Wijziging Arbeidsomstandighedenregeling betreffende werkzaamheden met vluchtige organische stoffen SZW 15 december 1999/ARBO/AMIL/99/78359 Directie Arbeidsomstandigheden
constructies bij nieuwbouw van woningen of andere gebouwen. 3. Producten die worden gebruikt bij de werkzaamheden, bedoeld in het De Staatssecretaris van Sociale Zaken eerste lid, onder a, bevatten ten hoogen Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst; ste 5 gram vluchtige organische stofGelet op artikel 4.62b van het fen per kilogram product. Arbeidsomstandighedenbesluit, 4. Producten die worden gebruikt bij de werkzaamheden, bedoeld in het Besluit: eerste lid, onder b, voor zover het betreft het aanbrengen van muurverf, Artikel I bevatten ten hoogste 75 gram vluchtiDe Arbeidsomstandighedenregeling1 ge organische stoffen per liter prowordt als volgt gewijzigd: duct. Na paragraaf 4.8 wordt een paragraaf 5. Producten die worden gebruikt bij ingevoegd, luidende: de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onder b, voor zover het Paragraaf 4.8a Vluchtige organische betreft het aanbrengen van overige stoffen verf en andere genoemde producten, zijn watergedragen, uitsluitend met Artikel 4.41a Lijmen en verven in bin- water te verdunnen, en bevatten ten nensituaties hoogste 125 gram vluchtige organi1. Als werkzaamheden als bedoeld in sche stoffen per liter product. artikel 4.62b van het besluit worden 6. Met ingang van 1 januari 2002 aangewezen handelingen in woninbedragen de gehaltes aan vluchtige gen of andere gebouwen, bestaande organische stoffen van producten als uit: bedoeld in het vierde en vijfde lid, 60 a. het lijmen van bekleding op vloerespectievelijk 100 gram per liter proren, trappen, wanden of plafonds van duct. de betreffende woningen of andere gebouwen, inclusief de voorbewerArtikel 4.41b Gelijkstelling vervangenking; de producten b. het aanbrengen van verf, lak, beits, Met producten als bedoeld in artikel vernis of vulmiddel op bestanddelen 4.41a, derde tot en met vijfde lid, worvan en bekleding van vloeren in de den gelijkgesteld producten die rechtbetreffende woningen of andere matig zijn geproduceerd of in de hangebouwen, inclusief de voorbewerdel zijn gebracht in een andere king. lidstaat van de Europese Unie, dan wel 2. Het eerste lid, onder b, is niet van rechtmatig zijn geproduceerd in een toepassing op handelingen in woninstaat die partij is bij de overeenkomst gen of andere gebouwen, bestaande inzake de Europese Economische uit: Ruimte en die aan gelijkwaardige a. het voorbewerken van muren van eisen voldoen als de producten, de betreffende woningen of andere bedoeld in de genoemde artikelleden. gebouwen op plaatsen waar deze muren ernstig verontreinigd zijn door Artikel II brand- of rookschade of door nicotine- Deze regeling treedt in werking op aanslag; 1 januari 2000. b. het voorbewerken in de zin van versterken van sterk poreuze of poederende bestanddelen van de betreffende woningen of andere gebouwen; c. het repareren met behulp van verf of lak van beschadigingen aan stalen
Uit: Staatscourant 1999, nr. 245 / pag. 8
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. ’s-Gravenhage, 15 december 1999. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst. 1
Stcrt. 1997, 63, laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 25 oktober 1999, Stcrt. 208.
Toelichting I Algemeen 1. Inleiding Op grond van artikel 4.62b van het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit) geldt voor bij ministeriële regeling aangewezen werkzaamheden, waarbij vluchtige organische stoffen (VOS) of producten met een hoog gehalte aan deze stoffen worden gebruikt, de verplichting om deze stoffen en producten te vervangen door onschadelijke of minder schadelijke stoffen respectievelijk producten die geen of veel minder vluchtige organische stoffen bevatten. De vervangende producten worden eveneens bij ministeriële regeling aangewezen. De onderhavige regeling strekt tot zowel de aanwijzing van werkzaamheden waarop de genoemde vervangingsplicht van toepassing is als tot die van de daarbij te gebruiken vervangende producten. De regeling heeft vooralsnog betrekking op werksituaties in de schilders-, parket- en wonenbranche, waarbij hoge blootstellingsniveaus aan vluchtige organische stoffen worden geconstateerd. Dit geldt in het bijzonder voor lak- en schilderwerkzaamheden en lijmtoepassingen in binnensituaties, waarbij producten met hoge gehaltes aan vluchtige organische stoffen worden toegepast. Bovendien zijn de betreffende werksituaties van een zodanig wisselend en ongeregeld karakter, dat structurele bronmaatregelen ter beheersing van de blootstelling, anders dan de vervanging van de betrokken stoffen of producten, moeilijk zijn te treffen.
