Wij zijn geen ‘zielige vrouwtjes’! Een onderzoek naar de houding van de Turkse vrouwenbeweging in Nederland ten opzichte van het seksedebat tussen 1970 en 2008.
Afstudeerscriptie van Pieternel Onderwater Internationale Betrekkingen in Historisch Perspectief Scriptie begeleider: Remco Raben Datum: 31/01/2008
Inhoudsopgave Inleiding:
Pagina 2
H. 1: Boerinnen en intellectuele vrouwen in één vrouwenorganisatie
Pagina 8
§ 1.1: Gastarbeid in Nederland
Pagina 8
§ 1.2: Turkse vrouwen vestigen zich in Nederland
Pagina 11
§ 1.3: De Turkse vrouwenbeweging in Nederland
Pagina 17
§ 1.4: Politieke instabiliteit in Turkije
Pagina 21
H. 2: De Turkse vrouwenbeweging is actief
Pagina 25
§ 2.1: Activiteiten van de Turkse vrouwenbeweging voor haar achterban
Pagina 25
§ 2.2: Activiteiten van de Turkse vrouwenbeweging op maatschappelijk niveau Pagina 27 § 2.3: De zwarte-, migranten- en vluchtelingenvrouwenbeweging.
Pagina 34
H. 3: Nederlandse vrouwenorganisaties over Turkse vrouwenorganisaties
Pagina 39
§ 3.1: De Nederlandse vrouwenbeweging
Pagina 39
§ 3.2: De NVB
Pagina 42
§ 3.3: Stichting Vrouwenhuis
Pagina 45
§ 3.4: Zijn de Nederlandse vrouwenorganisaties verdwenen?
Pagina 48
Slotbeschouwing
Pagina 51
Overzicht van geraadpleegde werken
Pagina 56
1
Inleiding ‘De positie van de buitenlandse vrouw is erg moeilijk. Zij spreekt onze taal niet en komt uit een andere wereld met een totaal ander leefpatroon. Dat patroon stelt andere eisen dan het woon- en leefpatroon van de Nederlandse samenleving. De buitenlandse vrouw komt daardoor dikwijls alleen te staan. Haar taak als opvoedster is eigenlijk onmogelijk geworden: ze moet haar kinderen zelf begeleiden in een kultuur die ze niet kent en waar ze zelf buiten staat. Vaak is ze analfabete. Mocht zij dit isolement zelfstandig willen doorbreken, dan stuit ze zeer zeker op verzet in eigen kring. Daarom moeten de activiteiten gericht op de verbetering van de positie van de buitenlandse vrouw heel laagdrempelig gehouden worden.’ 1 Deze omschrijving van de positie van buitenlandse vrouwen in Nederland is afkomstig van het Buitenlands Vrouwen Overleg (BVO), een groep vrijwilligsters en buurthuismedewerksters in Utrecht, weergegeven in diens informatiebulletin van februari 1979. Het geeft goed weer hoe de positie van buitenlandse vrouwen in Nederland in de jaren zeventig was en ook hoe Nederlandse vrouwen over deze buitenlandse vrouwen dachten: zielige vrouwtjes die geholpen moesten worden om op eigen benen te leren staan. Deze scriptie gaat over de houding van de Turkse vrouwenbeweging in Nederland ten opzichte van het seksedebat tussen 1970 en 2008. Een vrouwenbeweging bestaat uit vrouwen en vrouwenorganisaties die zich individueel of gezamenlijk inzetten voor het verbeteren van de positie van de vrouw in de maatschappij. De Turkse vrouwenbeweging omvat zelforganisaties van Turkse vrouwen die zich inzetten voor de positie van Turkse vrouwen in de Nederlandse maatschappij. Onder de Nederlandse vrouwenbeweging worden de zelforganisaties verstaan die afgestemd zijn op de eisen en wensen van autochtone Nederlandse vrouwen. 2 De hoofdvraag van deze scriptie is welk effect het seksedebat heeft op de samenwerking tussen de Nederlandse en de Turkse vrouwenbeweging in hun strijd om een gelijkwaardige maatschappelijke positie voor vrouwen ten opzichte van mannen te bewerkstelligen. Daarbij wordt tevens gekeken naar de beeldvorming die de twee vrouwenbewegingen over elkaar creëren, omdat het te verwachten valt dat deze beeldvorming wil tot samenwerking beïnvloedt. 1
Internationaal Instituut Sociale Geschiedenis (IISG), Archief HTKB (HTKB), map 409, Informatiebulletin Buitenlands vrouwenoverleg Utrecht, februari 1979. 2 Maayke Botman en Nancy Jouwe, ‘Inleiding’ in: Maayke Botman, Nancy Jouwe en Gloria Wekker ed., Caleidoscopische visies, de zwarte, migranten-, en vluchtelingen-vrouwenbeweging in Nederland (Amsterdam 2001)11-24, aldaar 14.
2
Turkse vrouwen in Nederland worden gewoonlijk ‘migrantenvrouwen’ genoemd door de overheid. Met dat begrip worden alle vrouwen uit de landen waar Nederland gastarbeiders geworven heeft, aangeduid: Turkije, Marokko, Algerije, Tunesië, Spanje, Portugal, Italië, Joegoslavië en Griekenland. 3 Wanneer de overheid vrouwen uit niet-westerse landen wil aanduiden, hanteert zij de verzamelnaam zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen (zmvvrouwen) en zij spreekt van allochtone vrouwen als zij doelt op vrouwen uit niet-Nederlandse landen. Deze benamingen zijn allemaal ook van toepassing op de Turkse vrouwen in Nederland. Daarnaast worden zij regelmatig gestigmatiseerd als moslim, omdat de islamitische godsdienst in het leven van veel Turkse vrouwen een belangrijke rol speelt. In dit onderzoek worden Turkse vrouwen afwisselend aangeschreven met al deze benamingen. De eerste landelijke Turkse vrouwenorganisatie in Nederland was de in 1974 opgerichte progressieve Turkse Vrouwenvereniging in Nederland (Hollanda Türkiyeli Kadinlar Birliği, HTKB), die in 1995 overgegaan is in de Turkse vrouwenvereniging in Amsterdam (Amsterdam Türkiyeli Kadinlar Birliği, ATKB). Deze organisaties vormen samen de spil van de Turkse vrouwenbeweging in Nederland. Ten eerste omdat zij de langste geschiedenis hebben als landelijke en lokale organisatie en zich daarin hebben ingezet voor de emancipatie van Turkse vrouwen in Nederland. Ten tweede omdat de HTKB en ATKB zich inzetten om de positie van migrantenvrouwen op beleidsniveau te verbeteren en zij bekend zijn bij alle overheidsinstellingen en Nederlandse vrouwenorganisaties die zich tussen 1970 en 2008 bezig hielden met de emancipatie van migrantenvrouwen. De twee organisaties hadden met respectievelijk ongeveer 600 en 300 leden wellicht geen omvangrijke actieve aanhang, maar het aantal personen dat deelnam aan hun activiteiten lag veel hoger. 4 Bovendien werd de HTKB tot 1995 als enige Turkse vrouwenorganisatie vertegenwoordigd in zeven steden. Om deze redenen staan deze twee organisaties centraal in dit onderzoek en wordt er naar deze organisaties verwezen als er over de Turkse vrouwenbeweging in Nederland gesproken wordt. Naast de HTKB bestonden er in de onderzoeksperiode uiteraard nog andere Turkse vrouwenorganisaties in Nederland, maar de meeste daarvan functioneerden op lokaal niveau en richtten zich alleen op hun achterban. Omdat dit onderzoek kijkt naar de samenwerking tussen
3
Roline Redmond, ‘Daar hoor ik ook bij’. De zwarte en migrantenvrouwenbeweging in Nederland (Leiden 1990) 8. 4 Interview met Marijke Bierlaagh, oud-lid van het Nederlandse steuncomité van de HTKB, gehouden op 07/12/2007.
3
Turkse en Nederlandse vrouwenorganisaties, komen zij niet in aanmerking. Sinds 1999 bestaat er een nieuwe landelijke Turkse vrouwenorganisatie: Stichting Vrouwenfederatie Milli Görüs Noord-Nederland. Deze organisatie richt zich op de emancipatie van haar achterban en onderhoudt contacten over emancipatie van Turkse vrouwen met beleidsmakende instanties. Deze organisatie zou in principe in aanmerking kunnen komen voor het onderzoek, mits zij niet gelieerd zou zijn aan de sterk religieuze organisatie Milli Görüs. Milli Görüs streeft naleving van de Koran na, waarin geschreven staat dat vrouwen aan hun echtgenoot moeten gehoorzamen. Daarmee rijst de twijfel of de emancipatoire ambities van de leden van Stichting Vrouwenfederatie Milli Görüs Noord-Nederland binnen deze context ook daadwerkelijk vervuld kunnen worden. Het in 2004 opgerichte Netwerk BIZ is een andere landelijke Turkse organisatie, waarbinnen jonge ambitieuze Turkse vrouwen een netwerk opbouwen van hoger opgeleide Turkse vrouwen in Nederland. Deze organisatie komt ook niet in aanmerking voor dit onderzoek, omdat zij zich niet richt op de eerste generatie Turkse migrantenvrouwen. Aan de andere kant omvat de Nederlandse vrouwenbeweging enorm veel vrouwenorganisaties. Daarom worden alleen die vrouwenorganisaties besproken, die veelvuldig samengewerkt hebben met de HTKB en/of de ATKB. In de Nederlandse media is veel aandacht besteed aan de emancipatie van Nederlandseen Turkse vrouwen. Daarbij dient wel opgemerkt te worden dat Turkse vrouwen meestal besproken worden als onderdeel van de migrantenvrouwengemeenschap. Er zijn tientallen Nederlandse boeken te raadplegen over de geschiedenis van Turkse en migrantenvrouwen, het leven tussen twee culturen, integratie en kwesties van zorg en onderwijs. Echter, slechts enkele boeken gaan in op de organisatievorming van migrantenvrouwen. Opvallend is ook dat deze boeken allemaal door allochtone vrouwen geschreven zijn en pas vanaf de tweede helft van de jaren tachtig verschenen. Daarbij komt dat geen van de boeken diep ingaat op de samenwerkingsverbanden tussen Nederlandse en zmv-vrouwenorganisaties, terwijl die er wel degelijk waren. Er is slechts een simpele optelsom nodig om te concluderen dat zmv-vrouwen hun eigen organisatiekracht met deze boeken wilden onderstrepen. Zij plaatsten zich bewust los van de Nederlandse vrouwenbeweging omdat zij vonden dat hun emancipatiestrijd, in tegenstelling tot de emancipatiestrijd van Nederlandse vrouwen, meer omvatte dan alleen een seksestrijd. Zij voelden zich gediscrimineerd als vrouw, als buitenlander en als arbeider. Met het vormen van een zmv-vrouwenbeweging en het schrijven van boeken hierover trachtten zij
4
bekendheid geven aan hun emancipatiestrijd. De boeken verschenen vanaf het midden van de jaren tachtig, nadat bleek dat de achtergestelde positie van zmv-vrouwen onderbelicht bleef in het minderhedenbeleid, dat de overheid in 1984 ingevoerd had. Het eerste boek over de organisatievorming van Turkse vrouwen werd door de Turkse vrouwenbeweging zelf uitgegeven in 1987. HTKB: De strijd om mondigheid gaat over het tienjarig bestaan van de Turkse vrouwenbeweging in Nederland. 5 In 1990 verscheen het boek Daar hoor ik ook bij. De zwarte en migrantenvrouwenbeweging in Nederland van de hand van Roline Redmond, dat kort ingaat op het ontstaan van de zwarte en migrantenvrouwenbeweging en de organisatievorming van vrouwen van verschillende allochtone minderheden. 6 Het laatste en tevens belangrijkste handboek over de organisatievorming van migrantenvrouwen is Caleidoscopische visies. De zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwenbeweging in Nederland, dat de geschiedenis van het gender- en etniciteitsdenken en het ontstaan van de zwarte- migranten- en vluchtelingen (zmv)vrouwenbeweging in Nederland uiteenzet. 7 Dit boek vertelt dat de zmv-vrouwenbeweging ontstaan is omdat migrantenvrouwen zich niet begrepen voelden door Nederlandse vrouwenorganisaties en zich daarom niet wilden aansluiten bij de Nederlandse vrouwenbeweging. Naast boeken zijn er ook scripties verschenen met migrantenvrouwen in de hoofdrol. Deze scripties werden door Nederlandse vrouwen geschreven. In tegenstelling tot de auteurs van de boeken over de zmv-vrouwenorganisaties in Nederland deden zij wel onderzoek naar de verhouding tussen allochtone vrouwen en Nederlandse vrouwen op het gebied van emancipatie. Zo deed Van der Zee in 1985 onderzoek naar ‘Wit feminisme en racisme’. 8 Deze scriptie vertoont een aantal raakvlakken met dit onderzoek naar het spanningsveld tussen Nederlandse en Turkse vrouwenorganisaties ten opzichte van de emancipatie van Turkse vrouwen in Nederland tussen 1970 en 2008, maar heeft enkel betrekking op de vroegste periode. Drie jaar later schreef Ida Kersten-Mampuys een scriptie over ‘Het minderhedenbeleid en de emancipatie van Turkse en Marokkaanse vrouwen’, waarin zij onderzocht in hoeverre het minderhedenbeleid een antwoord was op het emancipatievraagstuk van vrouwen uit
5
Eveline Schripsema, HTKB: De strijd om mondigheid (Amsterdam 1987). Redmond, ‘Daar hoor ik ook bij’. 7 Botman e.a., Caleidoscopische visies. 8 Jannetta van der Zee, Wit feminisme en racisme (Scriptie Andragogisch Instituut, Groningen 1985). 6
5
minderheidsgroepen. 9
Yolanda
van
Tilborgh
deed
recentelijk
onderzoek
naar
de
overeenkomsten tussen de standpunten van Hirsi Ali over de positie van vrouwen binnen de islamitische cultuur en de sociale identificatie van moslimvrouwen zelf. Van Tilborgh kwam tot de conclusie dat moslimvrouwen woedend zijn ‘dat hun emancipatiestreven wordt ontkend’ door Hirsi Ali. 10 Het onderzoek van Van Tilborgh heeft ook betrekking tot het spanningsveld tussen de Nederlandse vrouwenbeweging en de Turkse vrouwenbeweging, maar stelt religie daarin centraal en concentreert zich specifiek op de reacties van moslimvrouwen op de uitspraken van Hirsi Ali. Volgens Sevgi Güngörmüş, voorzitter van de ATKB, ziet de Turkse vrouwenbeweging
religie
echter
als
een
individuele
aangelegenheid
en
niet
als
groepskenmerk. 11 Niet alle vrouwen binnen de Turkse vrouwenbeweging zijn moslima en zij die dat wel zijn stellen religie niet allemaal centraal binnen hun emancipatieproces. Al met al is er bijzonder weinig geschreven over de organisatievorming van zmvvrouwen in Nederland, laat staan over de organisatievorming van de Turkse vrouwenbeweging. Daarbij komt dat er nog nooit onderzoek gedaan is naar het spanningsveld tussen de Turkse en de Nederlandse vrouwenbeweging, dat zich gevormd heeft rondom het seksedebat. Dat de Nederlandse en Turkse vrouwenbeweging momenteel niet samenwerken is duidelijk, maar wanneer en waarom is het misgegaan? Meer kennis over de Turkse vrouwenbeweging en een analyse van haar samenwerking met de Nederlandse vrouwenbeweging zou de voortgaande discussie over de emancipatie van migrantenvrouwen in Nederland kunnen bespoedigen. In hoofdstuk één staat het ontstaan van de Turkse vrouwenbeweging in Nederland centraal. Daar ging de werving van gastarbeiders in de jaren zestig en later ook gezinshereniging aan vooraf. De politieke situatie in Turkije tussen 1970 en 1980 is van invloed geweest op de doelstellingen van de Turkse vrouwenbeweging en wordt daarom ook onder de loep genomen. Hoofdstuk twee gaat over de samenwerking tussen de Turkse vrouwenorganisaties en andere vrouwenorganisaties. Om de vraag te beantwoorden hoe de Turkse vrouwenbeweging deze contactmomenten beoordeelde, worden activiteiten met de Nederlandse en de zmvvrouwenbeweging nader bekeken. In het derde hoofdstuk komt de Nederlandse vrouwenbeweging aan het woord. Hoe stonden Nederlandse vrouwenorganisaties tegenover de 9
Ida Kersten-Mampuys, Het minderhedenbeleid en de emancipatie van Turkse en Marokkaanse vrouwen (Scriptie Etnische Studies en Minderhedenvraagstukken, Amsterdam 1988). 10 Yolanda van Tilborgh, Wij zijn Nederland, Moslima’s over Ayaan Hirsi Ali (Amsterdam 2006) 225. 11 Interview met Sevgi Güngörmüş en Gündüs Bahaç, respectievelijk voorzitter en bestuurslid van de ATKB, gehouden op 10/09/2007. 6
Turkse vrouwenbeweging en welke onderliggende gedachten speelden daarbij een rol? Waaraan is de frictie tussen de Nederlandse en Turkse vrouwenbeweging volgens Nederlandse vrouwenorganisaties te wijten? In de slotbeschouwing wordt het discours van de houding van de Turkse vrouwenbeweging ten opzichte van het seksedebat tussen 1970 en 2008 weergegeven, waarbij de vraag wordt beantwoord welk effect het seksedebat had op de samenwerking tussen de Nederlandse en de Turkse vrouwenbeweging en het beeld dat de twee vrouwenbewegingen van elkaar creëerden.
7
Hoofdstuk 1: Boerinnen en intellectuele vrouwen in één vrouwenorganisatie Net als in Nederland waren er in Turkije in de jaren zeventig grote verschillen herkenbaar tussen vrouwen uit verschillende klassen en verschillende geografische gebieden. Met hun komst naar Nederland verviel deze Turkse sociale hiërarchie. Alle Turkse vrouwen in Nederland behoorden voortaan tot dezelfde allochtone minderheid en belandden ‘en groupe’ onderaan de sociale ladder. Hoger opgeleide Turkse vrouwen konden zich niet in deze maatschappelijk achtergestelde positie vinden en richtten een Turkse vrouwenorganisatie op. Het doel was onder andere om de maatschappelijke positie van alle Turkse vrouwen in Nederland te verbeteren. Om het ontstaan van de Turkse vrouwenbeweging in Nederland te reconstrueren, gaat dit hoofdstuk terug naar Turkije in de jaren zestig tot tachtig. Het begint met de werving van gastarbeiders, gevolgd door de maatschappelijke positie van vrouwen in Turkije en de omslag die de emigratie naar Nederland met zich meebracht. De naar Nederland geëmigreerde Turkse vrouwen zijn in te delen in twee categorieën: arbeidsmigranten en politieke vluchtelingen. Vrouwen uit de laatste categorie richtten de Turkse vrouwenbeweging in Nederland op. De hoofdvraag is waarom zij een vrouwenbeweging oprichtten en wie zij daarmee bereikten. Waarom hun leven gevaar liep wordt uiteengezet in de paragraaf over de politieke instabiliteit in Turkije.
§ 1.1: Gastarbeid in Nederland De Turkse en Marokkaanse vrouwen in Nederland maken deel uit van de migratiestroom die direct verband houdt met de ontwikkelingen op de Nederlandse arbeidsmarkt in de jaren na 1960. De sterke economische groei en de toen gevoerde arbeidsmarktpolitiek leidden tot grote arbeidstekorten. De werving en (tijdelijke) tewerkstelling van buitenlandse arbeidskrachten werd gekozen als oplossing om hier op korte termijn een einde aan te maken. 12 Tot 1960 werden de arbeidskrachten in de landen rondom de Middellandse Zee geworven door het bedrijfsleven zelf, waarop de overheid nauwelijks controle uitvoerde. Vanuit het oogpunt van efficiëntie en om wantoestanden te voorkomen, besloot de overheid in te grijpen en de werving officieel te reguleren in de vorm van wervingsovereenkomsten. De werving van arbeiders 12
Kersten-Mampuys, Het minderhedenbeleid, 13.
