WOORDEN TER BEMOEDIGING EN TROOST Teksten/artikelen ter bemoediging en troost ten tijde van razzia’s en deportaties van de Joodse bevolking in Nederland Uit: uitgaven van het Joodsche Weekblad van 11 april 1941 tot en met 28 september 1943
Werkstuk in het kader van de masterstudie: Religie in samenleving en cultuur Marie Giammanco-van Rooden Studentnummer: S424327 Begeleider: Prof. Dr E.P.N.M. Borgman maart 2012 1
Inhoud pagina 1. Inleiding
4
2. Redactie van het Joodsche Weekblad
6
3. Algemene terugblik op de teksten op geestelijk gebied
7
4. Korte terugblik op leven en werk van Opperrabbijn Simon Dasberg 4.1. Korte schets levensloop Opperrabbijn Simon Dasberg 4.2. Korte schets van Opperrabbijn Simon Dasberg in de na-oorlogse herinneringen van overlevenden 4.3. Korte terugblik op de bijdragen van Opperrabbijn Simon Dasberg aan het Joodsche Weekblad 4.4. Conclusie leven en werk Opperrabbijn Simon Dasberg uit de doorgenomen literatuur 5. Tekst en analyses van de bijdragen van Opperrabbijn Simon Dasberg aan het Joodsche Weekblad van 19 september 1941, 3 september 1943 en 28 september 1943 5.1. Analyse van “Bergopwaarts” Joodsche Weekblad 19 september 1941 Tekst van “Bergopwaarts” Joodsche Weekblad 19 september 1941 5.2. Analyse van ”Volk van het Boek” Joodsche Weekblad 3 september 1943 Tekst van “Volk van het Boek” Joodsche Weekblad 3 september 1943 5.3. Analyse van “Het onbegrepen leed en Gods rechtvaardigheid” Joodsche Weekblad 28 september 1943 Tekst van “Het onbegrepen leed en Gods rechtvaardigheid” Joodsche Weekblad 28 september 1943 6. Geraadpleegde bronnen
10 10 11 15 16
18 18 20 22 23 24 26 28
2
Bijlage I:
Tijdlijn razzia’s / deportaties van de Joodse bevolking
29
Bijlage II:
Verschenen artikelen in het Joodsche Weekblad op geestelijk gebied ten tijde van razzia’s/deportaties
30
Overzicht genoemde auteurs en artikelen in het Joodsche Weekblad
41
Verklarende woordenlijst
47
Bijlage III:
Bijlage IV:
3
1. INLEIDING In het kader van de afsluiting van de masteropleiding: “Religie in Samenleving en Cultuur” heb ik gekozen voor het onderwerp: “Teksten/artikelen ter bemoediging en troost ten tijde van razzia’s en deportaties van de Joodse bevolking in Nederland” welke zijn verschenen in het Joodsche Weekblad van 11 april 1941 tot en met 28 september 1943. Ik heb mij beperkt tot de belangrijkste teksten op religieus, godsdienstig, gebied welke in dat kader in het Joodsche Weekblad zijn verschenen ten tijde van razzia’s en deportaties van de Joden in Nederland tijdens de tweede wereldoorlog. Deze teksten zijn in bijlage II aangegeven. In bijlage I wordt de tijdlijn van de razzia’s/deportaties weergegeven. In bijlage III is een overzicht gemaakt van de betrokken schrijvers op geestelijk gebied en bijlage IV is een, summiere, verklarende woordenlijst. Daar dit een beperkt werkstuk is, en de literatuur zeer uitgebreid en omvangrijk, is een keuze gemaakt voor één onderdeel, welke nader is uitgewerkt. In dit werkstuk zijn de bijdragen van Opperrabbijn Simon Dasberg aan het Joodsche Weekblad van september 1941 en september 1943 opgenomen en geanalyseerd. Tevens kan kennis worden genomen van de levensloop van Opperrabbijn Dasberg en is opgenomen hoe hij, na de transporten naar Westerbork en BergenBelsen, door anderen, overlevenden, in de na-oorlogse literatuur wordt herinnerd. Hiervan heb ik drie voorbeelden genomen, welke in dit werkstuk summier worden behandeld. Het Joodsche Weekblad, het orgaan van de Joodsche Raad, hield er de moed in hoewel het leed onvoorstelbaar groot was bij de radeloze Joodse gemeenschap, die geen kant meer op kon. Het blad bleef wekelijks verschijnen, het werd volgeschreven door de Duitse bezetters met hun voor de Joden bestemde mededelingen, waarschuwingen en dreigementen en door de Joodse redacteuren met hun stadsnieuws, Joodse godsdienst en Joodse cultuur. Daarnaast was het een advertentieblad voor trouwen en rouwen, voor de Joodse middenstand en het plaatsen van annonces voor en door werkzoekenden en werkaanbiedenden. Het was een blad voor de Joodse gemeenschap, geschreven door Joodse auteurs, en onder auspiciën van de Joodsche Raad, die, op zijn beurt, weer verantwoording aan de Duitse bezetters diende af te leggen. Bij het begin van het verschijnen, 11 april 1941, was het inderdaad nog een weekblad. Het eerste nummer telde twaalf pagina’s. Het was gevuld met (officiële) mededelingen, artikelen, advertenties. Het eerste wat op de eerste pagina van het eerste nummer van het Joodsche Weekblad opvalt is de oproep van de voorzitters van de Joodsche Raad, A. Asscher en D. Cohen, tot gemoedsrust. Zij stellen: “moeilijke tijden maken wij tezamen door. Wij zullen ze kunnen dragen, als wij uit het Jodendom de sterkte putten, die het ruimschoots te bieden heeft en als wij de kalmte bewaren, die ons in staat stelt, onzen plicht te doen tegenover ons zelf, ons gezin 4
en onze omgeving.” Het laatste nummer van het Joodsche Weekblad van 28 september 1943 bestond uit slechts twee pagina’s. Artikelen en advertenties waren en werden overbodig. De Joden waren toen reeds voor het overgrote deel naar het oosten afgevoerd.
5
2. REDACTIE VAN HET JOODSCHE WEEKBLAD De redactie bij het verschijnen van het Joodsche Weekblad per 11 april 1941 bestond uit: I. Vredenburg (rabbijn) homilie A.J. Herzberg joodse cultuur S. Pinkhof binnenland H. Heijmans binnenland J. de Leon stadsnieuws In februari 1942 bestond de redactie uit: I. Vredenburg (rabbijn) S. Pinkhof H. Heijmans J. de Leon J.S. Joachimsthal (secretariaat, technische opmaak tevens verbonden aan de drukkerij van het Joodsche Weekblad: J.L. Joachimsthal) W. Diamand1 Redacteur De Leon werd op 20 juli 1942 naar Westerbork overgebracht en op 27 juli 1942 doorgezonden naar Auschwitz, waar hij omkwam.2
1 2
Houwaart, deel 1, 31 Ibid., 32
6
3. ALGEMENE TERUGBLIK OP DE TEKSTEN OP GEESTELIJK GEBIED Op 11 juni 1941 begon de razzia tegen de Joden in Amsterdam. Het nummer van het Joodsche Weekblad van 13 juni 1941 spreekt er met geen woord over. Rabbijn Vredenburg publiceert in dat nummer een artikel over: “De Leer der Bescheidenheid” . Hij geeft een uitleg over de bescheidenheid terugvoerend op Mozes. “En de man Mozes was zeer bescheiden; meer dan enig mens op aarde.” Daarna volgt de uitleg. Alleen Mozes zijn bescheidenheid wordt in een onderdeel van de Talmoed, in de Nedariem, vermeld. Hiermede komt aan bescheidenheid een principiële plaats toe. Vredenburg stelt dat bescheidenheid ook de gewone mens siert. Hij dient zijn plaats te kennen, tegenover God en de medemens. En dit met alle middelen waarover de Schepper hem de beschikking heeft gegeven. Iets van troost zit in een artikel op pagina 3 waarin een briefschrijver zijn beklag doet dat zoveel Joden niet meer weten wat het Joodse geloof nu precies inhoudt. Het antwoord welke wordt gegeven komt op het volgende citaat neer: “Het gaat er dus om de Jood, die zonder enige of voldoende Joodse inhoud in de wereld rondloopt – en zich daardoor in deze tijden berooid van iedere levensinhoud gevoelt - tot een Joodse persoonlijkheid, tot een Joods mens te vormen. Dat nu is veel moeilijker, dan onze briefschrijver zich voorstelt.” Het artikel besluit met: “Allen echter zullen ervaren: Troost, opbeuring en vrede liggen voor ons uiteindelijk in Zion.” In het nummer van 20 juni 1941 van het Joodsche Weekblad staat een artikel van opperrabbijn Davids over: “De verspieders”. Hij stelt dat omtrent de gedachten van de voorvaderen tijdens hun tocht door de woestijn weinig bekend is. Davids geeft aan dat dat als volgt kan worden geformuleerd: “Waartoe nog verder worstelen. Ons lot is toch al beslist! En verandering ten goede is immers uitgesloten. Het jammerlijk einde komt elke dag dichterbij. Waarom dan de last van het bestaan nog langer dragen? Waartoe elke avond slapen gaan met de angstige vraag in het hart: zullen wij de morgen wel halen? En elke ochtend weer opstaan met de vrees: wat zal deze dag ons brengen? Gedachten als deze drukken iets van de stemming uit, die het geslacht van de Woestijn vervulde, nadat het zijn eigen graf gegraven had. Eerst in figuurlijke zin en dan volgens een Midrasj ook letterlijk”. Verder stelt Davids dat God aan de mens vraagt zijn geboden te onderhouden. “Zo is geen uur van enig Joods bestaan ooit zonder zin. Ook voor wie zijn vonnis reeds gehoord heeft, onveranderlijk, in de woestijn het leven te moeten laten.” Hij besluit het artikel met: “Het leven gaat voort. Het blijft niet staan bij het heden, dat ge ziet met uw ogen. Het bergt meer in zich dan uw hart kan vermoeden. En reikt verder dan uw dagen hier op aarde. Aan dit komende, nu nog verborgen leven deel te hebben kunt ge alleen langs de weg, door de Heer der Werelden gewezen. Volg dan die weg. Of kent u een andere, die blijvend geluk belooft?” 7
Het door Davids geschreven artikel ademt een inlevend vermogen in met de zorgen van de Jood die dit op dat moment, in een tijd van wanhoop, leest. Razzia’s, deportaties, geen woord erover in het Joodsche Weekblad alleen maar in bedekte termen, onder verwijzing naar de trektocht door de woestijn, troost in een wanhoopstijd proberen te geven. Kijken we naar de teksten ter bemoediging en troost welke in het Joodsche Weekblad worden weergegeven dan ademen deze berusting, vertrouwen uit. Geen opstand, geen eigen weg gaan, geen onderduikadvies, niets van dat alles. Het is alsof men de voorzitter van de Joodsche Raad, D. Cohen, hoort: “gehoorzamen, om erger te voorkomen”. Hoe erg het allemaal was is men pas na de oorlog te weet gekomen. In de door mij geraadpleegde literatuur komt vooral naar voren dat de mensen pas nà het einde van de oorlog enig inzicht kregen in de omvang van de catastrofe. Na de oorlog werd het lot van de Joodse bevolking pas duidelijk. 87% keerde niet terug uit het oosten.3 De lagere sociale Joodse klasse was uitgeroeid. Vooral deze groep had in de oorlog niets meer te zeggen gehad. Zij waren zonder geld en zonder relaties. Het bureau van de Joodsche Raad werd vooral bevolkt door vertrouwelingen en vrienden van…. Na het wegvoeren naar het oosten werd van deze grote groep mensen, de arbeidende klasse, niets meer vernomen. Maar dat de situatie, door de oorverdovende stilte (geen post, geen contact) niet goed was, bevroedde men in Nederland al te zeer. Van de Joodse rabbijnen zijn er na de oorlog velen niet meer terug gekomen. Zij zijn met hun mensen meegegaan naar de kampen. Tussen degenen, die niet meer zijn teruggekomen, zitten ook de namen van rabbijnen die teksten hebben geschreven voor het Joodsche Weekblad. Een lijst van omgekomen rabbijnen staat onder meer aangegeven in het boek van Lindwer.4 Het zijn: J. d’Ancona Amsterdam S. Dasberg Groningen en Amsterdam A.B.N. Davids Rotterdam J.H. Dünner Amsterdam L. van Gelder Den Haag en Zeeland L. Hirschel Amsterdam Dr M. de Hond Amsterdam G. de Lange Amsterdam A.S. Levisson Friesland en Drente I. Maarsen Den Haag 3
Wikipedia, “Joden in Nederland”, (3 maart 2012) internet: http://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis_van_de_Joden_in_Nederland 4 Lindwer, 178
8
Dr B.I. Ricardo L.H. Sarlouis I. Vredenburg S.Ph. de Vries
Amsterdam Amsterdam Amsterdam Haarlem
Een bijdrage aan het Joodsche Weekblad hebben zeker geleverd: J. d’Ancona, S. Dasberg, A.B.N. Davids, L. Hirschel, A.S. Levisson, L.H. Sarlouis en I. Vredenburg. In hoeverre de andere rabbijnen, eventueel anoniem, aan de totstandkoming van de godsdienstige pagina’s een bijdrage hebben geleverd, is mij niet bekend. De Joodse inwoners van Nederland zijn als makke schapen naar de slachtbank gevoerd. Daar het Joodsche Weekblad een uitgave was welke in opdracht van de Duitse bezettende macht, en onder wiens toezicht het ook stond, is vervaardigd, kon er geen sprake zijn van ook maar enige opstandige artikelen. De Joodse religie zit vol met verhalen over gehoorzaamheid aan JHWH, aan verhalen over woestijntochten, over het leed zonder tegenstand te ondergaan. In gehoorzaamheid aan de Hogere Macht. De artikelen ademen deze geest ook uit. Geen opstand, het leed ondergaan en er maar het beste van hopen. Het is deprimerend om, met de kennis van nu, deze stukken te lezen en er hoop, levensmoed, in te zoeken. Eigenlijk een onbegonnen werk. Dat er over een sombere nabije toekomst werd nagedacht bewijzen de artikelen welke in de Joodsche Weekbladen werden gepubliceerd in augustus en september 1943. De onbekende auteur van augustus 1943 putte uit het werk van rabbijn S.Ph. de Vries inzake het kaddiesj-gebed en opperrabbijn S. Dasberg stelde in zijn stuk van 28 september 1943: “dat Hij ondanks alle schijn van het tegendeel het goede met ons vóór heeft.” Eind september 1943 werd ook de Joodsche Raad op transport gesteld naar het doorgangskamp Westerbork, inclusief de voorzitters van de Joodsche Raad, Prof. Dr David Cohen en de diamantair Abraham Asscher. Zij hadden hun werk voor de Duitse bezetters verricht. Het Joodsche Weekblad werd zonder enige ruchtbaarheid opgeheven. Het was overbodig geworden. Het lezerspubliek was, berooid en beroofd van letterlijk alles, “nach Osten abgerollt”.
