raadsvoorstellen 1992
353
rv 353
Wijziging Algemene Politieverordening (APV) in verband met vergunningverlening bij evenementen.
Bestuursdienst nr. BZ2003288
Den Haag, 17 november 1992. Aan de gemeenteraad. Inleiding
In Den Haag vinden jaarlijks vele evenementen plaats. Met 'evenement' worden allerlei festiviteiten of bijeenkomsten aangeduid, van grote of kleinere omvang en van de meest uiteenlopende aard. De Haagse regelgeving kent het begrip 'evenement' als zodanig niet. De APV stelt regels voor vergunningverlening voor feesten of andere vermakelijkheden op de onenbare wen en voor uitvoerinoen en tentoonsteMinnen die zich binnen afspelen. Voor activiteiten die op en bij een evenement plaatsvinden - te denken valt aan het verkopen van consumpties of van artikelen die verband houden met het evenement of aan het maken van reclame - bestaan andere vergunningstelsels. Deze gescheiden vergunningstelsels vormen de kern van het probleem waarmee de gemeente de afgelopen jaren geconfronteerd is. In de praktijk verwees de gemeente aanvragers van individuele vergunningen voor bepaalde activiteiten bij een evenement, in eerste instantie naar de organisator, om een integrale organisatie van dat evenement mogelijk te maken. Bij overeenstemming met de organisator werd dan een vergunning verleend. Mede daardoor hebben de evenementen in onze stad, die veelal goedkoop of gratis toegankelijkzijn, hun huidige kwaliteitsniveau kunnen bereiken. De rechter heeft echter de rechtsgeldigheid van de geschetste praktijk in twijfel getrokken. Een herziening van het systeem van vergunningverlening bij evenementen is daarom noodzakelijk geworden. In dit raadsvoorstel wordt een alomvattend begrip 'evenement' gei'ntroduceerd. Het biedt een nieuw juridisch instrumentarium, waarmee het voortbestaan van evenementen zoals die nu in Den Haag georganiseerd worden, gewaarborgd wordt. De voorgeschiedenis en gevolgen van deze nieuwe regeling worden toegelicht in de volgende paragrafen: 1. Organisatie en financiering van evenementen 2. Ontwikkelingen in de rechtspraak 3. Gevolgen van de jurisprudentie bij het huidige systeem 4. Hoofdlijnen van het voorgestelde systeem 5. Reikwijdte van de evenementenvergunning 6. Termijn voor vergunningaanvraag 7. Beoordeling van de vergunningaanvraag 8. Vergunningsvoorschriften 9. Overgangsregeling 10. Reacties op het voorstel 11. Resume 12. Besluitvorming 1. Organisatie en financiering van evenementen
De organisatie en invulling van evenementen is een particuliere aangelegenheid: de organisator van een evenement - soms een professionele evenementenorganisatie maar vaak ook een vereniging of incidenteel gevormde groep personen - maakt een programma en contracteert bijvoorbeeld artiesten, bands, sportmensen en facilitaire bedrijven om het programma te realiseren. Hij kan dit programma bekostigen met subsidiegelden of, als het evenement niet op de openbare weg plaatsvindt, door entree te heffen van de bezoekers. Dergelijke inkomsten zijn echter vrijwel nooit voldoende om de kosten van organisatie en programma te dekken. Veel evenementen zijn bijvoorbeeld gratis of voor een gering bedrag toegankelijk. Om de financiering van het evenement te dekken moet de organisator uitzien naar andere inkomstenbronnen. De gemeente speelt bij de organisatie van evenementen een rol op de achtergrond. In sommige gevallen is zij als subsidieverstrekker bij een evenement betrokken. Als
raadsvoorstellen 1992
vervolg 353
#v
vergunningverlener stelt zij de voorwaarden waarbinnen een evenement op gemeentegrond plaats dient te vinden en houdt op die manier aspecten van openbare orde, veiligheid en overlast voor de stad en omwonenden in de hand. In het huidige systeem van vergunningverlening worden door de gemeente bij evenementen verschillende vergunningen vereist. Enerzijds heeft de organisator van een evenement dat op de openbare weg plaatsvindt, een vergunning nodig op grond van artikel 30 van de APV. Wanneer een evenement niet op de openbare weg, maar binnen gehouden wordt, dient hij een vergunning op grond van artikel 53 APV te hebben. Anderzijds heeft degene die een standplaats inneemt op een evenement voor de verkoop van bijvoorbeeld etenswaren of artikelen die verband houden met het evenement, een vergunning nodig op grond van artikel 2 van de Straathandelsverordening Den Haag. Voor het maken van reclame is de vergunningsgrondslag artikel 29 APV. Om een goede organisatie van het evenement mogelijk te maken, verwees de gemeente tot voor kort individuele aanvragers om bijvoorbeeld een standplaatsvergunning bij een evenement, naar de organisator. De vergunningen werden dan afgegeven aan diegenen die, na overeenstemming te hebben bereikt met de organisator, door de organisator aan de gemeente werden voorgedragen. Er bestaat veel belangstelling vanuit het bedrijfsleven om bedrijfsmatig te kunnen deelnemen aan evenementen, vanwege de grote mogelijkheden van publiciteit en omzet die de bezoekerstoeloop met zich meebrengt. In de praktijk vinden de vraag en het aanbod elkaar: de organisatoren van evenementen komen tot overeenstemming met bedrijven en ondernemers die tegen een bepaald bedrag aan een evenement hun naam verbinden of daar hun producten verkopen. Een aantal evenementen heeft een goede naam en grote bekendheid, hetgeen doorwerkt in de bedragen die het bedrijfsleven wil betalen om deel te nemen aan die evenementen. Dat heeft weer tot gevolg dat een nog aantrekkelijker programma geboden kan worden. Parkpop, North Sea-Jazz en het Concours Hippique zijn hiervan enkele voorbeelden. De bijdragen van het bedrijfsleven vormen het overgrote deel, zo niet het geheel, van de middelen die de organisator aanwendt voor de financiering van het evenement. Door deze manier van financiering is het in de loop der jaren mogelijk gebleken in Den Haag evenementen te organiseren met een grote promotionele uitstraling. Ook de economische activiteit en de veelal gratis ontspanningsmogelijkheden die evenementen voor Hagenaars en bezoekers met zich meebrengen zijn van aanzienlijke waarde voor de stad. Recente jurisprudentie over het gehanteerde systeem van vergunningverlening heeft echter belangrijke consequenties voor het plaatsvinden van zulke evenementen. Gevolg geven aan deze jurisprudentie houdt namelijk in dat de geschetste financieringspraktijk niet meer mogelijk is. 2. Ontwikkelingen in de rechtspraak