8
richtte zich voornamelijk op gezonde en ongeschoolde mannen in de leeftijd van 25 tot 30 jaar en vond plaats in landen rondom de Middellandse Zee. Achtereenvolgens werden wervingsakkoorden gesloten met Italië (1960), Spanje (1961), Portugal (1963), Turkije (1964), Griekenland (1966), Marokko (1969), Joegoslavië (1970), en Tunesië (1970). 13 Veruit de meeste gastarbeiders kwamen echter uit Turkije en Marokko. Dat het de bedoeling was dat de werving van tijdelijke aard zou zijn en absoluut niet dat Nederland een immigratieland zou worden, blijkt uit de uitspraak over gezinshereniging in de eerste Nota Buitenlandse Werknemers van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: ‘Met alle begrip voor menselijke aspecten, kan men niet anders vaststellen, dan dat ons land behoefte heeft aan arbeidskrachten en niet aan nieuwe gezinsvestigingen vanuit het buitenland.’ 14 De opvang van de buitenlandse werknemers werd gedelegeerd naar de particuliere Stichtingen Welzijn Buitenlandse Werknemers, die voor zeventig procent gesubsidieerd werden door het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk. Verder werd ook subsidie verleend aan de Landelijke Stichting Welzijn Buitenlandse Werknemers die naast een coördinerende taak ook een adviserende taak had naar de overheid over de culturele en maatschappelijke begeleiding van de in Nederland verblijvende buitenlandse werknemers. 15 Om aanpassingsmoeilijkheden bij terugkeer naar het eigen land te minimaliseren, was het beleid vooral gericht op het behoud van de eigen identiteit van de gastarbeiders. 16 Gastarbeiders vormden als het ware een aparte zuil binnen de toen nog verzuilde Nederlandse samenleving. Deze eerste regeringsnota riep veel kritiek op. De nota zou volgens de Amsterdamse werkgroep DAR, ten behoeve van Turkse en Marokkaanse gastarbeiders (1966-1976), eenzijdig economisch gericht zijn, uitgaan van een eng nationale benadering en geen rekening houden met aspecten van ontwikkelingshulp. 17 De arbeidsmigranten gingen er in eerste instantie ook zelf van uit dat hun verblijf in Nederland van tijdelijke aard was. Zij kwamen alleen, zonder vrouw of kinderen, verbleven in sombere hostels en spaarden iedere cent die ze verdienden. 18 Geleidelijk veranderde het perspectief op terugkeer naar het vaderland in negatieve zin. Het leven in Nederland was 13
Marinus J. A. Penninx, Etnische Minderheden (Den Haag 1979) 99, 100, 119. Tweede Kamer, Nota Buitenlandse Werknemers, Den Haag: Handelingen der Staten-Generaal, Tweede Kamer 1969-1970, nr. 10504. 15 Kersten-Mampuys, Het minderhedenbeleid, 13. 16 Tweede Kamer, Nota Buitenlandse Werknemers, nr. 10504. 17 Kersten-Mampuys, Het minderhedenbeleid, 13-14. 18 Erik J. Zürcher, Turkey. A modern history. (3e herziene druk; Londen 2004) 271. 14
9
duurder dan verwacht, de verwachtingen van gastarbeiders en familieleden voor het te vergaren fortuin waren (te) hoog gespannen en de werkloosheid in Turkije maakte een terugkeer bijna onmogelijk. 19 Vanaf de jaren zeventig gingen gastarbeiders daarom over tot gezinshereniging in Nederland. Na de oliecrisis van 1973, toen Europa werd getroffen door een economische crisis, stopte de rekrutering van gastarbeiders. Het aantal Turken in Nederland nam desondanks zienderogen toe. Meer en meer gezinsleden sloten zich in het kader van gezinshereniging aan bij vaders en echtgenoten. 20 Om de komst van migrantengezinnen zoveel mogelijk te beperken had de overheid strenge voorwaarden gesteld aan gezinshereniging. Zo moest een gastarbeider kunnen aantonen dat hij tenminste 12 maanden een vaste aanstelling had met tenminste een minimum netto inkomen van 1445 gulden per maand (ook wel de 1445 gulden maatregel genoemd) en dat hij zijn gezin van passende huisvesting kon voorzien. 21 Als aan deze voorwaarden voldaan was, kregen migrantenvrouwen een vergunning die verbonden was aan het verblijf van hun echtgenoot. De verblijfsvergunning van de vrouw verviel als haar echtgenoot binnen drie jaar na afgifte van het bewijs naar zijn vaderland zou terugkeren of van zijn vrouw zou scheiden. 22 In dat geval zou de vrouw Nederland verplicht moeten verlaten. Dankzij dit overheidsbeleid werd de migrantenvrouw volledig afhankelijk van haar echtgenoot. Zij kon zelf pas een zelfstandige verblijfsvergunning aanvragen als zij kon aantonen dat zij drie aansluitende jaren in Nederland had gewoond. Alleen als de vrouw al in het bezit was van een werkvergunning had zij zondermeer recht op verblijfsvergunning. Dat het gevoerde beleid niet het gewenste effect had blijkt uit de cijfers dat er in 1972 slechts 3.964 Turkse vrouwen ten opzichte van 23.923 Turkse mannen in Nederland waren, maar dat dit aantal vouwen in 1980 ongeveer vertienvoudigd was tot 38.913 Turkse vrouwen tegenover 53.665 Turkse mannen. 23 De migrantengezinnen die naar Nederland verhuisden beseften voor hun vertrek totaal niet welke veranderingen deze definitieve emigratie in hun leven teweeg zou brengen. Mede door de grote verschillen in taal, cultuur, godsdienst en de politieke en economische situatie 19
Ibidem. Ibidem. 21 Carolien Bouw en Carien Nelissen, Gevoelige kwesties. Ervaringen van migranten met discriminatie (Leiden 1988) 20. 22 Lenie Brouwer en Marijke Priester, ‘Living in between: Turkish women in their homeland and in the Netherlands’, in: Annie Phizacklea ed., One way ticket. Migration and female labour (Londen 1983) 113-129, aldaar 123. 23 Website CBS: http://statline.cbs.nl/StatWeb/start.asp?LA=nl&DM=SLNL&lp=Search%2FSearch, geraadpleegd op 9/12/2007. 20
10
tussen het land van herkomst en Nederland konden de vrouwen en kinderen nauwelijks overzien wat het leven in de Nederlandse samenleving betekende. 24 Daarbij komt dat de Nederlandse maatschappij amper in staat bleek te zijn om de migrantenvrouwen op te vangen. Er waren immers geen sociale voorzieningen voor hen getroffen. Welke gevolgen had dit voor migrantenvrouwen? Zouden zij kunnen omschakelen van de islamitische cultuur naar de Westerse cultuur? En hoe zouden zij zich in de Nederlandse maatschappij ontwikkelen?
§ 1.2: Turkse vrouwen vestigen zich in Nederland Turkse vrouwen genoten in hun vaderland een opvoeding in een islamitische leefomgeving, waarbinnen de eer van de familie voorop stond. Meisjes en getrouwde vrouwen konden door hun gedrag de familie-eer in gevaar brengen. Zij moesten eerbare vrouwen zijn en als maagd het huwelijk ingaan. Daartoe werd zij vrouwelijke deugden aangeleerd als discretie, gehoorzaamheid, kuisheid, en werd zij vanaf haar zesde levensjaar zoveel mogelijk uit de buurt van jongens gehouden. 25 Om het risico dat meisjes hun maagdelijkheid al voor het huwelijk zouden verliezen zoveel mogelijk in te perken, werden zij op jonge leeftijd uitgehuwelijkt, gewoonlijk tussen hun twaalfde en achttiende levensjaar.26 De familie van het meisje koos een geschikte huwelijkspartner voor haar uit, bij voorkeur iemand uit dezelfde familie of dorp. Met een bekende schoonzoon verwachtte zij minder kans op verstoting of echtscheiding dan met een vreemde. 27 Na de huwelijksvoltrekking stopte het meisje gewoonlijk met haar onderwijs en werd zij verantwoordelijk voor het huishouden van haar echtegenoot en schoonouders. Binnen twee maanden diende zij zwanger te zijn om haar vruchtbaarheid te bewijzen, het liefst van een zoon. 28 Turkse vrouwen kregen over het algemeen veel (vier of meer) kinderen. Enerzijds omdat de wens voor een zoon groot was, anderzijds omdat Turkse vrouwen nauwelijks bekend waren met gezinsbeperking. Zij wendden zich bij ongewenste zwangerschap tot achterhaalde
24
Ibidem, 14. Fatma Mansur Coşar, ´Women in Turkish society´ in: Lois Beck en Nikki Keddie, ed., Women in the Muslim world (Cambridge 1978) 124-140, aldaar 125. 26 IISG, HTKB, Map 315, Verslag van een studieochtend van de Nederlandse Bond van Plattelandsvrouwen, 8/10/1981. 27 Adviescommissie Onderzoek Minderheden, Allochtone vrouwen in Nederland (Leiden 1991) 28. 28 IISG, HTKB, Map 315, Verslag van een studieochtend van de Nederlandse Bond van Plattelandsvrouwen, 8/10/1981 25
11
middelen als garenpennen, zeep, tampons met vergif, lijmmengsels, naalden en plantenstengels om te proberen hun vrucht af te drijven. 29 In de Koran en de Hadith, respectievelijk het islamitische heilige boek en islamitische overleveringen over het doen en laten van de profeet Mohammed, zijn de gedragsregels vastgelegd waaruit naar voren komt hoe moslims zich volgens de Profeet Mohammed in verschillende situaties horen te gedragen en te kleden. 30 Het is de taak van de mannelijke familieleden om de vrouwen van de familie te beschermen en zorg te dragen dat de familie niet te schande gemaakt wordt. Hoe streng deze gedragsregels worden nageleefd is afhankelijk van de gemeenschap, maar hangt ook samen met de sociaal-economische ontwikkeling van de regio. Turkse migranten zijn zowel afkomstig van het platteland als uit steden verspreid over heel Turkije. Ze komen dus uit moderne steden aan de westkust, maar ook uit het minst ontwikkelde gebied in het zuidoosten van het land. 31 Het algemene beeld is wel dat de meerderheid van Turkse arbeidsmigranten afkomstig is uit gehuchten en dorpen uit plattelandsgebieden. Rond 1974 leefde zeventig procent van de Turkse bevolking op het platteland en droeg landbouw meer bij aan het bruto nationaal product dan de industriële sector. 32 Thijl Sunier stelt dat de voorstellingen over moslims worden gevormd door typische ‘rurale’ houdingen, gewoonten en gebruiken waarin elementen van de islam volledig verweven zijn. 33 Volgens die gebruiken is de vader de belangrijkste persoon van de familie en neemt hij alle beslissingen voor zijn gezin die buiten de gezinssfeer vallen. Ook bepaalt hij of en wanneer zijn vrouw en dochters zich buitenshuis mogen begeven. 34 Deze sociale mores werden in de jaren zeventig ook in grote mate toegepast in stadjes en grote steden, waar dorpelingen dankzij de grote bevolkingsgroei en het erfrecht dat grondeigendom gelijk over kinderen verdeelde, naartoe trokken. De discrepantie tussen de sociaaleconomische status van mannen en vrouwen werd groter naarmate de maatschappelijke positie lager was.
29
HTKB Turkse vrouwenvereniging in Nederland (HTKB), 'Verbod op abortus in Turkije leidt tot wantoestanden' Turkse Vrouwenkrant 8 (TVK) (1981) 6-7, aldaar 7. 30 De Hadith is een grote verzameling vastgelegde overleveringen over het doen en laten en de uitspraken van de profeet. Via deze overleveringen kent men de soenna, de manier van de profeet. 31 Papatya Nalbantoğlu, Aysel en anderen, Turkse vrouwen in Nederland (Amsterdam 1981). 32 Mansur Coşar, ´Women in Turkish society´, 125. 33 Thijl Sunier, Islam in beweging. Turkse jongeren en islamitische organisaties (Amsterdam 1996) 3. 34 Marie-France Cammaert, Migranten en thuisblijvers: een confrontatie. De leefwereld van Marokkaanse Berbervrouwen (Leuven 1985) 47, 56.
12
Deze was maximaal in boerenfamilies. 35 Onderwijs was het minst toereikend in rurale gebieden van Turkije en werd daar overbodig gevonden voor vrouwen, die beter konden leren hoe zij het huishouden moesten bestieren. Het analfabetisme onder vrouwen in de meest afgelegen en armste districten van Turkije was dan ook bijna honderd procent, tegenover vijfenveertig procent van de vrouwen uit de meer welvarende gebieden. 36 Vrouwen uit steden kregen vaker de kans om naar school te gaan en een opleiding af te ronden dan vrouwen op het platteland. Dankzij klassenprivileges had een klein deel van de Turkse vrouwen toegang tot middelbaar en hoger onderwijs. 37 Vrouwen met een diploma van de middelbare school (slechts 3,7 % van de vrouwelijke bevolking) hadden drie keer vaker een betaalde baan dan de rest van de Turkse vrouwen. 38 Het betrof typisch vrouwelijke beroepen in de zorgsector en onderwijs, zoals lerares en zuster, maar ook vooraanstaande beroepen als advocaten en artsen.39 Er bestond dus een grote mate van emancipatie onder een klein deel van de Turkse vrouwen. Het overgrote deel van de vrouwelijke bevolking bleef echter ondergeschikt aan mannen. Ondanks hun opleiding was het vinden van een baan moeilijker voor vrouwen dan voor mannen, omdat mannen als kostwinnaars van het gezin positief gediscrimineerd werden bij sollicitatieprocedures. 40 Ook vormde het huwelijk een belemmering voor het hebben van een baan. Allereerst kwam de zorg voor het gezin en huishouden volledig op de schouders van de vrouw terecht. In veel gevallen was dit niet te combineren met een baan en besloten vrouwen om voortaan thuis te werken, bijvoorbeeld als naaister. Ten tweede zagen echtgenoten het als hun taak zagen om de eer van het gezin te beschermen en konden zij het hun vrouwen ontzeggen om buitenshuis te werken. 41 Vrouwen in Turkije waren dus ondergeschikt aan hun echtgenoot of vader. Zij moesten zich beschikbaar stellen voor de verzorging van het gezin, waarbij eigen wensen en behoeften op een lagere plaats stonden. De echtgenoot had zeggenschap over de activiteiten die zijn
35
Gülten Kazgan, ´Labour force participation, occupational distribution, educational attainment and the socio/economic status of women in the Turkish economy´ in: Nermin Abadan-Unat, ed., Women in Turkish society (Leiden, 1981)131-159, aldaar 131. 36 Mansur Coşar, ´Women in Turkish society´, 125. 37 Ferhunde Özbay, ´The impact of education on women in rural and urban Turkey´ in: Nermin Abadan-Unat, ed., Women in Turkish society (Leiden, 1981) 160-180, aldaar 161. 38 Ibidem, 160, 168. 39 Ayse Öncü, ´Turkish women in the professions: why so many?´ in: Nermin Abadan-Unat, ed., Women in Turkish society (Leiden, 1981)181-193, aldaar 181. 40 Özbay, ‘The impact of education’, 168. 41 Ibidem, 171.
13
vrouw buitenshuis uitvoerde. Als vrouwen werkten was dit om aan de financiële noden van het gezin te voldoen. Bijna alle migrantenvrouwen kwamen in het kader van gezinshereniging naar Nederland. Het merendeel van deze vrouwen kwam van het platteland, had geen opleiding gevolgd en was analfabeet. Er was echter een tweede en kleine groep migrantenvrouwen die niet over het hoofd gezien mag worden. Dit waren hoger opgeleide vrouwen. Het merendeel van de hoger opgeleide Turkse vrouwen kwam op eigen gelegenheid naar Nederland om hier werk te vinden, of om hier asiel te vragen uit angst voor politieke vervolging in Turkije. Hoger opgeleide vrouwen werden gewoonlijk niet uitgehuwelijkt aan analfabete of laag opgeleide mannen. De aanwezigheid van hoger opgeleide Turkse vrouwen in Nederland laat zich dan ook niet verklaren door gezinshereniging. Uit interviews met bestuursleden van de ATKB kwam naar voren dat zij allemaal een hogere opleiding gevolgd hadden in Turkije en uit angst voor de politieke terreur in de jaren zeventig en tachtig als politieke vluchteling naar Nederland zijn gekomen. 42 Bij aankomst in Nederland bleven Turkse gezinnen veelal trouw aan de islamitische cultuur. Migrantengezinnen betrokken meestal kleine appartementen in de achterstandswijken van grote steden waar ook andere migrantengezinnen woonden. De appartementen waren over het algemeen klein en de meubilering bleef beperkt tot een tafel, enkele stoelen en één of twee bedden. 43 Deze ruimte werd de nieuwe leefwereld van de echtgenote, die haar dagen probeerde te vullen met huishoudelijke taken. Al gauw bleek dat het leven in Nederland in groot contrast stond met het leven dat migrantenvrouwen in Turkije geleefd hadden. Op het platteland werkten zij zowel op het land als in de verzorging van gezin en vee en in de steden waren veel vrouwen werkster of vonden zij een baan als industriearbeidsters. 44 Hun bewegingsvrijheid werd dan wel beheerst door de echtgenoot, maar tijdens deze activiteiten was er veel contact met andere vrouwen. Jonge echtgenotes trokken bovendien in bij hun schoonfamilie, waar zij het hele huishouden op zich moesten nemen. Zij moesten over het algemeen heel hard werken, maar kregen daar wel een positie binnen het vrouwennetwerk, dat binnenshuis opgebouwd was, voor terug. In het vestigingsland moest de vrouw het echter zonder een schoonfamilie stellen en verviel zij, doordat zij veelal alleen thuis zat, in een sociaal isolement. De enige sociale
42
Interview met Sevgi Güngörmüş, Gündüs Bahaç en Mehtap Gursel, bestuursleden der ATKB, gehouden op 17/10/2007. 43 Cammaert, Migranten en thuisblijvers, 179. 44 Maviye Karaman e.a., Vrouwen in Turkije: Türkiye’de Kadinlar (Amsterdam 1982) 12.
14
contacten die zij eventueel nog onderhield was met landgenoten en dan met name verwanten of dorpsgenoten. 45 Primaire relaties met Nederlanders ontbraken nagenoeg. Dit kwam deels voort uit de angst van de echtgenoot dat zijn vrouw besmet zou raken met de ‘European dissolute way of life’ en het Turkse waardenpatroon ondermijnd zou worden door de Europese normen en waarden. 46 Deze angst resulteerde in veel gevallen in overmatige bescherming van de vrouw door het haar te ontzeggen om alleen uit huis te gaan. 47 De vrouw had als taak zuiverheid en orde in het huishouden aan te brengen. Zij bracht haar dag door met het uitvoeren van huishoudelijke taken als het opruimen van het huis, het doen van de was en het voorbereiden van de maaltijden. Als de moeder van een gezin toch een baan had, moesten haar dochters het huishouden overnemen. Mannen hielpen daar nauwelijks tot niet bij. ‘Het huishouden kwam bijna helemaal op mij neer. Mijn moeder en beide zusters werkten. Ik moest het huis schoonmaken, stofzuigen, koken, afwassen en boodschappen doen.’ 48 De woning was opgedeeld in verschillende afgesloten vrouwenvertrekken, zodat de vrouwen zich aan het gezicht konden onttrekken als er mannelijke gasten op bezoek waren. De bewegingsvrijheid van vrouwen buitenshuis beperkte zich tot het doen van boodschappen en eventueel het gaan naar het werk en in sommige gevallen alleen als zij door hun echtgenoot begeleid werden. In zeer traditionele islamitische gezinnen werd de vrouw in haar woning afgesloten van de buitenwereld. Dit diende dit eveneens te gebeuren wanneer zij zich in die buitenwereld bewoog. Klederdracht symboliseerde de ‘afsluiting’ van de vrouw voor vreemden, de buitenwereld. 49 Sommige Turkse vrouwen probeerden aan het werk te komen om bij te dragen aan het gezinsinkomen. Maar er waren niet veel bedrijven geïnteresseerd in krachten die geen Nederlands spraken. Door hun analfabetisme kwamen zij al gauw terecht bij bedrijven die gespecialiseerd waren in ongeschoold werk, zoals wasserettes, schoonmaakbedrijven, kleding-, textiel-, en voedingsindustrie. 50 Daarbij werden zij vooral ingedeeld in ploegendiensten met andere Turkse vrouwen, zodat de taalbarrière geen problemen veroorzaakte bij de werkzaamheden. Turkse vrouwen werden uitgebuit door hun werkgevers. Zij kregen vaak te 45
Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, Turkse en Marokkaanse Vrouwen. Sociale positie en participatie in de Nederlandse samenleving. (Rijswijk 1987) 62. 46 Brouwer en Priester, ‘Living in between’, 124. 47 Ibidem. 48 Marlene de Vries, Ogen in je rug. Turkse meisjes en jonge vrouwen in Nederland (Alphen aan de Rijn 1987) 58. 49 Cammaert, Migranten en thuisblijvers, 203. 50 Ibidem, 126.
