ALGEMENE POLITIEVERORDENING met ZONALE GELDING
-
0
0. ALGEMENE BEPALINGEN
3
1. OPENBARE RUST
6
1.1. Geluidshinder 1.1.1. Algemene bepalingen 1.1.1.1. Hinderlijk geluid. 1.1.1.2. Niet‐hinderlijk geluid 1.1.2. Specifieke bepalingen 1.1.2.1. Muziek 1.1.2.2. Niet‐ingedeelde muziekinrichtingen 1.1.2.3. Geluidsinstallaties op uitgestrekte terreinen 1.1.2.4. Geluidsinstallaties in voertuigen 1.1.2.5. Voortbrengen van geluid voor het maken van reclame en publiciteit 1.1.2.6. Voertuigen 1.1.2.7. Geluidsvoortbrengende speeltuigen en andere voertuigen 1.1.2.8. Tuin‐, hobby‐ en bouwwerktuigen 1.1.2.9. Vuurwerk en vuurwapens 1.1.2.10. Vreugdeschoten 1.1.2.11 . Vogelschrikkanonnen 1.1.2.12. Dieren 1.1.2.13. Aankondigen rustpauzes, begin en einde arbeid 1.1.2.14. Laden en lossen en hanteren van goederen 1.1.2.15. Het gebruik van afval‐, glas‐ en groencontainers. 1.2.1. Algemene bepalingen 1.2.2. Bijzondere bepalingen 1.2.2.1. Geurhinder door dieren 1.2.2.2. Opslag, verspreiden, vervoeren en lozen van goederen waardoor geurhinder of luchtverontreiniging ontstaat 1.2.2.3. Luchtafvoeropening dampkap
6 6 6 6 6 6 6 8 8 8 8 8 9 9 9 9 10 10 10 10 10 11 11
1.3. Lichthinder en lichtvervuiling 1.3.1. Algemene bepalingen 1.3.2. Bijzondere bepalingen 1.3.2.1. Verlichten van het luchtruim 1.3.2.2. Klemtoonverlichting 1.3.2.3. Lichtreclame 1.3.2.4. Verblinden en hinderen wegverkeer 1.3.2.5. Terreinverlichting 1.3.2.6. Verlichten van sportterreinen 1.3.2.7. Verlichten van serres 1.3.2.8. Etalageverlichting 1.3.2.9. Binnenverlichting kantoorgebouwen 1.3.2.10. Feestverlichting
11 11 12 12 12 12 12 12 13 13 13 13 13
1.4. Andere vormen van hinder 1.4.1. Inrichtingen die gewoonlijk voor het publiek toegankelijk zijn 1.4.2. Nachtwinkels 1.4.2.1. Toepassingsgebied
13 13 14 14
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
11 11
-
1.4.2.2. Sluitingsuren van nachtwinkels 1.4.2.3. Vestigingsvergunning 1.4.2.4. Uitbatingsvergunning
1
14 15 15
1.5. Dieren op het openbaar en privaat domein van de overheid 1.5.1. Algemene bepalingen 1.5.2. Honden
17 17 17
1.6. Bijzondere plaatsen 1.6.1. Parken, plantsoenen, speelpleinen, sportterreinen, ‐parken en –inrichtingen 1.6.2. Begraafplaatsen
18 18 19
1.7. Feitelijkheden 1.7.1. Feitelijkheden tegenover personen 1.7.2. Feitelijkheden tegenover eigendommen
20 20 20
2. OPENBARE VEILIGHEID
22
2.1. Samenscholingen, betogingen, optochten, openbare vergaderingen manifestaties 2.1.1. Vergaderingen in open lucht 2.1.2. Vergaderingen of bijeenkomsten met risico op ordeverstoring. 2.1.3. Verstoring 2.1.4. Zich niet identificeerbaar vertonen op het openbaar en privaat domein van de overheid 2.1.5. Confetti en dergelijke
22 22 22 22 22 23
2.2. Werkzaamheden en hinder 2.2.1. Werkzaamheden op het openbaar en privaat domein van de overheid 2.2.2. Werkzaamheden op de grens van de openbare weg 2.2.3. Openbare veiligheid en veilige en vlotte doorgang 2.2.4. Afsluitingen en aanplantingen op eigendommen langs de openbare weg 2.2.5. Niet gemotoriseerde voortbewegingstoestellen 2.2.6. Gebruik van landelijke wegen door motorvoertuigen.
23 23 23 23 24 24 24
2.3 Private ingebruikneming van het openbaar en privaat domein van de overheid 2.3.1. Terrassen, uitstallingen, reclameborden en dergelijke 2.3.2. Standhouders markten 2.3.3. Private ingebruikname van het openbaar domein door containers en werfinstallaties
25 25 25 25
2.4 Parkeren van woon‐ of zwerfwagens op het openbaar en privaat domein van de overheid
27
2.5. Gebruik van gevels van gebouwen 2.5.1. Huisnummers 2.5.2. Aanduidingen van openbaar nut en andere nutsvoorzieningen
28 28 28
2.6. Onheil en rampen 2.6.1. Verplichtingen bij onheil 2.6.2. Watervoorraden voor het blussen van branden
28 28 29
2.7. Bijzondere maatregelen bij sneeuw of vriesweer 2.7.1. Openbare weg, voet‐ en fietspaden 2.7.2. Kanalen, waterbekkens en waterlopen
29 29 30
2.8 Zwemmen en andere watersporten
30
2.9. Algemene maatregelen ter voorkoming van schendingen van de openbare veiligheid
30
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
2.9.1. Geluidssignalen 2.9.2. Bedrieglijke oproepen 2.9.3. Toegang tot onbezette gebouwen 3. OPENBARE REINHEID EN GEZONDHEID
2
30 30 30 31
3.1. Reinheid van de gemeente 3.1.1 Braakliggende en onbebouwde gronden 3.1.2. Terreinen palend aan het openbaar en privaat domein van de overheid 3.1.3. Voetpaden, bermen en greppels 3.1.4. Verkoopspunten 3.1.5. Laden, lossen en vervoeren van goederen 3.1.6. Voertuigen 3.1.7. Honden 3.1.8. Markten 3.1.9. Wildplassen
31 31 31 31 31 31 32 32 32 33
3.2. Afloop van regenwater en afvalwater 3.2.1. Lozingen 3.2.2. Aansluiting op openbare riolen
33 33 33
3.3. Grachten 3.3.1. Onderhoud van grachten 3.3.2. Verwijderen en verplaatsen van grachten 3.3.3. Verantwoordelijkheid en toegang terrein
34 34 34 34
3.4. Aanplakkingen en aankondigingen 3.4.1. Voorziene plaatsen en duur 3.4.2. Beschadiging 3.4.3. Verplichte verwijdering
35 35 35 35
3.5. Gebruik van leidingwater bij waterschaarste
36
3.6. Verwarmingsinstallaties en gebruik van brandstoffen
36
3.7. Verbranden van afvalstoffen door particulieren 3.7.1. Definities 3.7.2. Verbranding in open lucht (buitenshuis) 3.7.2.1. Algemene bepaling. 3.7.2.2. Afwijkingen.
36 36 36 36 36
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
3
ALGEMENE POLITIEVERORDENING met ZONALE GELDING Coördinatie en aanpassing van de bestaande politiereglementen van de gemeenten deel uitmakende van de politiezone Regio Rhode & Schelde, in het kader van de Gemeentelijke Administratieve Sancties. Bepaalde reglementen worden hierdoor gedeeltelijk of zelfs niet opgenomen. 0. ALGEMENE BEPALINGEN 0.1. Dit reglement geldt met behoud van de toepassing van enige andere wetgeving. 0.2. Iedereen moet de bevelen van de burgemeester, gegeven krachtens artikel 133 en 134 §1 van de Nieuwe Gemeentewet en de artikelen 66 en 67 van het Gemeentedecreet, naleven. 0.3. Voor de toepassing van dit reglement gelden volgende definities: a) b) c) d) e)
buurt: elke omgeving met een woon- of verblijffunctie met uitzondering van de vertrekken waar zich de in dit reglement bedoelde geluidsbronnen in werking bevinden.; overdag: periode van 7 uur tot 19 uur; avond: periode van 19 uur tot 22 uur; nacht: periode van 22 uur tot 7 uur; openbaar domein: de verkeerswegen, met inbegrip van bermen, fietspaden, voetpaden, voetwegen en grachten; de plaatsen die ingericht zijn als aanhorigheden van de verkeerswegen en die onder meer bestemd zijn voor het stationeren van voertuigen, voor parken en plantsoenen en de plaatsen die toegankelijk zijn voor het publiek; alle andere gedeelten van het gemeentelijk patrimonium die voor iedereen toegankelijk zijn binnen de bij de wetten, decreten, besluiten en reglementen bepaalde perken;
f)
privaat domein: al wat niet kan worden beschouwd als openbaar domein, zoals gedefinieerd in artikel 1 e) van dit reglement;
g)
voertuig: alle gemotoriseerde vervoermiddelen te water of te land, evenals elk beweegbaar gemotoriseerd landbouw- of industrieel materieel;
h)
lichtvervuiling: verhoogde helderheid van de nachtelijke omgeving door het overmatig en verspillend gebruik van kunstlicht;
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
4
i)
lichthinder: de overlast die mens en dier ondervinden van kunstlicht. Dat kan gaan om een gevoel van onbehagen, regelrechte verblinding of verstoring van avondlijke en nachtelijke activiteiten;
j)
functionele lichtoverdracht: lichtoverdracht die het doelgebied niet overschrijdt en zonder dewelke de uitbating van een inrichting niet mogelijk is of zonder dewelke de veiligheid van de personen in die inrichting in het gedrang zou komen;
k)
lichtreclame: door middel van verlichte of lichtgevende boodschappen de aandacht vestigen op een product, een merknaam of de naam van een inrichting;
l)
klemtoonverlichting: verlichting bedoeld om de aandacht te trekken of om het verlichte onderwerp te accentueren. Indien het verlichte onderwerp een product, een merknaam of de naam van een inrichting is, dan valt deze klemtoonverlichting onder de definitie van lichtreclame.
m)
assimilatieverlichting: verlichting in serres ter bevordering van de plantengroei, wordt zowel ’s nachts als overdag toegepast tot vele uren per etmaal dansgelegenheden: een lokaal met een dansvloer, ongeacht de oppervlakte van deze dansvloer. uitbater of exploitant: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die eigenaar is van de handelszaak (maar niet noodzakelijk het handelspand) en voor wiens rekening en risico de instelling wordt uitgebaat.
n) o)
p)
vestigingseenheid: een plaats die men geografisch gezien kan identificeren door een adres en die voor de consument toegankelijk is waar activiteiten waarop de Wet van 10 november 2006 van toepassing is, uitgeoefend worden.
q)
nachtwinkel: een vestigingseenheid die ingeschreven is in de KBO (kruispuntbank van Ondernemingen) uitsluitend onder de rubriek “verkoop van algemene voedingswaren en huishoudelijke artikelen” geen andere handelsactiviteit uitoefent dan deze hierboven bedoeld een maximale netto-verkoopsoppervlakte heeft van 150 m² op een duidelijke en permanente manier de vermelding “nachtwinkel” draagt
r)
vestigingsvergunning: voorafgaande vergunning voor het vestigen van een nachtwinkel verleend door het College van Burgemeester en Schepenen zoals omschreven in artikel 18§1 van de Wet van 10 november 2006.
s)
uitbatingsvergunning: vergunning voor het uitbaten van een nachtwinkel verleend door het College van Burgemeester en Schepenen nadat voldaan is aan een aantal uitbatingvoorwaarden.
t)
openbare vergaderingen: dit zijn de vergaderingen of bijeenkomsten in gebouwen, lokalen of plaatsen, die gewoonlijk voor het publiek toegankelijk zijn, ook al wordt het publiek er slechts onder bepaalde voorwaarden (kosteloos, tegen betaling of op vertoon van een lidkaart) toegelaten.