9
4. KORTE TERUGBLIK OP LEVEN EN WERK VAN OPPERRABBIJN SIMON DASBERG 4.1.
Korte schets levensloop van Opperrabbijn Simon Dasberg (Dordrecht 13 november 1902 - Bergen-Belsen 24 februari 1945)
Simon Dasberg werd te Dordrecht geboren als zoon van rabbijn Samuel Dasberg en Dina de Vries. In het gezin van Samuel Dasberg was veel belangstelling en sympathie voor het zionisme. Simon doorliep het gymnasium in Dordrecht en werd door zijn vader in de Joodse vakken onderwezen. Doordat er een wereldoorlog (I) heerste kon hij niet, zoals oorspronkelijk de bedoeling was, op dertienjarige leeftijd naar Amsterdam gaan om daar aan het Nederlands Israëlitisch Seminarium te gaan studeren. Eerst na het gymnasium en de thuisstudie ging Simon Dasberg in 1920 naar Amsterdam om daar verder te studeren. Simon was zeer actief in de religieus-zionistische jeugdbeweging Mizrachie. Op het Seminarium werd hij in een afdeling voor gevorderden geplaatst. Aan de Universiteit van Amsterdam studeerde hij Semitische talen totdat hij in 1924 zijn kandidaatsexamen behaalde. Daarna studeerde hij verder voor zijn morétitel, naast zijn werk als godsdienstonderwijzer. De morétitel behaalde hij in 1928. Na het afsluiten van zijn studies vertrok hij, om zijn blik te verruimen, voor een oriëntatiereis naar Duitsland waar hij zich aan verschillende universiteiten met Joodse studies bezig hield. In 1929 werd hij benoemd tot opperrabbijn in Friesland. In datzelfde jaar trouwde hij met Isabella Franck. In 1932 werd hij benoemd tot opperrabbijn in Groningen. De jeugd en het zionisme hadden zijn bijzondere aandacht. In 1938 – 1939 maakt hij een studiereis naar Palestina en kwam enthousiast terug. Tijdens de Duitse bezetting schreef hij in het Joodsche Weekblad, organiseerde cursussen en onderhandelde met de Duitsers over een betere behandeling van de Joden. In 1942 werd Dasberg, na de deporatie van opperrabbijn L.H. Sarlouis, tot opperrabbijn in Amsterdam benoemd. Op 29 september 1943 werd hij met zijn gezin op transport gesteld naar het doorgangskamp Westerbork en op 11 januari 19445 naar het concentratiekamp Bergen-Belsen. Op 24 februari 1945 is hij in Bergen-Belsen aan de gevolgen van uitputting en een hartaanval overleden. Twee dagen na de dood van zijn vrouw. Zijn droom: naar Palestina gaan heeft hij niet kunnen realiseren.6 Opperrabbijn Simon Dasberg en zijn vrouw hadden twee zoons en twee dochters. Eén zoon, Raphael, is op 12 april 1945 overleden in Tröbitz. Drie kinderen hebben de oorlog overleefd. 5
Hagedoorn, “Dasberg, Simon (1902-1945)” in Biografisch Woordenboek van Nederland, (27 februari 2012) internet: http://www.historici.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata/bwn3/bwn3/dasberg 6 Fuks, 63
10
4.2.
Korte schets van Opperrabbijn Simon Dasberg in de na-oorlogse herinneringen van overlevenden
In het boek van Willy Lindwer “Getuigen van Westerbork – kamp van hoop en wanhoop” komt een interview voor met rabbijn Aron Schuster. Schuster (oud-opperrabbijn van Amsterdam), is één van de weinige rabbijnen geweest die de verschrikkingen van het doorgangskamp en het concentratiekamp heeft overleefd. Na een verblijf in Westerbork werd rabbijn Schuster naar Bergen-Belsen gedeporteerd, waar hij vele van zijn collega-rabbijnen, zijn leermeesters en leerlingen ten onder zag gaan. Schuster haalt ook herinneringen op aan opperrabbijn Dasberg.7 Hij vertelt aan Lindwer: “Rabbijn Dasberg heeft in Westerbork vlak voor Rosj Hasjana, joods Nieuwjaar, een voordracht gehouden over een joods-wettelijk onderwerp. Hij zou dit oorspronkelijk in Amsterdam doen maar omdat hij naar Westerbork werd gestuurd, heeft hij deze voordracht in het kamp gehouden. Hij behandelde een onderwerp dat ons uitermate boeide. Wij waren er allemaal bij aanwezig en we hebben over de voordracht van Dasberg op hoog niveau uitvoerig gedebatteerd. We probeerden zoveel mogelijk die onderwerpen aan te snijden die men in normale omstandigheden ook zou behandelen.” In het interview geeft Schuster aan dat werd geprobeerd om het Joodse leven zoveel mogelijk in stand te houden en wel door het geven van voordrachten en redevoeringen en het verrichten van de pastorale arbeid. Schuster vertelt verder dat opperrabbijn Dasberg in Westerbork ook participeerde in het college van rabbijnen die op officiële wijze de religieuze echtscheiding voltrok. In haar boek “De kinderbarak van Bergen-Belsen” geeft Hetty Verolme-Werkendam haar herinneringen weer aan haar kampperioden in Westerbork en Bergen-Belsen. Het gezin Werkendam werd bij de laatste grote razzia in Amsterdam opgepakt, 29 september 1943. Zestienhonderd mensen werden doorgestuurd naar Westerbork. Bij aankomst werden zij in de in de registers van Westerbork opgenomen. Bij deze laatste grote razzia waren ook de prominenten van de Joodsche Raad onder anderen Abraham Soep en Abraham Asscher met hun families.8 Het is ook het transport waarmee opperrabbijn Dasberg met zijn gezin naar de kampen vertrok. Op 1 februari 1944 gaat het gezin Werkendam op transport naar Bergen-Belsen. Alhoewel Verolme-Werkendam niet altijd uitdrukkelijk de naam Dasberg aangeeft is uit haar verhaal op te maken dat ook opperrabbijn Dasberg met zijn gezin dezelfde weg is gegaan. Alleen vertrok het gezin Dasberg een paar weken eerder naar Bergen-Belsen, 11 januari 1944.9
7
Lindwer, 180 Verolme, 29 9 Hagedoorn, z.p. 8
11
Na aankomst in Bergen-Belsen worden Hetty Werkendam met haar moeder en een broertje ondergebracht in de vrouwenbarak. Vader en het bijna 12-jarige broertje Max gaan naar de mannenbarak. Overdag mogen de mannen de vrouwenbarak bezoeken. Hetty Verolme-Werkendam vertelt: “Max en vader kwamen om ongeveer negen uur. Hun barak was overvol, en ze vertelden dat ook de opperrabbijn in nummer 14 verbleef. Vroeg in de morgen hadden de gelovigen een geheime gebedsdienst gehouden.”10 Opperrabbijn Dasberg had, net als alle andere gevangenen, een zwaar leven in Bergen-Belsen. Alleen hadden de rabbijnen nog meer te lijden onder het sadisme van de bewakers dan ieder ander. Verolme-Werkendam: “We waren ongeveer een week in Bergen-Belsen, toen de SS alle mannen en jongens vanaf vijftien jaar om zes uur ’s morgens op appèl liet komen om werkeenheden te vormen. Een van de zwaarste taken ging naar een eenheid die in het bos buiten het kamp boomstronken moest uitgraven. Het was een loodzwaar en genadeloos werk. Mijn vader en de opperrabbijn werden in deze eenheid gezet. Zij verlieten het kamp om zes uur ’s morgens en keerden laat in de middag terug.”11 Het eten in Bergen-Belsen werd almaar minder en slechter. Een beetje brood, soms een miniscuul klontje boter of een lepeltje jam, maar meestal was er alleen brood. Soep was gekleurd water met een snipper koolraap of wortel erin. Er heerste een vreselijke honger en “we werden experts in het verdelen van de rantsoenen, zodat we er vierentwintig uur mee toe konden.”12 Verolme-Werkendam: “Het nieuws deed de ronde dat de rabbi om vier uur een vergadering zou houden achter barak 17, om hogere zaken te bespreken. Ik besloot erheen te gaan. Toen ik echter op de aangegeven tijd kwam, waren er slechts acht mannen en geen enkele vrouw aanwezig. De mannen stonden dicht bij elkaar en stelden de rabbi vragen om zo troost te krijgen van de rustige, vrome man. “Wat moeten we doen? We hebben honger, en het voedsel dat we krijgen, is niet koosjer,”zei een van de mannen. “God heeft ons gezegd dat we alleen koosjer voedsel mogen eten, maar Hij heeft ook het leven geschapen, en daarom zeg ik je dat dit een tijd van nood is, waarbij het leven vooropstaat,”antwoordde de rabbi. “Als dienaar van de Allerhoogste verklaar ik hierbij dat je alles mag eten, ook al is het treife (onrein). Je eerste plicht is nu te overleven.”
10
Verolme, 45 Ibid., 46 12 Ibid., 51 11
12
Ik was diep geschokt door deze woorden, evenals de man die de vraag gesteld had. Hij bekende dat de honger hem al gedwongen had Gods geboden te overtreden, maar hij worstelde zeer met zijn geweten. “In de ogen van God heb je niets misdaan. Dus worstel er niet langer mee,” verzekerde de rabbi hem. Na de vergadering liep ik terug naar onze barak, en hoewel wij thuis nooit koosjer leefden, kon ik de diepe indruk die de woorden van de rabbi maakten, niet van mij afschudden. Ik voelde me op een of andere manier verraden. De rabbi, uitgerekend de rabbi, had ons gezegd een deel van ons diepste geloof op te geven, de regels die het joodse leven bepalen. Zelfs bij hen die van de regels afgedwaald zijn, blijft er ergens, op een of andere manier, een diep weggestopte vonk die nooit wil doven. Een vonk die ons vertelt dat we erbij horen.”13 Verolme-Werkendam haar vader en de rabbijn worden ingedeeld bij het schoenencommando. Dat wil zeggen: het bovenleer van de zool lossnijden met een scherp mes. Het was ontzettend smerig werk. “In de grote werkeenheid zaten academici, zakenlieden van internationale bedrijven, rabbi’s en ingenieurs. Om de monotonie van de geestdodende arbeid te breken, gaven de academici tijdens het werk lezingen over verschillende onderwerpen. Ook de rabbi’s hielden de mannen bezig met hun kennis. Rabbijn Dasberg zat meestal naast mijn vader, en ze raakten tamelijk bevriend. Het was een wonderlijke combinatie, want mijn vader was atheïst.14 De rabbi’s, die in het kamp verbleven, hadden een slecht leven. Verolme-Werkendam: “De SS haatte de paar rabbi’s die in het kamp verbleven. Hun baarden werkten bij hen als een rode lap op een stier. Ze schepten er een satanisch genoegen in sadistische straffen voor de religieuze mannen te bedenken, maar niets kon het geloof van deze broze figuren breken.” Verolme-Werkendam haalt in haar boek ook de geschiedenis van het defecte rioolsysteem aan. Haar vader, haar oom, de rabbijn en een vierde man moesten helpen bij het uitbaggeren van het rioolsysteem bij de latrines. Een vreselijk smerig karwei. Alles zat verstopt. Het vader kwam onder de smeer en uitwerpselen van zijn werk terug en moest door Verolme-Werkendam en haar moeder worden geholpen aan schone kleren en water om zich te kunnen wassen. Verolme-Werkendam: “Mijn vader en de andere drie mannen kregen de opdracht de enorme latrine met emmers leeg te scheppen. “Moest de rabbi ook in de put staan?”vroeg ik. 13 14
Verolme, 52 Ibid., 71
13
“Nee,”zei vader. “Dat stonden we niet toe. We gaven hem de emmers aan om ze leeg te gooien. Hij werd natuurlijk wel vies, maar we lieten hem niet in de drek staan.” 15 Daarna komt opperrabbijn Dasberg niet meer voor in het boek van Verolme-Werkendam. Een andere herinnering aan opperrabbijn Dasberg komt voor in een artikel welke op internet is geplaatst: “Nederlandse Torarol mee in verongelukte Space shuttle”.16 “Een Torarol die de Nederlandse opperrabbijn Simon Dasberg met zich mee had genomen toen hij werd gedeporteerd naar het Duitse concentratiekamp Bergen-Belsen, bevond zich aan boord van de space shuttle die op 1 februari (2003) bij terugkeer in de dampkring verongelukte. De eerste Israëlische astronaut, Ilan Ramon, had de Torarol mee op ruimtereis genomen. Over de ongelofelijke weg die het met de hand op perkament geschreven Sefer Tora (Torarol) af heeft gelegd voor dat het in de ruimte werd vernietigd, tezamen met Ramon en de zes andere astronauten in het ruimteschip, stond onderstaand artikel op Ynet, vertaald door Jitsgak Moëd.” Het artikel komt op het volgende neer: in de barak in Bergen-Belsen waar opperrabbijn Dasberg verbleef, verbleef toen ook Jejojachin Josef met zijn broer. Jejojachin werd dertien jaar en dat was voor Dasberg de tijd om een Bar Mitswa (viering religieuze meerderjarigheid op de dertiende verjaardag) voor Jejojachin te regelen. Dasberg had een heel kleine Sefer Tora met zich meegenomen naar het concentratiekamp. ’s Nachts liet hij Jejojachin uit de Sefer de parasja leren (lezing van een gedeelte van de Tora). Op een bepaalde dag, vroeg in de ochtend, is daarna de Bar Mitswa van Jejojachin gevierd. De hele barak deed mee. Jejojachin heeft een droosje (voordracht) gehouden. Na afloop van de Bar Mitswa heeft Dasberg de kleine Torarol aan Jejojachin geschonken met de woorden: “hou dat Sefer Tora maar bij je, je hebt meer kans dan ik om hier levend vandaan te komen, je moet me alleen beloven dat je het verhaal verder zult vertellen.” Twee maanden later overleed Dasberg. De Bar Mitswa van Jejojachin moet dus ongeveer december 1944 zijn geweest. Jejojachin heeft de kleine Torarol zijn leven lang bij zich gedragen. Nadat zijn kleinkinderen groot genoeg waren heeft hij hun het verhaal van de Sefer Tora verteld, een kastje voor de Sefer Tora laten maken (een Aron Kodesj) en de Torarol er met de nodige ceremonieel ingeplaatst. Ilan Ramon, de eerste Israëlische astronaut, heeft de Sefer Tora van Jejojachin Josef geleend en in een persconferentie aan de wereld getoond. Het artikel besluit met: “Jejojachin Josef heeft zijn belofte aan Opperrabbijn Dasberg vervuld, het verhaal is nu verteld. En al zijn de begrippen van Sjoa en wederopstanding versleten, men 15
Verolme, 76 “Nederlandse Torarol mee in verongelukte Space shuttle”, (27 februari 2012) internet: http://www.nik.nl/2003/12/nederlandse-torarol-mee-in-verongelukte-space-shuttle/ 16
14
ontkomt niet aan het gevoel van de symbolische kracht van het verhaal van de Sefer Tora, die zo een lange weg heeft afgelegd vanaf het concentratiekamp Bergen-Belsen naar de handen van de eerste Israëlier in de ruimte.” 4.3.