15
weinig betaald en werden onder slechte omstandigheden te werk gesteld. 51 De vrouwen waren niet op de hoogte van hun rechten en omdat zij geen Nederlands spraken, konden zij zich niet tegen hun werkgevers verweren. Deden ze dat wel, dan werden ze ontslagen en vervangen door een andere Turkse die geld nodig had. Doordat Turkse vrouwen door hun echtgenoot afgeschermd werden van de Nederlandse maatschappij, vormde de televisie het enige wezenlijke contact met de buitenwereld. Maar de taal die op daarop gesproken werd begrepen zij niet, waardoor zij alleen op basis van beelden een voorstelling konden maken van hun nieuwe omgeving. 52 Door de informatie die kinderen van school mee naar huis namen, werd de moeder enigszins op de hoogte gesteld van de dingen die zich in de buitenwereld afspeelden. Turkse vrouwen werden ongelukkig van het vele thuiszitten. Na enige tijd legden zij zonder tussenkomst van de echtgenoten contacten met andere vrouwen om hun isolatie definitief te doorbreken. De eerste contacten werden gelegd met buurvrouwen uit hetzelfde gebouw of met moeders op het schoolplein, als de vrouw haar kinderen zelf naar school bracht. Hieruit ontwikkelde een spel van bezoeken, waar de echtgenoot niet altijd van op de hoogte was. Om het rollenpatroon van de vrouw niet in het gedrang te laten komen speelden de bijeenkomsten zich af als de kinderen op school waren en de mannen naar het werk. Turkse vrouwen nodigden elkaar uit op de thee en praatten met elkaar over het huishouden, de familie en de echtgenoot, het leven in Nederland, eigen wensen en idealen. Zo leerden zij elkaar meer over de ‘nieuwe’ samenleving, waarvan zij nu deel uitmaakten. Ze ontdekten dat andere Turkse vrouwen zich ook opgesloten voelden in hun kleine appartementjes en beseften dat hun achtergestelde maatschappelijke situatie niet uniek was, maar Turkse vrouwen in Nederland in het algemeen trof. In Amsterdam was er een Turkse lerares die in 1973 als hoger opgeleide vrouw met haar man naar Nederland gekomen. Andere Turkse vrouwen zagen een voorbeeld in haar en vertelden haar veel over hun slechte situatie. Zij heette Maviye Karaman en zou de eerste Turkse vrouwenvereniging in Nederland oprichten.
51 52
Ibidem. Ibidem, 185.
16
§ 1.3: De Turkse vrouwenbeweging in Nederland In tegenstelling tot de meeste Turkse vrouwen in Nederland had Karaman een hogere opleiding genoten en was zij politiek actief geweest in Turkije. Zij stelde zich niet ondergeschikt op, maar nam een actieve rol binnen de Turkse gemeenschap aan. Samen met haar echtgenoot richtte zij in 1974 de Turkse Arbeidersvereniging in Nederland op: Hollanda Türkiyeli Isçiler Birliği (HTIB) en met zijn tweeën vormden zij hét gezicht van de progressieve Turkse arbeidersbeweging in Nederland. 53 Hoewel de HTIB openstond voor het lidmaatschap van vrouwen, meende Karaman dat er voor hen een aparte vrouwenorganisatie opgezet moest worden. 54 Op school had zij veel moeders gesproken over de ellende die zij in hun nieuwe omgeving ervoeren. Deze vrouwen konden echter niet met hun problemen bij de HTIB terecht omdat daar altijd mannen aanwezig waren. De meeste Turkse vrouwen zouden daarom nooit toestemming van hun echtgenoot krijgen om naar de HTIB te gaan. De HTIB organiseerde ook geen speciale vrouwenactiviteiten. Volgens Karaman was de HTIB in wezen alleen toegankelijk voor vrouwen met een opleiding en miste de organisatie aansluiting met het overgrote deel van de Turkse vrouwen. 55 Nog datzelfde jaar bracht zij een werkgroep van vijf hoger opgeleide Turkse vrouwen bijeen om de problemen van Turkse vrouwen te inventariseren en tot een oplossing te komen: organiseren! ‘Er was al genoeg van bovenaf geregeld, de stem van Turkse vrouwen zelf moest gehoord worden.’ 56 Op een bijeenkomst ter gelegenheid van moederdag in 1974, waar 500 Turkse vrouwen bij aanwezig waren, presenteerde de werkgroep van Karaman het plan om een eigen organisatie op te richten. Het plan kreeg veel bijval van de aanwezigen en resulteerde in de oprichting van de eerste Turkse vrouwenvereniging in Nederland, de HTKB. Samen met de HTIB vertegenwoordigde zij de Turkse arbeidersklasse in Nederland. Beide organisaties hadden een communistische inslag. In 1974 verbleven ongeveer 14.046 Turkse vrouwen in Nederland. Het bestuur van de HTKB wilde in de eerste plaats Turkse vrouwen bewust maken van hun positie en alle 14.046 vrouwen organiseren, zowel geschoold als ongeschoold, zodat ze
53
Website Xpats: http://xpats.designserver.nl/pag_zr.php?zi=233,234,247,260,261,269,284,&e=2&w=Maviye+Karaman, geraadpleegd op 25/10/2007. 54 Interview met Maviye Karaman, Oprichtster en oud-voorzitster van de HTKB, gehouden op 27/11/2007. 55 Ibidem. 56 Schripsema, HTKB, 4.
17
gezamenlijk konden opkomen voor hun belangen. 57 Maar de emancipatiestrijd die de HTKB voor ogen had was ook sterk gebonden aan de problematiek van alle migranten. Zij streed niet alleen voor seksegelijkheid, maar ook voor klassengelijkheid en tegen racisme. De HTKB bood een vertrouwelijke omgeving aan Turkse vrouwen in Nederland. In 1977 had de organisatie afdelingen in Rotterdam, Leiden, Nijmegen, Den Haag, een werkgroep in Utrecht en een onafhankelijke Turkse vrouwenvereniging in Eindhoven (Eindhoven Türkiyeli Kadınlar Birliği). Om de verschillende afdelingen bij elkaar te brengen organiseerde de HTKB jaarlijkse congressen en publiceerde zij van 1978 tot 1986 een Turkse vrouwenkrant waarin onderwerpen als zelfstandig verblijfsrecht aan bod kwamen, maar ook gedichten en recepten werden uitgewisseld. Voor persoonlijke problemen konden vrouwen terecht op een spreekuur. De HTKB streefde ernaar om Turkse vrouwen in Nederland te onderrichten, waarvoor zij taalcursussen, naailessen, voorlichtings- en trainingsbijeenkomsten organiseerde. De taallessen aan volwassenen waren succesvol en voor Nederland een vernieuwend initiatief. Zij zijn de voorlopers van het Nederlandse volwassenenonderwijs. Daarnaast had de HTKB voor ogen om de economische en politieke situatie in Turkije te verbeteren door vrouwen over het land te informeren en door zelf als belangenorganisatie de politieke strijd van de democratische beweging in Turkije te onderschrijven. 58 De HTKB werd ondersteund door een Nederlands steuncomité dat bestond uit vrijwilligers. Het steuncomité dacht mee over het te voeren beleid en vervulde een brugfunctie tussen de Turkse vrouwenbeweging en de Nederlandse samenleving. 59 Naast de inzet van vrijwilligers had de HTKB ook behoefte aan vaste (en dus betaalde) krachten die zich bezig zouden houden met subsidieaanvragen, contact onderhielden met subsidiegevers en activiteiten zouden organiseren en coördineren. Om betaalde krachten aan te kunnen nemen was de HTKB echter afhankelijk van gemeentelijke subsidies. Maar allochtone besturen kregen niet zonder meer het vertrouwen van de gemeente. 60 De subsidie werd aan de HTKB toegekend, maar op voorwaarde dat de betaalde krachten in dienst van het welzijnswerk werden aangesteld. Het formele
werkgeverschap
lag
dus
bij
het
welzijnswerk,
maar
het
inhoudelijk
opdrachtgeverschap bij het bestuur van de HTKB. Het activiteitenplan, waarvoor de subsidie
57
ibidem. Redmond, ‘Daar hoor ik ook bij’. 28. 59 Interview met Bierlaagh. 60 Ibidem. 58
18
verstrekt werd, werd inhoudelijk en financieel verantwoord aan de subsidieverstrekker. Het HTKB bestuur legde voor haar beleid verantwoording af aan haar jaarlijkse algemene ledenvergadering. 61 In 1988 werd de voorzitter van de Turkse Arbeiders Vereniging HTIB en echtgenoot van Maviye Karaman, Nihat Karaman, vermoord. Over de toedracht van zijn dood gaan verschillende theorieën de ronde. Zo zou hij slachtoffer zijn van de fascistische terreurgroep Grijze Wolven, maar wordt zijn dood ook in verband gebracht met eerwraak door de familie van een vrouw met wie hij een buitenechtelijke relatie zou hebben. 62 Na zijn dood heeft Maviye Karaman zich teruggetrokken uit het bestuur van de HTKB en is het aantal activiteiten van de HTKB direct enorm teruggelopen. 63 Karaman was de stuwende kracht binnen de organisatie geweest. In 1993 namen leden van de HTKB het heft in eigen handen om een einde te maken aan de ineffectiviteit van de HTKB. Tijdens een bestuursvergadering in 1993 vond er een coup plaats op het bestuur van de HTKB, toen 53 vrouwen zich opeens als nieuw lid aanmeldden en vier van hen meteen meededen aan ter plaatse uitgeroepen bestuursverkiezingen. De nieuwe leden werden door hun vriendinnen gekozen en namen met twee andere vrouwen plaats in het nieuwe bestuur van de HTKB. Het oude bestuur protesteerde hiertegen en bond een juridische strijd aan om de verkiezing ongedaan te maken. Het minimum aantal aanwezigen op de vergadering, om een wijziging door te voeren, zou niet behaald zijn en daarmee was de verkiezing van het nieuwe bestuur volgens het oude bestuur niet rechtmatig. 64 De rechter stelde het oude bestuur in het gelijk. 65 In navolging op deze bestuurlijke onrust binnen de HTKB werd er in 1995 een uitzonderlijk congres georganiseerd om een nieuwe organisatiestructuur uit te denken. Meer dan 600 leden uit de verschillende steden kwamen bijeen. Op het congres sprak de achterban haar mening over het bestuur duidelijk uit. Zij zou haar activiteiten te veel op Turkse vrouwen in de omgeving van Amsterdam richten en haar taak als landelijke koepelorganisatie verwaarlozen. Leden eisten vervolgens dat de HTKB zich opsplitste in een Amsterdamse en 61
Ibidem. Artikel van Comité Stop de Grijze Wolven: http://www.xs4all.nl/~afa/comite/artikel/artikel1.html; Brief van de Voorzitter van de HTIB, gevonden op website: http://www.belturk.be/go.php?go=3170b1d&do=details&return=summary&pg=2, beide geraadpleegd op 31/01/2008. 63 IISG, HTKB. Bijna alle activiteiten van de HTKB vonden voor 1989 plaats. 64 IISG, HTKB, map 10, Stukken betreffende het 10e congres. 1993. 65 Ibidem. 62
19
een landelijke organisatie. De lokale Turkse vrouwenvereniging in Amsterdam (ATKB) kreeg vervolgens de gemeentelijke subsidies toegewezen die voorheen voor de HTKB bestemd waren. 66 Het nieuwe overkoepelende orgaan van de verschillende locale organisaties werd de Turkse Vrouwen Federatie in Nederland (HTKF). Deze kreeg een netwerkfunctie voor vrouweninitiatieven, maar ontving geen subsidie en kon zonder financiële middelen geen activiteiten ontwikkelen. De HTKF is momenteel een slapende organisatie. De ATKB zet zich op lokaal niveau in voor de positie van Turkse migrantenvrouwen in Amsterdam. Volgens Güngörmüş is de positie van de migrantenvrouw in Nederland driedubbel achtergesteld: als vrouw, migrant en arbeidster. Het bestuur van de ATKB streeft met haar activiteiten dan ook naar ontwikkeling, ontplooiing, bewustwording en daarmee naar emancipatie en participatie van Turkse vrouwen en meisjes in Amsterdam en omgeving. Güngörmüş en bestuursleden Bahaç en Gursel zien de emancipatie van vrouwen als een heel breed
proces
dat
verschillende
factoren
als
economische,
culturele
en
politieke
onafhankelijkheid omvat. 67 Onderwijs is volgens hen een belangrijk onderdeel van het emancipatieproces, want door onderwijs en oefening zullen vrouwen zich bewust worden van de problemen die ze hebben en inzien hoe ze die zelf kunnen oplossen. 68 Daarvoor zullen ze eigen
initiatief
moeten
tonen.
Güngörmüş,
Bahaç
en
Gursel
zien
economische
onafhankelijkheid als een voorwaarde voor sociale ontwikkeling. 69 Het bestuur van de ATKB hoopt met haar activiteiten solidariteit en saamhorigheid tussen autochtone en allochtone vrouwen tot stand te brengen en de aandacht van allen te vestigen op thema’s zoals armoede, gelijkheid tussen mannen en vrouwen, mensenrechten, en het bestrijden van discriminatie en geweld tegen vrouwen. 70 Naast haar lokale doelstellingen zet zij zich ook op internationaal niveau in voor mensenrechten en is zij solidair met onderdrukte vrouwen overal ter wereld. Zij streeft naar gelijkberechtiging van vrouwen op maatschappelijk, sociaal, economisch, politiek en cultureel terrein en het ontwikkelen van hun bestaande rechten. 71 Om deze lokale en internationale doelstellingen te behalen organiseert het bestuur van de ATKB verschillende activiteiten die enerzijds gericht zijn op de ontwikkeling 66
Amalia Deekman en Mariette Hermans, ‘Heilig vuur. Bezieling en kracht in de organisatievorming van de zmvvrouwenbeweging in Nederland’ in: Botman e.a., Caleidoscopische visies, 81-115, aldaar 89. 67 Interview met Güngörmüş, Bahaç en Gursel. 68 Ibidem. 69 Ibidem. 70 Ibidem. 71 ATKB, Jaarverslag 2006 ATKB, (Amsterdam 2006) 2,3.
20
en emancipatie van haar achterban van driehonderd actieve leden en anderzijds op maatschappelijk niveau. De Turkse politiek is daarbij ook altijd belangrijk geweest voor zowel de HTKB als de ATKB. Net als Karaman zijn ook de bestuursleden van de ATKB politiek vluchteling en geen arbeidsmigrant. Zij zijn nog altijd zeer betrokken bij de politieke gebeurtenissen in hun vaderland. De Turkse politiek is nog altijd van invloed op de Turkse gemeenschap in Nederland. § 1.4: Politieke instabiliteit in Turkije Vooral door groeiende economische tegenstellingen raakte de politiek van de Republiek van Turkije begin jaren zeventig verdeeld in linkse partijen die uit waren op een socialistische revolutie en rechtse partijen die nationalistisch en anticommunistisch ingesteld waren. 72 Buiten het parlement werden aan uiterst linkse en aan uiterst rechtse zijde allerlei kleine groepen actief. De strijd tussen vakbonden werd steeds heviger en er heerste grote onrust aan de universiteiten. De kwestie-Cyprus speelde daarbij een belangrijke rol. In 1967 pleegde de Cypriotische nationale garde een staatsgreep op de Cypriotische Aartsbisschop Makarios en riep een unie uit tussen Griekenland en Cyprus. Daarmee werd de autonomie van de Turkse minderheid op het eiland werd geschonden. In reactie eiste de Turkse regering onder leiding van premier Eçevit een interventie door de machten die de onafhankelijkheid en constitutie van Cyprus in 1960 ondersteund hadden: Turkije, Griekenland en Engeland. 73 Engeland en Griekenland weigerden echter om in te grijpen. Het Turkse leger zette daarom een eigen militaire interventie op en bestormde het eiland, waarbij veertig procent van het eiland onder Turkse controle gebracht werd. In de ogen van een Turkse meerderheid had Eçevit de rechten van de Turkse minderheid op Cyprus goed verdedigd. 74 Internationaal leverde de actie echter veel kritiek op en raakte Turkije in een geïsoleerde positie. De Verenigde Staten van Amerika riep een wapenembargo tegen Turkije uit dat pas in 1978 opgeheven werd. Het gebrek aan Amerikaanse steun voor het Turkse standpunt leidde vervolgens tot felle anti-Amerikaanse betogingen aan de universiteiten. 75 Begin 1971 was de politieke tweedeling tussen linkse en rechtse partijen zover gevorderd dat sommige groepen, zoals de jeugdafdeling van de
72
Zürcher, Turkey, 254-258. Zürcher, Turkey, 276. 74 Ibidem. 75 Alexander H. De Groot, ‘Turkije’ in: Ruud Peters, ed., Van vreemde herkomst. Achtergronden van Turkse en Marokkaanse landgenoten (2e herziene druk; Houten 1987) 172. Verder afgekort als Van vreemde herkomst. 73
21
fascistische partij (Milli Hareket Partisi, MHP), de Grijze Wolven, hun heil zochten in terroristische acties. Vanaf het moment dat de MHP in de regering kwam nam het politieke geweld alleen nog maar toe. Bij de verkiezingen in 1973 wist geen van de twee grote partijen, Republikeinse Volkspartij (Cumhuriyetçi Halk Partisi, CHP) en de Gerechtigheidspartij (Adalat Partisi, AP) een absolute meerderheid te behalen. Er moest dus een coalitie gesloten worden, die alleen tot stand kon komen door twee kleine rechtse partijen in de regering te betrekken. Met slechts drie van de vierhonderdvierenveertig zetels verwierf de fascistische MHP partij van de ex-kolonel Alpaslan Türkes grote invloed in de Turkse politiek; door onenigheid tussen de grotere partijen verkreeg de MHP namelijk belangrijke posities in de regering. Türkes werd in 1975 benoemd tot vice-premier en daarmee toezichthouder op de politie en veiligheidsdiensten, waarmee hij de Grijze Wolven vrij spel verschafte. De gevoerde politiek vormde een bedreiging voor alle linkse partijen en organisaties. De in 1975 opgerichte Progressieve Vrouwen Vereniging IKD werd in 1979 als eerste van een lange rij progressieve organisaties in Turkije gesloten. 76 De organisatie streefde net als de HTKB naar de emancipatie van alle onderdrukte groepen en klassen. Hoewel een initiatief van hoofdzakelijk intellectuele vrouwen, slaagde de IKD erin goede aansluiting te vinden bij de enorme massa van onwetende en achtergestelde arbeidsters, twintigduizend geregistreerde leden uitgegroeid tot de grootste vrouwenvereniging in Turkije. Daarmee was zij volgens Karaman een politieke macht geworden waar rekening mee gehouden diende te worden. Dat zou ook de reden geweest zijn voor de sluiting van de IKD. 77 ‘In Turkije, waar door strijd democratische mogelijkheden zijn verkregen, richten fascistische organisaties met intimidatie en openlijke terreur zich tegen progressieve mensen, vaak in samenwerking met politie en geheime diensten. Progressieve tendensen, die in eigen land niet worden toegelaten, wensen deze regiems ook niet onder hun arbeiders in WestEuropa. De laatste jaren zijn zij druk doende om in Europa organisaties op te zetten om daar ook arbeiders onder controle te brengen. ... [S]inds begin 1976 heeft de Turkse fascistische partij MHP met haar knokploegen de Grijze Wolven haar hoofdkwartier van West-Duitsland naar Nederland verplaatst.’ 78 De Grijze Wolven vormden een bedreiging voor de progressieve Turkse organisaties HTIB en HTKB. Meerdere mensen raakten gewond bij een inval van de 76
Karaman e.a., Vrouwen in Turkije, 63. Ibidem. 78 IISG, NVB, Doos 138, map 383, Oprichtingsverklaring Anti-Fascisme Komité Amsterdam, maart 1978. 77
22
Grijze Wolven tijdens een vergadering van de Turkse arbeidersvereniging HTIB, waarbij de fascisten klappen uitdeelden met een honkbalknuppel en één persoon met een mes gestoken werd. 79 Als progressieve organisatie van arbeidsters en arbeidersvrouwen was de HTKB ook doelwit van de Grijze Wolven. Actieve leden van de vereniging ontvingen bedreigingen ‘Als je niet uit die Turkse vereniging … gaat, slaan we je dood.’ 80 Ook werden ruiten ingegooid en de geloofwaardigheid van de organisatie werd ondermijnd met roddels dat vrouwen bij de HTKB opgehitst zouden worden om een scheiding aan te vragen. 81 In 1979 openden de Grijze Wolven onder de schuilnaam Idealistiese Werknemersvereniging een Amsterdams pand in de buurt van het kantoor van de HTKB, waardoor de activiteiten van de Turkse vrouwenvereniging bedreigd werden. Door gezamenlijke acties van buurtgroepen en progressieve Turkse organisaties en politieke partijen werd bereikt dat het pand van de Grijze Wolven gesloten werd. 82 Een militaire coup maakte in september 1980 een verrassend einde aan de politieke terreur. Het kabinet werd ontslagen, het parlement ontbonden en politieke partijen en vakbonden werd alle activiteit verboden. Doordat de staatsgreep zonder bloedvergieten verliep, stemden de meeste Turken in met deze militaire ingreep die orde en rust garandeerde. 83 Vervolgens stelde de Nationale Veiligheidsraad echter een grootscheepse zuivering in die een einde moest maken aan de politieke anarchie. Daarbij voerde zij een beleid door dat Turkije moest redden van de financiële en economische ondergang. Er werden talrijke arrestaties verricht, niet alleen ander diegenen die van geweld verdacht werden, maar ook onder politici, journalisten, intellectuelen, vakbondleiders en de bestuursleden van de IKD, in het kort ‘anyone who had expressed even vaguely leftist.’ 84 De toegepaste methoden waren weinig zachtzinnig. Uit angst voor de politieke zuiveringen vluchtten hoogopgeleide en politiek geëngageerde Turkse vrouwen naar West-Europa en dus ook Nederland, waaronder ook leden veel leden van de IKD. Zij werden hier opgevangen door de HTKB. In tegenstelling tot de migrantenvrouwen die in het kader van gezinshereniging naar Nederland geëmigreerd waren, 79
IISG, HTKB, Map 434, Stukken betreffende documentatie over de Grijze Wolven 1976-1980, Krantenartikelen over fascistische terreur door de Grijze Wolven. 80 IISG, HTKB, map 434, Stukken betreffende documentatie over de Grijze Wolven 1976-1980, Informatiemap voor het symposium tegen de fascistiese Grijze Wolven, Nijmegen 22 september 1979. 81 Schripsema, HTKB: De strijd, 26; Interview met Karaman. 82 HTKB, ‘Weg met Turks fascisme’, TVK 5 (1980) 7. 83 De Groot, ‘Turkije’, Van vreemde herkomst. 176. 84 Zürcher, Turkey, 280.
