Naam:…………………………….
WP 1
WP 2
de aula
de astronaut
de auteur
het berouw
het couplet
de coureur
de douane
de dirigent
de fabrikant
het dozijn
de fontein
de gijzelaar
de kantine
de houweel
de knijper
de journalist
de mandarijn
het kozijn
de opleiding
de nijptang
de politiek
de pilaar
de rozijn
de route
de schouder
de sauna
het souvenir
steigeren
vertrouwen
de vitrine
Dictee op: …………………………
Onthoudwoorden Kijk goed, onthoud hoe je het schrijven moet. - Luister naar het woord “in je hoofd”. - Denk bij iedere klankgroep na hoe je het schrijven moet. Onthoud of het woord met een au/ou, een ei/ij, met een i of met een ou geschreven wordt. - Lees nog een keer na of je het woord goed geschreven hebt.
Naam:…………………………….
WP 3
WP 4
aantrekkelijk
de beroemdheid
begrijpelijk
besmettelijk
de dankbaarheid
bevestigen
driftig
onverstandig
de eeuwigheid
de sierlijkheid
gevoelig
de slordigheid
de kleinigheid
de verantwoordelijkheid
plaatselijk
verduidelijken
vrijwillig
de vijandigheid
de activiteit
elastisch
de elektriciteit
de emigratie
medisch
de generatie
de relatie
grafisch
romantisch
de kwaliteit
de traditie
de universiteit
Dictee op: …………………………
elijk ig heid
isch tie teit
Ook-zo-woorden Schrijf dit stukje altijd zo, ook al klinkt het anders. - luister naar het woord “in je hoofd” - Hoor je /uluk/, /ug/ of /hijt/ aan het eind van eenwoord? Schrijf dan elijk, ig en heid. - Hoor je /ies/, /tsie/ of /tijt/ aan het eind van een woord? Schrijf dan isch, tie en teit. - Lees nog een keer na of je het woord goed geschreven hebt.
Naam:……………………………. Dictee op: …………………………
Zet een kring om de bijvoeglijk naamwoorden:
1. Hij let goed op de druppelende tuinslang. 2. Zij ziet haar druipende kleren. 3. Hij heeft een mooie fiets 4. De ingesloten boef raakte in paniek. 5. Ik heb een uitgeslapen gevoel.
WP 5/6 Het bijvoeglijk naamwoord dat op een werkwoord lijkt, kun je vervangen door een ander bijvoeglijk naamwoord, bijvoorbeeld mooi(e) of kort(e). Het bijvoeglijk naamwoord is GEEN werkwoord! Herhaling alle werkwoordregels tot nu toe!
Herhaling: Zoek eventueel op in het ww-schema: 1. Hoe kun je de persoonsvorm vinden?
2. Hoe kun je een heel werkwoord vinden?
3. Hoe kun je een deelwoord vinden?
Naam:…………………………….. Dictee op: …………………………
WP 7/8 Je kunt de pv vt zonder klinkerverandering invullen. Je kent dus de onderste twee regels van het werkwoordschema (de oranje kleur)
Herhaling alle werkwoordregels tot nu toe!
Vul in de volgende zinnen de pv vt in: 1. Sarah _______________(losrukken) het onkruid ____________. 2. ___________(snoeien) jij de rozenstruik? 3. Mijn moeder ____________ (tuinieren) vroeger heel veel. 4. Mario ______________ (dansen) op de dansvloer. 5. Wij _______________ (verven) gisteren het decor. 6. Mijn hart ______________ (bonzen) in mijn keel.
Herhaling: Zoek eens uit: Heeft elke zin een deelwoord? ja/ nee Heeft elke zin een persoonsvorm? ja/ nee Heeft elke zin een heel werkwoord? ja/ nee
Naam:……………………………..
WP 9
WP 10
beëindigen
de dinosauriër
de conciërge
de onderzeeër
drieëntwintig
de patiënt
het ingrediënt
de reünie
kopiëren
ruziën
de poëzie
de skiër
de ruïne
tweeëndertig
de agenda’s
de allergieën
de dia’s
de bacteriën
de ideeën
de diploma’s
de knieën
de loempia’s
de koloniën
de melodieën
de menu’s
de paprika’s
de oliën
de poriën
de reeën
de theorieën
Dictee op: ………………………… ë
‘s
Regelwoord: Eindigt een klankgroep met een klinker of open klank, en begint de volgende klankgroep ook met een klinker of open klank? Let dan op. Zet een trema waar die volgende klankgroep begint als je het fout zou kunnen lezen. Specifiek bij meervoud: Herken je een meervoud op /iejen/ of /eejen/? Let dan op. Luister naar het woord in het enkelvoud. - ligt de klemtoon op de laatste klankgroep? Schrijf ën achter het meervoud - ligt de klemtoon niet op de laatste klankgroep? Zet een trema op de laatste e en schrijf er een n achter. Regelwoord: Herken je meervoud, eindigend op s? En schrijf je het enkelvoud met a, o, u, i of y op het eind, schrijf dan ’s achter het enkelvoud.