1
Veel van de tot nu toe in ons land gediagnosticeerde slachtoffers van het Organisch Psycho Syndroom (OPS) hebben in de betrokken sectoren werkzaamheden verricht. Voor de thans aangewezen lak-, schilder- en lijmwerkzaamheden zijn voldoende geschikte alternatieve producten als bedoeld in het aan deze regeling ten grondslag liggende artikel 4.62b van het Arbobesluit, beschikbaar. Deze alternatieven worden bij de onderhavige regeling aangewezen. In een later stadium zal de regeling worden uitgebreid met risicovolle werkzaamheden in de autoschadeherstelbranche en de grafische industrie. 2. Schadelijkheid van de vervangende producten Verfproducten met een laag gehalte aan vluchtige organische stoffen bevatten noodzakelijkerwijs een groot aantal vervangende stoffen ter regulering van bijvoorbeeld viscositeit en droging. Voorkomen moet worden dat deze vervangende stoffen andere schadelijke effecten dan neurotoxische effecten introduceren. Thans wordt in Nederland door TNO onderzoek gedaan naar de bruikbaarheid en de wenselijkheid van introductie van een systeem waarmee de blootstellingsrisico’s die verbonden zijn aan (het gebruik van) een (verf-)product kunnen worden vastgesteld op grond van de concentratie van de verschillende stoffen in dat product, en de fysische en toxicologische eigenschappen van die samenstellende stoffen. In het beoogde risicobeoordelingssysteem spelen de vluchtigheid, de luchtgrenswaarde (MAC-waarde) en de applicatiecondities een bepalende rol. Doel van het onderzoek is om richting te geven aan de ontwikkeling van veilige (verf-)producten. De Nederlandse regering heeft in de onderhavige regeling weliswaar gekozen voor toepassing van watergedragen producten, maar wil perse niet de ontwikkeling van andere, evenzeer veilige verfproducten frustreren. De beschikbaarheid van een beoordelingssystematiek met voldoende discriminerend vermogen kan daarbij zeer behulpzaam zijn. Hantering van die systematiek schept zowel voor de fabrikant als de gebruiker duidelijkheid omtrent de gezondheids- en blootstellingsrisico’s. In het eerste deel van het onderzoek zijn de blootstellingsrisico’s van klassieke alkydverven en de beoogde vervangende waterge-
dragen acrylaatverven vergeleken (zie ook onder notificatie). De systematiek wijst uit dat het totale blootstellingsrisico (via de luchtwegen) door gebruik van watergedragen producten aanmerkelijk geringer is dan dat voor de klassieke alkydverven. In de tweede fase van het onderzoek zal de beoogde systematiek door middel van praktijkproeven worden gevalideerd. Begin 2000 zal hier meer duidelijkheid over ontstaan.
de wonenbranche een groot draagvlak voor het introduceren van een vervangingsplicht voor producten met vluchtige organische stoffen. De grootste brancheorganisatie, de Centrale Branchevereniging Wonen (CBW), heeft al sinds 1991 een bepaling in haar CAO opgenomen waarin het werken met gevaarlijke stoffen zoals oplosmiddelhoudende lijmstoffen, giftige oplosmiddelen en asbesthoudende vloerbedekking, verboden is. Echter in de praktijk wordt deze bepaling tot nu 3. Productkenmerking toe slecht nageleefd. Als reden hierDoor de sociale partners in de schilvoor noemt de CBW, dat uit concurrendersbranche is aangedrongen op een tieoverwegingen woningstoffeerders duidelijke en eenduidige kenmerking blijkbaar niet genegen zijn om over te van de verfproducten die bij de voorstappen op andere werkmethoden die liggende regeling worden aangewehet gebruik van producten zonder zen. Dit om gemakkelijke herkenning vluchtige organische stoffen mogelijk van toegestane en niet-toegestane maken. Een wettelijke vervangingsproducten door professionele gebruiplicht wordt daarom van de zijde van kers mogelijk te maken. Ook ten de CBW en de werknemers in deze behoeve van de handhaving door de branche van harte toegejuicht. Arbeidsinspectie is heldere en relevanDe Sociaal Economische Raad gaf te kenmerking van producten die reeds in haar advies van 15 mei 1997, onder de regeling vallen, wenselijk. De nr. 97/33, unaniem aan, dat voor de brancheorganisatie van verffabrikanwonenbranche een vervangingsplicht ten, de Vereniging van Verf- en voor producten met een hoog gehalte Drukinktfabrikanten (VVVF) heeft aan vluchtige organische stoffen techgezamenlijk met de brancheorganisanisch mogelijk is, met uitzondering van tie van de verfgroothandel, de een beperkt aantal toepassingssituaties Vereniging van Verfgroothandelaren waaronder het stofferen van kleine in Nederland (VVVH), toegezegd dat verticale vlakken zoals trappen, plinten haar leden een vrijwillige kenmerking en kolommen. Nader overleg met van hun verfproducten zullen gaan betrokkenen heeft echter uitgewezen invoeren die op de werkvloer onderdat ook voor deze situaties thans verscheid mogelijk maakt tussen de verfvangende producten beschikbaar zijn producten die op grond van de onder- of dat door aanpassing van de werkhavige regeling wèl onderscheidenlijk methode het gebruik van producten niet zijn toegestaan. Deze vrijwillige met hoge gehaltes aan vluchtige orgakenmerking zal met ingang van 1 janu- nische stoffen voorkomen kan worden. ari 2000 operationeel zijn. De lijmproducten die op grond van 4.2 Schildersbranche deze regeling zijn toegestaan kennen In