23
hadden de IKD-vrouwen geen behoefte aan basisvoorzieningen als alfabetiseringscursussen en naailessen. Zij konden zelf leidinggevende (kader) functies vervullen binnen de HTKB. Vrouwen die een sturende functie hebben binnen een organisatie worden ook wel kadervrouwen genoemd. Door de toename van zogenoemde kadervrouwen kon de HTKB zich meer richten op de Turkse en Nederlandse politiek. Als gevolg nam het aantal hoogdrempelige activiteiten toe. Een voorbeeld hiervan is de oprichting van het Komitee Vrijheid voor Vrouwen in Turkije. In dat kader voerde de HTKB tijdens de Internationale Vrouwendag in 1984 een protestactie tegen de slechte omstandigheden in Turkse vrouwengevangenissen bij de Turkse ambassade in Den Haag. 85 De HTKB bond de strijd aan met militaire repressie in Turkije en organiseerde een bijeenkomst voor vrouwen uit alle werelddelen om over de gevolgen van militarisering van gedachten te wisselen. Kortom was de HTKB een initiatief van intellectuele Turkse vrouwen, Karaman in het bijzonder, die geconfronteerd werden met de problemen van Turkse vrouwen in Nederland. Omdat deze vrouwen nergens met hun problemen terecht konden gaf Karaman de aanzet tot de oprichting van een Turkse vrouwenvereniging in Nederland. Het bestuur van de HTKB stelde zich ten doel om alle Turkse vrouwen in Nederland te organiseren en hen bewust te maken van hun maatschappelijke positie. De HTKB sprak analfabete en lageropgeleide vrouwen aan omdat de activiteiten inspeelden op simpele behoeften, zoals het leren van een taal en omdat de HTKB een sociaal vangnet bood. Door politieke omstandigheden in Turkije groeide het aantal intellectuele vrouwen dat als politiek vluchteling in de jaren tachtig naar Nederland kwam. Ook deze vrouwen werden opgevangen door de HTKB en vonden binnen de organisatie mogelijkheden om de politieke strijd in Turkije vanuit Nederland te ondersteunen. Karaman was de stuwende kracht binnen de organisatie. Nadat zij zich in 1988 terugtrok uit het bestuur van de HTKB zakte het activiteitenprogramma van de Turkse vrouwenbeweging in elkaar. Om de organisatie nieuw leven in te blazen werd de organisatiestructuur in 1993 veranderd en maakte de HTKB plaats voor de lokale ATKB. De Turkse vrouwenbeweging is na 1988 echter niet meer op het zelfde actieve niveau teruggekomen.
85
Marga Reijerse, ‘Vrouwendag in teken van vrede en werkgelegenheid’ Trouw, 08/03/1984.
24
Hoofdstuk 2: De Turkse vrouwenbeweging is actief Doordat de achterban van de HTKB en de ATKB bestond uit zowel analfabete als intellectuele vrouwen, moesten de organisaties een breed activiteitenprogramma samenstellen om alle belanghebbenden aan te spreken. Dit programma was onder te verdelen in laagdrempelige en hoogdrempelige activiteiten, gericht op de verschillende doelgroepen. Bij het opzetten van deze activiteiten vond de Turkse vrouwenbeweging aansluiting met Nederlandse en zmvvrouwenorganisaties. De hoofdvraag van dit hoofdstuk is hoe de Turkse vrouwenbeweging haar contactmomenten met de Nederlandse en de zmv-vrouwenbeweging beoordeelde. Was het mogelijk om op alle fronten samen te werken? Had de samenwerking met andere vrouwenorganisaties een toegevoegde waarde voor de activiteiten van de HTKB, of waren de organisaties uit verschillende vrouwenbewegingen moeilijk te verenigen en bracht samenwerking juist onvrede met zich mee? Om deze vragen te beantwoorden wordt gekeken naar de samenwerking tussen de HTKB en ATKB met Nederlandse vrouwenorganisaties op gemeenschapsniveau en maatschappelijk niveau en naar de samenwerking van de HTKB en ATKB met de zmv-vrouwenorganisaties.
§ 2.1: Activiteiten van de Turkse vrouwenbeweging voor haar achterban De HTKB zou een steunpunt zijn voor Turkse vrouwen om elkaar te adviseren. Maar het moest er ook gezellig zijn, zodat de vrouwen zich er thuis zouden voelen en vanuit die veiligheid met elkaar zouden kunnen discussiëren. In eerste instantie richtte de HTKB zich op migrantenvrouwen van de eerste generatie en bestonden de werkzaamheden enkel uit de organisatie van laagdrempelige activiteiten, met als belangrijkste motivatie om het isolement te doorbreken. Samen met het Nederlandse steuncomité organiseerde de HTKB taallessen in diverse buurhuizen. Dit was een voorloper van het latere Stedelijk Project Educatie Anderstaligen. 86 Naast de taallessen richtte de HTKB zich op het opzetten van gezondheidsvoorlichting voor migrantenvrouwen. Deze voorlichting werd heel voorzichtig gebracht, omdat er binnen de Turkse gemeenschap een taboe heerste op het bespreken van bepaalde gezondheidskwesties, zoals anticonceptie. Om grote confrontaties met de gemeenschap te voorkomen werden onderwerpen als gezondheid en opvoeding tijdens taal- en
86
Interview met Bierlaagh.
25
naailessen aangekaart. ‘Het was een niet al te nadrukkelijke manier om dingen als anticonceptie bespreekbaar te maken.’ 87 Binnen de HTKB heerste het besef dat Turkse migrantenvrouwen op gender, etniciteit en klasse achtergesteld werden. Volgens het bestuur van de organisatie lagen de belangen van Turkse vrouwen dan ook op deze drie vlakken: migrantenvrouwen werden zowel als vrouw, als buitenlander en als arbeider onderdrukt. 88 De HTKB steunde verschillende Turkse belangenorganisaties om de positie van migrantenvrouwen op deze drie vlakken te verbeteren. In 1980 bekommerde de HTKB zich bijvoorbeeld om het voortbestaan van de Turkse vrouwenbeweging in Turkije (die in april 1980 werd verboden) en verklaarde zich solidair met in Turkije stakende arbeiders. In Nederland werkte zij veel samen met de HTIB om op te komen voor de positie van buitenlandse arbeiders. Wanneer gekeken wordt naar de ontwikkeling van de HTKB en de ATKB door de jaren heen, valt echter op dat de organisaties weinig evolueerden. Sinds de jaren zeventig worden laagdrempelige activiteiten ieder jaar weer op dezelfde manier opgezet. Omdat er zich ieder
jaar
weer
nieuwe
Turkse
vrouwen
tot
de
organisatie
richten,
blijven
alfabetiseringscursussen en laagdrempelige netwerkbijeenkomsten een zeer gewenst middel om de bewustwording en emancipatie van deze vrouwen te activeren en stimuleren. De aandachtspunten in voorlichting zijn door de jaren heen wel met de noden van de vrouwen mee ontwikkeld. Zo werd er in de jaren zeventig aandacht besteed aan thuiswerken en naailessen en werd er in de jaren negentig voorlichtingsmateriaal ontwikkeld over ‘ouder worden in Nederland’ en ‘de menopauze’. De laatste jaren is de aandacht gericht op het terugdringen van huiselijk geweld, wordt er voorlichting gegeven over het stemrecht en partijensysteem in Nederland en wordt er meer aandacht besteed aan kadercursussen. Kadercursussen zijn bedoeld om organisatorische en leidinggevende vaardigheden aan te leren, zoals lesgeven of vergaderingen voorzitten. 89 Opvallend is dat er bij deze laagdrempelige activiteiten gericht op de achterban geen samenwerking is geweest met Nederlandse vrouwenorganisaties. En dat terwijl de HTKB over een Nederlands steuncomité beschikte dat een brugfunctie vervulde tussen de Turkse en Nederlandse vrouwenbeweging. Te verwachten viel dat er vanuit de Nederlandse 87
Interview met Bierlaagh. Deekman en Hermans, ‘Heilig vuur’, 108; Interview met Güngörmüş en Bahaç. 89 Overvest, ‘Wat doet Nederland’, 39. 88
26
vrouwenbeweging en de migrantenvrouwenbeweging wel initiatieven zouden zijn genomen om de achterban met elkaar in contact te brengen en zo de integratie van beide partijen te bevorderen. Volgens Güngörmüs is dat er niet van gekomen omdat vrouwenorganisaties veel te druk waren met hun afzonderlijke doelstellingen. Tot haar teleurstelling hoorde het met elkaar in contact brengen van de achterban van beide vrouwenbewegingen daar niet bij. 90 Dit deed echter niet af aan het succes van de laagdrempelige activiteiten. Maar het zou nog altijd een wens zijn van het bestuur van de ATKB om grote groepen Turkse en Nederlandse vrouwen met elkaar in gesprek te brengen over emancipatie.91
§ 2.2: Activiteiten van de Turkse vrouwenbeweging op maatschappelijk niveau Het lukte de bestuursleden van de HTKB en de ATKB niet om Nederlandse vrouwenorganisaties te betrekken bij de laagdrempelige activiteiten die zij voor haar achterban organiseerde, maar op maatschappelijk niveau was dat wel anders. De HTKB stond binnen de Turkse gemeenschap te boek als een politieke organisatie die zich ook met ondersteuning en belangenbehartiging bezighield. Het vooruitzicht was eenduidig: Turkse vrouwen bewust maken van hun ondergeschikte maatschappelijke positie en hen organiseren zodat ze gemeenschappelijk voor hun belangen kunnen opkomen en solidair zijn met de bevolking in Turkije. 92 In de eerste jaren na oprichting vond het bestuur van de HTKB vooral steun voor haar activiteiten bij de HTIB. In de tussentijd tastte zij de mogelijkheden om ook met Nederlandse vrouwenorganisaties samen te werken voorzichtig af. Het ijs werd in 1979 gebroken met de uitnodiging aan het bestuur van de NVB om bij het jaarlijkse congres van de HTKB aanwezig te zijn. Vervolgens heeft de HTKB met veel verschillende organisaties samengewerkt om haar doelstellingen te bereiken. Daarbij liet zij zich niet afschrikken door landsgrenzen, gender, cultuur of religie. In het boek HTKB: De strijd om mondigheid dat de HTKB rondom haar tienjarige bestaan uitbracht, geeft de organisatie duidelijk aan dat zij naailessen voor Turkse vrouwen in het buurthuis even belangrijk vond als een protestdemonstratie met mannen tegen de onderdrukking van arbeiders, of een demonstratie met de Nederlandse vrouwenbeweging
90
Interview met Güngörmüş, Bahaç en Gursel. Ibidem. 92 Anke Baak, Tegen de stroom in. Een onderzoek naar groeps- en organisatievormen van buitenlandse vrouwen in Nederland (Utrecht 1985) 34. 91
27
tegen het verbod op abortus. De HTKB steunde veel vrouwenorganisatie door het doen van solidariteitsuitingen of mee te gaan in ‘spontane’ acties en demonstraties. Om zeggenschap over het eigen lichaam af te dwingen liepen leden van de HTKB bijvoorbeeld mee in protestacties van de Dolle Mina’s tegen het verbod op abortus ‘waarbij Nederlandse vrouwen op straat piesten’. 93 Andersom ontving de HTKB ook solidariteitsbetuigingen van Nederlandse vrouwenorganisaties. Tijdens het jaarcongres van de HTKB in 1983 waren vertegenwoordigers van de NVB, de Stichting Ombudsvrouw Amsterdam, de stichting ‘Blijf van m’n Lijf’ en de Communistische Partij van Nederland aanwezig. Zij gaven allemaal aan dat zij samen met de HTKB de strijd racisme en de economische crisis zouden aangaan. 94 De HTKB was van mening dat vrouwenrechten en sociaal economische verbetering aan elkaar gekoppeld moesten worden. 95 Na de militaire coup in Turkije in 1980 kwamen veel hoger opgeleide vrouwen als politiek vluchteling naar Nederland. Zij sloten zich aan bij de HTKB en legden zich toe op de politieke activiteiten van de organisatie, die bijvoorbeeld tot uiting kwamen in het ‘Komité Vrijheid voor Vrouwen in Turkije’ (1983-1987). De HTKB volhardde in haar verzet tegen oorlog en vond bondgenoten in ‘Vrouwen tegen Kernwapens’ en ‘Vrouwen voor Vrede’. Naast protestacties en het uitdelen van pamfletten werden er in het verzet tegen oorlog ook ‘Brede Vrouwen Conferenties’ georganiseerd, waarbij de HTKB intensief betrokken bij is geweest. Een ander belangrijk strijdpunt van de HTKB was en het verkrijgen van een zelfstandig verblijfsrecht voor migrantenvrouwen. Om dat te bereiken richtte de organisatie in 1981 een ‘Aktiegroep Zelfstandig Verblijfsrecht Buitenlandse Vrouwen’ op, dat in 1985 opging in een gezamenlijk initiatief van HTKB, MVVN, Blijf van m’n Lijf, de Surinaams-Hindoestaanse vrouwenorganisatie SITARA en het Clara Wichmann Instituut. Het Komité Zelfstandig Verblijfsrecht voor Migrantenvrouwen (KZV) drong bij de Nederlandse overheid aan op de afschaffing van de afhankelijke verblijfsvergunning. Het Clara Wichmann Instituut deed daarbij onderzoek naar het verstrekken van verblijfsvergunningen en maande Justitie om rekening te houden met de positie van mishandelde vrouwen met een afhankelijke verblijfsvergunning. Het KZV werd een op zichzelf staand comité en heeft zich meer dan vijftien jaar ingezet voor het zelfstandige verblijfsrecht van migrantenvrouwen. Door haar reacties op de aanscherpingen van de inkomenseis bij aanvraag en verlenging van een 93
Interview met Karaman. IISG, HTKB, map 18, Stukken betreffende ingekomen poststukken 1983. 95 Interview met Bierlaagh. 94
28
verblijfsvergunning en de indirect discriminerende implicaties van deze beleidsaanscherpingen voor vrouwen, is de inkomenseis bij de verlenging van de verblijfsvergunning voor hen die voorheen een afhankelijke verblijfsvergunning hadden in 2001 afgeschaft. 96 Doordat alle betrokken partijen groot belang hadden bij het behalen van de doelstellingen van KZV heeft deze samenwerking zolang stand gehouden. Naast de intensieve samenwerking met deze actiecomités heeft het bestuur van de HTKB ook veelvuldig samengewerkt met de Nederlandse Vrouwen Beweging (NVB). Zo was de NVB aanwezig tijdens het jaarlijkse congres van de HTKB in 1979, waarna de wens werd uitgesproken om meer samen te werken. 97 Hierop nodigde de NVB in november 1980 een aantal buitenlandse vrouwenorganisaties en groepen uit (waaronder de HTKB) om met elkaar van gedachten te wisselen. Daaruit ontstond een werkgroep die het congres ‘Buitenlandse Vrouwen’ organiseerde over de belangrijkste problemen van de Buitenlandse vrouwen die in Nederland wonen en werken. Doel van het congres was om te komen tot gemeenschappelijke acties voor de eisen van buitenlandse vrouwen, met als achterliggende gedachte dat er onderling een grotere solidariteit zou ontstaan. De NVB nam een ondersteunende rol aan in de totstandkoming van dit congres door vergaderingen te organiseren en uitnodigingen te versturen. 98 De HTKB wierp zich vervolgens op als aanspreekpunt en nam een leidende rol in de organisatie van het congres, waar Surinaamse, Griekse, Marokkaanse, Spaanse, Portugese, Palestijnse, Joegoslavische, Kaapverdische, Italiaanse, Antilliaanse, Latijn-Amerikaanse, Molukse, Turkse en Nederlandse vrouwen bij betrokken waren. Ondanks het succesvolle verloop van dit congres blijkt uit congresverslagen dat de zmv-vrouwenbeweging niet onverdeeld positief waren over hun contacten met Nederlandse vrouwenorganisaties: ‘Samenwerking buitenlandse groepen met Nederlandse vrouwen kan nog niet. Tijd nodig om jezelf te organiseren. Voor de buitenlandse vrouw is de mening van haar man erg belangrijk. Als ze voor haar rechten vecht, blijft de mening van haar man belangrijk: is verschil met Nederlandse vrouwen.’ 99 96
Website De Triomf: http://www.triomf.org/index.php?p=triomf2002, geraadpleegd op 18/01/2008. HTKB 'Algemene jaarvergadering HTKB', TVK 4 (1979/1980) 6. 98 IISG, HTKB, map 241, Stukken betreft congres Buitenlandse Vrouwen, notulen openingsspeech door Zorica Masic, 27/09/1981. 99 IISG, HTKB, map 241, Stukken betreft congres Buitenlandse Vrouwen, notulen werkgroep Buitenlandse Vrouwen, 27/09/1981. 97
29
‘De Nederlandse vrouwenbeweging wil teveel bevoogden, teveel organiseren voor de buitenlandse vrouw. Is andere vorm van bevoogding. Nederlandse vrouwen weten wel de weg om dingen te bereiken. Buitenlandse vrouwen moeten faciliteiten weten, daarom kontakt nodig, buitenlandse vrouwen moeten onafhankelijk blijven.’ 100 De NVB had met het besluit dat zij de Buitenlandse vrouwen met elkaar in contact moest brengen deze ‘bevoogdende rol’ naar zichzelf toegetrokken. Daarbij had de NVB niet in ogenschouw genomen dat er al lang contacten waren tussen verschillende zmvvrouwenorganisaties, zoals tussen Turkse en Marokkaanse vrouwenorganisaties. Uit de notulen van de NVB kan opgemaakt worden dat het bestuur van de NVB van mening was dat zij een leidende rol in de aanloop naar het congres had gespeeld. 101 Daarentegen beoordeelde Bierlaagh de rol van de NVB in de organisatie van het Buitenlandse Vrouwen congres als bescheiden. 102 De HTKB was in diezelfde tijd betrokken bij de organisatie van Internationale Vrouwendag vieringen op 8 maart in Amsterdam (ook wel 8-maart vieringen genoemd naar de dag waarop het feest plaatsvindt). Deze dag werd sinds 8 maart 1978 landelijk gevierd. Vanaf 1981 werden Turkse vrouwen ook bij deze viering vertegenwoordigd. 103 Volgens Bierlaagh kwam de samenwerking tussen de verschillende vrouwenorganisaties voor de 8-maart vieringen in Amsterdam niet vrijwillig tot stand. Zij hielden liever vast aan hun eigen 8-maart vieringen. Gemeente Amsterdam zou echter maar één subsidie voor de 8-maart viering beschikbaar gesteld hebben. De enige manier om als organisatie aanspraak te kunnen maken op het subsidiegeld was door deel te nemen in het stedelijke 8-maart Komité.104 Deze geforceerde samenwerking was dan ook niet altijd even succesvol. Regelmatig hadden partijen het gevoel dat ze niet gelijkwaardig behandeld werden. Een voorbeeld hiervan is de 8-maart viering van 1983, waarbij de keuze van het thema uitliep op een conflict. De Nederlandse vrouwen wilden het thema ‘kostwinnerschap’ centraal stellen, terwijl de buitenlandse vrouwen meer voelden 100
Ibidem. IISG, HTKB, map 242, Stukken betreffende het Congres van Buitenlandse Vrouwen in Nederland. 1980, notulen van discussiegroep Nederlandse vrouwen. 102 Interview met Bierlaagh. 103 IISG, NVB, doos 103, map 281, Notulen voorbereidingsgroep 8 maart 1982, opgesteld op 01/02/82 104 Interview met Bierlaagh. 101
30
voor het thema ‘internationale vrouwensolidariteit’. Na een stemming, waar het merendeel Nederlandse was, viel het onderwerp Internationale vrouwensolidariteit weg. De buitenlandse vrouwenorganisaties, waaronder de HTKB, stapten daarop uit het organiserend comité, omdat zij van mening waren dat zij niet als gelijke gezien werden. 105 Dit debacle geeft opnieuw aan dat de samenwerking tussen de Nederlandse en Turkse vrouwenbeweging, net als bij het Congres Buitenlandse Vrouwen, niet altijd van harte ging. Eigen doelstellingen werden door beide partijen belangrijker gevonden dan het gemeenschappelijke belang. Leden van de HTKB hadden bovendien het gevoel als minderwaardige behandeld te worden door Nederlandse vrouwen. Nadat de voorbereidingen op de 8-maart viering van 1983 tot een breuk in de samenwerking van de HTKB en de Nederlandse vrouwenbeweging had geleid, besloot de HTKB om voortaan een ‘eigen’ 8-maart viering te organiseren. Het eerstvolgende jaar stond de dag in het teken van vrede en werkgelegenheid en werd door de HTKB en het comité ‘Vrijheid voor Vrouwen in Turkije’ aangegrepen om de Turkse ambassadrice een petitie aan te bieden, waarin de situatie van vrouwen in Turkse gevangenissen aan de orde gesteld werd. De Turkse en Nederlandse vrouwenorganisaties vierden de feestelijkheden wellicht niet samen, maar de actie werd wel gesteund door een delegatie bestaande uit vrouwelijke parlementariërs van alle politieke partijen behalve de VVD, vakbondsbestuurders en vrouwen uit de vredesbeweging. Alle partijen verzamelden zich bij de Turkse ambassade. De ambassadrice was echter niet bereid de petitie aan te nemen. 106 Vanuit het oogpunt op de samenwerking tussen de Turkse en Nederlandse vrouwen beweging was de dag enigszins succesvol, omdat de aanwezige Nederlandse vrouwen met hun aanwezigheid in ieder geval begrip toonden voor de politieke strijd van de Turkse vrouwenbeweging. De samenwerking tussen de Nederlandse en Turkse vrouwenbeweging leek in de jaren negentig weer tot leven te komen. Stichting Vrouwenhuis blies de gezamenlijke viering van de Internationale Vrouwendag nieuw leven in door een organisatiecomité tot leven te roepen. Nederlandse en zmv-vrouwenorganisaties, waaronder NVB, HTKB en later ATKB zaten weer met elkaar om de tafel. Ondanks alle goede intenties stelde dit initiatief om de vrouwenorganisaties weer samen te brengen niet veel meer voor dan een lege huls. Op de
105 106
IISG, HTKB, map 258, Stukken betreffende 8-maart vieringen, ‘8 maart: internationale dag van de vrouw?’. Reijerse, ‘Vrouwendag in teken van vrede’.