Korte terugblik op de bijdragen van Opperrabbijn Simon Dasberg aan het Joodsche Weekblad
De bijdragen van Dasberg aan het Joodsche Weekblad zullen de lezers tot heil hebben gediend. Pastoraal, bewogen, de Jood leest zijn geschiedenis in de artikelen, overwegingen, die Dasberg schrijft. Het Joodsche Weekblad stond echter onder dubbele censuur. Alles wat in het Joodsche Weekblad werd gepubliceerd werd eerst door de voorzitter(s) gelezen, meestal Cohen, die er dan uit kon schrappen waarvan hij dacht dat het de Duitsers niet welgevallig zou zijn. Dan het tweede rode potlood van het Duitse toezicht. Het eerste artikel “Bergopwaarts” van 19 september 1941 is omzichtiger dan de artikelen van 1943. In dit eerste artikel geeft Dasberg een gedegen weergave van Abraham en Izak. Ook is de opbouw van verleden – heden goed gekozen. Hij geeft de mensen, die nog niet weten wat er allemaal te gebeuren staat, opbeurende woorden mee. Voorwaarts gaan door de woestijn, doelbewust, in het licht van God. Ook wordt de nadruk gelegd op gehoorzaamheid, niet aan de mens, maar aan God. Gods roep beantwoorden. Een daad van sterk geloof wordt gevraagd. Op weg naar de onbekende verten. Maar in 1941 was het nog niet zo ver. Eerst in de zomer van 1942 kwamen de transporten. In september 1941 waren echter wel de doodsberichten, uit Mauthausen, bij de families van de in het voorjaar van 1941 weggevoerde Joodse jongemannen binnengekomen. Er was veel leed en vooral……. angst. Dasberg wijst op Abraham: “Zijn weg is die van de hem opgelegde plicht, de hem voorgeschreven taak is er een van zware gehoorzaamheid, van offer en martelaarschap.” Dasberg verwijst naar de Joodse toewijding en offerbereidheid waarin Abraham is voorgegaan. Hij roept de Joden op niet bij de materie te blijven maar de harde en zware weg op te gaan van het Joodse offer, naar God. In september 1943 waren er al tienduizenden Joden naar Auschwitz, Sobibor en Theresiënstadt afgevoerd. Op 3 september 1943 wordt er in het Joodsche Weekblad de bijdrage van Dasberg over het ”Volk van het Boek” opgenomen. Het is een kleine bijdrage, nog geen anderhalve kolom, maar de uitgave bestond uit twee pagina’s. Dasberg roept op tot inkeer en terugkeer naar het Boek. Hij pleit voor Thorastudie waarbij hij stelt: “Eigen vrij onderzoek is daarvoor nodig, liefst tezamen met anderen, onder goede leiding.” Dasberg legt vooral de nadruk op de eigen religieuze en geestelijke waarden en houdt zijn Joodse lezers voor dat de Thorastudie het Joodse leven rust, zekerheid en diepte geeft. 15
Ook deze bijdrage is pastoraal. Tegelijkertijd kan men zich afvragen in hoeverre deze bijdrage nog gelezen is. De bijdrage van 28 september 1943 is de laatste bijdrage van een geestelijk verzorger aan het Joodsche Weekblad. Of Dasberg zich daar bewust van was is de vraag. Zoveel mogelijk ging men op de oude voet voort en daar hoorde zeker het pastoraat toe. Dasberg behandelt de man Job die door God eerst gezegend werd. Daarna kwam – onverdiend - rampspoed op rampspoed op Job’s pad. Uiteindelijk ontving Job Gods zegen weer. Hij kreeg zijn rijkdom terug en stierf op hoge leeftijd. Job krijgt hier een voorbeeldfunctie. Rampspoed kan je onverdiend overkomen, maar uiteindelijk zal de Heer je zegenen. Het is een mooie tekst maar van de lezers vraagt het een groot geloof. Rosj Hasjana staat voor de deur. Twee dagen later is het Joodse nieuw jaar. Dasberg stelt: “(Rosj Hasjana) is de dag dat hij (de Jood) beseft dat zijn leven en lot in Gods hand zijn.” Hij wijst erop om de moeilijkheden en de noden van het heden te zien als beproevingen en legt de nadruk op een sterk geloof in God. 4.4.
Conclusie leven en werk Opperrabbijn Simon Dasberg uit de doorgenomen literatuur
Opperrabbijn Simon Dasberg was een intellectueel, een geleerde, een man Gods. In zijn – te korte – leven heeft hij veel goed gedaan. In zijn vooroorlogse jaren hadden het zionisme en de jeugd zijn warme belangstelling. In 1938 – 1939 maakte hij een studiereis naar Palestina. Als de oorlog voorbij zou zijn wilde hij, met zijn gezin, naar Palestina om daar te wonen en te werken. Dasberg preekte geen opstand tegen de bezetter, als hij daar al de gelegenheid voor zou hebben gehad. Hij bemoedigt zijn mensen. Spreekt hen over de Thora, over Abraham en Izak. Over de man Job. Trekt lijnen uit het verleden naar het heden en vraagt de Joden vooral een sterk geloof in God te hebben. Zijn voorbeeldfunctie heeft hij ook in de kampperiode waar gemaakt. Zodra Opperrabbijn Dasberg in Westerbork aankomt sluit hij zich aan bij de daar al aanwezige rabbijnen, houdt de lezing voor hen welke bestemd was voor de Groote Synagoge en de synagoge in de Lekstraat en gaat een – intellectueel – debat aan met zijn mede-rabbijnen. De pastorale zorg in de kampen stond voor de rabbijnen op de eerste plaats. Dikwijls wordt in de kampverhalen naar de rabbijnen verwezen. Zij waren er voor de mensen. Zo komt het ook in het verhaal van Opperrabbijn Schuster naar voren. Hetty Verolme-Werkendam, wier vader atheïst was, en bij wie thuis ook niet de Joodse wetten in acht werden genomen, noemt Dasberg in haar boek: “de rustige vrome man”. Haar vader probeerde het kampwerk van Dasberg te verlichten, ook de andere Joden probeerden dat. De rabbijnen stonden bij de Joden in aanzien en, als het mogelijk was, werden zij geholpen en ontzien door de Joodse mensen. Maar bij de SS hadden de rabbijnen een slecht leven. 16
Tot het laatst heeft Dasberg zijn pastorale werk gedaan en zijn functie als voorganger uitgeoefend. Voor het naar het werk gaan werd er al gebeden. Joodse feestdagen werden, zo voorzichtig mogelijk, gevierd. De Bar Mitswa van Jejojachin Josef vond plaats en van de Sefer Tora nam Dasberg afscheid door deze aan Jejojachin te geven en hem te vragen het verhaal door te vertellen. Tot het laatst heeft Opperrabbijn Dasberg de roep van God verstaan. Met eerbied en ontzag is er kennis van genomen en het verhaal is doorverteld.
17
5. ANALYSES EN TEKST VAN DE BIJDRAGEN VAN OPPERRABIJN SIMON DASBERG AAN HET JOODSCHE WEEKBLAD VAN 19 SEPTEMBER 1941, 3 SEPTEMBER 1943 EN 28 SEPTEMBER 1943 5.1.
Analyse van “Bergopwaarts” – Joodsche Weekblad d.d. 19 september 1941
Dit is een mooie en troostende overweging na de eerste razzia’s welke in 1941 zijn geweest. Rosj Hasjana, het Joodse Nieuwjaar, wordt beschreven. En zoals bij elk nieuw jaar worden ook de goede voornemens aangegeven en bijgesteld. In deze tekst van Bergopwaarts komen een paar lijnen terug. Hoe is de wijze waarop de Joodse traditie in deze tekst wordt gebruikt en in beeld wordt gebracht? Het is een heilwens voor het volk dat de teroe’ah kent, dat de sjofartonen verstaat. Dit volk gaat in het aangezicht van God. De teroe’ah echter is een gebroken toon bij het blazen van de sjofar, een toon van luid snikken, wenen en kreunen. De teroe’ah duidt op gecompliceerde situaties wanneer een volk ten oorlog trekt.17 Dasberg verwijst naar de tocht door de woestijn. Het afbreken van de tenten, het zich klaar maken, het zich in beweging zetten en dan de tocht voortzetten in de aangewezen richting. Doelbewust. Het Joodse volk dient zich te verzamelen en herenigd en doordrongen van zijn plicht voorwaarts te trekken. In deze alinea komen het doelbewuste en gaande in het licht van God weer terug. Dasberg brengt Abraham in beeld. Abraham had een moeilijke tocht te gaan. “Hij stond op en ging naar de plaats die God hem had gezegd.” Abraham gehoorzaamde en God vroeg aan hem een daad van sterk geloof en een offer van gehoorzaamheid. Het eerste offer van gehoorzaamheid voor Abraham was het op weg gaan naar een hem onbekend land van bestemming. Het tweede offer van gehoorzaamheid aan God is het offeren van het liefste dat Abraham bezat, zijn zoon. Abraham wordt door God beproefd, maar hij gehoorzaamt aan Hem. De weg van Abraham is er een van gehoorzaamheid, offer en martelaarschap. Ondanks spot en hoon van anderen. Abraham en Izak worden gegeven als voorbeelden van een sterk geloof in God. In diezelfde alinea worden Ismael en Eliezer ervan beticht uit te zijn op het van materie berustende leven. “Voor het onzichtbare doel van de tocht hadden zij geen oog.” Actualiteit in deze overweging: Dasberg heeft zijn overweging mooi opgebouwd. Het is een opbouw van verleden – heden. En dat drie keer achter elkaar. 17
Begon, “Inzicht in de Parasjat Beha’alotecha 5766 Keer terug, Hasjem, tot de myriaden Israëliche families!”, (2 maart 2012) internet: http://www.joodsleven.nl/ParasjatHasjawoea/Inzicht%20Parasja/4-BAMIDBAR/behaal
18
Bij het heden stelt Dasberg, na het sjofargedeelte en het opbreken der tenten, de vraag aan de lezer: “Is dat zo? Verstaan wij de teroe’ah? Gaan wij de goede richting? Kennen we het doel?” Dan: “wij zien achterwaarts,[…..] maar wij moeten voorwaarts. Waarheen zal onze tocht door de woestijn leiden? Naar het beloofde land, naar rust, geluk en vrede?” Na de alinea over het offer, martelaarschap en zware gehoorzaamheid van Abraham, komt Dasberg terug in het heden. “Als wij dan óók eens zó voorwaarts zouden willen gaan in de ons onbekende toekomst. […….] Al stapelen de moeilijkheden voor het Jodendom, voor een trouw en vastberaden Joods leven zich ook bergenhoog voor ons op, toch willen wij de moeilijke weg van de Joodse plicht en Joodse arbeid, van Gods roep en bevel opgaan.” Aan het einde van zijn artikel komt Dasberg weer in het heden. “Hoe velen onzer hebben uitsluitend of althans teveel naar de zogenaamde werkelijke en zogenaamde waardevolle dingen van deze wereld gegrepen.” Dasberg roept tenslotte op idealistisch gezind de harde en zware weg van het Joodse offer op te gaan, bergopwaarts, naar God. De roep van deze tijd dient te worden verstaan en het Joodse volk dient te gaan in Gods licht. Bergopwaarts. Zeggingskracht van het Jodendom voor de actualiteit. Dasberg pleit in zijn stuk voor het herkennen van de teroe’ah. De gebroken toon van de sjofar, een toon van luid snikken, wenen en kreunen. “Dit volk gaat in het licht van Uw aangezicht, o God.” Als de sjofar klonk dan verzamelde het volk zich en zette zich in beweging. Het volk trok doelbewust voorwaarts in het licht van God. Uit het stuk van Dasberg kunnen wij voor de actualiteit destilleren: het samenkomen van het Joodse volk; het herkennen van de sjofartonen: het samenkomen kan gaan in droefheid (snikken, wenen, kreunen); de tocht door de woestijn (de kille, dorre, angstige oorlogstijd waarin werd geleefd); het terugkijken op een afgelopen vijandig en droevig jaar; wat komt er na deze angstige periode: rust, geluk, vrede? Abraham en Izak worden de Joden voorgehouden als voorbeelden van Godsvertrouwen. Doelbewust op de ingeslagen weg voortgaan. Uiteindelijk komt het goed; Ismael en Eliezer worden de Joden voorgehouden als uit zijnde op de vergankelijke, tastbare en tijdelijke dingen van deze wereld. Zij zochten hun voordeel. Zij blijven in de laagte en oppervlakkigheid van het op materie berustende leven. Zij streven niet naar een hoger ideaal. Tenslotte stelt Dasberg: hoeveel mensen zijn niet als Ismael en Eliezer, alleen oog voor wereldse zaken. Hij roept op – idealistisch gezind – de weg van het Joodse offer op te gaan. Bergopwaarts, naar God. 19