Het systeem van vergunningverlening bij evenementen zoals dat in Den Haag en in vergelijkbare vorm ook in andere steden gehanteerd wordt, is herhaaldelijk voorgeiegd aan de rechter door personen die toch graag op of bij een evenement hun zaken wilden doen, zonder daarvoor een overeenkomst te kunnen of willen sluiten met de organisator. De jurisprudentie die daaruit voortkwam, houdt - kort gezegd - in dat op basis van de huidige regelgeving voor vergunningverlening aan bijvoorbeeld ambulante handelaren, die standplaats willen innemen op een evenement om daar hun waren te verkopen, niet de voorwaarde gesteld kan worden dat zij over hun deelname aan het evenement overeenstemming hebben bereikt met de organisator ervan. De rechter heeft in deze uitspraken geconstateerd dat de bestaande regelgeving geen grondslag biedt voor een praktijk waarin het verlenen van een vergunning afhankelijk wordt gesteld van het al dan niet bereiken van overeenstemming met een derde. Burgemeester en wethouders hebben uitsluitend tot taak een aanvraag om een standplaatsvergunning op eigen merites te bezien, onder toetsing van de aanvraag aan de desbetreffende publiekrechtelijke regels en beginselen, aldus de overweging van de rechter. Ook het Haagse systeem van vergunningverlening is door de Voorzitter van de Afdeling rechtspraak van de Raad van State getoetst, voor het eerst in oktober 1989. Het betrof toen de weigering van de gemeente om ten tijde van de Veronica Strandrace vergunning te verlenen omdat de aanvrager over het innemen van een
raadsvoorstellen 1992
vervolg 353
standplaats op het evenemententerrein geen overeenkomst gesloten had met de organisator. Op grond van dezelfde overweging als in de hiervoor genoemde jurisprudentie betwijfelde de Voorzitter of de gehanteerde praktijk van vergunningverlening, waarbij in wezen de beslissingsbevoegdheid gedeeltelijk was overgedragen aan de organisator, rechtmatig was gelet op de bepalingen over vergunningverlening bij evenementen in de Haagse APV. Omdat de betreffende standplaatshouder pas in een zeer laat stadium de gemeente had verzocht om vergunning en bovendien een plaats aan de rand van het evenemententerrein had kunnen innemen, leidde die twijfel er toen evenwel niet toe dat hij alsnog een plaats op het evenemententerrein diende te krijgen. In juni 1991 is opnieuw door een aantal standplaatshouders tegen de gemeente Den Haag een procedure aangespannen bij de Voorzitter van de Afdeling rechtspraak, ditmaal over de weigering van standplaatsvergunningen op het terrein van het Parkpopfestival. Deze weigering was gebaseerd op de overweging dat toelaten van meer standplaatshouders dan degenen die het vorig jaar aan Parkpop hadden deelgenomen, uit oogpunt van openbare orde onverantwoord zou zijn geweest. Ook van dit toewijzingscriterium heeft de Voorzitter betwijfeld of het aanvaardbaar is. Desondanks heeft hij in deze zaak het algemeen belang, gediend met het niet toestaan van extra obstakels in het Zuiderpark tijdens Parkpop, laten prevaleren boven het belang van de afgewezen standplaatshouders. De commissie van Beroep- en Bezwaarschriften heeft in haar advies van 27 september 1990 over het bezwaarschrift inzake de weigering van de standplaatsvergunning bij de Veronica Strandrace, bij ons aangedrongen een oplossing voor deze problematiek te vinden. Gelet op de jurisprudentie en de aansporingen aan ons adres wordt nu een regeling aan u voorgelegd, waarin de vergunningverlening bij evenementen uitputtend geregeld wordt. Wij willen u voorstellen om met betrekking tot deze problematiek een apart hoofdstuk in de APV op te nemen. 3. Gevolgen van deze jurisprudentie bij het huidige systeem
Zoals hiervoor al aangegeven worden in het huidige systeem, naast de vergunning voor de organisator, voor de activiteiten die op het evenemententerrein plaatsvinden afzonderlijke vergunningen vereist. In de APV en in de Straathandelsverordening Den Haag zijn de weigeringsgronden voor deze vergunningaanvragen geënt op bescherming van de openbare orde en op overwegingen van ordening van de openbare ruimte. Voor aanvragen om een standplaatsvergunning bij een evenement houdt dat in dat alleen wanneer door het verlenen van zo'n vergunning aan een individuele aanvrager de openbare orde, de gebruiksmogelijkheden van de weg en/of de belangen van het verkeer in gevaar komen, er op grond van de publiekrechtelijke regels reden is de vergunningaanvraag te weigeren. Het zal echter bij evenementen maar zelden voorkomen dat door het verlenen van een afzonderlijke vergunning aan een individuele standplaatshouder een dergelijk gevaar ontstaat, zodat praktisch gezien vrijwel elke individuele vergunningaanvraag ingewilligd zou moeten worden. Voor aanvragen om een reclamevergunning kent de APV geen expliciete weigeringsgronden, zodat alleen het belang van de openbare orde in algemene zin reden kan zijn een aanvraag af te wijzen. De jurisprudentie vereist dat de gemeente elke aanvraag voor een vergunning bij een evenement toetst aan de regels in de APV. Dit heeft bij de huidige APV voor de organisator tot gevolg dat hij geconfronteerd kan worden met een aantal standplaatshouders dat tijdens het door hem georganiseerde evenement gerechtigd is op het evenemententerrein standplaats in te nemen en met concurrenten van de sponsors van zijn evenement. Voor de gemeente zijn er immers meestal geen redenen afzonderlijke vergunningaanvragen af te wijzen. De mogelijkheden voor de organisator om een evenwichtig en zo aantrekkelijk mogelijk programma te realiseren zijn daarmee sterk beperkt, zo niet geheel afwezig. De organisator kan van de vergunninghouders geen bijdrage meer vragen voor de inspanningen die hij, als organisator, heeft gepleegd voor de toeloop van bezoekers naar het evenement. Dit terwijl voor die vergunninghouders juist de toeloop van bezoekers en de daarmee samenhangende omzetmogelijkheden de aanleiding vormen voor het aanvragen van een vergunning.
