Wijziging beleid inzake afstand doen van oorspronkelijke nationaliteit bij naturalisatie tot Nederlander JU Circulaire
2. Het herziene afstandsbeleid
Circulaire aan: de Minister van Buitenlandse Zaken, de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen, de Gevolmachtigde Minister van Aruba, de burgemeesters (t.a.v. de hoofden Burgerzaken) Onderdeel: Directie Wetgeving Contactpersoon: mr. F.J.A. van der Velden, F.Th. Zilverentant Doorkiesnummer(s): 070-370 69 00 Datum: 18 juni 1997 Kenmerk: 631150/97/6 Juridische achtergrond: Artikel 9, eerste lid, onder b, van de Rijkswet op het Nederlanderschap Bijlage(n): 1 Onderwerp: Wijziging van het beleid inzake het doen van afstand van de oorspronkelijke nationaliteit bij naturalisatie tot Nederlander
Het is mijn bedoeling de verplichting van afstand van de oorspronkelijke nationaliteit, zoals neergelegd in artikel 9, eerste lid, onder b, en de toegelaten uitzonderingen op die verplichting in deze circulaire voor zoveel mogelijk nader te omschrijven en te objectiveren. Vanaf de datum van inwerkingtreding van deze circulaire zal iemand die om naturalisatie tot Nederlander verzoekt, in beginsel gehouden zijn afstand te doen van zijn of haar oorspronkelijke nationaliteit, tenzij op de verzoeker een van de hierna met name genoemde uitzonderingscategorieën van toepassing is. Naast deze zal slechts in zeer bijzondere gevallen en na individuele afweging, om redenen van redelijkheid van de verzoeker niet worden verlangd afstand te doen.
Afstandsverplichting bij naturalisatie 3. Algemene opmerkingen 1. Inleiding Deze circulaire vervangt de circulaire van 20 december 1991 (Stcrt. 1992, 25), die op 1 januari 1992 in werking is getreden. In die circulaire heeft mijn toenmalige ambtsvoorganger aangegeven dat artikel 9, eerste lid, onder b, van de Rijkswet op het Nederlanderschap met ingang van 1 januari 1992 aldus zal worden toegepast dat de wens van de verzoeker geen afstand te doen van zijn oorspronkelijke nationaliteit geen beletsel zal zijn voor zijn naturalisatie tot Nederlander. Voorts heeft hij daarin medegedeeld dat een wetsvoorstel tot wijziging van de wet in bedoelde zin was ingediend. Bedoeld wetsvoorstel is thans aanhangig bij de Eerste Kamer der StatenGeneraal. Echter is gebleken, dat het wetsvoorstel niet kan rekenen op de steun van de meerderheid van deze Kamer. Eén van de gevolgen daarvan is, dat het vanaf 1 januari 1992 gevoerde afstandsbeleid herziening behoeft. Deze circulaire geeft dat herziene beleid weer. Zij treedt in werking op 1 oktober 1997.
Bij de toepassing van artikel 9, eerste lid, onder b, moet rekening worden gehouden met diverse situaties, te weten: a. de naturalisatie tot Nederlander heeft geen invloed op de oorspronkelijke nationaliteit, nu daarvan geen afstand gedaan kan worden, hetzij omdat de betreffende nationaliteitswet dat bepaalt, hetzij omdat verzoeken tot afstand in de praktijk niet worden gehonoreerd; b. door de naturalisatie tot Nederlander gaat de oorspronkelijke nationaliteit van rechtswege verloren, hetzij op grond van de nationale wet van de verzoeker hetzij op grond van het Verdrag van Straatsburg van 1963; c. door de naturalisatie tot Nederlander gaat de oorspronkelijke nationaliteit niet automatisch verloren. Bij deze gevallen dient weer te worden onderscheiden tussen de volgende mogelijkheden: c.1. van de oorspronkelijke nationaliteit kan afstand worden gedaan vóór de ver krijging van het Nederlanderschap; c.2. eerst na de naturalisatie tot Nederlander kan afstand worden ge-
Uit: Staatscourant 1997, nr. 128 / pag. 7