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
5
u)
Afvalwater: hiervoor gelden de definities vermeld onder artikel 1,12° en 13° van VLAREM I en artikel 286,1° en 2° van VLAREM II;
v)
Openbare riolen: de openbare afwateringen aangelegd als ondergrondse afvoeren of openluchtgreppels en –grachten, bestemd voor het opvangen of het transporteren van afvalwater;
w)
Oppervlaktewateren: de wateren van de waterwegen of als dusdanig gerangschikt; de wateren van de onbevaarbare waterlopen en van de afwateringen met voortdurende of onderbroken afvoer; evenals de stromende en stilstaande wateren van het openbaar en privaat domein met uitzondering van de openbare riolen en de kunstmatige afvoerwegen voor regenwater;
x)
Kunstmatige afvoerwegen voor regenwater: de greppels, grachten of duikers bestemd voor het afvoeren van regenwater en behorende tot het openbaar terrein en/of privaat domein;
y)
Directe of indirecte lozing in grondwater: hiervoor gelden de definities vermeld onder artikel 1,26° en 27° van VLAREM I
z)
Open haard: ingebouwde installatie waarvan de brandstof vast is en die in open verbinding staat met het gebouw en omringd wordt door onbrandbaar materiaal.
aa)
Kachel: installatie waarvan de brandstof vast is en die bedoeld is om binnenshuis ruimten te verwarmen door straling en/of convectie. De installatie heeft een brandplaats die volledig afgesloten is van het gebouw d.m.v. deuren die onder normale verbrandingsomstandigheden dicht zijn.
bb)
Sfeerverwarmer: vrijstaande of ingebouwde installatie waarvan de brandstof vast is en die bedoeld is om buitenshuis te verwarmen.
cc)
landelijke wegen : onverharde of halfverharde wegen en publiekrechterlijke erfdienstbaarheden van doorgang, in principe voorbehouden voor niet-gemotoriseerd verkeer en als dusdanig een (mogelijke)rol spelend voor zachte mobiliteit, duurzame recreatie, landbouw, natuurontwikkeling en/of landschapsbeleving.
dd)
biociden : alle middelen om levende wezens te vernietigen zoals herbiciden, insecticiden, fungiciden, bactericiden.
ee)
bermen : de stroken waarop plantengroei voorkomt
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
6
1. OPENBARE RUST 1.1. Geluidshinder 1.1.1. Algemene bepalingen 1.1.1.1. Hinderlijk geluid. B gemengde inbreuk : art 561.1° nachtlawaai Iedereen is verplicht zich zo te gedragen dat anderen niet meer dan noodzakelijk door geluid gehinderd worden. Elk gerucht of rumoer , dat zonder noodzaak wordt veroorzaakt of te wijten is aan een gebrek aan voorzorg en dat van aard is de rust van de inwoners te verstoren, is verboden. Het bewijs kan met alle mogelijke middelen geleverd worden. 1.1.1.2. Niet-hinderlijk geluid Een geluid wordt als niet-hinderlijk beschouwd wanneer het bijvoorbeeld het gevolg is van: 1) werken aan de openbare weg of voor het aanleggen van openbare nutsvoorzieningen, uitgevoerd met toestemming van de daartoe bevoegde overheid of in opdracht van die overheid; 2) werken die op werk en zaterdagen aan private eigendommen worden uitgevoerd, waarvoor de bevoegde overheid een vergunning heeft verleend, en van verbeterings-, verbouwings- of onderhoudswerken aan dergelijke eigendommen die zonder vergunning kunnen worden uitgevoerd, en waarbij de nodige voorzorgen worden getroffen om overdreven of niet noodzakelijk lawaai te voorkomen; 3) van werken of handelingen die dringend of zonder verder uitstel moeten worden uitgevoerd ter bescherming van personen of eigendommen, of ter voorkoming van rampen; 4) van een door het gemeentebestuur vergunde manifestatie, voor zover de in de vergunning opgelegde voorwaarden worden nageleefd. 5) het spelen van kinderen waar dan ook Tijdens de nacht worden deze (met uitzondering van punt 4) wel als hinderlijke geluiden beschouwd teneinde de nachtrust te garanderen. 1.1.2. Specifieke bepalingen 1.1.2.1. Muziek Behoudens toestemming van de burgemeester of zijn afgevaardigde is op het openbaar en privaat domein van de overheid het gebruik van al dan niet-elektronisch versterkte muziek, het gebruik van luidsprekers en versterkers verboden. 1.1.2.2. Niet-ingedeelde muziekinrichtingen
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
7
§1 De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op muziek- en dansactiviteiten zoals bedoeld in artikel 6.7.1. van het Vlaams Reglement op de Milieuvergunning – Titel II (Vlarem II). §2 Onverminderd de bepalingen van hoofdstuk 6.7. van Vlarem II, moet de organisator van een dans- en/of muziekactiviteit, of de uitbater van de feestzaal of van het lokaal waarin deze activiteit zal plaatshebben, het college van burgemeester en schepenen minstens 21 dagen vooraf schriftelijk in kennis stellen van deze organisatie. §3 De schriftelijke kennisgeving waarvan sprake in §2, dient gericht te worden aan het college van burgemeester en schepenen. §4 De schriftelijke kennisgeving waarvan sprake in §2, gebeurt via het geëigende aanmeldingsformulier (zoals gevoegd in bijlage bij dit besluit en te raadplegen op de website van de vier gemeenten) en dient minstens volgende gegevens te bevatten: 1) naam en adres van de organisator van de activiteit en, wanneer dit niet dezelfde persoon is, de naam en adres van de verantwoordelijke voor de naleving van alle op de organisatie van toepassing zijnde bepalingen en voorwaarden; 2) adres van de feestzaal of van het lokaal waarin de geplande activiteit zal plaatshebben; 3) de opgave van de bijzondere gelegenheid waarvoor de activiteit wordt georganiseerd; 4) datum, voorzien aanvangsuur en einduur van de activiteit; 5) de opgave van het verwachte maximum aantal bezoekers; 6) de geplande maatregelen om de eventuele hinder voor de buurt en voor het leefmilieu te voorkomen of tot een aanvaardbaar niveau te beperken; 7) een model van kennisgevingbrief die de organisator zal bedelen in de buurt; 8) in voorkomend geval (voor zover op het lokaal waarin de activiteit georganiseerd wordt van toepassing): een duplicaat van het attest van de verzekeringsovereenkomst afgesloten in het kader van de Wet van 30 juli 1979 en van het koninklijk Besluit van 28 februari 1991 betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechterlijke aansprakelijkheid voor exploitanten. §5 Om de aanwezigen en de buurt te kunnen beschermen tegen de mogelijke risico’s als gevolg van deze activiteit, moet de organisator de nodige preventieve maatregelen treffen en interventiemiddelen voorzien. Het gemeentebestuur kan hiertoe de brandweerdienst en/of politie om advies verzoeken. §6 Het college van burgemeester en schepenen kan bij gemotiveerde beslissing, conform artikel 6.7.3. van Vlarem II, beperkende maatregelen opleggen, zowel wat het maximum toegelaten geluidsniveau als wat de duur van de activiteit betreft, of de activiteit op de aangevraagde plaats verbieden. Daarnaast kan het college voorwaarden opleggen met het oog op het voorkomen of beperken van eventuele hinder en met betrekking tot het treffen van preventieve maatregelen en het aanbrengen van interventiemiddelen. §7 Om een regelmatige controle mogelijk te maken, moet de organisator van de muziek- of dansactiviteit te allen tijde toegang verlenen aan de burgemeester en/of diens afgevaardigde. Bij weigering toegang te verlenen kan de bevoegde officier van bestuurlijke politie de onmiddellijke stopzetting van de activiteit bevelen. Het bevel tot stopzetting van de activiteit wordt aan de hoofdingang van de inrichting waarin de activiteit plaatsheeft, aangeplakt.
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
8
1.1.2.3. Geluidsinstallaties op uitgestrekte terreinen §1 Op kampeerterreinen, terreinen van jeugdcentra, sportterreinen en dergelijke mogen de geluidsinstallaties ’s avonds en ’s nachts niet gebruikt worden, tenzij voor dringende mededelingen. Overdag mag het geluid voortgebracht door dergelijke geluidsinstallaties niet van aard zijn de rust van de inwoners te verstoren. §2 De maximum geluidssterkte van de installatie dient in verhouding te staan tot de uitgestrektheid van het terrein. 1.1.2.4. Geluidsinstallaties in voertuigen Het is verboden elektronisch versterkte muziek in voertuigen te produceren die hoorbaar is buiten het voertuig. Een uitzondering wordt gemaakt voor geluid voortgebracht voor het maken van reclame en publiciteit; dit wordt geregeld in artikel 1.1.2.5 van dit reglement. 1.1.2.5. Voortbrengen van geluid voor het maken van reclame en publiciteit §1 Het is verboden geluidsvoortbrengende middelen te gebruiken voor verkiezingspropaganda, voor het maken van reclame of om de aandacht te trekken op de verkoop van een product of het verlenen van een commerciële dienst, tenzij met voorafgaande schriftelijke toelating van de burgemeester of zijn afgevaardigde. In deze toelating kunnen bijzondere voorwaarden worden opgelegd. §2 Deze toelating kan slechts overdag en ‘s avonds worden toegekend. Het voortgebrachte geluid mag niet van aard zijn de rust van de inwoners te verstoren. Het geluidssignaal mag niet langer dan tien seconden duren en er moet een rustpauze van minstens één minuut gerespecteerd worden tussen twee opeenvolgende geluidssignalen. 1.1.2.6. Voertuigen §1 Het geluid voortgebracht door voertuigen mag niet van aard zijn de rust van de inwoners te verstoren door onoordeelkundig of oneigenlijk gebruik ervan. §2 In de open lucht op minder dan 50 meter van woningen is het verboden koelinstallaties of andere installaties op voertuigen draaiende te houden terwijl het voertuig stilstaat. 1.1.2.7. Geluidsvoortbrengende speeltuigen en andere voertuigen Onverminderd de relevante wettelijke voorschriften mag het gebruik van door motoren aangedreven speel- en andere voertuigen om oefeningen, vertoningen, persoonlijke of groepsvermakelijkheden of wedstrijden mee te houden of te organiseren op openbaar en op privaat domein niet van aard zijn dat de rust van de inwoners verstoord wordt, tenzij mits voorafgaande schriftelijke toelating van de burgemeester of zijn afgevaardigde. In de toelating kunnen bijzondere voorwaarden worden opgelegd.
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
9
1.1.2.8. Tuin-, hobby- en bouwwerktuigen §1 Het geluid voortgebracht door het gebruik van door motoren aangedreven tuin-, hobby- en bouwwerktuigen door aannemers, ambachtslieden, arbeiders en particulieren mag de rust van de inwoners niet verstoren. §2 Het gebruik van de in §1 vermelde werktuigen ’s nachts en op zon- en feestdagen is verboden. Een uitzondering hierop wordt gemaakt voor landbouw-, tuinbouw- en bosbouwwerktuigen die worden aangewend in het kader van een bedrijfsexploitatie onder normale omstandigheden. Voor werken van openbaar nut of werken die om technische redenen niet kunnen onderbroken worden tijdens deze periodes is een voorafgaande schriftelijke toelating van de burgemeester of zijn afgevaardigde vereist. In deze toelating kunnen bijzondere voorwaarden worden opgelegd. 1.1.2.9. Vuurwerk en vuurwapens §1 Onverminderd de relevante wettelijke en reglementaire bepalingen, is het verbodenom op openbaar of privaat domein gebruik te maken van vuurwapens of wapens met samengeperste lucht of vreugdesalvo’s af te vuren zonder voorafgaande schriftelijke toelating van de burgemeester of zijn afgevaardigde. In deze toelating kunnen bijzondere voorwaarden worden opgelegd. § 2 Onverminderd de relevante wettelijke en reglementaire bepalingen, is het verboden, op openbaar of privaat domein om het even welk vuurwerk af te steken zonder voorafgaande schriftelijke toelating van de burgemeester of zijn afgevaardigde. In deze toelating kunnen bijzondere voorwaarden worden opgelegd. Een uitzondering hierop wordt gemaakt voor het afsteken van vuurwerk op nieuwjaarsnacht tussen middernacht en 01.00 uur; hiervoor is geen voorafgaande toestemming van de burgemeester of zijn afgevaardigde vereist. 1.1.2.10. Vreugdeschoten Voor het afvuren van vreugdeschoten, naar aanleiding van bvb .huwelijken, dient geen voorafgaande toestemming aangevraagd te worden. Dit mag niet langer duren dan 30 minuten, in deze tijdsspanne mogen maximum zes knallen geproduceerd worden. 1.1.2.11 . Vogelschrikkanonnen §1 Het gebruik van al dan niet automatische vogelschrikkanonnen of gelijksoortige toestellen, met inbegrip van toestellen die, al dan niet elektronisch versterkt, het geluid laten horen van krijsende vogels om vogels te verjagen ter bescherming van de akkerbouw, tuinbouw en fruitteelt, kan enkel mits schriftelijke toestemming van de burgemeester. De aanvraag moet gemotiveerd en technisch voldoende toegelicht worden zodat de mogelijke hinder van de installatie op basis van objectieve criteria kan beoordeeld worden. §2 Luchtdrukkanonnen mogen alleen opgesteld worden op een afstand van meer dan 200 meter van een woongebied (zoals bepaald in gewestplannen en/of andere plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen) en/of van een woning en/of van een openbare weg. §3 Het gebruik van luchtdrukkanonnen is verboden tussen 19 en 07 uur.