raadsvoorstellen 1992
vervolg 353
Een gemeentelijk vergunningstelsel, geheel los van de organisatie, zou er dus bij de bestaande regelgeving toe kunnen leiden dat organisatoren niet in staat zijn evenementen in Den Haag te financieren. Organisatie ervan kan dan onmogelijk worden. 4. Hoofdlijnen van het voorgestelde systeem In dit raadvoorstel leggen wij aan uw raad een systeem van vergunningverlening voor, dat mogelijk maakt dat grote evenementen in Den Haag georganiseerd kunnen blijven worden, van eenzelfde kwaliteit als nu gebruikelijk is. Dit vergunningstelsel houdt in dat voor een evenement slechts één vergunning nodig is. Alleen de organisator van een evenement heeft voor het houden van dat evenement een vergunning nodig. Daarmee vervalt de verplichting voor burgemeesteren wethouders om voor de verschillende activiteiten die op een evenement plaatsvinden, aan verschillende personen afzonderlijke vergunningen te verlenen. (Van een uitzondering op deze regel is alleen sprake als bijzondere wetten, zoals de Luchtvaartwet, voor een bepaald onderdeel van een evenement een vergunning eisen.) Op die manier doen zich de situaties zoals geschetst in de voorgaande paragraaf, waarin naast de organisator individuele vergunninghouders zelfstandig deel zouden kunnen uitmaken van een evenement, niet meer voor. Het verlenen van één vergunning voor een evenement aan de organisator wordt mogelijk door de definitie van het begrip 'evenement'. Een evenement omvat ingevolge het ontwerp-artikel 113 alle activiteiten die op een of andere wijze, als hoofdattractie of deelaspect, bijdragen aan de totale vorm van het evenement. Binnen de voorschriften die met het oog op openbare orde, veiligheid en andere door de gemeente te behartigen publieke belangen gesteld zijn, geeft de vergunning een integrale toestemming om de activiteiten, die de organisator in zijn evenement wil opnemen, te laten plaatsvinden. Of de organisator bepaalde activiteiten aan derden uitbesteedt, is dan voor de vergunningverlening niet van belang. Uitvloeisel van het voorgestelde vergunningstelsel is dus dat de organisator en ondernemers of bedrijven zelf, privaatrechtelijk en zonder gemeentelijke bemoeienis, hun deelname aan het evenement en eventueel de prijs daarvoor bepalen. Het is in dit voorstel niet mogelijk om als ondernemer bepaalde activiteiten te ontplooien op het evenemententerrein, op grond van een eigen vergunning, zonder dat men een overeenkomst heeft met de organisator van het evenement. (De enige uitzondering op deze regel is vastgelegd in het ontwerp-artikel 114, lid 4.) Buiten het evenemententerrein kan dat wel. Juridisch gezien treedt er daarmee een verandering op. Het bestaande systeem van vergunningverlening kent wel de mogelijkheid om als individu een zelfstandige vergunning voor een bepaalde activiteit op het evenemententerrein te verkrijgen. Van deze mogelijkheid wordt ook in een aantal gevallen gebruik gemaakt. In het voorgaande hebben we aangegeven dat het handhaven van dit systeem consequenties voor het voortbestaan van evenementen kan hebben. Voor degenen die nu individuele vergunningen kunnen aanvragen zou dat eveneens r^
*> r% o i
i r*
Tl
i r^
•
n
rtT
i^\
I ^
5 t p i / • t^\
rt
O
r^
WO
r^
Q\
/Ö
n
O
Y1T\ Ö
r^TO
r\
\ I r\
rr^r\~
\ tr\r\
r
n
O
ri
O
O
n
r^O
I O
n
rt
ril
vu
mogelijkheid hun activiteiten te ontplooien, hetzij op het evenemententerrein, hetzij in de directe nabijheid daarvan. Feitelijk verandert het voorstel voor hen niet zo veel aan de bestaande gang van zaken. Ook nu melden grote en vele kleine ondernemers zich bij de organisatoren van evenementen om tot een overeenkomst over deelname aan een bepaald evenement te komen. 5. Reikwijdte van de evenementenvergunning In de voorgestelde regeling vervangt de evenementenvergunning ook de diverse vergunningen die nu op grond van de APV voor verschillende evenementen verplicht zijn. De vergunningplicht voor optochten (op grond van artikel 12), voor evenementen die buiten op of aan de weg plaatsvinden (op grond van artikel 30) of voor evenementen binnen (op grond van artikel 53) wordt vervangen door een algemene vergunningplicht voor het houden van een evenement. De definitie van evenement beoogt alle soorten evenementen te omvatten. Ten gevolge van die algemene omschrijving van het begrip evenement, is verlening van een evenementenvergunning niet afhankelijk van het soort evenement.
raadsvoorstellen 1992
vervolg 353
Het onderscheid tussen evenementen die binnen en evenementen die buiten plaatsvinden, vervalt. Voor gebouwen waarin voortdurend evenementen plaatsvinden, zoals het Muziektheater, het Danstheater en het Congresgebouw, kunnen algemene evenementenvergunningen worden afgegeven, zoals ook nu gebeurt. Een evenement in de voorgestelde regeling wordt gevormd door het geheel van de activiteiten die plaatsvinden bij dat evenement. Als er voor die verschillende activiteiten op grond van de APV of een andere gemeentelijke verordening vergunningen vereist zijn, dan houdt de evenementenvergunning tevens vergunning daarvoor in, mits die activiteiten in de evenementenvergunning aangegeven zijn. De ruimtelijke afbakening van het evenemententerrein is bepalend voor de vergunningplicht voor deelactiviteiten: op het evenemententerrein is slechts een vergunning voor de organisator op grond van Hoofdstuk V van de APV vereist, daarbuiten geldt voor de betreffende activiteit het gewone regime voor vergunningen. In de evenementenvergunning zal de omvang van het evenemententerrein aangegeven moeten worden, zodat duidelijk is welke regels voor vergunningverlening van toepassing zijn. Op de APV of een andere gemeentelijke verordening gebaseerde vergunningen die de vergunninghouder het recht geven bepaalde vergunningplichtige activiteiten te ontplooien, zijn niet van kracht op een evenemententerrein gedurende de tijd dat daar een evenement gehouden wordt. In de voorgestelde nieuwe regeling zijn dergelijke activiteiten op het evenemententerrein deel van het evenement, waarvoor uitsluitend een evenementenvergunning wordt afgegeven aan de organisator. Het is echter mogelijk dat voor een bepaalde locatie een evenementenvergunning zou worden afgegeven, terwijl een derde voor onbepaalde tijd of gedurende een geruime periode een vergunning heeft die hij juist pleegt te gebruiken op de locatie en tijd dat het evenement gepland is. In dat geval doet de verlening van een evenementenvergunning geen afbreuk aan zijn recht om ten tijde van dat evenement op zijn gebruikelijke plaats van zijn vergunning gebruik te maken, volgens de daarbij gestelde voorwaarden. De integrale wijze van vergunningverlening in dit voorstel houdt in dat de bevoegdheid tot het verlenen van vergunningen voor bepaalde activiteiten als die plaatsvinden bij evenementen - wat in de bestaande regeling tot de bevoegdheid van het college behoort - zou gaan behoren tot de bevoegdheid van de burgemeester. Reden hiervoor is dat in het voorgestelde systeem die activiteiten deel uitmaken van het evenement en er alleen voor het gehele evenement een vergunning verleend wordt. In de gemeentewet is in artikel 221 het toezicht op voor het publiek openstaande gebouwen, samenkomsten en openbare vermakelijkheden, exclusief toegekend aan de burgemeester. Omdat evenementen daaronder vallen, is de burgemeester voor het verlenen van vergunningen voor evenementen het enige bevoegde orgaan. Deze opvatting wordt ook door jurisprudentie bevestigd. Juist omdat verschillende activiteiten met elkaar een evenement gestalte geven, is een integrale vergunningverlening door één bestuursorgaan bovendien gewenst om de mogelijke gevolgen van het plaatsvinden van dat evenement in totaliteit te kunnen beoordelen. 6. Termijn voor vergunningaanvraag
Voor degenen die als adviseur bij de vergunningverlening voor evenementen betrokken zijn, is het vaak moeilijk een gefundeerd advies te geven over het al dan niet verlenen van een aangevraagde vergunning. De aanvragen zijn dikwijls weinig concreet, zodat niet goed een oordeel gevormd kan worden over de inhoud en omvang van het evenement. De uiterste termijn voor het indienen van aanvragen is in de huidige artikelen 12, 30 en 53 van de APV bepaald op 48 uur voor de aanvang van het evenement. Ook die korte termijn bemoeilijkt het adviseren. Nu in het voorstel gekozen is voor een vergunning die de organisator een ruime mate van vrijheid geeft bij de invulling van het evenement, is het des te belangrijker dat een zorgvuldige beoordeling gemaakt kan worden van datgene wat de organisator wil realiseren. Het is duidelijk dat de termijn van 48 uur te kort is om de betrokken diensten over de aanvraag te laten adviseren. Met de termijn van minimaal drie weken die in artikel 115 gesteld is, wordt hieraan tegemoet gekomen, zonder het spontaan organiseren van vooral kleine evenementen onmogelijk te maken.
