BIBF | Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten
INHOUD p. 1/ Woensdag 20 maart en donderdag 21 maart : allen naar Beurs «Ondernemen 2013» ! p. 2/ Het belang van de jaarafsluiting van de rekeningen p. 4/ Het kosteloos mandaat in een handelsvennootschap : welk sociaal statuut heeft de mandataris ? p. 8/ Interestvoet voor betalingsachterstand bij handelstransacties blijft 8%
Het BIBF zal aanwezig zijn op 20 en 21 maart 2013 op de site van Thurn & Taxis (Brussel) voor de tiende editie van de beurs «Ondernemen». Juristen en mandatarissen van het BIBF zullen aanwezig zijn op de stand van het BIBF om al uw vragen te beantwoorden. De ondernemers kunnen zich eveneens tot het Instituut richten in het kader van een consultatiezone.
Programma : Als partner van de beurs stelt het BIBF een belangrijk aantal conferenties voor die in aanmerking komen als permanente vorming. Het merendeel van de seminaries bedoeld voor onze leden wordt gegeven op 21 maart (waaronder een uitzonderlijk conferentiedebat over fiscaliteit). Er worden eveneens erkende seminaries georganiseerd door andere partners en de beurs zelf. Ons advies : alvorens naar «Ondernemen 2013» te gaan, ga na op www.bibf.be (toegang leden en stagiairs, rubriek ‘seminaries’, ‘online lijst van opleidingen’) of de conferenties die u interesseren erkend zijn.
Inschrijvingsmodaliteiten : De beurs is gratis mits vóór-inschrijving op www.entreprendreondernemen.be. We hopen u talrijk te mogen ontmoeten !
1
P a c i ol i N r . 358 B I B F - I P C F / 4- 17 m a a r t 2013
P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in de weken 30-35
Woensdag 20 maart en donderdag 21 maart : allen naar Beurs «Ondernemen 2013» !
Het belang van de jaarafsluiting van de rekeningen De meeste vennootschappen sluiten hun rekeningen af per kalenderjaar, op 31 december. Voor de zelfstandigen is dit geen optie, maar een verplichting.
zelfstandigen gelden (met inbegrip van de zelfstandigen die niet onderworpen zijn aan de wet van 17 juli 1975).
Verificaties Artikel 9 van de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding van de ondernemingen bepaalt : «§ 1. Elke onderneming verricht, omzichtig en te goeder trouw, ten minstens eens per jaar de nodige opnemingen, verificaties, onderzoekingen en waarderingen om op een door haar gekozen datum de inventaris op te maken van al haar bezittingen, vorderingen, schulden en verplichtingen van welke aard ook, die betrekking hebben op haar bedrijf, en van de eigen middelen daaraan verstrekt. De inventarisstukken worden ingeschreven in een boek. De stukken die wegens hun omvang bezwaarlijk kunnen worden overgeschreven, worden in dat boek samengevat en erbij gevoegd. § 2. De inventaris wordt ingericht overeenkomstig het rekeningenstelsel van de onderneming. (...)». Het is de taak van de boekhoudprofessional om zijn cliënt – de onderneming – bij te staan bij de voorbereiding en de uitvoering van deze inventaris, en de gegevens ervan in zijn boekhouding over te brengen, maar in geen geval de verplichtingen die de wet zijn cliënt oplegt op zich te nemen. Bovenop de boekhoudwet stellen diverse fiscale bepalingen bijkomende eisen, waarvoor het advies en de raad van de erkende boekhouder(-fiscalist) BIBF voor de cliënt zeer nuttig zijn. Het is een zeer complexe materie en wij willen in deze bijdrage zeker geen aanspraak maken op volledigheid. Wel willen we de bepalingen overlopen die, onzes inziens, het belangrijkst zijn met het oog op de jaarafsluiting van de rekeningen. De inventaris vereist verrichtingen die ten minste één keer per jaar moeten uitgevoerd worden : – verificaties, en – waarderingen. In deze bijdrage gaan wij ervan uit dat de rekeningen worden afgesloten op 31 december 2012 (van een normaal boekjaar, gaande van 1 januari tot 31 december). Voorts beschouwen wij weloverwogen het geval van een vennootschap, wat niet wegneemt dat onze aanbevelingen mutatis mutandis voor de