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
1 0
§4 De toestemming kan maximaal voor een duur van 3 weken na elkaar worden toegestaan, uitsluitend in de periode van 15 april tot 15 juni. Verder gebruik vereist een nieuwe aanvraag. §5 Het kanon mag niet meer dan zes knallen per uur produceren. §6 De opening van het kanon moet steeds in de meest gunstige richting geplaatst worden ten aanzien van hindergevoelige plaatsen of gebieden, zoals omschreven in §2. §7 De toelating kan worden geschorst of ingetrokken inden een overtreding van dit artikel of het bestaan van overmatige hinder wordt vastgesteld. 1.1.2.12. Dieren De houders van dieren moeten deze gepast huisvesten en moeten alle passende maatregelen nemen om te vermijden dat voortgebracht dierengeluid van die aard is dat de rust van de inwoners wordt verstoord. 1.1.2.13. Aankondigen rustpauzes, begin en einde arbeid §1 Het is verboden ’s avonds en ’s nachts het begin of einde van de arbeid of de rustpauzes voor het tewerkgesteld personeel aan te kondigen d.m.v. klokken, bellen, sirenes of andere geluidssignalen of -bronnen die buiten het gebouw hoorbaar zijn. §2 De in dit verband voortgebrachte geluiden mogen overdag niet langer duren dan 10 seconden en niet van aard zijn om de rust van de inwoners te verstoren. 1.1.2.14. Laden en lossen en hanteren van goederen §1 Voor het hanteren, laden of lossen van materialen, toestellen of andere voorwerpen die geluiden kunnen voortbrengen, zoals platen, bladen, staven, dozen, vaten of metalen recipiënten, gelden volgende principes: 1° de voorwerpen moeten gedragen worden zonder ze te slepen en ze moeten op de grond geplaatst worden zonder ze te werpen; 2° als de voorwerpen door hun afmetingen of hun gewicht niet gedragen kunnen worden, moeten ze uitgerust zijn met een voorziening waardoor ze geluidsarm verplaatst kunnen worden. §2 ’s Nachts zijn de in §1 van dit artikel bedoelde handelingen verboden, tenzij mits voorafgaande schriftelijke toelating van de burgemeester of zijn afgevaardigde. In deze toelating kunnen bijzondere voorwaarden worden opgelegd. 1.1.2.15. Het gebruik van afval-, glas- en groencontainers. Tijdens de nacht is het verboden om afval in de afval-, glas- of groencontainers te deponeren. 1.2. Geurhinder 1.2.1. Algemene bepalingen
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
1 1
Het is verboden rook, roet, stof of geuren voort te brengen die de buren kunnen hinderen of de lucht kunnen verontreinigen. 1.2.2. Bijzondere bepalingen 1.2.2.1. Geurhinder door dieren §1 De houders van dieren moeten alle mogelijke maatregelen nemen om hun dieren te huisvesten op een manier die geen geurhinder veroorzaakt. §2 De houders van katten nemen alle mogelijke maatregelen om het sproeien door hun katten te voorkomen. 1.2.2.2. Opslag, verspreiden, vervoeren en lozen van goederen waardoor geurhinder of luchtverontreiniging ontstaat §1 Het is verboden goederen op te slaan, die geurhinder of luchtverontreiniging kunnen veroorzaken. §2 Indien men activiteiten uitvoert waarbij rook, stof, geuren, dampen, giftige of bijtende gassen die buren kunnen hinderen of de lucht kunnen verontreinigen ontstaan, moet men alle mogelijke maatregelen treffen om de hinder naar de omwonenden te vermijden of zoveel mogelijk te beperken. §3 Ruimen van aalputten, beerputten of septische putten Iedereen is moet zijn aalput, beerput en/of septische put op regelmatige basis laten ruimen. Men moet alle mogelijke maatregelen nemen om bij het ruimen geurhinder te vermijden of zoveel mogelijk te beperken. De ruiming mag niet gebeuren op zon- en wettelijke feestdagen. §4 Mesthoop, composthoop, compostvaten De eigenaars van een mest-, afval-, composthoop, compostvat e.d. nemen alle mogelijke maatregelen om geurhinder te vermijden. 1.2.2.3. Luchtafvoeropening dampkap Schoorstenen en luchtafvoeropeningen van dampkappen moeten zodanig geplaatst worden dat de geurhinder voor buren tot een minimum wordt beperkt.
1.3. Lichthinder en lichtvervuiling 1.3.1. Algemene bepalingen §1 Onverminderd de relevante wettelijke en reglementaire bepalingen aangaande verlichten en verlichting moet men de nodige maatregelen nemen om lichthinder en lichtvervuiling te voorkomen. §2 Het gebruik en de intensiteit van lichtbronnen in open lucht moeten functioneel zijn in het kader van de uitbating van een inrichting en de veiligheid van de aanwezigen in deze inrichting. Ze mag de normale intensiteit van de meest nabije straatverlichting niet overschrijden, behalve wanneer dit strikt noodzakelijk is voor de uitbating.
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
1 2
§3 De verlichting wordt zo ontworpen dat in alle omstandigheden niet-functionele lichtoverdracht naar de omgeving maximaal wordt beperkt. De verlichting is uitsluitend gericht op de plaats waar ze effectief nodig is: het doelgebied. Licht dat vanaf het toestel buiten dit doelgebied terecht komt, moet afgeschermd worden. Horizontaal, schuin opwaarts of volledig opwaarts verlichten is verboden tenzij dit om technische of andere redenen niet anders mogelijk is. De verlichting mag enkel ingeschakeld zijn indien ze functioneel is.
1.3.2. Bijzondere bepalingen 1.3.2.1. Verlichten van het luchtruim Het is verboden in het luchtruim boven het grondgebied van de gemeente gespreid licht, lichtbundels (laserlicht, gewoon kunstlicht, gebundelde lichtstralen …) of gelijkaardig licht voort te brengen of te projecteren, hetzij rechtstreeks, hetzij door weerkaatsing. 1.3.2.2. Klemtoonverlichting Klemtoonverlichting mag uitsluitend gericht zijn op het te verlichten doelgebied en moet, indien technisch mogelijk, neerwaarts gericht zijn. De hele gevel verlichten is verboden. Alle klemtoonverlichting moet gedoofd zijn van 24 uur tot 6 uur, of tegelijk met de straatverlichting indien deze vroeger wordt gedoofd, of na het einde van de uitbating indien dit later is dan 24 uur. 1.3.2.3. Lichtreclame §1 Alle lichtreclames moeten gedoofd zijn van 24 uur tot 6 uur of tegelijk met de straatverlichting indien deze vroeger wordt gedoofd of na het einde van uitbating indien dit later is dan 24 uur. §2 Knipperende lichtreclames zijn verboden. §3 Lichtreclames worden steeds van boven naar beneden verlicht 1.3.2.4. Verblinden en hinderen wegverkeer §1 Het is verboden op de openbare weg reclameborden, uithangborden of andere inrichtingen aan te brengen die de bestuurders hinderen of verblinden. §2 Het is verboden om op privé terrein verlichting te plaatsen die gebruikers van de openbare weg kan hinderen. 1.3.2.5. Terreinverlichting §1 Bij verlichting van oprit, parkeerplaats, tuin of deurportaal moet de particulier de nodige maatregelen nemen om lichthinder in de omgeving te voorkomen. Permanente verlichting dient gedoofd te worden van 24 uur tot 6 uur. Verlichting die slechts kort wordt ingeschakeld door middel van een bewegingsmelder of andere, dient niet uitgeschakeld te worden.
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
1 3
§2 Bij verlichting van parkeerterreinen, ingangsdeuren of procesinstallaties moet de uitbater van een inrichting de nodige maatregelen nemen om lichthinder in de omgeving te voorkomen. Permanente verlichting dient gedoofd te worden van 24 uur tot 6 uur of bij het einde van de uitbating. Verlichting die slechts gedurende een korte tijd wordt ingeschakeld door middel van een bewegingsmelder of andere, dient niet uitgeschakeld te worden. 1.3.2.6. Verlichten van sportterreinen Bij verlichting van sportterreinen mag enkel het doelgebied worden aangestraald. De verlichting dient gedoofd te worden na het beëindigen van de sportprestatie en ten laatste om 24 uur. 1.3.2.7. Verlichten van serres De eigenaars van serres dienen alle mogelijke maatregelen te nemen om lichthinder en lichtvervuiling veroorzaakt door assimilatieverlichting maximaal te beperken. 1.3.2.8. Etalageverlichting Etalageverlichting dient te worden gedoofd van 24 uur tot 6 uur. 1.3.2.9. Binnenverlichting kantoorgebouwen De binnenverlichting van kantoorgebouwen dient te worden gedoofd van 24 uur tot 6 uur op voorwaarde dat er op dat moment geen activiteit meer is. 1.3.2.10. Feestverlichting §1 Het is verboden feestverlichting aan te brengen op de openbare weg zonder een voorafgaande schriftelijke toelating van de burgemeester of zijn afgevaardigde. §2 Alle feestverlichting, op openbaar - of privédomein moet gedoofd zijn van 24 uur tot 6 uur, of tegelijk met de straatverlichting indien deze vroeger wordt gedoofd.
1.4. Andere vormen van hinder 1.4.1. Inrichtingen die gewoonlijk voor het publiek toegankelijk zijn §1 Drankgelegenheden en andere voor het publiek toegankelijke plaatsen, met uitzondering van dansgelegenheden, moeten gesloten zijn van 1 uur tot 6 uur. Op zaterdag, zondag en op wettelijke feestdagen is deze sluiting verplicht van 3 uur tot 6 uur. Er wordt geen verplichte sluiting opgelegd tijdens de carnavalfeesten, de kermisdagen, kerst- en oudejaarsavond. De vrijstelling op kermisdagen is alleen bedoeld voor de drankgelegenheden gelegen in de kermisvierende wijk en geldt enkel op de in het kermisprogramma bekendgemaakte kermisdagen.
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
1 4
§2 De burgemeester is gemachtigd afwijkingen op het in §1 vastgestelde sluitingsuur toe te staan of op te leggen. §3 Dansgelegenheden (andere dan de in VLAREM II rubriek 32.1 ingedeelde inrichtingen) voor het publiek toegankelijk, van welke aard en onder welke benaming ook, moeten gesloten zijn van 3 uur tot 6 uur. §4 Het College van Burgemeester en Schepenen is gemachtigd afwijkingen aan het in §3 vastgestelde sluitingsuur toe te staan of op te leggen. §5 Het sluitingsuur en de bepalingen vervat onder de hoofding 1.2.1.§1 en 1.2.1.§3 van dit reglement zal door de zorgen van de uitbater of de aangestelde van de inrichting, op een duidelijke en zichtbare wijze in de verbruikszaal worden uitgehangen. §6 Het is de uitbater of de aangestelde van de inrichting/organisatie na sluitingstijd verboden drank te bedienen en/of muziek te maken of uit te zenden. §7 Iedere uitbater of aangestelde van een inrichting/organisatie moet ervoor zorgen dat alle personen, vreemd aan de inrichting/organisatie, deze uiterlijk op het sluitingsuur hebben verlaten. Indien de personen, vreemd aan de inrichting, na daartoe te zijn aangezocht, weigeren de inrichting te verlaten, is de uitbater of aangestelde verplicht hiervan de politie onmiddellijk te verwittigen. §8 Het is verboden aan alle personen, vreemd aan de inrichting, zich na het sluitingsuur in de inrichting of aanhorigheden van de inrichting te bevinden. §9 Op het eerste verzoek van de politiediensten is de uitbater of aangestelde van de inrichting verplicht aan de politie toegang te verschaffen tot hun inrichting om er de overtredingen, die er desgevallend zouden begaan worden, vast te stellen of op te sporen. §10 De officier van bestuurlijke politie kan, na een eerste waarschuwing en tot de eerstvolgende ochtendopening, de voor het publiek toegankelijke gelegenheid sluiten, wanneer de uitbating ervan de openbare rust verstoort, zoals bepaald in artikel 1.1.1.