de schildersbranche is de laatste tijd het predikaat ’vrij van vluchtige orgaeen breed draagvlak ontstaan voor een nische stoffen’ (oplosmiddelvrij, VOSwettelijke regeling die het gebruik van vrij). Deze benaming is te vinden op de producten die vluchtige organische veiligheidsinformatiebladen bij deze stoffen bevatten, binnen de branche producten en vaak tevens op de verinperkt. Werkgevers en werknemers in pakking van de lijmproducten. deze branche zijn in januari 1998 gezamenlijk gekomen tot een ’Plan van 4. Overleg met de betrokken branches aanpak OPS’ om maximale reductie te Ten behoeve van de totstandkoming bewerkstelligen van het gebruik van van de onderhavige regeling heeft producten met een hoog gehalte aan overleg plaatsgevonden met werknevluchtige organische stoffen in binnenmers- en werkgeversorganisaties in de situaties. Kern van deze overeenkomst wonen- en schildersbranche en met de is het gebruik van watergedragen verfbrancheorganisaties van producenten producten. Dit plan van aanpak heeft van verven en lijmen. als uitgangspunt gediend bij de opstelling van de onderhavige regeling voor 4.1 Wonenbranche deze branche. Er bestaat bij sociale partners binnen
Uit: Staatscourant 1999, nr. 245 / pag. 8
2
4.3 Parketbranche In het overleg met de parketbranche bleek het belangrijkste knelpunt voor de onderhavige regeling te zijn gelegen in het verlijmen en het lakken van parket dat bestaat uit extreem watergevoelige houtsoorten zoals beukenhouten parket. Uit gesprekken met leveranciers van lakken en lijmen en deskundigen in de houtbranche werd echter duidelijk, dat met de huidige generatie VOS-vrije en reactieve lijmen en watergedragen of VOS-vrije, navernettende laksystemen, alle parketvloeren gelegd en gelakt of door middel van een andere behandeling geconserveerd kunnen worden, mits een juiste voorbehandeling wordt toegepast. Een en ander heeft ertoe geleid dat er voor de parketbranche geen specifieke uitzonderingen zijn opgenomen in de regeling. 4.4 Samenwerkende Nederlandse Staalbouw en Vereniging FME-CWM Door de SNS en de Vereniging FMECWM is naar voren gebracht dat beschadigingen aan fabrieksmatig gecoate staalconstructies tijdens nieuwbouw, vanwege kleurverschillen, met een zelfde type verfproduct bijgewerkt dienen te worden als het type verfproduct waarmee de staalconstructies fabrieksmatig zijn gecoat. Aangezien de meeste staalconstructies op dit moment nog zijn gecoat met een oplosmiddelhoudend product, moet in de meeste gevallen afgeweken worden van de vervangingsplicht. Daarom is besloten om vooralsnog dit type werkzaamheden uit te zonderen van de vervangingsplicht. Als op termijn het (fabrieksmatig) coaten van staal eveneens onder de vervangingsregeling zal zijn gebracht, zal deze uitzondering vervallen. 4.5 Verenigingen van producenten van verven en drukinkten en van de chemische industrie Door vertegenwoordigers van de VVVF en de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI) is erop aangedrongen om niet bij voorbaat andere dan watergedragen verfsystemen uit te sluiten, maar de mogelijkheid open te laten voor andere nieuwe ontwikkelingen op verfgebied die leiden tot een sterk verlaagd gehalte aan vluchtige organische stoffen in de betreffende producten. Voor zover bedoelde andere producten evenveel bescherming bieden ten
aanzien van de preventie van OPS als de thans aangewezen watergedragen producten, zal aan deze wens tegemoet worden gekomen door in de toekomst dergelijke producten mede aan te wijzen als vervangende producten. Een mogelijkheid hiertoe biedt wellicht de uitkomst van het eerder genoemde onderzoek naar de toepasbaarheid van de beoordelingssystematiek. Overleg met en onderzoek door de VVVF heeft voorts geleid tot het formuleren van een aantal toepassingen die vooralsnog om technische redenen uitgezonderd dienen te blijven van de vervangingsplicht. Bedoelde uitzonderingen zijn opgenomen in artikel 4.41a, tweede lid, onderdelen a en b van de regeling. Zodra deze technische belemmeringen zijn opgeheven zullen ook deze uitzonderingen vervallen. De hoeveelheden vluchtige organische stoffen in de verschillende verfproducten die in eerste instantie door de overheid inzet zijn geweest van overleg, blijken vooral in de kleinere verffabrieken thans nog niet altijd realiseerbaar te zijn. Daarom heeft de VVVF gepleit voor een tijdelijke, geringe verhoging van deze hoeveelheden om verdergaande overschakeling voor alle bedrijven op bedrijfseconomisch verantwoorde wijze mogelijk te maken. Deze bedrijven beschikken thans over een minder geavanceerde technologie voor de reductie van oplosmiddelen in watergedragen producten dan de grotere bedrijven. Om deze bedrijven de gelegenheid te bieden tot aanpassing van hun technologie is het maximum gehalte aan vluchtige organische stoffen in zowel muurverven als andere verfproducten tot 1 januari 2002 enigszins hoger vastgesteld dan de waarden die in de ontwerpregeling zijn genoemd. Dit is ook in de beantwoording van vragen hierover (16 juni 1999, TK 25 720, nr. 11 en 7 september 1999, TK 25 720, nr. 13) aan de Tweede Kamer meegedeeld.
del van een brochure kenbaar gemaakt dat per 1 januari 2000 aan de professionele gebruikers uitsluitend VOS-vrije lijmen worden geleverd.