31
vergaderingen was van elke vrouwenorganisatie één vertegenwoordigster aanwezig en op de dag zelf kwam slechts een handje vol kadervrouwen van de Turkse vrouwenbeweging. Tijdens de vieringen werden wel veel verschillende activiteiten georganiseerd, zoals een demonstratie, een manifestatie en workshops tijdens de viering in 1992, die in het teken stond van ‘vrouwenrechten en mensenrechten; vluchtelingen-, migranten-, zwarte en witte vrouwen solidair tegen racisme'. Maar de organisaties gaven geen vervolg aan die workshops en namen geen nieuwe initiatieven om weer samen te werken. Na 1998 trok Stichting Vrouwenhuis zich terug uit de organisatie van de 8-maart vieringen. Het gezamenlijke initiatief kwam daarmee ten einde. Sindsdien heeft de ATKB alleen nog 8-maart vieringen georganiseerd voor haar eigen achterban en heeft de ATKB niet veel contacten gehad met Nederlandse vrouwenorganisaties. Tijdens een bezoek aan de ATKB lieten kadervrouwen zich weinig positief uit over contacten tussen de Turkse en Nederlandse vrouwenbeweging. Volgens hen is er de laatste jaren weinig tot geen contact geweest met Nederlandse vrouwenorganisaties, omdat de overeenkomsten tussen de Turkse en Nederlandse vrouwenorganisaties verdwenen zijn. Nederlandse vrouwenorganisaties zouden hun verenigingskarakter hebben opgegeven en zich bezighouden
met
politieke
lobbies
en
netwerkvorming,
of
zijn
veranderd
in
gezelligheidsclubjes. Daarentegen heeft de Turkse vrouwenbeweging haar verenigingskarakter behouden en probeert zij haar politieke lobby te combineren met gezelligheid en de ontwikkeling en bewustwording van haar achterban; iets waar de Turkse vrouwen veel behoefte aan hebben. Bij monde van Mehtap Gursel geeft de ATKB aan dat zij graag met Nederlandse vrouwenorganisaties zou samenwerken, maar dat zij geen enkele Nederlandse vrouwenorganisatie kent die zich nog actief inzet voor de emancipatie van haar leden. 107 Het bestuur van de ATKB verwijt het de Nederlandse vrouwenbeweging dan ook dat ze de noden voor het emancipatieproces van migrantenvrouwen negeert. Volgens Gursel zijn de problemen rondom de emancipatie van migrantenvrouwen het probleem van alle vrouwen in Nederland.108 Nederlandse vrouwen zouden zich dus opnieuw actief moeten inzetten voor gelijke rechten voor mannen en vrouwen, maar dit keer voor alle vrouwen in Nederland. Daarbij geeft Gursel aan dat de meningen en ideeën van de Turkse vrouwen centraal moeten staan bij het zoeken
107 108
Interview met Güngörmüş Bahaç en Gursel. Ibidem.
32
naar de oplossing van dit probleem. 109 Het bestuur van de HTKB ziet er niets in dat de Nederlandse vrouwenbeweging daarin een woordvoerster voor haar zou worden en wil daarom niet met samenwerken met Nederlandse organisaties die zich specifiek richten op een politieke lobby. 110 Deze voorwaarden sluiten echter totaal niet aan bij het Nederlandse tijdsbeeld over emancipatiestrijd. De Nederlandse vrouwenbeweging heeft zich inmiddels in een andere richting geëvolueerd. Hoe beoordeelde de Turkse vrouwenorganisaties hun samenwerking met de Nederlandse vrouwenorganisaties op het gebied van emancipatiestrijd? Om te beginnen had de HTKB tussen 1979 en 1983 veel contacten met Nederlandse vrouwenorganisaties. Het bestuur van de HTKB zocht steun en draagkracht voor haar acties en vond deze bij de Nederlandse vrouwenorganisaties. Andersom deden Turkse vrouwen mee aan het verzet tegen sekseongelijkheid van Nederlandse vrouwen. Bij doelgerichte acties had deze samenwerking veel effect, omdat het geluid van de protesten harder werd naarmate er meer vrouwen aan mee deden. Karaman was dan ook heel enthousiast over deze doelgerichte samenwerking met Nederlandse vrouwen. 111 Maar op andere fronten ontstonden er fricties tussen de Turkse vrouwenbeweging en de Nederlandse vrouwenbeweging. De emancipatiestrijd van beide partijen draaide om seksegelijkheid, maar Turkse vrouwen voegden daar nog een antiracismestrijd en een klassenstrijd aan toe. 112 Nederlandse vrouwenorganisaties waren echter niet geïnteresseerd in deze antiracismestrijd en klassenstrijd. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de desinteresse van Nederlandse vrouwenorganisaties voor de laagdrempelige activiteiten van de Turkse vrouwenorganisaties. Deze activiteiten waren van weinig toegevoegde waarde voor Nederlandse vrouwen. De kloof tussen de Nederlandse en Turkse vrouwenbeweging versterkte tijdens ontmoetingsbijeenkomsten, waarbij Turkse en Nederlandse vrouwen de gelegenheid hadden om over emancipatie te discussiëren. Ui het congresverslag van het Congres Buitenlandse Vrouwen kwam naar voren dat Turkse vrouwen zich betutteld en bevoogd voelden door Nederlandse vrouwen. Ook voelden zij zich totaal niet serieus genomen door de Nederlandse vrouwenorganisaties. Kijk maar naar de 8-maart viering van 1983. De discussie
109
Ibidem. Ibidem. 111 Interview Karaman. 112 Van der Zee, Wit feminisme en racisme, 23. 110
33
om het thema draaide voor de Turkse vrouwen om erkenning van hun emancipatiestrijd door de Nederlandse vrouwenbeweging. Omdat de Nederlandse vrouwen vasthielden aan het thema ‘kostwinnersschap’, waar Turkse vrouwen niet mee te maken hadden, stapten zij uit dat 8maart comité. Naarmate de Nederlandse vrouwenorganisaties hun structuur vanaf midden jaren tachtig veranderden vergrootte de afstand tussen de Turkse en Nederlandse vrouwenbeweging. Nederlandse vrouwen kregen steeds meer gelijke rechten met mannen en verloren hun interesse voor
vrouwenorganisaties.
Door
een
teruglopend
ledenaantal
werden
Nederlandse
vrouwenorganisaties gedwongen hun verenigingskarakter los te laten, wilden zij nog voortbestaan. 113 Zij richtten zich voortaan op politieke lobbies en netwerkvorming of zetten zich voort in gezelligheidsclubjes. Daarentegen maakte de Turkse vrouwenbeweging in diezelfde tijd nauwelijks veranderingen door en zij kreeg steeds meer moeite om zich te identificeren met de emancipatiestrijd van de Nederlandse vrouwenbeweging. Dit gold overigens voor de gehele zmv-vrouwenbeweging.
§ 2.3: De zwarte-, migranten- en vluchtelingenvrouwenbeweging Behalve 14.046 Turkse migrantenvrouwen woonden er in 1974 nog 69.567 andere allochtone vrouwen met een niet-westerse herkomst in Nederland. 114 Deze vrouwen hadden net als de Turkse vrouwen de behoefte om hun maatschappelijke positie te verbeteren en zij namen in eerste instantie deel aan activiteiten van de Nederlandse vrouwenbeweging. In theorie werd er toen nog geen onderscheid gemaakt tussen autochtone en allochtone vrouwen binnen deze beweging, maar in de praktijk bleek dat de autochtone vrouwen een andere emancipatiestrijd nastreefden dan dat de allochtone vrouwen voor zichzelf voor ogen hadden. Pas op het moment dat de autochtone en allochtone vrouwen met elkaar in gesprek raakten over emancipatie, kwam het besef dat het begrip ‘emancipatie’ op meerdere manieren uitlegbaar was. Voor beide partijen draaide de emancipatiestrijd in eerste instantie om het verkrijgen van gelijke rechten voor mannen en vrouwen. Maar naast deze seksestrijd deelden zmv-vrouwen
ook
strijdpunten
als
alledaags
racisme,
zelfstandig
verblijfsrecht,
113
IISG, NVB, Doos 2, map 7, Brief van Magda Schots, 07/03/1984. Website Centraal Bureau voor Statistiek: http://statline.cbs.nl/StatWeb/table.asp?STB=G4&LA=nl&DM=SLNL&PA=70787ned&D1=0&D2=a,!0&D3=0& D4=1,5&D5=a&HDR=T,G2,G3,G1, geraadpleegd op 19/11/2007. 114
34
vreemdelingenhaat en feminisering gecombineerd met etnisering van armoede. 115 Allochtone vrouwen wilden samenwerken met hun mannen in de strijd tegen racisme. Voor de Nederlandse vrouwenbeweging gold het echter als een verworvenheid om zich zonder mannen te organiseren. Deze tegenstrijdige uitgangspunten bemoeilijkten een samenwerking tussen de allochtone en autochtone vrouwen. Zowel over de inhoud als over de uitvoering zaten zij niet met elkaar op één lijn zaten. Van der Zee spreekt over een problematische samenwerking tussen allochtone en autochtone vrouwen. Zij doelt hierop dat allochtone vrouwen niet voor vol werden aangezien door Nederlandse vrouwen. Een door Mavis Carrilho geïnterviewde vrouw vertelde eens: ‘Ik heb wel eens meegemaakt dat een Nederlandse vrouw op een vergadering zei: “ach ja, die zielige vrouwtjes.” Ze had het dus over buitenlandse vrouwen.’ 116 Van der Zee is van mening dat Nederlandse feministes vaak niet erkenden dat zwarte vrouwen ook strijd voerden voor betere omstandigheden en een andere samenleving. ‘Westerse feministes gaan er vanuit dat hun “weg tot het feminisme” de enige juiste weg is.’ 117 De strijd tegen racisme zou volgens autochtone vrouwenorganisaties niet de ‘juiste’ strijd zijn. Volgens Essed en Tjoa Tjheng Hwa schoven Nederlandse feministes hun verantwoordelijkheid voor racisme van zich af door te denken dat je als feministe automatisch niet racistisch bent. 118 Maar de betuttelende houding van Nederlandse vrouwen naar ‘zielige’ buitenlandse vrouwen werd juist als racistisch ervaren. Op internationaal niveau speelden dezelfde gevoelens, verwoord door de Egyptische moslimfeministe Nawal el Saadawi: ‘Ik kan niet akkoord gaan met vrouwen in Europa en Amerika die een scherpe scheidingslijn trekken tussen hun eigen situatie en die van vrouwen uit het gebied waar ik thuishoor en die er van overtuigd zijn dat er wezenlijke verschillen zijn, Ze zijn geneigd ons leven af te schilderen als een onafgebroken onderwerping aan middeleeuwse systemen, en leggen de nadruk op bepaalde riten en traditionele gebruiken zoals onder andere besnijdenis. Ze schreeuwen moord en brand ter verdediging van de slachtoffers, schrijven lange artikelen en houden toespraken op conferenties.’ 119 Tijdens de winteruniversiteit Vrouwenstudies, die in 1983 in Nijmegen gehouden werd, waren de thema’s: arbeid, beeld/taal/teken, hulpverlening, moederschap, onderwijs, 115
Botman en Jouwe, ‘Inleiding’, 15. Mavis Carrilho, ‘Racisme, een strijdpunt in en voor de vrouwenbeweging’, Katijf 9 (1982) 12-17, aldaar 15. 117 Van der Zee, Wit feminisme en racisme, 23. 118 Ibidem. 119 Nawal El Sadaawi, De gesluierde Eva (Leuven 1980) 27,28. 116
35
politiek, religie, seksualiteit, wetenschap en niet-westerse culturen. 120 Zwarte, migranten-, en vluchtelingenvrouwen bleken weggestopt te zijn onder niet-westerse culturen. Volgens Troetje Loewenthal was er een duidelijke scheiding aangebracht tussen witte en zwarte onderwerpen en had de organisatie van de winteruniversiteit vrouwenstudies een kader gehanteerd waarin de witte cultuur superieur was. 121 Door het creëren van een thema niet-westerse cultuur was er volgens haar een volledige segregatie aangebracht tussen witte en zwarte vrouwen, waarbij huidskleur als relevant onderscheidingscriterium werd gebruikt. 122 Dit zou ondermeer blijken uit het feit dat er binnen het thema niet-westerse culturen een subthema ‘Arbeidsmarktpositie van Turkse vrouwen in Nederland’ was, dat blijkbaar verschilde van het officiële thema arbeid. 123 Voor de aanwezige zmv-vrouwen was de maat hiermee vol. Tijdens de openingszitting beklom de Surinaamse Julia da Lima het podium. Met een krachtige toespraak nam zij het initiatief om een integrale zwarte vrouwenbeweging op te richten. Onder de term zwart verstond zij: vrouwen uit voormalige en huidige koloniën van Nederland, en alle vrouwen die door Nederlandse mensen buitenlands, allochtoon, niet-westers, derdewerelds et cetera, genoemd worden. 124 Direct na de opening van de winteruniversiteit zochten de allochtone vrouwen een eigen zaaltje en begonnen zij met vergaderen over het opzetten van de zwarte vrouwenbeweging. Omdat slechts een klein deel van de allochtone vrouwen zich kon identificeren met de term ‘zwart’, veranderde de naam van de beweging in de jaren negentig in zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwenbeweging (zmv-vrouwenbeweging). De Turkse vrouwenbeweging bestond al negen jaar toen Julia da Lima een zwarte vrouwenbeweging uitriep. Het bestuur van de HTKB stond achter de standpunten van Da Lima, maar volgde verder haar eigen weg. In die tijd werkte de HTKB namelijk al samen met de Marokkaanse Vrouwen Vereniging Nederland, met wie zij bovendien een pand deelde op de Andreas Bonnstraat in Amsterdam. Samen maakten zij zich sterk tegen racisme. Het is begrijpelijk dat juist deze twee verenigingen naar elkaar toe trokken omdat de achterban afkomstig is uit de islamitische landen Turkije en Marokko en dus een gemeenschappelijke culturele achtergrond heeft. Volgens Karaman deden Marokkaanse vrouwen mee aan de 120
Kongresbundel winteruniversiteit vrouwenstudies (Nijmegen z.j. (1983)). Troetje Loewenthal, ‘De witte toren van vrouwenstudies’, Tijdschrift voor Vrouwenstudies 4 (1984) 5-17, aldaar 10. 122 Ibidem. 123 Ibidem. 124 Botman en Jouwe, ‘Inleiding’, 18. 121
36
Nederlandse taallessen die de HTKB organiseerde in buurthuizen. Daar zouden zij geïnspireerd zijn om zelf ook een vrouwenorganisatie op te richten. 125 De samenwerking tussen de HTKB en andere zmv-vrouwenorganisaties laat zich het best illustreren door het KZV, een initiatief waar naast de HTKB en MVVN ook SITARA nauw betrokken bij was. De ATKB zette de samenwerking met de MVVN en SITARA in het KZV voort. Gemeente Amsterdam zag vervolgens mogelijkheden om deze drie organisaties te fuseren in een koepelorganisatie, waarmee op ten duur subsidiegelden uitgespaard konden worden. De migrantenvrouwenorganisaties zijn altijd financieel afhankelijk gebleven van gemeentelijke subsidies. Door steeds afnemende subsidies kregen zij financiële problemen en werden zij genoodzaakt om goedkopere huisvesting te zoeken. De ATKB en de MVVN zijn sinds 2002 tenminste drie keer verhuisd. De vele verhuizingen hebben een grote invloed op de migrantenvrouwenbeweging gehad. De migrantenvrouwenorganisaties zijn er zowel op locatie als op faciliteiten op achteruit gegaan. Voor hen is het van groot belang dat zij hun achterban een vertrouwde plek kunnen bieden, waar zij als vrouwen onder elkaar bijeen kunnen komen en zij de mogelijkheid hebben om te praten over hun problemen. In 2005 werden zmvvrouwenorganisaties in Amsterdam opnieuw gekort op hun gemeentelijke subsidies. Gemeente Amsterdam stuurde daarmee aan op een herstructurering waarbij de ATKB, MVVN en SITARA samengevoegd werden onder een koepelorganisatie met de naam SAMMAS. Het was de bedoeling dat de organisaties een deel van hun activiteiten gezamenlijk zouden gaan organiseren, zodat de organisatiegraad van de zelforganisaties zou verbeteren. Het SAMMASbestuur was onafhankelijk van de zelforganisaties en zou zich vooral bezighouden met de organisatie en communicatie, zodat de zelforganisaties zich konden concentreren op de activiteiten voor hun achterban. Binnen een jaar faalde het samenwerkingsverband van SAMMAS al omdat de standpunten van de organisaties teveel uit elkaar lagen. Terwijl de zmv-vrouwenbeweging eind jaren tachtig met de opkomst van steeds meer zelforganisaties in daadkracht toenam, nam de Nederlandse vrouwenbeweging in daadkracht af. In 1997 organiseerde de Vluchtelingen Organisaties Nederland (VON) bijvoorbeeld een protestactie tegen de manier waarop vrouwelijke asielzoekers slachtoffer werden van het gevoerde uitzettingsbeleid. Op papier werd die actie ondersteund door heel veel witte vrouwenorganisaties, maar alleen een handvol liet zich zien. Marjan Sax van fondsorganisatie 125
Interview met Karaman.