raadsvoorstellen 1992
vervolg 353
Voor grote evenementen - dat wil zeggen evenementen waarbij verwacht wordt dat 25.000 bezoekers of meer tegelijkertijd aanwezig zullen zijn, of evenementen met een vergelijkbare uitstraling voor de omgeving - geldt deze minimale termijn eveneens. In de voorgestelde regeling kan degene die in het volgende jaar een groot evenement wil organiseren, echter al eerder een uitspraak van de burgemeester als vergunningverlener krijgen over zijn mogelijkheden voor vergunning. Wij stellen in dit concept voor dat de burgemeester een dergelijke verklaring afgeeft door het Overzicht grote evenementen, dat sinds 1991 jaarlijks wordt gemaakt, vast te stellen en daarin die evenementen op te nemen waarvoor hij in beginsel vergunning wil verlenen. Het Overzicht grote evenementen heeft nu geen juridische betekenis voor de vergunningverlening. Door dit voorstel zou dat anders worden: wanneer men tijdig zijn voornemen tot het organiseren van een groot evenement kenbaar maakt, kan dat plan worden meegewogen bij de vaststelling van het Overzicht grote evenementen. Op die manier kan het belang dat met dit Overzicht wordt gediend (namelijk het in een vroeg stadium kunnen overzien vanvde spreiding van evenementen en 'een eventuele cumulatie daarvan op de meest gewilde locaties in de stad) ten volle benut worden. Deze koppeling maakt het derhalve mogelijk spreiding van evenementen naar tijd en plaats ruimschoots tevoren te overzien, terwijl organisatoren van de grote evenementen op eenzelfde termijn op de hoogte zijn van de mogelijkheden voor vergunningverlening. Het vermelden van een bepaald evenement in het Overzicht van grote evenementen houdt niet zonder meer in dat de organisator van dat evenement automatisch in aanmerking komt voor een vergunning. Het betekent wel dat de burgemeester zich bereid verklaart om, bij ongewijzigde omstandigheden, voor een evenement van dat karakter aan die organisator vergunning te verlenen. Nadat de burgemeester deze beginseltoestemming heeft gegeven, zullen bij de daadwerkelijke vergunningverlening de precieze vorm en uitvoering van het evenement en de vergunningvoorschriften die daarbij horen, aan de orde komen. Aanvragen om vergunning voor een groot evenement in het volgend jaar zijn in dit voorstel ook na vaststelling van het Overzicht grote evenementen mogelijk. De organisator loopt echter het risico dat zijn aanvraag wordt afgewezen omdat de behoefte aan grote evenementen en de spreiding daarvan in tijd en ruimte voor dat jaar dan al in hoofdlijnen is vastgelegd. Door deze koppeling is de betekenis van het Overzicht grote evenementen in het voorgestelde systeem duidelijk anders dan in de huidige situatie. Vermelding van een evenement in het Overzicht grote evenementen vormt in dit voorstel de basis voor het op een later tijdstip verlenen van een vergunning voor het evenement door de burgemeester. Als uw raad besluit het voorgestelde Hoofdstuk V van de APV aan te nemen, betekent dat dat het Overzicht grote evenementen voortaan door de burgemeester vastgesteld dient te worden. De burgemeester is immers degene die, gelet op de exclusieve bevoegdheid die hem in artikel 221 van de gemeentewet is toegekend, ten aanzien van het toezicht op openbare samenkomsten en publieke vermakelijkheden bevoegd is vergunning te verlenen en dus ook de enige die zijn voornemen daartoe bekend kan maken. Om zoveel mogelijk bij de huidige praktijk rond het vaststellen van het Overzicht en de bestaande verdeling van de verantwoordelijkheden in het college aan te sluiten, dient de burgemeester zijn voornemens over de vergunningverlening in de vorm van het Overzicht grote evenementen pas bekend te maken, na het college daarover gehoord te hebben. Omdat bij de keuze tussen al dan niet gewenste evenementen in het algemeen vele belangen betrokken zijn, is raadpleging van de betreffende raadscommissie^) eveneens onontbeerlijk. De procedure die in het voorstel in artikel 115, zevende lid voor vaststelling van het Overzicht is aangegeven, biedt hiervoor de nodige ruimte. 7. Beoordeling van de vergunningaanvraag
In artikel 115, achtste lid, worden de criteria genoemd die een rol kunnen spelen bij de beoordeling van een vergunningaanvraag. Deze criteria geven de mogelijkheid zowel positieve als negatieve aspecten van een evenement bij de beoordeling van de vergunningaanvraag te betrekken. De bestaande regeling kent bij aanvragen voor een evenementenvergunning slechts twee omstandigheden die reden kunnen zijn af te zien van vergunningverlening voor het evenement te weten gevaar voor wanordelijkheden en gevaar voor ernstige belemmering van het verkeer.