5. Notificatie Ter uitvoering van artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204)1, kortweg de notificatierichtlijn, is een ontwerp van de onderhavige regeling op 15 juni 1999 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (notificatie nr. 99/0260/NL). Het ontwerp is op 1 juli 1999 tevens gemeld aan het Secretariaat van de Wereld Handelsorganisatie, ter voldoening aan artikel 2, negende lid, van het op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen Verdrag inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235), hierna het WTOVerdrag. Bekendmaking van laatstgenoemde notificatie heeft plaatsgevonden in de Staatscourant van 7 juni 1999, nr. 105. Doel van de notificatieprocedure is de Europese Commissie en de overige lidstaten onderscheidenlijk het Secretariaat van de Wereld Handelsorganisatie en de leden bij het WTO-Verdrag in de gelegenheid te stellen na te gaan, in hoeverre de door een lidstaat of lid voorgenomen normen en voorschriften zullen leiden tot belemmeringen in het handelsverkeer. De notificaties zijn verplicht omdat de onderhavige regeling technische voorschriften bevat in de zin van zowel de notificatierichtlijn als het WTO-Verdrag. Het betreft hier immers een regeling, die met betrekking tot met name genoemde werkzaamhe4.6 Vereniging Nederlandse den, te weten lak- en schilderwerkLijmindustrie zaamheden en lijmtoepassingen in De Vereniging Nederlandse binnensituaties, het gebruik van Lijmindustrie (VNL) heeft in een vroeg bepaalde, zeer schadelijke stoffen, in stadium gewezen op mogelijke procasu vluchtige organische stoffen dan bleem die kunnen ontstaan bij het wel producten die een hoog gehalte gebruik van deze VOS-vrije lijmen bij aan deze stoffen bevatten, de facto het bekleden van trappen met flexibe- verbiedt, door met betrekking tot le vloerbedekking. Inmiddels hebben deze stoffen en producten een verde bij de VNL aangesloten producen- plichte vervanging door minder ten van lijmen medio 1999 door mid- schadelijke stoffen en producten voor
Uit: Staatscourant 1999, nr. 245 / pag. 8
3
te schrijven. De regeling kan derhalve invloed hebben op het productenverkeer. Deze wordt evenwel gerechtvaardigd door het belang van de bescherming van de gezondheid van de bij genoemde werkzaamheden betrokken werknemers; blootstelling aan vluchtige organische stoffen kan immers aanleiding geven tot ernstige gezondheidsklachten, waaronder OPS. Bij de thans aangewezen werkzaamheden is niet alleen sprake van een hoge blootstelling aan vluchtige organische stoffen, maar is daarnaast het treffen van adequate beheersmaatregelen vanwege de aard van de werksituatie en de wijze waarop de betreffende producten wordt toegepast, bijzonder lastig of praktisch zelfs onmogelijk. Gezien de ernst en omvang van de OPS-problematiek wordt in dergelijke, uit OPS-oogpunt zeer risicovolle, arbeidssituaties, vervanging van schadelijke producten door, door de overheid aangewezen, onschadelijke of minder schadelijke producten, dan ook als enige oplossing voor een doeltreffende bescherming van de bovengenoemde belangen beschouwd. Er wordt daarbij overigens geen onderscheid gemaakt tussen Nederlandse producten en geïmporteerde producten; alle producten uit andere lidstaten die aan de bij de onderhavige regeling vastgestelde eisen voldoen kunnen vrijelijk worden verhandeld. De regeling wordt dan ook verenigbaar geacht met de artikelen 28-30 van het EGVerdrag inzake het vrije verkeer van goederen. Teneinde hierover geen onduidelijkheid te laten bestaan is in artikel 4.41b een bepaling betreffende de wederzijdse erkenning van nietNederlandse producten opgenomen. In reactie op de notificatie is door Italië opgemerkt dat de voorgenomen regeling van Nederland elementen invoert die de interne markt verstoren. Italië acht het noodzakelijk om het Nederlandse voorstel te laten behandelen in het Comité als bedoeld in de richtlijn 76/769/EEG, de zogenoemde verbodsrichtlijn, omdat deze regeling zich ervoor leent de nagestreefde doelen op communautair niveau te verwezenlijken. In reactie op de opmerking van Italië is ten aanzien van de gevolgen voor het vrije verkeer van industriële producten binnen de gemeenschappelijke markt geantwoord dat met het inwerking treden van de voorgestelde regeling
wordt voorzien dat er een verschuiving in de vraag naar producten zal optreden van de traditionele verf- en lijmproducten (die een hoog gehalte aan vluchtige organische stoffen bevatten) naar de beoogde alternatieven. Theoretisch is het denkbaar dat voor fabrikanten die uitsluitend de klassieke verf- of lijmproducten voor binnensituaties produceren (voor zover die er zijn) de afzetmogelijkheden in Nederland enigszins worden beperkt. Echter meent de Nederlandse regering dat de eventueel opgeworpen handelsbelemmeringen gerechtvaardigd zijn, en in overeenstemming zijn met artikel 30 van het EGVerdrag, gelet op het feit dat met de uitvoering van de voorgestelde regeling een belangrijke, noodzakelijke bijdrage aan de bescherming van werknemers wordt geleverd. Van de voorgestelde regeling gaat geen discriminatoire werking uit, omdat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen Nederlandse en geïmporteerde producten. In tweede termijn heeft Italië nogmaals opgemerkt dat de onderhavige regeling zou moeten worden voorgelegd aan het eerder genoemde Comité. Toegezegd is dat Nederland de Europese Commissie (hierna te noemen de Commissie) zal verzoeken te bezien op welke wijze via het genoemde Comité onderhavige regeling op communautair niveau kan