Het Joodsche Weekblad, 1e jaargang No. 24 – 19 SEPTEMBER 1941 (27 Eloel 5701) pagina 2 Tekst: “Bergopwaarts” door Opperrabbijn S. Dasberg Heil het volk, dat de teroe’ah kent: Het gaat in het licht van Uw aangezicht, o God.” Deze mooie zin wordt op Rosj Hasjana ter synagoge aangeheven na de eerste sjofartonen. Het is een heilwensch voor het volk, dat de sjofartonen verstaat. Verstaan wij ze? Wij blazen op de sjofar de oude signalen, die reeds in de woestijn klonken. Dan hereenigde en verzamelde zich het volk: Tekie’ah. Het brak de tenten af, maakte zich klaar, zette zich in beweging en brak op: Teroe’ah, d.i. de gebroken trillende toon. Dan klonk opnieuw de rechte toon der Tekie’ah: Het aldus verzamelde en in beweging gebrachte volk zette den tocht voort in aangewezen richting, doelbewust voorwaarts. Zoo moeten wij nog steeds onze sjofar-tonen verstaan: Wij verzamelen ons bij het hooren van den roep. Al de verspreide en uiteengeslagen kinderen der Joodsche gemeenschap komen dan samen. Wij hooren den gebroken trillenden toon en laten ons daardoor ontroeren. En wij maken ons opnieuw klaar, schudden ons zelf wakker en zetten ons in beweging. Dan klinkt opnieuw Tekie’ah: Hereenigd en doordrongen van onze plicht trekken we voorwaarts, doelbewust, gaande in het licht van God…. Is dit zoo? Verstaan wij de Teroe’ah? Gaan wij in de goede richting? Kennen we het doel? Een vraag die gewettigd is, nu wij het oude jaar afsluiten en voor het nieuwe begin staan. Wij zien achterwaarts en zijn meer bedroefd dan verheugd, meer teleurgesteld dan voldaan, soms meer vertwijfeld dan moedig. Zoo staan we in het eigen leven; als kinderen van ons Joodsche volk, als menschen in den kring der menschheid. Maar wij moeten voorwaarts. Waarheen zal onze tocht door de woestijn leiden? Naar het beloofde land, naar rust, geluk en vrede? In de lezing uit de Thora op Rosj Hasjana verschijnt voor ons de figuur van Abraham. Het tafereel van zijn moeilijken tocht zij ons tot voorbeeld, tot les. Wij lezen: “Hij stond op en ging naar de plaats, die God hem had gezegd.” Hij hoort Gods roep. Van hem wordt een daad van het sterkste geloof gevraagd, een offer van volledige gehoorzaamheid. En hij zet zich in beweging. Zijn antwoord is: Vervulling van den plicht en de taak, hem opgelegd. Onverwijld, onvoorwaardelijk, ongebroken. Zoo gaat hij op weg. Maar waarheen? Kent hij het doel? “Leg-lega”, “ga”, zoo had God nu voor de tweede maal gezegd. De eerste keer was het naar een hem onbekend land van bestemming. Toen was de man, die getoond had zichzelf te durven zijn, die met heel zijn verleden, met zijn omgeving had kunnen breken, gegaan en had hij zich door Gods hand naar zijn bestemming laten leiden. Nu voor de tweede maal, op het hoogtepunt van zijn leven, vraagt God hem het hoogste, het liefste. Maar weer is het einddoel van zijn reis onbekend. Het is bij de laatste beproeving niet 20
anders dan bij de vroegere. Toch “staat hij op en gaat hij naar de plaats”. Zijn weg is die van den hem opgelegden plicht, de hem voorgeschreven taak is er een van zware gehoorzaamheid, van offer en martelaarschap. Zoo gaat hij moedig en vastberaden voorwaarts, bestand tegen verlokking, tegen lach en spot, tegen influistering van hen, die zich hun eigen weg willen kiezen en niet hun kleine lot aan Gods wijsheid willen toevertrouwen. Als wij dan óók eens zóó voorwaarts zouden willen gaan in de ons onbekende toekomst. Niemand kan klaar vooruit zien. Maar ieder onzer kan voorwaarts gaan op den weg van het Joodsche ideaal en de Joodsche plicht. Rosj Hasjana is ons het signaal, dat ons voorstuwt, voorwaarts op den weg van Joodsche toewijding en offerbereidheid. Abraham is ons de gestalte, die ons moed en geestdrift toont, die ons leert: Niet voorwaarts alleen ga onze Joodsche levensweg, neen: opwaarts, bergopwaarts! Al stapelen de moeilijkheden voor het Jodendom, voor een trouw en vastberaden Joodsch leven zich ook bergenhoog voor ons op, toch willen wij den moeilijken weg van Joodschen plicht en Joodschen arbeid, van Gods roep en bevel opgaan, hooger opwaarts, bergopwaarts… Willen wij? Zoo velen willen niet. Zij zijn als de begeleidende figuren, die ons in het tafereel der “Akeda”(offerande) getoond worden. Wij zijn geneigd dan alleen de hoofdfiguren te zien: Abraham en Izak. Er zijn echter nog twee menschen: de twee jonge mannen, die Abraham meeneemt. Midrasj zegt ons: Het waren Ismael en Eliezer, die onderweg met elkaar over de baten van deze zaak twistten, nl. wie Abrahams erfgenaam zou worden. Zij hadden slechts oog voor de grijpbare maar zoo vergankelijke, tastbare en toch tijdelijke dingen van deze wereld. Zij kibbelden over het voordeel. Maar voor het onzichtbare doel van den tocht hadden zij geen oog. “Op den derden dag hief Abraham zijn oogen op en zag de plaats in de verte.” Hij zag – zegt Midrasj – een der bergtoppen met een wolk omneveld, met het teeken van Gods aanwezigheid. Nog bleef de top onzichtbaar. Maar nu was het doel herkend. Dat was de plaats “die God hem had gezegd.” Ook Izak antwoordt op de vraag van zijn vader, dat hij de wolk ziet. De twee jonge mannen echter moeten bekennen, dat zij niets zien. Welnu, zij blijven bij het dier in de vlakte, in de laagte en oppervlakkigheid van het op materie berustende leven. Voor hen is er geen stijging, geen opwaartsche gang, geen streven naar hooger, geen ideaal, geen goddelijk geheim en goddelijk gebod. Hoe velen zijn als die twee figuren, die tegenover de grootheid van Abraham en Izak haast onopgemerkt blijven.- Hoe velen onzer hebben uitsluitend of althans teveel naar de zoogenaamde werkelijke en zoogenaamde waardevolle dingen van deze wereld gegrepen. Moge de roep en het signaal van deze Rosj Hasjana zijn, dat wij, idealistisch gezind, den harde en zware weg van het Joodsche offer willen opgaan, bergopwaarts, naar God, naar Zijn geheim en Zijn gebod. 21
Hoe moeilijk ons lot dan ook is, dan verstaan wij den roep van dezen tijd en gaan wij in Gods licht. Dan is er, ondanks alles, een innerlijke rust. Zoo mogen wij verder gaan, de toekomst in; bergopwaarts! 5.2.
Analyse van “Volk van het Boek” – Joodsche Weekblad d.d. 3 september 1943
Deze bijdrage van Dasberg werd geplaatst in september 1943. Nederland was, om het in een Duitse term te zeggen: bijna Judenrein. Het laatste grote transport naar het doorgangskamp Westerbork van de overgebleven Joodse Amsterdammers moest nog plaats vinden. Veel lezers kan Dasberg niet meer gehad hebben. Nog wat Joodse notabelen en misschien wat onderduikers konden kennis nemen van de inhoud van een zieltogend blad. Joodse traditie: Dasberg behandelt in deze bijdrage de Tenach. De Joden zijn het Volk van het Boek. Het is een reeks van boeken die de Bijbel genoemd wordt, maar er wordt ook, in het algemeen, onder verstaan de geestelijke waarden die het Jodendom bevat. Dasberg pleit voor Thorastudie en stelt: Thorastudie heeft het Joodse leven, ondanks de reeds duizenden jaren van nood, rust, zekerheid en diepte gegeven. Daar zonder zou het Joodse Volk geen stand gehouden hebben. Door het Joods-cultureel leven blijven de Joden zich één voelen met de grote denkers uit het Joodse verleden. Continueert het Joodse denken. Dasberg pleit voor het kennis nemen van de oer-Joodse waarden en terugkeer tot het Boek. Dit onder referte aan de grootste leraren die eenvoudige handwerkslieden waren. Ondanks allerlei druk (denk aan de ballingschapsgeschiedenis), ondanks zijn weinig waardevol beroep, kon daardoor de Jood een geleerde, ja een wijze blijven. Deze leraren werkten met vreugde en overtuiging mee aan de historische taak van hun volk, het Joods geestelijk leven. Actualiteit in deze bijdrage: Dasberg stelt: alleen de Thora hebben wij nog overgehouden. Het Boek brengt ons de openbaring, het brengt ons God. Wij hebben de plicht door te dringen in de wereld van de Tenach en ons de joods-geestelijke waarden eigen te maken. Een ieder dient dat te doen. Het is niet voor bevoorrechten. Dasberg geeft aan dat het de Joodse plicht is het eigen Joodse cultuurgoed zich eigen te maken. Dasberg: “Droeve ervaring en bittere ontgoocheling wijst ons thans deze plicht. […] het “Boek” (is) onze houvast; het is ons onmisbaar.” Dasberg eindigt zijn bijdrage met de hartekreet: “Inkeer hebben wij nodig. Terugkeer. Tot het Boek! Dit is onze plicht. Dit kan onze redding zijn.” Zeggingskracht van het Jodendom voor de actualiteit: het Joodse volk heeft eigen religieuze en geestelijke waarden en legt zich daarop toe; naast alles wat verloren is gegaan is de Thora gebleven; de Joden hebben de plicht de Tenach te onderzoeken en zich de Joods-geestelijke waarden eigen te maken; 22
bestudering van de Thora is voor iedereen. De bestudering van de Thora brengt wijsheid, geleerdheid. De bestudering werkt mee aan het Joods-geestelijk leven; Thorastudie heeft het Joodse leven rust, zekerheid en diepte gegeven; Thorastudie staat niet altijd bij de Joden voorop. Er is ook een verlangen naar algemeen menselijk weten; door Thorastudie wordt het verleden met het heden verbonden; inkeer en terugkeer tot het Boek is onze plicht en kan onze redding zijn. Het Joodsche Weekblad, 3e jaargang No. 22 – 3 SEPTEMBER 1943 (3 Eloel 5703) pagina 1 Tekst: “Volk van het Boek” Men noemt ons wel: het Volk van het Boek. Met dit “Boek” is in het bijzonder de reeks van boeken, die wij bijbel (Tenach) noemen, bedoeld; maar ook worden heel algemeen de geestelijke waarden, die het Jodendom bevat, ermee aangeduid. Terecht. Ons Joodsche volk is van nature en door eeuwenlange oefening een volk, dat eigen religieuse en geestelijke waarden meedraagt en zich daarop toelegt. Veel heeft ons volk verloren, maar op één der hoogtepunten van onze liturgie (Neïla) erkennen wij dankbaar, fier en eerbiedig: alleen Thora hebben wij overgehouden! Dit Boek is ons niet zoozeer literair product; het is ons Openbaring; het brengt ons God. Hoog staat daarom bij ons de plicht aangeschreven door te dringen in deze wereld van Tenach en aldus de Joodsch-geestelijke waarden ons eigen te maken. Eigen vrij onderzoek is daarvoor noodig, liefst tezamen met anderen, onder goede leiding. Ieder is daartoe geroepen “Ieder, die wil, kome en verwerve zich de kroon der Thora.” Joodsche studie, Joodsch cultureel leven is niet beperkt tot een bepaalde keurtroep van bevoorrechten. Onze grootste leeraren waren eenvoudige handwerkslieden. Hoe ellendig velen van ons volk gedurende heel de ballingsschapsgeschiedenis het ook hadden, toch hadden wij betrekkelijk tot voor kort in Joodsch opzicht weinig of geen analphabeten, zij die “geen aleph voor een beth” kenden. Ondanks allerlei druk, ondanks zijn weinig waardevol beroep, kon daardoor de Jood een geleerde, ja een wijze blijven, die met vreugde en overtuiging aan de historische taak van zijn volk – Joodsch geestelijk leven – medewerkte. Thora-studie – zoo algemeen mogelijk opgevat – heeft het Joodsche leven, ondanks de reeds duizenden jaren van nood, rust, zekerheid en diepte gegeven. Daarzonder zou ons volk geen stand gehouden hebben. Noch vroomheid alleen, noch ook strenge handhaving der wetten alleen had het noodige enthousiasme kunnen wakker houden, om zich telkens weer boven de alledaagsheid en droefheid van het lot te verheffen. Door Joodsch-cultureel leven blijven wij ons één voelen met de groote denkers uit het Joodsche verleden, blijven wij hun studie- en dispuutgenooten, voelen wij de continuïteit van het Joodsche denken, zien wij dáárdoor ons-zelf als het geslacht, dat verleden met toekomst verbindt, het geslacht van den overgang.
