de hand van welke onderzoeksmethoden zijn beantwoord en om welke redenen er besloten is deze onderzoeksmethoden daadwerkelijk te hanteren.
Begin-en eindmeting Om antwoord te krijgen op de vraag die leidend is in dit onderzoek is er een begin - en eindmeting ontwikkeld. Een begin-en eindmeting is een onderzoeksmethode waarbij de opbrengst van het geleerde, in dit geval de cursus BB, op een betrouwbare manier inzichtelijk wordt gemaakt. Deze onderzoeksmethode vond plaats in twee verschillende termijnen binnen de cursus BB. Stap 1 was de beginmeting. Deze vond plaats voordat de cursus was uitgevoerd, met als doel het in kaart brengen van de huidige situatie. Stap 2 was de eindmeting. Deze vond plaats nadat de cursus was uitgevoerd, met als doel het in kaart brengen van de kennis die de cursisten hebben opgepikt door het bijwonen van de cursus. Uit de verschillende onderzoeksmethoden die er zijn, was een begin-en eindmeting de meest praktische en betrouwbare onderzoeksmethode voor dit praktijkonderzoek. Dit in verband met de doelgroep waar dit onderzoek op gericht is. Het afnemen van diepte interviews of enquêtes kan bij mensen met een VB voor verwarring en stress zorgen. Met als resultaat het verkrijgen van sociaal wenselijke antwoorden en/of systematische fouten (Pieterse, 2013). In deze context is de gekozen onderzoeksmethode één van de meest valide methoden. Als er geen gegevens zijn over de huidige situatie is het moeilijk om te zien of interventies, door in dit geval de cursus BB, daadwerkelijk effect hebben gehad op de cursisten. Dit is het argument voor stap 1 van de onderzoeksmethode. De cursisten werden daarom voordat zij aan de cursus deelnemen getoetst door middel van de zogeheten ‘begin-meting’. Na het door de cursisten afleggen van de cursus werd er een volgende meting gedaan, de ‘eindmeting’, of stap 2. Deze resultaten werden vervolgens vergeleken met de eerste meting (stap 1) om ontwikkelingen van de cursisten in kaart te brengen en om aan te tonen of de cursus BB daadwerkelijk effect heeft gehad op haar deelnemers. Stap 1 en stap 2 zijn met elkaar vergeleken om een verschil te analyseren tussen ‘begin’ en ‘eind’. Dit verschil is het uitkomst van het praktijkonderzoek. Het resultaat van deze onderzoeksmethode is te vinden in Hoofdstuk 4 ‘Onderzoeksresultaten’
Deskresearch
22T
Door een literatuuronderzoek te doen is er externe informatie verzameld afkomstig uit nationale en internationale literatuur. Denk hierbij aan beleidsdocumenten, artikelen, cijfers en eerder 24
uitgevoerde onderzoeken die gerelateerd zijn aan het onderwerp van dit onderzoek. Middels literatuuronderzoek is er bruikbare informatie geschetst omtrent de doelgroep, de werkwijze en de bijbehorende begrippen. De resultaten van het literatuuronderzoek zijn te vinden in Hoofdstuk 1 ‘Inleiding’ en Hoofdstuk 2 ‘Theoretisch kader’.
Validiteit van het onderzoek
21T
Om een legitiem en valide antwoord te krijgen op de hoofdvraag van dit onderzoek is er zoals eerder in dit hoofdstuk vermeld, een begin-en eindmeting uitgevoerd onder een aantal cursisten van de cursus BB. Het doen van een kwalitatief onderzoek middels het uitvoeren van een begin- en eindmeting heeft ervoor gezorgd dat de informatie een hoge mate van diepgang had. 21T
Tijdens het onderzoek is getracht te voorkomen dat er vanuit de cursisten sociaal wenselijke antwoorden werden gegeven. Sociaal wenselijke antwoorden kunnen voortkomen uit onzekerheid van de cursisten. De cursisten zijn tijdens het afnemen van de begin- en eindmeting op hun gemak gesteld en er is hen niet mede gedeeld dat de resultaten van dergelijk belang zijn voor dit onderzoek. Om systematische verstoringen buitenspel te zetten is er tijdens het onderzoek rekening gehouden met het niveau van het menselijk functioneren. Hierbij is het supportmodel dat wordt omschreven in Hoofdstuk 2 ‘Theoretisch kader’ in acht genomen. Er is rekening gehouden met de persoonlijke beperkingen van de cursisten. Denk hierbij aan de verschillen in communicatie- en denkniveau van de cursisten. In het Supportmodel worden deze omschreven als verstandelijk functioneren en adaptieve vaardigheden. Er wordt niet getwijfeld aan de intelligentie van de desbetreffende cursisten, er moet alleen ondersteund worden bij het uiten hiervan. Door de manier van bevraging, kon de focus worden gelegd op het verkrijgen van gedetailleerde en bruikbare informatie met betrekking tot het beantwoorden van de vraag die leidend is in dit onderzoek. Elke meting beschikte over één deel meerkeuzevragen, één deel open vragen en één deel praktische vragen. Om sociaal wenselijke antwoorden te voorkomen en systematische fouten buitenspel te zetten, zijn er een aantal factoren waar dit praktijkonderzoek aan heeft voldaan. Daardoor kan de validiteit van dit onderzoek gewaarborgd worden. Deze factoren worden hieronder nader toegelicht. Aantal respondenten Allereerst is er gekeken naar het aantal cursisten dat onderzocht moesten worden. Jaarlijks volgen er 85 cursisten de cursus BB. Uitgaande van dat aantal en met het oog op de twee van de acht onderzochte modules, is er besloten om 30 cursisten bij het onderzoek te betrekken in de vorm van respondenten. Het gekozen aantal heeft ervoor gezorgd dat er een werkelijk en representatief beeld werd geschetst van de resultaten van alle cursisten over het leerjaar 2014 die de modules Boenkampioen en Brandmeester hebben gevolgd. Fysieke aanwezigheid respondenten Er is ook rekening gehouden met de fysieke aanwezigheid van de respondenten tijdens de modules. In het onderzoeksplan werd de fysieke aanwezigheid van de respondenten op alle bijeenkomsten benadrukt. Door 100 % fysieke aanwezigheid van de respondenten kan er vanuit worden gegaan dat alle lesstof is opgenomen door de respondenten, waardoor de onderzoeksresultaten betrouwbaar zijn. Tijdens de module Brandmeester was er een respondent die niet 100 % aanwezig is geweest. De eindmeting is bij deze cursist wel afgenomen maar niet meegenomen in de onderzoeksresultaten. Kenmerken doelgroep Eerder in dit hoofdstuk is al omschreven dat er rekening is gehouden met de persoonlijke beperkingen van de respondenten, als het gaat om het verkrijgen van uitgebreide en relevante antwoorden. Uitgaande van het feit dat mensen met een VB problemen ondervinden op 25
communicatief en sociaal niveau, zijn de vragen tijdens de begin- en eindmeting in de vorm van interview afgenomen. De vragen zijn aangepast aan het denkniveau van de desbetreffende respondent. Hierbij is er voornamelijk rekening gehouden met de woordenschat van elke respondent. Denk hierbij aan het verschil tussen passieve woordenschat en het actieve woordgebruik. Een aantal respondenten begrepen meer dan ze zelf op verbaal niveau konden zeggen, terwijl bij sommige juist het tegenovergestelde het geval was. Een andere complicatie bij het uitvoeren van de onderzoeksmethode, was het niveau van stress en onzekerheid bij de respondenten bij het geven van de antwoorden op de gestelde vragen, ook al werd er hiermee rekening gehouden, kwamen deze beperkingen bij sommige respondenten toch duidelijk naar voren. Bij twee respondenten begon het niveau van stress en onzekerheid een belangrijke rol spelen bij het geven van de antwoorden op de gestelde vragen en is er besloten het interview onmiddellijk te stoppen en op een ander moment het interview te hervatten. Op deze manier is te allen tijde rekening gehouden met de kenmerken van de respondent en is er geprobeerd valide antwoorden te verzamelen. Daarnaast is er ook rekening gehouden met de informatieverwerking van de respondent. In het onderzoeksplan werd er aangegeven de vragen minimaal één en maximaal twee keer te stellen. Uit de praktijk is gebleken dat de vragen soms meerdere keren moesten worden gesteld. Daarnaast i s er ook rekening gehouden met de zichtbare symptomen van de respondent. De reden dat de vragen soms meerdere keren zijn gesteld heeft niet te maken gehad met het niveau van denken van de respondent, maar met de mate van stress en onzekerheid die het stell en van vragen bij de respondent veroorzaakte. Hierdoor is er besloten bepaalde vragen, bij bepaalde respondenten meerdere malen te stellen. Aanwezigheid Deskundige Als laatste werd de aanwezigheid van een deskundige, in dit geval een begeleider/trainer geëist, die de vragen zo effectief en passend mogelijk aan de cursisten ging stellen. Dit, met als doel ervoor te zorgen dat de respondenten zich op hun gemak voelden tijdens het geven van de antwoorden op de gestelde vragen.
Betrouwbaarheid van het onderzoek Om de betrouwbaarheid van dit onderzoek te waarborgen en de onderzoeksresultaten krachtiger te maken, is er in dit onderzoek de zogeheten triangulatie toegepast (Baarda, 2001). Er zijn data verzameld uit verschillende invalshoeken. Denk hierbij aan literatuuronderzoek en praktijkonderzoek. Bij literatuuronderzoek is gebruikt gemaakt van studieboeken, eerder gedaan onderzoek en internetbronnen. Bij het praktijkonderzoek zijn de respondenten op een mondelinge wijze ondervraagd. Dit in verband met de beperkingen op schriftelijk niveau van de doelgroep. Bij de begin- en eindmeting is er een vragenlijst ontwikkeld met daarin vragen omtrent de behandelde thema’s tijdens de onderzochte modules. Denk hierbij aan ‘eens’ of ‘oneens’ vragen. Daarnaast zijn er ook open vragen ontwikkeld, waarbij de respondent middels verbale communicatie antwoord gaf op de gestelde vraag. Als laatste heeft er een onderdeel plaats gevonden waarin de respondent op een praktische manier een opdracht moest uitvoeren. Denk hierbij aan het schoonmaken van een wasbak, of het plaatsten van een kaars op de juiste kaarsenstandaard. Zo is onderzocht wat de al dan niet aanwezige praktische competenties zijn van de desbetreffende respondent. Dit met als doel het voorkomen van sociaal wenselijk gedrag en het schetsen van een realistisch beeld van het geleerde tijdens de cursus. Voor een uitgebreide uitleg van de gestelde vragen gedurende de begin- en eindmeting, verwijs ik u naar bijlagen 6 en 7. Daarnaast is ook van belang te vermelden dat zowel de begin- als de eindmeting plaats hebben gevonden in de vertrouwde omgeving van de eigen cursus locatie.
26
Locaties van onderzoek Het praktijkonderzoek is uitgevoerd op drie verschillende locaties van de zorgorganisatie Pameijer. Bij deze organisatie worden jaarlijks 85 cliënten op verschillende locaties vanuit het project BB opgeleid. Het praktijkonderzoek is op drie verschillende locaties uitgevoerd vanwege het feit dat de doelgroep over verschillende locaties is verspreid. Zowel de onderzochte modules Boenkampioen als de module Brandmeester hebben plaats gevonden op de hieronder beschreven locaties.
AC Kapelburg AC Kapelburg is een activeringscentrum voor volwassenen met een VB die als gevolg van hun beperkingen niet kunnen deelnemen aan gewoon werk. Bij AC Kapelburg wordt er ondersteuning geboden op het gebied van dagbesteding, gericht op het bevorderen van het welzijn, de zelfstandigheid, zelfredzaamheid en persoonlijk ontwikkeling.
Gegevens Adres: Postcode: Stad: Telefoon nummer:
Kapelburg 298 3085 HV Rotterdam 010-2710000
AC Passage AC Passage is een activeringscentrum, waarbij jongeren vanaf 18 jaar oud en volwassenen met een VB actief aan de slag gaan met het ontdekken van hun passie en kwaliteiten. Bij AC Passage krijgt de cliënt aan de hand van projecten en individuele trainingen, de juiste ondersteuning. Met als einddoel door te kunnen stromen naar een werkproject.
Gegevens Adres: Postcode: Stad: Telefoon nummer:
Sliedrechtstraat 71 3086 JL Rotterdam 010-4818822
AC Overhage AC Overhage (Goed Gekleed) is een activeringscentrum voor volwassenen met een VB. Bij Goed Gekleed kunnen cliënten werken in de winkel, in de koffieshop of in het achterhuis, waar de kledi ng gesorteerd wordt. Daarnaast kun ze creatief bezig zijn in het project KunststofZo. Of folders en kranten vouwen en rondbrengen. Allemaal met persoonlijke begeleiding. Cliënten ontdekken ook eigen krachten en talenten en leren zelf eigen keuzes te maken. Zo krijg ze meer zelfvertrouwen. Daarnaast worden ze beter in het omgaan en samenwerken met anderen. En ontwikkel en ze ritme en regelmaat. Cliënten kunnen begeleiding krijgen van een jobcoach, eventueel naar een betaalde baan.
Gegevens Adres: Postcode: Stad: Telefoon nummer:
Middenbaan Noord 43 3191 EM Rotterdam 010 – 4160644
27
Onderzochte aspecten Zoals eerder in de inleiding van dit onderzoek is vermeld, is de cursus BB een cursus die zich richt op de zelfredzaamheid van mensen met een VB. De cursus BB is gericht op het domein ‘wonen’. Binnen het domein ‘wonen’ heeft de cursus BB verschillende modules ontwikkeld. Al deze modules hebben te maken met de verschillende domeinen van het functioneren van de mens die gerelateerd zijn aan het vergroten van de zelfredzaamheid met betrekking tot het zelfstandig wonen van mensen met een VB. In de inleiding van het onderzoek worden alle acht modules van de cursus BB schematisch gepresenteerd. Om ervoor te zorgen dat het onderzoek gerealiseerd kon worden binnen d e aangegeven tijd, is er besloten twee van deze acht modules mee te nemen in het onderzoek. Ten tijde van het starten van het onderzoek werden de modules Boenkampioen en Brandmeester aangeboden. Er is daarom dan ook gekozen de netgenoemde modules te onderzoeken.
Module Boenkampioen De module Boenkampioen is gericht op het huishouden. Gedurende de vijf weken werken de cursisten aan het leren omgaan met huishoudelijke taken. De module Boenkampioen legt het accent op het bijbrengen van vaardigheden en competenties die van belang zijn om op een effectieve maar vooral zelfstandige manier huishoudelijke taken te kunnen uitvoeren. Hieronder worden de specifieke doelen beschreven waaraan deze module hoort te voldoen volgens de CED-leerlijn. Tabel 3.0 Kern- en subdoelen: module Boenkampioen (CED-leerlijn, 2014) Kerndoel 4:
Subdoelen:
35T
De leerlingen leren helpen hun huis/kamer inrichten, schoonhouden en op orde houden en leren dat mensen die samen wonen, ook samen zorgen voor de goede gang van zaken. 1. 2. 3.
4.
Uit de voeten met stofzuiger, bezem, stoffer & blik, stofdoek Het juiste schoonmaakmiddel en -gereedschap voor de klus kiezen Voorkomen dat ze schadelijke producten binnen krijgen en juist reageren als dat toch gebeurt Hun afval scheiden 35T
35T
28
Module Brandmeester De module Brandmeester is gericht op het veilig omgaan met vuur in huis en elektronische apparaten. De module Brandmeester legt het accent op het bijbrengen van vaardigheden en competenties die van belang zijn om op een veilige en zelfstandige manier om te kunnen gaan met vuur en elektronische apparaten waarmee elke bewoner in huis te maken heeft. Hieronder worden de specifieke doelen beschreven waaraan deze module aan hoort te voldoen volgens de CED-leerlijn. Tabel 3.1 Kern- en subdoelen: module Brandmeester (CED-leerlijn, 2014) Kerndoel 5B:
Subdoelen:
De leerlingen leren op de juiste wijze hun woonruimte brandveilig te houden en verantwoord achter te laten om brand te voorkomen. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Brandbare materialen herkennen Potentiële brandhaarden in huis herkennen Op verantwoorde manier met kaarsen omgaan De kans op vlam in de pan verkleinen Een brandende pan veilig doven Juist reageren mocht er onverhoopt brand uitbreken
29
Schema onderzochte aspecten Hieronder wordt er schematisch uitgelegd wat er in dit onderzoek specifiek is onderzocht. Het onderstaande schema ondersteunt de lezer bij het begrijpen van de onderzochte aspecten. Wat er in het schema te lezen is, is al eerder in dit hoofdstuk op een schriftelijke wijze uitgelegd. Er is gekozen deze informatie nogmaals middels een schema te presenten om het lezen te ondersteunen en de afbakening van het onderzoek te verduidelijken. Vanuit de onderstaande informatie die in het geel is gemarkeerd zal er antwoord gegeven worden op de hoofdvraag en deelvragen 2,3 en 4 van dit onderzoek. Tabel 3.2 Schema onderzochte aspecten Stichting STRAS:
Wonen
Werken
Vrije tijd
Cursus BB: Domein wonen:
Wonen Modul e: Boenkampioen
Onderzochte modules Onderzochte aspecten
mobiliteit
Modul e: Wa a khond
Module: Fri s se Types
Modul e: Chefkok
Module: Boenkampioen 1. 2. 3.
4.
Ui t de voeten met stofzuiger, bezem, stoffer & blik en stofdoek Het jui ste schoonmaakmiddel en -gereedschap voor de klus kiezen Voorkomen dat ze schadelijke producten binnen kri jgen en juist rea geren als dat toch gebeurt Hun a fval s cheiden/ ordenen 35T
35T
Modul e: Bra ndmeester
Modul e: Bes te Buur
Modul e: Scha tbewaarder
Module: Brandmeester 1. 2. 3. 4. 5. 6.
30
Bra ndbare materialen herkennen Potenti ële brandhaarden i n huis herkennen Op vera ntwoorde manier met kaarsen omgaan De ka ns op vlam in de pan verkleinen Een bra ndende pan veilig doven Jui s t reageren mocht er onverhoopt brand uitbreken
Modul e: Na tuurvri end
Hoofdstuk 3: Onderzoeksresultaten
20T
20T
In dit hoofdstuk worden de onderzoeksresultaten afkomstig uit de begin- en eindmeting gepresenteerd. De vragen die voor de begin- en eindmeting zijn geformuleerd, zijn zoals eerder in Hoofdstuk 3 ‘Methode van onderzoek’ is vermeld, aan de hand van de gegeven stof gedurende de cursus en de eisen vanuit de CED- leerlijn ontwikkeld. Om de resultaten zo duidelijk mogelijk in kaart te brengen is er gebruikt gemaakt van schema’s, grafieken en schriftelijke uitleg. Op deze manier krijgt de lezer een betere kijk op de behaalde resultaten tijdens dit onderzoek. De uitgebreide uitleg van de onderzoeksresultaten is te vinden in de bijlagen 8 en 9.
