Kids5.book Page 80 Friday, January 25, 2008 2:35 PM
Hoofdstuk 12. Minderjarigen en het socialezekerheidsrecht • A. Internationaal Recht ECOSOC-Verdrag
Verdrag 19 december 1966 inzake economische, sociale en culturele rechten, opgemaakt te New York (B.S., 6 juli 1983) F 1. Goedgekeurd bij wet 15 mei 1981, B.S., 6 juli 1983 F 2. Goedgekeurd bij Decr. Vl. R. 8 juni 1982, B.S., 15 oktober 1982 F 3. Goedgekeurd bij Decr. Fr. Gem. R., 25 januari 1983, B.S., 26 februari 1983
Art. 9. De Staten die partij zijn bij dit Verdrag erkennen het recht van een ieder op sociale zekerheid, daarbij inbegrepen sociale verzekering. SWOUTER VANDENHOLE
1. Recht op sociale zekerheid en sociale bijstand Het VN-Comité inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (CESCR) heeft een ruime invulling aan het recht op sociale zekerheid gegeven, met inbegrip van het recht op sociale bijstand. Sociale bijstand lijkt voor het Comité in de meeste gevallen onontbeerlijk, omdat sociale verzekeringen alleen er zelden zullen in slagen iedereen op voldoende wijze te beschermen (CESCR, Draft General Comment No. 20: The Right to Social Security (Article 9), (E/C. 12/GC/20/CRP.A, 2006), nr. 3). Bovendien mag kinderbijslag niet beperkt worden tot werkenden, maar moeten ook ouders die van sociale bijstand leven kinderbijslag genieten (CESCR, Concluding Observations: Canada (VN doc. E/C.12/1/Add.31, 1998), nr. 44). Het recht op sociale zekerheid wordt geacht instrumenteel te zijn voor de realisatie van een menswaardig leven, en meer in het bijzonder voor de zorg voor kinderen en personen ten laste (art. 10 ECOSOC), het recht op een behoorlijke levensstandaard (art. 11 ECOSOC) en het recht op toegang tot gezondheidszorg (art. 12 ECOSOC; CESCR, Draft General Comment No. 20, (E/C. 12/GC/20/CRP.A, 2006), nrs. 1, 2, 11, 12). Een menswaardig leven voor kinderen zal vaak indirect gerealiseerd worden door een menswaardig leven voor de ouders te waarborgen. Elementen van het recht op sociale zekerheid zijn beschikbaarheid, behoorlijkheid en toegankelijkheid ("availability, adequacy, accessibility"). Beschikbaarheid vereist het bestaan van een duurzaam systeem van sociale zekerheid, in het bijzonder voor inkomenszekerheid, toegang tot gezondheidszorg en gezinssteun. Uitkeringen moeten behoorlijk zijn qua bedrag en duur. Toegankelijkheid vereist dat iedereen gedekt is door het socialezekerheidssysteem, de bijdragen veroorloofbaar zijn, informatie beschikbaar is en participatie in het beheer van het systeem mogelijk is (CESCR, Draft General Comment No. 20, (E/C. 12/GC/20/CRP.A, 2006), nr. 11).
2. Verplichtingen voor staten Verdragsstaten moeten het recht op sociale zekerheid geleidelijk realiseren, ten belope van de maximaal beschikbare middelen. Onmiddellijke verplichtingen gelden om het recht op sociale zekerheid te waarborgen zonder discriminatie, en om bewuste, concrete en gerichte stappen te zetten in de richting van volledige realisatie (CESCR, Draft General Comment No. 20, (E/C. 12/GC/20/CRP.A, 2006), nr. 30).