1.4.2. Nachtwinkels 1.4.2.1. Toepassingsgebied
Dit reglement is van toepassing op alle nieuw te openen en bestaande vestigingseenheden op het grondgebied van de gemeente die, rekening houdend met de algemene bepalingen van dit reglement, worden beschouwd als een nachtwinkel. 1.4.2.2. Sluitingsuren van nachtwinkels §1 In afwijking van artikel 6.c van de Wet van 10 november 2006 betreffende de openingsuren in handel, ambacht en dienstverlening, wordt de toegang van de consument tot nachtwinkels verboden vóór 18.00 uur en na 01.00 uur. POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
1 5
De consumenten die op het ogenblik van de sluiting aanwezig zijn, mogen nog worden bediend. Zij dienen evenwel de vestigingseenheid ten laatste vijftien minuten na het sluitingsuur verlaten te hebben. §2 Het is verboden om een nachtwinkel tussen 22.00 en 07.00 uur te bevoorraden. 1.4.2.3. Vestigingsvergunning §1 De vestiging van een nachtwinkel is onderworpen aan een voorafgaande vergunning verleend door het College van Burgemeester en Schepenen. Voor het verkrijgen van een vestigingsvergunning dient de uitbater een schriftelijke aanvraag in bij het College van Burgemeester en Schepenen aan de hand van een daartoe voorzien aanvraagformulier. Binnen een termijn van 50 dagen na ontvangst van een ontvankelijk en volledig verklaarde aanvraag betekent het College van Burgemeester en Schepenen per aangetekend schrijven aan de uitbater zijn beslissing over de vestigingsvergunning. §2 Het College van Burgemeester en Schepenen kan de vergunning voor de vestiging van een nachtwinkel weigeren op grond van : a. de ruimtelijke ligging van de handelszaak. Er wordt geen vergunning voor de vestiging van een nachtwinkel verleend indien de vestigingseenheid zich niet bevindt in een zone aangeduid als “woongebied” volgens het Gewestplan “Gentse en Kanaalzone” of volgens een goedgekeurd ruimtelijk uitvoeringsplan. Onverminderd de bovenstaande afbakening geldt dat het aantal vestigingen van nachtwinkels de ruimtelijke draagkracht van het gebied niet mag overschrijden; b. de handhaving van de openbare orde, veiligheid en rust. Hiervoor baseert het College van Burgemeester en Schepenen zich op het advies van de lokale politie met betrekking tot de mogelijke verstoring van de openbare orde, veiligheid en rust en tot eventuele aanbevelingen om deze verstoring te voorkomen. 1.4.2.4. Uitbatingsvergunning §1 Voor elke uitbating van een nachtwinkel moet de uitbater schriftelijk een uitbatingsvergunning aanvragen bij het College van Burgemeester en Schepenen door middel van een aanvraagformulier waarvan een model als bijlage is gehecht aan dit reglement. §2 Voor de nachtwinkels die worden geopend na de inwerkingtreding van dit reglement, moet de uitbater in alle gevallen een vestigingsvergunning kunnen voorleggen, voorafgaand aan de indiening van de aanvraag tot uitbatingsvergunning. §3 Voor de nachtwinkels die bestaan op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit reglement, moet de uitbater uiterlijk binnen een periode van 2 maanden na de inwerkingtreding een uitbatingsvergunning aanvragen. De aanvraag geldt als tijdelijke uitbatingsvergunning tot de definitieve vergunning wordt afgeleverd of geweigerd. §4 De uitbatingsvergunning wordt verleend door het College van Burgemeester en Schepenen en kan enkel worden verleend na een administratief onderzoek dat volgende componenten bevat:
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
a.
b.
c.
d.
e.
f.
1 6
een brandveiligheidsonderzoek: een onderzoek of de vestigingseenheid waar de handelsactiviteit wordt uitgeoefend, voldoet aan de minimumnormen inzake brandpreventie. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de brandweer. Een financieel onderzoek: een onderzoek naar de betaling van de verschuldigde gemeentelijke facturen en aanslagbiljetten, van welke aard ook, die betrekking hebben op de vestigingseenheid en de uitbater. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de financiële dienst van de gemeente. Een milieuhygiënisch onderzoek: een onderzoek naar de milieuhygiënische conformiteit van de vestigingseenheid waarbij wordt onderzocht of de vestigingseenheid beschikt over de benodigde milieuvergunning (conform het Besluit van 6 februari 191 van de Vlaamse regering houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem I), met latere wijzigingen) en in overeenstemming is met de geldende milieuvergunningsvoorwaarden (conform het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), met latere wijzigingen). Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de bevoegde gemeentelijke milieuambtenaar. Een stedenbouwkundig onderzoek: een onderzoek naar de stedenbouwkundige conformiteit van de vestigingseenheid waarbij wordt onderzocht of de vestigingseenheid beschikt over de benodigde stedenbouwkundige vergunningen en in overeenstemming is met de geldende stedenbouwkundige voorschriften. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de gemeentelijke stedenbouwkundige dienst. Een onderzoek naar de naleving van de algemene hygiënevereisten: een onderzoek met betrekking tot de naleving van de vereisten inzake algemene hygiëne, uitgevoerd door een deskundige terzake, aangesteld door het gemeentebestuur. Een onderzoek naar de vestigingsformaliteiten: een onderzoek naar de vestigingsformaliteiten als ondernemer (inclusief beroepskaart) of enige andere vergunning die wettelijk voorgeschreven is.
§5 Het College van Burgemeester en Schepenen kan om gemotiveerde redenen de duur van de vergunning beperken. §6 De vergunning vervalt van rechtswege op het ogenblik dat de uitbating van de inrichting voor een periode van langer dan zes maanden feitelijk onderbroken is. §7 Het college van burgemeester en schepenen kan beslissen om in de uitbatingsvergunning bijzondere voorwaarden op te nemen afhankelijk van specifieke omstandigheden, bv. de ligging van de inrichting. §8 De uitbatingsvergunning is geldig te rekenen vanaf de datum van ondertekening door de burgemeester en de gemeentesecretaris. §9 De uitbatingsvergunning wordt afgeleverd aan een uitbater voor een welbepaalde vestigingseenheid van nachtwinkel en kan niet worden overgedragen aan een andere uitbater of worden overgedragen naar een andere vestigingseenheid. §10 De uitbater is verplicht alle wijzigingen in de inrichting die een verandering uitmaken ten opzichte van de veiligheid, onmiddellijk te melden aan de burgemeester.
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
1 7
§11 De uitbatingsvergunning moet steeds op eerste vordering van een bevoegde controlerende ambtenaar ter inzage worden voorgelegd.
1.5. Dieren op het openbaar en privaat domein van de overheid 1.5.1. Algemene bepalingen §1 Het is de bezitters van dieren, of degenen aan wie de zorg daarover werd toevertrouwd, verboden deze dieren op de openbare weg te laten lopen zonder de nodige voorzorgen te nemen om ze te beletten de veiligheid of het gemak van doorgang te verstoren. §2 Ieder persoon die een zwervend, verloren of achtergelaten dier opvangt, is verplicht dit binnen de vier dagen toe te vertrouwen aan het gemeentebestuur van de plaats waar hij het dier heeft opgevangen of aan het gemeentebestuur van zijn woonplaats. §3 Het is verboden rondzwervende katten te voederen.
1.5.2. Honden §1 Het is de eigenaars, bezitters of bewakers van honden verboden deze onbewaakt vrij te laten rondlopen op de openbare plaatsen, akkers, velden of om het even waar. De honden moeten op deze plaatsen steeds aan de leiband gehouden worden. Deze bepaling is niet van toepassing op een afgesloten privaat domein en voor honden die gebruikt worden voor de jacht of voor het begeleiden van een kudde. De bewaking moet zodanig zijn dat de eigenaar of houder zijn hond elk ogenblik kan beletten privaat terrein te betreden of personen, voertuigen te bespringen, lastig te vallen, te intimideren of schade toe te brengen aan personen of goederen. §2 De toegang met honden tot openbare gebouwen, is verboden, met uitzondering voor: Personen met een handicap met hun geleide- of hulphond, politiediensten en erkende bewakingsondernemingen. Personen belast met het africhten van geleidehonden bestemd voor personen met een handicap die daartoe vereiste attest kunnen voorleggen. §3 Het is verboden een hond als trek- of lastdier in te spannen of te gebruiken. §4 Het is verboden één of meerdere honden aan een ketting, touw of soortgelijke middelen te houden. §5 Indien de hond niet in huis gehouden wordt of indien deze niet in een omheinde eigendom gehouden wordt, dient hij ondergebracht te worden in een degelijke afgespannen loopren, voldoende ruim en hoog genoeg opdat de hond er niet zou kunnen overspringen. In deze afsluiting mogen geen scherpe punten of voorwerpen voorkomen waaraan het dier zich zou kunnen kwetsen.
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
1 8
De minimum oppervlakte van een loopren moet 5m² per dier bedragen, in functie van de grootte van het dier. In de loopren moet er bovendien een degelijk en waterdicht hondenhok aanwezig zijn om het dier te beschermen tegen regen, guur weer en hevige zon. De opening van het hok moet zo mogelijks naar het zuiden geplaatst worden. De vloer van het hok en de loopren moet uit ondoordringbare materialen vervaardigd zijn en moet steeds in zindelijke staat gehouden worden. §6 Het is verboden een hond opzettelijk achter te laten. Het is de eigenaars, bezitters of bewakers van honden ten strengste verboden hun dieren achter te laten in een geparkeerde wagen, zonder de nodige voorzorgen te nemen opdat het dier over de nodige zuurstof beschikt. Het achterlaten van honden in een rechtstreeks aan de zon blootgestelde geparkeerde wagen is altijd en in alle omstandigheden verboden. §7 Kwaadaardige, agressieve of gevaarlijke honden moeten gemuilkorfd worden door de eigenaar of de begeleider ervan zodra ze op de openbare weg of op openbare plaatsen komen, behoudens honden van politiediensten en erkende bewakingsondernemingen. Onder agressieve, kwaadaardige of gevaarlijke honden wordt begrepen: elke hond die, wanneer hij vrij zou rondlopen zonder enige provocatie op een duidelijke en onmiskenbare dreigende wijze naar iemand toeloopt; elke hond die iemand aanvalt, bijt of verwond zonder provocatie of uitlokking; elke hond die reeds iemand heeft verwond of aangevallen zonder provocatie of uitlokking; elke hond die een ander huisdier verwondt of aanvalt zonder provocatie of uitlokking. De honden dienen gemuilkorfd in de omstandigheden of tijdstippen door de burgemeester te bepalen.
1.6. Bijzondere plaatsen 1.6.1. Parken, plantsoenen, speelpleinen, sportterreinen, -parken en – inrichtingen §1 In de parken, plantsoenen, speelpleinen, sportterreinen en –inrichtingen is het altijd verboden : -
-
de aanplantingen te betreden, te beschadigen of te vernielen. de ondergrond om te woelen of los te maken, behalve in de kinderspeelbakken. voorwerpen met een functioneel of esthetisch karakter, oneigenlijk te gebruiken , ze te bekladden, te beschadigen of te vernielen. De speeltuigen zijn toegankelijk voor kinderen tot 13 jaar. Kinderen jonger dan 5 jaar moeten vergezeld zijn door een volwassene . honden in de kinderspeelbakken toe te laten. de fauna te verstoren, door het opjagen van het wild en vogels en het vernielen van nesten en het broed. te zwemmen of te surfen. dieren uit te zetten op openbare plaatsen
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
1 9
§2 In de parken, plantsoenen, speelpleinen, sportterreinen en –inrichtingen is het zonder voorafgaande toelating van de burgemeester verboden : te spelen of sport te beoefenen op een wijze die hinderlijk is voor andere bezoekers, of die schade kan toebrengen aan de beplantingen : sport en spel worden enkel toegelaten op de daartoe voorziene en aangeduide pleinen. zich voort te bewegen met voertuigen, behalve wanneer dit uitdrukkelijk is toegestaan door middel van de nodige verkeerstekens of andere vermeldingen. Dit verbod geldt niet voor : ¾ voertuigen aangewend voor het onderhoud van de plantsoenen, speelpleinen, sportterreinen en -inrichtingen; ¾ voertuigen, bestemd voor het vervoer van kinderen (kinderwagens, buggy’s, driewielers, …), zieken en personen met een handicap op plaatsen toegankelijk voor voetgangers. ¾ Voertuigen van hulp- of veiligheidsdiensten paardensport te beoefenen, met uitzondering van de plaatsen waar dit uitdrukkelijk toegelaten wordt; tenten, caravans of om het even welke voorziening voor tijdelijk verblijf te plaatsen. om op het even welke wijze vuur aan te steken. te hengelen, uitgezonderd met toestemming van de verantwoordelijke overheid. boten of om het even welk vaartuig te water te laten. de nacht door te brengen zonder voorafgaande vergunning; gebruik te maken van netten, strikken, stroppen, lokaas, giftige stoffen en van enig ander tuig geschikt om dieren te vangen, te doden of om het vangen of doden van deze dieren te vergemakkelijken. Deze verbodsbepalingen zijn niet van toepassing op werken in het kader van van aanleg en onderhoud. §3 De grasvelden mogen betreden worden, met dien verstande dat er geen schade aan het gras mag toegebracht, tenzij er een andere bepaling geldt. §4 De parken, plantsoenen, buurtspeelpleinen, sportterreinen, -parken en -inrichtingen zijn enkel toegankelijk van zonsopgang tot zonsondergang. §5 Afwijkingen op de verbodsbepalingen, in dit artikel vervat, kunnen worden toegestaan door de burgemeester in bijzondere omstandigheden.