Module: Boenkampioen Schema resultaten: Begin- en eindmeting en bijdrage module Boenkampioen Hieronder worden de resultaten van de beginmeting, eindmeting en de bijdrage van de module Boenkampioen gepresenteerd. De resultaten worden in percentages weergegeven. De percentages die in het schema naar voren komen zijn de percentages van respondenten die het beste antwoord gaven op de betreffende vraag. De bijdrage van de module Boenkampioen is het verschil tussen de percentages van de beginmeting en eindmeting. Tabel 4.0 Schema resultaten: Begin-en eindmeting en bijdrage module Boenkampioen Beginmeting Beste antwoord in %
Eindmeting Beste antwoord in %
Bijdrage module in %
1. Hoe belangrijk is het schoonhouden van je eigen woning?
20 %
45%
25%
2. Kan je zonder hulp je badkamer schoonmaken?
30%
60%
30%
3. Kan je zonder hulp je woonkamer schoonmaken?
35%
60%
25%
4. Hoe vaak moet het schoonhouden van je huis gedaan worden?
30%
40%
10%
5. Wanneer komt het beter uit om je huis schoon te maken?
55%
70%
15%
6. Weet jij waar papier thuis hoort?
20%
25%
5%
7. Wat betekent dit plaatje?
40%
60%
20%
8. Hoe lang ben je bezig met het schoonmaken van je badkamer?
20%
30%
10%
9. Piet heeft vandaag zijn kamer gestofzuigd. Wanneer moet hij dat weer gaan doen?
45%
45%
0,0%
10. Piet heeft vandaag zijn badkamer schoongemaakt. Wanneer moet hij dat weer
40%
50%
10%
Vragen begin- en eindmeting module Boenkampioen
31
gaan doen? 11. Welke spullen denk je nodig te hebben om je vloer schoon te maken?
44%
69%
25%
12. Welke spullen denk je nodig te hebben voor het schoonmaken van je wc?
47%
59%
12%
13. Welke spullen denk je nodig te hebben voor het schoonmaken van je badkamer?
37%
59%
22%
14. Welke spullen denk je nodig hebben om je ramen te zemen?
43%
52%
9%
15. Welke spullen denk je nodig te hebben om af te wassen?
55%
77%
22%
37,4%
53,4%
16%
Subtotaal %
Vragen begin- en eindmeting module Boenkampioen Beginmeting Voldoende/ goed in %
Eindmeting Bijdrage Voldoende/ module goed in % in %
16. Hoe maak je de WC schoon?
0%
100%
100%
17. Hoe maak je een vloer schoon?
0%
50%
50%
33%
55,9%
22,9%
Totaal %
Toelichting Onderzoeksresultaten In het eerste en tweede schema worden de resultaten afkomstig uit de begin-en eindmeting gepresenteerd. De getallen in de tabel staan voor het percentage van respondenten die het goede antwoord gaven. In het eerste schema lopen de vragen tot vraag 15. Deze vragen zijn bij 30 respondenten zijn afgenomen. Aan het einde van het eerste schema is er een subtotaal uitgerekend. Dit subtotaal is het gemiddelde aantal goede antwoorden per meting. In het tweede schema worden de vragen 16 en 17 uitgewerkt. Deze vragen zijn bij twee respondenten afgenomen. Voor het uitrekenen van het percentage goede antwoorden is er een andere som gemaakt. Aan het einde van het tweede schema is er een totaal uitgerekend. Hierbij is het subtotaal afkomstig uit het eerste schema en het subtotaal afkomstig uit het tweede schema bij elkaar gerekend.
32
Grafiek percentages onderzochte aspecten module Boenkampioen Hieronder wordt de koppeling gemaakt tussen het aantal goede antwoorden en de onderzochte aspecten. Hierbij is er gekeken naar het aantal relevante vragen per aspect. Hierbij is van belang aan te geven dat de aantallen relevante vragen per aspect verschillen. De uitkomst is het percentage goede antwoorden per aspect. Figuur 1: Percentages onderzochte aspecten module Boenkampioen
65,10% 60,50%
32,70%
60%
35,60%
32,30%
25,00% 20,00%
ASPECT 1: UIT DE VOETEN ASPECT 2: ASPECT 3: WETEN OM TE MET DE STOFZUIGER ETC SCHOONMAAKMIDDELEN GAAN MET SCHADDELIJKE HERKENNEN PRODUCTEN Beginmeting
ASPECT 4: AFVAL SCHEIDEN/ ORDENEN
Eindmeting
Analyse onderzochte aspecten module Boenkampioen Hieronder wordt een analyse weergegeven van de onderzochte aspecten, waarbij de focus wordt gelegd op de aangeleerde vaardigheden van de respondenten. Per aspect is er een koppeling gemaakt tussen de relevante antwoorden en het desbetreffende kerndoel vanuit de CED-leerlijn. Aspect 1: Uit de voeten met stofzuiger, bezem, stoffer & blik en stofdoek De resultaten afkomstig uit de begin-en eindmeting laten zien dat er een significante vooruitgang is geboekt omtrent het weten hoe om te gaan met een stofzuiger in een woning. Bij de beginmeting hadden de respondenten gemiddeld 32,7% van de antwoorden goed. Bij de eindmeting was het gemiddelde aantal goede antwoorden toegenomen naar 60,5%. Uit de behaalde resultaten blijkt dat de module Boenkampioen een bijdrage van 27,8% goede antwoorden heeft opgeleverd. 35T
35T
Aspect 2: Het juiste schoonmaakmiddel en -gereedschap voor de klus kiezen De onderzoeksresultaten uit de begin-en eindmeting tonen aan dat de respondenten na de module Boenkampioen te hebben gevolgd, een belangrijke ontwikkeling hebben doorgemaakt omtrent het weten welke schoonmaakmiddelen en gereedschappen gebruikt moeten worden voor de specifieke huishoudelijke taken. Het gemiddelde aantal goede antwoorden dat werd gegeven bij de beginmeting was 32,30%. Bij de eindmeting is dit aantal toegenomen naar 65,10%. Gezien de behaalde resultaten afkomstig uit de eindmeting kan worden geconcludeerd dat de respondenten na de module Boenkampioen te hebben gevolgd, een groei hebben doorgemaakt van 32,80%. De module Boenkampioen heeft de respondenten bijgedragen bij het weten welke schoonmaakmiddelen en gereedschappen er nodig zijn de desbetreffende huishoudelijke taak.
33
Aspect 3: Voorkomen dat ze schadelijke producten binnen krijgen en juist reageren als dat toch gebeurt Uit de resultaten van de begin- en eindmeting is te zien dat de respondenten, na de module te hebben afgerond, beter in staat zijn om schadelijke producten te herkennen en te gebruiken. Bij de beginmeting was een percentage van 35,6% behaald. Bij de eindmeting was dit gestegen naar 60%. De module Boenkampioen heeft ervoor gezorgd dat het aantal goede antwoorden, bij de eindmeting met 24,2% is toegenomen. Uitgaande van het resultaat uit de eindmeting kan worden geconcludeerd dat de module Boenkampioen de respondenten geholpen heeft bij het herkennen van schadelijke stoffen en bij het leren hoe hiermee om te gaan. Aspect 4: Hun afval scheiden/ ordenen Uit de resultaten afkomstig uit de begin-en eindmeting is te zien dat een geringe groei is gemaakt omtrent het scheiden en het ordenen van afval. De beginmeting telt 20% goede antwoorden. De eindmeting telt 25% goede antwoorden. Gezien de behaalde resultaten van zowel de begin- als de eindmeting kan worden verklaard dat een groei is gemaakt van 5%. Toch blijkt het behaalde percentage in zijn totaliteit relatief laag. 75% van de antwoorden bleek bij de eindmeting niet goed te zijn. Hierdoor kan worden geconcludeerd dat de respondenten nogal moeite ondervinden bij het uitvoeren van deze huishoudelijke taak. De module Boenkampioen heeft hieraan wel degelijk een kleine bijdrage geleverd, maar de behaalde resultaten tonen aan dat de respondenten nog steeds niet in staat zijn om deze taak op een zelfstandige manier uit te voeren.
34
Module: Brandmeester Schema resultaten: Begin- en eindmeting en bijdrage module Brandmeester Hieronder worden de resultaten van de beginmeting, eindmeting en de bijdrage van de module Brandmeester gepresenteerd. De resultaten worden in weergegeven. De percentages die in het schema naar voren komen zijn de percentages van respondenten die het beste antwoord gaven op de betreffende vraag. De bijdrage van de module Brandmeester is het verschil tussen de percentages van de beginmeting en eindmeting. Tabel 4.1 Schema resultaten: Begin-en eindmeting en bijdrage module Brandmeester Beginmeting Beste antwoord in %
Eindmeting Beste antwoord in %
Bijdrage module in %
1. Wat vind je van leren omgaan met vuur in je woning?
31%
42%
11%
2. Welke spullen zijn volgens jou brandbaar? ( zie plaatjes)
60%
69%
9%
3. Wat is de top 5 van brandoorzaken in een woning? (zie plaatjes)
32%
54%
22%
31%
68%
37%
5. Op welke plek in het huis kun je een kaars plaatsen?
57%
89%
32%
6. Welke vluchtweg zou je nemen als er brand uitbreekt? (zie plaatjes)
57%
78%
21%
7. Op welke plek in het huis moet je het meest oppassen met vuur?
63%
78%
15%
8. Waar hoor je een brandalarm op te hangen?
47%
73%
26%
9. Waarom is het hebben van een kookwekker belangrijk?
42%
52%
10%
10. Welke stappen moet je volgen als het brandalarm afgaat?
26%
47%
21%
11. Wijs de veilige kaarsenstandaard aan en leg uit waarom deze de juiste is.
42%
52%
10%
12. Wat betekent dit bord? (zie plaatje)
36%
47%
11%
13. Wijs welke kaars niet goed staat en leg uit waarom.
76%
81%
5%
Vragen begin- en eindmeting module Brandmeester
4.
Wat zou jij doen als er brand uitbreekt in je woning?
35
14. Waarom is het gevaarlijk als je met een brandende kaars door het huis loopt? leg uit. Subtotaal %:
36%
57%
21%
45,4%
63,3%
17,9%
Beginmeting Voldoende/ goed in %
Eindmeting Bijdrage Voldoende/ module goed in % in %
15. Hoe hoor je om te gaan met kaarsen in je woning?
100%
100%
0%
16. Laat zien: Hoe hoor je een brandende pan te blussen?
0%
100%
100%
45,9%
67,8%
21,9%
Vragen begin- en eindmeting module Boenkampioen
Totaal %:
Toelichting onderzoeksresultaten In het eerste en tweede schema worden de resultaten afkomstig uit de begin-en eindmeting gepresenteerd. De getallen in de tabel staan voor het percentage van respondenten die het goede antwoord gaven. In het eerste schema lopen de vragen tot vraag 14. Dit omdat deze vragen bij 29 respondenten zijn afgenomen. Aan het einde van het eerste schema is er een subtotaal uitgerekend. Dit subtotaal is het gemiddelde aantal goede antwoorden per meting. In het tweede schema worden de vragen 15 en 16 uitgewerkt. Deze vragen zijn bij twee respondenten afgenomen. Voor het uitrekenen van het percentage goede antwoorden is er e en andere som gemaakt. Aan het einde van het tweede schema is er een totaal uitgerekend. Hierbij is het subtotaal afkomstig uit het eerste schema en het subtotaal afkomstig uit het tweede schema bij elkaar gerekend.
36
Grafiek percentages onderzochte aspecten module Brandmeester Hieronder wordt de koppeling gemaakt tussen het aantal goede antwoorden en de onderzochte aspecten. Hierbij is er gekeken naar het aantal relevante vragen per aspect. Hierbij is van belang aan te geven dat de aantallen relevante vragen per aspect verschillen. De uitkomst is het percentage goede antwoorden per aspect. Figuur 2: Percentages onderzochte aspecten module Brandmeester
100%
75,80% 69% 62,20%
60%
54%
67,60%
62,60%
50,60%
39,40% 32%
0% ASPECT 1: BRANDBARE MATERIALEN HERKENNEN
ASPECT 2: ASPECT 3: ASPECT 4: DE ASPECT 5: EEN ASPECT 6: POTENTIËLE VERANTWOORD KANS OP VLAM IN BRANDENDE PAN HANDELEN ALS ER BRANDHAARDEN MET KAARSEN DE PAN VEILIG DOVEN BRANDUITBREEKT IN HUIS OMGAAN VERKLEINEN HERKENNEN
Beginmeting
Eindmeting
Analyse onderzochte aspecten module Brandmeester Hieronder wordt een analyse weergegeven van de onderzochte aspecten, waarbij de focus wordt gelegd op de aangeleerde vaardigheden van de respondenten. Per aspect is er een koppeling gemaakt tussen de relevante antwoorden en het desbetreffende kerndoel vanuit de CED-leerlijn. Aspect 1: Brandbare materialen herkennen De resultaten van de begin-en eindmeting laten zien dat de respondenten voor aanvang van de module Brandmeester 60% procent van de vragen goed hadden omtrent het kerndoel ‘Brandbare materialen herkennen’. Bij de eindmeting was het percentage goede antwoorden toegenomen naar 69%. Hierdoor kan worden geconcludeerd dat het volgen van de module Brandmeester ervoor gezorgd heeft dat het aantal goede antwoorden binnen dit kerndoel met 9% is toegenomen. Aspect 2: Potentiële brandhaarden in huis herkennen De begin- en eindmeting laten zien dat er een ontwikkeling is gemaakt omtrent het he rkennen van potentiele brandhaarden in huis. Bij de beginmeting hadden de respondenten 32% van de desbetreffende brandbare materialen herkend. Bij de eindmeting is dit aantal gestegen naar 54%. Gezien de behaalde resultaten van de eindmeting, kan worden gesteld dat het volgen van de module Brandmeester 22% van de goede antwoorden heeft bijgedragen.
37
Aspect 3: Op verantwoorde manier met kaarsen omgaan De resultaten van de begin-en eindmeting tonen aan dat de respondenten een groei hebben doorgemaakt als het gaat om het weten hoe om te gaan met kaarsen in huis. Bij de beginmeting is te zien dat de meerderheid van de respondenten voor aanvang van de module al veel vaardigheden in huis had omtrent dit kerndoel. De beginmeting telt 62,20% goede antwoorden. Bij de eindmeting is dit aantal toegenomen naar 75,80%. Dat wil zeggen dat de respondenten door het volgen van de module Brandmeester, meer kennis, inzichten en vaardigheden hebben meegekregen omtrent dit kerndoel. De bijdrage van de module Brandmeester op dit kerndoel is 13,60%. Aspect 4: De kans op vlam in de pan verkleinen De resultaten afkomstig uit de begin-en eindmeting laten zien dat de respondenten door de module heen een aanmerkelijk groeiproces hebben doorgemaakt omtrent het verkleinen van de kans op vlam in de pan. Bij de beginmeting hadden de respondenten 50,60% van de vragen goed. Bij de eindmeting was dit percentage gestegen naar 67.60%. Hierdoor kan worden verklaard dat de module Brandmeester en bijdrage heeft geleverd van 17% goede antwoorden op dit aangegeven kerndoel. Aspect 5: Een brandende pan veilig doven Om inzicht te krijgen op dit kerndoel is er een vraag gebruikt afkomstig uit het onderdeel ‘prakt ische vragen’. De praktische vragen zijn bij twee willekeurige respondenten gesteld. Hierdoor is het contrast van de gegeven antwoorden bij de begin- en eindmeting groot. Dit is de verklaring voor de grote verschillen in resultaten tussen de begin- en de eindmeting bij dit kerndoel. Bij de beginmeting werd er 0% goede antwoorden gegeven (beide respondenten hadden een onvoldoende bij deze vraag). Bij de eindmeting was het aantal goede antwoorden gestegen naar 100%. Dat wil zeggen dat beide respondenten bij de eindmeting deze vraag goed wisten te beantwoorden. Uit de behaalde resultaten bij de eindmeting kan worden geconcludeerd dat de module Brandmeester een bijdrage van 100% heeft geleverd aan de desbetreffende respondenten omtrent het veilig doven van een brandende pan. Gezien het feit dat de praktische vragen niet bij alle respondenten zijn uitgevoerd, kan het behaalde percentage niet als representatief worden gezien voor het geheel van respondenten. Toch kan worden verklaard dat de module Brandmeester tot op zekere hoogte een bijdrage heeft geleverd aan het verbeteren van de vaardigheden van de respondenten, die nodig zijn voor dit kerndoel. Aspect 6: Juist reageren mocht er onverhoopt brand uitbreken De resultaten van de begin-en eindmeting laten zien dat de respondenten door het volgen van de module Brandmeester steeds meer kennis, inzichten en vaardigheden hebben meegekregen omtrent het weten welke handelingen er verricht moeten worden mocht er brand uitbreken in een woning. Bij de beginmeting was er een 39,40% van de antwoorden goed. Bij de eindmeting was dit aandeel toegenomen naar 62,60%. Gezien de behaalde resultaten afkomstig uit de eindmeting kan worden geconcludeerd dat het volgen van de module Brandmeester de respondenten geholpen heeft om te weten welke handelingen gedaan verricht moeten worden indien er brand uitbreekt in een woning. De bijdrage van de module Brandmeester aan dit kerndoel is 23,20%.
38
Hoofdstuk 4: Conclusie en aanbevelingen Inleiding In dit hoofdstuk wordt de conclusie weergegeven die afgeleid is uit de behaalde resultaten van het onderzoek. Allereerst wordt er antwoord gegeven op de eerste deelvraag van het onderzoek. Hierbij wordt er een link gelegd naar het theoretisch kader van het onderzoek. Daarin was al eerder antwoord gegeven op de eerste deelvraag van het onderzoek. Vervolgens wordt er antwoord gegeven op de tweede deelvraag van het onderzoek. Hierbij wordt er een koppeling gemaakt met de behaalde onderzoeksresultaten uit de beginmeting. Hierna wordt er antwoord gegeven op de derde deelvraag. Hierbij wordt er een link gelegd naar de behaalde onderzoeksresultaten afkomstig uit de eindmeting. Aansluitend hierop wordt er antwoord gegeven op de vierde deelvraag van dit onderzoek. Hierbij wordt het effect van de cursus BB in kaart gebracht. Daaropvolgend wordt er antwoord gegeven op de hoofdvraag van dit onderzoek. Hierbij wordt de bijdrage van de cursus BB vastgelegd. Ten slotte worden de aanbevelingen gedaan.
Deelvragen 1) Wat wordt er verstaan onder het begrip zelfredzaamheid van de doelgroep? Onder het begrip ‘zelfredzaamheid’ van mensen met een VB wordt er verstaan ‘’Het zelf realiseren van een acceptabel niveau van functioneren op de belangrijke domeinen van het dagelijks leven. Indien nodig door de juiste hulp te organiseren op het moment dat een daling van je functioneringsniveau dreigt of plaatsvindt, die je niet zelf kan voorkomen of verhelpen’’ (GGD, 2013, p. 7). Binnen het domein ‘wonen’ en dan voornamelijk binnen de huishoudelijke levensverrichtingen, wordt zelfredzaamheid gezocht bij het uitvoeren van huishoudelijke taken, zoals wassen, aankleden, schoonmaken en het vermogen hebben om goed te kunnen omgaan met onverwachte (onveilige) situaties in je eigen woning. Hierbij gaat het niet alleen om het niveau van zelfstandigheid van diegene bij het uitvoeren van een (huishoudelijke) taak, maar ook om bewust te zijn van het eigen kunnen, bekwaamheden, vaardigheden en competenties. Dit, met als doel in staat te zijn ondersteuning te vragen indien het realiseren van een bepaalde taak op zelfstandig niveau niet kan worden volbracht. 2) Hoe zelfredzaam zijn de cursisten bij aanvang van de cursus Bijzondere Buurtgenoten? Uit de onderzoekresultaten van de beginmeting kan worden geconcludeerd dat de respondenten het bij aanvang van de cursus BB lastig vonden om huishoudelijke taken op een zelfstandige manier uit te voeren; de respondenten hadden moeite met het kiezen van de juiste schoonmaakmiddelen voor de juiste klus. Mogelijk heeft dit te maken met het feit dat deze groep mensen nogal moeite heeft met lezen. Het onderscheiden van schoonmaakmiddelen middels het uiterlijk ervan, bleek hierbij niet voldoende te zijn om in dit stadium hun op een zelfstandige manier aan het werk te laten. Daarnaast was ook opvallend dat zij bepaalde schoonmaakmiddelen, huishoudelijke taken en bijbehorende handelingen, tot op dat moment nog nooit hadden gezien, gebruikt of uitgevoerd. Gebrek aan ervaring wordt hierbij als oorzaak gezien voor deze observatie. Tevens kwam uit de beginmeting naar voren dat deze groep mensen problemen ondervond bij het weten wanneer er tijd was om een bepaalde taak uit te voeren. De diversiteit in de gegeven antwoorden op de vragen met betrekking tot tijd, gaven de indruk dat deze groep mensen het moeilijk vindt om met tijd om te gaan. De meeste respondenten wisten het verschil niet tussen 15 minuten en 60 minuten. Een respondent wist alle dagen van de week uit zijn hoofd maar wist niet hoeveel dagen een week had. Dit voorbeeld toont aan dat door hun beperkingen de respondenten hun taken niet op een zelfstandige manier 39
kunnen uitvoeren. Dat komt omdat tijd vaak een belangrijke rol speelt bij het realiseren van taken. Wat ook belangrijk is om aan te geven, is het feit dat de meerderheid van de respondenten bepaalde schoonmaakmiddelen en taken goed wisten te beantwoorden en of uit te voeren. Op de volgende punten heeft een significant deel de respondenten bij aanvang van de cursus BB goed gescoord.