2
Aan de hand van bepaalde «basis»verificaties kan nagegaan worden of een boekhoudkundig dossier volledig is, en alleszins de volgende gegevens bevat : – Zijn de verkoopfacturen doorlopend, zonder onderbreking, genummerd ? Is, bij uitvoer, het enig document bij de verkoopfactuur gevoegd ? – Zijn er klanten met een creditstand of leveranciers met een debetstand ? Is er desgevallend sprake van een dubbele betaling ? Of omgekeerd, werd een factuur per vergissing twee maal ingegeven, wanneer een saldo niet gelijk is aan nul ? – Stemt het saldo van de laatste rekeninguittreksels overeen met het geboekte bedrag (in principe moeten de verrichtingen geboekt worden op basis van de datum van het rekeninguittreksel. Wij adviseren trouwens om ook de eerste uittreksels van 2013 in te boeken, zodat het zeker is dat alle uittreksels van 2012 zijn ontvangen. – Is het kassaldo steeds positief ? Dit kan een dwaze vraag lijken, maar… sommige boekhoudingen vertonen soms een negatief kassaldo, (zelfs al is het maar tijdelijk), wat natuurlijk onmogelijk is. Het is trouwens niet de taak van de erkende boekhouder(-fiscalist) om een coherente kas aan te leggen (dus te beheren). Deze opdracht valt onder het beheer, en dus onder de uitsluitende verantwoordelijkheid, van de cliënt : een behoorlijk bijgehouden kas (eventueel voor verschillende bijkantoren) vermeldt een beginsaldo, de inkomende en uitgaande bedragen en het eindsaldo. – Voor een huurder : er dient nagegaan te worden of er 12 mensualiteiten werden ingeboekt. – Voor een kredietnemer : nagaan of alle periodieke stortingen werden ingeboekt en of de interest en de aflossing werden uitgesplitst en stroken met de aflossingstabel van de lening. – Meer algemeen, of alle facturen en/of maandelijks terugkerende kosten juist werden geboekt : elektriciteits-, telefoonfacturen, ... Andere kosten kunnen per kwartaal (bv. lasten mede-eigendom) of jaarlijks (bv. verzekeringspremies, verkeersbelasting) terugkeren. P a c i ol i N r . 358 B I B F - I P C F / 4- 17 m a a r t 2013
– Werden de maximumbedragen berekend i.v.m. de herkwalificatie van de huur die van de «eigen vennootschap» wordt gevorderd ? Een fout die veel gemaakt wordt is onder een rekening 640 «Andere bedrijfskosten» het volledige bedrag van de onroerende voorheffing op te nemen… dat ten laste is ten name van de bedrijfsleider. Nog een opmerking : raadpleeg grondig het huwelijkscontract (wettelijk stelsel of scheiding van goederen) vooraleer de fiscale herkwalificatie door te voeren. – Wanneer de onroerende voorheffing betaald wordt ter ontlasting van een derde eigenaar, moet ze als betaalde huur geboekt worden onder «Diensten en diverse goederen». – Zijn de wachtrekeningen gesaldeerd ? – Moet een leasingcontract geboekt worden als financieringshuur of als gewone huur ? Welke soort actief betreft het ? – Uit welke soorten voertuigen bestaat de fleet van de onderneming ? Zijn het voertuigen voor gemengd gebruik of bestelwagens ? Zijn de juiste nummerplaten vermeld ? Is de CO2-uitstoot vermeld ? – Beantwoordt de vennootschap aan de criteria van een «kleine vennootschap», zoals bepaald in artikel 15 W.Venn. ? Meer bepaald dienen de gegevens vermeld op het credit van de rekeningen 74 en 75 in beschouwing te worden genomen om de toestand juist in te schatten. – Werden alle rekeningen die verband houden met de verkochte vaste activa afgeboekt ? De technieken die de beroepsbeoefenaars gebruiken, verschillen … maar moeten tot hetzelfde resultaat leiden (de rekeningen salderen) : crediteren van een rekening van klasse 2 bij de verkoop (en nadien de boeking van diverse verrichtingen), aanmaken van een rekening van klasse 7 «Verkoop vaste activa» en nadien de boeking van diverse verrichtingen, ... – Overeenstemming van de boekhoudkundige omzet met de omzet volgens de btw-aangiften. – Overeenstemming van de btw-rekeningen met de btw-rekeninguittreksels (eventueel bijzondere btw-rekeningen), en vooral nagaan of de nalatigheidsinterest en de boeten werden geboekt. – Overeenstemming van de geboekte lonen met de fiscale fiches (naast de kostenrekeningen, bestaat een andere controletechniek hierin de rekeningen 453, 454 en 455 van de MAR te «zoomen», zodat kan nagegaan worden of alle bestanddelen werden ingeboekt (bv. de facturen van het sociaal secretariaat). – Laatste verificatie van de verantwoordingsstukken van het vorige jaar : we hebben vastgesteld dat sommige confraters de verantwoordingsstukken in de map van het af te sluiten jaar klasseren
3
(vóór ze die van het volgende jaar hebben geïnitialiseerd) en vergeten deze stukken in te geven (indien ze betaald werden door de aandeelhouder/ vennoot, zal het moeilijker zijn dit vast te stellen bij de vorige afsluiting). – En ook al kan het dwaas lijken, toch adviseren wij u om na te gaan of de openingsbalans wel degelijk overeenstemt met de balans afgesloten per 31 december 2011. Sommige confraters hebben ooit nog boekingen gedaan tussen de neerlegging van de jaarrekening en de indiening van de aangifte in de vennootschapsbelasting (wat natuurlijk niet zou mogen gebeuren). Voor één rekening is bijzondere waakzaamheid geboden : de rekening-courant bestuurder/zaakvoerder. Sommige professionals hebben immers de zeer slechte gewoonte aangenomen om alle «oude» rekeningen te salderen of de niet-geïdentificeerde bewegingen over te boeken naar de rekening-courant. Deze praktijk is volgens ons helemaal niet aangewezen, ten eerste omdat voorafgaandelijk het advies van de client moet gevraagd worden en, ten tweede, omdat het vaak niet overeenstemt met de werkelijkheid. Wanneer er, bijvoorbeeld, een leveranciersfactuur van 2010 op het credit van een schuldenrekening blijft staan, moet aan de cliënt gevraagd worden wie hem dit bedrag verschuldigd is, of moet de leverancier verzocht worden te bevestigen welk saldo in zijn rekeningen voorkomt. Als er «voldaan» op de factuur vermeld is, kan men overgaan tot boeking op de rekeningcourant, maar moet men wel de schommeling van de rekening-courant ten aanzien van de in de personenbelasting aangegeven inkomsten in het oog houden. De voordelen in natura kunnen – zonder gevaar te lopen op de toepassing van de bijzondere aanslag op geheime commissielonen (309 %) – onmiddellijk, dus vóór de goedkeuring van de jaarrekening door de algemene vergadering, aan het credit van een opbrengstrekening, op het debet van de rekening-courant bestuurder/zaakvoerder worden gebracht (om het algemeen te houden, laten we de btw buiten beschouwing). Het is belangrijk bij de cliënt te informeren naar het eventuele bestaan van voordelen in natura. Ten slotte, en in dezelfde gedachtegang, moeten de fictieve interesten op de rekening-courant, onzes inziens, op het debet van de rekening-courant (cf. art. 23 W.Venn.) aan het credit van een rekening financiele opbrengsten worden geboekt, wat wel het gevaar inhoudt dat in de loop van de boekjaren een «sneeuwbaleffect» zou kunnen ontstaan. Er moeten ook fiscale P a c i ol i N r . 358 B I B F - I P C F / 4- 17 m a a r t 2013
fiches opgemaakt en verzonden worden, die eerst ter goedkeuring aan de cliënt moeten worden voorgelegd.