worden geïmplementeerd. Door de Commissie is opgemerkt dat met de aangemelde ontwerptekst een legitiem doel (bescherming van de gezondheid) wordt nagestreefd en dat het ontwerp, zij het in mindere mate, elementen in zich heeft ter bescherming van het milieu. Verder merkt de Commissie op dat er in de ontwerptekst geen sprake is van enige bijzondere classificatie van de producten, terwijl er toch een grote diversiteit aan toepassingen bestaat. De Commissie refereert in dit verband aan criteria die gelden voor toekenning van een communautair milieukeur voor verfproducten ten aanzien van de maximum gehalten aan vluchtige organische stoffen. In sommige gevallen is de voorgenomen Nederlandse regeling strenger dan het milieukeur, in andere gevallen minder streng. Aan de Commissie is geantwoord dat onderschreven wordt dat het bestaan van regelingen die verschillende maximum gehalten aan
Uit: Staatscourant 1999, nr. 245 / pag. 8
vluchtige organische stoffen in producten hanteren verwarrend kan lijken, doch bedacht moet worden dat de regelingen een verschillende grondslag en oogmerk kennen en bovendien een verschillende status bezitten. Het doel achter de voorgenomen regeling is primair de bescherming van de gezondheid van de werknemer. De eisen die worden gesteld aan de vervangende producten zijn met name gebaseerd op de huidige stand van de techniek, die aangeeft hetgeen thans in technische en economische zin kan worden gerealiseerd wat betreft de samenstelling van de verschillende verfproducten. In de door de Commissie bedoelde milieukeurbeschikking worden verfproducten ondergebracht waarvan (naar de huidige opvatting) het gebruik een zo gering mogelijke belasting voor het milieu in brede zin voortbrengt. Een deel van de verfproducten die thans op de markt worden gebracht kan voldoen aan de criteria voor het milieukeur. Een ander deel van de verven voldoet niet aan die criteria. Voorts merkt de Commissie op dat de verf met een laag gehalte aan oplosmiddelen noodzakelijkerwijs kleine hoeveelheden van bijzonder schadelijke stoffen (onder andere kankerverwekkende stoffen) kan bevatten, maar dat de ontwerptekst geen enkele indicatie hierover bevat. In reactie hierop is aan de Commissie gemeld dat verfproducten nimmer volledig onschadelijk kunnen zijn, zoals dat geldt voor alle chemische stoffen of producten, maar dat met uitvoering van de Nederlandse regeling een aanzienlijke verbetering van de blootstellingssituatie ten aanzien van vluchtige stoffen op de werkplek wordt bereikt, waarbij overigens immer een zeker gezondheidsrisico, dat is verbonden aan de in die verfproducten toegepaste stoffen, resteert. Onderschreven wordt dat het in hoge mate ongewenst is dat stoffen die met R-zinnen als R-40, R-45, enz. moeten worden gekenmerkt, in verfproducten worden toegepast, waarbij wordt opgemerkt dat dit evenzeer geldt voor de klassieke verven. Inmiddels is de Nederlandse verfindustrie benaderd om afspraken te maken over het weren van dergelijke stoffen in de beoogde vervangende producten. Geoordeeld wordt dat de winst die ontstaat door vergaande reductie van de blootstelling aan vluchtige
4
organische stoffen aanzienlijk groter is dan de mogelijke toename van de blootstellingsrisico’s ten gevolge van andere vervangende componenten in die producten, waarbij opgemerkt wordt dat deze blootstellingsrisico’s ten dele een andere aard hebben (huidcontact), en om die reden eenvoudiger zijn te beheersen (namelijk door het gebruik van relatief weinig belastende huidbescherming). Tenslotte merkt de Commissie op dat zij begin 1999 een studie is begonnen die bedoeld is ter voorbereiding van een eventuele communautaire maatregel die is gericht op de beperking van het gehalte aan vluchtige organische stoffen in decoratieve verven voor professioneel en doe-het-zelf gebruik. Aan de Commissie is meegedeeld dat het thans niet duidelijk is of en op welke termijn een dergelijke maatregel tot stand zal zijn gebracht. En voorts dat indien een maatregel van de Commissie op korte termijn tot stand komt en op vergelijkbare wijze (dat wil zeggen dezelfde mate van bescherming biedend tegen het ontstaan van het Organisch Psycho Syndroom door beroepsmatige blootstelling aan vluchtige organische stoffen) aan de door Nederland beoogde werknemersbescherming tegemoet komt, uiteraard die maatregel zal worden gerespecteerd. Door het Verenigd Koninkrijk is een uitgebreid gemotiveerde mening over de voorgenomen regeling ingediend. Het Verenigd Koninkrijk vraagt met welke rede de keuze is gemaakt in de ontwerpregeling voor concentratielimieten voor vluchtige organische stoffen in de vervangende producten. Aan het Verenigd Koninkrijk is meegedeeld dat het doel achter deze regeling primair is de bescherming van de gezondheid van de werknemer, door reductie van het gehalte aan vluchtige organische stoffen in die producten waardoor de luchtconcentratie aan vluchtige organische stoffen wordt verlaagd. Immers wordt de concentratie aan vluchtige organische stoffen in de ademzone van de werknemer bij het schilderen binnenshuis of het aanbrengen van lijm waarmee bijvoorbeeld vloerbedekking wordt gelijmd, in sterke mate bepaald door de combinatie van vluchtigheid van de betrokken organische stoffen en de concentratie van die stoffen in het product. Ten aanzien van de vervangende producten richt de regeling