De respondent wist om een verantwoorde manier om te gaan met kaarsen De respondent wist de schoonmaakmiddelen te noemen die bij het afwassen horen De respondent wist op welke plek het meest moet oppassen met vuur De respondent wist op welke plek in het huis een brandalarm hoort te hangen.
Uitgaande van de hierboven genomen uitspraken, kan worden gesteld dat de respondenten een aanmerkelijk niveau van zelfredzaamheid hadden bij aanvang van de cursus BB. Toch tonen de tekortkomingen een zichtbare en hoge ondersteuningsbehoefte aan bij realiseren van huishoudelijke taken en het omgaan met brand (on)veilige situaties. De zware inspanning bij het uitvoeren van opdrachten en het beantwoorden van de gestelde vragen wordt hierbij als de argumentatie gezien voor het bepalen van het niveau van zelfredzaamheid van de respondenten. De re spondenten waren in deze fase niet in staat om huishoudelijke taken volledig op een zelfstandige manier uit te voeren. Volgens de zelfredzaamheid-Matrix (ZRM, 2013) worden de respondenten in deze fase gekwalificeerd als ‘niet zelfredzaam’. De redenering hiervoor is het feit dat de respondenten belangrijke problemen ondervonden bij het uitvoeren van meerdere complexe huishoudelijke activiteiten. Hierbij werd er geconstateerd dat de respondenten meerdere activiteiten niet zonder enige ondersteuning konden worden uitvoeren. 3) Hoe zelfredzaam zijn de cursisten na afloop van de cursus Bijzondere Buurtgenoten? Uit de onderzoekresultaten van de eindmeting kan worden geconcludeerd dat de respondenten beduidend hoger hebben gescoord dan bij de beginmeting. De onderzoeksresultaten tonen aan dat de respondenten na afloop van de cursus BB een aanmerkelijke ontwikkeling hebben doorgemaakt als het gaat om het verkrijgen van kennis, inzichten en vaardigheden omtrent het verrichten van huishoudelijke taken en het omgaan met brandpreventie. Na afloop van de gegeven modules is te zien dat de algemene kennis toegenomen is bij de meerderheid van de respondenten. De behaalde resultaten afkomstig uit de eindmeting geven aan dat de respondenten, door de modules heen, een significante groei hebben doorgemaakt als het gaat om het beseffen van het hebben van een schone woning en het weten van welke handelingen en vaardigheden noodzakelijk zijn bij het zelfstandig wonen. Het niveau van zelfredzaamheid die bij deze doelgroep is geconstateerd na afloop van de cursus BB, is vastgelegd aan de hand van de behaalde score per vraag van de respondenten. De volgende punten zijn een opsomming van de capaciteiten en competenties van de respondenten na afloop van de cursus. Deze punten geven daardoor inzicht in het niveau van zelfredzaamheid van de respondenten na afloop van de cursus BB. De respondenten beseffen beter wat zij wel en niet op een zelfstandige manier kunnen uitvoeren. De respondenten beseffen beter het belang van het hebben van een schone woning . De respondenten zijn beter in staat om schoonmaakmiddelen en schoonmaak gereedschappen voor de klus te kiezen. De respondenten weten welke handelingen verricht moeten worden indien er brand uitbreekt in de woning. De respondenten beseffen de gevaren van omgaan met vuur in de woning. De respondenten weten welke attributen noodzakelijk zijn om de kans op brand in een woning te kunnen verkleinen.
40
De net genoemde uitspraken zijn op basis van de meerderheid van de onderzochte respondenten geformuleerd. Dit wil zeggen dat de meeste van de onderzochte respondenten hierin beter zijn geworden maar niet allemaal. Hierdoor zijn de net genoemde uitspraken niet representatief voor het geheel. Daarnaast is het van belang aan te geven dat ‘beter’ worden in een bepaalde taak of het ‘beter’ beseffen van iets, nog steeds niet aantoont dat de respondent volledi g zelfstandig is. Het beter worden in iets geeft hier aan dat de respondent, na afloop van de modules zich tot op zekere hoogte ontwikkeld heeft en kennis en inzichten heeft opgedaan, die geholpen hebben aan het vergroten van zijn persoonlijk niveau van zelfredzaamheid. Hierbij is van belang aan te geven dat bepaalde onderzochte aspecten, min of meer hetzelfde zijn gebleven. Er is wel degelijk vooruitgang geconstateerd bij de volgende aspecten, maar de behaalde resultaten tonen aan dat de respondenten nog steeds niet in staat zijn om bepaalde belangrijke handelingen en taken op een zelfstandige manier uit te voeren. Hieronder worden deze nader toegelicht. De respondenten vinden het lastig om met tijd om te gaan. Zij ondervinden problemen bij het weten hoe lang een huishoudelijke taak hoort te duren. Dit probleem komt ook naar voren bij het gebruiken van een kookwekker, zij beseffen wel waarom het van belang is deze te gebruiken maar door hun beperkingen omtrent omgaan met tijd, is het voor hen lastig deze daadwerkelijk te kunnen toepassen. De respondenten vinden het lastig om te weten wanneer een huishoudelijk taak moet worden gedaan. Zij ondervinden problemen bij het plannen en organiseren. De respondenten vinden het lastig om aan te geven waarom zij iets wel en niet doen. Deze beperking heeft te maken met het communicatief niveau van de respondenten. Gezien de verbeteringen en de tot op heden nog te hoog gegrepen vaardigheden van de respondenten, kan worden geconcludeerd dat de respondenten in dit stadium over een zekere mate van zelfredzaamheid beschikken. De mate van zelfredzaamheid van de respondenten wordt gekenmerkt door het beseffen waarom bepaalde activiteiten en taken moeten worden gedaan, het weten hoe bepaalde complexere huishoudelijke activiteiten moeten worden uitgevoerd en het weten van welke middelen noodzakelijk zijn voor het realiseren van bepaalde handelingen. Volgens de zelfredzaamheid-Matrix (ZRM-2013) worden de respondenten in deze fase gekwalificeerd als ‘beperkte zelfredzaam’. De redenering hiervoor is het feit dat de respondenten de meeste belangrijke en complexere activiteiten zonder ondersteuning kunnen uitvoeren maar bij bepaalde onderdelen van complexere activiteiten ondersteuning alsnog van belang is. De respondent kan steeds meerdere activiteiten op een zelfstandig niveau uitvoeren, maar bij bepaalde activiteiten is ondersteuning alsnog noodzakelijk. 4) Welk effect heeft de cursus Bijzondere Buurtgenoten gehad op de cursisten die de cursus Bijzondere Buurtgenoten hebben gevolgd in het leerjaar 2014? Het effect dat de cursus BB gehad heeft op de cursisten die de cursus BB hebben gevolgd in he t leerjaar 2014, is vastgesteld aan de hand van het verschil tussen de behaalde scores van de begin- en eindmeting van de modules Boenkampioen en Brandmeester. Uitgaande van het feit dat de eindmeting bij twee van de acht modules is uitgevoerd, kan er uiteraard niet met zekerheid worden vernomen dat de behaalde resultaten representatief zijn voor de gehele cursus. Om representatieve uitspraken te kunnen doen met betrekking tot de gehele cursus, is het onderzoeken van alle bestaande modules zeer noodzakelijk. Toch kunnen er uit deze twee onderzochte modules wel alomvattende uitspraken worden gedaan omtrent de ontwikkeling die de respondenten gedurende deze twee onderzochte modules hebben doorgemaakt. Deze constateringen geven in deze context een realistisch beeld van het effect van de cursus BB op de cursisten. De onderzoeksresultaten afkomstig uit de eindmeting en de antwoorden op de deelvragen 2 en 3, geven aan dat de respondenten door het volgen van de cursus BB een aanmerkelijke ontwikkeling 41
hebben doorgemaakt aangaande het vergroten van het niveau van zelfredzaamheid. Het volgen van de cursus BB heeft de respondenten van ‘niet zelfredzaam’ naar ‘beperkte zelfredzaam’ geholpen. De beginmeting die uitgevoerd is voor aanvang van de modules Boenkampioen en Brandmeester gaf aan dat de respondenten niet in staat waren om complexere activiteiten op een zelfstandige manier uit te voeren. Ondersteuning van de zorgprofessionals was uitermate van belang voor het realiseren van deze gevraagde en onderzochte items. De resultaten afkomstig uit de eindmeting en het antwoord op de derde deelvraag van dit onderzoek, geven aan dat de respondenten, door het volgen van de cursus BB, kennis en inzichten hebben meegekregen die geholpen hebben aan het verbeteren van de vaardigheden en competenties op het domen ‘wonen’. Na afloop van de twee onderzochte modules is vastgesteld dat de respondenten, door het volgen van de desbetreffende modules, in staat zijn om meerdere complexere activiteiten op een zelfstandige manier te uit te voeren en dat een geringe mate van ondersteuning nodig is bij het realiseren van bepaalde activiteiten. De respondenten hebben ondersteuning nodig bij het realiseren van bepaalde onderdelen van complexere activiteiten, maar niet bij het realiseren van de gehele activiteiten. Kortom, het effect van de cursus BB op de cursisten bestaat uit een beduidende afname van ondersteuning bij het realiseren van complexere activiteiten binnen het domein ‘wonen’.
Hoofdvraag Welke bijdrage levert het volgen van de cursus Bijzondere Buurtgenoten aan het vergroten van de zelfredzaamheid van de cursisten? Op basis van dit onderzoek kan worden gesteld dat de cursus BB een aanmerkelijke bijdrage levert aan het vergroten van de zelfredzaamheid van de cursisten. Door het onderzoek heen is geconstateerd dat de respondenten voor aanvang van de cursus BB voor een deel zelfredzaam waren. Toch toonden de tekortkomingen een zichtbare en hoge ondersteuningsbehoefte aan bij het realiseren van complexere activiteiten binnen het domein ‘wonen’. De respondenten waren in dit stadium niet in staat om op een zelfstandig niveau, complexere huishoudelijke en brandpreventieve activiteiten te verrichten. Voor aanvang van de cursus BB werd het niveau van zelfredzaamheid van de respondenten gekwalificeerd als ‘niet zelfredzaam’. Na afloop van de cursus BB werd er een verbetering vastgesteld in het verrichten van handelingen die in het dagelijks leven van belang zijn om te kunnen functioneren op het domein ‘wonen’. Door het volgen van de cursus BB, hebben de respondenten kennis en inzichten meegekregen, die bijgedragen hebben aan het verbeteren van de benodigde vaardigheden en competenties. Na de cursus BB te hebben gevolgd zijn de respondenten in staat om de meeste belangrijke en complexere activiteiten zonder ondersteuning uit te voeren. Echter, hebben de respondenten bij meerdere complexere activiteiten nog steeds ondersteuning nodig. De ondersteuning die zij nodig hebben bestaat uit het realiseren van bepaalde onderdelen van specifieke activiteiten, die zij mede door hun beperkingen en tekortkomingen niet op een zelfstandige manier kunnen volbrengen. Uitgaande van de verbeteringen en de tot op heden nog te hoog gegrepen vaardigheden van de respondenten, worden de respondenten in deze fase gekwalificeerd als ‘beperkte zelfredzaam’. De bijdrage die het volgen van de cursus BB levert aan het vergroten van de zelfredzaamheid van de cursisten, bestaat er uit dat de respondenten tijdens de cursus nieuwe vaardigheden en competenties hebben ontwikkeld, waardoor zij van ‘niet zelfredzaam’ ‘beperkte zelfredzaam’ zijn geworden. Hiermee is de hoofdvraag beantwoord. De behaalde resultaten geven aan dat de cursus BB een brede bijdrage levert aan het vergroten van de zelfredzaamheid van de cursisten.
42
Aanbevelingen Op grond van de onderzoeksresultaten afkomstig uit de begin-en eindmeting, de observaties tijdens het onderzoek en de conclusie worden de volgende aanbevelingen gedaan. Meeloopdag-progamma ontwikkelen voor zorgprofessionals
Allereerst is het essentieel om de samenwerking tussen de stichting STRAS en de zorgprofessionals van de woongroepen waar de meeste cursisten wonen, verder te versterken. Om ervoor te zorgen dat de cursisten zich blijven ontwikkelen moeten de zorgprofessionals op de hoogte worden gesteld van de behandelde leerstof gedurende de cursus BB. Dit, met als doel het leerproces van de cursisten, na de cursus te hebben afgerond verder vorm te geven. De cursus BB werkt al aan deze samenwerking door het bieden van een handleiding met daarin alle gegeven stof gedurende de cursus BB. Ook wordt sinds afgelopen jaar een kopie cursusboekje meegegeven. Toch blijkt er in de praktijk dat de handleiding niet voldoende wordt gebruikt/ingezet. Dat laatste is te zien aan de thuisopdrachten die niet worden geoefend. Een mogelijke manier om de zorgprofessionals te betrekken bij de cursus BB is om een meeloopdag-programma te organiseren waarbij per les één zorgprofessional aanwezig is. Deze aanpak moet ervoor zorgen dat de zorgprofessionals naast het verkrijgen inhoudelijke informatie, ook een beeld krijgen van de manier waarop les wordt gegeven en het belang inzien van het oefenen van de gegeven stof gedurende de cursus BB. Betrokkenheid van ouders vergroten bij de ontwikkeling van hun kind
Ook ouders moeten op de hoogte worden gesteld van de wijze waarop de cursisten vaardigheden aanleren. Meerdere cursisten wonen nog bij hun ouders. Het is daarom van belang de ouders hierbij te betrekken. Om de cursisten zo goed mogelijk te ontwikkelen en om ervoor te zorgen dat zij het aangeleerde tijdens de cursus BB verder blijven uitvoeren, moeten de cursisten in staat worden gesteld om de aangeleerde vaardigheden in hun woonomgeving uit te voeren. Uit de praktijk blijkt echter dat het bieden van een handleiding voor de ouders met daarin de aangeleerde vaardigheden en de wijze waarop hun kind ondersteund moet worden, niet voldoende is. Uit de resultaten van het onderzoek is te zien dat meerdere cursisten thuis niet oefenen, waardoor het aangelee rde snel vervaagd. Een mogelijke manier om de aandacht en de betrokkenheid van de ouders te bereiken is het verzorgen van een presentatie aan het begin en eind van het project. Op deze manier zullen de ouders het belang van de cursus inzien en mogelijk ook thuis deze aangeleerde vaardigheden aanmoedigen. Te werk gaan met stickers ter ondersteuning van het geleerde
Door het onderzoek heen is opgevallen dat de cursisten beter presteren als de lesstof ondersteund wordt met plaatjes. Uitgaande van het feit dat mensen met een VB problemen ondervinden bij het onthouden van bepaalde handelingen, zou voor de cursus BB handig zijn om in de toekomst te werk gaan met stickers met daarin de handelingen die er verricht moeten worden bij het uitvoeren van een bepaalde complexere activiteit. De stickers moeten worden geplakt op de plek waar een activiteit moet worden uitgevoerd. Deze 43
aanbeveling heeft als doel de cursist te ondersteunen bij het zelfstandig uitvoeren van de desbetreffende activiteit. Les geven op aangepaste locaties met bijbehorende voorzieningen
Tijdens het uitvoeren van het praktijkonderzoek is opgevallen dat bepaalde activiteiten binnen de cursus BB, niet op de juiste plek werden uitgevoerd. Denk hierbij aan het bl ussen van een brandende pan, deze activiteit werd in een lokaal uitgevoerd in plaats van in een keuken. Om een realistisch beeld van de gevaren te kunnen schetsen en om ervoor te zorgen dat het effect van het aangeleerde beter tot zijn recht komt, is het aan te bevelen om deze activiteiten uit te voeren op de plaatst, waar ook in werkelijkheid incidenten kunnen voorvallen, waarvoor deze preventieve oefeningen bedoeld zijn. Module Boenkampioen uitbreiden
Gedurende het onderzoek is opgevallen dat de module Boenkampioen over meer stof beschikte dan de module Brandmeester. Door instellingen en zorgprofessionals wordt de module Boenkampioen als belangrijker beschouwd dan de module Brandmeester. Binnen het domein ‘wonen’ wordt het verrichten van huishoudelijke taken als een basisbehoefte ervaren. Hierdoor is het aan te bevelen meer aandacht te besteden aan de module Boenkampioen. Het uitbreiden van de module in tijd, zou een mogelijke manier zijn om dit te bereiken. Door de module uit te breiden zullen de cursisten meer tijd krijgen om de aangeleerde vaardigheden toe te passen. Dat laatste zal ervoor zorgen dat het aangeleerde beter beklijft. Cursisten meer in contact laten komen met het fenomeen tijd
De onderzoeksresultaten afkomstig uit de begin- en eindmeting geven aan dat de cursisten veel moeite hebben met het omgaan met tijd. Deze beperking zorgt ervoor dat bepaalde complexere activiteiten niet zonder ondersteuning kunnen worden uitgevoerd. Zowel bij de module Boenkampioen als bij de module Brandmeester werd dit probleem bij diverse activiteiten geconstateerd. Deze twee modules zullen aangepast moeten worden om deze problemen te verhelpen. De cursisten zullen meer in contact moeten komen met het fenomeen tijd. Door opdrachten te ontwikkelen betreffende tijd, zullen deze tot op heden te hoog gegrepen activiteiten, mogelijk wel op een steeds meer zelfstandige manier worden uitgevoerd door de cursisten. Geleerde versterken door gebruik te maken van ‘E-learning’
Om ervoor te zorgen dat de cursisten zich blijven ontwikkelen en in hun thuissituatie, de aangeleerde vaardigheden blijven oefenen zou het toevoegen van de E-learning concept aan de cursus BB, een mogelijke manier zijn om de net genoemde punten te realiseren. De Elearning zorgt ervoor dat complexere activiteiten op een krachtige, flexibele en authentieke manier worden geoefend. Het E-learning concept zou goed van toepassing zijn bij de woongroepen waar de meeste cursisten wonen. Waardoor de cursist op een zelfgekozen moment en op een spelmatige manier de benodigde competenties blijft ontwikkelen.