Waarderingen Hoewel deze controles, onzes inziens, veeleer tot de taak van de boekhoudprofessional behoren, moeten de waarderingsregels alleszins door het bestuursorgaan worden vastgelegd (cf. art. 28, § 1 KB/W.Venn.). Het is een onbegonnen werk om hier snel al die regels te willen samenvatten, maar we vermelden toch : – de boeking van de bijkomstige kosten en de eventuele inresultaatneming ervan; – de boeking van de toevoegingen aan afschrijvingen (definitie van de afschrijvingsmethode en -duur), voor de vaste activa waarvan de levens- of gebruiksduur beperkt is in de tijd; – de boeking van de toevoegingen aan waardeverminderingen voor alle andere categorieën van activa. Voor de dubieuze vorderingen is een goede berekeningsbasis de vaststelling van waarderingsregels op basis van een «oude» balans toegepast op de bedragen die op balansdatum nog openstaan (mede rekening gehouden met de gedane inspanningen om die bedragen in te vorderen); – de boeking van voorzieningen voor risico’s en kosten (ter herinnering : die mogen nooit dienen om de waarde van een actiefbestanddeel te verbeteren); – de boeking van de voorraadwijzigingen; – de boeking van de belastingen, met berekening van de geraamde belasting (en berekening van de aftrek voor risicokapitaal); – het voorkomen van een compensatieprotocol tussen een klant en een leverancier (die dezelfde persoon is);
– – – – –
–
–
–
de overlopende rekeningen; de boeking van de «Te ontvangen facturen»; de boeking van wisselkoersverschillen, disconto, … de overdracht naar rekening 433 van de negatieve saldi van bankrekeningen; voor de leningen moet de uitsplitsing worden gedaan en alle interesten van het verstreken jaar moeten in kosten worden geboekt; de overboeking naar «Vrijgestelde reserves» en «Uitgestelde belastingen» van de verwezenlijkte meerwaarden die gespreid belast worden; de juiste boeking van de bestemming van het resultaat, met de berekening van de (minimale) toevoeging aan de wettelijke reserve en de uitkeerbare winst; de boeking van de «Niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen» (klasse 0 van de MAR). We weten dat veel confraters ten onrechte nalaten om deze rekeningen te gebruiken en ook de verplichte toelichting bij de jaarrekening die ermee verband houdt verwaarlozen.
Hoewel dit het louter boekhoudkundige kader overstijgt, kan de berekening van sommige ratio’s, zoals verkopen / aankopen van handelsgoederen, sommige vergetelheden aan het licht brengen, bijvoorbeeld bij een onverwachte stijging of daling van deze ratio. In de eerste bestaansjaren kan het ook interessant zijn om de werkelijke cijfers te toetsen aan de cijfers van het financiële plan.
Stéphane MERCIER Erkend Boekhouder-Fiscalist Lid stagecommissie BIBF
Het kosteloos mandaat in een handelsvennootschap : welk sociaal statuut heeft de mandataris ? Inleiding Op de vraag of de uitoefening van een kosteloos mandaat in een vennootschap (bestuurder van een naamloze vennootschap, zaakvoerder van een BVBA, …) gecumuleerd mag worden met het genot van sociale
4
uitkeringen (werkloosheid, ziekte- en invaliditeitsuitkering) zal men vaak geneigd zijn om daar een positief antwoord op te geven. Vanaf het ogenblik dat er geen inkomen uitbetaald wordt, kan de kosteloze uitoefening van een activiP a c i ol i N r . 358 B I B F - I P C F / 4- 17 m a a r t 2013
teit, a priori, weinig problemen opleveren vooral als ze belangeloos en in het voordeel van een vereniging zonder winstoogmerk uitgeoefend wordt. Maar de materie is veel ingewikkelder dan dat en het is geen sinecure om daar een sluitend advies over te geven. In dit artikel geven wij u een algemeen overzicht van de huidige situatie in de rechtsleer en in de rechtspraak. We zullen de materie in drie stappen analyseren : – Moet een mandataris zich steeds aan het sociaal statuut van zelfstandige onderwerpen ? – Welke activiteiten mag hij cumuleren met het genot van werkloosheidsuitkeringen ? Moet er een onderscheid gemaakt worden naargelang de activiteit in het voordeel van een handelsvennootschap dan wel in het kader van een vereniging zonder winstoogmerk uitgeoefend wordt ? – Welke controlemiddelen en sancties zijn hier van toepassing ?