1.6.2. Begraafplaatsen §1 De gemeentelijke begraafplaatsen zijn iedere dag voor het publiek toegankelijk van zonsopgang tot zonsondergang. Het is verboden de begraafplaatsen te betreden buiten de voorziene toegangsuren. §2 De begraafplaats is niet toegankelijk voor : personen in staat van dronkenschap; kinderen jonger dan 10 jaar niet vergezeld van een persoon die rechtmatige toegang heeft; POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
-
2 0
honden of andere dieren; dragers van vuurwapens, met uitzondering van de politiediensten in de uitvoering van hun ambt; personen die de sereniteit van de plaats verstoren.
§3 Het is verboden : de begraafplaatsen te betreden met voorwerpen die niet bestemd zijn voor het onderhoud of de verfraaiing van de graven; de aanplantingen te betreden, te zitten of te liggen op de graven of de grasperken; daden te stellen die de sereniteit en de welvoeglijkheid van de plaats, de orde of de eerbied voor de doden kan storen; spelen, roepen, zingen, muziek maken buiten plechtigheden, bedelen en elke vorm van handeldrijven kunnen dus niet worden toegelaten. beschadiging aan te brengen aan de graven en de daarop geplaatste verfraaiingen, aan de algemene uitrusting van de begraafplaats zoals wegen, gebouwen, plantsoenen; vuilnis of afval achter te laten, op andere dan de daarvoor bestemde plaatsen; aanplakkingen te doen, opschriften, borden of andere aankondigen te plaatsen of aan te brengen. §4 Personen die zich schuldig maken aan een inbreuk op het artikel 1.4.2. worden door de aangestelde van het gemeentebestuur onmiddellijk van de begraafplaats verwijderd. Deze personen zijn verplicht onmiddellijk gevolg te geven aan deze aanmaning. Het onmiddellijke verbod tot toegang of het aanmanen de plaats te verlaten, sluit eventuele administratieve of strafrechterlijke sancties niet uit.
1.7. Feitelijkheden 1.7.1. Feitelijkheden tegenover personen §1 Het is verboden voorwerpen op iemand te werpen die de persoon hinderen of bevuilen of op welke manier dan ook schade veroorzaken. B gemengde inbreuk : art 563.3° lichte gewelddaden §2 Het is de eigenaars, bezitters, bewakers of houders van honden, verboden hun honden op te hitsen of niet tegen te houden wanneer die de voorbijgangers aanvallen of achtervolgen, zelfs als er geen kwaad of schade uit volgt.
1.7.2. Feitelijkheden tegenover eigendommen §1 Het is verboden stenen of andere harde voorwerpen, of voorwerpen die kunnen bevuilen of beschadigen, tegen voertuigen, huizen, gebouwen afsluitingen of in tuinen en besloten erven te gooien.
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
2 1
§2 Het is verboden volgende zaken te vernielen, neer te halen of te beschadigen: grafstenen of gedenktekens; monumenten, standbeelden of andere voorwerpen die tot algemeen nut of tot openbare versiering bestemd zijn en door de bevoegde overheid of met haar machtiging zijn opgericht; monumenten, standbeelden, schilderijen of andere kunstvoorwerpen, die in kerken, tempels of andere openbare gebouwen zijn geplaatst. B gemengde inbreuk : art 526 §3 Het is verboden kwaadwillig: één of meer bomen om te hakken of zodanig te snijden, te verminken of ontschorsen dat zij vergaan; één of meer enten te vernielen. B gemengde inbreuk : art 537 §4 Het is verboden andermans: levende of dode hagen af te hakken of uit te rukken; landelijke of stedelijke afsluitingen, uit welke materialen ook gemaakt, te vernielen; grenspalen, hoekbomen of andere bomen, geplant of erkend om de grenzen tussen verschillende erven te bepalen; te verplaatsen of te verwijderen, tenzij met toestemming van de eigenaar van de goederen. B gemengde inbreuk : art 545 §5 Zij die, buiten de gevallen omschreven in boek II, titel IX, hoofdstuk III, van het strafwetboek, andermans roerende eigendommen opzettelijk beschadigen of vernielen, vallen onder de toepassing van huidig gemeentelijk politiereglement. B gemengde inbreuk : art 559.1°
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
2 2
2. OPENBARE VEILIGHEID 2.1. Samenscholingen, betogingen, optochten, openbare vergaderingen manifestaties 2.1.1. Vergaderingen in open lucht §1 De organisatie van manifestaties op de openbare weg en vergaderingen in open lucht is onderworpen aan een toelating van de burgemeester. De kennisgeving moet schriftelijk en minstens 21 kalenderdagen voor de geplande datum ingediend worden. §2 Elke persoon die deelneemt aan een dergelijke samenkomst op de openbare weg of een vergadering in de open lucht, moet zich schikken naar de bevelen van de politie, die tot doel hebben de veiligheid of het gemak van doorgang te vrijwaren of te herstellen.
2.1.2. Vergaderingen of bijeenkomsten met risico op ordeverstoring. De burgemeester moet, minstens 48 uur vooraf, op de hoogte gebracht worden van vergaderingen op bijeenkomsten die door hun aard en de verwachte toeloop een potentieel gevaar vormen voor de openbare veiligheid. Volgende informatie moet hierbij worden verstrekt : plaats, datum, aanvangsuur en duur, identiteit van de organisator.
2.1.3. Verstoring Het is verboden op welke manier dan ook een concert, spektakel, evenement, sportieve of andere bijeenkomst die toegestaan is, te verstoren.
2.1.4. Zich niet identificeerbaar vertonen op het openbaar en privaat domein van de overheid §1 Behoudens andersluidende wettelijke of reglementaire bepalingen of behoudens schriftelijke en voorafgaande gemotiveerde toestemming van de burgemeester is het verboden op het openbaar en privaat domein van de overheid het gelaat zodanig te bedekken zodat de identificatie van de persoon onmogelijk is. §2 Dit verbod geldt niet voor activiteiten met commerciële doeleinden en culturele en sportieve manifestaties die de burgemeester bepaalt, zoals carnaval, processies, georganiseerde stoeten, Halloween, Sinterklaas, Kerstman. §3 Het dragen van de actuele ambtskledij van militaire overheden en politiediensten is voor niet bevoegden steeds verboden.
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
2 3
2.1.5. Confetti en dergelijke §1 Het is tijdens carnavalsoptochten en andere openbare manifestaties verboden spuitbussen, schoensmeer en alles wat kwetsuren of schade kan veroorzaken aan personen of goederen, op de openbare weg of in de openbare inrichtingen te gebruiken of te bezitten.
2.2. Werkzaamheden en hinder 2.2.1. Werkzaamheden op het openbaar en privaat domein van de overheid §1 Behoudens machtiging van het college van burgemeester en schepenen is het uitdrukkelijk verboden werkzaamheden te starten op het openbaar en privaat domein van de gemeente, zowel aan de oppervlakte als onder de grond. §2 Iedere persoon die werkzaamheden op de openbare ruimte uitvoert of laat uitvoeren, moet deze herstellen in de staat waarin ze zich vóór de uitvoering van de werkzaamheden bevond of in de staat die in de machtiging vermeld is. §3 In geval van overmacht of wanneer het geringste uitstel onmiddellijk gevaar kan opleveren voor de weggebruikers dient geen voorafgaande toelating te worden gevraagd. De opdrachtgever van deze werken dient evenwel zonder verwijl deze ter kennis te brengen van de burgemeester.
2.2.2. Werkzaamheden op de grens van de openbare weg §1 Voor de toepassing van deze afdeling worden de werkzaamheden bedoeld die buiten de openbare weg uitgevoerd worden en die de weg kunnen bevuilen of de veiligheid of de gemakkelijkheid van doorgang kunnen belemmeren. §2 Werkzaamheden die stof of afval op de openbare weg of de omringende eigendommen kunnen verspreiden mogen pas aangevat worden nadat er schermen aangebracht zijn. §3 De bouwheer is verplicht de bevoegde gemeentelijke dienst minstens 24 uur vóór het begin van de werkzaamheden op de hoogte te brengen van de aanvang ervan door middel van het gestandaardiseerde formulier dat samen met de vergunning wordt afgeleverd aan de bouwheer. §4 Indien de weg door de werkzaamheden wordt bevuild, moet de uitvoerder van de werken hem onverwijld opnieuw schoonmaken. §5 De burgemeester kan veiligheidsmaatregelen voorschrijven.
2.2.3. Openbare veiligheid en veilige en vlotte doorgang
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
2 4
§1 Het is verboden op het openbaar domein en op plaatsen die voor het publiek toegankelijk zijn, een activiteit uit te oefenen die de openbare veiligheid of de veilige en vlotte doorgang in het gedrang kan brengen. §2 Het is verboden de openbare veiligheid in het gedrang te brengen door bouwvalligheid, gebrek aan herstelling of onderhoud van huizen of gebouwen, of door een belemmering of een uitgraving of enig ander werk op of nabij openbare straten, wegen, pleinen of banen, zonder de voorgeschreven of gebruikelijke voorzorgsmaatregelen of waarschuwingstekens. §3 Iedereen moet gehoor geven aan de aanmaning van de administratieve overheid om gebouwen die bouwvallig zijn, te herstellen of te slopen.
2.2.4. Afsluitingen en aanplantingen op eigendommen langs de openbare eg De bewoners, of bij ontstentenis daarvan de eigenaars, van een eigendom zijn ertoe gehouden er voor te zorgen dat de op deze eigendom aanplantingen zodanig gesnoeid worden dat deze geen gevaar opleveren voor de veiligheid van het verkeer of het gemak van doorgang. Geen enkele tak of aanplanting mag: op minder dan 4,5 meter van de grond boven de rijbaan hangen. op minder dan 2,5 meter van de grond boven de gelijkgrondse berm of het voetpad hangen. de zichtbaarheid van verkeerstekens in het gedrang brengen. - het normale uitzicht op de openbare weg belemmeren in de nabijheid van bochten en kruispunten; op deze plaatsen wordt de hoogte beperkt tot 0,75 meter, bepaald volgens de in bijlage gevoegde principetekeningen. - behoudens voor draadafsluitingen, die volledig doorzichtig zijn geldt eveneens de maximumhoogte van 0,75 meter voor de hagen, afsluitingen en plantsoenen in de voortuinstrook gelegen aan kruispunten en binnen de zones, bepaald volgens de bijgevoegde principetekeningen.
2.2.5. Niet gemotoriseerde voortbewegingstoestellen Het gebruik van niet gemotoriseerde voortbewegingstoestellen (skateboards, steps, rolschaatsen, …) buiten de openbare weg is alleen toegestaan als de veiligheid van de voetgangers en de vlotte doorgang niet in het gedrang worden gebracht. De bevoegde overheid kan het gebruik echter reglementeren op de plaatsen die zij bepaalt.