44
Hoofdstuk 5: Procesverslag In dit hoofdstuk neem ik de tijd om te reflecteren over de gemaakte scriptie. Hierbij leg ik de focus op het werkproces dat ik doorgemaakt heb gedurende het onderzoek. Per gemaakte onderdeel leg ik uit hoe ik te werk ben gaan, tegen welke punten ik aan ben gelopen en hoe ik alsnog deze fase van mijn studie heb kunnen afronden.
Reflectie onderzoeksvoorstel Het eerste onderdeel dat moest worden gemaakt voordat het onderzoek was gestart, was het schrijven van het onderzoeksvoorstel. Voor het schrijven hiervan moest ik op zoek gaan naar een potentiele en geïnteresseerde opdrachtgever. Ongeveer twee maanden na de kick off van de afstudeerfase, ben ik een samenwerking aangegaan met Stichting STRAS. De reden dat ik voor deze organisatie heb gekozen is omdat ik op zoek was naar een opdrachtgever die oprecht behoefte had aan het starten een onderzoek. Het starten van een onderzoek met een hoge mate van belang op de onderzoeksresultaten, zag ik als een manier om de focus en motivatie gedurende het traject op peil te houden. Dit, met als doel de deadlines vanuit de opleiding te kunnen halen. Toch is het voor mij lastig geweest om gestructureerd aan het werk te gaan. Waardoor ik de desbetreffende deadlines niet heb kunnen halen. Het schrijven van het onderzoeksvoorstel heeft in mijn ogen mij veel tijd en moeite gekost. Hieronder zoom ik preciezer in op de punten waar ik tegenaan ben gelopen gedurende het onderzoeksvoorstel. Te beginnen met het afbakenen van het onderzoek en de gevonden literatuur. Het bepalen van wat wel belangrijk was om te vermelden gedurende het onderzoeksvoorstel was voor mij erg lastig. Dit kwam doordat ik te veel informatie had verzameld en niet precies wist wat er wel en niet belangrijk was om te vermelden. Hierdoor waren mijn geschreven teksten te algemeen en was het geen samenhangend verhaal. Na een paar keer te hebben vergaderd met mijn scriptiebegeleider vanuit school, mijn opdrachtgever en tips te hebben gekregen van een huisgenoot, heb ik steeds deze teksten kunnen verbeterd. Met als resultaat het schrijven van een afbakkend en waterdicht verhaal. Daarnaast was taal ook een obstakel voor mij. Het schrijven van wat ik van plan was te gaan doen gedurende het onderzoek was voor mij erg moeilijk. Dit kwam doordat ik over weinig woordenschat beschikte en dus mijn teksten net niet goed genoeg waren. Ik maakte veel grammaticale fouten, mijn zinnen waren niet concreet genoeg en vaak hanteerde ik niet de juiste worden om iets te verduidelijken. De net genoemde punten hebben ervoor gezorgd dat ik steeds minder gemotiveerd werd. Ik begon steeds te denken dat het niet ging lukken, waardoor ik telkens als ik aan mijn scriptie moest werken, dit ging vermijden en iets anders ging doen. Het was niet dat ik er niet aan wilde werken maar meer de gedachte dat ik het voor niets deed. Ik kreeg steeds meer het gevoel dat ik nog niet klaar was om een scriptie te schrijven. Na ongeveer drie maanden niets te hebben gestuurd naar mijn scriptiebegeleider vanuit school, nam hij zelf contact met me op. Hij vroeg zich af waarom ik niets meer van me liet horen en dat wij snel moesten afspreken om de stand van zaken te bespreken. Het gesprek met mijn scriptiebegeleider heeft mij aan het denken gezet en gemotiveerd om weer aan de slag te gaan. Ik had samen met hem afgesproken om gestructureerd aan het werk gaan. Elke week moest ik een onderdeel van het onderzoek af hebben en meteen naar hem toesturen voor feedback. Deze afspraak heeft mij geholpen om de focus te leggen op de nog niet gemaakte stukken. Ik kan me nog heel goed herinneren wat hij tijdens dit gesprek zei. ‘’Ik weet dat het moeilijk is maar je moet beseffen dat het schrijven van een goed onderzoeksvoorstel jou uiteindelijk gaat helpen bij het schrijven van de scriptie. Als het onderzoeksvoorstel waterdicht is, dan wordt het schrijven van je scriptie veel makkelijker’’ 45
Hierbij wil ik hem ontzettend bedanken voor zijn interesse en geduld. Hij heeft in feiten erv oor gezorgd dat ik weer het licht zag en verder aan het werk ging met het afmaken van het onderzoeksvoorstel. Het afronden van het onderzoeksvoorstel gaf mij juist de kracht om aan het volgende stuk te beginnen.
Reflectie onderzoek Na het onderzoeksvoorstel te hebben afgerond ben ik meteen begonnen met het schrijven van het onderzoek. Hierbij heb ik gelukkig veel uit mijn onderzoeksvoorstel kunnen gebruiken. Dit bewijst dat mijn onderzoeksvoorstel belangrijke en relevante informatie bevatte. Bij het schri jven van het onderzoek ben ik ook tegen een aantal punten opgelopen. Te beginnen met het schrijven van het theoretisch kader van het onderzoek, waarbij ik op zoek moest gaan naar de juiste literatuur om de doelgroep toe te kunnen lichten en het begrip zelfredzaamheid onder de loep te kunnen nemen. Het schrijven van dit hoofdstuk was in feiten niet zo moeilijk, maar het bepalen van de juiste literatuur en een koppeling zien te maken tussen dit hoofdstuk en het volgende hoofdstuk, was achteraf gezien best lastig. Na het theoretisch kader te hebben geschreven ben ik verder gegaan met beschrijven van het onderzoeksmethode. Hierbij heb ik naar mijn mening veel tijd in moeten steken. Dit kwam doordat ik te maken had met mensen met een verstandelijke beperking en ik dus op zoek moest gaan naar een relevante en valide onderzoeksmethode die toepasselijk was voor deze groep mensen. Het zoeken naar het juiste onderzoeksinstrument was om eerlijk te zien niet moeilijk, maar het vertellen waarom ik voor dit onderzoeksinstrument had gekozen bleek achteraf gezien veel lastiger dan ik in eerste instantie dacht. Voor het schrijven hiervan heb ik hulp gevraagd aan mijn vriendin, zij heeft mij hierbij geïnspireerd om een goed verhaal van te kunnen maken. Het feit dat ik hulp bij mijn vriendin heb gevraagd had puur te maken met mijn manier van schrijven. Zoals ik vaak genoeg zeg ‘woorden beperken mijn gedachten’. Ik heb in het algemeen nogal moeite met het schrijven van informatieve stukken waarbij ik zo nauwkeurig mogelijk iets moet verduidelijken. Ik heb naar mijn mening weinig woordenschat waardoor ik vaak genoeg te algemeen blijf. Dit probleem heb ik altijd gehad met het Nederlandse taal waardoor ik steeds bewuster hiermee omga en opzoek ga naar een mogelijke oplossing hiervoor. Naast het onderzoeksmethode zijn er ook nog andere punten die ervoor gezorgd hebben dat mijn werkproces gedurende onderzoek vertraagd werd. Zoals het uitvoeren van de begin-en eindmeting bij de doelgroep. Bij het ontwikkelen van de begin- en eindmeting heb ik nauwelijks problemen gehad. De vragen die naar voren zijn gekomen tijdens deze metingen zijn afgeleid van de werkboekjes van de desbetreffende modules en de eisen vanuit de CED-leerlijn. Ik heb hierbij te allen tijde geprobeerd rekening te houden met beide richtlijnen. Niet geheel onbelangrijk is te vermelden dat mijn scriptiebegeleider vanuit de organisatie mij hierbij geholpen heeft bij het ontwikkelen van de vragen. Eén van de problemen gedurende het praktijkonderzoek vond plaats bij het uitvoeren van de begin-en eindmeting. Tijdens dit onderdeel kwam ik al snel achter dat ik meer tijd nodig had om alle cursisten te ondervragen. Hierdoor heeft dit onderdeel langer geduurd dan ik dacht, waardoor ik niet meer op schema liep. Na de eerste keer dat ik tegen dit probleem was aangelopen, heb ik meteen gevraagd of het mogelijk was om de lessen iets eerder te laten beginnen. Hierdoor heb ik meer tijd gehad om de begin-en eindmeting uit te kunnen voeren binnen de aangegeven tijd.
46
Een ander probleem dat zich voordeed was het verwerken van de onderzoeksresultaten. Eenmaal de onderzoeksresultaten te hebben bemachtigd, moest ik een manier zien te vinden om deze te kunnen presenteren. Normaal gesproken moet je als onderzoeker, voordat je aan je praktijkonderzoek begint al weten hoe je onderzoeksresultaten gaat presenteren. Jammer genoeg was bij mij dit niet het geval. Voordat ik aan het praktijkonderzoek was begonnen, had ik hier niet over nagedacht, waardoor ik op het laatst mezelf in de nesten had gewerkt. Ik moest ineens een manier zien te vinden om de onderzoeksresultaten te kunnen verwerken en ervoor te zorgen dat de behaalde resultaten duidelijk gepresenteerd werden tijdens het onderzoek. Na lang hierover te hebben nagedacht en veel tijd en moeite hierin te hebben gestoken, heb ik besloten gebruik te maken van mijn netwerk. Allereerst heb ik contact opgezocht met een vriend die veel hierover wist en ben ik meerdere malen advies gaan vragen bij mijn scriptiebegeleider. Na een aantal keer met mijn scriptiebegeleider hierover te hebben gehad, heeft hij mij een voorbeeld gegeven van een eerder gemaakte onderzoek waarbij een begin- en eindmeting plaats vond. Dit voorbeeld heeft mij tijdens het uitvoeren van dit onderdeel, ondersteund bij het begrijpen van hoe je als onderzoeker de onderzoeksresultaten duidelijk moet maken aan de lezer. Na mezelf hierin te hebben verdiept, heb ik besloten de onderzoeksresultaten aan de hand van grafieken en schriftelijke uitleg te presenteren. Het verwerken van de onderzoeksresultaten middels grafieken en schriftelijke analyses heeft ervoor gezorgd dat de bevindingen op een duidelijke manier inzichtelijk zijn gemaakt. Het maken hiervan heeft mij veel werk gekost maar achteraf gezien ben ik zeer tevreden dat i k dit heb gedaan. Door het combineren van tabellen, grafieken en schriftelijke analyses ziet mijn scriptie er verzorgd en professioneel uit. Bovendien laat ik hiermee zien dat ik na heb gedacht over het presenteren hiervan. Bij het laatste stuk van het onderzoek moest ik conclusies trekken en aanbevelingen doen. Tijdens het schrijven hiervan heb ik eerlijk gezegd weinig moeite voor moeten doen. Mogelijk heeft dit te maken gehad met het feit dat ik door het onderzoek heen al eerder hierover had nagedacht en ik dus al heel goed wist wat er in moest komen. Toch ondervond ik problemen bij het concretiseren van de antwoorden op de gestelde vragen. Aan het begin heb ik moeite gehad met het afbakenen van de antwoorden. Mijn antwoorden waren langdradig en niet per se uitnodigend om te lezen. Al snel merkte ik dit probleem en ik heb toen besloten hulp in te schakelen bij mijn huisgenoot. Hij heeft mij hierbij geholpen door middel van feedback te geven en mijn geschreven teksten telkens inhoudelijk te controleren. Nu ik alle problemen heb benoemd die naar voren zijn gekomen gedurende het onderzoek, neem ik de tijd om te vertellen wat ik, als toekomstige professional middels dit onderzoek heb opgeschoten. Het uitvoeren van het onderzoek heeft mij geholpen om te kunnen i nzien hoe een professioneel onderzoek daadwerkelijk eruit hoort te zien en op welke aspecten je als onderzoeker moet letten, wil je succes kunnen boeken bij je toekomstige baan. De kennis, inzichten en vaardigheden die als je als student doormaakt tijdens het schrijven van een scriptie, zijn in feiten de laatste competenties die je als student nodig hebt en jou in staat stellen om aan het werk te gaan bij een organisatie. Door het scriptietraject wordt als je als onderzoeker geconfronteerd met facetten waar je als student nog niet eerder mee te maken hebt gehad. Denk hierbij aan structuur aanbrengen op je werkproces, het zelf kunnen oplossen van problemen, het omgaan met stresssituaties en het ontwikkelen van doorzettingsvermogen die jou in staat stellen om dat wat je wil bereiken, daadwerkelijk te kunnen realiseren. Het schrijven van een scriptie moet in deze context worden gezien als de laatste competentie die je als student nodig hebt om in staat te kunnen zijn voor het echte werk. Ondanks het feit dat ik te lang over deze fase van mijn studie heb gedaan, tegen talloze problemen ben aangelopen en vaak genoeg de motivatie weg heb laten glippen. Ben ik van overtuigd dat het een bewuste ontwikkelingsproces is geweest waar ik als toekomstige professional veel baat bij heb gehad. De ontwikkeling die ik door heb gemaakt gedurende het onderzoek is terug zien op diverse gebieden. Te beginnen met taalvaardigheid. Aan het begin van dit traject, was het schrijven van informatieve en concrete teksten voor mij erg moeilijk. Zoals ik al het eerder had aangegeven was 47
het voor mij erg lastig om tot de kern te komen. Mijn teksten waren slap en niet uitnodigend voor de lezer. Door advies te vragen bij kennissen en begeleiders, maar ook door mezelf te verdiepen in de taal die gebruikelijk is voor het schrijven van scripties. Ben ik langzamerhand mijn manier van schrijven gaan verbeteren. Deze ontwikkeling heeft lang geduurd en is waarschijnlijk ook één van de belangrijkste reden voor de vertraging die heb opgelopen. Toch toont deze geschreven scriptie dat ik vooruitgang heb geboekt. Inhoudelijk en grammaticaal gezien kloppen de geschreven teksten en daar ben ik zeer tevreden over. Een andere belangrijke ontwikkeling die ik door heb gemaakt tijdens het uitvoeren van dit onderzoek is het feit dat ik middels het schrijven van deze scriptie, geholpen heb aan het ontwikkelen van nieuwe kennis, met als doel een bijdrage te kunnen leveren aan het verbeteren en vernieuwen van in dit geval de zorg voor mensen met een verstandelijke beperk ing. Als laatste wil ik hier nog aan toevoegen dat ik een hoge mate van plezier heb gehad in het werken met de desbetreffende doelgroep. Hun enthousiasme en trots in het behalen van de resultaten tijden het onderzoek, hebben mij gemotiveerd om verder in de ze sector werkzaam te willen blijven. Ik kijk terug op een stressvolle, spannende maar vooral leerzame periode.
48
Literatuurlijst Artikelen, boeken en beleidstukken AAIDD (2010). Intellectual disability. Definition, classification, and systems of support. The 11 th edition of the AAIDD definition manual. Washington, DC: AAIDD. P
P
Alert en Ondernemend 2.0. (2009). Opleidingsprofiel Culturele en Maatschappelijke Vorming. B.V. Uitgeverij: SWP. Allard, M. A. (1996). Supported living policies and programmes in the USA. In: Mansell,, J., Ericsson, K. (Eds.), Deinstitutionalization and Community Living. IntellectualIntellectual disability services in Britain, Scandinavia and the USA (pp. 97-116). London: Chapman & Hall . Beleidsplan STRAS (2014), Stichting Rotterdam Avondschool. Buntinx, W.H.E., & Schalock, R. (2010). Models of Disability, Quality of Life, and Individualized Supports: Implications for Professional Practice in Intellectual Disability. Journal of Policy and Practice in Intellectual Disabilities. Cloïn, C & Peeters, P. (2012).Onder het mom van zelfredzaamheid: een journalistieke analyse van de nieuw mantra in zorg en welzijn. Eindhoven, Uitgeverij: Pepijn. Dalen, M. van (2014). Zelfredzaamheid ontrafeld: de theorie en de beleving in de praktijk. Universiteit Utrecht.
18T
18T
De Bruijn, J., Buntinx, W. (2014). Handboek verstandelijke beperking: 24 succesvolle methoden. Amsterdam, Uitgeverij: Boom. De Bruijn , J., Buntinx , W., Twint, B., (2014). Verstandelijke beperking: definitie en context. Amsterdam, Uitgeverij: SWP. 18T
18T
2T 2T18T
2T
18T
2T 2T18T
18T
2T18T
Fransen, R., Frederix, M. (2000). Inclusie en onderwijs: de uitdagingen aangaan. Leuven-Apeldoorn: GarantUitgevers. 18T
Gennep, A. van (1997). Paradigma-verschuiving in de visie op zorg voor mensen met een verstandelijke handicap. Tijdschrift voor orthopedagogiek. Gennep, A. van (1999). Postmoderne orthopedagogiek. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 5, 197-213. Gennep, A. van (2000). Emancipatie van de zwaksten in de samenleving. Over paradigma’s van verstandelijke handicap Amsterdam: Boom. Gennep, A. van & Steman, C. (1997). Beperkte burgers. Over volwaardig burgerschap voor mensen met verstandelijke beperkingen. Utrecht: NIZW. Jansen, B. (2013). Handreiking zelfredzaamheid voor wijkverpleegkundigen. Utrecht: Vilans. Lozano, B. (1993). Independent living. Relation among training, Skills, and Succes. American Journal on Mental Retardation. Luckasson, R., Borthwick-Duffy, S., Buntinx, W.H.E., Coulter, D.L., Craig, E.M., Reeve, A., Schalock, R.L., Snell, M.E., Spitalnik, D.M., Spreat, S. & Tasse, M.J. (1992). Mental retardation: Definition, classification, and systems of supports. Washington, DC: American Association Of Mental Retardation. Movisie, Brink, C. (2013). Kennisdossier 5: Zelfregie, eigen kracht, zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid. Utrecht: Movisie.
49
Pieterse. J. (2013). Complexe zorg voor mensen met een licht verstandelijke beperking in de forensische psychiatrie. GGZ. Schalock, R.L. & Verdugo Alonso, M.A (2002). Handbook on Quality of Life for Human Service Practitioners. Washington, DC: American Association on Mental Retardation. Schalock, R.L., Borthwick-Duffy, S.A., Bradley, V.J.,Buntinx, W.H.E., Coulter, D.L., Craig, E.M., et al. (2010). Intellectual disability: Definition, classification, and systems of support. Washington, DC: American Association on Intellectual and Developmental Disablities. Schuurman, M. & Zwan, A. van der (2009). Inclusie zeggenschap support. Op weg naar een samenleving waarin iedereen welkom is. Antwerpen/Apeldoorn: Garant. Stap, M. van der (2010). Van kerndoel tot leerlijn. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Timmer, J.T., Dekker, K.A & Voortman, H. (2003). Eigen Initiatief Model. Theorie en toepassing. Utrecht, Nederlands Instituut voor zorg en welzijn: NIZW. Verkooijen, L. (2006). Ondersteuning Eigen Regievoering & Vraaggestuurde Zorg. Jutrijp: Verkooijen en Beima. Zelfredzaamheid-Matrix. (2013). Handleiding. Amsterdam: GGD.