Naam:……………………………..
WP 11
WP 12
de Belg
Beethoven
de BMW
sporthal De Oostwal
de Botersteeg
de Dorpsstraat
Duinrell
Groot-Brittannië
’t Gaat….. (begin van een zin)
Klokhuis
de Hema
de Nijl
het Italiaans
de NRC
Kerstmis
de NS
Noord-Holland
Pasen
de Romeinse kunst
dokter Van der Veen
de Taptoe
de Vomar
mevrouw Van der Vliet
de VVV
de VPRO
’t Zal… (begin van een zin)
de VS
’s Zomers
’s Winters
het Zweeds
Dictee op: …………………………
H
Regelwoorden: - Schrijf namen van personen, landen, rivieren, straten, inwoner, taal, krant, tijdschrift, feestdag, tijdperk, vereniging, pretpark, winkel, e.d. met een hoofdletter. Is die naam afgekort? Schrijf dan de eerste letter altijd als hoofdletter. Soms schrijf je de hele afkorting in hoofdletters. - Begint een zin met ’t of ‘s? Let dan op. Schrijf ’t en ’s met een kleine letter en het woord erna met een hoofdletter.
Naam:…………………………….. Dictee op: …………………………
Kleur in de volgende zin de persoonsvorm:
Onderstreep in de volgende zinnen met kleurpotlood: de persoonsvorm rood het hele werkwoord blauw het deelwoord geel het onderwerp groen
1. Zij vindt haar oude dagboek terug. 2. We ronden het werk af. 3. Ik laad mijn mobiele telefoon op. 4. Hij rijdt met zijn zus mee.
WP 13/14
5. Gleden wij over het ijs uit?
Schrijf de woordenboekvorm van de
Bij samengestelde werkwoorden staat de pv soms verspreid in de
onderstreepte pv op: 1. Zara’s gedachten dwalen af.
zin. Voorbeeld: zij trekt haar jurk aan.
2. Wij breiden de winkel uit.
Persoonsvorm = trekt aan 3. Ricky stelt voor naar het park te
Herhaling alle werkwoordregels tot nu toe!
gaan.
4. Laad jij de batterijen op?
a. Ik heb het boek aan mijn broer gegeven. b. Wij kunnen het wel voor je maken. c. Wie heeft de boeken al uitgedeeld? d. Wij hebben in de gymzaal een rek met matten
Naam:……………………………..
Geef in de volgende zinnen de
stijgen-
Dictee op: …………………………
werkwoorden de juiste kleur.
klinkenschuivenhangen-
1.
Wie heeft dat gedaan?
schieten-
2.
Waarom is het gras groen?
strijken-
3.
Het bord is vies geworden.
zuigen-
4.
Wij kunnen het bord weer
zwerven-
schoon maken.
wijken-
WP 15/16
5.
De fiets is gisteren gerepareerd.
steken-
Herhaling alle werkwoordregels
6.
Je kunt er nu weer op fietsen.
slijpenrijzen-
tot nu toe! Gebruik je schema! Schrijf de pv mv vt van de volgende
kinken-
werkwoorden op:
stinkentrekken-
blijken-
zinken-
buigen-
glimmen-
dringen-
nemen-
liggen-
springen-
prijzenscherenzwijgen-
Naam:……………………………..
WP 17
WP 18
de box
het complex
het café
de examinator
de crème
de excursie
exact
exotisch
het examen
de explosie
het excuus
flexibel
de export
de luxaflex
expres
de saxofoon
extra
sexy
luxe
de xylofoon
Luxemburg
blèren
maximaal
de coupé
de mixer
de crèche
de taxi
de logé
het textiel
de scène
Dictee op: …………………………
x
é/è
Onthoudwoorden Kijk goed, onthoud hoe je het schrijven moet. - luister naar het woord “in je hoofd”. - Hoor je /ks/? Denk na of je dit met x schrijven moet - Hoor je /ee/ of /e/? Denk na of je dit met é of è schrijven moet - Lees nog een keer na of je het goed geschreven hebt.
