De collega’s
Prof. dr. E. Heineman (Erik) Kinderchirurg, hoofd afdeling Chirurgie UMC Groningen
Hoe dingen lopen
‘What makes Harald tick?’ Curiosity Life
Passion
HIS WHEEL OF LIFE!
(Just a Heineman thought during an early morning walk with the Dog)
Dr. R.J. van Ginkel (Robert) Chirurg-oncoloog, hoofd afdeling Chirurgische Oncologie, UMC Groningen
Het was in de nadagen van mijn militaire diensttijd toen mijn vrouw mij belde en vertelde dat ze via een jaarclubgenote te horen had gekregen dat Michel Cromheecke, haar vriend, voor de opleiding plastische chirurgie in Groningen was aangenomen. Michel deed onderzoek bij een zekere professor Hoekstra en met het vertrek van Michel op komst was het de vraag of ik geen interesse had voor de onderzoeksplaats bij de Professor. Ikzelf had altijd de ultieme wens om chirurg te worden, maar voor een opleidingsplaats was onderzoekservaring een pre, dus dit gaf een unieke kans. Bovendien betekende het weer een dag vrij van de dienst om te kunnen solliciteren in het Groningse bij - toen nog - doctor Hoekstra. Het was eind 1992 toen ik voor het eerst kennismaakte met ‘Lange Jan’, zoals mijn oudste zoon Harald pleegt te noemen. Met zijn toen al grijze haar en borstelige wenkbrauwen zat hij achter zijn bureau. “Dus jij bent Van Ginkel?” zei hij met die typische hete aardappel in zijn keel. Sommige mensen ervaren die stem als intimi derend maar al snel was sprake van een wederzijdse ‘klik’. In het gesprek kwam al snel naar voren hoe ik Michel en zijn vrouw kende. Vooral het feit dat ik niet zoals zij lid waren geweest van het Gronings Studentencorps en dus doorga voor een echte ‘knor’, maar wel een Vindicaatse dame had, sprak Harald aan. Diezelfde middag werd een promotie-A4-tje opgesteld en had ik een onderzoeksbaan voor na de diensttijd. Groningen als studentenstad is geweldig, en mijn vrouw en ik kwamen er al snel achter dat ook wonen en werken in het Groningse prima is. Alles bij de hand en geen files. We huurden een mooie flat aan de Regentessestraat, met uitzicht op het water en bij het Noorderplantsoen. Samen met Harald startte ik het onderzoek. Eerst maar eens even wat materiaal wegwerken wat anderen nooit hadden afgemaakt. Lastig, maar: tanden erin en niet zeuren. Van mijn vader, ex-IBM-er, kreeg ik een notebook ter waarde van toen 4000 gulden. Met een zwart/wit beeldscherm en programma’s als Windows Word, Excel en Powerpoint, maakte ik de blits tussen al die met Wordperfect 5.1 werkende secretaresses. Daarmee was ik ook nog eens mobiel, dus thuis werken was geen probleem. In die tijd begon professor Schraffordt Koops met de TNF/melphalan perfusies. Een deel van mijn proefschrift had hierop betrekking en ik werd een soort
27
spin in het web om allerlei deelonderzoeken hierin te coördineren. Het onderzoek verliep voorspoedig en al snel moesten er posters gemaakt en praatjes gehouden worden voor diverse congressen, waaronder de Society of Surgical Oncology. Dit be tekende dat ik voor het eerst naar Amerika ging. Mijn CV kreeg meer body maar des ondanks mislukte een eerste sollicitatie voor een opleidingsplaats. Tegelijkertijd liep de financiering van mijn onderzoeksplaats ook ten einde. Plannen bijstellen en verder kijken, was dus het devies. Ook nu weer had ik geluk dat Jan de Jong zijn plaats als transplantatiecoördinator verruilde voor een opleidingsplaats urologie en ik werd aangenomen voor deze ‘hollen-of-stilstaan-baan’. Ten tijde van de stilte kon ik prima aan mijn onderzoek blijven werken en een jaar later werd ik wel voor de opleiding aangenomen. Drie jaar opleiding in het, toen nog AZG, met Van Schilfgaarde als opleider. Deze werden gevolgd door drie jaren opleiding in het MCL met collega Busman als opleider. Mijn promotie was nog niet afgerond en daar kon Harald het natuurlijk niet bij laten zitten. Op een goede dag kreeg ik een brief in de bus die ik nog altijd heb bewaard. De tekst luidde: “Beste van Ginkel, je mag dan nu in Leeuwarden zitten maar ik ben je nog niet vergeten!” Het was deze brief die me net dat zetje gaf om de laatste hand aan mijn proefschrift te leggen.