daan van de oorspronkelijke nationaliteit; d. bij de naturalisatie is het anderszins niet redelijk afstand te verlangen. 4. Ad 3a en 3b: Buitenlandse wetgevingen In een bijlage is ter informatie opgenomen een overzicht van de Staten die geen mogelijkheid van afstand kennen, van de Staten wier nationaliteit van rechtswege verloren gaat bij de verkrijging van de Nederlandse nationaliteit, van de Staten die Partij zijn bij het Verdrag van Straatsburg van 6 mei 1963 tot beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit (Trb. 1964, nr. 4), dan wel bij het Tweede Protocol bij het Verdrag van Straatsburg (Trb. 1994, 265). Dit overzicht is uiteraard een momentopname. Buitenlandse nationaliteitswetgevingen worden regelmatig gewijzigd en niet altijd worden die wijzigingen direct aan het ministerie van Justitie bekend gemaakt. Wijzigingen in dit overzicht zullen zo spoedig mogelijk worden bekend gemaakt. 5. Ad 3b: Het Verdrag van Straatsburg Bij de beoordeling van de vraag of de verzoeker door naturalisatie tot Nederlander zijn oorspronkelijke nationaliteit van rechtswege verliest, speelt het Verdrag van Straatsburg van 6 mei 1963 betreffende beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit en betreffende militaire verplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit (Trb. 1964, nr. 4) een belangrijke rol. De hoofdregel van hoofdstuk I van het verdrag – inzake de meervoudige nationaliteit – luidt dat een onderdaan van een verdragsstaat die vrijwillig de nationaliteit van een andere verdragsstaat verkrijgt, van rechtswege zijn oorspronkelijke nationaliteit verliest. Aangezien dit verdrag rechtstreekse werking heeft, gaat de nationaliteit ook verloren als het nationale recht zulk verlies niet regelt. Bij hoofdstuk 1 van dit verdrag zijn partij: België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland
1
(voor het gehele Koninkrijk), Noorwegen, Oostenrijk, en Zweden. Op het Verdrag is in 1993 bij het z.g. Tweede Protocol een belangrijke wijziging aangebracht.
zoeker die onderdaan is van een Staat die Partij is bij het Tweede Protocol. De aan het Protocol ten grondslag liggende doelstellingen van integratie en van eenheid van nationaliteit in het gezin brengen mee, dat de toepassing 6. Het Tweede Protocol van de daarin genoemde gevallen niet uitsluitend beperkt kan blijven tot perHet op 2 februari 1993 te Straatsburg sonen die onderdaan zijn van bij het tot stand gekomen Tweede Protocol Protocol aangesloten Staten; de tot wijziging van het Verdrag genoemde uitzonderingen op de algebetreffende de beperking van gevallen mene regel dat de Staat van de oorvan meervoudige nationaliteit en spronkelijke nationaliteit die nationalibetreffende militaire verplichtingen in teit dient te ontnemen bij de geval van meervoudige nationaliteit verkrijging van het Nederlanderschap, (Trb. 1994, 265) is voor het Koninkrijk zullen ook dienen te gelden voor een der Nederlanden in werking getreden ieder die bij het verzoek om verkrijop 20 augustus 1996. Partij bij het ging van het Nederlanderschap Protocol zijn: Frankrijk, Italië (beide behoort tot een van de doelgroepen sedert 24 maart 1995) en Nederland omschreven in het Tweede Protocol. (voor het gehele Koninkrijk). Het Protocol bepaalt, dat Verdrags7. Ad 3c.2: Van de oorspronkelijke partijen bij het Protocol in bepaalde nationaliteit kan niet direct afstand gevallen in hun nationale wet kunnen worden gedaan afwijken van de hoofdregel van het Verdrag van 1963, zoals hiervoor onder Voor een aantal Staten geldt dat eerst 5 geformuleerd, en derhalve kunnen dan afstand van de nationaliteit kan bepalen dat bij verkrijging van een worden gedaan nadat een andere nieuwe nationaliteit geen verlies van nationaliteit is verkregen (bijvoorbeeld de oorspronkelijke nationaliteit ter voorkoming van staatloosheid). In intreedt. die gevallen zal van de naturalisandus Het Protocol noemt daarbij de volgen- moeten worden gevraagd bij de inbede gevallen: handelingneming van zijn verzoek een a. de verzoeker verkrijgt de nationalischriftelijke verklaring te onderteketeit van zijn echtgenoot; nen, houdende dat hij bereid is na de b. de verzoeker is een minderjarige naturalisatie het nodige te zullen doen wiens ouders onderdanen zijn van om ontslag als staatsburger van zijn verschillende staten en die de nationa- oorspronkelijke Staat te verkrijgen. Op liteit van een van zijn ouders verkrijgt; de uitvoering van die bereidverklaring c. de verzoeker behoort tot de tweede zal toezicht dienen te worden gegeneratie migranten, d.w.z.: houden. Zo nodig kan artikel 15, onder – de