2.2.6. Gebruik van landelijke wegen door motorvoertuigen. Behoudens vergunning van de burgemeester is het gebruik van volgende voertuigen op landelijke wegen verboden: quads, motoren voor motorcross en andere types off-road motorvoertuigen, 4x4 terreinwagens. Dit verbod geldt niet voor het gebruik van voertuigen uitsluitend aangewend voor beroepsdoeleinden (bijvoorbeeld land-, tuin- en bosbouw, natuurbeheerwerken uitgevoerd door of in opdracht van een erkende natuurvereniging, postbedeling, werken van openbaar nut, e.d.), op of langsheen aanpalende percelen. POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
2 5
2.3 Private ingebruikneming van het openbaar en privaat domein van de overheid 2.3.1. Terrassen, uitstallingen, reclameborden en dergelijke §1 Behoudens machtiging van het college van burgemeester en schepenen is het verboden om op het even welke manier een inname van het openbaar domein te doen, terrassen, uitstalramen, luifels of reclameborden te plaatsen, in welke vorm dan ook, en koopwaren in de openbare ruimte uit te stallen. Deze machtiging bepaalt de voorwaarden waaraan moet voldaan worden. §2 De constructies of voorwerpen die in strijd met dit artikel werden geplaatst of uitgestald, moeten op het eerste verzoek van de politie of van een gemachtigde ambtenaar verwijderd worden. Als op dat verzoek niet ingegaan wordt, kan ambtshalve worden overgegaan tot de verwijdering ervan, op kosten en risico van de overtreder. §3 Groenten en fruit moeten uitgestald worden op een verhoging van minstens 70 cm hoogte, waaronder geen voedingswaren opgestapeld mogen liggen.
2.3.2. Standhouders markten §1 De uurregeling van het innemen van de standplaatsen, het verbod van verkeer op de markt en het parkeren van de voertuigen op de standplaatsen is afhankelijk van de reglementering van de gemeente waar de markt zich bevindt. Het gemeentebestuur van de plaats van de markt kan niet aansprakelijk gesteld worden voor diefstal of enige schade aan de aldus geparkeerde voertuigen. §2 Enkel de eigenlijke markt- of winkelwagens zijn toegelaten op de marktplaats. Bij noodweer kan de gemeentelijke opzichter hierop uitzonderingen toelaten. §3 Het is verboden de voetpaden en doorgangen voor de voetgangers te belemmeren door er voorwerpen te plaatsen, te hangen of achter te laten. §4 Er dient steeds voldoende doorgang te zijn voor alle veiligheids- en hulpdiensten. §5 Alle mondelinge bevelen van de gemeentelijke opzichter of van de politie dienen te worden nageleefd.
2.3.3. Private ingebruikname van het openbaar domein door containers en werfinstallaties §1 Voor de privatieve ingebruikneming van het openbaar domein is er een voorafgaandelijk schriftelijke vergunning vereist van het gemeentebestuur. De geldigheidsduur van deze schriftelijke vergunning bedraagt maximaal één jaar, te rekenen vanaf de datum van goedkeuring door het college van burgemeester en schepenen.
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
2 6
§2
Bij ingebruikname van het openbaar domein, langer dan 8 kalenderdagen, dient ten minste 20 dagen voor de aanvang van de inname, de toelating worden aangevraagd bij het gemeentebestuur. Uitzonderlijk in dringende gevallen en bij kortstondig gebruik kan de termijn van 20 dagen verminderd worden tot 2 dagen. De afgeleverde toelating ontslaat de aanvrager er niet van de toelating te bekomen van het bestuur dat de weg beheert, zo het geen gemeenteweg betreft, of van andere verplichtingen, voorgeschreven door wetten of algemene of provinciale verordeningen in dat verband. De ingebruiknemingen van het openbaar domein dienen uitgevoerd te worden onder de voorwaarden in de machtiging bepaald. Als een overtreding van dit reglement leidt tot schadelijke gevolgen voor het openbaar domein treedt de burgemeester op. Bij besluit verplicht hij de overtreder verdere schadelijke gevolgen te voorkomen en/of te herstellen. Gaat de overtreder hier niet op in zal de uitvoering na de gestelde termijn ambtshalve en op kosten van de overtreder gebeuren.
§3
In geval van overmacht en wanneer het geringste uitstel onmiddellijk gevaar kan opleveren voor de weggebruikers dient geen voorafgaande toelating te worden gevraagd. De opdrachtgever van deze werken dient dit evenwel zonder verwijl mee te delen aan de burgemeester.
§4 De vergunning wordt op naam van de aanvrager gegeven en kan niet worden overgedragen aan derden, noch geheel of gedeeltelijk, noch voor een bepaalde duur. Zonder toestemming van het gemeentebestuur kan de vergunning, bij overdracht van de handelszaak, niet worden doorgegeven. De vergunninghouder is ten volle aansprakelijk en kan nooit zijn aansprakelijkheid op het gemeentebestuur afwentelen. Zelfs in geschillen kan het gemeentebestuur nooit worden betrokken. Verlenging van de machtiging moet, op straffe van verval, ten minste acht dagen voor het verstrijken van de machtiging aangevraagd worden. §5.1
§5.2
§6.1
§6.2
Elke aanvraag moet voldoen aan de bepalingen opgenomen in het besluit van de Vlaamse Regering dd.29 april 1997, houdende vaststelling van een algemene bouwverordening voor voetgangersverkeer. Daarenboven wordt de aanvrager verplicht, bij een volledige inname van het voetpad of als er minder dan 1,50 m vrije ruimte op het voetpad overblijft, een houten noodvoetpad buiten de bouwwerfafsluiting aan te leggen tijdens de gehele duur van de werken. Het noodvoetpad moet veilig en stevig aangelegd worden in hout over een breedte van minstens 1,50 meter. Het moet met het aanpalende voetpad in verbinding staand en op hetzelfde niveau ervan liggen. Het noodvoetpad moet steeds in goede staat verkeren om de veiligheid te waarborgen. Indien er materialen, zonder vergunning, op het openbaar domein worden geplaatst, zal er worden opgetreden door de bevoegde gemeentedienst en dient de overtreder deze onmiddellijk te verwijderen. Doet de overtreder dit niet, dan zal het gemeentebestuur overgaan tot de verwijdering van de materialen. Voor deze ophaling door het gemeentebestuur zal de overtreder moeten instaan voor de hieraan verbonden kosten. Na ontvangst van de onkostennota heeft de overtreder 14 kalenderdagen de tijd om te betalen. Nadien kunnen ze worden afgehaald.
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
§6.3 §6.4
2 7
De materialen worden teruggeven in de staat waarin ze zich bevinden, zonder dat het gemeentebestuur aansprakelijk kan worden gesteld voor eventuele beschadigingen. Bij niet-afhaling blijven de kosten voor ophaling te allen tijde verschuldigd.
§7 De vergunninghouder moet op het eerste verzoek van het gemeentebestuur de containers en werfinstallaties op het openbaar domein verwijderen indien omstandigheden dit noodzakelijk maken (werken aan ondergrondse leidingen, heraanleg van trottoirs, enz.). Verzuimt de vergunninghouder hieraan gevolg te geven, dan zal het gemeentebestuur ambtshalve en op kosten van de in gebreke blijvende vergunninghouder de ontruiming laten doen. In geen geval mag de vergunninghouder aanspraak maken op schadeloosstelling of welkdanige vergoeding, noch van het gemeentebestuur noch van het bedrijf of van de aannemer dien in opdracht van het gemeentebestuur werkt. §8 Wie werken op de openbare weg uitgevoerd heeft, moet die openbare weg herstellen in de toestand waarin hij zich bevond voor de uitvoering van die werken, binnen de termijn bepaald door de gemeentelijke overheid. Alle zwerfvuil, resten van o.m. verpakking van toegeleverde materialen en paletten, moeten dagelijks verwijderd worden. Gemorste vetvlekken van o.a. olie, mazout, en benzine e.a. moeten onmiddellijk worden opgekuist. Beton- en mortelresten op de openbare weg moeten opgenomen worden. De straatkolken moeten steeds schoon gehouden worden. §9 Bij eventuele vaststelling van schade zullen de herstellingskosten door het college van burgemeester en schepenen worden bepaald en op de vergunninghouder worden verhaald. De kosten zullen aangerekend worden op basis van de kostprijs van de geleverde materialen, gebruikte voer- en werktuigen en de gepresteerde werkuren. Indien de vergunninghouder van oordeel is dat openbaar domein niet in goede staat is, dan dient onderstaande procedure, inzake de opmaak van een staat van bevinding, worden gevolgd. Zoniet wordt het openbaar domein geacht in goede staat te zijn. Voor het begin van de werken kan de vergunninghouder een eerste tegensprekelijke staat van bevinding aanvragen bij de gemeentelijke dienst openbare werken. Bij de melding van de voltooiing van de werken zal een tweede staat van bevinding worden aangevraagd door de vergunninghouder bij de gemeentelijke dienst openbare werken.
2.4 Parkeren van woon- of zwerfwagens op het openbaar en privaat domein van de overheid §1 Binnen de bebouwde kom is het rondtrekkende woonwagenbewoners verboden om met hun woon- of zwerfwagen een standplaats te nemen op het openbaar domein. Onder standplaats nemen dient te worden verstaan het installeren van een woonwagen met de bedoeling er te verblijven. Onder woonwagenbewoners dient men tevens de gebruikers van een zwerfwagen te verstaan. De burgemeester kan een verblijfsduur toestaan op daartoe aangewezen plaatsen.
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
2 8
§2 Buiten de bebouwde kom, is het aan rondtrekkende woonwagenbewoners slechts toegelaten met hun woon- of zwerfwagen standplaats te nemen op het openbaar domein, gedurende een tijdspanne van 24 uren. Na verloop van deze tijdspanne is het deze woonwagenbewoners niet toegelaten zich naar een andere standplaats op het openbaar domein, binnen het grondgebied van de gemeente te begeven. De burgemeester kan evenwel een langere verblijfsduur toestaan op daartoe aangewezen plaatsen. §3 Zo de bewoners van een woon- of zwerfwagen, in weerwil van het verbod in vorig artikel bepaald, langer dan 24 uur op het openbaar domein binnen het grondgebied van de gemeente blijven standplaats nemen, en zo die bewoners weigeren hun woon- of zwerfwagens te verplaatsen, of niet aan te treffen zijn, zal de woon- of zwerfwagen ambtshalve op bevel van de burgemeester, op kosten en risico van de bewoner of de gebruiker, kunnen verplaatst worden. §4 De bepalingen van dit artikel 2.4 zijn niet van toepassing op rondtrekkende woonwagenbewoners die deelnemen aan feestelijkheden, kermissen of vermakelijkheden, door de gemeentelijke overheid toegelaten of georganiseerd. Deze rondtrekkende woonwagenbewoners zijn evenwel gehouden het grondgebied van de gemeente te verlaten uiterlijk drie dagen na het einde van de festiviteiten, uitgezonderd wanneer zij opnieuw deelnemen aan een andere festiviteit op het grondgebied van dezelfde gemeente.
2.5. Gebruik van gevels van gebouwen 2.5.1. Huisnummers Iedere eigenaar van een gebouw brengt aan de straatkant de huisnummering die door de gemeente toegekend werd, goed zichtbaar aan. Elke bewoner is verplicht die zichtbaar te houden.
2.5.2. Aanduidingen van openbaar nut en andere nutsvoorzieningen §1 De eigenaars, vruchtgebruikers, huurders, bewoners of verantwoordelijken op grond van welke titel dan ook moeten, zonder dat dit voor hen enige schadeloosstelling impliceert, op de gevel of topgevel van hun gebouw, ook wanneer die zich buiten de rooilijn bevindt, en in voorkomend geval eventueel aan de straatkant, toestaan dat aanduidingen van openbaar nut en andere nutsvoorzieningen worden aangebracht. §2 Het is verboden om deze aanduidingen van openbaar nut en andere nutsvoorzieningen te verwijderen of op eender welke wijze de zichtbaarheid of de bereikbaarheid ervan te beperken of te verhinderen.
2.6. Onheil en rampen 2.6.1. Verplichtingen bij onheil
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
2 9
§1 De voorschriften van deze afdeling gelden voor alle vormen van onheil zoals brand, overstroming, ontploffing, instorting, etc. §2 Diegenen die een onheil, zoals bedoeld in 2.6.1.§1, opmerken moeten dit onmiddellijk meedelen aan de bevoegde veiligheidsdienst; nl. de gemeentelijke brandweer, de lokale politie of de hulpcentrale 100, 101 of 112. Tevens dienen deze personen de bewoners, gebruikers of ingezetenen van het getroffen pand, indien mogelijk, zonder gevaar voor de persoonlijke veiligheid, te waarschuwen. §3 Al wie kennis heeft van aanwezige installaties, die enig gevaar met zich meebrengen voor de hulpdiensten of derden, zoals bv hoogspanningscabines of gasinstallaties, dient onmiddellijk de optredende hulpdiensten hiervan te verwittigen. §4 Bij onheil, zoals bedoeld in 2.6.1.§1, is iedereen verplicht aan bevoegde personen of instanties toegang te verlenen tot zijn gebouw, woning of aanhorigheden. Bij weigering of afwezigheid van de bewoners, worden de deuren of toegangen door de hulpdiensten opengebroken of verwijderd met alle mogelijke middelen. §5 Al wie erom verzocht wordt door de magistraten en de optredende hulpdiensten, moet alle nodige en mogelijke hulp verschaffen voor het bestrijden van de gevaarsituatie. De bewoners van een gebouw of van een gedeelte van een gebouw, evenals alle andere aanwezigen op plaatsen van onheil, zoals bedoeld in 2.6.1.§1, moeten gehoorzamen aan de bevelen van de magistraten en de optredende hulpdiensten.