37
Mama Cash zegt daarover: ‘De witte dames zitten moe en uitgeblust op de bank. De vrouwenbeweging in Nederland op dit moment is zwart. Het zijn de Marokkaanse, Koerdische, Turkse, Surinaamse, Antilliaanse, Iranese, Irakese en Afrikaanse vrouwen die actie voeren tegen het asielbeleid, en voor de rechten van vrouwen in een steeds rechter wordend Europa.’ 126 De actieve strijd van de Nederlandse vrouwenbeweging om de positie van haar achterban te verbeteren, is inderdaad gestreden. De abortuswetgeving is er gekomen en de acties voor een gelijkwaardige positie op de arbeidsmarkt hebben geleid tot een beleid voor positieve discriminatie, waardoor meer vrouwen doorstromen naar topfuncties in het bedrijfsleven. De hoogste prioriteit voor de Nederlandse vrouwen is verschoven naar zorg en werk. Ciska Dresselhuys, hoofdredactrice van het feministische maandblad Opzij vraagt zich af of dat ook wel zo is voor de zmv-vrouwen. Zij onderschrijft dat de Nederlandse vrouwen geen eenduidige vrouwenbeweging meer hebben tot wie zmv-vrouwenorganisaties zich kunnen richten. De Nederlandse vrouwenbeweging bestaat nu uit losse groepen: vrouwen met bekkeninstabiliteit, ivf-moeders, vrouwen die zich verenigen op deelgebieden. Alem Desta, medewerker bij Ombudsvrouw Amsterdam onderschrijft het probleem van zmv-vrouwen om hun integratie en emancipatie aan te laten sluiten bij onderwerpen van de Nederlandse vrouwen. ‘Actieve witte vrouwen zijn momenteel internationaal georiënteerd, zijn bezig met wat er gebeurt in ex-Joegoslavië, in de rest van de wereld, maar niet met wat er hier gebeurt. Dat zag je bij de voorbereiding voor de VN-vrouwenconferentie in Beijing, waar zij en de zmvvrouwen volstrekt langs elkaar heen werkten.’ 127
126
Liesbeth Schoute, 'Allochtone vrouwen timmeren druk aan de weg: De Nederlandse vrouwenbeweging is zwart'. Onze Wereld 7/8 (1997) 36-39. 127 Ibidem.
38
Hoofdstuk 3: Nederlandse vrouwenorganisaties over de Turkse vrouwenorganisaties ‘De witte dames zitten moe en uitgeblust op de bank’. Het zou je maar gezegd worden! De zmv-vrouwenbeweging
was
duidelijk
niet onder
de
indruk
van
de
Nederlandse
vrouwenbeweging. En dat terwijl Nederlandse vrouwen zich vanaf de tweede feministische golf met hart en ziel hebben ingezet voor de emancipatie van vrouwen, het recht op abortus verwierven en gelijke rechten als mannen verkregen. Tegenwoordig is er zelfs sprake van een derde feministische golf: dus absoluut geen sprake van uitgeblustheid! Maar waarom heeft Marjan Sax zich dan zo resoluut over de Nederlandse vrouwenbeweging uitgesproken? Hoe ontwikkelde de Nederlandse vrouwenbeweging zich eigenlijk tussen 1970 en 2008? Wat was de houding van de Nederlandse vrouwenorganisaties tot de zmv-vrouwenbeweging en Turkse vrouwenorganisaties in het bijzonder? Welk gevoel hielden Nederlandse vrouwenorganisaties over aan hun samenwerking met de HTKB en ATKB? En wat is de reactie op de uitspraken van het ATKB bestuur dat Nederlandse vrouwenorganisaties niet meer bestaan? De Nederlandse vrouwenbeweging is aan het woord.
§ 3.1: De Nederlandse vrouwenbeweging In het algemeen wordt aangenomen dat de tweede feministische golf in Nederland begon met het artikel ‘Het onbehagen bij de vrouw’ van Joke Kool-Smit, dat verscheen in het maandblad De Gids in november 1967. 128 Het onbehagen bij de vrouw had alles te maken met haar gebrek aan zelfbeschikkingsrecht. Kool-Smit legde een verband tussen het moederschap en de armoedige positie van vrouwen op de arbeidsmarkt en koppelde daaraan het groeiende onbehagen van vrouwen over hun eigen leven. Zij was echter van mening dat deze fatalistische visie op het leven eindelijk doorbroken kon en moest worden; vrouwen moesten het zelfbeschikkingsrecht verwerven. Dankzij de anticonceptiepil waren vrouwen ondertussen in staat om zelf te bepalen hoeveel kinderen zij wilden. Maar daar moest ook een goede abortuswetgeving bijkomen. Kool-Smit riep vrouwen op om tot actie over te gaan. 129 Veel vrouwen herkenden zich in het verhaal van Kool-Smit en al gauw groeide er een netwerk dat haar ideeën onderschreef. In 1968 richtte zij samen met Hedy d’ Ancona de
128 129
Joke Smit, Er is een land waar wij willen wonen. Teksten 1976-1981 (Amsterdam 1984) 42. Vilan van de Loo, De vrouw beslist. De tweede feministische golf in Nederland (Wormer 2005) 52.
39
vrouwenvereniging Man Vrouw Maatschappij (1968-1988) op, met als doel dat in het jaar 2000 alles ‘normaal’ zou zijn, ‘dat vrouwen beleidsfuncties vervullen en dat mannen zonder schaamte een verzorgend beroep kunnen kiezen en daarin vooruit willen komen. De groep wil mensen van alle leeftijden ervan overtuigen dat zij hun leven naar eigen inzicht kunnen inrichten; het hoeft niet meer zoals onze voorouders het deden.’ 130 Tot deze mensen rekende Man Vrouw Maatschappij geen allochtone vrouwen. d’ Ancona zegt daarover in een e-mail: ‘We zagen de allochtone vrouwen niet. Omdat het kwantitatief niet zo aan de orde was in de jaren zeventig maar bovenal omdat het [de Nederlandse vrouwenbeweging] een vrij elitaire beweging was, waar ook het merendeel van de witte vrouwen met weinig opleiding en/of laag gekwalificeerd werk zich niet toe aangetrokken voelde.’ 131 Man Vrouw Maatschappij sprak inderdaad alleen vrouwen uit de bovenste gelederen van de samenleving aan. Wellicht ook dat zij daarom belangrijke ‘overwinningen’ behaald heeft. De vrouwen van Man Vrouw Maatschappij streden onder meer voor gelijke lonen, kinderopvang en de het recht op abortus. Hun inzet werd beantwoord met de oprichting van een Emancipatie Kommissie (1974-1981). In 1981 werd zij opgevolgd door de Emancipatieraad, die rechtstreeks advies gaf aan de regering. In tegenstelling met wat d’ Ancona beweerde, was er binnen de Nederlandse vrouwenbeweging wel degelijk aandacht voor allochtone vrouwen. Het door Man Vrouw Maatschappij opgerichte radicaal feministische maandblad Opzij hield zich bezig met de maatschappelijke positie die vrouwen wereldwijd en in Nederland in het bijzonder innamen. Daarbij werd de positie van allochtone vrouwen ook onder de aandacht van de lezers gebracht. Volgens Van der Zee omdat het blad uit was naar ‘op sensatie beluste artikelen’. 132 Met welke reden dan ook, het is bijzonder dat het blad al in februari 1974 aandacht besteedde aan ‘De rechtspositie van de islamitische vrouw’. 133 Temeer omdat Turkse en Marokkaanse vrouwen in Nederland zich op dat moment nog niet zichtbaar manifesteerden in Nederland. In november 1979 werd in de Column ‘Nou wij!’ van Opzij voor het eerst een moslimvrouw uit Nederland geïnterviewd over haar toekomstverwachtingen. 134 In de jaren daarna werd er met 130
Ibidem, 67. E-mailbericht aan auteur van Hedy d’ Ancona (medeoprichtster Man Vrouw Maatschappij en eindredactrice Opzij van 1972 tot 1981), verstuurd op 2-11-2007. 132 Van der Zee, Wit feminisme en racisme, 33. 133 Cora Vreede-De Stuers, ‘De rechtspositie van de islamitische vrouw’, Opzij 2 (1974) 6-7. 134 De Pree, Arjette en Marieke ’t Hart, ‘Nou wij’ Opzij 11 (1979) 20-22. 131
40
mondjesmaat aandacht besteed aan de maatschappelijke positie van migrantenvrouwen. De Turkse vrouwenbeweging kwam zelf aan het woord in het artikel ‘Wat doet Nederland voor buitenlandse vrouwen’ uit 1983. In het vijf pagina’s tellende artikel werd de organisatievorming van Turkse en Marokkaanse vrouwen en de belangrijkste problemen die ze daarbij tegenkwamen (financiering en huisvesting) belicht. Het artikel stond kritisch tegenover het overheidsbeleid voor vrouwen uit minderheden. ‘We worden als organisatie van Turkse vrouwen niet geaksepteerd. We hebben jarenlang met de Marokkaanse vrouwen in een piepkleine ruimte moeten werken [de MVVN en de HTKB deelden een kantoor op de Andreas Bonnstraat in Amsterdam]. Nu hebben we gelukkig sinds kort een eigen ruimte. We hebben nu twee part-time stafkrachten, wier rechtpositie nog steeds onzeker is. Ons kontrakt wordt per maand verlengd. Daarbij worden we niet écht in het gemeentelijk beleid betrokken. Er is een soort schijninspraak.’ 135 In 1969 richtten Amsterdamse studentes de vrouwenorganisatie Dolle Mina (actief van 1969-1981, maar nooit officieel opgeheven) op, vernoemd naar feministe van het eerste uur, Wilhelmina Drucker. De Dolle Mina’s voerden acties gericht op het krijgen van publiciteit en maakten zo hun belangrijkste eisen bekend: gratis crèches, legale en gratis abortus, gelijk loon voor mannen en vrouwen, afschaffing van de dubbele seksuele moraal waarbij mannen vrij waren om zich uit te leven en vrouwen kuisheid moesten uitstralen, en een nieuwe maatschappelijke rolverdeling voor mannen en vrouwen, zowel binnen als buiten het huwelijk. 136 Daarbij lanceerden zij de vrije-abortusleus ‘baas in eigen buik’. Dolle Mina richtte zich in tegenstelling tot Man Vrouw Maatschappij ook op allochtone vrouwen en lagere bevolkingsklassen. De HTKB en Dolle Mina hebben acties van elkaar met enthousiasme gesteund. 137 Dat de Verenigde Naties 1975 hadden uitgeroepen tot het Jaar van de Vrouw ging de Dolle Mina’s niet ver genoeg. Zij streden voor het leven van de vrouw en verzetten zich tegen de geldverslindende eenmalige manifestatie van de VN. Het enthousiasme van de Dolle Mina’s ebde langzaam weg getuige de opkomst van 10 slechts Mina’s op de landelijke vergadering in oktober 1975. Met dit lage ledenaantal hield Dolle Mina nauwelijks slagkracht over. Als een soort nawee van haar actieve strijd voor zelfbeschikking over het eigen lichaam
135
Ida Overdevest, ‘Wat doet Nederland voor buitenlandse vrouwen? Overheid overlegt te weinig met de vrouwen zélf’, Opzij 2 (1983) 38-42. 136 Van Soest, „Meid, wat ben ik bewust geworden”, 1. 137 Interview met Karaman.
41
bracht zij in 1977 nog een brochure uit over Clitoridectomie en het recht op onze eigen seksualiteit, waarin zij wees op de ernst en grootschaligheid van het probleem van meisjesbesnijdenis 138
De
brochure
maakte
weinig
reacties
los.
Enerzijds
waren
moslimvrouwen er nog niet aan toe om hun persoonlijke fysieke gesteldheid openbaar te maken. Mede daardoor kon de omvang van dit probleem onder de migrantenbevolking niet goed geschat worden. Anderzijds was Nederland er op haar beurt niet aan toe om cultuurgerelateerde praktijken als vrouwenbesnijdenis te bekritiseren. ‘Moslimvrouwen waren toch vooral “andere” vrouwen en was het niet hun cultuur die je moest respecteren?’ 139 In de eerste jaren na haar oprichting tastte de HTKB de mogelijkheden af om Nederlandse vrouwenorganisaties bij het nastreven van haar doelstellingen te betrekken. De HTKB zocht samenwerking met vrouwenorganisaties die naast vrouwenrechten ook aandacht hadden voor de sociaal economische positie van vrouwen en vond hierin aansluiting bij de NVB. Bovendien had een aantal vrouwen uit het Nederlandse steuncomité van de HTKB al connecties binnen de NVB, waardoor de eerste contacten snel gelegd waren. 140
§ 3.2: De NVB De NVB werd in 1946 opgericht door communisten, sociaal-democraten, partijlozen en een aantal vrouwen uit confessionele kringen. Het was een naoorlogse doorbraakbeweging; de organisatie was een voorzetting van een antifascistische verzetsgroep uit de Tweede Wereldoorlog. Het doel van de organisatie was om door middel van een brede vrouwenbeweging te werken aan democratisering van de maatschappij, de herleving van het fascisme onmogelijk te maken en te bouwen aan een blijvende vrede. 141 De NVB streed tegen het fascisme, voor gelijke berechting van de vrouw en voor sociale en culturele vooruitgang. Zij bestond uit een overkoepelend stadsbestuur en afdelingen in verschillende wijken van Amsterdam. Voor de achterban werden verschillende activiteiten georganiseerd, zoals acties voor concrete zaken, lezingen over actuele onderwerpen, openbare vergaderingen en excursies ter ontspanning en gezelligheid. Gedurende haar hele bestaan heeft de NVB de maandelijkse krant Vrouwen uitgegeven om de opvattingen van de organisatie te verbreiden en vrouwen 138
Van de Loo, De vrouw beslist, 96. Ibidem, 97. 140 Interview met Bierlaagh. 141 Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging (IIAV), Archief NVB (NVB), map 13, stukken betreft het tiende congres van de NVB. 139
42
kennis te laten maken met de organisatie. Midden jaren zeventig richtte de NVB zich op het gelijktrekken van de sociale wetten voor mannen en vrouwen, legalisering van abortus en het verder ontwikkelen van de bewustwording van vrouwen. De HTKB nodigde de NVB tussen 1979 en 1985 meerdere keren uit op haar jaarlijkse congressen, wat de NVB een paar keer accepteerde en een paar keer beantwoordde met een solidariteitsverklaring. Dat de NVB serieus begaan was met het lot van buitenlandse vrouwen, blijkt uit het congresverslag van het 11e congres van de NVB, dat in 1980 in Amsterdam gehouden werd: ‘In de strijd die we voeren dienen we ook oog te hebben voor de bijzondere positie die de buitenlandse vrouwen, die in ons land wonen en werken, innemen. Zij worden vaak nog zwaarder getroffen door de crisispolitiek. Toen alles nog goed ging met de economie werden ze uit alle werelddelen hier naar toe gesleept. Nu willen we ze het liefst zo gauw mogelijk weer kwijt.’ 142 Om deze woorden kracht bij te zetten organiseerde de NVB samen met de HTKB het congres ‘Buitenlandse Vrouwen’ in 1981. Aan dit congres deden ook Nederlandse vrouwen mee, die bespraken hoe zij tegen de samenwerking met buitenlandse vrouwen aankeken. Kort samengevat komt het erop neer dat de Nederlandse vrouwen zich solidair voelden met buitenlandse vrouwen, maar zich tegelijkertijd afvroegen hoe de buitenlandse vrouwen over hen dachten. Op het congres formuleerden de buitenlandse vrouwenorganisaties duidelijk hun eisen: ‘geen bevoogding door Nederlandse organisaties. Het altijd voor buitenlandse vrouwen organiseren is een vorm van betutteling.’ 143 De Nederlandse vrouwen waren het hiermee eens en meenden dat de rol van Nederlandse vrouwen beperkt moest blijven tot louter ondersteunende functies in het organisatieproces van buitenlandse vrouwen. Maar tegelijkertijd konden de Nederlandse vrouwen zich er niet in vinden, dat zij geen inbreng mochten hebben bij acties en besluiten van de buitenlandse vrouwen en vroegen zij zich af of de solidariteit wel van twee kanten kwam. Volgens hen was dit in strijd met samenwerking op basis van gelijkheid, een grondbeginsel van de Nederlandse vrouwenbeweging. ‘Wij voelden een sfeer van: wij mogen niet onze mening zeggen, maar we moeten wel organisatie- en schrijfwerk doen. Wat moeten wij met uitspraken als: “elke Nederlander is in principe een racist” of “met
142
IIAV, NVB, map 14, Stukken betreffende het 11e congres van de NVB, congresverslag 11e congres van de NVB (Amsterdam 1980) 10. 143 IISG, HTKB, map 242, Stukken betreffende het Congres van Buitenlandse Vrouwen in Nederland. 1980, notulen van discussiegroep Nederlandse vrouwen.
43
feministiese standpunten willen wij niets te maken hebben”? Dat slaat op ons Nederlandse vrouwen! Hoe kan op deze manier de samenwerking tussen Nederlandse en buitenlandse vrouwenorganisaties bevorderd worden? Solidariteit, hoe voelt dat eigenlijk?’ 144 Uit de notulen valt op te maken dat allochtone vrouwen zich niet met het feminisme konden vereenzelvigen omdat feminisme niet bij ‘hun cultuur’ hoorde en zij hun ‘eigen strijd’ hadden. 145 Volgens de Nederlandse vrouwen berustten deze uitspraken enkel op vooroordelen die de samenwerking tussen hen en buitenlandse vrouwen bovendien in de weg stonden. De NVB had met de organisatie van het Congres Buitenlandse Vrouwen een signaal afgegeven dat zij op een gelijkwaardig niveau met allochtone vrouwenorganisaties wilde samenwerken. Maar de uitkomsten van het congres wezen uit dat de weg naar gelijkwaardigheid nog lang was. Nederlandse vrouwen die buitenlandse vrouwenorganisaties ondersteunden voelden zich door hen buitengesloten. Er werd niet gevraagd naar hun mening en deze werd ook niet gewaardeerd. Nederlandse vrouwen noemden buitenlandse vrouwen bevooroordeeld over feminisme en de Nederlandse emancipatiestrijd. Dit commentaar stond recht tegenover de standpunten van allochtone vrouwenorganisaties over de Nederlandse vrouwenorganisaties: namelijk dat Nederlandse vrouwen betuttelden en discrimineerden en hun emancipatiestrijd als de ‘enige juiste’ beschouwden. Nu de gevoelens over elkaar waren uitgesproken was het de vraag of één van de twee partijen nog zou toegeven aan de ander. Begin jaren tachtig liep het ledental van de NVB drastisch terug. Als gevolg daarvan kampte de organisatie met grote financiële problemen en barstte er onder de leden een discussie los over het voortbestaan van de NVB. Tijdens het twaalfde interne congres van de NVB in 1983 werd besloten tot een nieuwe organisatiestructuur, omdat het oude als te centralistisch en onwerkbaar bekritiseerd was. 146 Bij de nieuwe organisatiestructuur zou de nadruk komen te liggen op zelfstandige werkgroepen in de regio. De regionale groepen zouden een zelfstandig beleid voeren en daarin gecoördineerd worden door een secretariaat van vijftien vrouwen. Om de kosten te drukken werd het pand aan de Haarlemmerstraat ingeruild voor een kantoor in het Vrouwenhuis. Een andere belangrijk agendapunt van het congres was de aanpassing van de omschrijving voor het begrip emancipatie. Tot die tijd doelde de NVB bij emancipatie op de 144
Ibidem. Ibidem. 146 IISG, NVB, doos 17, stukken betreffende het 12e congres 19-20 maart 1983, Verslag van Gaby van der Mee, De Waarheid, 23/03/1983. 145
44
onderdrukking van vrouwen door het kapitalisme, waarbij zij een sociaal-economische definiëring van die onderdrukking hanteerde. ‘Als vrouwenorganisatie spraken we wel over “dubbele onderdrukking”; vanuit die sociaal-economische benadering betekende dat de extra onderdrukking als gevolg van het feit dat vrouwen minder kans op een baan hadden, minder betaald werden, minder geld in hun huishoudportemonnee.’ In de nieuwe omschrijving van het begrip emancipatie ging de NVB uit van het idee dat antipatriarchale strijd moest samengaan met anti-kapitalistische strijd. Om dit nieuwe standpunt te onderbouwen wilde de NVB ook meer aan theorievorming gaan doen. 147 Uit een brief van de coördinatiegroep van de NVB uit 1984 komt naar voren dat de hele vrouwenbeweging toentertijd aan veranderingen onderhevig was. ‘Behalve de bloeiende vredesbeweging en vrouwen voor economische zelfstandigheid, is er terugval in activiteit in de vrouwenbeweging in het algemeen te konstateren (in vergelijking met eind jaren zeventig). Vrouwenstrijd vindt veel meer plaats in de bedrijven, instellingen, thuis, binnen de 'algemene' strijdterreinen zoals de antifascisme-, kraak-, en werkbeweging. Misschien vindt er wel evenveel vrouwenstrijd plaats, maar dit gebeurt meer verspreid, minder massaal naar buiten tredend.’ 148 Halverwege de jaren tachtig was er een duidelijke omslag in de Nederlandse vrouwenbeweging waarneembaar. Vrouwen vonden het niet meer nodig om op de barricades te klimmen en lawaai te maken voor verbetering van hun maatschappelijke positie. Het recht op abortus was in 1981 verkregen en voor velen was het mooi geweest. Door deze tegenslagen zag de coördinatiegroep van de NVB (en andere vrouwenorganisaties met haar) zich gedwongen om het verenigingskarakter op te geven en zich meer te richten op politieke lobbies. 149 In 2002 werd de NVB opgeheven.