raadsvoorstellen 1992
vervolg 353
De grote toename van het aantal evenementen en het steeds grotere beslag dat daardoor onder andere op de openbare ruimte gelegd wordt, noodzaken ertoe ook rekening te houden met andere dan openbare orde-belangen. Als de regels voor vergunningverlening bij evenementen niet langer opgenomen zijn in het hoofdstuk 'Openbare Orde' van de APV, is het mogelijk aan die noodzaak tegemoet te komen door andere dan openbare orde-belangen bij de beoordeling van een vergunningaanvraag te betrekken. De criteria die in het achtste lid van concept-artikel 115 genoemd zijn, geven een houvast bij het beoordelen van een vergunningaanvraag. De gevolgen van het evenement waarvoor vergunning gevraagd wordt, dienen te worden getoetst aan de hand van de daar genoemde criteria. Op deze manier komen de voor- en nadelen van het evenement naar voren en is het mogelijk daarvan een integrale afweging te maken. Op basis van die integrale afweging kan de burgemeester bepalen of hij de vergunning al dan niet verleent. De verschillende criteria vormen dus geen zelfstandige grond voor een beslissing op een vergunningaanvraag maar moeten daarvoor in hun onderlinge samenhang worden bezien. Het is mogelijk ook een vergunningaanvraag in relatie te zien met al verleende, dan wel waarschijnlijk nog te verlenen vergunningen. Met deze criteria kunnen vergunningaanvragen beter beoordeeld worden dan in de huidige situatie. Denkbaar is dat een aanvraag wordt ingediend voor een evenement dat weinig verkeersaanpassing of inzet van hulpdiensten vraagt, maar sterk het milieu belast, omdat het gevraagde terrein een hoge natuurwaarde heeft. De weigeringsgronden in de huidige regeling zouden voor deze aanvraag tekort schieten: er is in dit geval geen gevaar voor wanordelijkheden of ernstige belemmering van het verkeer. De ongewenstheid van het evenement uit milieu-oogpunt valt niet goed onder de bestaande weigeringsgronden te brengen. Het aan u voorgelegde concept biedt door middel van artikel 115, achtste lid, wel mogelijkheden om op een dergelijke situatie adequaat te reageren. Wanneer de gevraagde locatie qua karakter niet overeenstemt met de aard van het evenement, kan dat een reden zijn vergunning te weigeren of, in overleg met de organisator, voor een andere locatie vergunning te verlenen. Met dit systeem is het bijvoorbeeld ook mogelijk om een op zichzelf aantrekkelijk evenement op een bepaalde plaats in de stad niet toe te staan, als op die plaats al een groot aantal evenementen plaatsvindt en het houden van nog een evenement op die plek voor omwonenden of omgeving een onaanvaardbare belasting zou opleveren. In de bestaande regeling is hiervoor evenmin een geëigende weigeringsgrond voorhanden. In het voorgestelde systeem kan ongewenste cumulatie van evenementen op één plaats voorkomen worden, als gevaar voor onaanvaardbare belasting voor de omgeving ten gevolge van het plaatsvinden van het evenement de andere, positieve aspecten van het evenement overtreft. 8. Vergunningsvoorschriften
Bij elke individuele evenementenvergunning kunnen door middel van aan de vergunning te verbinden voorschriften eventuele risico's voor het publiek worden beperkt. Voorbeelden hiervan zijn de voorschriften over ordebewaking of brandpreventie die op advies van politie en brandweer aan de vergunning kunnen worden verbonden. Ook kan als voorschrift worden gesteld dat de vergunninghouder voor het evenement een WA-verzekering afsluit, wanneer mogelijk gevaarlijke activiteiten deel uitmaken van het evenement. Op dezelfde manier kan beschadiging van publieke terreinen worden voorkomen. Zo worden in de vergunning voorschriften gesteld met betrekking tot de staat waarin het evenemententerrein na afloop van het evenement dient te worden achtergelaten. Deze mogelijkheid om tevoren eventuele risico's van het plaatsvinden van een evenement af te dekken, verhindert niet dat de gemeente na het evenement toch geplaatst kan worden voor herstel van bijvoorbeeld terreinen of andere vormen van schade aan gemeentelijke eigendommen, ten gevolge van dat evenement. In het verleden is het voorgekomen dat voor de kosten daarvan achteraf geen verhaal bleek te bestaan. Om dergelijke problemen te voorkomen is het in de voorgestelde regeling mogelijk gemaakt in de vergunning het voorschrift op te nemen dat ten behoeve van de gemeente een bankgarantie wordt gesteld. Die bankgarantie dient dan om nakoming zeker te stellen van de verplichtingen (bijvoorbeeld tot reiniging van het terrein of
raadsvoorstellen 1992
vervolg 353
herstel van ontstane schade aan bestrating, grasvelden of ander groen) die in de vergunning aan de organisator zijn opgelegd, als daar gezien de aard van het evenement aanleiding toe bestaat. Een andere discussie die in de praktijk rond de gevolgen van evenementen gevoerd wordt, betreft de kosten van de extra werkzaamheden voor politie, brandweer en GG en GD door evenementen. Op zichzelf kan het plaatsvinden van een evenement een^ grote claim leggen op de hulpdiensten als politie, brandweer en GG en GD, waarmee aanzienlijke kosten gepaard gaan. Bij brandweer en GG en GD bestaat de praktijk dat overeenkomsten worden aangegaan met de organisator voor het 'stand-by' zijn tijdens het evenement. Over de vraag of voor politiediensten kosten berekend mogen worden, is al geruime tijd een landelijke discussie gaande. Bij brief van 17 september 1991 van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken is aan de Tweede Kamer toegezegd dat hierover op korte termijn een wetsvoorstel aangeboden zal worden. Wij zien geen aanleiding om, vooruitlopend op de landelijke besluitvorming, in dit kader voor deze problematiek een regeling voor te stellen. 9. Overgangsregeling Hoofdstuk V van de APV dient - onder gelijktijdige intrekking van de artikelen 12 en 53 en van artikel 30, eerste lid, onderdeel c, van de APV - zo snel mogelijk ingevoerd te worden zodat de vergunningverlening bij evenementen een juridisch deugdelijke grondslag heeft. Eventueel kunnen op dat moment reeds verleende vergunningen voor evenementen worden omgezet in een vergunning op grond van artikel 114, eerste lid, van het voorgestelde Hoofdstuk V van de APV. Vergunningen voor deelactiviteiten zijn, bij invoering van de nieuwe regeling, op evenemententerreinen ten tijde van een evenement slechts geldig wanneer voldaan is aan het gestelde in ontwerp-artikel 114, vierde lid. Bestaande permanente vergunningen op grond van artikel 53 van de APV kunnen worden omgezet in een algemene vergunning op grond van artikel 114, vijfde lid van het voorstel. 10. Reacties op het voorstel Reeds in een vroegtijdig stadium zijn de betrokken diensten en een aantal belangengroepen op de hoogte gesteld van de plannen om een nieuw vergunningstelsel bij evenementen in te voeren. Hen is gevraagd aan te geven op welke punten het bestaande systeem verbeterd zou kunnen worden. Uit deze inventarisatie is een voorstel ontstaan dat is voorgelegd aan de Overlegcommissie Straathandel en de Stichting Toerisme Den Haag. Er is een reactie ingekomen namens zowel de Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel als de Algemene Koopliedenvereniging Koopmansbelang, de belangenverenigingen van ambulante handelaren die zitting hebben in de Overlegcommissie Straathandel. Deze organisaties hebben bezwaar tegen de ruime rvmcrhriiv/inn \/an hot hpnrin ' p u p n p m p n t ' in Hit v/nor<;tp»l 7ii uv/Ü7Pn f»r nn Hat nn\c ppn