Internetbronnen Atlas van zorg en hulp. (2015). Overzicht gevolgen hervorming langdurige zorg 2015. Geraadpleegd op: 12-032015. Verkregen via: http://www.zorghulpatlas.nl/zorghulpnieuws/ontwikkelingen-2013/overzicht-gevolgenhervorming-langdurige-zorg-2015/ 18TU
U18T
Advies uitgebracht door de Raad voor de Volksgezondheid en zorg aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. (1998). Naar een meer gerichte zorg. Geraadpleegd op:21-03-2015.Verkregen via: http://rvz.net/uploads/docs/Naar_een_meer_vraaggerichte_zorg.pdf 18T
18T
Brink. C, Veen. N, van der ( 2013). MOVISIE. Zelfregie, eigen kracht, zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid. Geraadpleegd op 2-01-2015. Verkregen via: https://www.movisie.nl/sites/default/files/alfresco_files/Kennisdossier%205%20Zelfregie%20eigen%20kracht %20zelfredzaamheid%20en%20eigen%20verantwoordelijkheid%20%5BMOV-1421737-0.1%5D.pdf 18T
Buster,M., Fassaert, T., Lauriks, S., Schönenberger, M., Theunissen, V., van de Weerd, S., de Wit, M. (2013). GGD-Amsterdam. Zelfredzaamheid-Matrix 2013 Handleiding. Geraadpleegd op 14-05-2015. Verkregen via: http://www.divosa.nl/sites/default/files/handleiding_zrm_februari_2013.pdf 18T
18T
CED-Groep, Educatieve diensten (2012). ZML SO Leerlijn Wonen en vrije tijd. Geraadpleegd op 12-5-2015. Verkregen via: http://www.voorthuijs.nl/site/images/informatie/leerlijnen/leerlijnen%20SO%202013/10.%20Wonen%20en% 20Vrije%20Tijd%20%28burgerschap,%20gezondheid%29 .pdf 18T
18T
Cardol, M. Speet, M. Rijken, M. (2007). Deelname aan de samenleving van mensen met een beperking. Geraadpleegd op 22-01-2015. Verkregen via: http://www.nivel.nl/sites/default/files/bestanden/Rapportpariticipatie-mensen-met-beperking.pdf 18T
18T
Encyclo. (2015). Zoekmachine voor Nederlandse woorden en begrippen. Geraadpleegd op: 22-04-2015. Verkregen via: http://www.encyclo.nl/begrip/ 18T
18T
Ethicas, Ontwikkeling van ethiek in de zorgpraktijk. (2015). Vraaggestuurde zorg. Geraadpleegd op: 12-03-2015. Verkregen via: http://www.ethicas.nl/1/2/vraaggestuurd.html 18T
18T
Jansen, M. (2012).Hoe kunnen Gemeenten de zelfredzaamheid van de burgers bevorderen. Geraadpleegd op 23-03-2015.Verkregen via:
50
http://www.hetccv.nl/binaries/content/assets/ccv/dossiers/wijkveiligheid/zelfredzaamheid/literatuuronderzo ek_zelfredzaamheid.pdf 18T
18T
Movisie. (2013). Vermaatschappelijking in de zorg. Omschrijving. Geraadpleegd op: 10-02-2015. Verkregen via: https://www.movisie.nl/begrippenlijst/vermaatschappelijking-zorg 18T
18T
Mezzo. (2014). Mantelzorg, wat is dat precies?. Geraadpleegd op: 22-04-2015. Verkregen via: https://www.mezzo.nl/pagina/voor-mantelzorgers/dit-is-mantelzorg/mantelzorg-wat-is-dat-precies 18T
18T
Nationaal Kompas Volksgezondheid.(2014).Verstandelijke beperking. Geraadpleegd op: 22 -06-2014. Verkregen via: http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/ziekten-en-aandoeningen/psychischestoornissen/verstandelijke-beperking/ 18T
18T
Pedologisch Instituut, CED – groep. (2015). Leerlijnen wonen en vrije tijd. Geraadpleegd op: 20-03-2015. Verkregen via: http://www.leerlijnen.cedgroep.nl/vso.aspx 18T
18T
Rijksoverheid. (2015). Zorg en ondersteuning thuis. Geraadpleegd op: 23-03-2015. Verkregen via: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/zorg-en-ondersteuning-thuis/wmo-2015 18T
18T
Stichting de Rotterdamse Avondschool. (2014). Gewone kansen voor bijzondere mensen, Geraadpleegd op 129-201. Verkregen via: https://www.stras.nl 53T
53T 18T
18T
Vilans. (2015). 6 instrumenten voor het meten van de zelfredzaamheid. Geraadpleegd op: 12-03-2015. Verkregen via: http://www.vilans.nl/over-vilans-nieuwsoverzicht-zelfredzaamheid-meten.html 18T
18T
51
Bijlagen Bijlage 1: Reactie opdrachtgever In deze bijlage wordt de meerwaarde van de onderzoeksresultaten vastgelegd dat voortgekomen is uit een gesprek met de opdrachtgever. Tijdens dit gevoerde gesprek is er uitgelegd hoe de opdrachtgever deze onderzoeksresultaten daadwerkelijk gaat hanteren om de cursus BB daadwerkelijk te modificeren. Reactie op de conclusies Allereerst is het van belang uit te leggen dat de opdrachtgever zeer tevreden is met de onderzoeksresultaten die naar voren zijn gekomen tijdens het onderzoek. De antwoorden op de hoofdvraag en de bijbehorende deelvragen hebben de opdrachtgever geholpen om vast te stellen op welke wijze mensen met een VB vaardigheden aanleren maar wat nog belangrijker is, op welke punten de doelgroep problemen ondervindt bij het leren van bepaalde vaardigheden. Dat laatste zal door de opdrachtgever meegenomen worden voor het aanpassen van de modules. Reactie op de aanbevelingen De aanbevelingen die zijn gedaan, stelt de opdrachtgever zeer op prijs. Tijdens dit gesprek is naar voren gekomen dat Stichting STRAS in de toekomst de module Boenkampioen zal gaan uitbreiden, een meeloopdag-programma voor ouderen zal ontwikkelen en de E-learning model aandachtig zal onderzoeken en mogelijk hanteren bij de cursus BB. Volgens de opdrachtgever hebben de aanbevelingen die zijn gedaan, de cursus BB op nieuwe ideeën gebracht om de cursus te verbeteren. Reactie op de onderzoeksmethode De opdrachtgever was zeer tevreden over de onderzoeksmethode die gehanteerd was tijdens het onderzoek. Volgens de opdrachtgever heeft de onderzoeksmethode geholpen aan het verkrijgen van gedetailleerde informatie. De opdrachtgever gaf hier ook aan deze onderzoeksmethode in een verdere toekomst als basis onderzoeksmethode te gaan hanteren voor het vaststellen van de bijdrage van andere cursussen van Stichting STRAS.
52
Bijlage 2: Verklarende woordenlijst Aanbodgerichte zorg:
Aanbodgerichte zorg wordt gezien als het tegenover gestelde van vraaggerichte zorg. Er wordt invulling gegeven vanuit het perspectief van de professional, uitgaande van wat de organisatie aanbiedt.
Vraaggerichte zorg:
Een gezamenlijke inspanning van patiënt en hulpverlener die erin resulteert dat de patiënt de hulp ontvangt die tegemoet komt aan zijn wensen en verwachtingen en die tevens voldoet aan professionele standaarden’.
Burgerschap:
De wijze waarop inwoners deel hebben en deelnemen aan de samenleving en zo die samenleving helpen vorm geven. Burgerschap heeft een sociale, culturele, politieke en economische dimensie en heeft betrekking op een uiteenlopende waaier aan (burger)plichten en deugden.
Zelfstandigheid:
Problemen of belemmeringen signaleren, en zo snel mogelijk oplossen. Alert zijn op en anticiperen op kansen, nieuwe situaties of problemen, en er in een vroeg stadium naar handelen.
Autonomie:
Autonomie betekent het zelf opleggen van wetten. Een autonoom persoon probeert zaken na te streven die voor hem of haar belangrijk of waardevol zijn en bewandelt op die manier een eigen levenspad. Autonome personen kijken kritisch naar zichzelf en anderen en bepalen daarbij welke zaken zij bijvoorbeeld als goed of kwaad, of zinvol of zinloos zien.
Zelfregie:
Volgens Van Dale betekent ‘regie’: ‘de leiding hebben. ‘Zelfregie’ houdt dan logischerwijs in dat iemand zelf de leiding heeft. Lineke Verkooijen (2006) definieert ‘eigen regievoering’ als “het organiseren/coördineren van het eigen leven met als doel een goed leven in eigen ogen” (Verkooijen, 2006)
Maatwerk:
Bij maatwerk in de ruimtelijke ordening wordt de functionele wens aangepast aan de ruimtelijke mogelijkheden. De bestaande situatie stuurt daarmee de mogelijkheden voor het gebruik. Dit vraagt om een wil tot flexibiliteit van de mensen die de functie willen realiseren, de mensen die de bestaande situatie verdedigen en de gebruikers.
Mantelzorg:
Mantelzorg is zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie. Mantelzorgers zijn dus mensen die langdurig en onbetaald zorgen voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende persoon uit hun omgeving. Dit kan een partner, ouder of kind zijn, maar ook een ander familielid, vriend of kennis. 31T
31T
Eigen verantwoordelijkheid:
Er zijn verschillende definities omtrent het begrip ‘eigen verantwoordelijkheid’ In het onderzoek wordt de nadruk gelegd op de definitie vanuit de burger. Deze wordt als volgt omschreven. In 53
staat zijn te bedenken welke oplossingen en mogelijkheden er zijn en welke inspanningen daarbij zelf als burger in de samenleving kan leveren.
54
Bijlage 3: Illustraties
55
Bijlage 4: Lijst respondenten Lijst cursisten 2014
Locatie: Projectruimte in AC Kapelburg
Naam cursist:
Adres:
Contactpersoon:
Matthijs Withaar
Kapelburg 298, 3085 HV Rotterdam
Monique van Rest 010-4802300
Bij ouders
Jasparina Kuiper
idem
idem
Idem
Bij ouders
Maicanny Jasinta
idem
idem
Idem
Bij ouders
Naira Walda
idem
idem
Idem
Bij ouders
Alex Gouw
idem
idem
Idem
Begeleid
Nathalie Dorsen
idem
idem
Idem
Begeleid
Adjai Koesal
idem
idem
Idem
Begeleid
Rob Vreeke
idem
idem
Idem
Begeleid
Richard Delgado
idem
idem
Idem
Begeleid
Remco Egt
idem
idem
Idem
Begeleid
56
Tel. nr.
Woonsituatie
Lijst cursisten 2014
Locatie: Projectruimte in AC Passage
Naam leerling
Adres
Contactpersoon
Tel. nr.
Woonsituatie
Jonathan Vermeulen
Sliedrechtstraat 71 - 3086 JL Rotterdam
Lisette Goudriaan
010-4818822
Begeleid
Ketie van de Ree
idem
idem
idem
Begeleid
Michel Mulder
idem
idem
idem
Zelfstandig
Mark van der Wouden
idem
idem
idem
Begeleid
Cliften Antonia
idem
idem
idem
Bij ouders
Sabine Luijkenaar
idem
idem
idem
Begeleid
Jose Furtado Cavalho
idem
idem
idem
Begeleid
Michael Batenburg
idem
idem
idem
Begeleid
Danny Colpa
idem
idem
idem
Begeleid
57
Lijst cursisten 2014 Locatie: Projectruimte in AC Goed Gekleed Naam leerling
Adres
Contactpersoon
Tel. nr.
Woonsituatie
Nabil Abusaris
Middenbaan Noord 43 3191 EM Hoogvliet
Davina Craig (Kaneelhof)
010-4381600
Begeleid
Jan Nagtegaal
idem
idem
idem
Begeleid
Roel Bosch
idem
idem
idem
Begeleid
Julia Resodiwirjo
idem
idem
idem
Begeleid
Cobi Molenaar
idem
idem
idem
Begeleid
Gerda Nijland
idem
idem
idem
Begeleid
Ans Tahey
idem
idem
idem
Begeleid
Peter van Maanen
idem
idem
idem
Begeleid
Marlon Pieter
idem
idem
idem
Begeleid
Thea Romer
Idem
Idem
Idem
Begeleid
Edwina Arendel
Idem
Idem
Idem
Begeleid
58
Bijlage 5: Zelfredzaamheid-Matrix (ZRM 2013)
59
Bijlage 6: Begin-en eindmeting module Boenkampioen Hieronder vindt u het onderzoeksinstrument waarmee de module Boenkampioen is onderzocht. Beginmeting module Boenkampioen Voor u ligt de vragenlijst van de begin- en eindmeting van de module Boenkampioen. Deze begin- en eindmeting bestaat uit 17 vragen die gerelateerd zijn aan de desbetreffende module. De vragen zijn gesplitst in drie onderdelen. ‘Meerkeuzevragen’, ‘open vragen’ en ‘praktische vragen’. Alle vragen afkomstig uit de begin- en eindmeting zullen worden afgenomen op mondelinge wijze, waarbij de vragen vertaald zullen worden naar het niveau van denken van de respondent. Bij de meerkeuzevragen zullen de respondenten door het maken van de correcte keuze, antwoord geven op de gestelde vraag. Bij de open vragen zullen de respondenten door middel van het juiste antwoord aan te wijzen, uit te kiezen of uit te leggen, antwoord geven op de gestelde vraag. Bij de praktische vragen zullen er op een willekeurige manier twee respondenten worden uitgekozen om een praktische opdracht uit te voeren. Eisen beginmeting
Alle benodigde attributen zullen aanwezig moeten zijn tijdens de begin- en eindmeting. Zonder de juiste attributen zal de begin-en eindmeting als ongedaan of als niet valide worden verklaard.
Het bijzijn van een deskundige is uitermate verplicht tijdens het uitvoeren van de meting. Dit in verband met de kenmerken van de doelgroep en de verschillende manieren van ondervragingen die naar voren komen bij de metingen.
De metingen zullen worden gesplitst in drie onderdelen. Het eerste onderdeel zijn de ‘meerkeuzevragen’. Deze zullen mondeling worden gesteld aan de respondenten. Het is van belang de vragen naar hun niveau van denken te vertalen. Alleen op deze manier zullen de respondenten de vragen begrijpen en dus de mogelijkheid krijgen om het correcte antwoord te geven. Elke vraag mag minimaal één en maximaal twee keer worden gesteld. Dit in verband met de kenmerken van de desbetreffende respondenten. Op het moment dat de respondent geen antwoord heeft gegeven op de tweede keer gestelde vraag, moet deze als een fout antwoord worden gerekend. Dit onderdeel duurt maximaal 15 minuten.
Onderdeel ‘open vragen’. Bij dit onderdeel zullen de respondenten moeten aanwijzen, uitkiezen en/of uitleggen welke het juiste antwoord is. Elke vraag mag minimaal één en maximaal twee keer worden gesteld. Dit in verband met de kenmerken van de respondenten. Op het moment dat de respondent geen antwoord heeft gegeven op de tweede keer gestelde vraag, moet deze als een fout antwoord worden gerekend. De respondenten zullen 20 minuten de tijd krijgen om alle vragen te beantwoorden. De aanwezigheid van een deskundige is hierbij verplicht.
Onderdeel ‘praktische vragen’. Bij dit onderdeel zullen er op een willekeurige manier twee respondenten worden uitgekozen om op een praktische manier een opdracht uit te voeren. Deze vragen zullen net zoals de open vragen, op een mondelinge wijze worden gesteld. Per respondent zullen er twee vragen worden behandeld. De aanwezigheid van een deskundige is hierbij uitermate belangrijk. De deskundige zal de vragen op de juiste wijze stellen aan de 60
desbetreffende respondent. De onderzoeker zal de gegeven antwoorden van de desbetreffende respondent aan de hand van een beoordelingsformulier verzamelen. Elke vraag mag minimaal één keer en maximaal twee keer worden gesteld. Dit in verband met de kenmerken van de respondenten. De respondenten zullen 20 minuten de tijd krijgen om de vragen te beantwoorden.
61
Beginmeting: Module: Onderdeel: Aantal vragen: Tijdsduur:
Boenkampioen meerkeuzevragen 10 15 minuten
Gegevens respondent: Naam respondent: Leeftijd respondent: Geslacht respondent: Woonplaats: Woonsituatie:
………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………..
Kruist de juiste antwoord aan. 1.Hoe belangrijk is het schoonhouden van je eigen woning? Onbelangrijk Een beetje belangrijk Belangrijk 2.Kan je zonder hulp je badkamer schoonmaken? Ja Nee 3.Kan je zonder hulp je woonkamer schoonmaken? Ja Nee 4.Hoe vaak moet het schoonhouden van je huis gedaan worden? Elke dag Elke week Elke maand 5.Wanneer komt het beter uit om je huis schoon te maken? In je vrije tijd In de ochtend Voor het slapen gaan 6. Weet jij waar papier thuis hoort? Maandag
Vrijdag Zondag 7.Wat betekent dit plaatje?
62
Absoluut niet doorslikken? Pijnlijk als je dit op je huid of in je ogen krijgt? Dit mag niet in de buurt van vuur komen? 8.Hoe lang ben je bezig met het schoonmaken van je badkamer? 2 minuten 15 minuten 60 minuten 9. Piet heeft vandaag zijn kamer gestofzuigd. Wanneer moet hij dat weer gaan doen? Morgen Volgende week Volgend maand 10.Piet heeft vandaag zijn badkamer schoongemaakt. Wanneer moet hij dat weer gaan doen? Morgen Volgende week Volgend maand
63
Beginmeting: Module: Onderdeel: Aantal vragen: Tijdsduur:
Boenkampioen Open vragen 5 20 minuten
Gegevens respondent: Naam respondent: ………………………………………………………………………………………. Leeftijd respondent: ………………………………………………………………………………………. Geslacht respondent: ……………………………………………………………………………………….
Woonplaats: Woonsituatie:
………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………….
Wijs de juiste gereedschappen aan. Bij dit onderdeel zal de respondent uit acht attributen, de belangrijkste vier moeten aanwijzen. De vragen zullen op een mondelinge wijze aan de desbetreffende respondent worden gesteld. De aanwezigheid van een deskundige is hierbij uitermate belangrijk. De deskundige zal de vragen op de juiste wijze aan de desbetreffende respondent stellen. De onderzoeker zal het gegeven antwoord van de respondent zo keurig mo gelijk verzamelen. 11.Wijs aan: Welke spullen denk je nodig te hebben om je vloer schoon te maken? Kruis aan welke gereedschappen de respondent WEL aangewezen heeft Emmer Allesreiniger Dweil stofzuiger Opmerkingen: ·..................................................................................................... ……………………………………………………………………………………………… 12.Wijs aan: Welke spullen denk je nodig te hebben voor het schoonmaken van je wc? Kruis aan welke gereedschappen de respondent WEL aangewezen heeft Wc reiniger Emmer schuurspons Toiletborstel 13.Wijst aan: Welke spullen denk je nodig te hebben voor het schoonmaken van je badkamer? Kruis aan welke gereedschappen de respondent WEL aangewezen heeft Schuurmiddel Spons
64
Glasreiniger Doek Opmerkingen: ................................................................................................................................. ………………………………………………………………………………………………
14.Wijs aan: Welke spullen denk je nodig hebben om je ramen te zemen? Kruis aan welke gereedschappen de respondent WEL aangewezen heeft Emmer Spons Glasreiniger
Wisser Opmerkingen: ................................................................................................................................. ……………………………………………………………………………………………… 15.Wijs aan: Welke spullen denk je nodig te hebben om af te wassen? Kruis aan welke gereedschappen de respondent WEL aangewezen heeft Afwasmiddel Afwasborstel Theedoek
Schuurpons Opmerkingen: ................................................................................................................................. ………………………………………………………………………………………………
65
Beginmeting: Module: Onderdeel: Aantal vragen: Tijdsduur:
Boenkampioen Praktische vragen 5 15 minuten
Gegevens respondent: Naam respondent: Leeftijd respondent: Geslacht respondent: Woonplaats: Woonsituatie:
………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………….