Woensdag 20 november 2002, net nadat ik in september 2002 een fellow-plaats chi rurgische oncologie had betrokken, promoveerde ik met de laudatio van Harald. Voor mij als fellow chirurgische oncologie was Harald opnieuw een leermeester om ook de kneepjes van het chirurgische vak verder te leren, en dan met name de sarcoomchirurgie. Veel ‘Harald-spreuken’, geuit op de OK, zullen mij en velen met mij bijblijven. De twee jaar fellowship vlogen voorbij en het toenmalige afdelingshoofd Theo Wiggers zag het wel zitten om mij, naast een vaste aanstelling, ook tot Chef de Clinique te benoemen. In die laatste functie heb ik mij weer op hele andere vlakken kunnen ontplooien waarbij de basis die Harald mede gelegd had, zeer solide was. Daarnaast was Harald ook altijd op de achtergrond beschikbaar voor overleg of als waardevolle raadgever. Het congres van de Society of Surgical Oncology was ook een jaarlijks terugkerend evenement waar we vaak gezamenlijk naar toe gingen, op die manier hebben we een groot deel van de VS gezien. Harald is in dat opzicht zeer goed reisgezelschap en ik hoop dat we nog vele reisjes gaan maken, want het ziet ernaar uit dat hij de SSO nog wel even blijft aandoen.
Harald voor het huis van de schrijver Ernest Hemingway op een van onze uitstapjes in de States, in dit geval de Keys in Florida 2005.
28
De collega’s
29
Old Soldiers Never Die... Prof. dr. J.Th. Plukker (John) Hoogleraar Chirurgische Oncologie, UMC Groningen
Toen ik begin 1985 mijn KWF-fellowship in het voormalig Academisch Ziekenhuis Groningen begon was Harald Hoekstra nog in de VS, waar hij zijn wetenschappelijke buitenlandse stage volgde. Alle leden van de oncologische kernploeg waren min of meer gespecialiseerd in een bepaald oncologisch gebied naast op traditionele wijze te zijn opgeleid in de chirurgische oncologie onder de bezielende leiding van prof. dr. J. Oldhoff. Professor Oldhoff besefte toen al dat verdere differentiatie en gedeelde verantwoor delijkheid de basis vormden tot hoogwaardig kwalitatief handelen. Maar ondanks de ze verscheidenheid, stond de eenheid binnen de groep hoog in het vaandel. Onco logisch werken werd zoveel mogelijk protocollair uitgevoerd en continuïteit van zorg steeds door twee chirurgen geborgd. Ook kennis en ervaring, zowel binnen als buiten de eenheden, werden met elkaar gedeeld. Multidisciplinair werken werd meer en meer gepropageerd, wat soms met de nodige discussies gepaard ging. Zoals vaak, hadden sommigen daar meer moeite mee en kon het voorkomen dat goed bedoel de projecten onvoldoende gedragen werden. Zo gebeurde het dat de in die tijd nog experimentele Intraoperatieve radiotherapie, de IORT, waar Harald zich initieel enorm voor had ingezet, zowel experimenteel als klinisch oriënterend, niet volgens oorspron kelijk plan kon worden geïntroduceerd. Gelukkig is het plan, hoewel in bijgestelde vorm bij het rectumcarcinoom, toch van de grond gekomen en konden de eerste patiënten met een locally advanced rectumcarcinoom, in de speciale OK-unit worden bestraald. Zo had een ieder wel zijn eigen kleine of grote ‘teleurstelling’, zoals dit ook in het