verzoeker is geboren en heeft ver- d, van de Rijkswet op het Nederlanderblijf in de Staat wiens nationaliteit hij schap worden toegepast. verkrijgt, of – de verzoeker heeft gedurende een 8. Ad 3d: Overige gevallen waarin het tijdvak, dat aanvangt vóór de leeftijd niet redelijk is afstand te verlangen van achttien jaar, zijn gewone verblijf gehad in de Staat wiens nationaliteit Naast de hierboven genoemde gevalhij verkrijgt. len is reeds sinds 1985 een aantal Zoals gezegd kunnen de toetredende gevallen onderkend, waarin het in Staten deze uitzonderingen op het objectieve zin niet redelijk geacht is Verdrag van 1963 in hun nationale van de verzoeker te verlangen dat hij wetgeving neerleggen. Dat is in het afstand doet van zijn oorspronkelijke Koninkrijk nog niet het geval. nationaliteit. In het bijzonder betreft Aangezien Nederland (voor het gehele dit enerzijds vluchtelingen, anderzijds Koninkrijk) tot het Protocol is toegepersonen die door het doen van treden, zal – niet alleen waar het afstand ernstig nadeel lijden. betreft het verlies van de Nederlandse Daarnaast kan het in andere zeer bijnationaliteit, maar ook waar het de zondere, individuele gevallen onredeverkrijging betreft – rekening gehoulijk zijn bij een verzoek tot verkrijging den moeten worden met de daarin van de Nederlandse nationaliteit de eis gegeven regelingen. Geen afstand zal van afstand van de oorspronkelijke dan ook gevraagd worden van de ver- nationaliteit te stellen.
Uit: Staatscourant 1997, nr. 128 / pag. 7
8.a. Vluchtelingen Van erkende vluchtelingen kan en mag niet worden gevergd dat zij contact opnemen met de autoriteiten van de Staat waaruit zij zijn gevlucht. In de praktijk kunnen zich gevallen voordoen waarin de verzoeker geen erkende vluchteling is maar het evident onwenselijk is dat hij of zij zich in verbinding stelt met de autoriteiten van de Staat van herkomst. Daartoe behoort onder meer het geval dat de verzoeker in het bezit is van een geldige vergunning tot verblijf, die is afgegeven op grond van artikel 9 van de Vreemdelingenwet en op grond van artikel 28, lid 7 van het Voorschrift Vreemdelingen is vrijgesteld van het paspoortvereiste; de aanwezigheid van deze situatie blijkt niet uit het verblijfsdocument, maar staat aangetekend in de beschikking op grond waarvan de betrokkene toegang is verleend en kan worden geverifieerd bij de Vreemdelingendienst of bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Erkende vluchtelingen en personen die van het paspoortvereiste zijn vrijgesteld, behoeven geen afstand van hun oorspronkelijke nationaliteit te doen. Naast deze gevallen kunnen zich andere, vergelijkbare gevallen voordoen; zij dienen ter beoordeling aan mij te worden voorgelegd, ter attentie van de IND. 8.b. Gevallen van ernstig nadeel Als gevallen waarin het wegens ernstig nadeel onredelijk is te verlangen dat afstand wordt gedaan, kunnen worden genoemd: I. Het doen van afstand brengt, vanwege de vergoeding die de Staat van de oorspronkelijke nationaliteit verlangt, een substantieel financieel nadeel mee. II. Het doen van afstand van de nationaliteit leidt tot substantieel financieel nadeel wegens het verlies van erfrechtelijke aanspraken, of van het recht van eigendom of van bezit dan wel van het recht op verwerving van goederen. III. Het doen van afstand is onderworpen aan de toestemming van de autoriteiten van de Staat van de oorspronkelijke nationaliteit terwijl door deze autoriteiten disproportionele voorwaarden gesteld worden. Als voorbeeld daarvan kan dienen de voorwaarde, dat de persoon die verzoekt afstand te mogen doen eerst zijn militaire dienstplicht in de Staat van zijn
2