Per meting zullen twee willekeurige respondenten worden uitgekozen voor het uitvoeren van dit onderdeel. Per respondent zullen er twee vragen worden behandeld. De aanwezigheid van een deskundige is hierbij uitermate belangrijk. De deskundige zal de vragen op de juiste wijze stellen aan de desbetreffende respondent. De onderzoeker zal de gegeven antwoorden van de respondent aan de hand van een beoordelingsformulier verzamelen. Toelichting beoordelingsformulier Voor het verzamelen van de antwoorden van de respondenten zal er gebruikt worden gemaakt van drie verschillende beoordelingscriteria. De beoordelingscriteria zijn: ‘goed’, ‘voldoende’ en ‘onvoldoende’. Criterium ‘Goed’ Deze criterium zal met de kleur groen worden verzameld. Er is sprake van goed, wanneer de respondent volgens de norm de opdracht uitvoert. Als de respondent foutloos de opdracht uitvoert, zal deze als goed worden beschouwd. Criteria ‘Voldoende’ Deze criterium zal met de kleur geel worden verzameld. Er is sprake van een voldoende wanneer de respondent maar één fout per onderdeel heeft (De respondent heeft één attribuut niet gebruikt, de respondent heeft één attribuut niet volgens de juiste wijze en/of volgorde gebruikt, de respondent heeft precies binnen de aangegeven tijd gewerkt of de respondent heeft één keer o m hulp gevraagd bij de deskundige). Criterium ‘Onvoldoende’ Deze criterium zal met de kleur rood worden verzameld. Er is sprake van een onvoldoende wanneer de respondent meer dan één fout heeft gemaakt per onderdeel (De respondent heeft twee attributen niet gebruikt of de respondent heeft niet binnen de aangegeven tijd gewerkt). Vragen: 16. Laat zien: Hoe maak je de wc schoon? 17. Laat zien: Hoe maak je een raam schoon?
66
Beginmeting: Module: Onderdeel: Aantal vragen: Tijdsduur:
Boenkampioen Beoordelingsformulier 5 15 minuten per vraag
Gegevens respondent: Naam respondent: ………………………………………………………………………………………. Leeftijd respondent: ………………………………………………………………………………………. Geslacht respondent: ………………………………………………………………………………………. 16. Laat zien: Hoe maak je de wc schoon? Respondent heeft de juiste attributen gebruikt Respondent heeft op de juiste volgorde gewerkt Respondent heeft binnen de aangegeven tijd de opdracht uitgevoerd Respondent heeft de attributen weer netjes op geborgd Respondent heeft op een zelfstandige manier de opdracht uitgevoerd Eisen
Groen
Geel
Rood
Groen
Geel
Rood
17. Laat zien: Hoe maak je een vloer schoon? Respondent heeft de juiste attributen gebruikt Respondent heeft op de juiste volgorde gewerkt Respondent heeft binnen de aangegeven tijd de opdracht uitgevoerd Respondent heeft de attributen weer netjes op geborgd Respondent heeft op een zelfstandige manier de opdracht uitgevoerd Eisen
67
Bijlage 7: Begin-en eindmeting module Brandmeester Hieronder vindt u het onderzoeksinstrument waarmee de module Brandmeester is onderzocht. Begin- en eindmeting module Brandmeester Voor u ligt de vragenlijst van de begin- en eindmeting van de module Brandmeester. Deze begin- en eindmeting bestaat uit 16 vragen die gerelateerd zijn aan de desbetreffende module. De vragen zijn gesplitst in drie onderdelen. ‘Meerkeuzevragen’, ‘open vragen’ en ‘praktische vragen’. Alle vragen afkomstig uit de begin- en eindmeting zullen worden afgenomen op mondelinge wijze, waarbij de vragen vertaald zullen worden naar het niveau van denken van de respondent. Bij de meerkeuzevragen zullen de respondenten door het maken van de correcte keuze, antwoord geven op de gestelde vraag. Bij de open vragen zullen de respondenten door middel van het juiste antwoord aan te wijzen, uit te kiezen of uit te leggen, antwoord geven op de gestelde vraag. Bij de praktische vragen zullen er op een willekeurige manier twee respondenten worden uitgekozen om een praktische opdracht uit te voeren. Eisen begin-en eindmeting
Alle benodigde attributen zullen aanwezig moeten zijn tijdens de begin- en eindmeting. Zonder de juiste attributen zal de begin-en eindmeting als ongedaan of als niet valide worden verklaard.
Het bijzijn van een deskundige is uitermate verplicht tijdens het uitvoeren van de meting. Dit in verband met de kenmerken van de doelgroep en de verschillende manieren van ondervragingen die naar voren komen bij de metingen.
De metingen zullen worden gesplitst in drie onderdelen. Het eerste onderdeel zijn de ‘meerkeuzevragen’. Deze zullen mondeling worden gesteld aan de respondenten. Het is van belang de vragen naar hun niveau van denken te vertalen. Alleen op deze manier zullen de respondenten de vragen begrijpen en dus de mogelijkheid krijgen om het correcte antwoord te geven. Elke vraag mag minimaal één en maximaal twee keer worden gesteld. Dit in verband met de kenmerken van de desbetreffende respondenten. Op het moment dat de respondent geen antwoord heeft gegeven op de tweede keer gestelde vraag, moet deze als een fout antwoord worden gerekend. Dit onderdeel duurt maximaal 15 minuten.
Onderdeel ‘open vragen’. Bij dit onderdeel zullen de respondenten moeten aanwijzen, uitkiezen en/of uitleggen het juiste antwoord. Elke vraag mag minimaal één en maximaal twee keer worden gesteld. Dit in verband met de kenmerken van de respondenten. Op het moment dat de respondent geen antwoord heeft gegeven op de tweede keer gestelde vraag, moet deze als een fout antwoord worden gerekend. De respondenten zullen 20 minuten de tijd krijgen om alle vragen te beantwoorden. De aanwezigheid van een deskundige is hierbij verplicht.
Onderdeel ‘praktische vragen’. Bij dit onderdeel zullen er op een willekeurige manier twee respondenten worden uitgekozen om op een praktische manier een opdracht uit te voeren. Deze vragen zullen net zoals de open vragen, op een mondelinge wijze worden gesteld. Per respondent zullen er twee vragen worden behandeld. De aanwezigheid van een deskundige is hierbij uitermate belangrijk. De deskundige zal de vragen op de juiste wijze stellen aan de 68
desbetreffende respondent. De onderzoeker zal de gegeven antwoorden van de desbetreffende respondent aan de hand van een beoordelingsformulier verzamelen. Elke vraag mag minimaal één keer en maximaal twee keer worden gesteld. Dit in verband met de kenmerken van de respondenten. De respondenten zullen 20 minuten de tijd krijgen om de vragen te beantwoorden.
69
Begin- en eindmeting: Module: Onderdeel: Aantal vragen: Tijdsduur:
Brandmeester Meerkeuzevragen 9 15 minuten
Gegevens respondent: Naam respondent: Leeftijd respondent: Geslacht respondent: Woonplaats: Woonsituatie:
………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………
Kruis het juiste antwoord aan. 1.Wat vind je van leren omgaan met vuur in je woning? Onbelangrijk Een beetje belangrijk Belangrijk 2.Welke spullen zijn volgens jou brandbaar? ( zie plaatjes) Metaal Papier Glas Hout Kleding Steen 3.Wat is de top 5 van brandoorzaken in een woning? (zie plaatjes) Sigaretten 1 Kaarsen 2 Koken in de keuken 3 Televisie 4 Snoeren van lampen 5 4.Wat zou jij doen als er brand uitbreekt in je woning? Weggaan en het melden bij de begeleider. Het zelf proberen te blussen. Brandweer (112) bellen. 5.Op welke plek in het huis kun je een kaars plaatsen? In het raamkozijn? Op je nachtkastje? Op tafel? 6.Welke vluchtweg zou je nemen als er brand uitbreekt? (zie plaatjes)
70
Random weg Vluchtroute
7.Op welke plek in het huis moet je het meest oppassen met vuur? In de keuken In de badkamer In de woonkamer 8.Waar hoor je een brandalarm op te hangen? In de keuken In de gang van het huis 9.Waarom is het hebben van een kookwekker belangrijk? Om een lekkere maaltijd klaar te kunnen maken? Om te zorgen dat er geen brand ontstaat?
71
Beginmeting: Module: Onderdeel: Aantal vragen: Tijdsduur:
Brandmeester Open vragen 5 15 minuten
Gegevens respondent: Naam respondent: Leeftijd respondent: Geslacht respondent: Woonplaats: Woonsituatie:
………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………….
Wijs, kies uit en leg uit waarom. Bij dit onderdeel zal de respondent moeten aanwijzen, uitkiezen en/of op een mondelinge wijze moeten uitleggen welk antwoord het juiste is. De vragen zullen op een mondelinge wijze aan de desbetreffende respondent worden gesteld. De aanwezigheid van een deskundige is hierbij uitermate belangrijk. De deskundige zal de vragen op de juiste wijze stellen aan de desbetreffende respondent. De onderzoeker zal het gegeven antwoord van de respondent zo keurig mogelijk verzamelen. 10. Wijs de veilige kaarsenstandaard aan en leg uit waarom deze de juiste is. Kaarsenstandaard 1 kaarsenstandaard 2 Uitleg: Onderbouwend Niet onderbouwend 11. Wat betekent dit bord? (zie plaatje)
Uitleg/betekenis: Onderbouwend Niet onderbouwend
12. Welke stappen moet je volgen als het brandalarm afgaat? 1. Je portemonnee zoeken, je sleutels pakken en naar buiten rennen. 2. Je sleutels pakken, je huis uitlopen, deur dicht doen en bij de buren/begeleiding 112 bellen 3. Je portemonnee zoeken, je huis uitlopen en bij de buren/begeleiding 112 bellen 72
13. Wijs welke kaars niet goed staat en leg uit waarom. Kaars 1 Kaars 2 Uitleg: Onderbouwend Niet onderbouwend
14. Waarom is het gevaarlijk als je met een brandende kaars door het huis loopt? leg uit. Uitleg: Onderbouwend Niet onderbouwend
73
Beginmeting: Module: Onderdeel: Aantal vragen: Tijdsduur:
Brandmeester Praktische vragen 3 20 minuten
Gegevens respondent: Naam respondent: Leeftijd respondent: Geslacht respondent: Woonplaats: Woonsituatie:
………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………….
Per meting zullen twee willekeurige respondenten worden uitgekozen voor het uitvoeren van dit onderdeel. Per respondent zullen er twee vragen worden behandeld. De aanwezigheid van een deskundige is hierbij uitermate belangrijk. De deskundige zal de vragen op de juiste wijze stellen aan de desbetreffende respondent. De onderzoeker zal de gegeven antwoorden van de respondent aan de hand van een beoordelingsformulier verzamelen. Toelichting beoordelingsformulier Voor het verzamelen van de antwoorden van de respondenten zal er gebruikt worden gemaakt van drie verschillende beoordelingscriteria. De beoordelingscriteria zijn: ‘goed’, ‘voldoende’ en ‘onvoldoende’. Criterium ‘Goed’ Deze criterium zal met de kleur groen worden verzameld. Er is sprake van goed, wanneer de respondent volgens de norm de opdracht uitvoert. Als de respondent foutloos de opdracht uitvoert, zal deze als goed worden beschouwd. Criteria ‘Voldoende’ Deze criterium zal met de kleur geel worden verzameld. Er is sprake van een voldoende wanneer de respondent maar één fout per onderdeel heeft. (de respondent heeft één attribuut niet gebruikt, de respondent heeft één attribuut niet volgens de juiste wijze en/of volgorde gebruikt, de respondent heeft precies binnen de aangegeven tijd gewerkt of de respondent heeft één keer o m hulp gevraagd bij de deskundige). Criterium ‘Onvoldoende’ Deze criterium zal met de kleur rood worden verzameld. Er is sprake van een onvoldoende wanneer de respondent meer dan één fout heeft gemaakt per onderdeel. (De respondent heeft twee attributen niet gebruikt of de respondent heeft niet binnen de aangegeven tijd gewerkt).
74
Beginmeting: Module: Onderdeel: Aantal vragen: Tijdsduur:
Brandmeester Praktische vragen 2 20 minuten
Gegevens respondent: Naam respondent: Leeftijd respondent: Geslacht respondent: Woonplaats: Woonsituatie:
………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………….
15. Laat zien: Hoe hoor je om te gaan met kaarsen in je woning? Respondent heeft de juiste attributen gebruikt Respondent heeft op de juiste volgorde gewerkt Respondent heeft binnen de aangegeven tijd de opdracht uitgevoerd Respondent heeft de attributen weer netjes op geborgd Respondent heeft op een zelfstandige manier de opdracht uitgevoerd Eisen
Groen
Geel
Rood
Groen
Geel
Rood
16. Laat zien: Hoe hoor je een brandende pan te blussen? Respondent heeft de juiste attributen gebruikt Respondent heeft op de juiste volgorde gewerkt Respondent heeft binnen de aangegeven tijd de opdracht uitgevoerd Respondent heeft de attributen weer netjes op geborgd Respondent heeft op een zelfstandige manier de opdracht uitgevoerd Eisen
75
Bijlage 8: Resultaten Begin- en eindmeting module Boenkampioen In deze bijlage worden de onderzoeksresultaten afkomstig uit de begin-en eindmeting gepresenteerd. Zoals eerder in Hoofdstuk 3 ‘Methoden van onderzoek’ is vermeld, is de begin- en eindmeting bij 30 respondenten uitgevoerd. Om de resultaten zo duidelijk mogelijk te omschrijven is er gebruikt gemaakt van grafieken. In de gemaakte grafieken zijn zowel de resultaten van de beginals de eindmeting in verwerkt. Per vraag is er een grafiek gemaakt. Hieronder worden de onderzoeksresultaten nader toegelicht. Onderdeel: Meerkeuzevragen Bij dit onderdeel moest de respondent kiezen tussen drie antwoorden. Een van de drie antwoorden was de juiste. De aanwezigheid van een deskundige was uitermate belangrijk. De deskundige heeft de vragen aan de desbetreffende respondent gesteld. De onderzoeker heeft de antwoorden genoteerd. Vraag 1: Hoe belangrijk is het schoonhouden van je eigen woning?
14 12
12
12
6
4 BEGINMETING
EINDMETING
Onbelangrijk
Een beetje belangrijk
Belangrijk
In het bovenstaande grafiek wordt de ontwikkeling zichtbaar gemaakt omtrent het bewust worden van het belang van het hebben van een schoonhuis. Twaalf respondenten vonden voor aanvang van de module, het hebben van een schoonhuis onbelangrijk. De eindmeting laat zien dat de m eningen na de module te hebben afgerond, veranderd zijn. Daarnaast is te zien dat mensen na de module te hebben gevolgd, het hebben van een schoonhuis belangrijk zijn gaan vinden. Slechts vier respondenten blijven deze item onbelangrijk vinden.
76
Vraag 2: Kan je zonder hulp je badkamer schoonmaken?
21 18 12
9
BEGINMETING
EINDMETING
JA
NEE
Voor aanvang van de module Boenkampioen gaven eenentwintig respondenten aan hulp nodig te hebben bij het schoonmaken van een badkamer. Bij de eindmeting is dit aantal gereduceerd naar twaalf respondenten. Hierdoor kan worden geconcludeerd dat negen respondenten na de module Boenkampioen te hebben afgerond, zich wel in staat voelen deze item op een zelfstandige manier te kunnen uitvoeren. Twaalf respondenten geven na de module te hebben gevolgd aan nog steeds hul p nodig te hebben bij het realiseren van deze huishoudelijke taak.
Vraag 3: Kan je zonder hulp je woonkamer schoonmaken?
19
11
BEGINMETING
18
12
EINDMETING JA
NEE
Bij de beginmeting gaven negentien respondenten aan hulp nodig te hebben bij het schoonmaken van de woonkamer. Elf respondenten waren van mening deze huishoudelijk taak zelfstandig te kunnen uitvoeren. Bij de eindmeting zijn deze aantallen veranderd. achttien respondenten gaven na de module te hebben afgerond, wel in staat te zijn om deze item zelfstandig te kunnen uitvoeren. Slechts twaalf respondenten gaven na de module te hebben afgerond aan, nog steeds hulp nodig te hebben bij het uitvoeren van deze huishoudelijke taak.
77
Vraag 4: Hoe vaak moet het schoonhouden van je huis gedaan worden?
12 11
11
11
8 5
BEGINMETING
EINDMETING 1 x per dag
1 x per week
1 x per maand
Het bovenstaande grafiek laat zien dat er een vooruitgang is geboekt na de module te hebben afgerond. Opvallend hierop is de diversiteit in meningen omtrent het herhalen van de huishoudelijke taken. De diversiteit in meningen omtrent het herhalen hiervan kan in verband worden gebracht met het feit dan mensen met een VB het moeilijk vinden om met tijd om te gaan. Tijdens het stellen van deze vraag bij de eindemeting, werd er opgemerkt dat er een aantal niet per se wisten wat er precies gevraagd werd. Zij hebben op een willekeurige manier een keuze gemaakt. Bij de beginmeting waren er acht respondenten die deze vraag goed hadden. Bij de eindmeting was dit aantal toegenomen naar Twaalf. Achttien respondenten vinden na de module te hebben afgerond nog steeds moeilijk te bepalen wanneer huishoudelijke taken verricht moeten worden. Vraag 5: Wanneer komt het beter uit om je huis schoon te maken?
21
16
8 6
6 3
BEGINMETING
EINDMETING Vrije tijd
In de ochtend
Voor het slapen
Een groot deel van de respondenten wist deze vraag voor aanvang van de module Boenkampioen goed te beantwoorden. Bij de eindmeting is dit aantal toegenomen. Slechts negen respondenten weten na afloop van de module Boenkampioen nog steeds niet wanneer het beste is deze huishoudelijke taak uit te voeren. De positieve resultaten van zowel de begin- als de eindmeting kunnen in verband worden gebracht met het feit dat een aantal van de respondenten voor aanvang 78
van de module Boenkampioen, al huishoudelijke taken hebben uitgevoerd en dus vanuit eigen ervaring, deze vraag goed hebben beantwoord. Vraag 6: Weet jij waar papier thuis hoort?
13
13 11 9 8 6
BEGINMETING
EINDMETING Glasbak
Papierbak
Textielbak
Zowel de begin- als de eindmeting laten zien dat er een lage score is behaald bij deze vraag. Bij de beginmeting waren er zes respondenten die deze vraag goed hadden. Bij de eindmeting was dit aantal toegenomen naar acht. Tweeëntwintig respondenten weten na afloop van de module Boenkampioen nog steeds niet hun afval te scheiden. Mogelijk heeft dit te maken met de karakteristieken van de afvalbakken. De afvalbakken worden onderscheidt aan de hand van tekst. Een groot aantal respondenten hebben moeite met lezen, waardoor zij het verschil niet zien tussen de afvalbakken. Dit is mogelijk de reden van het onderzoeksresultaat. Vraag 7: Wat betekent dit plaatje?
18
12
12 9
6 3 BEGINMETING
EINDMETING
Schadelijk voor het milieu Absoluut niet doorslikken Dit mag niet in de buurt van vuur komen
79
De variëteit in de gegeven antwoorden bij de beginmeting laat zien dat de respondenten voor aanvang aan de module Boenkampioen, niet wisten wat dit plaatje precies inhield. Bij de eindmeting is te zien dat er een aantal respondenten van mening is veranderd. Achttien respondenten weten na afloop van de module wel wat het desbetreffende plaatje betekent. Slechts twaalf respondenten weten na afloop van de module nog steeds niet wat het plaatje inhoudt. Vraag 8: Hoe lang ben je bezig met het schoonmaken van je badkamer?