2.1. Discriminatieverbod In het licht van het non-discriminatiebeginsel moet onder meer bijzondere aandacht gaan naar kinderen, omdat zij het traditioneel moeilijk hebben in de uitoefening van het recht op sociale zekerheid (CESCR, Draft General Comment No. 20, (E/C. 12/GC/20/CRP.A, 2006), nr. 15). Het Comité heeft ook bijzondere aandacht gevraagd voor weeskinderen. Zij mogen niet discriminatoir uit het socialezekerheidsstelsel geweerd worden, en moeten hulp geboden worden om het stelsel ook voor hen toegankelijk te maken (CESCR, Draft General Comment No. 20, (E/C. 12/GC/20/CRP.A, 2006), nr. 24-25). Inzake mensen die illegaal in het land verblijven, heeft het Comité eerder minimalistisch geargumenteerd dat medische noodhulp niet mag geweigerd worden op grond van verblijfsstatus of nationaliteit (CESCR, Draft General Comment No. 20, (E/C. 12/GC/20/CRP.A, 2006), nr. 40).
2.2. Verbod van regressieve maatregelen Er geldt een sterk vermoeden dat regressieve maatregelen verboden zijn. Het Comité hanteert een zesvoudig criterium om de geoorloofdheid van regressieve maatregelen inzake het recht op sociale zekerheid te beoordelen. Er wordt nagegaan (1) of alternatieven grondig onderzocht zijn; (2) of echte participatie door de getroffen groepen in het onderzoeken van de voorgestelde maatregelen en de alternatieven plaatsgevonden heeft; (3) of de maatregelen niet direct of indirect discriminerend zijn; (4) of de maatregelen een duurzame invloed zullen hebben op de realisatie van het recht op sociale zekerheid; (5) of het individu beroofd wordt van toegang tot het minimale basisniveau ("minimum essential level") van sociale zekerheid, tenzij alle beschikbare middelen gebruikt zijn; en (6) of toezichtsprocedures op nationaal vlak de hervormingen onderzocht hebben (CESCR, Draft General Comment No. 20, (E/C. 12/GC/20/CRP.A, 2006), nr. 31). In de praktijk heeft het Comité zich
80
Larcier – Wet en Duiding Kids-Codex Boek V (1 januari 2008)
Kids5.book Page 81 Friday, January 25, 2008 2:35 PM
Hoofdstuk 12. Minderjarigen en het socialezekerheidsrecht • A. Internationaal Recht ECOSOC-Verdrag
vooral bezorgd getoond over achtergestelde en kwetsbare groepen in de samenleving, zoals jonge gezinnen met kinderen (zie bv. CESCR, Concluding Observations: Germany (VN doc. E/C.12/1/Add.68, 2001), nrs. 23 en 41).
2.3. Drievoudige verplichting Verdragsstaten moeten het recht op sociale zekerheid - ook dat van kinderen - eerbiedigen, beschermen en vervullen. De verplichting tot eerbiediging houdt onder meer in dat staten zich moeten onthouden van inmenging in privé-initiatieven om sociale zekerheid te verschaffen (CESCR, Draft General Comment No. 20, (E/C. 12/ GC/20/CRP.A, 2006), nr. 33). De verplichting tot bescherming vereist een regulerend optreden van de staat indien socialezekerheidsstelsels beheerd worden door derden (CESCR, Draft General Comment No. 20, (E/C. 12/ GC/20/CRP.A, 2006), nr. 35). De verplichting tot vervullen-faciliteren houdt onder meer in dat staten wettelijke erkenning aan het recht moeten geven, een socialezekerheidsstrategie moeten ontwikkelen en een actieplan moeten aannemen om het recht te realiseren. Het opzetten van een stelsel gebaseerd op bijdragen valt onder deze (sub)verplichting (CESCR, Draft General Comment No. 20, (E/C. 12/GC/20/CRP.A, 2006), nr. 37). De verplichting tot vervullen-verschaffen houdt in dat een staat sociale bijstand of andere stelsels die niet op bijdragen gebaseerd zijn, moet opzetten (CESCR, Draft General Comment No. 20, (E/C. 12/GC/20/CRP.A, 2006), nr. 38).