Naam:…………………………….. Dictee op: …………………………
Onthoudwoorden Kijk goed, onthoud hoe je het schrijven moet. - Luister naar het woord in je hoofd - Hoor je een moeilijk woord? Denk na hoe je het schrijven moet. Deze woorden moet je gewoon uit je hoofd leren. - Lees na of je het woord goed geschreven hebt.
WP 19
WP 20
het archief
de administratie
de architect
authentiek
het bureau
de brochure
de cilinder
het chloor
het concert
het enthousiasme
ginds
de gids
de kachel
het incident
katholiek
de ketchup
de machinist
de marathon
de methode
het niveau
het obstakel
objectief
het plateau
de provincie
sociaal
de receptie
de thermometer
rochelen
de vondst
de subsidie
Vul in de volgende zinnen de pv vt
Naam:…………………………….. Dictee op: …………………………
Werkwoorden Gebruik het werkwoordschema
(met klinkerverandering) in: 1. Hij ____________ (bieden) hem een koekje aan. 2. Vroeger _____________ (vlechten) de vrouwen manden van riet 3. Wij ________________ (glijden) van de glijbaan. 4. De chauffeur ___________ (rijden) veel te hard. 5. ______________ (snijden) jij je vinger aan dat mes?
Schrijf de pv mv vt van de volgende werkwoorden op:
WP 21/22
biddenkunnenrijdentobbenvliegenwijzenzendensnuiten-
Naam:……………………………..
Zet een cirkel om het juiste onderwerp.
Dictee op: …………………………
1. Marieke/ Marieke en haar zus …schrobde de vloer. 2. Joris/ Joris en jij… spiedde het huis af naar mij. 3. Ik/ Mark en ik…. troffen elkaar op de trap. 4. Ik/ Bart en ik …. richtte mijn waterpistool op hem. 5. Mijn vader/ Stefan en mijn vader
Werkwoorden Gebruik het werkwoordschema
… gniffelden om mij.
Kleur de stippellijntjes en vul daarna in:
WP 23/24
1. Mijn moeder heeft het al van je ………………………….(horen) 2. De meester
Herhaling alle werkwoordregels tot nu toe!
……………………(verbieden) ons vandaag om op de weg te lopen.
3. Waarom ……………………………………. (worden) jij nu niet boos als een ander iets vervelends tegen je zegt? 4. Wij ………………………….. (wachten) gisteren lang op de trein. 5. Hij ………………………… (vinden) het nu niet leuk meer.
Naam:……………………………..
WP 25
WP 26
het affiche
abonneren
het appartement
de allochtoon
arrogant
annuleren
de assistent
applaudisseren
de attentie
de arrestatie
de attractie
de concurrentie
de collectie
de correctie
irritant
efficiënt
de kennis
de essentie
massaal
de hoffelijkheid
onmiddellijk
illegaal
de penicilline
de intelligentie
de regisseur
het terras
solliciteren
het territorium
de suppoost
de vallei
Dictee op: …………………………
s
Regelwoorden Let op! Pas de regel toe. - Luister naar het woord in je hoofd - Hoor je een korte klank aan het eind van een klankgroep? Let dan op! De letterzetter zet een extra letter. (Korte klanken zijn blij, er komt een medeklinker bij) - Lees nog eens na of je het goed geschreven hebt.
WP 27
WP 28
de balies
de abonnees
de cadeaus
de niveaus
de cafés
de plumeaus
de coupés
de soufflés
de dictees
de tournees
Naam:…………………………….. Dictee op: …………………………
s Luisterwoorden: Herken je meervoud eindigend op s? En eindigt het enkelvoud niet op a, o, u, i of y, dan is het een luisterwoord en schrijf je gewoon een s achter het enkelvoud.
de entrees de scènes
de bofferd
de toffees
de lafaard de mallerd
erd aard air Ook-zo-woorden: - luister naar het woord in je hoofd - hoor je /ert/, /aart/ of /er/ aan het eidnd van een woord? Schrijf dan erd, aard en air. - Lees nog een keer na of je het goed geschreven hebt.
de bangerd
het meubilair
de grijsaard
de miljonair
de militair
ordinair
populair
spectaculair
de rijkaard
standaard
de slimmerd
de stommerd
uiteraard
de valsaard
9. De bloem moet eerst
Naam:…………………………….. Dictee op: ………………………..