I. Is de vennootschapsmandataris een zelfstandige ? Artikel 3, § 1 van het koninklijk besluit nr. 38 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen bepaalt : «Dit besluit verstaat onder zelfstandige ieder natuurlijk persoon die in België een beroepsbezigheid uitoefent uit hoofde waarvan hij niet door een arbeidsovereenkomst of door een statuut verbonden is.» «…worden personen benoemd tot mandataris in een aan de Belgische vennootschapsbelasting of belasting der niet-inwoners onderworpen vennootschap of vereniging, op onweerlegbare wijze, vermoed in België een zelfstandige beroepsbezigheid uit te oefenen.» Volgens deze bepalingen zou de vennootschapsmandataris van rechtswege als een zelfstandige beschouwd worden zonder te kunnen bewijzen dat hij geen beroepsactiviteit uitoefent.
mandataris verondersteld wordt zelfstandige te zijn tenzij hij het bewijs voorlegt : – hetzij van het niet-regelmatig karakter van de activiteit Sommigen oordelen dat de mandataris de grenzen van zijn mandaat overschrijdt en een regelmatige activiteit uitoefent wanneer hij beheerskennis of de toegang tot een beroep inbrengt. – hetzij van de kosteloosheid van het mandaat in rechte en in feite Volgens het Hof van Cassatie moet men hiervoor kunnen aantonen dat de statuten of een beslissing van het bevoegde vennootschapsorgaan verbieden om het mandaat te bezoldigen. Het feit dat de statuten de algemene vergadering de mogelijkheid bieden om te beslissen of de bestuurders al dan niet een vergoeding zullen ontvangen, houdt in dat het mandaat inkomsten kan opleveren en dus niet kosteloos is (Cass. 4 november 1985, AR nr. 7389). Indien de mandataris niet aan het sociaal statuut van de zelfstandigen onderworpen wil worden, zal hij dus moeten bewijzen : – ofwel dat hij zijn activiteit niet regelmatig uitoefent, een bewijslast die niet zo evident is temeer daar het mandaat, door zijn aard, meerdere prestaties vergt; – ofwel dat hij gratis werkt, wat moet blijken uit de statuten of een beslissing van de algemene vergadering die zonder voorbehoud bepalen dat het mandaat kosteloos uitgeoefend wordt. Het recht zal bovendien ook moeten overeenstemmen met de feiten : de mandataris zal effectief niet het minste voordeel uit zijn mandaat mogen halen (voordeel in natura, verkapte bezoldiging, emolumenten, ...)1. Indien het mandaat in het kader van een zelfstandige activiteit uitgeoefend wordt, zal dit ingeschreven moeten worden bij de socialeverzekeringskas en gemeld moeten worden aan de verschillende socialezekerheidsinstellingen. Wordt het mandaat niet in het kader van een zelfstandige activiteit uitgeoefend (kosteloos of onregelmatig karakter van de activiteit) dan is die inschrijving niet nodig. Dat betekent daarom nog niet
Het Grondwettelijk Hof heeft in een arrest van 3 november 2004 echter geoordeeld dat dit artikel strijdig was met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. 1
Sindsdien is iedereen het er over eens dat het vermoeden wel weerlegbaar is zodat de vennootschaps-
5
Het standpunt van de RSVZ is op dat punt overduidelijk. We raden de bestuurders of zaakvoerders van vennootschappen voor wie er geen eenduidige beslissing genomen werd, dan ook aan dit punt op de agenda van de volgende algemene vergadering te plaatsen zodat zij, in geval van controle, een onderbouwd PV kunnen voorleggen.
P a c i ol i N r . 358 B I B F - I P C F / 4- 17 m a a r t 2013
dat de activiteit gecumuleerd mag worden met het genot van de sociale uitkeringen.