23
In ons verlangen naar algemeen menschelijk weten, naar de cultuurgoederen der mensheid, in ons op zich zelf even begrijpelijk als prijzenswaardig maatschappelijk streven, zooals ons geslacht dit steeds gehad heeft, verzuimden wij vaak kennis te nemen van oer-Joodsche waarden. Onze plicht is het, dit verlorene terug te winnen, zich opnieuw het eigen Joodsche cultuurgoed eigen te maken. Droeve ervaring en bittere ontgoocheling wijst ons thans deze plicht. Meer nog dan vroeger is het “Boek” onze houvast; is het ons onmisbaar. Laat ons dit bedenken nu de “ontzaglijke dagen” van inkeer naderen, nu de maand Eloel, de maand van voorbereiding is aangebroken. Inkeer hebben wij noodig. Terugkeer. Tot het Boek! Dit is onze plicht. Dit kan onze redding zijn. S. DASBERG 5.3.
Analyse van “Het onbegrepen leed en Gods rechtvaardigheid” Joodsche Weekblad d.d. 28 september 1943
Op de dag voor de laatste grote razzia en daarna het transport naar het doorgangskamp Westerbork werd deze bijdrage van opperrabbijn Simon Dasberg in het laatste Joodsche Weekblad geplaatst. In de nacht van 28 op 29 september 1943 werden de mensen van hun bed gelicht, uit hun huizen gehaald, verzameld en naar het Amstelstation gebracht. Inclusief de familie Dasberg. Het Joodsche Weekblad telde twee pagina’s. De bijdrage van Dasberg ging over drie kolommen. In het artikel “Predikaties op Rosj Hasjana” wordt aangegeven dat opperrabbijn Dasberg op deze dag (30 september 1943) “ter Groote Synagoge” zal preken. Op 1 oktober 1943 zou hij een preek houden in de synagoge in de Lekstraat. Ook staat er in het laatste Joodsche Weekblad nog een oproep om zich aan te melden voor een cursus voor metaalbewerken of naaien en knippen. Bij drukkerij Joachimsthal kunnen nog spoedorders worden geplaatst. De opbouw van deze overweging van Dasberg is in een andere vorm dan die van 19 september 1941. In die overweging greep Dasberg meer terug in de geschiedenis van het Jodendom. In deze laatste bijdrage van 28 september 1943 is het de man Job die hij naar voren brengt en grijpt hij slechts ten dele terug op de geschiedenis van Job met zijn onverdiende leed. In deze bijdrage is Dasberg meer pastoraal betrokken bij zijn mensen. Twee alinea’s zijn aan de man Job gewijd. De rest van het artikel bestaat uit bemoediging en hoe om te gaan met het zware juk “dat wij nauwelijks kunnen dragen”. Joodse traditie: op Rosj Hasjana werd het drama van Job ingezet. “De zonen van God kwamen om zich op te stellen voor de Heer; en ook de Verleider kwam te midden van hen.” De figuur van Job als de verpersoonlijking van het niet-begrepen lot. Job, de vrome man, die eerst 24
gelukkig was en daarna ongeluk op ongeluk kreeg toebedeeld. Job draagt zijn leed als een zware last en hij weet niet waaraan hij die ellende heeft verdiend. Job’s geloof in Gods Recht wordt zwaar beproefd, maar uiteindelijk komt hij als een gelouterd mens uit de strijd te voorschijn. Bij Job krijgt de aanklager vrij spel. Beproevingen en aanvallen overkomen Job. Job’s lot en toekomst worden aan de Satan uitgeleverd. Uiteindelijk overwint Job en zegeviert zijn geloof in het Goede en zijn gevoel van aanhankelijkheid jegens God. Actualiteit in deze bijdrage: het is een pastorale brief. In de eerste alinea grijpt Dasberg terug op “de bijzondere en uiterst moeilijke omstandigheden”van dat moment. Hij geeft aan de lezers mee niet te versagen en niet tegen God opstandig te worden. De beproevingen, welke Job moet ondergaan, worden door de Joden begrepen. Op Rosj Hasjana wordt de Jood zich bewust dat de oorsprong en de ordening van het heelal niet blind ontstonden. Het is de dag dat hij beseft dat zijn lot en leven in Gods hand zijn. Dasberg stelt: “Heel ons Joodse volk is als Job, drager van leed onder de volkeren.” Het Joodse volk wordt gesteld voor Gods troon, waarop Hij zetelt, als “Rechter van heel de aarde”. Hij houdt zijn lezers voor: “Wij zijn allen kinderen van God! Er zijn krachten in ons, die ons tot God voeren, die ons boven het toeval en de zogenaamde willekeur der omstandigheden plaatsen, die ons boven het ongeluk en de nood verheffen.” Dasberg onderkent ook de opstandigheid welke in de Joden van dat moment aanwezig kan zijn. “Meer dan ooit zijn wij in deze moeilijke tijd, die voor ons dubbel zwaar is, geneigd tot (dergelijk) opstandig verzet tegen God.” Hij roept op de moeilijkheden en noden in het heden te zien als beproevingen en legt de nadruk op een sterk geloof in God. Zeggingskracht van het Jodendom voor de actualiteit: verwijzing naar het drama van Job; zonen van God voor de Heer met de Verleider; Job wordt zwaar beproefd en komt, uiteindelijk, zuiverder uit de strijd te voorschijn; in Job spreekt God recht, de Joden kennen de afspraak; Rosj Hasjana is de dag dat de Jood beseft dat zijn lot en leven in Gods hand zijn; Job’s lot en toekomst worden aan de Satan uitgeleverd; in Job zegeviert uiteindelijk het geloof in het Goede en de aanhankelijkheid jegens God; het Joodse volk is als Job, drager van het leed onder de volkeren; Job wist ook niet wat God met hem voorhad en wat Hij bedoelde, net zo min als de Jood nu.
25
Het Joodsche Weekblad, 3e jaargang No. 26 – 28 SEPTEMBER 1943 (28 Eloel 5703) pagina 1 Tekst: “Het onbegrepen leed en Gods rechtvaardigheid” Rosj Hasjana, het Joodsche Nieuwjaar is voor ons aangebroken, en wel in zeer bijzondere en uiterst moeilijke omstandigheden. Het oude jaar was vol zware zorgen. Veel, heel veel hebben we erin verloren. Meer dan ooit gaan wij onder lasten gebukt. Wat over ons bestemd is en wat ons wordt toebedeeld, is als een zwaar juk, dat wij nauwelijks kunnen dragen. Rosj Hasjana wil ons nu leeren niet te versagen en niet tegen God opstandig te worden. Juist op dien dag immers werd het groote begin van het drama van Job ingezet. “Op dien dag was het, dat de zonen van God kwamen om zich op te stellen voor den Heer; en ook de Verleider kwam temidden van hen”. In onzen Bijbel is de figuur van Job de verpersoonlijking van het niet-begrepen lot, van den al te moeilijken plicht. In het Boek Job wordt het grote vraagstuk aan de orde gesteld van den aanvankelijk gelukkigen, vromen mensch, dien ongeluk op ongeluk treft: wien alles ontvalt; die zijn noodlot moet dragen als een zwaren last, als een Goddelijk bevel. Hij weet niet waarom. Hij moet door heel de ellende van eigenwaan, van onrechtvaardige beoordeling heen, om eindelijk de knie te buigen in deemoed en zelfoverwinning. Zijn geloof in Gods Recht wordt zwaar beproefd, om tenslotte des te zuiverder uit hevigen strijd te voorschijn te komen. Wij, lezers van het Bijbelsche boek, weten in Jobs geval – als bij uitzondering – iets van dit recht. Want wij zijn, al lezende in het begin, aanwezig bij de zitting van Gods Gerechtshof. Wij kennen de afspraak, toen gemaakt en begrijpen iets van de beproeving. Deze ééne keer worden wij ingewijd in Gods Recht. Immers op Rosj Hasjana kwamen de kinderen van God, om zich voor hem op te stellen en kwam ook de Verleider onder hen. Rosj Hasjana is niet zoo maar een toevallige dag. Integendeel. Het is de dag, waarop de Jood zich den oorsprong en de ordening van het heelal, dat niet blind ontstond en voortwerkt, bewust maakt, de dag, waarop hij dus beseft, dat ook zijn lot en leven in Gods hand zijn. Wat Job op dien dag niet hoort en niet te weten krijgt, hooren wij mede aan: de Rechtzitting bij God. De aanklager krijgt vrij spel; beproevingen en aanvallen komen zonder tal. Jobs lot en toekomst worden den Satan uitgeleverd. Pas na langen tweestrijd en heftig conflict overwint Job, zegeviert zijn geloof in het Goede, zijn gevoel van aanhankelijkheid jegens God. Wie is Job? Ik weet het niet en niemand kan het u zeggen. Ieder mensch is wel eens Job. Ieder krijgt zijn beproeving, zijn leed te dragen. Heel ons Joodsche Volk is als Job, drager van leed onder de volkeren. Op ontelbaar velen van ons Volk drukt loodzwaar de last van het leven. Meer dan ooit is het dit jaar gebleken. Wie schreef ons het Boek Job? Wie gaf ons inzicht in het Hemelsche Gericht? Ik weet het niet en niemand kan het u zeggen. Maar het was een wijze denker en een diepvoelende Vrome, die 26
ons inzicht gaf in het leven en lijden, van den mensch en ons in plicht en geloof een groote les gaf. Wederom begint een nieuw jaar. Beter dan op andere, gewone dagen willen wij het ons nu bewust maken, dat wij ons moeten opstellen, dat wij allen gesteld worden voor Gods troon, waarop Hij zetelt, als “Rechter van heel de aarde”. Zijn wij dan allen “kinderen van God”, of is ook de Satan aanwezig, die zich voor God stelt? Wij zijn allen kinderen van God! Er zijn krachten in ons, die ons tot God voeren, die ons boven het toeval en de zoogenaamde willekeur der omstandigheden plaatsen, die ons boven het ongeluk en den nood verheffen. Dit zijn de Goddelijke krachten, die ons met het harde lot, dat het Joodsche Volk moet dragen verzoenen, die ons vrede geven met den moeilijken weg, dien God ons wijst, met de onbegrepen bestemming, die Hij ons oplegt. Maar “ook de Verleider treedt op”. Er leeft ook een andere kracht in ons. Er leeft ook een andere macht om ons, zij zijn het, die ons in opstand brengen tegen God, tegen Zijn besluiten, Zijn voorzienigheid. Soms zijn wij in onze zinnelijke beperktheid vol religieuze conflicten, vol opstand tegen Gods leiding, tegen Zijn wil, dien Hij ons voorschrijft. Meer dan ooit zijn wij in deze moeilijken tijd, die voor ons dubbel zwaar is, geneigd tot dergelijk opstandig verzet tegen God. Wij zijn dan als Job, die niets wist van wat God vóórhad en bedoelde. Want ook wij kennen Zijn wijsheid niet, waarmede Hij ons lot als levensweg vaststelt. Zijn Leer als levensgedrag ons voorschrijft. Een nieuwe jaarkring opent zich nu voor ons. Wat de toekomst zal brengen is onzeker. Laten wij nu één ding ons goed voor oogen houden: laten wij de moeilijkheden en de nooden in het heden zien als beproevingen, waar wij doorheen moeten, strijdend met ons zelf, zonder te bezwijken, zóó lang tot wij in ons hebben veroverd het mooie en sterke geloof in God. Wij zijn van Hoogere Macht afhankelijk. Laten wij het zóó voelen in echten religieuzen deemoed, in God-toegewijde ingetogenheid, in eerlijke overgave. Afhankelijk van Gods leiding weten wij dat Hij ondanks alle schijn van het tegendeel het goede met ons vóór heeft en ons eindelijk geluk en vrede zal brengen, ons, heel Israël, heel de menschheid. S. DASBERG
27
6. GERAADPLEEGDE BRONNEN D. Begon, ”Inzicht in de Parasjat Beha’alotecha 5766 Keer terug, Hasjem, tot de myriaden Israëlische families!”, (2 maart 2012) internet: http://www.joodsleven.nl/ParasjatHasjawoea/Inzicht%20Parasja/4-BAMIDBAR/behaal R. Fuks-Mansfeld e.a. , Joden in Nederland in de twintigste eeuw. Een biografisch woordenboek, Utrecht 2007. J. Hagedoorn, ”Dasberg, Simon (1902-1945)”, in Biografisch Woordenboek van Nederland, (27 februari 2012) internet: http://www.historici.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata/bwn3/bwn3/dasberg D. Houwaart, “Inleiding bij de Volledige uitgave van alle nummers verschenen van 11/4/1941 – 28/9/1943” in: Joodsche Weekblad, deel 1, 7 – 54, Den Haag 1979. “Joden in Nederland”, in: Wikipedia (3 maart 2012), internet: http://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis_van_de_Joden_in_Nederland Joodsche Weekblad, deel I en II, Den Haag 1979. W. Lindwer, Getuigen van Westerbork – kamp van hoop en wanhoop 1939 – 1945, Hilversum 2009. “Nederlandse Torarol mee in verongelukte Space shuttle”, (27 februari 2012) internet: http://www.nik.nl/2003/12/nederlandse-torarol-mee-in-verongelukte-space-shuttle/ H.E. Verolme-Werkendam, De kinderbarak van Bergen-Belsen, Utrecht 2011. E. van Voolen, Joods leven, Heerenveen 2005.