§ 3.3: Stichting Vrouwenhuis Toen de NVB zich in 1984 in het Vrouwenhuis vestigde, behoorde zij tot de tweede generatie organisaties die zich er vestigden. Tot die tijd had het pand al ruimschoots in de behoefte aan een ontmoetings- en actiecentrum voor vrouwen voorzien. Diverse feministische organisaties zoals Uitgeverij Bonte Was, Cinemien, Vrouwenkrant, COC vrouwengroep, Vrouwen en
147
Ibidem. IISG, NVB, Doos 2, map 7, brief van Magda Schots, 07/03/1984. 149 Telefonisch gesprek met Liesbeth Mostert, voorzitter Akantes (voorheen Stichting Vrouwenhuis), gehouden op 29/11/2007. 148
45
Universiteit, PSP vrouwen en 7152 Surinaamse vrouwen hadden onderdak gevonden in het Vrouwenhuis. Daaronder bevonden zich ook een aantal vrouwenorganisaties waar de HTKB mee samenwerkte, zoals Stichting ZAMI, Vluchtelingen Organisaties Nederland en Wouw. In 1972 hadden vrouwen het pand aan de Nieuwe Herengracht in Amsterdam gekraakt om een eigen ‘Vrouwenhuis' te beginnen. De vrouwenorganisaties die bij het Vrouwenhuis betrokken waren wilden op verschillende gebieden bijdragen aan de emancipatie en bevrijding van vrouwen. Onder emancipatie verstond de organisatie van het Vrouwenhuis in 1975 ‘de strijd voor gelijkberechting met de man’ en onder bevrijding ‘de strijd voor zelfbeschikkingsrecht, niet alleen op maatschappelijk en cultureel, maar ook op psychologisch en lichamelijk gebied’. 150 Om dat te bereiken ontwikkelden de verschillende vrouwenorganisaties uit het Vrouwenhuis activiteiten die de ontplooiing en zelfstandigheid van vrouwen bevorderden en het solidariteitsgevoel tussen vrouwen onderling verstevigden, zoals de cursus 'Vrouwen Oriënteren zich op de Samenleving', informatiemiddagen over de vrouwenbeweging, discussies over feministische onderwerpen zoals vrouw en werk, homofilie, moederschap, abortus en opvoeding, maar ook timmer- en loodgietercursussen. Vooral de timmerlessen waren enorm in trek: in 1973 en 1974 werden totaal twintig cursussen gegeven waar tweehonderdvijftig vrouwen aan meededen. 151 Wat de oorspronkelijke organisatie van het Vrouwenhuis betreft, zagen de bewoners het Vrouwenhuis niet als een officieel instituut, maar als een gebouw waar de verantwoordelijkheid door alle betrokken vrouwen gezamenlijk gedeeld werd. 152 De verschillende organisaties in het pand voerden naast hun eigen plannen ook gezamenlijke initiatieven uit. In 1974 leidde een inhoudelijke discussie tot de oprichting van het eerste ‘Blijf van m’n Lijf Huis’, waar slachtoffers van huiselijk geweld opgevangen werden. Net als bij de NVB gingen de veranderingen in de Nederlandse vrouwenbeweging begin jaren tachtig niet ongemerkt aan Stichting Vrouwenhuis voorbij. Toen Liesbeth Mostert in 1981 voorzitter van Stichting Vrouwenhuis werd, stond het pand naar haar zeggen leeg. 153 150
IIAV, Archief Vrouwenhuis Amsterdam (Vrouwenhuis), map 18, Stukken betreffende correspondentie met de Gemeente Amsterdam in 1975, brief aan de gemeenteraad van Amsterdam, 19/02/1975. 151 IIAV, Vrouwenhuis, map 15, ingekomen en minuten uitgaande stukken in verband met subsidie CRM, EK, Comité Jaar van de Vrouw, 1974-1976, Brief aan minister Doorn van het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk, 09/12/1974. 152 Ibidem. 153 Vraaggesprek met Liesbeth Mostert, voorzitter van Akantes (voorheen Stichting Vrouwenhuis), gevoerd op 5/12/2007.
46
Onder haar leiding veranderde de functie van Stichting Vrouwenhuis vervolgens van initiatiefnemer van allerlei activiteiten naar een facilitaire dienstverlener. Tussen 1990 en 1998 zette Stichting Vrouwenhuis vrouwenorganisaties aan tot de gezamenlijke organisatie van de Internationale Vrouwendag vieringen, waarbij onder andere de NVB, HTKB, MVVN, Stichting ZAMI, Wouw en later de ATKB intensief betrokken waren. Mostert leidde deze vergaderingen en weet te vertellen dat Stichting Vrouwenhuis veel initiatieven moest nemen om de vrouwenorganisaties nog in de organisatie van de 8-maart vieringen te betrekken. Wat betreft de HTKB en ATKB zei Mostert dat er altijd vertegenwoordigsters bij de vergaderingen aanwezig waren en dat zij in die negen jaar een paar keer stalletje gehad hebben tijdens de 8maart vieringen. 154 Door haar betrokkenheid bij de 8-maart vieringen vervulde de Turkse vrouwenorganisatie dus een brugfunctie tussen de Nederlandse en Turkse gemeenschap. Wel merkt Mostert op dat de HTKB en ATKB ook hun eigen 8-maart vieringen organiseerden en daarom altijd maar met een paar kadervrouwen aanwezig waren bij de 8-maart vieringen van Stichting Vrouwenhuis. Andersom werd zij ook uitgenodigd op de 8-maart vieringen van de HTKB of de ATKB, waarover ze opmerkt dat het er daar heel socialistisch aan toe ging: dat het alleen toegankelijk was op uitnodiging en dat ze dan een kopje koffie kreeg, maar dat alles in het Turks was. 155 Op de vraag of de polarisering van het islamdebat in Nederland sinds begin jaren negentig ook invloed had op de samenwerking tussen de Nederlandse vrouwenbeweging en de Migrantenvrouwenbeweging, antwoordt Mostert stellig dat daar niet over gesproken werd tijdens de vergaderingen. Als verklaring geeft ze op dat er alleen kadervrouwen betrokken waren bij het 8-maart organisatiecomité en dat die vrouwen daar niet direct mee geconfronteerd werden. Binnen de HKTB en ATKB zouden volgens haar wel discussies met de achterban plaatsvinden over deze polarisatie in de Nederlandse samenleving. Daarbij zouden er fascistisch getinte verwijten naar elkaar gemaakt worden. 156 Stichting Vrouwenhuis zag zichzelf als het middelpunt van de Amsterdamse vrouwenbeweging en streefde ernaar dat zoveel mogelijk vrouwenorganisaties gebruik zouden maken van haar faciliteiten. In 2003 veranderde de naam van Stichting Vrouwenhuis in Akantes. Het pand staat nog altijd ter beschikking van organisaties die zich inzetten voor 154
Telefonisch gesprek met Mostert. Vraaggesprek met Mostert. 156 Ibidem. 155
47
emancipatie.
§ 3.4: Zijn de Nederlandse vrouwenorganisaties verdwenen? De vrouwenbeweging bestond in de jaren zeventig uit een veelvoud van vrouwenorganisaties die op alle mogelijke manieren bijdroegen aan de emancipatie van vrouwen. De vrouwenbeweging representeerde als het ware een regenboog aan initiatieven. Op het eerste gezicht pasten de allochtone vrouwenorganisaties hiertussen als weer een nieuw initiatief. Was het niet zo dat de Nederlandse vrouwenbeweging haar emancipatiestrijd beperkt hield tot een seksestrijd. Daar stond namelijk tegenover dat de allochtone vrouwenorganisaties benadrukten dat hun emancipatiestrijd anders was dan die van Nederlandse vrouwen. De allochtone vrouwenorganisaties vielen dus buiten de Nederlandse vrouwenbeweging omdat beide partijen zich niet met elkaar wilden vereenzelvigen. Deze tweedeling werd in de jaren tachtig nog eens versterkt door enerzijds de totstandkoming van de zmv-vrouwenbeweging en anderzijds veranderingen in het karakter van de Nederlandse vrouwenbeweging. De invoering van de abortuswet in 1981 markeerde volgens Opzij het einde van de tweede feministische golf. De studentes die in de jaren zestig en zeventig bijeen gekomen waren om met ludieke acties aandacht te vragen voor vrouwenrechten waren inmiddels afgestudeerd en hadden andere verantwoordelijkheden om zich druk over te maken. Het tijdsbeeld was er ook niet meer naar om nog grote protesten te houden, op straat te plassen of mannen na te fluiten. In de daarop volgende jaren liepen ledenaantallen van vrouwenorganisaties fors terug en verdween de rebelse aard van de Nederlandse vrouwenbeweging. 157 Het verenigingskarakter van Nederlandse vrouwenorganisaties sloot in veel gevallen niet meer aan bij de behoeften van hun leden. Een groot aantal van de vrouwenorganisaties hief zichzelf daarom op. Dit waren vooral organisaties die hun bestaansrecht hadden gevonden in het vuur van de tweede feministische golf en met het einde daarvan mee ten onder gingen, zoals Man Vrouw Maatschappij en Dolle Mina. Een ander deel van de vrouwenorganisaties ging op zoek naar een nieuwe invulling voor hun activiteiten, vaak toegespitst op een specifieke doelgroep, en vonden toekomst in de richting van politieke lobbies en netwerkvorming. Voorbeelden van deze organisaties zijn de Vereniging van Vrouwen met Hogere Opleiding en de FNV Vrouwenbond. Dat de 157
Website Opzij: ‘Feminisme nu’: http://www.opzij.nl/opzij/show/id=32476, geraadpleegd op 6/12/2007.
48
Nederlandse vrouwenbeweging midden jaren tachtig aan zoveel veranderingen onderhevig was betekent overigens niet dat alle vrouwenorganisaties hun verenigingskarakter opgegeven hebben. Er bestaat nog altijd een aantal organisaties dat zich inzet voor de persoonlijke ontplooiing van haar achterban, zoals de Katholieke Vrouwen Organisatie, de NBvP (voorheen Nederlandse Bond van Boerinnen en Plattelandsvrouwen), Zij Actief (voorheen Katholieke Plattelandsvrouwen Nederland) en het NVVH-vrouwennetwerk (voorheen Vereniging van Huisvrouwen). 158 De jaren negentig stonden in het teken van economische voorspoed. Ten gevolge kregen vrouwen veel kansen op de arbeidsmarkt en werden de eisen uit de tweede feministische golf, zoals gelijke lonen bij gelijke arbeid, ingewilligd. De HTKB en later de ATKB kwamen opnieuw in contact met Nederlandse vrouwenorganisaties, door deel te nemen aan het Amsterdamse 8-maart comité onder aanvoering van Stichting Vrouwenhuis. De Turkse vrouwenorganisatie benutte deze mogelijkheid echter niet om haar achterban met Nederlandse vrouwen in contact te brengen (voor haar achterban organiseerde de Turkse vrouwenbeweging een eigen 8-maart viering) en zij onderhield buiten dit comité ook geen contact met de betrokken Nederlandse vrouwenorganisaties. Het bestuur van de ATKB heeft hier duidelijk kansen laten liggen om echte toenadering tot Nederlandse vrouwenorganisaties te zoeken. Mostert is naar eigen zeggen welbekend met deze afwachtende houding en typeert het gedrag van het bestuur van de ATKB als een ‘socialistische instelling’: ‘dat ze [het bestuur van de ATKB] alles beter weet en niet wil luisteren naar anderen en dat iedereen naar haar toe moet komen en zij zelf geen initiatief hoeft te tonen.’ 159 De ongelukkige uitspraak van Oud-minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aart Jan De Geus tijdens de Internationale Vrouwendag op 8 maart 2005, dat Nederlandse vrouwen uitgeëmancipeerd waren en de emancipatie van de allochtone vrouw de nieuwe uitdaging was, maakte standpunten van de Turkse vrouwenbeweging over de Nederlandse vrouwenbeweging weer actueel. 160 Volgens de ATKB is het namelijk onjuist om op het gebied van emancipatie een onderscheid te maken tussen Nederlandse en allochtone vrouwen. Alle
158
Website Nederlandse Vrouwenraad: http://www.nederlandsevrouwenraad.nl/html/index.php?paginaID=254, geraadpleegd op 22/01/2008. N.B. deze vrouwenorganisaties zijn allemaal lid van de Nederlandse Vrouwen Raad. 159 Ibidem. 160 Petra Snelders, ‘De migrante als aanhangsel, vrouwen en het afhankelijke verblijfsrecht’, website departement Gender Studies Universiteit Utrecht: http://www.askannabel.org/migrante.pdf , geraadpleegd op 20/06/2007.
49
vrouwen moeten zich inzetten voor de emancipatie van alle vrouwen. 161 Dat de Nederlandse vrouwen vinden dat zij ver genoeg geëmancipeerd zijn, betekent volgens Güngörmüs dus niet dat zij al op hun lauweren mogen rusten. Het probleem in deze is dat Nederlandse vrouwen hun emancipatiestrijd weldegelijk voortzetten, maar zich daarbij alleen richten op hoogopgeleide vrouwen. Zo protesteert Heleen Mees fel tegen het deeltijdfeminisme en wilt platform Women Inc. een nieuwe en actuele invulling geven aan het begrip vrouwenbeweging. 162 Binnen de Turkse vrouwenbeweging is in 2004 het Netwerk BIZ opgericht, dat zich ook richt op hoogopgeleide vrouwen en wel aansluiting vindt bij Nederlandse vrouwennetwerken. Maar zoals al eerder opgemerkt is het verschil tussen deze organisaties en de ATKB, dat zich richt op laagopgeleide eerste generatie migrantenvrouwen, te groot om nog te overbruggen.
161
Interview met Güngörmüş, Bahaç en Gursel. Heleen Mees, Weg met het deeltijd feminisme! (Amsterdam 2007); Website Women Inc.: Women-inc.nl, geraadpleegd 22/01/2008.
162
50
Slotbeschouwing De samenwerking tussen de Turkse en de Nederlandse vrouwenbeweging lijkt een mooie herinnering uit een ver verleden. Terwijl Maviye Karaman levendig vertelt over haar deelname aan een demonstratie van de Dolle Mina’s in de jaren zeventig, waarbij vrouwen uit protest op straat ‘piesten’, beklagen bestuursleden van de ATKB zich erover dat zij in jaren geen contact meer hebben met Nederlandse vrouwenorganisaties. Volgens hen bestaan er zelfs geen Nederlandse vrouwenorganisaties meer die zich bezig houden met emancipatie. Om de omslag van de houding van de Turkse vrouwenbeweging ten opzichte van de Nederlandse vrouwenbeweging te verklaren, geeft deze slotbeschouwing de conclusies van het onderzoek naar het effect van het seksedebat op de samenwerking tussen de Turkse en Nederlandse vrouwenbeweging in de periode 1970 tot 2008 weer. Daarbij is specifiek aandacht besteed aan de beeldvorming die Turkse en Nederlandse vrouwen op elkaar projecteerden. Karaman richtte in 1974 de eerste Turkse vrouwenvereniging op in Nederland de HTKB. Zij was hoger opgeleid en wilde Turkse vrouwen een vertrouwelijke omgeving bieden waar zij bijeen konden komen zonder dat er mannen in de buurt waren. De HTKB en ATKB zijn altijd geleid door hoger opgeleide vrouwen die zich inzetten voor de positie van alle Turkse vrouwen in Nederland. Het doel van de HTKB was vrouwen bewust te maken van hun sociale positie, zodat zij gezamenlijk op konden komen voor hun belangen. Daartoe organiseerde het bestuur van de HTKB taal- en naailessen, hielden zij een spreekuur, organiseerde zij congressen en bracht de HTKB een Turkse vrouwenkrant uit. Volgens de Turkse vrouwenbeweging is de positie van migrantenvrouwen in Nederland driedubbel achtergesteld: als vrouw, als buitenlander en als arbeider. De emancipatiestrijd van Turkse vrouwen omvat daarom een seksestrijd, een anti-racismestrijd en een klassenstrijd. Daarnaast wilde de Turkse vrouwenbeweging de economische en politieke situatie in Turkije vanuit Nederland verbeteren door vrouwen over het land te informeren en door zelf als belangenorganisatie de politieke strijd van de democratische beweging in Turkije te ondersteunen. Na de militaire coup in Turkije in 1980 werden socialisten vervolgd en gemarteld. Intellectuele vrouwen vluchtten in die tijd naar Nederland en werden lid van de HTKB. Na het overlijden van haar echtgenoot trok Karaman zich in 1988 terug uit het bestuur van de HTKB. Met haar vertrek verloor de HTKB haar stuwende kracht; het
51
activiteitenprogramma raakte vervolgens in een slop. In 1993 poogde een aantal leden uit protest tegen het wanbeleid van het bestuur een coup te plegen. De coup mislukte, maar na interne discussies werd de structuur van de landelijke Turkse vrouwenvereniging veranderd in een lokale organisatie, de ATKB. Het bestuur van de ATKB zette de activiteiten van de HTKB voort, maar richtte zich enkel op Turkse vrouwen uit Amsterdam en omstreken. De Nederlandse vrouwenbeweging maakte in de jaren zestig en zeventig haar tweede feministische golf door. Er werden in die periode veel vrouwenorganisaties opgericht om op allerlei gebieden bij te dragen aan de emancipatiestrijd van Nederlandse vrouwen. Het doel van deze
emancipatiestrijd
was
seksegelijkheid.
Om
dit
doel
te
bereiken
legden
vrouwenorganisaties gemakkelijk onderlinge contacten en was er een brede steun voor elkanders acties. De Nederlandse vrouwenbeweging tijdens de tweede feministische golf valt te typeren als een regenboog aan initiatieven. Op het eerste gezicht pasten de allochtone vrouwenorganisaties hier als een nieuw initiatief tussen. De HTKB vond dan ook gemakkelijk aansluiting bij verschillende organisaties als Dolle Mina en de NVB. Gezien de solidariteitsbetuigingen die de HTKB tijdens haar jaarlijkse congressen ontving, stonden Nederlandse vrouwenorganisaties positief tegenover haar activiteiten. Uit directe samenwerking tussen Turkse en Nederlandse vrouwenorganisaties kwam echter naar voren dat zij niet op dezelfde lijn zaten met hun emancipatiestrijd. Tijdens het Congres Buitenlandse Vrouwen in 1981 was de kloof tussen de Nederlandse en de allochtone vrouwenorganisaties
duidelijk
zichtbaar.
