Neurochirurgie
Nekhernia
Binnenkort wordt u in het Zuwe Hofpoort Ziekenhuis opgenomen in verband met een hernia of stenose. Het is belangrijk dat u goed geïnformeerd bent. Hierdoor kunt u zich beter voorbereiden op uw opname, de operatie en ook op uw terugkeer naar huis. Een goede voorbereiding kan bijdragen aan een vlot herstel. De informatie in deze folder helpt u hierbij. U vindt in deze folder informatie over de voorbereiding op de opname, de operatie en de herstelperiode. Tevens wordt in het kort beschreven wat nu precies een hernia is. Als u na het lezen van deze folder nog vragen heeft, kunt u deze aan de verpleegkundige op de opnamedag stellen. U kunt ook contact opnemen met de afdeling neurologie, de polikliniek neurologie/neurochirurgie of de afdeling fysiotherapie. Wij wensen u een prettig verblijf en een voorspoedig herstel toe. Wat is een hernia? Een hernia (Hernia Nucleus Pulposus, HNP) is een uitstulping van de tussenwervelschijf. Deze uitstulping kan op een zenuw drukken, waardoor uitstralende pijn ontstaat.
15131068
De wervelkolom De wervelkolom heeft een centrale plaats in het bewegingsapparaat. Hij bestaat uit 7 halswervels, 12 borstwervels, 5 lendenwervels, het heiligbeen en het staartbeen. Tussen iedere twee wervellichamen ligt telkens een tussenwervelschijf en dankzij deze 23 schijven is de wervelkolom beweeglijk en elastisch. Een tussenwervelschijf bestaat uit een elastische kern die omgeven is door een vezelige ring. De voorkant van het wervelkanaal wordt door de wervels en tussenwervelschijven gevormd. De achterkant van het wervelkanaal wordt gevormd door de wervelbogen, die in een doornuitsteeksel uitlopen en waartussen stevige banden zijn uitgespannen. In het wervelkanaal bevindt zich het ruggenmerg dat echter niet lager reikt dan de eerste lendenwervel. Onder dit niveau lopen alleen nog zenuwwortels waarvan er telkens één links en één rechts tussen twee wervels door het wervelkanaal verlaten. Het geheel van deze wortels heet de paardenstaart (cauda equina).
7 halswervels
12 borstwervels
5 lendewervels
heiligbeen staartbeen
Een hernia Slijtage of degeneratie van een tussenwervelschijf is een proces dat bij iedereen in meer of mindere mate plaats vindt. Daarbij kan de tussenwervelschijf gaan uitpuilen. Er kan echter ook een scheur in de vezelige ring optreden. Hierdoor kunnen dan stukken uit de kern naar buiten gedrukt worden in de richting van het wervelkanaal. Meestal scheurt de ring op de zwakste plek en dat is precies de plaats waar de zenuwwortel het wervelkanaal verlaat. Hoewel een hernia theoretisch bij iedere tussenwervelschijf kan voorkomen, zijn in de praktijk voornamelijk de drie onderste tussenwervelschijven van belang. De meest voorkomende hernia’s ontstaan tussen de 5e lendenwervel en het staartbeen (HNP L5-S1) en tussen de 4e en 5e lendenwervel (HNP L4-L5). Dit noemen we een lumbale of rughernia. Een hernia in de nek komt veel minder vaak voor, omdat deze wervels geringer worden belast. Een nek- of cervicale hernia komt meestal voor tussen de onderste drie halswervels (HNP C4-C7). Vaker is er sprake van een vernauwing (stenose) van het cervicale kanaal, die dezelfde klachten geeft als een hernia. Iedereen kan een hernia krijgen en waarom dit bij de één wel en bij de ander niet gebeurt, is niet bekend. Wel zie je hernia’s iets vaker in bepaalde families optreden. Mogelijke klachten Veel mensen met alleen nekpijn bezoeken de polikliniek van de neuroloog. Enkel nekpijn, zonder uitstraling naar de arm, kan ontstaan door diverse