2.4. Minimumniveau van sociale zekerheid en sociale bijstand Op staten rust de kernverplichting om minimaal de vervulling te verzekeren van het essentiële basisniveau van het recht. Voor het recht op sociale zekerheid gaat het om volgende vijf componenten, die ook toepasselijk geacht mogen worden op kinderen: (1) toegang verzekeren tot het essentiële basisniveau van sociale zekerheid dat noodzakelijk is om water en sanitatie, voedsel, fundamentele basisgezondheidszorg, basishuisvesting en de meest fundamentele vormen van onderwijs te verwerven; (2) het recht op toegang tot socialezekerheidsstelsels verzekeren op niet-discriminatoire basis, in het bijzonder voor achtergestelde of gemarginaliseerde groepen; (3) een nationale socialezekerheidsstrategie en actieplan opstellen en uitvoeren voor de hele bevolking; het ontwerp en de periodieke evaluatie ervan moet plaatsvinden in het kader van een participatief en transparant proces; de strategie moet ook informatie bevatten over indicatoren en streefdoelen, zodat vooruitgang kan beoordeeld worden; (4) de mate waarin het recht op sociale zekerheid gerealiseerd wordt, opvolgen; en (5) socialebijstands- of andere programma's opzetten om de achtergestelde en gemarginaliseerde individuen en groepen te beschermen (CESCR, Draft General Comment No. 20, (E/C. 12/GC/20/CRP.A, 2006), nr. 49). Deze kernverplichtingen gelden onmiddellijk; het principe van geleidelijke realisatie is niet van toepassing. De betekenis van een kernverplichting wordt wel wat afgezwakt doordat rekening wordt gehouden met de financiële beperkingen van een land, voor zover elke inspanning geleverd is om alle beschikbare middelen aan te wenden voor de prioritaire voldoening van de kernverplichtingen (CESCR, Draft General Comment No. 20, (E/ C. 12/GC/20/CRP.A, 2006), nr. 54). Regressieve maatregelen in strijd met de kernverplichtingen vormen een schending van het ECOSOC-Verdrag (CESCR, Draft General Comment No. 20, (E/C. 12/GC/20/CRP.A, 2006), nr. 54).
2.5. Kinderbijslag Inzake kinderbijslag verwijst het CESCR expliciet naar het IVRK (zie ook supra commentaar bij art. 26-27 IVRK, in fine). Het acht kinderbijslag onontbeerlijk om het recht op bescherming van het gezin te kunnen realiseren. Kinderbijslag moet de kosten voor voeding, kleding en huisvesting dekken (CESCR, Draft General Comment No. 20, (E/C. 12/GC/20/CRP.A, 2006), nr. 26).
Larcier – Wet en Duiding Kids-Codex Boek V (1 januari 2008)
81
Kids5.book Page 82 Friday, January 25, 2008 2:35 PM
Hoofdstuk 12. Minderjarigen en het socialezekerheidsrecht • A. Internationaal Recht EVRM
Verdrag 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, ondertekend te Rome (B.S., 19 augustus 1955, err., B.S., 29 juni 1961) F 1. Goedgekeurd bij wet 13 mei 1955, B.S., 19 augustus 1955, err., B.S., 19 juni 1961
Art. 8. }1[Recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven]1 1. Eenieder heeft recht op eerbiediging van zijn privéleven, zijn gezinsleven, zijn huis en zijn briefwisseling. 2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan met betrekking tot de uitoefening van dit recht dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democra-
tische samenleving nodig is in het belang van 's lands veiligheid, de openbare veiligheid, of het economisch welzijn van het land, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. }1. – Opschrift ingevoegd bij art. 2, 2, Prot. nr. 11, 11 mei 1994, B.S., 4 juli 1997, goedgekeurd bij wet 27 november 1996, B.S., 4 juli 1997
SMIEKE VERHEYDE