nationaliteit zal dienen te vervullen, dan wel een bepaalde som gelds moet betalen om deze verplichting af te kopen. 8.c. Bijzondere individuele gevallen Zoals reeds uit artikel 9, eerste lid, onder b, van de Rijkswet op het Nederlanderschap blijkt kan soms ’redelijkerwijs’ niet worden verlangd dat afstand wordt gedaan. Het begrip ’redelijkerwijs’ is hierboven voor een aantal gevallen nader ingevuld. Ik ontveins mij overigens niet dat zich gevallen kunnen voordoen die niet direct vallen onder de hierboven genoemde omschrijving maar waar het wellicht toch een onredelijke hardheid zou zijn aan te dringen op het doen van afstand. Deze gevallen dienen aan mij ter beoordeling voorgelegd te worden, ter attentie van de IND. 9. Inwerkingtreding De overgang van de toepassing van de circulaire van december 1991 naar deze circulaire zal niet ten nadele mogen zijn van personen, die zich voor het tijdstip van inwerkingtreden van deze circulaire ter naturalisatie hebben gemeld. Personen die een naturalisatieverzoek indienen of aan de met de naturalisatie belaste instanties te kennen geven het Nederlanderschap te willen verkrijgen, zullen worden beoordeeld naar de voorwaarden, gesteld in de circulaire van 20 december 1991, indien die instanties dat verzoek of die kennisgeving vóór de datum van inwerkingtreden van deze circulaire hebben ontvangen. 10. Samenvatting Artikel 9, eerste lid, onder b, zal als volgt worden toegepast. De verzoeker om naturalisatie tot Nederlander die een andere nationaliteit bezit, zal van die nationaliteit afstand moeten doen, met uitzondering van de volgende gevallen: a. de verzoeker bezit de nationaliteit van een Staat, in wiens wetgeving de verkrijging van de Nederlandse nationaliteit leidt tot het verlies van die nationaliteit (een opsomming van Staten wier nationaliteitswetgeving deze regeling kennen, is gegeven in de Bijlage); b. de verzoeker bezit de nationaliteit
van een Staat wiens wetgeving of rechtspraktijk geen afstand van nationaliteit toestaat (een opsomming van Staten wier nationaliteitswetgeving deze regeling kennen, is gegeven in de Bijlage); c. de verzoeker is onderdaan van een Staat die Partij is bij het op 2 februari 1993 te Straatsburg tot stand gekomen Tweede Protocol tot wijziging van het Verdrag betreffende de beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit en betreffende militaire verplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit (Trb. 1993, 265); d. de verzoeker kan eerst na de verkrijging van het Nederlanderschap afstand doen, in welk geval hij bereid moet zijn afstand te doen, tenzij hij behoort tot een der andere hier volgende gevallen (een opsomming van Staten wier nationaliteitswetgeving deze regeling kennen, is gegeven in de Bijlage); e. de verzoeker is in het Koninkrijk der Nederlanden geboren en verblijft ten tijde van het verzoek om naturalisatie in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba; f. de verzoeker heeft voor het bereiken van de meerderjarige leeftijd gedurende een aaneengesloten periode van tenminste vijf jaar in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba zijn gewone verblijfplaats gehad; g. de verzoeker is gehuwd met een Nederlander; h. de verzoeker is het minderjarige kind van ouders, waarvan een Nederlander is; i. de verzoeker is een door Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba erkende vluchteling of van het paspoortvereiste vrijgestelde vreemdeling; j. de verzoeker zal voor het doen van afstand een betaling moeten doen van zodanige hoogte dat hij daardoor een substantieel financieel nadeel zal lijden; k. de verzoeker zal – naar hij aantoont – door het doen van afstand zodanige vermogensrechtelijke rechten, waaronder erfrechtelijke aanspraken, die hij thans in het land van oorsprong bezit, verliezen dat hij daardoor een substantieel financieel nadeel zal lijden; l. de verzoeker zal – naar hij aantoont – slechts dan afstand van zijn oorspronkelijke nationaliteit kunnen doen, nadat hij aldaar zijn militaire dienst-
Uit: Staatscourant 1997, nr. 128 / pag. 7