heden en in de toekomst zal zijn. Harald is nog één der ‘laatste der Mohikanen’, die door Oldhoff werd opgeleid in de chirurgische oncologie, gekoppeld aan een stage met een duidelijk omschreven plan in gerenommeerde buitenlandse oncologische instituten. Harald liep zijn stage in het National Cancer Institute (NCI), Bethesda MD en dat hij heeft goed benut, wat ook vele voor de kliniek belangrijk geachte netwerken heeft opgeleverd. Het was dan ook niet verwonderlijk dat ik, mede door Harald geïnspireerd, in hetzelfde jaar de Society of
30
De collega’s
Surgical Oncolgy in New York samen met professor Oldhoff bezocht. En passant werd op deze reis ook het Memorial Sloan Kettering Cancer Center bezocht en mochten we enkele rectumresecties volgens het TME-principe uitgevoerd door Warren Enker aanschouwen. Met Oldhoff gingen vele deuren open en we hadden een onvergetelijk onderhoud en rondgang met professor Murray Brennan. Mijn enthousiasme was on gekend en zo werd ik kort daarop aspirant en later volwaardig lid van de SSO. Het waren altijd leuke inspirerende bijeenkomsten met een groot sociaal karakter, en connecties werden gemakkelijk gelegd. Harald bleek een meester in het leggen van netwerken, waarvan ik mede heb geprofiteerd. Daarvoor dank ik hem zeer. Ook de vele mooie momenten die we hebben gekend op deze buitenlandse rei zen en verblijven met of zonder zijn metgezel Theo Wobbes. Het voelde goed en we gedroegen ons als waardige afgevaardigden uit het kleine Nederland en in het bijzonder van ‘het hoge Noorden’. Congressen in eigen land werden ook goed bezocht en steeds weer trachtten we de naam van Groningen te laten doorklinken. Sinds die tijd heeft de chirurgische oncologie een ongekende vooruitgang door gemaakt. Mede door de verbeterde technieken en mogelijkheden, zowel binnen als buiten de chirurgie, waren uitgebreide oncologische resecties mogelijk. Groningen stond al bekend om zijn limb perfusion bij het melanoom en weke delensarcoom. De hoofd/halsoncologie was toen al op een hoog niveau, waaraan de reconstructieve chirurgie met onder andere geïsoleerde radialislappen heeft bijgedragen. Gecom bineerde behandelingen, zoals de preoperatieve (chemo)-radiotherapie bij maag en rectumcarcinomen werden geïntroduceerd. De vooruitgang van de anesthesiologie, intensive care, medische en radiotherapeutische oncologie, reconstructieve chirurgie, hebben zonder meer bijgedragen. Daarnaast en niet in mindere mate zijn de diag nostische mogelijkheden toegenomen, waaronder de CT, MRI en nucleaire moge lijkheden (PET en intraoperatieve scintigrafische beeldvorming). De voortzetting van mijn KWF-fellowship lag in Japan, waar ik veel kennis opdeed in de chirurgische behandeling en de gehele zorg om de patiënt met maag- en slok darmkanker in het National Cancer Center in Tokyo. Ik leerde hier de uitgebreide D2resecties en toen al de waarde van orale 5-FU (Tegafur). Na mijn terugkeer was ik ervan overtuigd mijn verdere carrière in een academisch kankercentrum voort te zetten. Helaas waren toen ook weinig mogelijkheden, maar gelukkig kon ik aansluitend in het VU ziekenhuis terecht.