zich daarom op het doen toepassen van producten met een zo laag mogelijk gehalte aan vluchtige organische stoffen, naar de huidige stand van de techniek. Uit de resultaten van een studie die thans in Nederland wordt uitgevoerd naar de bruikbaarheid van een beoordelingssysteem voor de blootstellingsrisico’s van verf, wordt bevestigd dat de watergedragen producten die in de vervangingsregeling zijn bedoeld aanzienlijk intrinsiek veiliger zijn wat betreft alle gezondheidsrisico’s (via de ademhalingswegen), dus niet alleen ten aanzien van het OPS-risico, dan de klassieke alkydverven die een hoog gehalte aan vluchtige organische stoffen bevatten. Ten aanzien van de vraag van het Verenigd Koninkrijk over de definitie van vluchtige organische stoffen is verwezen naar hetgeen hierover is opgenomen in de toelichting van de wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit (Besluit van 15 februari 1999, Stb. 1999, 105), waarin de basis voor de voorgestelde vervangingsregeling in artikel 4.62b van het Arbeidsomstandighedenbesluit is vastgelegd. Over de opmerking dat in de beoogde regeling steeds wordt gesproken over minder schadelijke stoffen en producten in relatie tot de vervangende producten, dat de beoogde vervangende producten eveneens schadelijke componenten kunnen bevatten en dat alle producten een grondige evaluatie van de risico’s zouden moeten ondergaan is geantwoord dat de terminologie (onschadelijk of minder schadelijk) in artikel 4.62b van het Arbeidsomstandighedenbesluit is gekozen om te stimuleren dat enerzijds fabrikanten intrinsiek veilige producten ter vervanging van de bestaande producten ontwikkelen en dat anderzijds werkgevers worden opgeroepen om producten toe te passen die een zo laag mogelijk blootstellingsrisico meebrengen. Onderschreven wordt dat alle vervangende producten adequaat zouden dienen te worden geëvalueerd op mogelijke gezondheidsrisico’s voor onder andere werknemers. Hierin draagt de producent een aanzienlijke verantwoordelijkheid. Vastgesteld moet ook worden dat verfproducten nimmer volledig onschadelijk kunnen zijn, zoals dat geldt voor alle chemische stoffen of producten. Dat is ook
Uit: Staatscourant 1999, nr. 245 / pag. 8
in de toelichting bij de wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit opgemerkt. De werkgever blijft dus, ook bij gebruik van vervangende producten, gehouden aan de algemene verplichting om in de risico-inventarisatie en -evaluatie aandacht te besteden aan de mogelijke risico’s van de toegepaste producten en indien nodig op grond hiervan beschermende maatregelen te treffen. Het Verenigd Koninkrijk wijst op het onderzoek dat in 1999 in Nederland wordt uitgevoerd naar de bruikbaarheid en de wenselijkheid van introductie van een systeem waarmee de blootstellingsrisico’s die verbonden zijn aan (het gebruik van) een (verf)product kunnen worden vastgesteld op grond van de concentratie van de verschillende stoffen in dat product en de fysische en toxicologische eigenschappen van die samenstellende stoffen. Aanbevolen wordt de resultaten van dit onderzoek af te wachten, alvorens het gebruik van de betreffende producten te reguleren. In reactie hierop is geantwoord dat het doel van genoemd onderzoek is om richting te geven aan de ontwikkeling van veilige (verf-)producten. De Nederlandse regering kiest in de voorgestelde regeling weliswaar voor toepassing van watergedragen producten, maar wil perse niet de ontwikkeling van andere, evenzeer veilige verfproducten frustreren. De beschikbaarheid van een beoordelingssystematiek met voldoende discriminerend vermogen kan daarbij zeer behulpzaam zijn. Hantering van die systematiek schept zowel voor de fabrikant als de gebruiker duidelijkheid omtrent de gezondheids- en blootstellingsrisico’s. In het eerste deel van het onderzoek zijn de blootstellingsrisico’s van klassieke alkydverven en de beoogde vervangende watergedragen verven vergeleken. De systematiek wijst uit dat het totale blootstellingsrisico (via de luchtwegen) door gebruik van watergedragen producten aanmerkelijk geringer is dan dat voor de klassieke alkydverven. In de tweede fase van het onderzoek zal de beoogde systematiek door middel van praktijkproeven worden gevalideerd. In antwoord op de opmerking van het Verenigd Koninkrijk dat het voldoen aan de MAC-waarden voldoende bescherming biedt tegen effecten op de gezondheid, inclusief het ontstaan
5
van het Organisch Psycho Syndroom is gemeld dat wordt onderschreven dat negatieve effecten op de gezondheid in het algemeen achterwege blijven wanneer de gezondheidkundig verantwoorde blootstellingsgrenzen worden gerespecteerd. Dit principe is algemeen geldig en zou, indien adequate beheersmaatregelen getroffen zouden kunnen worden bij het aanbrengen van verf of lijm, mogelijk het ontstaan van het Organisch Psycho Syndroom kunnen voorkomen. Uit onderzoek van Ecetoc (Chronic neurotoxicity of solvents, Tecnical Report No. 70, Brussels, 1996) blijkt dat langdurige blootstelling aan concentraties die ruim beneden de geldende luchtgrenswaarde liggen, geen meetbare invloed op de gezondheid van werknemers voortbrengt. Met name bij de vervaardiging van producten in industriële bedrijven waar de ontwikkeling van de toepassing van beheersmaatregelen gelijke tred heeft gehouden met het voortschrijdend gebruik van vluchtige organische stoffen, is dat het geval. Het schilderen (binnenshuis) en het lijmen van onder andere vloerbedekking gebeurt echter in een ambachtelijke situatie die zich niet leent om adequate beheersmaatregelen te treffen, temeer daar de ademzone van de schilder of vloerbedekker zich op zeer korte afstand van de bron bevindt. Hoge (piek)concentraties aan vluchtige organische stoffen in de ademzone