plicht heeft verricht of deze heeft afgekocht; m. de verzoeker heeft – naar hij stelt en aantoont – bijzondere en objectief waardeerbare redenen om geen afstand te doen van zijn oorspronkelijke nationaliteit (zie hiervoor onder 8.c). 11. Datum inwerkingtreding Deze circulaire treedt in werking op 1 oktober 1997; zij is alleen van toepassing op verzoeken om naturalisatie of kennisgevingen van het voornemen van naturalisatie die na deze datum worden ontvangen. 12. Bekendmaking Deze circulaire, met de daarbij behorende bijlage, zal in de Staatscourant worden geplaatst. De Staatssecretaris van Justitie, E.M.A. Schmitz. Bijlage Overzicht afstandsbepalingen in de nationaliteitswetgevingen van de Staten der Verenigde Naties Hierna volgt een lijst van landen met vermelding van behoud of verlies van de nationaliteit bij naturalisatie tot Nederlander. Bij deze lijst wordt het volgende aangetekend: het betreft hier een momentopname voor zover bij het Ministerie van Justitie bekend ten tijde van de inwerkingtreding van deze circulaire. Gebruikers van deze lijst die stuiten op wijzigingen of onjuistheden, worden verzocht dit aan het Ministerie van Justitie te melden. De schrijfwijze van de namen van staten is conform de ’lijst van landnamen’, de officiële schrijfwijze voor het Nederlandse taalgebied, van de Werkgroep Buitenlandse Aardrijkskundige namen, 1994. a = automatisch verlies b = geen automatisch verlies maar het doen van afstand is mogelijk c = geen automatisch verlies; het doen van afstand is niet mogelijk d = partij bij het Verdrag van Straatsburg e = partij bij het Tweede Protocol
3
Afganistan Albanië Algerije Andorra Angola Antigua en Barbuda Argentinië Armenië Australië Azerbeidzjan Bahama’s Bahrein Bangladesh Barbados Belarus (Wit-Rusland) België Belize Benin Bhutan Birma (Myanmar) Bolivia Bosnië-Herzegovina Botswana Brazilië Brunei Bulgarije Burkina Faso Burundi Cambodja Canada Centraal-Afrikaanse Republiek Chili China Colombia Comoren, de Congo (Volksrepubliek) Congo (Democratische Rep. vh Zaïre) Costa Rica Cuba Cyprus Denemarken Djibouti Dominica Dominicaanse Republiek Bondsrepubliek Duitsland Ecuador Egypte El Salvador Equatoriaal-Guinee Eritrea Estland Ethiopië Fiji Filipijnen Finland Formosa (Taiwan) Frankrijk Gabon Gambia Georgië Ghana Grenada Griekenland
b b c a b b c b a b c b c b b a, d b b a a a b a b a b a a b b a a (alleen genaturaliseerden) a b b a a a c b a, d a b c a, d a b a onbekend b b a b a a b a, d, e b b b a b c
Uit: Staatscourant 1997, nr. 128 / pag. 7
4
Groot-Brittannië (Verenigd Koninkrijk) Guatemala Guinee Guinee-Bissau Guyana Haïti Honduras Hongarije Ierland India Indonesië Irak Iran Israël Italië Ivoorkust Jamaica Japan Jemen Joegoslavië (Servië-Montenegro) Jordanië Kaapverdië Kambodja Kameroen Katar Kazachstan Kenya Kirgizië Kiribati Koeweit Korea Kroatië Laos Lesotho Letland Libanon Liberia Libië Liechtenstein Litouwen Luxemburg Macedonië Madagaskar Malawi Maldiven Maleisië Mali Malta Marokko Marshalleilanden Mauritanië Mauritius Mexico Micronesia Moldavië Monaco Mongolië Mozambique Myanmar (Birma) Namibië Nauru Nepal Nicaragua
b a a a b a a b b a a a c b a, d, e c b a c b b b b a b b a b a a zie Noord- of Zuidb b a b b a c b b a, d b a a b b a b c b a b a onbekend b a onbekend a a onbekend c a a
Uit: Staatscourant 1997, nr. 128 / pag. 7
5
Nieuw-Zeeland Niger Nigeria Noordelijke Marianen Noord-Korea Noorwegen Oeganda Oekraïne Oezbekistan Oman Oostenrijk Pakistan Panama Papoea-Nieuw-Guinea Paraguay Peru Polen Portugal Qatar Roemenië Ruanda Rusland = Russische Federatie Saint Kitts en Nevis Saint Lucia Saint Vincent en de Grenadines Salvador (El) San Marino São Tomé en Principe Saudi-Arabië Senegal Servië-Montenegro (= Joegoslavië) Seychellen Sierra Leone Singapore Slovenië Slowakije Soedan (Sudan) Solomoneilanden Somalië Spanje Sri Lanka Suriname Swaziland Syrië Tadzjikistan Taiwan Tanzania Thailand Togo Tonga Trinidad en Tobago Tsjaad Tsjechië Tunesië Turkije Turkmenistan Tuvalu Uganda Uruguay Vanuatu Vaticaanstad Venezuela Verenigde Arabische Emiraten
b a a, b onbekend a a, d a b b b a, d b a a a b b b zie Katar b a b b b b a b a b a b c b b b b b a a a (3 jaar later) a a b b b b a a b a b b b c b b b a a (genaturaliseerden) a a a a
Uit: Staatscourant 1997, nr. 128 / pag. 7
6
Verenigde Staten van Amerika Verenigd Koninkrijk en Koloniën Vietnam West-Samoa WitRusland IJsland Zaïre (Congo) Zambia Zimbabwe Zuid-Afrika Zuid-Korea Zweden Zwitserland
b b b a b a a a a a a a, d b
Uit: Staatscourant 1997, nr. 128 / pag. 7
7