(jaar)markt onder de voorgestelde definitie van evenement kan vallen. De bevoegdheden van de burgemeester in dit voorstel, die gebaseerd zijn op artikel 221 gemeentewet, zouden in strijd zijn met de artikelen 178 en 229 gemeentewet, waarin aan uw raad en aan gedeputeerde staten bevoegdheden met betrekking tot het instellen of veranderen van markten zijn verleend. Voorts wordt betwijfeld of afzonderlijke vormen van detailhandel wel tot een evenement mogen worden gerekend. Beide organisaties zijn van mening dat de voorgestelde wijziging van de APV laat voortbestaan dat de organisator van een evenement delen van de openbare weg tegen betaling ter beschikking stelt aan derden. Zij menen dat in het voorstel gemeentelijke taken en bevoegdheden uit handen worden gegeven aan derden en dat de taken en bevoegdheden van de burgemeester niet juist worden gebruikt. Terecht is gesignaleerd dat de ruime omschrijving van het begrip evenement met betrekking tot markten onduidelijkheid zou kunnen veroorzaken. Ter voorkoming daarvan is naar aanleiding van deze reactie aan artikel 113, eerste lid, een uitzondering op het begrip evenement toegevoegd. Onder evenement worden niet begrepen jaarmarkten of gewone marktdagen als bedoeld in artikel 178 gemeentewet. Problemen voor de bevoegdheidsverdeling tussen burgemeester enerzijds en uw raad en gedeputeerde staten op dit punt doen zich naar onze mening niet voor. De wetgever heeft in artikel 221 gemeentewet de bevoegdheid met betrekking tot het
raadsvoorstellen 1992
vervolg 353
toezicht over voor het publiek openstaande gebouwen en samenkomsten en over openbare vermakelijkheden expliciet toegekend aan de burgemeester. De burgemeester is dan ook, zoals hiervoor onder 6 al vermeld, het aangewezen orgaan om in concreto op evenementen toe te zien in het bijzonder door het verlenen van vergunningen daarvoor. De bepalingen in de gemeentewet over de instelling van markten zijn uitdrukkelijk bedoeld voor markten die een markt-functie vervullen voor de stad of een bepaald deel daarvan en op vaste tijdstippen zullen plaatsvinden. Het gaat dan om markten, die tot de vaste gang van zaken in de gemeente behoren, terwijl evenementen incidenteel van karakter zijn en het verkopen via kraampjes bij de meeste evenementen een bijkomend verschijnsel is. Bij de beoordeling van een vergunningaanvraag voor een evenement dat uitsluitend zou bestaan uit het verkopen van goederen zoals dat op de markt gebeurt, dient vanzelfsprekend rekening gehouden te worden met reeds bestaande gemeentelijke (jaar)markten, zodat voorkomen wordt dat dit soort evenementen de traditionele markten overschaduwt. Wanneer er wensen zouden zijn om een dergelijk evenement zodanig vaak te houden dat er in feite een markt in de zin van de gemeentewet zou ontstaan, is niet de burgemeester maar uw raad het bevoegde orgaan voor besluitvorming. Er is dan ook geen reden te vrezen voor een onjuist gebruik van de bevoegdheid van de burgemeester op grond van artikel 221 gemeentewet wanneer uw raad besluit dit voorstel tot aanpassing van de APV over te nemen. In het voorstel is ervoor gekozen regels te stellen voor het plaatsvinden van evenementen in totaliteit. Dit blijkt uit de voorgestelde omschrijving van het begrip 'evenement', waarin alle deelactiviteiten bij een evenement begrepen zijn. Die verschillende deelactiviteiten, waaronder het verkopen van etenswaren of andere goederen, geven met elkaar gestalte aan het evenement. Het is dan ook het plaatsvinden van het evenement en de vele bezoekers die daardoor worden aangetrokken, die het voor de ondernemer aantrekkelijk maken deel te nemen aan dat evenement. In die situatie ligt het voor de hand om ook die deelactiviteiten te beschouwen als deel van het evenement en onder de regels die daarvoor gelden te brengen. Het voorliggende concept geeft de organisator van een evenement inderdaad een grote vrijheid in het bepalen welke ondernemers met hun bedrijfsmatige activiteiten deel uitmaken van zijn evenement. Het is echter niet zo dat, zoals namens beide organisaties is gesteld, de vergunninghouder zonder meer de beschikking krijgt over een stuk openbare weg: aan de vergunningverlening gaat overleg vooraf dat resulteert in een aantal voorschriften bij de vergunning waarin de gemeentelijk te beschermen belangen die in het geding kunnen komen bij het plaatsvinden van het betreffende evenement, zo goed mogelijk worden behartigd. De vergunninghouder wordt derhalve slechts onder strikt omschreven voorwaarden bevoegdheid gegeven gebruik te maken van de openbare weg. In het voorstel wordt expliciet aangegeven met welke belangen bij vergunningverlening rekening gehouden kan worden. In vergelijking met de huidige situatie geeft dit voorstel een duidelijker toetsingskader en worden uitdrukkelijk de belangen van diegenen aan wie van gemeentewege al vergunning voor bepaaide activiteiten op het evenemententerrein was verstrekt, zeker gesteld. De Stichting Toerisme Den Haag heeft zich akkoord verklaard met het voorstel. Zij heeft nog de aandacht gevestigd op twee aspecten die naar haar mening eveneens regeling in het voorstel behoeven. Zo zou 'sampling' - het uitdelen van produkten voor reclamedoeleinden - door concurrenten van de door de organisator aangetrokken sponsor, inbreuk maken op de financiële onderbouwing van het evenement. Verder wijst de Stichting Toerisme er op dat bij evenementen steeds vaker kermisattracties verschijnen, een verschijnsel waardoor naar haar mening het voortbestaan van de reguliere Haagse kermissen bedreigd wordt. Omdat de verpachting van die kermisstandplaatsen, die via het vroegere Algemene Haagse Comité van oudsher aan de Stichting is vergund, voor haar een zeer belangrijke bron van inkomsten vormt, meent zij dat deze ontwikkeling gestopt moet worden. Voor wat beide aspecten betreft biedt het nu voorliggende voorstel voldoende mogelijkheden om de door de Stichting Toerisme geschetste problemen te ondervangen. Voor sampling is in beginsel een reclamevergunning vereist. Als het op het evenemententerrein zou plaatsvinden is geen reclamevergunning maar toestemming van de houder van de evenementenvergunning nodig. Ontbreekt die toestemming, dan is sampling op het evenemententerrein eenvoudigweg verboden.