16 12 9
8
9
6
BEGINMETING
EINDMETING 2 minuten
15 minuten
60 minuten
Bij de beginmeting is te zien dat zestien respondenten aangeven 60 minuten de tijd nodig hebben om een badkamer schoon te kunnen maken. Tijdens de module Boenkampioen werd de nadruk gelegd op 15 minuten. Bij de eindmeting is alsnog te zien dat 60 minuten het meest gekozen antwoord is. Er is een vooruitgang geboekt. Toch worden deze behaalde resultaten als laag beschouwd. Deze lage score kan worden geassocieerd met de volgende punten: Punt 1:
De respondenten vinden het moeilijk om met tijd om te gaan. Zij hebben in deze context geen tijdsbesef. De oefeningen omtrent deze taak verduidelijken de beperking van de doelgroep.
Punt 2:
Zij zijn bewust van het feit dat ze meer tijd nodig hebben voor het realiseren van deze taak. De gekozen antwoord was opzettelijk.
80
Vraag 9: Piet heeft vandaag zijn kamer gestofzuigd. Wanneer moet hij dat weer gaan doen?
13
13
10 9 8
7
BEGINMETING
EINDMETING Morgen
volgende week
volgende maand
De resultaten laten zien dat er een duidelijk verschuiving plaats heeft gevonden tussen de item ‘morgen’ en de item ‘volgende maand’. Opvallend hierin is de item volgende week. Deze is bij zowel de begin- als de eindmeting bij hetzelfde aantal gebleven. Aan de hand hiervan kan worden geconcludeerd dat na de module Boenkampioen te hebben gevolgd, de respondenten nog steeds lastig vinden om te weten wanneer de taak ‘stofzuigen’ plaats moet vinden. Vraag 10: Piet heeft vandaag zijn badkamer schoongemaakt. Wanneer moet hij dat weer gaan doen?
15 12
9
9
9 6
BEGINMETING
EINDMETING morgen
volgende week
volgende maand
De resultaten afkomstig uit de begin- en eindmeting laten zien dat er verschuiving plaats heeft gevonden bij de item ‘volgende week’ en de item ‘volgende maand’. De item volgende week is bij de eindmeting toegenomen naar vijftien. Toch kan worden geconcludeerd dat de respondenten, zoals bij vraag 9 het geval was, nogal moeite hebben om te weten wanneer deze huishoudelijke taak daadwerkelijk uitgevoerd moet worden.
81
Onderdeel: Open vragen Bij dit onderdeel moest de respondent uit acht attributen, de belangrijkste vier aanwijzen. De vragen zijn op een mondelinge wijze aan de desbetreffende respondent gesteld. De aanwezigheid van een deskundige was hierbij uitermate belangrijk. De deskundige heeft de vragen op de juiste wijze gesteld aan de desbetreffende respondent. De onderzoeker heeft het gegeven antwoord van de respondent zo keurig mogelijk op papier genoteerd. Vraag 11: Wijs aan: Welke spullen denk je nodig te hebben om je vloer schoon te maken?
24
21 19
18
15 13
13
11
BEGINMETING
EINDMETING Emmer
Allesreiniger
Dweil
Stofzuiger
De resultaten afkomstig uit de begin- en eindmeting laten zien dat er een vooruitgang is geboekt omtrent het weten welke schoonmaakmiddelen daadwerkelijk noodzakelijk zijn om een vloer schoon te kunnen maken. De eindmeting laat zien dat alle items zijn toegenomen. Hierdoor kan worden geconcludeerd dat het volgen van de module Boenkampioen, de respondenten hebben geholpen bij het weten welke specifieke schoonmaakproducten gebruikt moeten worden bij het schoonmaken van een vloer. Vraag 12: Wijs aan: welke spullen denk je nodig te hebben voor het schoonmaken van je wc?
21 17
16
18 15
13
13
BEGINMETING
12
EINDMETING Wc reiniger
Emmer
Schuurspons
82
Toiletborstel
De resultaten afkomstig uit de begin-en eindmeting laten zien dat er een vooruitgang is geboekt omtrent het weten welke spullen nodig zijn bij het schoonmaken van een wc. De aantallen zijn bij alle items toegenomen. De item ‘toiletborstel’ is bij de eindmeting toegenomen maar het gemiddelde hiervan zegt dat tien respondenten na de cursus te hebben gevolgd, nog steeds deze niet gebruiken bij het schoonmaken van de wc. Uit de eindmeting kan worden geconcludeerd dat de item ‘toiletborstel’ niet voldoende heeft gescoord. Vraag 13: Wijs aan: Welke spullen denk je nodig te hebben voor het schoonmaken van je badkamer?
22 20 16
16
15
5
14
6
BEGINMETING
EINDMETING Schuurmiddel
Spons
glasreiniger
Doek
De resultaten afkomstig uit de begin-en eindmeting laten zien dat de item ‘schuurmiddel’ en de item ‘spons’, de meest gekozen schoonmaakspullen zijn. Bij de eindmeting zijn deze aantallen toegenomen. De score van de item ‘glasreiniger’ en de item ‘doek’ waren bij de beginmeting laag. Bij de eindmeting is duidelijk te zien dat de score van de net genoemde items met meer dan de helft zijn toegenomen. De resultaten afkomstig uit de eindmeting laten alsnog zien dat de item ‘glasreiniger’ en de item ‘doek’ laag scoren. Meer dan de helft van de respondenten weten na de module te hebben afgerond nog steeds niet dat deze twee items gebruikt moeten worden bij het schoonmaken van een badkamer. Vraag 14: Welke spullen denk je nodig te hebben om je ramen te zemen?
17
16
18
17
14 11
10
BEGINMETING
11
EINDMETING Emmer
Spons
Glasreiniger
Wisser
Uit de resultaten afkomstig uit de begin- en eindmeting is te zien dat de respondenten na het volgen van de module Boenkampioen, steeds beter weten welke spullen daadwerkelijk gebruikt moeten worden bij het zemen van een raam. Opvallend hierin is de item ‘emmer’ de score van deze item is 83
zowel bij de begin-als de eindmeting hetzelfde gebleven. Slechts elf respondenten hebben deze item gekozen. De score hiervan blijft na de cursus te hebben gevolgd laag. Vraag 15 Wijs aan: Welke spullen denk je nodig te hebben om af te wassen?
27
25
25
21
21 18 13
6 BEGINMETING
EINDMETING Afwasmiddel
Awasborstel
Theedoek
Schuurspons
De resultaten afkomstig uit de begin- en eindmeting laten zien dat de respondenten voor aanvang van de module Boenkampioen al veel wisten omtrent de taak afwassen. Dit blijkt uit het gemiddelde score van de beginmeting. Bij de eindmeting zijn deze aantallen toegenomen. Slechts drie respondenten weten na de module te hebben gevolgd nog steeds niet dat de item ‘afwasborstel’ gebruikt moet worden bij het afwassen. De item ‘schuurpons’ heeft bij de beginmeting een score van zes. Bij de eindmeting is dit aantal toegenomen naar achttien. De resultaten van zowel de begin- als de eindmeting tonen aan dat de respondenten bij de meeste gevallen wel weten welke spullen er nodig zijn bij de taak afwassen. Mogelijk heeft dit te maken met het feit dat er een groot aantal van de respondenten al eerder hebben af gewassen.
84
Onderdeel: Praktische vragen Per meting zijn twee willekeurige respondenten uitgekozen voor het uitvoeren van dit onderdeel. De aanwezigheid van een deskundige was hierbij uitermate belangrijk. De deskundige heeft de vragen op de juiste wijze gesteld aan de desbetreffende respondent. De onderzoeker heeft de gegeven antwoorden van de respondent aan de hand van een beoordelingsformulier v erzameld. Hieronder worden de resultaten van zowel de begin- als de eindmeting gepresenteerd. De onderzoeksresultaten van dit onderdeel zijn aan de hand van een beoordelingsformulier beschreven. Toelichting beoordelingsformulier Voor het verzamelen van de antwoorden van de respondenten is er gebruikt gemaakt van drie verschillende beoordelingscriteria. De beoordelingscriteria zijn: ‘goed’, ‘voldoende’ en ‘onvoldoende’. Criterium ‘Goed’ = 20 punten Deze criterium is met de kleur groen verzameld. Er is sprake van goed, wanneer de respondent volgens de norm de opdracht uitvoert. Als de respondent foutloos de opdracht uitvoert, zal deze als goed worden beschouwd. Voor elk antwoord dat met de kleur groen is uitgevoerd, zal de respondent 20 punten voor krijgen. Criteria ‘Voldoende’ = 10 punten Deze criterium is met de kleur geel verzameld. Er is sprake van een voldoende wanneer de respondent maar één fout per onderdeel heeft. (de respondent heeft één attribuut niet gebruikt, de respondent heeft één attribuut niet volgens de juiste wijze en/of volgorde gebruikt, de respondent heeft precies binnen de aangegeven tijd gewerkt of de respondent heeft één keer o m hulp gevraagd bij de deskundige). Voor elk antwoord dat met de kleur geel is uitgevoerd, zal de respondent 10 punten voor krijgen. Criterium ‘Onvoldoende’ = 0 punten Deze criterium is met de kleur rood verzameld. Er is sprake van een onvoldoende wanneer de respondent meer dan één fout heeft gemaakt per onderdeel. (De respondent heeft twee attributen niet gebruikt of de respondent heeft niet binnen de aangege ven tijd gewerkt). Voor elk antwoord dat met de kleur rood is uitgevoerd, zal de respondent 0 punten voor krijgen. Opsomming punten ≥ 60 punten = onvoldoende ≤ 60 punten = voldoende
85
Vraag: Laat zien: Hoe maak je de wc schoon? Resultaten respondent 1: Beginmeting
Groen
Geel
Rood
Respondent heeft de juiste attributen gebruikt Respondent heeft op de juiste volgorde gewerkt Respondent heeft binnen de aangegeven tijd de opdracht uitgevoerd Respondent heeft de attributen weer netjes op geborgd Respondent heeft op een zelfstandige manier de opdracht uitgevoerd
De beginmeting laat zien dat respondent 1 bij twee aspecten van de vijf een ‘voldoende’ heeft gescoord. Bij de resterende aspecten heeft respondent 1 een ‘onvoldoende’ gescoord. Gezien de resultaten van de beginmeting kan worden geconcludeerd dat de respondent voor aanvang van de module Boenkampioen niet in staat is om een wc op een zelfstandige manier schoon te kunnen maken. Behaalde respondent 1: 20 punten= onvoldoende Resultaten respondent 1: Eindmeting
Groen
Geel
Rood
Respondent heeft de juiste attributen gebruikt Respondent heeft op de juiste volgorde gewerkt Respondent heeft binnen de aangegeven tijd de opdracht uitgevoerd Respondent heeft de attributen weer netjes op geborgd Respondent heeft op een zelfstandige manier de opdracht uitgevoerd
De resultaten afkomstig uit de eindmeting laten zien dat de respondent 1 een belangrijk ontwikkeling heeft doorgemaakt omtrent het schoonmaken van een wc. De respondent heeft vier van de vijf aspecten met een ‘goed’ afgerond. Bij het vijfde aspect heeft respondent 1 een ‘voldoende’ behaald. Uit de resultaten van de eindmeting kan worden geconcludeerd dat respondent 1 na aanvang van de module Boenkampioen wel in staat is om op een zelfstandige manier een wc schoon te kunnen maken. Behaalde punten respondent 1: 90 punten = voldoende
86
Resultaten respondent 2: Beginmeting
Groen
Geel
Rood
Respondent heeft de juiste attributen gebruikt Respondent heeft op de juiste volgorde gewerkt Respondent heeft binnen de aangegeven tijd de opdracht uitgevoerd Respondent heeft de attributen weer netjes op geborgd Respondent heeft op een zelfstandige manier de opdracht uitgevoerd
De beginmeting laat zien dat respondent 2 bij vier aspecten van de vijf een ‘voldoende heeft gescoord en een aspect met een onvoldoende heeft uitgevoerd. Gezien de resultaten van de beginmeting kan worden geconcludeerd dat respondent 2 voor aanvang van de module Boenkampioen niet in staat is om een wc op zelfstandige manier schoon te kunnen maken. Behaalde punten respondent 2: 40 punten= onvoldoende Resultaten respondent 2: Eindmeting
Groen
Geel
Rood
Respondent heeft de juiste attributen gebruikt Respondent heeft op de juiste volgorde gewerkt Respondent heeft binnen de aangegeven tijd de opdracht uitgevoerd Respondent heeft de attributen weer netjes op geborgd Respondent heeft op een zelfstandige manier de opdracht uitgevoerd
De resultaten afkomstig uit de eindmeting laten zien dat respondent 2 een belangrijk ontwikkeling heeft doorgemaakt omtrent het schoonmaken van een wc. De respondent heeft drie aspecten van de vijf met een ‘goed’ uitgevoerd en twee aspecten met een voldoende uitgevoerd. Uit de resultaten van de eindmeting kan worden geconcludeerd dat respondent 2 na de module Boenkampioen te hebben afgerond, wel in staat is een wc op een zelfstandige manier te kunnen schoonmaken. Behaalde punten respondent 2: 80 punten= voldoende
87
Vraag: Laat zien: Hoe maak je een vloer schoon? Resultaten respondent 1: Beginmeting
Groen
Geel
Rood
Respondent heeft de juiste attributen gebruikt Respondent heeft op de juiste volgorde gewerkt Respondent heeft binnen de aangegeven tijd de opdracht uitgevoerd Respondent heeft de attributen weer netjes op geborgd Respondent heeft op een zelfstandige manier de opdracht uitgevoerd
Respondent 1 heeft bij deze vraag twee van de vijf aspecten met een ‘voldoende’ uitgevoerd. Bij de resterende aspecten heeft respondent 1 een ‘onvoldoende’ behaald. Gezien de behaalde resultaten van de desbetreffende respondent, kan worden geconcludeerd dat respondent 1 voor aanvang van de module Boenkampioen niet in staat was deze taak op een zelfstandige manier uit te kunnen voeren. Behaalde punten respondent 1: 20 punten= onvoldoende Resultaten respondent 1: Eindmeting
Groen
Geel
Rood
Respondent heeft de juiste attributen gebruikt Respondent heeft op de juiste volgorde gewerkt Respondent heeft binnen de aangegeven tijd de opdracht uitgevoerd Respondent heeft de attributen weer netjes op geborgd Respondent heeft op een zelfstandige manier de opdracht uitgevoerd
De eindmeting laat zien dat de respondent 1 een significante groei heeft gemaakt na de module Boenkampioen te hebben gevolgd. Respondent 1 heeft drie van de vijf aspecten met een ‘voldoende’ afgerond en twee met een ‘goed’. Uit deze resultaten kan worden geconcludeerd dat respondent 1een na de module Boenkampioen te hebben afgerond, beter in staat is deze huishoudelijke taak te verrichten. Behaalde punten respondent 1: 70 punten= voldoende
88
Resultaten respondent 2: Beginmeting
Groen
Geel
Rood
Respondent heeft de juiste attributen gebruikt Respondent heeft op de juiste volgorde gewerkt Respondent heeft binnen de aangegeven tijd de opdracht uitgevoerd Respondent heeft de attributen weer netjes op geborgd Respondent heeft op een zelfstandige manier de opdracht uitgevoerd
De resultaten uit de beginmeting laten zien dat respondent 2, twee van de vijf aspecten met een voldoende heeft uitgevoerd en drie aspecten met een onvoldoende heeft afgerond. Uit de behaalde resultaten blijkt deze huishoudelijke taak nogal lastig voor deze respondent. Respondent 2 is voor aanvang van de module Boenkampioen nog niet in staat om een vloer op een zelfstandige manier te kunnen schoonmaken. Behaalde punten respondent 2: 20 punten = onvoldoende Resultaten respondent 2: Beginmeting
Groen
Geel
Rood
Respondent heeft de juiste attributen gebruikt Respondent heeft op de juiste volgorde gewerkt Respondent heeft binnen de aangegeven tijd de opdracht uitgevoerd Respondent heeft de attributen weer netjes op geborgd Respondent heeft op een zelfstandige manier de opdracht uitgevoerd
De resultaten uit de eindmeting laten zien dat respondent 2, drie van de vijf aspecten met een voldoende heeft uitgevoerd, een aspect met een goed heeft afgerond en een aspect met een onvoldoende heeft behaald. Gezien de behaalde resultaten kan worden geconcludeerd dat respondent 2 na de module Boenkampioen te hebben afgerond, nog steeds niet in staat is deze huishoudelijk taak op een zelfstandige manier te kunnen uitvoeren. Behaalde punten respondent 2: 50 punten= onvoldoende
89
Bijlage 9: Resultaten begin-en eindmeting module Brandmeester In deze bijlage worden de onderzoeksresultaten afkomstig uit de begin-en eindmeting van de module Brandmeester gepresenteerd. Zoals eerder in Hoofdstuk 3 ‘Methoden van onderzoek’ is vermeld, is de begin- en eindmeting bij 19 respondenten uitgevoerd. Om de resultaten zo duidelijk mo gelijk te omschrijven is er gebruikt gemaakt van grafieken. In de gemaakte grafieken zijn zowel de resultaten van de begin- als de eindmeting in verwerkt. Per vraag is er een grafiek gemaakt. Hieronder worden de onderzoeksresultaten nader toegelicht. Onderdeel: Meerkeuzevragen Bij dit onderdeel moest de respondent twee verschillende opdrachten uitvoeren. Opdracht een, was het kiezen van het juiste antwoord uit de verschillende gegeven opties. Opdracht twee, was de verschillende gegeven opties op de juiste volgorde zetten. De aanwezigheid van een deskundige was uitermate belangrijk. De deskundige heeft de vragen aan de desbetreffende respondent gesteld. De onderzoeker heeft de antwoorden genoteerd. Vraag 1: Wat vind je van leren omgaan met vuur in je woning?
12 10
10
10
9 7
BEGINMETING
EINDMETING Onbelangrijk
Een beetje belangrijk
Belangrijk
In het bovenstaande grafiek wordt de ontwikkeling zichtbaar gemaakt omtrent het bewust worden van het belang van het leren omgaan met vuur in de woning. Bij de beginmeting waren er negen respondenten die deze vaardigheden onbelangrijk vonden, tien respondenten die deze vaardigheden een beetje belangrijk vonden en tien respondenten die deze vaardigheden als belangrijk beschouwden. De eindmeting laat een verandering zien in de meningen van de respondenten na aanvang van de module Brandmeester. Slechts zeven respondenten blijven deze vaardigheden onbelangrijk vinden, tien respondenten blijven deze vaardigheden een beetje belangrijk vinden en twaalf respondenten vinden het leren omgaan met vuur in de woning belangrijk.
90
Vraag 2: Welke spullen zijn volgens jou brandbaar? ( zie plaatjes)
25
19
18 16 13 13
12
10 7
7
6 4
BEGINMETING
EINDMETING Metaal
Papier
Glas
Hout
Kleding
Steen
De onderzoeksresultaten laten zien dat de respondenten na de module Brandmeester te hebben gevolgd, beter brandbare en niet brandbare materialen kunnen herkennen. De beginmeting laat zien dat de respondenten vaak genoeg niet wisten of bepaalde materialen wel of niet brandbaar waren. De eindmeting laat duidelijk een ontwikkeling zien omtrent het herkennen van brandbare materialen. Vraag 3: Wat is de top 5 van brandoorzaken in een woning? (zie plaatjes)
21
18 16
13 10
9
9
12 10
4
BEGINMETING Sigaretten 1
EINDMETING Kaarsen 2
koken in de keuken 3
Televisie 4
Snoeren van lampen 5
Het bovenstaande grafiek is gebaseerd op het aantal goede antwoorden die gegeven zijn bij zowel de begin- als de eindmeting. Aan de onderzoeksresultaten is te zien dat de respondenten na de module Brandmeester te hebben afgerond, beter hebben gescoord. Hierdoor kan worden geco ncludeerd dat
91
de module Brandmeester een bijdrage heeft geleverd aan het weten welke brandoorzaken het meest voorkomen in een woning. Vraag 4: Wat zou jij doen als er brand uitbreekt in je woning?