2.6.2. Watervoorraden voor het blussen van branden §1 Alle handelingen die de toegang tot of het gebruik van de watervoorraden voor het blussen van branden hinderen of kunnen hinderen zijn verboden, inzonderheid het parkeren van voertuigen of het opslaan van goederen, zelfs tijdelijk. §2 De hydranten, die in de openbare weg gelegen zijn, moeten altijd vrij blijven voor gebruik en gemakkelijk toegankelijk gehouden worden. Het is verboden de door het gemeentebestuur op de gevels of op andere plaatsen aangebrachte tekens om de hydranten aan te wijzen, te veranderen, te beschadigen, te verwijderen of onzichtbaar te maken. §3 De personen die er bij sneeuwval mee belast zijn, ingevolge artikel 2.7.1.§2 (***nakijken)van dit reglement, een doorgang vrij te maken voor de voetgangers, zijn er eveneens toe gehouden de bereikbaarheid van de daar gelegen hydranten te verzekeren.
2.7. Bijzondere maatregelen bij sneeuw of vriesweer 2.7.1. Openbare weg, voet- en fietspaden §1 Het is verboden om bij vorst op de openbare weg water te gieten of te laten vloeien, glijbanen aan te leggen en sneeuw of ijs te storten of te gooien dat afkomstig is van privé-eigendommen. POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
3 0
§2 Bij sneeuwval of bij ijzelvorming moeten de aangelanden van een openbare weg erover waken dat voor de eigendom die zij bewonen voldoende ruimte voor de doorgang van de voetgangers wordt schoongeveegd en dat het nodige wordt gedaan om gladheid ervan te vermijden. §3 De sneeuw moet aan de rand van het voetpad opgehoopt worden en mag de fietsers en voetgangers niet hinderen. Rioolmonden en goten moeten vrij blijven.
2.7.2. Kanalen, waterbekkens en waterlopen Het is verboden zich op het ijs van de waterlopen en stilstaande waters te begeven. Bij een voldoende ijsdikte kan de burgemeester, na technisch advies te hebben ingewonnen, een afwijking op dit verbod toestaan.
2.8 Zwemmen en andere watersporten Het is verboden te zwemmen, baden of een andere watersport of wateractiviteit te beoefenen in openbare kanalen, waterlopen, vijvers of waterbekkens, met uitzondering van de plaatsen waar dit uitdrukkelijk is toegelaten.
2.9. Algemene maatregelen ter voorkoming van schendingen van de openbare veiligheid 2.9.1. Geluidssignalen Het is verboden de geluidssignalen of oproepen van de brandweer, de politie en andere hulpdiensten na te bootsen.
2.9.2. Bedrieglijke oproepen Iedere bedrieglijke hulpoproep of ieder bedrieglijk gebruik van een praatpaal of signalisatietoestel dat bestemd is om de veiligheid van de gebruikers te vrijwaren is verboden.
2.9.3. Toegang tot onbezette gebouwen De eigenaar moet de gepaste maatregelen nemen om de toegang tot onbezette gebouwen te verhinderen.
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
3 1
3. OPENBARE REINHEID EN GEZONDHEID 3.1. Reinheid van de gemeente 3.1.1 Braakliggende en onbebouwde gronden Onverminderd de wettelijke bepalingen terzake, moeten braakliggende of onbebouwde gronden voorzien zijn van een degelijke afsluiting. De gebruikers, of bij hun ontstentenis, de eigenaars van deze gronden zijn verplicht de gronden rein te houden, dit houdt onder meer in dat het verboden is: - schadelijke of hinderlijke uitwasemingen of geuren te verspreiden; - de openbare gezondheid, op welke wijze ook, te schaden; - schade of ongemak aan om het even welk ander perceel, terrein of eigendom te veroorzaken. De eigenaars of hun aangestelde zijn verplicht regelmatig hun braakliggende of onbebouwde gronden van onkruid te zuiveren en alleszins voor dit in bloei staat of een hoogte van 30 cm heeft bereikt.
3.1.2. Terreinen palend aan het openbaar en privaat domein van de overheid Op alle terreinen die aan de openbare weg palen is de eigenaar, huurder of gebruiker er inzonderheid toe gehouden de bloei of zaadvorming te beletten van schadelijke gewassen.
3.1.3. Voetpaden, bermen en greppels De eigenaars, vruchtgebruikers, huurders of huisbewaarders moeten de voetpaden, bermen en de greppels voor hun, al dan niet, bebouwde eigendommen rein houden.
3.1.4. Verkoopspunten §1 De uitbaters van frituren, snackbars en andere langs de openbare weg staande verkoopspunten van voedingswaren of andere waren bestemd om ter plaatse, op of langs de openbare weg te worden verbruikt, moeten behoorlijke en goed bereikbare afvalkorven of -bakken bij hun geopende inrichting plaatsen ten behoeve van hun klanten. §2 Deze korven zullen door de handelaars zelf behoorlijk worden leeggemaakt, rein gehouden en opgeborgen. De plaats rond hun inrichting moet door hen steeds worden gereinigd en proper gehouden tot op een afstand van minstens 10 meter van de grenzen van hun verkoopsinstallatie.
3.1.5. Laden, lossen en vervoeren van goederen §1 Wie vuilmakende stoffen moet laden, lossen of vervoeren moet onmiddellijk de eventueel op de openbare weg gestorte of achtergebleven stoffen zorgvuldig opkuisen. In geen geval mogen deze stoffen in de riolen worden geveegd.
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
3 2
§2 Wanneer de vervuiler nalaat de nodige opruimingen uit te voeren kan de gemeente zelf de stoffen opruimen op kosten van de vervuiler. §3 Eventueel beschadigde delen van de openbare weg zullen door de gemeente in hun oorspronkelijke staat hersteld worden op kosten van de vervuiler.
3.1.6. Voertuigen §1 Het smeren en herstellen van voertuigen, op de openbare weg is behalve in geval van overmacht verboden. §2 Na het reinigen van voertuigen moeten alle restproducten van de openbare weg verwijderd te worden. §3 Wanneer de vervuiler nalaat de nodige opruimingen uit te voeren kan de gemeente de stoffen opruimen op kosten van de vervuiler. Beschadigde delen van de openbare weg zullen door de gemeente in hun oorspronkelijke staat hersteld worden op kosten van de vervuiler.
3.1.7. Honden §1 De eigenaars, bezitters of bewakers van honden moeten er zorg voor dragen dat hun dieren de openbare plaatsen, de openbare wegen en de private eigendommen van derden niet bevuilen met hun uitwerpselen. In alle gevallen moeten de eigenaars, bezitters of bewakers de plaats van vervuiling reinigen en de uitwerpselen deponeren in een vuilnisbak. Hiertoe moeten de eigenaars, bezitters of bewakers van honden steeds in het bezit zijn van een geschikt recipiënt voor het verwijderen van de uitwerpselen. Deze personen moeten op elk ogenblik minstens één ongebruikt recipiënt bij hebben en dit op het eerste verzoek van de bevoegde ambtenaar kunnen tonen. §2 Personen met een handicap met hulphond, worden vrijgesteld van de bepalingen onder §1. §3 De bepalingen onder §1 en §2 ontslaan de aangelanden niet van hun verplichting betreffende het reinigen van de voetpaden en de greppels voor hun al dan niet bebouwde eigendommen, hen opgelegd bij artikel 3.2.3.
3.1.8. Markten §1 Iedere deelnemende standhouder moet op de marktdag zelf instaan voor het opruimen van alle afval afkomstig van zijn marktactiviteit. Wanneer deze afval niet in de daarvoor voorziene afvalbakken kan gedeponeerd worden neemt deze al zijn afval mee.
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
3 3
§2 De verkopers van verse en ingezouten vis moeten bij het beëindigen van de markt, hun standplaats met water reinigen. De verkopers van verse vis zijn ertoe gehouden bij het reinigen van vis, hun afval in een waterdichte bak te verzamelen en mee te nemen.
3.1.9. Wildplassen Het is verboden op de openbare weg of zichtbaar vanaf de openbare weg te urineren, tenzij op plaatsen of accommodaties die speciaal hiervoor zijn ingericht. Die plaatsen en accommodaties moeten volgens de regels van goed fatsoen gebruikt worden.
3.2. Afloop van regenwater en afvalwater 3.2.1. Lozingen §1 Op de plaatsen waar de openbare weg voorzien is van openbare riolen is het verboden: - Afvalwater te lozen in een oppervlaktewater of in een kunstmatige afvoer voor regenwater; - Afvalwater direct of indirect te lozen in het grondwater. §2 Op de plaatsen waar de openbare weg voorzien is van openbare riolen is enkel het lozen in de openbare riolering toegelaten. §3 Het is verboden in de openbare riolen om het even welk olieproduct of een andere vloeistof dan huishoudelijk afvalwater te lozen of er enig voorwerp in te gooien waardoor ze kunnen verstoppen. §4 Op de plaatsen waar een openbare riolering of afwateringsgrachten aanwezig zijn is het verboden om regenwater afkomstig van koeren, terrassen of daken op de openbare weg te laten lopen.
3.2.2. Aansluiting op openbare riolen §1 Op de plaatsen waar de openbare weg voorzien is van openbare riolen, is de eigenaar of de bouwheer bij iedere nieuwbouw of renovatie, verplicht aan te sluiten op deze riolering. §2 Het aansluiten van particuliere huisriolen op de openbare riolering mag enkel gedaan worden door de diensten aangeduid door het gemeentebestuur, dit op kosten van de eigenaar of bouwheer. §3 Het onderhoud, herstel en reinigen van deze particuliere aansluitingen gebeurt op kosten van de eigenaar of gebruiker van het pand. Dit onderhoud, herstel en reinigen kan bij nalatigheid door het gemeentebestuur bevolen worden.
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
3 4
3.3. Grachten 3.3.1. Onderhoud van grachten §1 Al wie het genot heeft van een terrein is verplicht ieder jaar vóór 1 oktober de daar gegraven afwateringsgrachten, die niet vallen onder de toepassing van de wet van 28 december 1967 op de onbevaarbare waterlopen en die niet gelegen zijn in de omschrijving van een polder, te ruimen of te doen ruimen zo dit noodzakelijk is voor de snelle afvoer van het water. Bij overvloedige regenval kan men verplicht worden onmiddellijk over te gaan tot het ruimen om eventuele rampzalige gevolgen te voorkomen. De ruiming zo worden uitgevoerd dat de grachten altijd voldoende diepte en de nodige doorsnede hebben om de vrije afloop van het water te verzekeren. In dwarsprofiel zullen de grachten 0,50 meter breedte hebben op de bodem, met schuine taluds van 45%. Alle voorwerpen die de afvoer van water kunnen verhinderen zullen weggeruimd worden. De ruimspeciën zullen conform de milieuwetgeving verwijderd worden. In geen geval zal de ruimspecie op de grond van derden achtergelaten worden, maar wel op de grond van de aangelanden belast met het onderhoud en het ruimen van de gracht. §2 Het gebruik van biociden op de afwateringsgrachten en hun bermen is verboden. Onder biociden wordt verstaan: alle middelen om levende wezens te vernietigen zoals herbiciden, insecticiden, fungiciden, bactericiden. Met de bermen worden de stroken bedoeld waarop plantengroei voorkomt definitie biociden en bermen opnemen bij definities vooraan en niet in de tekst §3 Met het oog op de verdelging van ratten en ander ongedierte langs de boorden van de grachten en waterlopen, zijn de bewoners verplicht vrije doorgang te verlenen aan de personen die door de bevoegde gemeentelijke overheid met de verdelging zijn belast. Zij dienen het plaatsen van de daartoe nodig geachte tuigen te dulden.
3.3.2. Verwijderen en verplaatsen van grachten Het is verboden afwateringsgrachten op te vullen of te verleggen. De grachten, die wederrechterlijk werden opgevuld of verlegd, zullen door de overtreder onmiddellijk in hun oorspronkelijke staat dienen hersteld te worden. Zo de afwateringsgracht verdwenen is, is men gehouden deze te herdelven of te doen herdelven. De grachten of gedeelten ervan mogen niet overwelfd worden zonder machtiging van de gemeentelijke overheid die de voorwaarden hiervoor bepaalt.