II. Mandataris en werkloosheidsuitkeringen Om werkloosheidsuitkeringen te kunnen genieten, moet de burger aantonen dat hij voldoet enerzijds aan de toelaatbaarheidsvoorwaarden (opening van het recht op de uitkeringen op basis van zijn studies, stage, werk, …) en anderzijds aan de uitkeringsvoorwaarden, hetzij voornamelijk : arbeidsgeschikt zijn, beschikbaar zijn op de arbeidsmarkt en onvrijwillig verstoken zijn van werk en loon. Gelet op dit criterium van beschikbaarheid en gebrek aan werk en loon is in principe elke arbeid verboden, wat daarom nog niet betekent dat elke activiteit verboden is. Zijn in die zin toegestaan : 1. De activiteit die voor eigen rekening uitgeoefend wordt en die gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet : – Ze is niet echt ingeschakeld in het economische ruilverkeer en wordt niet met een winstgevend oogmerk uitgeoefend. – Ze maakt het slechts mogelijk om de waarde van de goederen te bewaren of in beperkte mate te doen stijgen. – Ze verhindert niet om een job te zoeken of uit te voeren. Voorbeeld : tuinieren, persoonlijke vrijetijdsbesteding, renovatie van de eigen woning, … 2. De activiteit die voor eigen rekening uitgeoefend wordt (zelfs al is ze ingeschakeld in het economische ruilverkeer) op voorwaarde dat dit bijkomstig gebeurt, wat de gelijktijdige vervulling van de volgende voorwaarden vereist : – Deze activiteit werd aangegeven. – Ze werd reeds uitgeoefend sedert ten minste drie maanden toen de werkloze nog als werknemer tewerkgesteld was2. – Ze wordt hoofdzakelijk uitgeoefend tussen 18u en 7u en is geen verboden activiteit (vooral de activiteiten die doorgaans ’s avonds uitgeoefend worden). – Het blijft een nevenactiviteit en ze blijft beperkt tot een bepaald inkomstenniveau. 3. De activiteit die voor rekening van derden uitgeoefend wordt en waarvoor de werkloze kan aan-
2
Er bestaan specifieke bepalingen voor de bruggepensioneerden.
6
tonen dat hij geen enkel inkomen van welke aard ook ontvangt. Volgens een meerderheidstendens in de rechtsleer en in de rechtspraak vormt de kosteloze activiteit als mandataris een activiteit die voor eigen rekening uitgeoefend wordt en dus beperkt moet blijven tot de omstandigheden beoogd in punten (1) en (2)3 : – Als het mandaat voor rekening van een handelsvennootschap uitgeoefend wordt, zal die activiteit bijvoorbeeld onverenigbaar zijn met het genot van werkloosheidsuitkeringen. De hoven en rechtbanken wijzen vaak op deze onverenigbaarheid tenzij de mandataris kan bewijzen dat hij het mandaat niet effectief uitoefent en dat hij geen enkel voordeel uit de uitoefening ervan haalt of kan halen. We kunnen dus besluiten dat de uitoefening van een activiteit als mandataris, ook al gebeurt dit kosteloos binnen een handelsvennootschap, vrij veel risico’s inhoudt voor de persoon die werkloosheidsuitkeringen geniet4. – indien de activiteit in het kader van een vereniging zonder winstoogmerk uitgeoefend wordt, is ze toegestaan5 voor zover de activiteit van de vzw geen deel uitmaakt van het economische ruilverkeer. Dat is bijvoorbeeld niet het geval voor de vzw’s die een bar uitbaten, een commerciële im- en exportactiviteit ontwikkelen, (…) zelfs al is het uiteindelijke doel van de activiteit belangeloos (bv. opbrengst ten voordele van de derde wereld, ...).
III. Vennootschapsmandataris en ziekte- en invaliditeitsuitkeringen III.1. De arbeidsongeschikte zelfstandige Het recht van een zelfstandige om een ziekte- en invaliditeitsuitkering te genieten is vastgelegd in het koninklijk besluit van 20 juli 1971 en meer bepaald in artikelen 19 en 20. De inning van deze uitkering is onderworpen aan een tweetal voorwaarden :
3
We zijn het hier niet mee eens en menen dat er een onderscheid gemaakt moet worden naargelang de mandataris al dan niet over belangrijke aandelen in de vennootschap beschikt. Ons inziens gaan de rechtspraak en de RVA te ver in het verbod om een activiteit van mandataris te cumuleren met het genot van uitkeringen. Maar omdat het om een actuele overheersende opinie gaat, zullen wij ons daarop baseren om de aandacht te vestigen op de gevaren van het aanvaarden van een mandaat in een vennootschap.