28
BIJLAGE I TIJDLIJN RAZZIA’S/DEPORTATIES VAN DE JOODSE BEVOLKING 1941 11 juni 1941 Razzia tegen Joden in Amsterdam 14 september 1941 Razzia’s in Twente 7 – 8 oktober 1941 Jodenrazzia’s in de Achterhoek, Arnhem, Apeldoorn en Zwolle 5 december 1941 Alle niet-Nederlandse Joden krijgen de opdracht zich aan te melden voor “vrijwillige emigratie”
1942 10 januari 1942 17 januari 1942 4 juli 1942 11 juli 1942 14 juli 1942 15 juli 1942 2 augustus 1942 6 augustus 1942 9 augustus 1942 augustus 1942 2-3 oktober 1942
Eerste Joden uit Amsterdam vertrekken naar werkkampen Begin van de concentratie van Joden in Amsterdam door overbrenging van de Joodse gemeenschap uit Zaandam Eerste oproepen voor “arbeidsinzet in Duitsland” Kerken protesteren tegen de plannen van het deporteren van Joden Razzia in Amsterdam-Zuid en -Centrum Vertrek van de eerste trein met Joden uit Amsterdam. Begin van de deportaties vanuit Westerbork naar Auschwitz Aanhouding van katholieke Joden, behalve gemengd gehuwden Jodenrazzia in Amsterdam-Zuid Weer razzia in Amsterdam-Zuid Reeks van razzia’s door heel Nederland. Alle Joodse straatnamen gewijzigd Razzia’s op Joodse werkkampen
1943 26 mei 1943
Uitgebreide razzia’s in Amsterdam om de overgebleven Joden op te pakken 20 juni 1943 Weer grootscheepse razzia’s in Amsterdam-Zuid en –Oost 15 juli 1943 Rauter geeft opdracht tot razzia’s op het platteland 29 september 1943 Laatste grote razzia in Amsterdam. Liquidatie Joodsche Raad. Ook het Joodsche Weekblad hield op te bestaan
29
BIJLAGE II VERSCHENEN ARTIKELEN IN HET JOODSCHE WEEKBLAD OP GEESTELIJK GEBIED TEN TIJDE VAN RAZZIA’S / DEPORTATIES Gebeurtenis: 11 juni 1941: razzia tegen Joden in Amsterdam Joodsche Weekblad d.d. 13 juni 1941 Pag. 2: artikel: “De leer der bescheidenheid”(over Mozes) door Rabbijn Izak Vredenburg uit de sidra: Numeri 11, 27/9 – Gods liefde en de gebeden en Numeri: 8/9/11/12 (z.a.) uit de midrasjiem enige tractaten (z.a.) pag. 3: redactieartikel naar aanleiding van een binnengekomen brief over leer, godsdienst en traditie (z.a.) pag. 5 e.v.: artikel over S.B. Rabinkow, een Talmoedgeleerde, die enige dagen voor de Sjawoe’oth in Den Haag is overleden (auteurs: J.E. Vleeschhouwer en J. Neubauer) Joodsche Weekblad d.d. 20 juni 1941 Pag. 2: artikel: “De verspieders”(over de woestijntocht met verwijzingen naar de hedendaagse situatie: “Waartoe nog verder worstelen. Ons lot is toch al beslist.”) door opperrabbijn A.B.N. Davids uit de sidra: Numeri 13, 14, 15 (z.a.) bij de sidra: Numeri 13, 14, 15 (z.a.) Joodsche Weekblad d.d. 27 juni 1941 Pag. 2: artikel: “Het redmiddel” (over kering van een catastrofe) door Akiba Frank Pag. 2: artikel: uit de Haftara: Samuel 12,2 e.v. (wijkt van God niet af) (z.a.) uit de midrasjiem enige tractaten (Taanieth 25a en 24b) (z.a.) uit de sidra: Numeri 16, verzen 1, 4, 8/11, 12, 32/3, Numeri 17, vers 11 en Numeri 18, vers 8 e.v. (z.a.) pag. 4: artikel: “Een belofte” tractaat Taanieth 8a (z.a.) Joodsche Weekblad d.d. 4 juli 1941 Pag. 1: herderlijk woord van opperrabbijn L.H. Sarlouis inzake beproeving geloofsgetrouwen. Aanleiding: verbod op zondagse arbeid. Sarlouis roept op op de sabbath de zaken gesloten te houden. Pag. 2: artikel: “De gemeente had geen water” (vermanend woord en tegenslag bracht Israël terug tot zijn levenstaak) door Rabbijn Izak Vredenburg Uit de sidra: Numeri 20, vers 12 (z.a.) 30
Bij de sidra: Numeri 20/21 (z.a.) Artikel: uit de midrasjiem: Exodus Rabba 47 / tractaat kiddoesjim 31 (z.a.) Pag. 11: artikel: verslag bijzondere dienst inzake: “De Jood in de Joodse gemeenschap”, gehouden in de synagoge van Utrecht door opperrabbijn J. Tal (z.a.)
Gebeurtenis: 14 september 1941: Razzia’s in Twente Joodsche Weekblad d.d. 19 september 1941 Pag. 1: herderlijk woord van opperrabbijn L.H. Sarlouis inzake de Nieuwjaarsdag en een bede om vergiffenis, kracht en vrede. Pag. 2: artikel: “Bergopwaarts” (het gaat in het licht van uw aangezicht, o God) door opperrabbijn S. Dasberg uit de sidra: Deuteronomium 29, vers 28 (z.a.) bij de sidra: Deuteronimium 30, vers 8 en vers 19 (z.a.) uit de haftara: Jesaja 62, vers 12 (z.a.) “De Sjofar” (de betekenis voor het Joodse Nieuwjaar) (door CH.A.) pag. 3: artikel “Eenvoud” door S.P. Hierin wordt teruggekeken op het Joodse Nieuwjaar en wordt teruggegrepen op de waarom vraag naar het lijden: “tot Hij ons genade gunt.” Tekening: “God zal zorgen”: terugblik op de tocht van Abraham en Izak naar de berg Moria ter volbrenging van Gods bevel (tekening L. Pinkhof) Pag. 5: twee artikelen met godsdienstige inhoud: Godsvrucht in de opvoeding door Frits van Raalte Liturgisch gedicht: “Gelijk de leemklomp” door I.H.B. pag. 6: in de rubriek “De Joodsche Vrouw” een stuk over de godsdienstige opvoeding van kinderen (z.a.) pag. 7: een artikel over bedevaarten naar de Hebron (door H.H.) pag. 8: artikel: “Gebruiken en symbolen, hier en elders op Rosj Hasjana” door L. Hirschel artikel: “De afgebakende weg” inzake oordelen en veroordelen (z.a.) pag. 9: bijna geheel gevuld met synagogediensten en waar deze gehouden worden. Dit in verband met Rosj Hasjana. Pag. 10: artikelen over: Rosj Hasjana (z.a.) Dag van het gerecht (van het vonnis) door Mr Herman Duitz; Uit de haftara van de tweede dag Rosj Hasjana (z.a.) Joodsche Weekblad d.d. 26 september 1941 Pag. 1: artikel “Hoor Jisraeel” inzake Jom Kippoer, de dag der verzoening, door J.-H.
31
Links onderin: uit de Thora: Deuteronomium 31, vers 8: wees niet bevreesd en verschrikt (z.a.) pag. 2: artikel “Dagen van inkeer” (bedient u van woorden bij uw terugkeer tot God – Hosea 14,3) door moré drs L. Hirschel Verder op deze pagina artikelen over: Tesjoewa (tien bekeringsdagen) (z.a.) Het vasten door Ch.A. Uit de haftaroth van Jom Kippoer (z.a.) Pag. 3: artikelen: “Jom Kippoerdienst in Oost-Indië” een herinnering door Mr Isidore Hen De Misjna over de Verzoening (z.a.) “Wereldgericht”, één der bekendste gebeden van Rosj Hasjana en Jom Kippoer (tot de dag van zijn dood / verwacht Gij hem / en keert hij weer / terstond neemt Gij hem op etc.) uit: Dagen van inkeer door R.J. Spitz (z.a.) Pag. 4: twee artikelen: Het parallellisme, een onbeschreven karaktereigen van den Talmoed door Benzion J. Hirsch Voor den Grooten Verzoendag: “Als de Hogepriester naar den tempel schreed..” (z.a.) Pag. 6: in de rubriek Joodsche vrouwen een artikel: Kedoesja door Clara Asscher-Pinkhof (we kunnen niet wachten. Het leed is zoo groot, en het geraas in de wereld is zoo wild, en de eerbied van mensch voor mensch is zoo ver weg) In de rubriek voor de jeugd: over de Joodse traditie en het begonnen nieuwe Joodse jaar (5702) (z.a.) Pag. 7: hoe laat ter synagoge (diensten, lezingen, voorgangers)
Gebeurtenis: 7 – 8 oktober 1941: Jodenrazzia’s in de Achterhoek, Arnhem, Apeldoorn en Zwolle Joodsche Weekblad d.d. 10 oktober 1941 Pag. 1: artikel “Het wezen der Thora” (de vreugde om het Jodendom) door J.H.D. Pag. 2: artikelen: “Vertrouwen” (over de noodkreet van de zoekende, twijfelende jood) door adjunctrabbijn M.C. de Lara; Simchath Thora (over de vreugde om de Thora) door CH.A. Uit “De Prediker” 2, 13/4, 4, 9/10, 7, 8/10 (z.a.) Uit de sidra (Deuteronomium 34, vers 10) (z.a.) Uit de haftaroth (I Kon. 8, 59/60) (Jos. 1,8) (z.a.)
32
Pag. 3: artikelen: Simchath-Thora-viering in Oost-Europa door H.H. Hosjanna-Rabba en het feest van het waterscheppen (uit Misjna Soekka) (z.a.) Sjemini Atsereth (over de wijze waarop Israël zijn feestdagen viert) (z.a.) Waarom feesten? (z.a.) Pag. 6: artikel: “De natuurlijke wijsgeer” Kinderen zonder eenig godsbegrip door Frits van Raalte Joodsche Weekblad d.d. 17 oktober 1941 Pag. 1: artikel “Joodsche toekomst” oproep om te bouwen aan de dichtstbijzijnde maar ook aan de verre toekomst door J.S.J. pag. 2: artikel “Onze levenstaak” (de mens als schakel in de keten der eeuwen) door moré drs Abr. Frank verdere artikelen: gebed “des morgens zoekt mijn ziel” door I.H.B. uit de sidra: Genesis 2, vers 3 (zevende dag is zegen) (z.a.) bij de sidra: betekenis van de arbeid (z.a.) kiddoesj-gebed – de wijding van de dag (z.a.)
Gebeurtenis: 5 december 1941: alle niet-Nederlandse Joden krijgen de opdracht zich aan te melden voor “vrijwillige emigratie” Joodsche Weekblad d.d. 5 december 1941 Pag. 2: artikel “Op den terugweg” (moeizame terugtocht van Jacob naar het land zijner vaderen met een link naar de huidige tijd) door moré drs A. Frank verdere artikelen: uit de sidra: Genesis 32, vers 29 (z.a.) bij de sidra: Genesis 32, vers 11 (z.a.) Chanoeka-probleem (hoe als de kaarsjes schaars zijn) door CH.A. Pag. 3: aankondiging zeven Chanoekabijeenkomsten in Amsterdam (z.a.) Pag. 5: artikel “Joodse boeken voor Chanoeka”door L. Hirschel Pag. 6: jeugdpagina-artikel “Glückele von Hameln” (wereld is niet belangrijk, het voornaamste komt na dit leven) (z.a.) Joodsche Weekblad d.d. 12 december 1941 Pag. 2: artikel: “De tijden voor het gebed” (geen vaste tijden) door CH.A. verdere artikelen: Uit de haftara (Amos 3, vers 7,8) (z.a.)
33
Bij de sidra: Genesis 37, vers 3 en vers 20 (kinderen gelijk behandelen, anders afgunst) (z.a.) Pag. 3: artikel (met foto’s): “De Chanoekamenora in den loop der tijden”kleine ontwikkelingsgeschiedenis van de menora door G.C. Pag. 5: artikel: “Uit het eerste boek der Maccabeeën met parallellen naar het heden” door S. Pinkhof Artikel: “Natuurpoëzie”uit de Tefilla (Die op Zijn Woord de heem’len schiep……..) zegenspreuk door I.H.B.
Gebeurtenis: 10 januari 1942: Eerste Joden uit Amsterdam vertrekken naar werkkampen Joodsche Weekblad d.d. 16 januari 1942 Pag. 2: artikel: “Meer dan hetgeen is voorgedragen” (raadgeving: Thora en bijbel lezen om dag aan dag bemoediging en solide ervaring te vinden) door S. Pinkhof verdere artikelen: “Schild der Vaad’ren op Zijn Woord………” Fragment uit de vrijdagavonddienst door I.H.B. Uit de sidra: Exodus 6, vers 7 (Ik neem u tot volk etc.) (z.a.) Bij de sidra: Exodus 6, vers 25/6 / Exodus 7, verzen 17 en 19 / Exodus 8, vers 25 (z.a.) “Verloren gegane Bijbelboeken” (z.a.)