3.3.3. Verantwoordelijkheid en toegang terrein §1 Wanneer een afwateringsgracht, zoals in artikel 3.4.1.§1, de grens vormt tussen twee eigendommen, is de verplichting om over te gaan tot het uitvoeren van deze werken zoals bepaald in artikel 3.4.1.§1 voor de helft ten laste van de twee eigenaars, huurders of gebruikers.
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
3 5
§2 De diensten van het gemeentebestuur zullen steeds toegang hebben tot de eigendommen waar de afwateringsgrachten lopen om zich ervan te vergewissen of de voorschriften worden nageleefd. §3 Na een zonder gevolg gebleven schriftelijke aanmaning kan het gemeentebestuur zelf de in artikel 3.4.1.§1 bedoelde werken laten uitvoeren op kosten van de overtreders, dit ten vroegste 14 dagen na de aanmaning. In geval van hoogdringendheid kan de aanmaning mondeling gegeven worden door een vertegenwoordiger van het gemeentebestuur. Wanneer geen gevolg gegeven wordt aan de dringende ruimingwerken kan het gemeentebestuur deze onmiddellijk en op kosten van de nalatige eigenaars, gebruikers of huurders uitvoeren of laten uitvoeren.
3.4. Aanplakkingen en aankondigingen 3.4.1. Voorziene plaatsen en duur §1 Het is verboden opschriften, affiches, spandoeken, beeldende en fotografische voorstellingen, vlugschriften en plakbrieven aan te brengen of te plaatsen op het openbaar en privaat domein van de overheid of in de onmiddellijke nabijheid ervan liggende opstanden of op andere plaatsen dan deze die door de gemeenteoverheden voor aanplakking werden bestemd, tenzij hiervoor schriftelijke toestemming van het college van burgemeester en schepenen werd gegeven voor wat betreft het openbaar domein, of van de eigenaar of de gebruiker van het privaat domein, voor zover de eigenaar ook zijn akkoord schriftelijk en vooraf heeft gegeven. §2. 1 §2. 2
Het aanplakreglement is van toepassing op alle gemeentelijke aanplakplaatsen De gemeentelijke aanplakplaatsen staan ter beschikking voor aankondigingen van activiteiten georganiseerd door jeugd-, sport- en socioculturele verenigingen.
§2. 3
De oppervlakte die beplakt wordt, mag niet groter zijn dan het standaardformaat A1 (d.w.z. 59,4 cm op 84,1 cm), of het equivalent ervan in oppervlakte (twee A2, etc).
§2. 4
Het is verboden alle affiches van manifestaties die nog niet voorbij zijn te overplakken. Indien dit onmogelijk, hebben manifestaties van de gemeentelijke verenigingen voorrang op andere.
3.4.2. Beschadiging Het is verboden reglementair aangebrachte uithangborden en plakbrieven te verwijderen, te scheuren, te bevuilen, op enigerlei wijze onleesbaar te maken of er meldingen of tekeningen op aan te brengen.
3.4.3. Verplichte verwijdering Plakbrieven die niet in overeenstemming met artikel 3.5.1 aangebracht zijn zullen onmiddellijk door de overtreders verwijderd worden. Na een zonder gevolg gebleven aanmaning kan het
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
3 6
gemeentebestuur zelf de onrechtmatige aangebrachte plakbrieven laten verwijderen op kosten en risico van de overtreders. Dit geldt eveneens voor borden, panelen en dergelijke die zonder toelating van het College van Burgemeester en Schepenen zijn aangebracht.
3.5. Gebruik van leidingwater bij waterschaarste Het is verboden gedurende periodes van waterschaarste leidingwater te gebruiken voor het besproeien van grasperken en plantsoenen, het schrobben van voetpaden en terrassen, het reinigen van auto's of op enige andere wijze water te verspillen. De periodes, evenals de plaatsen waarop de beperking van het waterverbruik van toepassing is, worden bepaald door de gouverneur van OostVlaanderen of de burgemeester van de getroffen gemeente.
3.6. Verwarmingsinstallaties en gebruik van brandstoffen In allesbranders mogen enkel onbehandeld hout en steenkool verbrand worden.
3.7. Verbranden van afvalstoffen door particulieren 3.7.1. Definities 3.7.1.1. De begrippen en definities vermeld in het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, het besluit van de Vlaamse regering van 5 december 2003 betreffende het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en –beheer (Vlarea), het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, het besluit houdende vaststelling van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem I) en het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), zijn steeds van toepassing op dit politiereglement.
3.7.2. Verbranding in open lucht (buitenshuis) 3.7.2.1. Algemene bepaling. Het is verboden afvalstoffen te verbranden in open lucht. 3.7.2.2. Afwijkingen. §1 Onverminderd de toepassing van andere wettelijke bepalingen is verbranding in open lucht toegelaten als : het maken van vuur noodzakelijk is bij het beheer van bossen, natuur, tuinen en landschappen als beheersmaatregel, als fytosanitaire maatregel of als onderdeel van
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
3 7
een wetenschappelijk experiment in overeenstemming met de bepalingen van het Bosdecreet; het verbranden van plantaardige afvalstoffen, afkomstig van eigen bedrijfslandbouwkundige werkzaamheden aanvaard/beschouwd wordt als fytosanitaire maatregel; het verbranden van onbehandeld droog hout en onversierde kerstbomen gebeurt in het kader van periodieke socio-culturele evenementen, onbehandeld droog hout verbrand wordt bij het maken van een kampvuur; onbehandeld droog stukhout, steenkool of afgeleide producten verbrand worden in sfeerverwarmers en barbecues.
§2 Bovenvernoemde activiteiten, uitgesloten van het verbod op verbranding in open lucht, kunnen enkel plaatsvinden mits voorafgaande schriftelijke toestemming van de burgemeester of zijn afgevaardigde. Deze toestemming is evenwel niet vereist voor het verbranden in sfeerverwarmers en barbecues en wanneer het maken van vuur is opgenomen in een door de overheid goedgekeurd beheersplan. Bij het verlenen van de toestemming kan de burgemeester of zijn afgevaardigde bijkomende voorwaarden opleggen. De burgemeester of zijn afgevaardigde kan bovendien de toestemming op elk moment intrekken bij ongunstige meteorologische omstandigheden of bij langdurige droogte. De inschatting van de meteorologische omstandigheden gebeurt door de burgemeester of zijn afgevaardigde. Hij doet dit op basis van de aanwezigheid van eenvoudig te bepalen meteorologische parameters. Hij kan hiervoor gebruik maken van bijlage 1 bij dit reglement. 3.7.3. Verbranding in (hout)kachels en open haarden (binnenshuis) 3.7.3.1.
§1 Het is verboden afvalstoffen te verbranden in (hout)kachels en open haarden. §2 Het in §1 vermeld verbod geldt niet voor het verbranden van onbehandeld stukhout in houtkachels voor de verwarming van woonverblijven en werkplaatsen, in sfeerverwarmers en gelijksoortige toestellen met een nominaal thermisch vermogen van maximaal 300 kW. §3 Het in §1 vermeld verbod geldt niet voor installaties van meer dan 300 kW waarvoor overeenkomstig de Vlaremreglementering een milieuvergunning is verleend.
3.7.3.2.
De gebruikers van deze verwarmingsinstallaties moeten verbranden in overeenstemming met een code van goede praktijk om er zo voor te zorgen dat de installatie die ze gebruiken geen geurhinder of hinder van rook en roet veroorzaakt.
3.7.3.3.
Het verbranden in (hout)kachels en open haarden is verboden bij windstilte en mist. Een uitzondering hierop wordt gemaakt voor het verbranden in kachels en open haarden voor verwarming van ruimten die niet over een centrale verwarming of olie- of gasgestookte decentrale verwarming beschikken.
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
3 8
4. SANCTIES Voor zover wetten, besluiten, decreten, algemene en provinciale reglementen of verordeningen niet in andere straffen voorzien, worden inbreuken op deze verordening bestraft met administratieve sancties, zoals bepaald door artikel 119 bis van de Nieuwe Gemeentewet. Inbreuken op deze verordening worden bestraft met een administratieve geldboete, opgelegd door de hiertoe aangestelde ambtenaar, conform de procedure in artikel 119 bis, § 9 tot en met 12. Als deze inbreuken worden gepleegd door een of meer minderjarigen die de volle leeftijd van 16 jaar hebben bereikt op het tijdstip van de feiten, kan een administratieve geldboete worden opgelegd conform de procedure in artikel 119 bis, § 12, 2e tot en met 6e lid. De omvang van de administratieve geldboete is proportioneel op grond van de ernst van de inbreuk die de boete verantwoordt en eventuele herhaling. De boete overschrijdt, ongeacht de omstandigheden in elk geval niet het bedrag van het wettelijk vastgestelde maximum van € 250 of €125 indien de inbreuk gepleegd wordt door een minderjarige die de volle leeftijd van 16 jaar heeft bereikt.
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
3 9
5. OPHEFFINGSBEPALINGEN Bij dit reglement worden volgende politiereglementen opgegeven: Merelbeke Algemeen Politiereglement dd 21 okt 1993 Wijziging algemeen politiereglement – honden dd 3 sep 1996 Wijziging algemeen politiereglement – niet geklasseerde en oud geklasseerde waterlopen en afwateringsgrachten dd 13 mar 2001 Wijziging algemeen politiereglement – gemotoriseerde wedstrijden dd 11 mar 2003 Wijziging algemeen politiereglement – voetzoekers, ontploffingstuigen & vuurpijlen dd 9 sep 2003 Melle Algemeen Politiereglement dd 13 feb 1978 en latere wijzigingen Politiereglement dd 31 maart 2003 - Brandpreventie
Oosterzele Politiereglement dd 1 feb 1979 – brandvoorkoming in dancings Politiereglement dd 6 mar 1990 – rumoer & lawaai Politiereglement dd 18 okt 1995 – speelpleinen Politiereglement dd 8 nov 1995 – markt (gedeeltelijk) Politiereglement dd 28 apr 2004 – dieren & honden Destelbergen Politiereglement dd 21 jun 1983 – afwateringsgrachten Politiereglement dd 1 dec 1987 – afwateringsgrachten, aanvulling Politiereglement dd 24 okt 1977 – beplantingen Politiereglement dd 24 okt 1977 – dierenbescherming Politiereglement dd 25 sep 1990 – dierenbescherming, aanvulling Politiereglement dd 26 okt 1993 – lozen van afvalwater Politiereglement dd 15 apr 1986 – particuliere hulpverlening bij onheil Politiereglement dd 27 jun 1988 – pittbull terrier Politiereglement dd 24 feb 1987 – plaatsen van tijdelijke aankondigingborden Politiereglement dd 24 okt 1977 – reinhouden openbare wegen en gronden Politiereglement dd 24 okt 1977 – rumoer en lawaai Politiereglement dd 1 jul 1991 – sluitingsuur dansgelegenheden Politiereglement dd 17 sep 1991 – sluitingsuur dansgelegenheden, aanvulling Politiereglement dd 21 dec 1993 – stoken met allesbranders Politiereglement dd 24 okt 1977 – uitvliegen van reisduiven Politiereglement dd 20 jun 1977 – vuilnis, storten langs de openbare weg Politiereglement dd 25 sep 1978 – vuilnis, storten langs de openbare weg, aanpassing Politiereglement dd 1 sep 1980 – vuilnis, op private gronden en stapelplaatsen in open lucht Politiereglement dd 20 jan 2005 – brandpreventie publieke inrichtingen Politiereglement dd 19 jun 2003 – brandpreventie Politiereglement dd 20 jun 1996 – admiraalpark Politiereglement dd 05 jun 1979 – damvalleimeer Politiereglement dd 29 jan 1985 – Dendermondsesteenweg 430
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
-
Politiereglement dd 7 mei 1985 – Dendermondsesteenweg 430, aanvulling Politiereglement dd 17 mei 1988 – heusdenkouter Politiereglement dd 4 okt 1988 – heusdenkouter, aanvulling Politiereglement dd 19 jun 1997 – reinaertpark Politiereglement dd 19 mei 1987 – zandberg Politiereglement dd 22 jun 2006 – niet-ingedeelde muziekinrichtingen Politiereglement dd 19 jun 2003 – hengelen Damvallei (gedeeltelijk) Politiereglement dd 24 jun 2003 – gemeentelijke begraafplaatsen (gedeeltelijk)
POLITIECOLLEGE – VERSIE 9
4 0