van de werknemer zijn het gevolg. Omdat in het werkpatroon van schilder en vloerenlegger deze werkzaamheden met hoge blootstelling worden afgewisseld met andere werkzaamheden waarbij minder hoge blootstelling optreedt, wordt de grenswaarde voor vluchtige organische stoffen, gemeten over de werkdag (8 uur) niet altijd overschreden. Het is echter een misvatting dat het niet overschrijden van de daggemiddelde concentratie voor vluchtige organische stoffen garantie biedt ten aanzien van het voorkomen van het ontstaan van het Organisch Psycho Syndroom. In het recente advies aan de Nederlandse regering stelt de Gezondheidsraad zich op het standpunt dat (kortdurende) piekconcentraties van vluchtige organische stoffen een reëel risico vormen voor het ontstaan van het Organisch Psycho Syndroom. Het Verenigd Koninkrijk is van mening dat de beoogde regeling
onvoldoende in overeenstemming is met de in artikel 8, eerste lid, van de Richtlijn 98/34/EG verlangde referenties van de relevante gegevens over de verkrijgbare vervangende producten. Hierover is het volgende opgemerkt. De beoogde regeling vloeit voort uit de noodzaak om werknemers adequaat te beschermen tegen de gevolgen van blootstelling aan vluchtige organische stoffen met een neurotoxische werking. In toxicologisch onderzoek is voor vele vluchtige organische stoffen vastgesteld dat zij neurotoxische eigenschappen bezitten. Omdat in de praktijk van binnenschilders en vloerenleggers altijd blootstelling aan mengsels van vluchtige organische stoffen plaats vindt, is er niet voor gekozen beperkingen te stellen aan gehaltes van individuele vluchtige organische stoffen in die producten, maar is geopteerd voor een generieke aanpak, waardoor het totale gehalte aan vluchtige organische stoffen wordt gereduceerd. De beoogde vervangende producten zijn reeds langere tijd (meer dan 10 jaar) algemeen op de markt verkrijgbaar (zowel voor de professionele gebruiker als voor de doe-het-zelver). Het betreft in het algemeen geen nieuwe producten die voor het eerst op de markt worden gebracht. De beoogde producten zijn alom verkrijgbaar en worden reeds toegepast, zowel door professionele gebruikers als door consumenten. Voorts zijn er voor de klassieke alkydharsverven met hoge gehaltes aan vluchtige organische stoffen, noch voor de beoogde vervangende watergedragen producten toelatingscriteria met betrekking tot het plaatsen op de markt van kracht. Tenslotte wordt in dit kader opgemerkt dat de groep van zowel de klassieke verfproducten als de vervangende producten tezamen vele honderden producten omvat, waarvan onmogelijk een risicoanalyse per verkrijgbaar product als bedoeld in artikel 10, vierde lid van de Verordening (EEG) nr. 793/932 of in artikel 3, tweede lid, van Richtlijn 67/548/EEG3 kan worden uitgevoerd. Ten aanzien van de in artikel 8, eerste lid van de Richtlijn 98/34/EG verlangde referenties van de relevante gegevens over de verkrijgbare vervangende producten wordt verwezen naar het eerder genoemde Nederlandse onderzoek. Ten aanzien van de technische prestaties van de vervangende producten
Uit: Staatscourant 1999, nr. 245 / pag. 8
wordt opgemerkt dat zowel fabrikanten van verf- en lijmproducten als werkgevers en werknemers in de schilders- en wonensector, alsmede onderzoeksinstituten van opvatting zijn dat voor binnensituaties de vervangende producten volstrekt gelijkwaardig zijn aan de klassieke, oplosmiddelhoudende producten. Ten aanzien van de opmerking van het Verenigd Koninkrijk over de studie die de Commissie begin 1999 is begonnen naar de kosten-baten van een eventuele communautaire maatregel (richtlijn) die is gericht op beperking van het gehalte aan vluchtige organische stoffen in decoratieve verf voor professioneel en niet-professioneel gebruik vanuit de noodzaak het milieu te beschermen wordt verwezen naar hetgeen is geantwoord op de opmerking hierover van de Commissie. Voor de reactie op de visie van het Verenigd Koninkrijk over de gevolgen van de regeling voor het vrije verkeer van goederen wordt verwezen naar hetgeen daarover is gesteld bij de beantwoording van een opmerking van dezelfde strekking, die is ingediend door Italië. De uitgebreid gemotiveerde mening van het Verenigd Koninkrijk heeft de Commissie aanleiding gegeven tot een verlenging van de stand-still periode gedurende de notificatieprocedure met drie maanden. De gemaakte opmerkingen en mening hebben niet geleid tot wijziging van de regeling. Wel is de toelichting in de onderhavige paragraaf uitgebreid en zijn op andere plaatsen enkele passages in de toelichting bij de regeling verduidelijkt in overeenstemming met de antwoorden aan de Commissie, Italië en het Verenigd Koninkrijk. II Artikelen Artikel I Artikel 4.41a Eerste lid. In het eerste lid van dit artikel worden de werkzaamheden aangewezen waarop de vervangingsplicht met betrekking tot vluchtige organische stoffen van toepassing is. De aanwijzing beperkt zich vooralsnog tot het lijmen van bekleding (tapijt, zeil, (keramische) tegels, parket en dergelijke) op vloeren, trappen, wanden of plafonds (onderdeel a) en binnenschilderwerk (onderdeel
6