oorzaken en hoeft niet op een hernia te wijzen. De typische klacht van een hernia is uitstralende pijn en/of krachts- en gevoelsvermindering in een arm of been. Druk op de zenuw veroorzaakt een verlies van functie. Hierdoor kan krachtsvermindering ontstaan in de armspieren die door deze zenuw worden bestuurd. Omdat bij hoesten, niezen en persen de druk in het wervelkanaal wordt verhoogd, dus ook de druk op de zenuwwortel, kan de pijnuitstraling daarbij toenemen. Uit de beschrijving van de pijnuitstraling en uit de bij onderzoek eventueel vastgestelde spieruitval is vaak al af te leiden welke zenuw bekneld is. De klachten variëren van persoon tot persoon. De meest voorkomende verschijnselen zijn: • pijn of stijfheid in de nek • pijn in één of beide schouders en armen Wanneer de zenuw ernstiger bekneld is, kan er ook sprake zijn van: • een ‘doof gevoel’ in de arm • tintelingen in de handen • krachtsvermindering in de arm Het stellen van de diagnose Om aan te tonen dat de pijn inderdaad veroorzaakt wordt door een zenuwbeknelling bij een hernia, moet nader onderzoek gebeuren door middel van de MRI-scan. Er wordt gebruik gemaakt van een sterk magnetisch veld dat in het lichaam bepaalde signalen opwekt. Een antenne vangt de signalen op en de computer vertaalt ze in een afbeelding. Een MRI-scan is niet schadelijk. Wel maakt de magneet behoorlijk wat lawaai. Indien een MRI-scan niet mogelijk is door bijvoorbeeld metalen implantaten in het lichaam of de aanwezigheid van een pacemaker, dan kan er in plaats een CT-scan worden verricht. Ook claustrofobie (panische angst voor kleine ruimtes) is een reden om geen MRI- maar een CT-scan te maken.
Schematische lengtedoorsnede van de wervelkolom met een uitpuilende tussenwervelschijf op de zenuw: een hernia.
De behandeling De meeste hernia’s gaan vanzelf over, zonder specifieke behandeling. Alleen bij uitblijven van spontaan herstel en bij ernstige zenuwbeschadiging moet tot behandeling worden overgegaan. Er zijn meerdere mogelijkheden van behandeling bij een hernia. We noemen er twee: Conservatieve behandeling De neuroloog zal u adviseren het rustig aan te doen; geen zware voorwerpen tillen, regelmatig gaan liggen of rusten en op geleide van pijn lichte werkzaamheden verrichten. Ter verlichting en steun wordt bij een nekhernia soms kortdurend een zachte halskraag voorgeschreven. Hernia operatie De gang van zaken aangaande de operatie wordt in het volgende hoofdstuk uitgelegd. De cervicale of nekhernia operatie Pre-operatief spreekuur Voorafgaand aan de operatie krijgt u een afspraak bij de pre-operatief verpleegkundige en bij de anesthesist. De verpleegkundige houdt met u een opnamegesprek. Tijdens dit gesprek krijgt u informatie over de gang van zaken op de afdeling en wordt u een aantal vragen gesteld. Bijvoorbeeld over uw medicijngebruik. Het is makkelijk wanneer u de medicijnen of een lijstje met daarop de namen van de medicijnen meeneemt. Bij sommige medicatie, zoals bijvoorbeeld diclofenac, is het belangrijk dat deze 10 dagen voor de operatie gestopt wordt. Tevens wordt de temperatuur en de bloeddruk gemeten. Verder is het van belang dat u de dag voor de operatie ontlasting heeft gehad. Zonodig krijgt u een microlax mee naar huis. U krijgt 2 multivit-drankjes mee naar huis. Dit is een koolhydraatrijk drankje, dat u in optimale conditie voor de operatie probeert te brengen. Als u echter diabetes hebt, krijgt u dit drankje niet (tenzij de internist anders besluit). De anesthesist zal een aantal zaken met u doorspreken die van