19
15
9
8 5 2
BEGINMETING
EINDMETING
weggaan en het melden bij de begeleider
het zelf proberen te blussen
brandweer (112) bellen
De onderzoeksresultaten laten zien dat er vooruitgang is geboekt omtrent het weten welke handelingen verricht moeten worden indien brand ontstaat in een woning. Alle gegeven opties zijn goed, maar gezien de beperkingen van de respondenten, worden zij getraind om bepaalde handelingen te doen en bepaalde handelingen buiten beschouwing te laten. De handeling die zij moeten verrichten indien zij op zo een situatie terecht komen is optie 1. Bij de beginme ting waren er negen respondenten die deze vraag goed hadden. Bij de eindmeting is te zien dat dit aantal toegenomen is naar negentien. Hierdoor kan worden geconcludeerd dat de module Brandmeester een bijdrage heeft geleverd aan de respondent, omtrent het weten welke handelingen daadwerkelijk verricht moeten worden op zo een moment.
92
Vraag 5: Op welke plek in het huis kun je een kaars plaatsen?
26
17
8 4
0
BEGINMETING
3 EINDMETING
In het raamkozijn
op jenachtkastje
Op tafel
De onderzoeksresultaten laten zien dat de meeste respondenten wel weten waar een kaars geplaats moet worden in een woning. Bij de beginmeting is te zien dat de meerderheid van de respondenten deze vraag goed hadden. De eindmeting laat zien dat het aantal goede antwoorden toegenomen zijn. Gezien de resultaten kan worden geconcludeerd dat slechts drie respondenten nog steeds niet weten waar een kaars geplaats moet worden in een woning. zesentwintig respondenten weten na de module te hebben afgerond wel waar een kaars geplaats moet worden. Vraag 6: Welke vluchtweg zou je nemen als er brand uitbreekt? (zie plaatjes)
23
17
12
6
BEGINMETING
EINDMETING random weg
vluchtroute
93
De onderzoeksresultaten laten zien dat de meerderheid van de respondenten deze vraag voor aanvang van de module Brandmeester goed hadden. De eindmeting laat zien dat het aantal goede antwoorden toegenomen zijn. drieëntwintig van de negenentwintig respondenten weten welke route er genomen moet worden indien er brand ontstaat in een gebouw. Gezien het aantal goede antwoorden afkomstig uit de beginmeting en het aantal goede antwoorden afkomstig uit de eindmeting, kan worden geconcludeerd dat de module Brandmeester vier respondenten geholpen heeft bij het weten welke vluchtroute er genomen moet worden indien zij op zon een situatie terecht komen. Slechts zes van de negenentwintig respondenten weten nog steeds niet welke route er genomen moet worden indien er brand uitbreekt in een gebouw. Vraag 7: Op welke plek in het huis moet je het meest oppassen met vuur?
23
18
11 6 0
0
BEGINMETING
EINDMETING In de keuken
In de badkamer
In de woonkamer
De onderzoeksresultaten van zowel de begin- als de eindmeting laten zien dat de respondenten beseffen dat er op twee plekken in het huis het meeste brandoorzaken plaats vinden. Optie 2 ‘in de badkamer’ is bij zowel de begin- als de eindmeting niet gekozen door de respondenten. Bij de beginmeting gaven achttien respondenten aan, de keuken als de meest gevaarlijke plek als het gaat om omgaan met vuur. Bij de eindmeting is dit aantal toegenomen naar drieëntwintig. Gezien de resultaten afkomstig uit de eindmeting kan worden geconcludeerd dat de module Brandmeester een bijdrage heeft geleverd bij drie respondenten omtrent het weten op welke plek in een woning het meest moet oppassen met vuur. Slechts zes respondenten weten na de module Brandmeester te hebben afgerond nog niet op welke plek in een huis het meest moet oppassen met vuur.
94
Vraag 8: Waar hoor je een brandalarm op te hangen?
22
15
14
7
BEGINMETING
EINDMETING
In de keuken
In de gang van het huis
De onderzoeksresultaten afkomstig uit de begin- en eindmeting laten zien dat de meerderheid van de respondenten voor aanvang van de module Brandmeester deze vraag goed hadden. Bij de beginmeting waren er vijftien respondenten die deze vraag goed hadden. Bij de eindmeting is dit aantal toegenomen naar tweeëntwintig. Gezien de resultaten van de eindmeting kan worden geconcludeerd dat de module Brandmeester een bijdrage heeft geleverd aan vier respondenten omtrent het weten waar een brandalarm gehangen moet worden. Slechts zeven respondenten weten na de module te hebben afgerond nog steeds niet waar een brandalarm geplaats moet worden. Vraag 9: Waarom is het hebben van een kookwekker belangrijk?
16
16 13
BEGINMETING
13
EINDMETING
Om een lekker maaltijd klaar te kunnen maken
Om te zorgen dat er geen brand ontstaat
De onderzoeksresultaten laten zien dat er vooruitgang is geboekt omtrent het weten om welke reden een kookwekker van belang is bij het koken. Bij de beginmeting waren er dertien respondenten die deze vraag goed hadden. Bij de eindmeting was dit aantal toegenomen naar zestien. Slechts dertien respondenten weten na de module te hebben gevolgd nog steeds niet waarom het van belang is een kookwekker te gebruiken bij het koken. 95
Vraag 10: Welke stappen moet je volgen als het brandalarm afgaat?
14 12 11 10 7 4
BEGINMETING
EINDMETING
Je portamonee zoeken, je sleutels pakken en naar buiten rennen
Je sleutels pakken, je huis uitlopen, deur dicht doen en bij de buren/begeleiding melden Je portamonee zoeken, je huis uitlopen en bij de buren/begeleiding melden
De onderzoeksresultaten laten zien dat er door de module heen een groei is gemaakt omtrent het weten welke stappen er gerealiseerd moeten worden indien het brandalarm afgaat in hun woning. Bij de beginmeting waren er zeven respondenten die deze vraag goed hadden. Bij de eindmeting wat dit aantal toegenomen naar vierteen. Vijftien respondenten weten na de module te hebben afgerond nog steeds niet welken handelingen verrichten moeten worden indien het brandalarm afgaat in hun woning.
96
Onderdeel: Open vragen Bij dit onderdeel moest de respondent aanwijzen, uitkiezen en/of op een mondelinge wijze moeten uitleggen welk antwoord het juiste was. De vragen zijn op een mondelinge wijze aan de desbetreffende respondent gesteld. De aanwezigheid van een deskundige was hierbij uitermate belangrijk. De deskundige heeft de vragen op de juiste wijze aan de desbetreffende respondent gesteld. De onderzoeker heeft het gegeven antwoord van de respondent zo keurig mogelijk verzameld. Vraag 11: Wijs de veilige kaarsenstandaard aan en leg uit waarom deze de juiste is.
23
18 14 11 7
BEGINMETING
7
EINDMETING Kaarsenstandaard 1
ONDERBOUWEND BEGINMETING Kaarsenstandaard 2
ONDERBOUWEND EINDMETING
Column1
Bij deze vraag worden niet alleen het aantal goede en slechte antwoorden zichtbaar, maar ook het aantal goede onderbouwingen. Bij de beginmeting is te zien dat achttien respondenten deze vraag goed hadden. Slechts zeven respondenten hebben hun keuze goed onderbouwd. Bij de eindmeting is te zien dat het aantal goede antwoorden toegenomen is naar drieëntwintig en het aantal goede onderbouwingen naar vierteen. Uit de resultaten uit de eindmeting kan worden geconcludeerd dat de module Brandmeester een bijdrage heeft geleverd aan het bepalen van een veilige kaarsenstandaard. Slechts zeven respondenten weten na de module te hebben afgerond nog steeds niet aan welke eisen een veilige kaarsenstandaard aan moet voldoen.
97
Vraag 12: Wat betekent dit bord? (zie plaatje)
18
14
15
11
BEGINMETING
EINDMETING Onderbouwend
Niet onderbouwend
Uit de onderzoeksresultaten is te zien dat er een groei is gemaakt omtrent het weten van de betekenis van een vluchtroute bord. De beginmeting laat zien dat elf respondenten voor aanvang van de module Brandmeester de betekenis van een vluchtroute bord wisten. Achttien respondenten wisten voor aanvang van de module Brandmeester niet wat een vluchtroute bord betekende. Bij de eindmeting is het aantal goede antwoorden toegenomen naar vierteen. Vijftien respondenten weten na de module te hebben afgerond nog steeds niet wat een vluchtroute bord betekent. Vraag 13: Wijs welke kaars niet goed staat en leg uit waarom.
26 23
22
22
ONDERBOUWEND BEGINMETING
ONDERBOUWEND EINDMETING
7 3 BEGINMETING
EINDMETING
Kaars 1
Kaars 2
98
De onderzoeksresultaten laten zien dat de meerderheid van de respondenten voor aanvang van de module Brandmeester deze vraag goed hadden. Bij de beginmeting waren er drieëntwintig respondenten die deze vraag goed hadden en tweeëntwintig respondenten die hun gekozen antwoord goed hadden onderbouwd. Bij de eindmeting was het aantal goede antwoorden toegenomen naar zesentwintig. Het aantal goede onderbouwingen is bij de eindmeting hetzelfde gebleven. tweeëntwintig respondenten hebben bij de eindmeting hun gekozen antwoord goed onderbouwd. Slechts drie respondenten weten na de module te hebben afgerond nog steeds niet waar zij moeten opletten bij het plaatsen van een kaars in een kaarsenstandaard. Vier respondenten hadden deze vraag goed maar wisten hun antwoord niet goed te onderbouwen. Vraag 14: Waarom is het gevaarlijk als je met een brandende kaars door het huis loopt? leg uit.
18 16
13 11
BEGINMETING
EINDMETING Onderbouwend
Niet onderbouwend
De onderzoeksresultaten laten zien dat er groei is gemaakt omtrent het weten waarom het gevaarlijk is om met een brandende kaars door de woning te lopen. Bij de beginmeting waren er elf respondenten die deze vraag goed hadden onderbouwd. Bij de eindmeting was dit aantal toegenomen naar zestien. Dertien respondenten weten na de module te hebben afgerond nog steeds niet waarom het gevaarlijk kan zijn om met een brandende kaars door de woning te lopen.
99
Onderdeel: Praktische vragen Per meting zijn twee willekeurige respondenten uitgekozen voor het uitvoe ren van dit onderdeel. De aanwezigheid van een deskundige was hierbij uitermate belangrijk. De deskundige heeft de vragen op de juiste wijze gesteld aan de desbetreffende respondent. De onderzoeker heeft de gegeven antwoorden van de respondent aan de hand van een beoordelingsformulier verzameld. Hieronder worden de resultaten van zowel de begin- als de eindmeting gepresenteerd. De onderzoeksresultaten van dit onderdeel zijn aan de hand van een beoordelingsformulier beschreven. Toelichting beoordelingsformulier Voor het verzamelen van de antwoorden van de respondenten is er gebruikt gemaakt van drie verschillende beoordelingscriteria. De beoordelingscriteria zijn: ‘goed’, ‘voldoende’ en ‘onvoldoende’. Criterium ‘Goed’ Deze criterium is met de kleur groen verzameld. Er is sprake van goed, wanneer de respondent volgens de norm de opdracht uitvoert. Als de respondent foutloos de opdracht uitvoert, zal deze als goed worden beschouwd. Voor elk antwoord dat met de kleur geel is uitgevoerd, zal de respondent 20 punten voor krijgen. Criteria ‘Voldoende’ Deze criterium is met de kleur geel verzameld. Er is sprake van een voldoende wanneer de respondent maar één fout per onderdeel heeft. (de respondent heeft één attribuut niet gebruikt, de respondent heeft één attribuut niet volgens de juiste wijze en/of volgorde gebruikt, de respondent heeft precies binnen de aangegeven tijd gewerkt of de respondent heeft één keer o m hulp gevraagd bij de deskundige). Voor elk antwoord dat met de kleur geel is uitgevoerd, zal de respondent 10 punten voor krijgen. Criterium ‘Onvoldoende’ Deze criterium is met de kleur rood verzameld. Er is sprake van een onvoldoende wanneer de respondent meer dan één fout heeft gemaakt per onderdeel. (De respondent heeft twee attributen niet gebruikt of de respondent heeft niet binnen de aangegeven tijd gewerkt). Voor elk antwoord dat met de kleur geel is uitgevoerd, zal de respondent 0 punten voor krijgen. Opsomming punten ≥ 60 punten = onvoldoende ≤ 60 punten = voldoende
100
Vraag: Laat zien: Hoe hoor je om te gaan met kaarsen in je woning? Resultaten respondent 1: Beginmeting
Groen
Geel
Rood
Respondent heeft de juiste attributen gebruikt Respondent heeft op de juiste volgorde gewerkt Respondent heeft binnen de aangegeven tijd de opdracht uitgevoerd Respondent heeft de attributen weer netjes op geborgd Respondent heeft op een zelfstandige manier de opdracht uitgevoerd
De respondent heeft bij deze vraag drie van de vijf aspecten met een ‘goed’ uitgevoerd, een aspect met een ‘onvoldoende’ afgerond en een aspect met een ‘voldoende’ behaald. Voor aanvang van de module Brandmeester wist deze respondent goed om te gaan met kaarsen in een woning. Behaalde punten respondent 1: 70 punten = voldoende Resultaten respondent 1: Eindmeting
Groen
Geel
Rood
Respondent heeft de juiste attributen gebruikt Respondent heeft op de juiste volgorde gewerkt Respondent heeft binnen de aangegeven tijd de opdracht uitgevoerd Respondent heeft de attributen weer netjes op geborgd Respondent heeft op een zelfstandige manier de opdracht uitgevoerd
De respondent heeft bij eindmeting alle aspecten verbeterd. Vier van de vijf aspecten heeft hij met een ‘goed’ uitgevoerd en een aspect heeft hij met een ‘voldoende’ afgerond. Gezien de resultaten afkomstig uit de eindmeting kan worden geconcludeerd dat de module Brandmeester deze respondent geholpen heeft bij het verbeteren van zijn vaardigheden omtrent het weten hoe om te gaan met kaarsen in een woning. Behaalde punten respondent 1: 90 punten = voldoende
101
Resultaten respondent 2: Beginmeting
Groen
Geel
Rood
Respondent heeft de juiste attributen gebruikt Respondent heeft op de juiste volgorde gewerkt Respondent heeft binnen de aangegeven tijd de opdracht uitgevoerd Respondent heeft de attributen weer netjes op geborgd Respondent heeft op een zelfstandige manier de opdracht uitgevoerd
Respondent 2 heeft van de vijf aspecten, twee met een goed, twee met een voldoende en een met een onvoldoende uitgevoerd. Gezien de behaalde resultaten kan worden geconcludeerd dat respondent 2, voor aanvang van de module Brandmeester als de benodigde vaardigheden beheerste om deze taak op een zelfstandige manier te kunnen uitvoeren. Behaalde punten respondent 2: 60 punten= voldoende Resultaten respondent 2: Eindmeting
Groen
Geel
Rood
Respondent heeft de juiste attributen gebruikt Respondent heeft op de juiste volgorde gewerkt Respondent heeft binnen de aangegeven tijd de opdracht uitgevoerd Respondent heeft de attributen weer netjes op geborgd Respondent heeft op een zelfstandige manier de opdracht uitgevoerd
Bij de eindmeting is te zien dat respondent 2 een groei heeft gemaakt omtrent het omgaan met kaarsen in een woning. Van de vijf aspecten heeft de respondent vier met een goed en een met een voldoende uitgevoerd. Gezien de behaalde resultaten kan worden geconcludeerd dat respondent 2 wel in staat is op een veilige manier om te kunnen gaan met kaarsen in een woning. Behaalde punten respondent 2: 90 punten = voldoende
102
Vraag: Laat zien: Hoe hoor je een brandende pan te blussen? Resultaten respondent 1: Beginmeting
Groen
Geel
Rood
Respondent heeft de juiste attributen gebruikt Respondent heeft op de juiste volgorde gewerkt Respondent heeft binnen de aangegeven tijd de opdracht uitgevoerd Respondent heeft de attributen weer netjes op geborgd Respondent heeft op een zelfstandige manier de opdracht uitgevoerd
De resultaten uit de beginmeting laten zien dat de respondent voor aanvang van de module Brandmeester niet in staat was een brandende pan te kunnen blussen. De respondent heeft uit de vijf aspecten een met een ‘voldoende’ afgerond en vier met een ‘onvoldoende’ afgerond. Mogelijk heeft deze lage score te maken met de volgenden punten. Punt 1: Respondent heeft nooit een brandende pan geblust. Punt 2: ·Respondent heeft nooit een branddeken gebruikt.
Behaalde punten respondent 1: 10 punten = onvoldoende Resultaten respondent 1: Eindmeting
Groen
Geel
Rood
Respondent heeft de juiste attributen gebruikt Respondent heeft op de juiste volgorde gewerkt Respondent heeft binnen de aangegeven tijd de opdracht uitgevoerd Respondent heeft de attributen weer netjes op geborgd Respondent heeft op een zelfstandige manier de opdracht uitgevoerd
De Resultaten uit de eindmeting laten zien dat de respondent een groei heeft gemaakt omtrent het weten hoe een brandende pan geblust moet worden. De respondent heeft alle aspecten m et een ‘goed’ afgerond. Hierdoor kan worden geconcludeerd dat de module Brandmeester een belangrijk bijdrage heeft geleverd aan de respondent, als het gaat om het bijbrengen van de benodigde vaardigheden om een brandende pan op een zelfstandige manier te kunnen blussen. Behaalde punten respondent 1: 100 punten = voldoende
103
Resultaten respondent 2: Beginmeting
Groen
Geel
Rood
Respondent heeft de juiste attributen gebruikt Respondent heeft op de juiste volgorde gewerkt Respondent heeft binnen de aangegeven tijd de opdracht uitgevoerd Respondent heeft de attributen weer netjes op geborgd Respondent heeft op een zelfstandige manier de opdracht uitgevoerd
Respondent 2 heeft bij de beginmeting, van de vijf aspecten, twee met een voldoende en drie met een onvoldoende uitgevoerd. Uit de resultaten afkomstig uit de beginmeting kan worden geconcludeerd dat respondent 2 voor aanvang van de module Brandmeester nie t in staat is een brandende pan volgens de norm te kunnen blussen. Behaalde punten respondent 2: 20 punten = onvoldoende Resultaten respondent 2: Eindmeting
Groen
Geel
Rood
Respondent heeft de juiste attributen gebruikt Respondent heeft op de juiste volgorde gewerkt Respondent heeft binnen de aangegeven tijd de opdracht uitgevoerd Respondent heeft de attributen weer netjes op geborgd Respondent heeft op een zelfstandige manier de opdracht uitgevoerd
De resultaten uit de eindmeting laten zien dat respondent 2 een belangrijk ontwikkeling heeft gemaakt omtrent het blussen van een brandende pan. De respondent heeft van de vijf aspecten, drie met een goed en twee met een voldoende afgerond. Gezien de behaalde resultaten kan worden geconcludeerd dat respondent 2, na de module Brandmeester te hebben afgerond, wel in staat is een branden pan op een zelfstandige manier te kunnen blussen. Behaalde punten respondent 2: 80 punten = voldoende
104