b) in woningen en andere gebouwen, met inbegrip van de aan deze werkzaamheden voorafgaande voorbewerkingshandelingen zoals het verwijderen van oude lijmlagen, het voorstrijken van vloeren en wanden, het afbijten van oude verflagen en het plamuren van wanden en andere oppervlakken. De bij deze voorbewerkingswerkzaamheden gebruikte producten kunnen namelijk eveneens een hoog gehalte aan vluchtige organische stoffen bevatten. De aanduiding ’in woningen of andere gebouwen’ in de aanhef van dit artikellid geeft aan, dat de vervangingsplicht alleen van toepassing is voor zover de genoemde werkzaamheden worden verricht in binnenruimten. Deze aanduiding is met name relevant voor schilderwerk, dat immers ook buiten plaatsvindt. Omdat in de buitensituatie – vanwege de daar bestaande natuurlijke ventilatie – veel minder kans op een hoge blootstelling aan vluchtige organische stoffen en daarmee op het ontstaan van OPS bestaat, vallen buitenwerkzaamheden buiten het toepassingsgebied van de onderhavige vervangingsplicht. De in onderdeel a gebruikte zinsnede ’van de betreffende woningen of andere gebouwen’ heeft tot doel, de in dit onderdeel bedoelde werkzaamheden, voor zover deze worden verricht in het kader van het productieproces ter vervaardiging van een product, vooralsnog uit te zonderen van de vervangingsplicht. In onderdeel b beoogt de formulering ’op bestanddelen van en bekleding van vloeren in de betreffende woningen of andere gebouwen’ eenzelfde doel, te weten de uitsluiting van schilderwerkzaamheden als onderdeel van het productieproces. Het is namelijk nog onvoldoende duidelijk in hoeverre een vervangingsplicht voor deze toepassingen technisch haalbaar is. Daarnaast zijn ook de sociaal-economische gevolgen van een dergelijke maatregel nog niet in kaart gebracht. Bij de onderhavige uitzonderingen kan wat betreft de genoemde lijmwerkzaamheden worden gedacht aan geprefabriceerde wanden, vloeren en trappen en wat betreft het betreffende schilderwerk aan meubels en andere gebruiksvoorwerpen. Tweede lid. In dit lid zijn werkzaamheden op het gebied van binnenschil-
derwerk omschreven die om technische redenen nog niet kunnen worden uitgevoerd met producten die op grond van het vierde en vijfde lid van dit artikel met betrekking tot dergelijke werkzaamheden zijn voorgeschreven. De bedoelde werkzaamheden worden vooralsnog dan ook uitgezonderd van de vervangingsplicht. Derde tot en met vijfde lid. De bij de onderhavige artikelleden aangewezen vervangende producten zijn producten die de stand van de techniek op het moment van vaststelling van de onderhavige regeling weerspiegelen. Met andere woorden: de hier omschreven producten zijn uit OPSoogpunt de meest veilige producten die thans beschikbaar zijn. De in het derde lid omschreven vervangende lijmproducten vallen in de groep, die in de lijmsector bekend staat als ’VOS-vrije’ lijmen. Dit zijn in principe lijmen waar bij de bereiding ervan geen vluchtige organische stoffen zijn toegevoegd. Een kilo product mag maximaal 5 gram aan verontreinigingen in de vorm van vluchtige organische stoffen bevatten. Op het veiligheidsinformatieblad bij dergelijke producten wordt vermeld dat het product geen oplosmiddelen bevat. Vaak is tevens de term ’VOS-vrij’ op het etiket van het product vermeld. Hetzelfde geldt voor de voorbewerkingsproducten die nodig zijn voordat het lijmen zelf plaatsvindt. De in het vierde lid bedoelde vervangende muurverf mag ten hoogste 75 gram vluchtige organische stoffen per liter product bevatten. De nietsynthetische muurverven voldoen in het algemeen aan dit criterium. Bij het vijfde lid worden voor het gebruik van andere dan muurverven, in eerste instantie zogenoemde watergedragen verfproducten ter vervanging aangewezen. In de praktijk blijken deze producten maximaal 125 gram vluchtige organische stoffen per liter product te bevatten. Voorbeelden van producten die aan dit criterium voldoen zijn onder meer acrylaatverven, watergedragen hybrideverven (dit zijn acrylaatverven met een alkydemulsie, of acrylaatverven met een alkydoplossing) en watergedragen polyurethaanlakken. Zesde lid. Zoals in het algemeen deel van deze toelichting al is aangegeven beschikken de kleinere verfproducenten thans over een minder geavanceerde technologie voor de reductie
Uit: Staatscourant 1999, nr. 245 / pag. 8
van oplosmiddelen in watergedragen producten dan de grotere. Op dit moment kunnen zij technisch watergedragen producten leveren met maximaal 75 gram vluchtige organische stoffen per liter product wat betreft de muurverven, en 125 gram vluchtige organische stoffen per liter product wat betreft lakken en beitsen. Om het verdere omschakelingsproces voor kleinere bedrijven bedrijfseconomisch mogelijk te maken, zullen deze hoeveelheden daarom voor de duur van maximaal 2 jaar worden toegestaan. In het onderhavige lid is mitsdien bepaald dat met ingang van 1 januari 2002 de maximale hoeveelheden vluchtige organische stoffen voor muurverven, lakken en beitsen worden verlaagd tot 60 respectievelijk 100 gram vluchtige organische stoffen per liter product. Deze laatste gehaltes waren al eerder door de sociale partners in de schildersbranche overeengekomen. Artikel 4.41b Zoals in het algemeen deel van deze toelichting reeds is aangegeven, is het onderhavige artikel opgenomen met het oog op het beginsel van het vrije verkeer van goederen zoals neergelegd in de artikelen 28-30 van het EGVerdrag. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst. 1
Laatstelijk gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 juli 1998 (PbEG L 217). tot wijziging van richtlijn nr. 98/34/EG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij. 2 Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad van 23 maart 1993 inzake de beoordeling en de beperking van de risico’s van bestaande stoffen (PB L 84). 3 Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (PB L 196), zoals gewijzigd bij Richtlijn 92/32/EEG (PB L 154).
7