4
We moeten er echter bij vermelden dat er specifieke afwijkingen gelden voor de bruggepensioneerden die we in deze bijdrage echter niet nader zullen toelichten.
5
Als ze vooraf aangegeven wordt en de beschikbaarheid van de werkloze op de arbeidsmarkt niet belemmert.
P a c i ol i N r . 358 B I B F - I P C F / 4- 17 m a a r t 2013
– de zelfstandige moet arbeidsongeschikt bevonden zijn in de zin van de wetgeving; – hij moet elke activiteit stopgezet hebben.
wordt wanneer de onrechtmatige inning aan een fout van de werkloze te wijten is7. Bovendien moet men rekening houden met de onrechtstreekse impact van een uitsluitingsbeslissing door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. Indien de RVA immers beslist om een werkloze het genot van de werkloosheidsuitkeringen te ontnemen uit hoofde van de kosteloze activiteit van mandataris die hij in een handelsvennootschap of in een vzw uitoefent, dan betekent dit dat : – de werkloze niet langer het statuut van werkloze heeft; – hij zelfstandige in hoofdberoep wordt; – daardoor de minimum socialezekerheidsbijdragen moet betalen die gelden voor de uitoefening van een activiteit van zelfstandige in hoofdberoep.
Het begrip stopzetting van elke activiteit moet redelijk geïnterpreteerd worden. In principe moet de mandataris tijdens zijn periode van ongeschiktheid afzien van de uitoefening van een mandaat in een vennootschap.
III.2. De arbeidsongeschikte werknemer Indien de vennootschapsmandataris ook een bezoldigde activiteit uitoefent waarvoor hij ongeschikt verklaard werd, mag hij, mits voorafgaande toestemming van de adviserend geneesheer, de activiteit van mandataris die hij vóór zijn arbeidsongeschiktheid verrichtte, blijven uitoefenen. De voorwaarde is wel dat die activiteit bijdraagt tot zijn re-integratie of dat de hervatting geen enkel risico voor zijn gezondheid inhoudt. Deze toestemming mag bovendien slechts vanaf de tweede maand arbeidsongeschiktheid verleend worden.
IV. Vennootschapsmandataris en pensioen De kosteloze activiteit van mandataris is verenigbaar met het genot van het pensioen6.
V. Controle en sancties Zoals gezegd moet de kosteloze activiteit van mandataris ingeschreven worden bij de socialeverzekeringskas en bij de KBO wanneer ze een zelfstandige activiteit uitmaakt. Door gegevens via de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid uit te wisselen, kunnen de socialezekerheidsinstellingen de abnormale gevallen eruit filteren. In geval van abnormale cumul : – De RVA zal hoogstwaarschijnlijk beslissen om de ten onrechte geïnde uitkeringen terug te vorderen en om een sanctie voor de toekomst op te leggen. Voor deze terugvordering geldt een verjaringstermijn van drie jaar die tot vijf jaar opgetrokken
De rechtspraak heeft de sancties die de RSZ ten aanzien van de kosteloze mandatarissen die hun activiteit niet bij de RVA aangegeven hadden, meermaals vernietigd omdat zij oordeelde dat de formulieren van de RVA, althans voor hun wijziging in 2010, aan duidelijkheid te wensen overlieten zodat de burger niet altijd besefte dat hij zijn kosteloze activiteit van mandataris ook moest aangeven. Voor de terugvordering van de ten onrechte betaalde ziekte- en invaliditeitsuitkeringen bedraagt de verjaringstermijn twee jaar (vijf jaar in geval van fraude). Die termijn kan echter tot één jaar teruggebracht worden indien een aantal bepalingen nageleefd zijn.