raadsvoorstellen 1992
vervolg 353
Bij sampling van schriftelijke stukken of tijdschriften, die niet aan te merken zijn als handelsreclame, ligt dat anders omdat daaraan, vanwege de in artikel 7 van de Grondwet neergelegde vrijheid van meningsuiting geen vergunningplicht verbonden kan worden. Op dat punt kunnen noch bij het bestaande, noch bij het voorgestelde systeem beperkingen worden opgelegd. Het voorgestelde artikel 115, achtste lid, biedt mogelijkheden om een genuanceerde afweging, onder andere lettend op de soort en het aantal evenementen dat plaatsvindt, te maken. Bedoeling hiervan is te komen tot een gevarieerd aanbod van evenementen, met een spreiding van de belasting die daar voor de stad uit voortkomt. Zo wordt ook verhinderd dat evenementen te dicht op elkaar plaatsvinden waardoor de exclusiviteit van de diverse evenementen zou verminderen. Deze argumenten spelen een rol bij het besluit al dan-niet een gevraagde vergunning te verlenen. Op die manier kan onder andere voorkomen worden dat andere evenementen met een vergelijkbaar karakter de aantrekkelijkheid van de grote Haagse kermissen doen verminderen. 11. Resumé Vanuit de hierboven weergegeven ontwikkeling en achtergronden, is dit concept van een afzonderlijk hoofdstuk in de APV voor evenementen ontstaan. De voorgestelde vergunningverlening geeft een juridisch deugdelijk instrument waarmee belangen, die in brede zin voor de stad Den Haag en haar inwoners betrokken zijn bij het plaatsvinden van evenementen, zowel worden beschermd als gewaarborgd. 12. Besluitvorming Gezien het vorenstaande stellen wij u voor, overeenkomstig het eenstemmige advies van de commissie voor Algemene Bestuurlijke en Politie- en Brandweeraangelegenheden, het volgende besluit te nemen: De raad van de gemeente 's-Gravenhage; Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders; Besluit: vast te stellen de volgende verordening: VERORDENING tot wijziging van de Algemene Politieverordening voor 's-Gravenhage 1982; Artikel I Het opschrift 'Optochten' van paragraaf 5 van Hoofdstuk II, Afdeling I, wordt gewijzigd en gelezen als volgt: 'Openbare manifestaties'. Artikel II Het opschrift van artikel 10 'Demonstratieve optocht' vervalt. Artikel III Artikel 12 vervalt. Artikel IV Na artikel 30, eerste lid, onderdeel b wordt toegevoegd: 'een en ander voorzover de vergunningplichtige activiteit niet deel uitmaakt van een evenement als bedoeld in artikel 114, eerste lid.' Artikel V Artikel 30, eerste lid, onderdeel c vervalt. Artikel VI In artikel 30, tweede lid, vervallen de onderdelen a en c. In artikel 30, tweede lid, worden de aanduidingen van onderdelen b, d en e vervangen door respectievelijk de letters a, b en c. In artikel 30, tweede lid, onderdeel b wordt de aanduiding: 'onder dit punt d.' gewijzigd en gelezen als volgt: 'onder dit punt b'.
10
raadsvoorstellen 1992
vervolg 353
Artikel VII In artikel 30, derde lid, vervallen de woorden: 'onder b'. Artikel VIII In artikel 30, vierde lid, wordt het woord: 'vierde' gewijzigd en gelezen als volgt: 'vijfde'. Artikel IX In artikel 30, vijfde lid, worden de woorden: 'het evenement' gewijzigd en gelezen als volgt: 'de vergunningplichtige activiteit'. Artikel X Artikel 53 vervalt. Artikel XI Het opschrift Toezicht op voor het publiek toegankelijke evenementen' van paragraaf 1 van Hoofdstuk II, Afdeling III wordt gewijzigd en gelezen als volgt: "Toezicht op sportwedstrijden." Artikel XII Artikel 53A wordt vernummerd tot artikel 53. Artikel XIII Het opschrift van artikel 54 'Ordeverstoring bij uitvoering, sportwedstrijden e.d.' wordt gewijzigd en gelezen als volgt: 'Ordeverstoring bij sportwedstrijden'. Artikel XIV Artikel 54 wordt gewijzigd en gelezen als volgt: 1. Het is verboden bij een sportwedstrijd als bedoeld in artikel 53 de orde te verstoren. 2. Hij, die aanwezig is bij een sportwedstrijd als bedoeld in artikel 53 is verplicht op last van een ambtenaar van politie de ruimte of locatie waar de sportwedstrijd plaatsvindt onmiddellijk te verlaten indien die wedstrijd plaatsvindt in strijd met het bepaalde in artikel 53 of indien ter plaatse wanordelijkheden ontstaan dan wel dreigen te onstaan. Artikel XV Artikel 69, vijfde lid, onderdeel b, wordt gewijzigd en gelezen als volgt: 'b. indien de in het eerste en tweede lid bedoelde handelingen een onderdeel vormen van een gebeurtenis waarop de artikelen 10, 29, 30 en/of 114 van toepassing zijn.' Artikel XVI Onder Hoofdstuk V worden de volgende bepalingen ingevoegd: Hoofdstuk V Evenementen Artikel 113
TOELICHTING
Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder: 1. evenement: het geheel van activiteiten dat plaatsvindt bij een voor het publiek toegankelijke gebeurtenis, zoals een feest, kermis, optocht, braderie, wedstrijd of andere bijeenkomst tot ontspanning of vermaak, of zoals een vertoning, voorstelling of herdenking.
^ l>
Hieronder worden niet begrepen: openbare manifestaties als bedoeld in artikel 10 - bioscoopvoorstellingen waarop artikel 1 van de Wet op de filmvoorstellingen van toepassing is, 11
Alle gebeurtenissen die voldoen aan deze definitie zijn vergunningplichtig, ongeacht of ze binnen, buiten of zowel binnen als buiten plaatsvinden. Ook evenementen op het water vallen hieronder. Wanneer er een evenement gehouden wordt, waarbij bepaalde activiteiten in de lucht plaatsvinden, is deze regeling op die activiteiten doorgaans niet van toepassing. Hogere wetgeving bepaalt daarvoor de vergunningplicht. De activiteiten die zich echter op de grond afspelen, vallen wel onder deze bepaling.
raadsvoorstellen 1992
vervolg 353
sportwedstrijden als bedoeld in artikel 53, jaarmarkten of gewone marktdagen als bedoeld in artikel 178 gemeentewet. 2. evenemententerrein: de ruimte die in de evenementenvergunning is aangegeven om de activiteiten te laten plaatsvinden en het publiek in staat te stellen daarnaar te kijken en/of er aan deel te nemen.
3. grote evenementen: evenementen waarbij naar het oordeel van de burgemeester meer dan 25.000 bezoekers worden verwacht en regelmatig terugkerende evenementen die door de burgemeester als zodanig worden aangemerkt.
De ruimtelijke oppervlakte die door het evenement in beslag genomen wordt, bepaalt of een activiteit waarvoor op zichzelf een vergunning vereist is, onder de evenementenvergunning valt. Als zo'n activiteit plaatsvindt buiten het in de evenementenvergunning omschreven terrein, dan is een afzonderlijke vergunning nodig op grond van de daarvoor geldende regels. Het evenemententerrein zal per evenement verschillen. Zo kan bij optochten de gehele route van de optocht en een gebied daarlangs, iri de vergunning aangewezen worden als evenemententerrein. De regeling voor grote evenementen is bedoeld voor evenementen die meer dan 25.000 bezoekers per dag trekken. Er zijn echter ook evenementen die minder bezoekers trekken maar wel een vergelijkbare uitstraling voor de omgeving hebben. Een voorbeeld hiervan is het North Sea Jazz-festival.