belang zijn voor de anesthesie. Zo wil de anesthesist graag van u weten of u overgevoelig bent voor bepaalde geneesmiddelen en/of stoffen zoals jodium of antibiotica. Ook bepaalt hij/zij of u ‘s ochtends uw eigen medicatie mag gebruiken. De hernia operatie gebeurt altijd onder algehele anesthesie (narcose). Voorbereidingen de dag voorafgaand aan de operatie Op de middag voorafgaand aan de dag van operatie gaat u eerst naar het laboratorium voor een (2e) bloedonderzoek. Daarna wordt u op afdeling neurologie/neurochirurgie verwacht. Hier wordt u ontvangen door de afdelingssecretaresse. De opnameprocedure duurt ongeveer 2 uur in totaal. Zaalarts De zaalarts zal daarna het opnamegesprek met u voeren. Soms vindt dit samen met fysiotherapeut plaats. Zij zullen u samen onderzoeken om later goed te kunnen zien of de operatie effect heeft gehad. Daarnaast is het voor de zaalarts ook belangrijk dat u weet welke medicijnen u thuis gebruikt. Fysiotherapeut De fysiotherapeut helpt u na de operatie zo snel mogelijk weer op de been. De eerste vaardigheden voor ná de operatie worden daarom alvast met u geoefend. De fysiotherapeut zal met u doornemen welke oefeningen en adviezen voor u belangrijk zijn. Ook wordt de spierkracht in de armen getest.
Na het bloedonderzoek en de gesprekken met de fysiotherapeut en de zaalarts gaat u naar huis, tenzij de arts of u liever heeft dat u blijft. Als u diabeet bent, kan de internist u vragen om te blijven. Voor algemene informatie over de opname kunt u terecht bij het informatieboekje van het Zuwe Hofpoort Ziekenhuis dat u bij bureau Opname meekrijgt. De operatiedag De ochtend van de operatie moet u nuchter zijn. Dat betekent vanaf 00:00 uur geen vast voedsel. Tot 2 uur voor de opname zijn heldere vloeistoffen toegestaan, zoals thee, zwarte koffie (zonder melk), water, appelsap of ranja. Melkproducten, sinaasappelsap, overige vruchtensappen en alcohol zijn niet toegestaan. U dient 12 uur voor de opname te stoppen met roken. U mag uw eigen medicijnen ’s ochtends innemen met een half glas water. Op de afdeling krijgt u een bed toegewezen en kunt u uw spullen een plekje geven. Kort voor u naar de operatiekamer gaat, trekt u uw eigen kleding uit en krijgt u een operatiehemd en een papieren onderbroek aan. Als u een kunstgebit en/of contactlenzen heeft, moet u deze voor de operatie uitdoen. Ook sieraden moet u afdoen. Het is nog beter als u uw sieraden thuislaat in verband met mogelijke diefstal. Er zijn in het ziekenhuis eventueel kluisjes aanwezig. Ook piercings dienen verwijderd te worden evenals nagellak. Een half uur voor de operatie krijgt u alvast 2 Paracetamol tabletten als pijnstilling. Hierdoor hopen we dat u na de operatie minder pijn hebt. U krijgt een injectie Clexane in de buikhuid. Dit is om trombosebenen te voorkomen. Deze injectie krijgt u verder elke dag gedurende de tijd dat u opgenomen bent. Vervolgens wordt u naar de operatieafdeling gebracht, alwaar u wordt ontvangen door een lid van het operatieteam. U krijgt een aantal plakkers op de borst geplakt die zijn aangesloten op een monitor om tijdens de operatie uw hartritme te registreren. Daarnaast krijgt u een infuus, waardoor de anesthesiemedicatie toegediend wordt. Neuroloog/Neurochirurg De neurochirurg voert de operatie uit. Omdat herniaklachten verschillende oorzaken kunnen hebben, bestaan er diverse operatietechnieken. • Bij een discectomie verwijdert de chirurg het uitpuilende deel van de tussenwervelschijf, dat de zenuw beknelt. Ook wordt de inhoud (het ‘slechte’ weefsel