Gebeurtenis: 17 januari 1942: Begin van de concentratie van Joden in Amsterdam door overbrenging van de Joodse gemeenschap uit Zaandam Joodsche Weekblad d.d. 23 januari 1942 Pag. 2: artikel: “De poort tot den Eeuwige” (het waarom van het leven, de waarde daarvan en het uiteindelijk rekenschap afleggen bij God) door Akiba Frank verdere artikelen: Kedoesja I (een huldiging van Gods heiligheid) door I.H.B.; Bij de sidra: Exodus 12, verzen 17, 28 en 34 (z.a.) Waarschuwing opperrabbijn A.S. Levisson inzake: het vlees van slagers zonder verklaring van de Rabbinalen opzichter ter plaatse is ritueel ongeoorloofd Joodsche Weekblad d.d. 30 januari 1942 Pag. 2: artikel: “Het wonder van allen dag” (tocht door de woestijn op weg naar het beloofde land) door moré drs Abr. Frank verdere artikelen: 34
Kedoesja II (een huldiging van Gods heiligheid) door I.H.B. Bij de sidra: Exodus 13,19 / 14,15 / 15,2 / 17, 12 (z.a.) Uit de sidra: Exodus 15, 2: God was mij tot hulp (z.a.)
Gebeurtenissen in juli 1942: 4 juli 1942: eerste oproepen voor “arbeidsinzet in Duitsland” 11 juli 1942: kerken protesteren tegen de plannen van het deporteren van Joden 14 juli 1942: razzia in Amsterdam-Zuid en -Centrum 15 juli 1942: vertrek van de eerste trein met Joden uit Amsterdam. Begin van de deportaties vanuit Westerbork naar Auschwitz Joodsche Weekblad d.d. 10 juli 1942 Pag. 2: artikel “Luistert” (men dient naar het oude woord van de profeten te luisteren – opdat uw ziel leve -) door drs L. Hirschel Andere artikelen: Bij de sidra: Numeri 32, vers 22: “dan zult gij vrij uit gaan voor God en voor Israël” (z.a.) “Brengt dank den Heer, roept Zijn naam…….” 1. Kronieken XVII 8 – 36 door I.H.B. Joodsche Weekblad d.d. 17 juli 1942 Pag. 2: artikelen: Uit de klaagliederen: hoofdstuk 3, vers 24: “God is mijn deel” zegt mijn ziel, “daarom stel ik mijn hoop op Hem” Hoofdstuk 3, vers 31-2: “de Heer verlaat niet voor altijd” (z.a.) Bij de sidra: Deuteronomium 1, vers 16: “Het volk moet eerbied hebben voor de rechter” (z.a.) “Kom mee mijn vriend, de bruid tegemoet” (een vers ter opwekking: “Wat buigt ge U neder en zijt ge ongerust?”) door I.H.B. Pag. 4: artikel over eerste bijbelvertalingen. Tenach in het Grieks en Aramees door Hs Joodsche Weekblad d.d. 24 juli 1942 Pag. 2: artikelen: over Jesaja XL 1-26: “Troost, vertroost Mijn volk, zegt uw God” door I.H.B. uit de sidra: Deuteronomium 6, vers 5: “Gij moet den Heer, uw God, liefhebben met geheel uw hart, geheel uw ziel en geheel uw vermogen”(z.a.) bij de sidra: Deuteronomium 4, verzen 7 en 9 / Deuteronomium 6, vers 5 (z.a.) Pag. 4: artikel over belediging in de agada (de agada behoort niet direct tot de religieuze rechtsliteratuur): krenking van een ander mens is zware zonde (z.a.) 35
Gebeurtenissen in augustus 1942 2 augustus 1942: aanhouding van katholieke Joden, behalve gemengd gehuwden 6 augustus 1942: Jodenrazzia in Amsterdam-Zuid 9 augustus 1942: weer razzia in Amsterdam-Zuid augustus 1942: reeks van razzia’s door heel Nederland. Alle Joodse straatnamen gewijzigd. Joodsche Weekblad d.d. 7 augustus 1942 Pag. 2: artikel: Tsedaka (over rechtvaardigheid en weldadigheid) door J. d’Ancona andere artikelen: dankgebed na de maaltijd door I.H.B. uit de sidra: Deuteronomium: XI 28 / XIII 5 / XV 7-11 (z.a.) bij de sidra: Deuteronomium: 12,28 / 13,5 / 15, 10 en 16 (z.a.) Joodsche Weekblad d.d. 14 augustus 1942 Pag. 2: artikelen: uit de sidra: Deuteronomium 16, 18-21 / 19, 14-15 (z.a.) bij de sidra: Deuteronomium 16,20 / 17,17 / 19, 15 en 17 (z.a.) Birkath Hamazon (dankgebed na de maaltijd) door I.H.B. Joodsche Weekblad d.d. 21 augustus 1942 Pag. 2: artikelen: “De Joodsche openbaringstraditie – oriëntatie ten opzichte van de Thora” door Max Reisel; Korte gebeden (Schenk ons begrip, Heer, onze God, om Uw wegen te kennen) (z.a.) Birkath Hamazon – Dankgebed na de maaltijd door I.H.B. Uit de sidra: Deuteronomium 22, 1-4 / 24, 14-15 + 21-22 (z.a.) Bij de sidra: Deuteronomium 24, 4 + 13 / 23,5 + 20 (z.a.) Pag. 3: artikel: “De maand Eloel” (gewijd aan inkeer en boetedoening) (z.a.) Joodsche Weekblad d.d. 28 augustus 1942 Pag. 2: artikelen: Bazuingeschal en Eloel (bekeer u tot de enige juiste levenshouding) door Akiba Frank Oriëntatie ten opzichte van de Thora / Critiek en bezinning (wording en grondslagen van de Thora) door Max Reisel Uit de sidra: Deuteronomium 26, 12-16 / 27, 17-20, 25 (z.a.) Bij de sidra: Deuteronomium 26, 14+15 / 27,9 / 28,6 (z.a.) 36
Pag. 3: korte gebeden: “de noden van Uw volk Israël zijn vele, - hun kennis schiet tekort” (z.a.) Pag. 4: Birkath Hamazon – Dankgebed na de maaltijd door I.H.B. Joodsche Weekblad d.d. 4 september 1942 Pag. 2: Artikelen: “Het derde bedrijf”(Job, leed dat niet uit schuld te verklaren is) (z.a.) “Het standpunt van Freud c.s. – oriëntatie ten opzichte van de Thora” (over de spontane religieuze beleving en de onbewuste vlucht in het religieuze) door Max Reisel Uit de sidra: Deuteronomium 30, vers 1 t/m 5 (z.a.) Bij de sidra: Deuteronomium 30.3 en vers 12/3 (z.a.) Pag. 3: Birkath Hamazon - Dankgebed na de maaltijd door I.H.B.
Gebeurtenis: 2-3 oktober 1942: Razzia’s op Joodse werkkampen Joodsche Weekblad d.d. 2 oktober 1942 Pag. 2: artikelen: “Geloof in God”(gemakkelijk om uit te spreken, moeilijk om te bezinnen) door M.C. de Lara Korte aanhaling uit Koheleth 12, vers 1 (Denk aan uw Schepper in uw jongelingsjaren, vóór nog de slechte tijd komt en de jaren aanbreken waarvan ge zegt: “Ik wens ze niet.”(z.a.) Weet gij dat het Soekkothfeest…… (z.a.) God aller geesten wees ons tot hulp (strofische hymne) door I.H.B. Bij de sidra: Deuteronomium 33, vers 21 / 34, vers 6 (z.a.) Pag. 3: “De synthese”over het dankfeest voor de oogst door J.H. Davids Pag. 4: “Mozes en Rabbi Akiba”. Een oude joodse legende ter overpeinzing op Simchat Thora door Joseph Gompers Pag. 5: De Thora als “totaliteit”. (De eeuwigheidswaarde van de Thora) door Max Reisel Joodsche Weekblad d.d. 9 oktober 1942 Pag. 2: artikelen: “Gods evenbeeld” (de mens dient zich te verheffen boven het kwade en te blijven streven naar het goede) door J. d’Ancona “Een leek las de Rosj Hasjana – sidra” (over de ene God, bij Wie ook het strenge recht slechts met genade gepaard, aangewend wordt) door Jitschak ben Pinchas “De legende van de schepping van het licht (naar een midrasj)” (gelukkig hij, die Elijahoe’s aanschijn in den droom mocht zien) door I.H.B. 37
Uit de sidra: Genesis 4,7 (z.a.) Bij de sidra: Genesis 1,7 / 1,22 / 4,4 / 5,1 (z.a.) Pag. 3: artikelen: “In den beginne” (een stuk waarin over de tegenwoordige moeilijkheden in bijbelse termen wordt gesproken: “na de zware slagen van het noodlot etc.” door Abr. b. M. “De werkzaamheid der profeten” (het godsidee: zij zien in elke grote politieke gebeurtenis het goddelijk ingrijpen) door Max Reisel Pag. 4: een artikel over “liturgie op de werkdag”- (dagelijks gebed door de (orthodoxe) Jood) (z.a.)
Gebeurtenis: 26 mei 1943: uitgebreide razzia’s in Amsterdam om de overgebleven Joden op te pakken Joodsche Weekblad d.d. 28 mei 1943 Dit blad bestond slechts uit twee pagina’s. De eerste pagina gevuld met artikelen over bagageverzending, huishoudelijke verzorging, medische hulp etc. Allemaal zakelijke mededelingen. De tweede pagina bevatte advertenties en voorlichting van de Joodsche Raad over wat men weten moet. Geen artikelen ter vertroosting of verdieping. Joodsche Weekblad d.d. 4 juni 1943 Eerste pagina: zakelijke mededelingen: openingstijden bureaus van de Joodsche Raad, cursussen, huishoudelijke verzorging, voorlichtingsdienst, hulp aan vertrekkenden etc. Tweede pagina: advertenties van overledenen, verkoop rugzakken, lumber- en/of windjacks e.d. en wat zakelijke mededelingen. Geen artikelen ter vertroosting of verdieping. Joodsche Weekblad d.d. 11 juni 1943: zoals de voorgaande twee nummers. Overlijdensadvertentie van Frits van Raalte.18 Joodsche Weekblad d.d. 18 juni 1943: idem. Twee pagina’s.
18
Frits van Raalte heeft onder andere artikelen, op godsdienstig gebied, geschreven voor het Joodsche Weekblad, najaar 1941
38
Gebeurtenis: 20 juni 1943: weer grootscheepse razzia’s in Amsterdam-Zuid en – Oost Joodsche Weekblad d.d. 25 juni 1943: niet verschenen. Joodsche Weekblad d.d. 2 juli 1943: twee pagina’s zakelijk nieuws en advertenties Joodsche Weekblad d.d. 9 juli 1943: Pag. 1: artikel “Werkers” (z.a.) Een referte aan de tocht door de woestijn. Oproep om in eigen (Joodse) kring te blijven tot het eind van het leven, tot de laatste ademtocht. Het blad bestaat wederom uit slechts twee pagina’s. Het artikel “Werkers”neemt 1,5 kolom in beslag. De rest is gevuld met zakelijke mededelingen en een paar advertenties.
Gebeurtenis: 15 juli 1943: Rauter geeft opdracht tot razzia’s op het platteland Joodsche Weekblad d.d. 16 juli 1943 Pag. 1: Over twee kolommen: “Profeet en toekomst”(z.a.) over de vroegere profeten. Deze profeten worden nu gemist maar er wordt toch geloofd in een Joodse toekomst. Wederom een uitgave van twee pagina’s. De rest van het blad is gevuld met (zakelijke) mededelingen en een paar advertenties. Joodsche Weekblad d.d. 23 juli 1943 Twee pagina’s. Pag. 1: artikel over “Jaartijd” (2 kolom). De jaarlijkse gedenkdag van de dood van de ouders of bloedverwanten. Verwijzing naar Herzl’s sterfdag op 20 Tamoez, twintig jaar daarvoor. (z.a.) artikel met verwijzing naar “de drie weken” vastenperiode (halve kolom) (z.a.) Voorts: zoals gebruikelijk: zakelijke mededelingen en advertenties. Joodsche Weekblad d.d. 30 juli 1943 Twee pagina’s. Pag. 1: Halve kolom over “de negen dagen”. Verwezen wordt naar de vasten. (z.a.) Voorts: zakelijke mededelingen en wat advertenties. Joodsche Weekblad d.d. 6 augustus 1943 Twee pagina’s. Op de eerste pagina ruim twee kolom voor de “vastendag van de negende Aw” (z.a.) Voorts: zakelijke mededelingen en wat advertenties.
39
Joodsche Weekblad d.d. 13 augustus 1943 Twee pagina’s. Artikel op de eerste pagina van twee kolom met uitleg over de Sjabbat Nachamoe. Aanhaling van de profeet Jesaja: “Troost, troost Mijn volk, zal uw God zeggen.” (z.a.) Eveneens op pagina 1: halve kolom met verwijzing naar de 15e Aw en uitleg daarover. (z.a.) Rest van het blad: zakelijke mededelingen en advertenties. Joodsche Weekbladen van 20 augustus 1943 en 27 augustus 1943 In deze twee nummers wordt een uitleg gegeven over het Kaddiesj-gebed. Hiervoor heeft de schrijver geput uit het werk van Rabbijn S.Ph. de Vries: “Joodse riten en symbolen”, 2 e deel. De uitleg werd afgedrukt (zo staat in de verantwoording) “om de juiste betekenis onder de aandacht te brengen van de velen, voor wie het woord kaddiesj nog maar een klank is.” Het artikel geeft aan dat de eerbied voor het kaddiesj-gebed diep geworteld zit in het gemoed van Israël. Het is een pleidooi om ook het kaddiesj gebed, in onze dagen, te gebruiken. Het artikel eindigt met: “Vooral bij het graf”. (z.a.) Voor het overige zijn de bladen gevuld zoals dan gebruikelijk: mededelingen en advertenties. Joodsche Weekbladen september 1943 In de laatste nummers van het Joodsche Weekblad van september 1943 zijn nog artikelen te vinden van opperrabbijn S. Dasberg (pag. 1) over “Volk van het Boek” (3 september 1943), van J.T. (pag. 1) over de maand Eloel (10 september 1943) en op 17 september 1943 een artikel van L. Hirschel (pag. 1) over de voorbereiding op de Joodse feesten (zo moeten we ons met geestelijke goederen toerusten nu wij op weg zijn om God tegemoet te treden). Op 24 september 1943 is er anderhalve kolom gereserveerd voor de “Dagen van inkeer”, welke de redactie heeft geput uit het gelijknamige boekje van R.J. Spitz. In het laatste nummer van het Joodsche Weekblad van 28 september 1943 staat op pagina 1 een toepasselijk artikel, van opperrabbijn S. Dasberg over: “Het onbegrepen leed en Gods rechtvaardigheid”. Hij eindigt zijn artikel, waarin hij onder andere het boek Job aanhaalt, met: “Wij zijn van een Hogere Macht afhankelijk. Laten wij het zó voelen in echte religieuze deemoed, in God-toegewijde ingetogenheid, in eerlijke overgave. Afhankelijk van Gods leiding weten wij dat Hij ondanks alle schijn van het tegendeel het goede met ons vóór heeft en ons eindelijk geluk en vrede zal brengen, ons heel Israël, heel de mensheid.”