Artikel 114. Vergunningplicht 1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te houden. 2. Voor het op het evenemententerrein verrichten van activiteiten, die op grond van deze of een andere gemeentelijke verordening vergunningplichtig zijn, is tijdens de duur van het evenement geen afzonderlijke vergunning nodig, mits die activiteiten vermeld zijn in de vergunning als bedoeld in het eerste lid.
De evenementenvergunning omvat tevens vergunning voor de activiteiten die op grond van de APV of andere gemeentelijke verordeningen vergunningplichtig zijn, wanneer die activiteiten in de evenementenvergunning aangegeven zijn.
3. Op een evenemententerrein mogen geen activiteiten plaatsvinden, die op grond van deze of een andere gemeentelijke verordening vergunningplichtig zijn, tenzij die activiteiten vermeld zijn in de vergunning als bedoeld in het eerste lid. 4. Tenzij de burgemeester anders bepaalt, geldt het verbod in het derde lid niet voor activiteiten, waarvan aannemelijk is dat zij krachtens een voor onbepaalde tijd dan wel voor een periode langer dan drie maanden verleende vergunning ook op het evenemententerrein zouden plaatsvinden, als daar geen evenement gehouden zou worden.
Het verlenen van een evenementenvergunning verhindert niet dat derden die normaliter op de plaats waar het evenement door de organisator gehouden wordt vergunningplichtige activiteiten mogen verrichten, ten tijde van het evenement van hun vergunning gebruik kunnen maken.
5. Wanneer het voornemen bestaat in een bepaald gebouw of besloten ruimte regelmatig evenementen te laten plaatsvinden, kan de burgemeester daarvoor een algemene vergunning afgeven.
Algemene vergunningen kunnen worden afgegeven voor de evenementen die gehouden worden in theaters en andere gebouwen, die naar hun aard daarvoor bedoeld zijn. Wanneer in een dergelijk gebouw een evenement zou plaatsvinden dat qua omvang of tijdsduur afwijkt van de daar gebruikelijk gehouden evenementen, dan is de algemene vergunning niet toereikend en moet een vergunning voor dat specifieke evenement aangevraagd worden.
12
raadsvoorstellen 1992
vervolg 353
6. Ter verzekering van nakoming van voorschriften, verbonden aan een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan in die vergunning worden bepaald dat een bankgarantie dient te worden verstrekt voordat het evenement gehouden wordt. Artikel 115 Aanvraag om vergunning 1. Een vergunning als bedoeld in artikel 114, eerste lid, dient door degene die voornemens is een evenement te organiseren, schriftelijk te worden aangevraagd door middel van een door de burgemeester vastgesteld formulier. 2. Een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 114, eerste lid, kan worden ingediend tot uiterlijk drie weken voor de datum van het evenement. 3. In bijzondere gevallen kan de burgemeester ontheffing verlenen van de eis dat een aanvraag binnen de in het tweede lid gestelde termijn ingediend moet zijn. 4. Een aanvraag om vergunning wordt eerst in behandeling genomen, nadat de voor beoordeling van de aanvraag benodigde stukken zijn overgelegd. 5. Indien een aanvraag om vergunning niet voldoet aan de in of krachtens de voorgaande leden van dit artikel gestelde eisen, wordt de aanvrager van de vergunning in de gelegenheid gesteld de aanvraag aan te vullen ofte verbeteren gedurende twee weken of korter, tot minimaal drie weken voor de datum van het evenement. 6. Indien de aanvrager van de vergunning geen gebruik maakt van de in het vorige lid bedoelde gelegenheid, laat de burgemeester de aanvraag om vergunning buiten verdere behandeling. 7. De burgemeester maakt uiterlijk op 1 oktober bekend voor welke grote evenementen hij in het volgende jaar, behoudens gewijzigde omstandigheden, voornemens is vergunning te verlenen. Hij stelt daartoe het Overzicht grote evenementen vast, nadat terzake burgemeester en wethouders en de betreffende raadscommissie(s) zijn gehoord.
Bij beoordeling van een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 114, eerste lid, kan de burgemeester in aanmerking nemen: of er behoefte bestaat aan het evenement waarvoor vergunning gevraagd wordt,
13
Wanneer een organisator tijdig zijn voornemens voor het houden van een groot evenement in het komend jaar bekend maakt dan kan zijn plan bij de vaststelling \/or»
h o t Oi/ör-7ir*K+ rv»oonoi*»r>non i*#/-* rr4rtr\
Vermelding van een evenement houdt niet automatisch in dat vergunning verleend wordt, maar geeft de aanvrager wel een beginseltoestemming waar, bij ongewijzigde omstandigheden, de beoordeling van zijn aanvraag op gebaseerd kan worden. Ook na vaststelling van het Overzicht kan de organisator een aanvraag voor het houden van een groot evenement indienen. Zijn evenement kan dan niet meegenomen worden bij het Overzicht waardoor zijn kan op een positieve beslissing op zijn aanvraag op zijn aanvraag, afnemen. In dit artikel worden de factoren aangegeven die, bij een integrale afweging van de positieve en negatieve aspecten van een evenement, in samenhang bezien bepalend zijn voor het verlenen van de vergunning. Dit betekent dat nu ook rekening kan worden gehouden
raadsvoorstellen 1992
vervolg 353
b. de mate waarin door het evenement beslag gelegd wordt op ruimte, tijd en hulpdiensten, c. het aantal bezoekers dat verwacht wordt, d. of de aard van het evenement zich verdraagt met het karakter of de bestemming van de gevraagde locatie, e. of gevaar bestaat voor wanordelijkheden, f. of gevaar bestaat voor ernstige belemmeringen voor het verkeer, g. of gevaar bestaat voor onaanvaardbare belasting voor de omgeving als gevolg van het plaatsvinden van het evenement.
met andere belangen, dan de belangen die alleen de openbare orde betreffen.
Artikel 116 Ordeverstoring bij evenementen 1. Het is verboden bij een evenement als bedoeld in artikel 114 de orde te verstoren. 2. Hij die aanwezig is bij een evenement als bedoeld in artikel 114, is verplicht op last van een ambtenaar van politie de ruimte of locatie waar het evenement plaatsvindt onmiddellijk te verlaten indien dat evenement plaatsvindt in strijd met het bepaalde in artikel 114 of indien ter plaatse wanordelijkheden ontstaan dan wel dreigen te ontstaan. Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van De secretaris,
De voorzitter,
Burgemeester en wethouders van Den Haag, De secretaris, W. J. KUIJKEN.
14
De burgemeester, A. J. E. HAVERMANS.