WP 29/30 Werkwoorden Gebruik het werkwoordschema
Vul in de volgende zinnen de pv vt in.
worden, voor je hem in de 1. Gisteren _____________ (wuiven) de kinderen naar de Sint. 2. Veel mensen _____________ (demonstreren) vroeger tegen kernwapens. 3. Het hondje _____________ (keffen) wel een uur lang. 4. Vroeger ______________ (kruisen) de grote weg een zandpad. 5. De tuin van het huis ___________ (grenzen) ooit aan een meer.
Kleur de stippellijntjes en vul daarna in: 6. De klok heeft al …………………………(luiden)
Herhaling alle werkwoordregels tot nu toe!
……………………………(zeven)
7. Wij ………………………….. (passen) gisteren op mijn broertje. 8. Waarom heb je hem niet ………………………………….. (waarschuwen)
cakemix doet 10. Zijn ………………………….(breien) muts is blauw.
Naam:…………………………….. Dictee op:…………………………
Onderstreep in de volgende zinnen eerst alle werkwoorden met potlood. Kleur de strepen daarna met kleurpotlood: de persoonsvorm tt rood de persoonsvorm vt oranje het hele werkwoord blauw het deelwoord geel
Werkwoorden Gebruik het werkwoordschema Herhaling alle werkwoordregels tot nu toe!
1. Ik heb net mijn brood opgegeten. 2. Wij geven de platen water. 3. Wij kunnen komend weekend wel in het park spelen. 4. Wie is de burgemeester van Abcoude? 5. Waarom hebben jullie die bal niet teruggegeven? Kleur daarna de onderwerpen groen
Naam:…………………………….. Dictee op:…………………………
Onthoudwoorden Kijk goed, onthoud hoe je het schrijven moet. - Luister naar het woord in je hoofd - Hoor je een moeilijk woord? Denk na hoe je het schrijven moet. Deze woorden moet je gewoon uit je hoofd leren. - Lees na of je het woord goed geschreven hebt.
WP 33
WP 34
de bouillon
de biscuit
chique
de caissière
hockey
checken
de hyacint
de cracker
de hypotheek
cricket
de maillot
de croissant
de medaille
failliet
het milieu
de mayonaise
de portefeuille
het medaillon
de prairie
de migraine
het racket
de punaise
royaal
de python
het trottoir
de speedboot
yoga
de sympathie
de yoghurt
de yuppie
Naam:…………………………….. Dictee op:…………………………
Onthoudwoorden Kijk goed, onthoud hoe je het schrijven moet. - Luister naar het woord in je hoofd - Hoor je een moeilijk woord? Denk na hoe je het schrijven moet. Deze woorden moet je gewoon uit je hoofd leren. - Lees na of je het woord goed geschreven hebt.
WP 35
WP 36
beige
de aubergine
chagrijnig
het braille
de cheque
de cacao
het detail
het circuit
de encyclopedie
de creatie
het etui
de cyclus
de hygiëne
de eau de cologne
het keyboard
de fauteuil
de mail
de heftruck
de mitrailleur
de hypothese
de plaid
de kick
de pocket
loyaal
de spaghetti
het lyceum
de teckel
de mythe
het toilet
de psycholoog
WP 37/38 Naam:……………………………..
Schrijf het voltooid deelwoord op:
Dictee op:………………………… Onderstreep in de volgende zinnen met kleurpotlood: de persoonsvorm rood het hele werkwoord blauw het deelwoord geel het onderwerp groen
1. Henk droomt van een nieuwe fiets.
Werkwoorden Gebruik het werkwoordschema
2. Zij weet veel over paarden. 3. Wij hebben rekensommen gemaakt. 4. Wij willen graag buiten spelen. 5. Zit je zo wel goed voor de televisie? 6. Mijn opa heeft het karretje zelf gerepareerd.
1. Veel mensen hebben het gebouw …………………… (fotograferen) 2. Hij werd door zijn zus van school …………………….. (afhalen) 3. De enveloppe werd ……………………………….. (dichtplakken) 4. De kaas werd door de kok …………………………………… (raspen)
Naam:…………………………….
WP 39/40
Dictee op: ………………………… Vul het juiste (werk)woord in op de puntjes: 1. Hij……………………………. (verwijderen) iets. 2. Hij heeft iets …………………………………. (verwijderen) 3. De hond
Werkwoorden Gebruik het werkwoordschema
……………………………………. (gehoorzamen) 4. Hij is goed in …………………………………… (gehoorzamen) 5. Hij heeft goed ……………………………………. (gehoorzamen)