van de elastische kern) van de tussenwervelschijf zoveel mogelijk verwijderd. Op deze wijze wordt de zenuw bevrijd van druk (decompressie) en de kans op een nieuwe hernia zo klein mogelijk gemaakt. • Bij een foraminectomie wordt de zenuw bekneld door artrose van de gewrichten. Het wortelkanaal, waardoor de zenuwwortel loopt, is te nauw en veroorzaakt klachten. Door dit tijdens de operatie te verwijden, kan er meer ruimte gecreëerd worden voor de afgaande zenuw en zodoende een adequate decompressie verkregen worden. Hierdoor kan de zenuw zijn normale functie weer hervatten. • Bij een laminectomie wordt de wervelboog of een deel daarvan verwijderd, zodat de wortelzak, met daarin de verschillende zenuwwortels, vrij komt te liggen. Na de operatie komt de neurochirurg bij u langs. De neuroloog is gedurende de verdere opname medeverantwoordelijk voor de medische behandeling. Na de operatie Na afloop van de operatie wordt u naar de recovery (uitslaapkamer) gebracht. Hier worden o.a. de bloeddruk en de hartslag regelmatig gecontroleerd. Als de controles stabiel blijven en u goed wakker bent, wordt u door twee verpleegkundigen van uw verpleegafdeling opgehaald. Na de operatie heeft u nog steeds een infuus. Dit is om voldoende vocht binnen te krijgen en om medicijnen tegen eventuele misselijkheid toe te dienen. Naast de operatiewond is soms
een slangetje (drain) ingebracht, dat is aangesloten op een drainpot. Op deze wijze wordt overtollig bloed en wondvocht afgezogen, wat de wondgenezing bevordert. Zowel het infuus als de drain worden normaal gesproken de dag na de operatie verwijderd. U ligt zes uur op uw rug om zo de operatiewond in de nek dicht te drukken. Daarna mag u draaien onder begeleiding van de verpleegkundige. De hoofdsteun mag tot maximaal 45 graden omhoog. Pijn U kunt de eerste dagen na de operatie pijn hebben. De pijn kan drie oorzaken hebben: • Wondpijn, deze pijn wordt veroorzaakt door de operatiewond. • Pijn uit spieren en gewrichten; om de herniapijn te ontwijken bent u zich voor de operatie anders gaan bewegen en heeft u zich een andere houding aangewend. Na de operatie kunt u zich weer ‘normaal’ bewegen. De spieren van de rug en armen zullen hierop reageren. Dit kan pijn veroorzaken. De operatie zelf kan ook spierpijn veroorzaken, omdat de spieren opzij worden getrokken om goed bij het operatiegebied te kunnen komen. • Zenuwpijn; de zenuw heeft een lange tijd bekneld gezeten door de uitpuilende hernia. De zenuw heeft nu voldoende ruimte, maar is nog steeds geïrriteerd. De pijn zal anders zijn dan voor de operatie. Ook kan het zijn dat door de operatie de zenuw aan de andere kant dan de hernia geïrriteerd raakt door trek aan de wortel tijdens de operatie. Pijnklachten na de operatiehoren er helaas bij. Hier krijgt u pijnstillers voor. De dag van de operatie en de daaropvolgende nacht morfine-injecties, de volgende dag tabletten, meestal is Paracetamol voldoende. Het mobiliseren De dag na de operatie wordt u door de verpleegkundige geholpen met wassen en eet u op bed. Indien u in staat bent normaal te eten en te drinken, u geen koorts heeft en de bloeddruk goed is, wordt het infuus verwijderd. Ook de eventuele drain wordt 24 uur na de operatie verwijderd. Vanaf de eerste fase na de operatie begint u samen met de fysiotherapeut aan de oefeningen die u daarna ook zelfstandig kunt uitvoeren. Het is raadzaam om gedurende de tijd dat u bedrust heeft uw benen regelmatig te bewegen om de bloedsomloop goed op gang te houden. Houdt u zich bij het verdere verloop