1. Kinderen met een handicap Kinderen met een handicap hebben nood aan aangepaste maatregelen vanwege de overheid, willen ze een passende levenstandaard genieten. Het Europees Hof boog zich reeds in meerdere zaken over de vraag of artikel 8 EVRM (de bescherming van het privéleven) verplichtingen oplegt aan de overheid om specifieke voorzieningen ter beschikking te stellen aan gehandicapte of zieke personen (Zie bv. EHRM, Botta t. Italië, 24 februari 1998; EHRM, Marzari t. Italië, beslissing van 4 mei 1999; EHRM, Nitecki t. Polen, beslissing van 21 maart 2002; EHRM, Zehnalová en Zehnal t. Tsjechië, beslissing van 14 mei 2002). Het stelde dat dergelijke verplichtingen enkel bestaan wanneer er een rechtstreeks en onmiddellijk verband bestaat tussen de gevraagde voorziening en het privéleven van de betrokkene (EHRM, Sentges t. Nederland, beslissing van 8 juli 2003, p. 6). Zo'n verband bestaat als het gebrek aan overheidsmaatregelen het recht van een individu op persoonlijke ontwikkeling en het recht om relaties met anderen aan te gaan en te bewaren in het gedrang zou brengen. In dat geval legt artikel 8 EVRM een overheidsverplichting op tot het ter beschikking stellen van speciale voorzieningen. Het komt evenwel aan de eiser toe om dit verband te bewijzen (EHRM, Zehnalová en Zehnal t. Tsjechië, beslissing van 14 mei 2002; EHRM, Sentges t. Nederland, beslissing van 8 juli 2003, p. 6). Deze verplichting is evenwel niet absoluut. De overheid heeft een grote appreciatiemarge bij het voeren van haar gezondheidsbeleid en die is des te groter wat betreft de prioriteiten die ze hierin moet stellen (EHRM, Sentges t. Nederland, beslissing van 8 juli 2003, p. 6). Enkel een onredelijke beslissing zou in strijd zijn met het EVRM. In de zaak Sentges was de gehandicapte verzoeker minderjarig toen het ziekenfonds weigerde een robotarm te financieren waardoor het kind vele taken zonder hulp zou hebben kunnen uitvoeren. Het Hof was van oordeel dat de Nederlandse overheid niet buiten haar appreciatiemarge was getreden en verklaarde de klacht onontvankelijk. De overheid had de noden van het kind in kwestie en die van de samenleving in zijn geheel billijk tegen elkaar afgewogen. Het kind had toegang tot de standaard geneeskundige zorgen waardoor hem een elektrische rolstoel met joystick ter beschikking was gesteld. Het Hof vond het feit dat Nederland de terugbetaling van armrobotten niet op haar prioriteitenlijstje van zijn gezondheidsbeleid had staan, niet in strijd met artikel 8 EVRM (EHRM, Sentges t. Nederland, beslissing van 8 juli 2003, noot A. HENDRIKS, NJCM, 2004, 57-62). Voor de rechtspraak inzake het toedienen van een bepaalde geneeskundige behandeling aan een zwaar gehandicapt kind tegen de wil van de moeder in, zie infra Hoofdstuk 13. Gezondheidsrecht - EVRM.
2. Ouderschapsverlof Het bestaan van een systeem van ouderschapsverlof kan de levenskwaliteit van een kind verhogen. Eind jaren negentig deed het Europees Hof uitspraak over de vraag of een systeem dat enkel een vergoeding voor ouderschapsverlof toekent aan de moeder en niet aan de vader discriminerend is en dus een schending uitmaakt van artikel 14 (het discriminatieverbod) gecombineerd met artikel 8 EVRM (recht op respect voor het gezinsleven). Het verklaarde artikel 8 EVRM van toepassing omdat de bedoeling achter een toekenning van een vergoeding voor ouderschapsverlof de promotie van het gezinsleven is en dergelijke vergoeding automatisch een impact heeft op de organisatie van het gezinsleven. Wel werd duidelijk gemaakt dat artikel 8 geen positieve verplichting inhoudt voor de overheid tot het toekennen van een vergoeding voor ouderschapsverlof (EHRM, Petrovic t. Oostenrijk, 27 maart 1998, nrs. 25-29). Een discriminatie op grond van geslacht werd niet gevonden. Ten tijde van de feiten in kwestie (eind jaren tachtig) waren dergelijke maartregelen immers bedoeld om moeders te beschermen en hen in de mogelijkheid te stellen voor hun jonge kinderen te zorgen. In die tijd bestond bovendien lang geen consensus tussen de verdragsstaten om in het kader van de gelijke behandeling van mannen en vrouwen tevens bepaalde rechten aan mannen toe te kennen. Het Hof geeft toe dat de nationale politiek in heel wat Staten ondertussen in die richting is geëvolueerd. Toch bestonden ten tijde van de uitspraak (1998) nog maar weinig Staten die ook vergoedingen toekenden aan vaders die ouderschapsverlof opnamen. Oostenrijk had zijn wetgeving intussen wel aangepast maar was eind jaren tachtig in elk geval zijn "margin of