Gebeurtenis: 29 september 1943: laatste grote razzia in Amsterdam. Liquidatie Joodsche Raad. Ook het Joodsche Weekblad hield toen op te bestaan.
40
BIJLAGE III OVERZICHT GENOEMDE AUTEURS EN ARTIKELEN auteur en datum:
pagina:
artikel:
Abr. B. M. 09.10.1942
3
“In den beginne”(een stuk waarin over de tegenwoordige moeilijkheden in bijbelse termen wordt gesproken: “na de zware slagen van het noodlot etc.”
Ancona, J. d’ 07.08.1942 09.10.1942
2 2
“Tsedaka” (over rechtvaardigheid en weldadigheid) “Gods evenbeeld” (de mens dient zich te verheffen boven het kwade en te blijven streven naar het goede)
Asscher-Pinkhof, Clara 26.09.1941 6
CH.A. 19.09.1941 26.09.1941
2 2
10.10.1941 05.12.1941 12.12.1941
2 2 2
Dasberg, S. (opperrabbijn) 19.09.1941 2 03.09.1943 28.09.1943
1 1
“Kedoesja” (wij kunnen niet wachten. Het leed is zo groot etc.)
“De Sjofar” (de betekenis voor het Joodse Nieuwjaar) “Het vasten” (zich losmaken van het materiële en God zoeken) Simchath Thora (over de vreugde van de Thora) Chanoeka-probleem (hoe als de kaarsjes schaars zijn) “De tijden voor het gebed”(geen vaste tijden)
“Bergopwaarts” (het gaat in het licht van uw aangezicht, o God) “Volk van het Boek” “Het onbegrepen leed en Gods rechtvaardigheid”
41
auteur en datum:
pagina:
Davids, A.B.N. (opperrabbijn) 20.06.1941 2
artikel:
“De verspieders”(over de woestijntocht met verwijzingen naar de hedendaagse situatie: “Waartoe nog verder worstelen. Ons lot is toch al beslist.”)
Davids, J.H. 02.10.1942
3
“De synthese” over het dankfeest voor de oogst
Duitz, Mr Herman 19.09.1941
10
”Dag van het gerecht” (van het vonnis)
Frank, Akiba 27.06.1941 23.01.1942
2 2
28.08.1942
2
“Het redmiddel” (over kering van een catastrofe) “De poort tot den Eeuwige” (het waarom van het leven, de waarde daarvan en het uiteindelijk rekenschap afleggen bij God) “Bazuingeschal en Eloel” (bekeer u tot de enige juiste levenshouding)
Frank, moré drs Abr. 17.10.1941 2
“Onze levenstaak” (de mens als schakel in de keten der eeuwen) “Op den terugweg” (moeizame terugtocht van Jacob naar het land zijner vaderen met een link naar de huidige tijd) “Het wonder van allen dag” (tocht door de woestijn op weg naar het beloofde land)
05.12.1941
2
30.01.1942
2
G.C. 12.12.1941
3
(met foto’s): “De Chanoekamenora in den loop der tijden” - kleine ontwikkelingsgeschiedenis van de menora
Gompers, Joseph 02.10.1942
4
“Mozes en Rabbi Akiba”. Een oude joodse legende ter overpeinzing op Simchat Thora
42
auteur en datum:
pagina:
artikel:
H.H. 19.09.1941 10.10.1941
7 3
over bedevaarten naar de Hebron Simchath-Thora-viering in Oost-Europa
Hen, Mr Isidore 26.09.1941
3
“Jom Kippoerdienst in Oost-Indië” een herinnering
Hirsch, Benzion J. 26.09.1941
4
“Het parallellisme”, een onbeschreven karaktereigen van den Talmoed
Hirschel, moré drs L. 19.09.1941 8 26.09.1941 2
“Gebruiken en symbolen, hier en elders op Rosj Hasjana “Dagen van inkeer”(bedient u van woorden bij uw terugkeer tot God – Hosea 14,3) “Joodsche boeken voor Chanoeka” “Luistert”(men dient naar het oude woord van de profeten te luisteren – opdat uw ziel leve –) “Voorbereiding” (voorbereiding op de joodse feesten – zo moeten wij ons met geestelijke goederen toerusten nu wij op weg zijn om God tegemoet te treden -)
05.12.1941 10.07.1942
5 2
17.09.1943
1
Hs 17.07.1942
4
over eerste bijbelvertalingen. Tenach in het Grieks en Aramees
I.H.B. 19.09.1941 17.10.1941 12.12.1941
5 2 5
16.01.1942
2
23.01.1942 30.01.1942 10.07.1942
2 2 2
liturgisch gedicht: “Gelijk de leemklomp” gebed: “des morgens zoekt mijn ziel” “Natuurpoëzie”uit de Tefilla (Die op Zijn Woord de heem’len schiep) zegenspreuk “Schild der Vaad’ren op Zijn Woord…..” Fragment uit de vrijdagavonddienst Kedoesja I (een huldiging van Gods heiligheid) Kedoesja II (een huldiging van Gods heiligheid) “Brengt dank den Heer, roept Zijn naam..........” 1. Kronieken XVII 8 – 36 43
auteur en datum:
pagina:
artikel:
17.07.1942
2
24.07.1942
2
07.08.1942 14.08.1942 21.08.1942 28.08.1942 04.09.1942 02.10.1942 09.10.1942
2 2 2 4 3 2 2
“Kom mee mijn vriend, de bruid tegemoet”(een vers ter opwekking: “Wat buigt ge U neder en zijt ge ongerust?”) over Jesaja XL 1-26: “Troost, vertroost Mijn volk, zegt uw God” “Birkath Hamazon” (dankgebed na de maaltijd) “Birkath Hamazon” (dankgebed na de maaltijd) “Birkath Hamazon” (dankgebed na de maaltijd) “Birkath Hamazon” (dankgebed na de maaltijd) “Birkath Hamazon” (dankgebed na de maaltijd) strofische hymne: “God aller geesten wees ons tot hulp” “De legende van de schepping van het licht (naar een midrasj)” (gelukkig hij, die Elijahoe’s aanschijn in den droom mocht zien)
J. – H. 26.09.1941
1
“Hoor Jisraeel” inzake Jom Kippoer, de dag der verzoening
J.H.D. 10.10.1941
1
“Het wezen der Thora”(de vreugde om het Jodendom)
J.S.J. 17.10.1941
1
“Joodsche toekomst”. Oproep om te bouwen aan de dichtstbijzijnde maar ook aan de verre toekomst
J.T. 10.09.1943
1
“De maand Eloel”
vervolg: I.H.B.
Lara, M.C. de (adjunct-rabbijn) 10.10.1941 2 02.10.1942
2
“Vertrouwen”(over de noodkreet van de zoekende, twijfelende Jood) “Geloof in God” (gemakkelijk om uit te spreken, moeilijk om te bezinnen) 44
auteur en datum:
pagina:
Levisson, A.S. (opperrabbijn) 23.01.1942 2
Pinchas, Jitschak ben 09.10.1942 2
Pinkhof, L. (tekening) 19.09.1941 3
artikel:
waarschuwing: het vlees van slagers zonder verklaring van de rabbinalen opzichter ter plaatse is ritueel ongeoorloofd
“Een leek las de Rosj Hasjana – sidra” (over de ene God, bij Wie ook het strenge recht slechts met genade gepaard, aangewend wordt)
tekening: “God zal zorgen”: terugblik op de tocht van Abraham en Izak naar de berg Moria ter volbrenging van Gods bevel
Pinkhof, S. 12.12.1941
5
16.01.1942
2
Raalte, Frits van 19.09.1941 10.10.1941
5 6
Godsvrucht in de opvoeding “De natuurlijke wijsgeer” kinderen zonder eenig godsbegrip
Reisel, Max 21.08.1942
2
28.08.1942
2
04.09.1942
2
09.10.1942
3
“De Joodsche openbaringstraditie – oriëntatie ten opzichte van de Thora” Oriëntatie ten opzichte van de Thora / Critiek en bezinning (wording en grondslagen van de Thora) “Het standpunt van Freud c.s. – oriëntatie ten opzichte van de Thora” (over de spontane religieuze beleving en de onbewuste vlucht in het religieuze) “De werkzaamheid der profeten” (het godsidee: zij zien in elke grote politieke gebeurtenis het goddelijk ingrijpen)
“Uit het eerste boek der Maccabeeën met parallellen naar het heden” “Meer dan hetgeen is voorgedragen” (raadgeving: Thora en bijbel lezen om dag aan dag bemoediging en solide ervaring te vinden)
45
auteur en datum:
pagina:
artikel:
S.P. 19.09.1941
3
02.10.1942
5
“Eenvoud”. Hierin wordt teruggekeken op het Joodse Nieuwjaar en wordt teruggegrepen op de waarom vraag naar het lijden: “tot Hij ons genade gunt” “De Thora als “totaliteit””. (De eeuwigheidswaarde van de Thora)
Sarlouis, L.H. (opperrabbijn) 04.07.1941 1
19.09.1941
1
herderlijk woord inzake beproeving geloofsgetrouwen. Aanleiding: verbod op zondagse arbeid. Sarlouis roept op op Sabbath de zaken gesloten te houden. herderlijk woord inzake de Nieuwjaarsdag en een bede om vergiffenis, kracht en vrede
Vleeschhouwer, J.E. en Neubauer, J. 13.06.1941 5 over S.B. Rabinkow, een Talmoedgeleerde, die enige dagen voor de Sjawoe’oth Is overleden Vredenburg, Izak (rabbijn) 13.06.1941 2 04.07.1941 2
“De leer der bescheidenheid” (over Mozes) “De gemeente had geen water”( vermanend woord en tegenslag bracht Israël terug tot zijn levenstaak)
46
BIJLAGE IV WOORDENLIJST Birkath Hamazon
dankgebed na de maaltijd
Chanoeka
feest van het licht of inwijdingsfeest. Herdenking van de (her)inwijding van de tweede tempel.
Eloel
maandaanduiding (rond september)
Halacha
het normatieve, voorschrijvende deel van de mondelinge Tora. Meervoud: halachot
Haftara
de letterlijke betekenis van het word haftara is afsluiting. Met de term wordt het stuk tekst bedoeld dat aansluit op de sidra, de wekelijkse Toralezing tijdens de synagogedienst. Het stuk komt uit één van de twee andere delen van de Tenach, meestal uit de Newie’iem (Profeten) anders uit de Ketoewiem (Geschriften) en sluit qua inhoud aan bij de sidra van de week of bij het bijzondere karakter van de sjabbat of feestdag. Met het lezen van de haftara wordt het middengedeelte van de synagogedienst afgesloten
Hosjana Raba
zevende dag van het Loofhuttenfeest waarop zeven rondgangen in de synagoge worden gemaakt onder het lezen van een gebed met als refrein “hosjana” (red ons!)
Jom Hasjoa
de dag waarop de Holocaust wordt herdacht
Jom Kippoer
de dag der verzoening. De mens komt in het reine met God.
Kaddiesj
rouwgebed
Ketoewiem
boek Geschriften
Kidoesj-gebed
heiliging, gebed over een beker wijn waarmee sjabbat en feestdagen worden ingewijd
Megilloth
feestrollen, het zijn boeken die op bijzondere dagen gereciteerd worden. Het zijn er vijf: 47
Esther : Hooglied : Klaagliederen : Prediker Ruth
: :
poeriem (half-feest) pesach 9e Ab (Tisha be-Av, treurdag, ondergang Jerusalem) op de sabbath tijdens soekot sjawoe’ot
Midrasj
rabbijnse schriftuitleg (lett.: onderzoek)
Misjna
oudste, maatgevend geworden verzameling van halachot, vastgelegd rond 200 na Chr
Moré (morenoe)
leraar
Nedariem
lett.: geloften; traktaat welke onderdeel is van de Talmoed
Newie’iem
het boek Profeten
Parasja
lezing van een gedeelte van de Tora
Poeriem
(= lotenfeest). Herdenking van de redding van de ondergang van het joodse volk door Esther en Mordechai
Rosh Hasjana
Nieuwjaar. Feest: de mens probeert in het reine te komen met zijn medemens
Sidra
wekelijkse Toralezing in de synagoge
Simchath Thora-viering
Vreugde der Wet. Hoogtepunt van het Loofhuttenfeest
Sjawoe’oth
wekenfeest. Zeven weken na Pesach dienden eerstelingen geofferd te worden
Soeka
loofhut
Soekot
Loofhuttenfeest. Herdenking van de veilige tocht door de woestijn
Tefila
gebed, in het bijzonder het hoofdgebed dat staande wordt gezegd “amida” 48
Tesjoewa
19
tien bekeringsdagen19
Voor deze woordenlijst onder meer geraadpleegd: Van Voolen, 104 e.v.
49