van het mobiliseren aan de instructies van uw fysiotherapeut. De dag na de operatie mag u al even naast het bed zitten. De daarop volgende dagen wordt het mobiliseren uitgebreid. Vanaf de derde fase kunt u meestal zelf weer wassen of douchen. U voelt zich waarschijnlijk ook een stuk beter. Houdt u er echter rekening mee dat u het lopen en zitten langzaam moet opbouwen. Dit om te voorkomen dat u weer meer rug- en spierpijn krijgt. Iedere dag krijgt u een schone pleister op de operatiewond en wordt tegelijkertijd uw wond geïnspecteerd. U heeft hechtingen of nietjes in de wond die door de huisarts op de 8e dag na de operatie worden verwijderd. Bij een tweede operatie aan de rug worden ze een paar dagen later verwijderd. Ontslag In principe mag u, bij een normaal opnameverloop, 3 tot 4 dagen na de operatie weer naar huis. De arts zal u hierover inlichten. Bij uw ontslag krijgt u, indien nog noodzakelijk, een recept mee voor pijnstillers. Ook wordt een afspraak gemaakt voor een controlebezoek op de polikliniek bij de neurochirurg (6 tot 8 weken na ontslag). Daarnaast krijgt u een verwijzing en een overdracht voor behandeling van een fysiotherapeut bij u in de buurt of bij wie u al onder behandeling was. Leefregels voor de eerste zes weken na ontslag zijn hier bijgevoegd. Tevens krijgt u een kort ontslagbriefje mee om aan de huisarts te geven.
Leefregels na de operatie Adviezen: • Neem de eerste vier tot zes weken regelmatig rust door te gaan liggen en wissel activiteiten en houdingen af. Pijn is in deze tijd een goede graadmeter hoever u kunt gaan. • Bij alles geldt: niet overmatig inspannen of forceren. • Zitten, staan en lopen afwisselen; regelmatig tussendoor liggend rusten. • Seks hoeft niet gemeden te worden. Houdingen die niet prettig aanvoelen mijden en de pijngrens niet overschrijden. Vervoer: De eerste vier tot zes weken niet zelf autorijden Meerijden in een auto is toegestaan. De eerste zes weken geen gebruik maken van het openbaar vervoer. De eerste vier tot zes weken niet fietsen. Op een hometrainer is dit wel toegestaan, mits een goede houding wordt aangenomen.
• • • •
Tillen:
• Til niet voordat u met de fysiotherapeut de juiste tiltechniek hebt doorgenomen. • De eerste vier tot zes weken geen voorwerpen zwaarder dan 5 kg tillen. Werk:
• Tot de eerste poliklinische controle bij de specialist mag u niet werken. • Bij de eerste controle (doorgaans zes weken na de operatie) overlegt u het moment en de wijze van werkhervatting met de specialist en bedrijfsarts.
• U moet rekenen dat u soms pas na een half jaar op uw oude niveau zit. Huishoudelijke activiteiten: • De eerste vier tot zes weken geen belastende huishoudelijke activiteiten doen als stofzuigen, bedden verschonen, dweilen en ramen lappen. • Lichte huishoudelijke activiteiten kunnen met de juiste techniek in overleg met de fysiotherapeut geleidelijk aan hervat worden. Sport:
• Tot de eerste poliklinische controle bij de specialist mag u niet sporten, stoeien met de
kinderen en/of de hond in verband met onverwachte bewegingen. • In het vervolgtraject van de revalidatie mag met sporten gestart worden in overleg met de fysiotherapeut. Pijnmedicatie: • Een onderdeel van het genezingsproces is pijnmedicatie. Pijnmedicatie alleen op voorschrift van de arts. Belangrijke telefoonnummers Afdeling Neurologie Polikliniek Neurologie/neurochirurgie Afdeling Fysiotherapie Oktober 2011
Zuwe Hofpoort Ziekenhuis Polanerbaan 2 3447 GN Woerden T 0348 42 79 11 I www.zuwehofpoort.nl
0348 42 74 20 0348 42 72 61 0348 42 72 50