82
Larcier – Wet en Duiding Kids-Codex Boek V (1 januari 2008)
Kids5.book Page 83 Friday, January 25, 2008 2:35 PM
Hoofdstuk 12. Minderjarigen en het socialezekerheidsrecht • A. Internationaal Recht EVRM
appreciation" niet te buiten gegaan (EHRM, Petrovic t. Oostenrijk, 27 maart 1998, noot E. BREMS, R.W., 200001, 278-279; S. PRISO ESSAWE, "Les droits sociaux et l'égalité de traitement dans la jurisprudence de la Cour européenne des droits de l'homme. A propos des arrêts Van Raalte c. les Pays-Bas et Petrovic c. l'Autriche (21 février et 27 mars 1998)", Rev. trim. D.H., 1998, 721-736; J. JACQMAIN, "The hand that rocks the cradle", Soc. Kron., 1998, 484-485)
Larcier – Wet en Duiding Kids-Codex Boek V (1 januari 2008)
83
Kids5.book Page 84 Friday, January 25, 2008 2:35 PM
Hoofdstuk 12. Minderjarigen en het socialezekerheidsrecht • A. Internationaal Recht Eerste Protocol bij het EVRM
Eerste Aanv. Prot. 20 maart 1952 bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, ondertekend te Parijs (B.S., 19 augustus 1955, err., B.S., 27 juni 1961) F 1. Goedgekeurd bij wet 13 mei 1955, B.S., 19 augustus 1955, err., B.S., 27 juni 1961
Art. 1. }1[Bescherming van eigendom]1 Alle natuurlijke of rechtspersonen hebben recht op het ongestoord genot van hun eigendom. Niemand zal van zijn eigendom worden beroofd behalve in het algemeen belang en met inachtneming van de voorwaarden neergelegd in de wet en in de algemene beginselen van het internationaal recht. De voorgaande bepalingen zullen echter op geen enkele wijze het recht aantasten dat een Staat heeft om die
wetten toe te passen welke hij noodzakelijk oordeelt om toezicht uit te oefenen op het gebruik van eigendom in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling van belastingen of andere heffingen en boeten te verzekeren. }1. – Opschrift ingevoegd bij art. 2, 4, a), Prot. nr. 11, 11 mei 1994, B.S., 4 juli 1997, goedgekeurd bij wet 27 november 1996, B.S., 4 juli 1997, inwerkingtreding: 1 november 1998
SMIEKE VERHEYDE
1. Geen overheidsplicht tot verzekeren van systeem van sociale zekerheid Artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM legt geen beperkingen op aan de overheid inzake zijn beslissing tot het al dan niet op poten zetten van een systeem van sociale zekerheid en de aard en het bedrag van de steun die onder zo'n systeem zou worden verleend (EHRM, Stec e.a. t. Verenigd Koninkrijk, 12 april 2006, § 53).
2. Kinderen met een handicap Het recht op eigendom van ouders die een kind met een handicap op de wereld hebben gebracht omdat ze omwille van een medische fout niet op de hoogte waren van dit probleem en daarom niet hebben kunnen opteren voor abortus, is geschonden wanneer de overheid zijn wetgeving op de medische aansprakelijkheid wijzigt op het moment dat de schadeprocedure reeds aanhangig is. Daardoor wordt aan de ouders immers een bestaand voordeel ontnomen dat ze als compensatie voor de extra lasten die een kind met een handicap met zich meebrengt zouden hebben ontvangen onder het recht dat van toepassing was op het moment van het starten van de schadeprocedure (EHRM, Draon t. Frankrijk, 6 oktober 2005; EHRM, Maurice t. Frankrijk, 6 oktober 2005).
84
Larcier – Wet en Duiding Kids-Codex Boek V (1 januari 2008)