VI. Besluit De uitoefening van een activiteit van mandataris mag niet licht opgevat worden, ongeacht of dit kosteloos of tegen betaling gebeurt : – Enerzijds heeft ze gevolgen op het vlak van de persoonlijke aansprakelijkheid ten aanzien van de vennootschap en van derden. – Anderzijds is ze niet noodzakelijk cumuleerbaar met het genot van sociale uitkeringen en moet ze, zelfs al is ze toegestaan, vooraf aangegeven worden.
Gaëlle JACQUEMART en Michel STRONGYLOS, Elegis – Hannequart & Rasir
6
Merk op dat als ze eventueel inkomsten kan opbrengen in de zin van artikel 23, 1°, 2° of 4° WIB 1992 of van artikel 228, § 2, 3° of 4° WIB 1992, de gepensioneerde ze vooraf moet aangeven bij de RVP of bij de RSVZ.
7
7
Merk op dat de rechtspraak in sommige hypothesen de beslissing van de RVA wegens niet-aangifte van een activiteit van vennootschapsmandataris vernietigd heeft wegens een gebrek aan duidelijkheid, althans vóór 2010, van de formulieren van de RVA.
P a c i ol i N r . 358 B I B F - I P C F / 4- 17 m a a r t 2013
Interestvoet voor betalingsachterstand bij handelstransacties blijft 8 % Voor het eerste semester 2013 bedraagt de interestvoet voor betalingsachterstand bij handelstransacties 8 %. Het blijft daarmee op hetzelfde niveau als het eerste en tweede semester van 2012.
Alleen bij... De interestvoet van 8 % is alleen van toepassing bij handelstransacties tussen ondernemingen onderling of tussen ondernemingen en aanbestedende overheden of diensten die leiden tot het leveren van goederen of het verrichten van diensten tegen vergoeding. Hij geldt niet voor transacties tussen ondernemingen en consumenten (burgerlijke en handelszaken). Voor achterstallige betalingen is in die gevallen een wettelijke interestvoet van 2,75 % van toepassing (mededeling in het Staatsblad van 9 januari 2013). Dat percentage blijft het hele jaar geldig. In fiscale en sociale zaken geldt een bijzondere regeling.
Geen contractuele afspraken Als één van de partijen die betrokken is bij de overeenkomst niet tijdig betaald, heeft de schuldeiser automatisch recht op de achterstallige som mét in-
terest. Hij hoeft de schuldenaar geen ingebrekestelling op te sturen. De partijen kunnen zelf een betalingstermijn overeenkomen in het contract. Doen ze dit niet, dan geldt de wettelijke betalingstermijn van 30 dagen. Die begint te lopen de dag nadat de schuldenaar de factuur of een verzoek tot betaling heeft ontvangen. Als de datum van ontvangst niet vaststaat of als de schuldenaar de factuur eerder ontvangt dan de goederen of de diensten, dan start de termijn de dag na ontvangst van de goederen of diensten. Als de wet of de overeenkomst voorziet in een procedure voor aanvaarding of controle van de goederen dan loopt de termijn vanaf de dag volgend op die van de aanvaarding of controle, als de schuldenaar de factuur ontvangt voor of op de datum waarop de aanvaarding of controle plaatsvindt. In principe wordt eerst de interest aangerekend die de partijen overeenkwamen in het contract. Alleen als daar geen afspraken over werden gemaakt, geldt de wettelijke interestvoet van 8 %.
Tweede semester De interestvoet van 8 % geldt voor het eerste semester van 2013 (1/01/2013 – 30/06/2013). Voor het tweede semester van 2013 (1/07/2013 – 31/12/2013) wordt binnenkort een nieuw percentage vastgelegd.
Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Jean-Marie CONTER, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail :
[email protected], URL : http: //www.bibf.be. Redactie : Jean-Marie CONTER, Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Xavier SCHRAEPEN, Chantal DEMOOR. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus, Universiteit Luik, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. Gerealiseerd in samenwerking met kluwer – www.kluwer.be
8
P a c i ol i N r . 358 B I B F - I P C F / 4- 17 m a a r t 2013