Enerzijds
bekritiseerden
allochtone
vrouwenorganisaties de Nederlandse vrouwenbeweging, omdat deze geen aandacht had voor hun klassen- en antiracismestrijd en allochtone vrouwen betuttelden. Anderzijds voelden Nederlandse vrouwen, die besturen van allochtone vrouwenorganisaties wilden ondersteunen, zich ondergewaardeerd en buitengesloten door hen, omdat zij niet inhoudelijk aan discussies mochten bijdragen. De oorzaak van deze kloof lag in de onoverbrugbare verschillen in visies op de invulling en uitvoering van de te voeren emancipatiestrijd. Daar waar allochtone vrouwen zich richtten op sekse-, antiracisme- en klassenstrijd, die zij samen met mannen voerden, hadden Nederlandse vrouwen alleen aandacht voor de seksestrijd en zagen zij het juist als een verworvenheid om mannen daar buiten te houden. Het jaar 1983 markeert de breuk in de samenwerking tussen Nederlandse en allochtone vrouwenorganisaties. Bij het kiezen van het thema voor de 8-maart viering van dat
52
jaar
werden
het
door
de
allochtone
vrouwen
voorgelegde
thema
‘internationale
vrouwensolidariteit’ overstemd door Nederlandse vrouwen, die liever stilstonden bij het thema ‘kostwinnerschap’. Binnen allochtone gezinnen speelden er echter helemaal geen discussies over het kostwinnerschap en allochtone vrouwen hadden dan ook totaal geen baat bij het voeren van dit thema. Desondanks drukten de Nederlandse vrouwen in het 8-maart comité hun zin door. De deelnemende allochtone vrouwen bekritiseerden de desinteresse van de Nederlandse vrouwen voor hun emancipatiestrijd en verweten de Nederlandse vrouwen van een ongelijkwaardige behandeling. Resoluut stapten de allochtone vrouwenorganisaties uit het 8-maart comité. Later dat jaar, tijdens de winteruniversiteit vrouwenstudies, die van 17 tot en met 23 december 1983 in Nijmegen plaatsvond, werden allochtone vrouwen buitengesloten van algemene discussies over arbeid, beeld/taal/teken, hulpverlening, moederschap, onderwijs, politiek, religie seksualiteit en wetenschap. Zij waren ingedeeld in de groep niet-westerse culturen. Uit onvrede over deze buitensluiting van allochtone vrouwen door Nederlandse vrouwen riep Julia da Lima een zwarte vrouwenbeweging uit. Daarmee scheidden allochtone vrouwenorganisaties zich definitief af van de Nederlandse vrouwenbeweging. Rond diezelfde tijd was de Nederlandse vrouwenbeweging aan veel veranderingen onderhevig. Nederlandse vrouwenorganisaties kampten met een grote terugloop in ledenaantallen, waardoor zij gedwongen werden om hun organisatiestructuren te veranderen. De
Nederlandse
vrouwenbeweging
ging
een
nieuwe
richting
op,
waarbij
het
verenigingskarakter van veel Nederlandse vrouwenorganisaties plaatsmaakte voor een netwerkstructuur. Omdat migrantenvrouwenorganisaties ieder jaar nieuwe leden kregen die zich net in Nederland gevestigd hadden en opgevangen moesten worden, bleef het verenigingskarakter belangrijk voor deze organisaties. Nederlandse en migrantenvrouwenorganisaties groeiden dus qua karakter uit elkaar. Toen de verschillende vrouwenorganisaties in de jaren negentig weer contact met elkaar zochten in de vorm van het 8-maart comité, hadden de organisaties niet meer dezelfde aansluiting zoals in de jaren zeventig. De organisatie van de 8-maart vieringen leidde dan ook niet tot nieuwe samenwerkingsverbanden. Indien specifiek gekeken wordt naar de samenwerking tussen Nederlandse en Turkse vrouwenorganisaties, kunnen de gezamenlijke activiteiten in twee groepen verdeeld worden. Enerzijds waren er doelgerichte activiteiten, zoals protestacties en het KZV. Anderzijds waren er inhoudelijke discussies tijdens ontmoetingsbijeenkomsten zoals congressen en de 8-maart
53
vieringen.
Het
grote
verschil
tussen
de
activiteiten
is,
dat
standpunten
over
vrouwenemancipatie en beeldvorming over elkaar geen rol speelden bij doelgerichte activiteiten, maar bij ontmoetingsbijeenkomsten juist centraal stonden. Bij doelgerichte activiteiten konden alle partijen zich ten volste inzetten om een gezamenlijke uitkomst te behalen, omdat het doel van de actie van te voren vaststond en voor alle partijen gelijk was. Het KZV streed bijvoorbeeld voor het verkrijgen van zelfstandig verblijfsrecht voor migrantenvrouwen. Hoe dat verder paste binnen het emancipatiedenken was niet van belang. Betrokken partijen keken niet naar onderlinge verschillen maar hielden het gezamenlijke doel te allen tijde voor ogen. De ontmoetingsbijeenkomsten draaiden daarentegen om het onderstrepen van emancipatiestrijd, die voor verschillend was voor de Nederlandse en Turkse vrouwenbeweging. Bij deze ontmoetingsbijeenkomsten werden de verschillen tussen de twee bewegingen dus benadrukt, waardoor de partijen tegenover elkaar kwamen te staan. Dit had een negatieve uitwerking op de samenwerking tussen de Nederlandse en de Turkse vrouwenbeweging, zoals te zien was bij de 8-maart viering van 1983. De samenwerking tussen Nederlandse en Turkse vrouwenorganisaties rondom de 8-maartvieringen in de jaren negentig was ook niets meer dan een schijnvertoning en is vooral te danken aan de subsidieverstrekking van de Gemeente Amsterdam. Er werd in de jaren negentig maar één subsidie uitgekeerd voor de viering van Internationale Vrouwendag. samenwerken
met
andere
Wie aanspraak wilde maken op deze gelden moest dus wel vrouwenorganisaties.
Kadervrouwen
van
de
Turkse
vrouwenbeweging maakten deel uit van het organiserende comité, maar organiseerden nog altijd een aparte 8-maart viering voor hun eigen achterban. Zij zouden zich niet thuis voelen bij de festiviteiten van de Nederlandse vrouwen. De hoofdvraag van deze scriptie was welk effect het seksedebat heeft op de samenwerking tussen de Nederlandse en de Turkse vrouwenbeweging in hun strijd om een gelijkwaardige maatschappelijke positie voor vrouwen ten opzichte van mannen te bewerkstelligen. Concluderend kan gesteld worden dat het seksedebat de Turkse en Nederlandse vrouwenbeweging in eerste instantie tot elkaar heeft gebracht om samen hun emancipatiestrijd te voeren. Al doende kwam uit dat de emancipatiestrijd van Turkse vrouwen en Nederlandse vrouwen sterk verschilde. Turkse vrouwen streden voor seksegelijkheid, rassengelijkheid en klassengelijkheid. De emancipatiestrijd van Nederlandse vrouwen draaide
54
echter puur om seksegelijkheid en zij konden en wilden zich niet vereenzelvigen met de antiracisme- en klassenstrijd van de Turkse vrouwen. Tegelijkertijd voelden Nederlandse vrouwen zich wel bevoegd om de Turkse vrouwen te ondersteunen in hun seksestrijd. Turkse vrouwen vatten dit op als betuttelend gedrag en hadden het gevoel dat Nederlandse vrouwen zich superieur aan hen voelden. Andersom voelden Nederlandse vrouwen zich buitengesloten door Turkse vrouwen en zij hadden het idee dat Turkse vrouwen niet solidair met hen waren in hun emancipatiestrijd. De verschillende visies op emancipatie, maar zeker ook de beeldvorming over elkaar, heeft ertoe geleid dat de Turkse en Nederlandse vrouwenbeweging elkaar niet als medestanders zien in hun emancipatiestreven. Daarbij komt dat de Nederlandse en Turkse vrouwenbewegingen in ontwikkelingsniveau uit elkaar groeiden. De Turkse vrouwenbeweging laat zich daarin typeren door stilstand, terwijl de Nederlandse vrouwenbeweging onherkenbaar veranderd is. De kloof tussen de Turkse en Nederlandse vrouwenbeweging is door de verschillende visies op emancipatie, de beeldvorming over elkaar en het verschillende ontwikkelingniveau onoverbrugbaar geworden. Daarom konden en kunnen de Turkse en Nederlandse vrouwenbeweging tot op heden niet samenwerken in hun strijd om een gelijkwaardige positie voor vrouwen ten opzichte van mannen te bewerkstelligen. .
55
Overzicht van geraadpleegde werken Literatuurlijst: Abadan-Unat, Nermin, ed., Women in Turkish society (Leiden, 1981). Adviescommissie Onderzoek Minderheden, Allochtone vrouwen in Nederland (Leiden 1991). ATKB, Jaarverslag 2006 ATKB, (Amsterdam 2006). Baak, Anke, Tegen de stroom in. Een onderzoek naar groeps- en organisatievormen van buitenlandse vrouwen in Nederland (Utrecht 1985). Botman, Maayke, Nancy Jouwe en Gloria Wekker ed., Caleidoscopische visies. De zwarte, migranten- en vluchtelingen-vrouwenbeweging in Nederland (Amsterdam 2001). Botman, Maayke en Nancy Jouwe, ‘Inleiding’ in: Maayke Botman, Nancy Jouwe en Gloria Wekker ed., Caleidoscopische visies, de zwarte, migranten-, en vluchtelingenvrouwenbeweging in Nederland (Amsterdam 2001)11-24. Bouw, Carolien en Carien Nelissen, Gevoelige kwesties. Ervaringen van migranten met discriminatie (Leiden 1988). Brouwer, Lenie en Marijke Priester, ‘Living in between: Turkish women in their homeland and in the Netherlands’, in: Annie Phizacklea ed., One way ticket. Migration and female labour (Londen 1983) 113-129. Cammaert, Marie-France, Migranten en thuisblijvers: een confrontatie. De leefwereld van Marokkaanse Berbervrouwen (Leuven 1985). Carrilho, Mavis, ‘Racisme, een strijdpunt in en voor de vrouwenbeweging’, Katijf 9 (1982) 1217. Deekman, Amalia en Mariette Hermans, ‘Heilig vuur. Bezieling en kracht in de organisatievorming van de zmv-vrouwenbeweging in Nederland in: Botman e.a., Caleidoscopische visies, 81-115. De Pree, Arjette en Marieke ’t Hart, ‘Nou wij!’ Opzij, 11 (1979) 20-22. E-QUALITY, Experts in Gender en Etniciteit, (Den Haag 1998). Groot, Alexander H. De, ‘Turkije’ in: Ruud Peters, ed., Van vreemde herkomst. Achtergronden van Turkse en Marokkaanse landgenoten (2e herziene druk; Houten 1987). HTKB Turkse vrouwenvereniging in Nederland, 'Algemene jaarvergadering HTKB' Turkse Vrouwenkrant 4 (1979/1980) 6-7.
56
HTKB Turkse vrouwenvereniging in Nederland, ‘Weg met Turks fascisme’, Turkse Vrouwenkrant 5 (1980) 7. HTKB Turkse vrouwenvereniging in Nederland, 'Verbod op abortus in Turkije leidt tot wantoestanden' Turkse Vrouwenkrant 8 (1981) 6-7. Karaman, Maviye, e.a., Vrouwen in Turkije: Türkiye’de Kadinlar (Amsterdam 1982). Kazgan, Gülten, ´Labour force participation, occupational distribution, educational attainment and the socio/economic status of women in the Turkish economy´ in: Nermin Abadan-Unat, ed., Women in Turkish society (Leiden, 1981) 131-159. Kersten-Mampuys, Ida, Het minderhedenbeleid en de emancipatie van Turkse en Marokkaanse vrouwen (Scriptie Etnische Studies en Minderhedenvraagstukken, Amsterdam 1988). Kongresbundel winteruniversiteit vrouwenstudies (Nijmegen z.j.(1983)). Loewenthal, Troetje, ‘De witte toren van vrouwenstudies’, Tijdschrift voor Vrouwenstudies 1, 1984, 5-17. Loewenthal, Troetje, ‘Gegijzelde islam. Wat wil Hirsi Ali’, Lover 1 (2003) 4-7. Loo, Vilan van de, De vrouw beslist. De tweede feministische golf in Nederland (Wormer 2005). Loo, Vilan van de, Het nieuwe onbehagen. Op naar een derde feministische golf (Wormer 2005). Mansur Coşar, Fatma, ´Women in Turkish society´ in: Lois Beck en Nikki Keddie, ed., Women in the Muslim world (Cambridge 1978) 124-140. Mees, Heleen, Weg met het deeltijd feminisme! (Amsterdam 2007). Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, Turkse en Marokkaanse Vrouwen. Sociale positie en participatie in de Nederlandse samenleving. (Rijswijk 1987). Nalbantoğlu, Papatya, Aysel en anderen, Turkse vrouwen in Nederland (Amsterdam 1981). Nederlands Centrum Buitenlanders, Een gemiste kans? Over beleid voor buitenlandse vrouwen (Utrecht 1982). NRC Handelsblad, d' Ancona: 3.000 banen voor allochtone vrouwen', NRC Handelsblad 9 maart 1992.
57
Obdeijn, Herman, ‘400 jaar Marokkaans - Nederlandse betrekkingen. Een waardevol bondgenootschap’, website Universiteit Leiden: http://www.studiumgenerale.leidenuniv.nl/index.php3?c=35. Overdevest, Ida, ‘Wat doet Nederland voor buitenlandse vrouwen? Overheid overlegt te weinig met de vrouwen zélf’, Opzij 2 (1983) 38- 42. Öncü, Ayse, ´Turkish women in the professions: why so many?´ in: Nermin Abadan-Unat, ed., Women in Turkish society (Leiden, 1981) 181-193. Özbay, Ferhunde, ´The impact of education on women in rural and urban Turkey´ in: Nermin Abadan-Unat, ed., Women in Turkish society (Leiden, 1981) 160-180. Penninx, Marinus, J. A., Etnische Minderheden (Den Haag 1979). Redmond, Roline, Daar hoor ik ook bij. De zwarte en migrantenvrouwenbeweging in Nederland (Leiden 1990). Reijerse, Marga, ‘Vrouwendag in teken van vrede en werkgelegenheid’ Trouw 08/03/1984. Sadaawi, Nawal El, De gesluierde Eva (Leuven 1980). Schoute, Liesbeth, 'Allochtone vrouwen timmeren druk aan de weg: De Nederlandse vrouwenbeweging is zwart'. Onze Wereld 7/8 (1997) 36-39. Schripsema, Eveline, HTKB: De strijd om mondigheid (Amsterdam 1987). Smit, Joke, Er is een land waar wij willen wonen. Teksten 1976-1981 (Amsterdam 1984). Sociaal Cultureel Planbureau, De balans opgemaakt. De slotbeschouwing van de ‘Sociale atlas van vrouwen uit etnische minderheden’ (Den Haag 2006). Soest, Marjo van, „Meid, wat ben ik bewust geworden.” Vijf jaar Dolle Mina (Den Haag 1975). Sunier, Thijl, Islam in beweging. Turkse jongeren en islamitische organisaties (Amsterdam 1996) Tilborgh, Yolanda van, Wij zijn Nederland. Moslima’s over Ayaan Hirsi Ali (Amsterdam 2006). Tweede Kamer, Nota Buitenlandse Werknemers, Den Haag: Handelingen der Staten-Generaal, Tweede Kamer 1969-1970, nr. 10504. Vreede-De Stuers, Cora, ‘De rechtspositie van de islamitische vrouw’, Opzij 2 (1974) 5-6. Vries, Marlene de, Ogen in je rug. Turkse meisjes en jonge vrouwen in Nederland (Alphen aan de Rijn 1987). 58
Wouw Amsterdam, nieuwsbrief 4e kwartaal 1993. Zee, Jannetta van der, Wit feminisme en racisme (Scriptie Andragogisch Instituut, Groningen 1985). Zürcher, Erik J., Turkey. A modern history (3e herziene druk; Londen 2004).
59
Lijst van archivalia Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging Archief Nederlandse Vrouwenbeweging (NVB) Map 13, stukken betreft het tiende congres van de NVB. Map 14, Stukken betreffende het 11e congres van de NVB, congresverslag 11e congres van de NVB (Amsterdam 1980). Brief aan minister Doorn van het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk. Archief Vrouwenhuis Amsterdam (Vrouwenhuis) Map 15, ingekomen en minuten uitgaande stukken in verband met subsidie CRM, EK, Comité Jaar van de Vrouw, 1974-1976, Brief aan minister Doorn van het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk, 09/12/1974. Map 18, Stukken betreffende correspondentie met de Gemeente Amsterdam in 1975, brief aan de gemeenteraad van Amsterdam, 19/02/1975.
Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis Archief Hollanda Türkiyeli Kadinlar Birliği (HTKB) Map 10, Stukken betreffende het 10e congres. 1993. Map 18, Stukken betreffende ingekomen poststukken 1983. Map 241, Stukken betreft congres Buitenlandse Vrouwen, notulen openingsspeech door Zorica Masic, 27/09/1981. Map 241, Stukken betreft congres Buitenlandse Vrouwen, notulen werkgroep Buitenlandse Vrouwen, 27/09/1981. Map 242, Stukken betreft Buitenlandse Vrouwencongres in Nederland, gehouden op 27/09/1981. Map 242, Stukken betreffende het Congres van Buitenlandse Vrouwen in Nederland. 1980, notulen van discussiegroep Nederlandse vrouwen.
60
Map 258, Stukken betreffende 8-maart vieringen, ‘8 maart: internationale dag van de vrouw?’. Map 315, Verslag van een studieochtend van de Nederlandse Bond van Plattelandsvrouwen, 8/10/1981. Map 409, Informatiebulletin Buitenlands vrouwenoverleg Utrecht, februari 1979. Map 434, Stukken betreffende documentatie over de Grijze Wolven 1976-1980, Informatiemap voor het symposium tegen de fascistiese Grijze Wolven, Nijmegen 22 september 1979; Krantenartikelen over fascistische terreur door de Grijze Wolven. Archief Nederlandse Vrouwen Beweging (NVB) Doos 2, map 7, brief van Magda Schots namens de coördinatie groep voor het nieuwe pand, 07/03/1984. Doos 17, stukken betreffende het 12e congres 19-20 maart 1983, Verslag van Gaby van der Mee, De Waarheid, 23/03/1983. Doos 103, map 281, Notulen voorbereidingsgroep 8 maart 1982, opgesteld op 01/02/82. Doos 138, map 383, Oprichtingsverklaring Anti-Fascisme Komité Amsterdam, maart 1978.
61
Websites: Centraal Bureau voor Statistiek: http://statline.cbs.nl DAG: http://www.dag.nl De Fabel van de Illegaal: http://www.gebladerte.nl Departement Gender Studies Universiteit Utrecht: http://www.askannabel.org/migrante.pdf. De Triomf: http://www.detriomf.org E-QUALITY: http://www.e-quality.nl Forum: http://www.forum.nl Justitie: http://www.justitie.nl Nederlandse Vrouwen Raad: http://www.nederlandsevrouwenraad.nl NOS Journaal: http://www.nos.nl Openbaar Ministerie: http://www.om.nl Opzij: http://www.opzij.nl Stichting Koppeling: http://www.stichtingkoppeling.nl Universiteit Leiden: http://www.studiumgenerale.leidenuniv.nl Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatie Centrum: http://www.wodc.nl Website Women Inc.: http://www.women-inc.nl Xpats: http://xpats.designserver.nl
62
Interviews en correspondentie Interview met Marijke Bierlaagh, oud-lid van het Nederlandse steuncomité van de HTKB, gehouden op 07/12/2007. Interview met Sevgi Güngörmüş en Gündüs Bahaç, respectievelijk de voorzitster en een bestuurslid van de ATKB, gehouden op 10/09/2007. Interview met Sevgi Güngörmüş, Gündüs Bahaç en Mehtap Gursel, bestuursleden der ATKB, gehouden op 17/10/2007. Interview met Maviye Karaman, Oprichtster en oud-voorzitster van de HTKB, gehouden op 27/11/2007. Telefonisch gesprek met Liesbeth Mostert, voorzitter Akantes (voorheen Stichting Vrouwenhuis), gehouden op 29/11/2007. Vraaggesprek met Liesbeth Mostert, voorzitter van Akantes (voorheen Stichting Vrouwenhuis), gevoerd op 5/12/2007. E-mailbericht aan auteur van Hedy d’Ancona, 02/11/2007
63