31
Na mijn terugkeer in 1988 naar het UMCG, heb ik mij vooral bezig gehouden met de gastro-enterologische en hoofd/halsoncologie. De oncologische differentiatie was toen een feit, maar één onder de paraplu van de chirurgische oncologie, als groeps eenheid. Vele gezamenlijke inspiraties, opgedaan in het buitenland, werden door genomen en sommigen konden worden uitgewerkt, eenieder op zijn eigen gebied. Harald was meer de man van de testistumoren, melanomen en sarcomen. Gezien mijn werkzaamheden op het hoofd/halsgebied bleef ik zeer geïnteresseerd in de melanomen en wekedelen tumoren, die vaak ook op deze locatie voorkomen en was ik ook deels betrokken bij onderzoek van Harald. Ik bewonder hem om zijn inspiraties en drang weer nieuwe opgedane ideeën uit te voeren en op de wijze waarop hij die overbrengt op zijn onderzoekers. Maar ook op zijn soms gedurfde manier van werken, waardoor hij netwerken steeds verder wist uit te breiden. Als geen ander kon Harald door het netwerken veel van zijn onderzoeksgelden vergaren. Ook het gemak waarop hij wereldberoemde figuren benaderde, zo ook Lance Armstrong, de zeventallige winnaar van de Tour de France, die lange tijd als rolmodel heeft gediend bij het onderzoek naar de behandeling van zaadbalkanker. Het was dan ook een grote teleurstelling dat zijn ‘rolmodel’ een groot dopingverleden kende. Harald heeft zich met zijn netwerken toegang verschaft tot internationale studies, waaronder de Multicenter Selective Lymphadenectomy Trial (MSLT) melanoomstudie van Donald Morton. Zo heeft hij bijgedragen aan de bekendheid en internationale waardering voor onderzoek aan onze afdeling chirurgische oncologie. Maar ook de voortzetting van eerder internationaal bekend onderzoek van Schraffordt Koops op het gebied van de perfusies met TNF-alpha en melphalan werd door hem op voor treffelijke wijze uitgedragen. Op nationaal gebied heeft Harald zijn organisatorische kwaliteiten goed benut en Groningse activiteiten op zijn eigen wijze goed neergezet. Na eerdere inspanningen van Bert Vermey en Jan Oldhoff was hij zeer actief in het bestuur van de NVCO, wat bekroond werd met een erepenning en het naar Groningen halen van het ESSO congres. We kennen nog altijd het hieraan gekoppeld televisie interview van Harald over de resultaten van de kanker-behandeling in het programma Het elfde uur van Andries Knevel. In Nederland is de vijfjaarsoverleving de laatste twee decennia toegenomen van 47% naar 59%. Kanker kan tegenwoordig gedurende langere periode beter onder controle worden gehouden en krijgt een meer chronisch karakter. Intussen is duidelijk dat de typering van kanker niet alleen histologisch bepaald wordt, maar een nauwkeurige subtypering via diverse moleculaire processen genetisch (mutaties in het DNA) mo gelijk is. Deze mutaties, maken het mogelijk dat tumorcellen zich aan het controle
32
De collega’s
mechanisme onttrekken. Door het goed in kaart brengen van deze mutaties, worden targetmiddelen beter ingezet, personalized treatment. Naast de behandeling van GIST-tumoren, is ook die van melanomen een nieuwe weg ingeslagen en wordt veel van deze therapie verwacht. De bijdrage van het ‘Gronings Chirurgisch model’ in deze huidige resultaten, kan, hoe klein dan ook, zeker vanuit internationaal perspectief bekeken als een voorloper en rolmodel beschouwd worden. Vele chirurg-oncologen hebben als CHIVO of fellow een band met het ‘Gronings model’ gehad. Maar ook waren er de IKNL-activiteiten en destijds de meer regionale IKNO-bijeenkomsten en multidisciplinaire besprekingen. De inbreng van de ‘oude garde’, een generatie waartoe Harald behoort, was en is van groot belang gebleken voor het handhaven van het ‘oncologisch niveau’ in de regio. Natuurlijk moet dit in een groter verband gezien worden en is de rol van anderen, waar onder de medische oncologie en radiotherapie van onschatbare waarde. Beste Harald, we zijn zoals je noemt ‘een uitstervend ras’. Ik ben het hiermee niet he lemaal eens. Wel besef ik dat met jouw emeritaat weer een deel van de oude een heid verdwijnt en de verbindingstunnel tussen het toen en het nu smaller wordt. De generatie ‘The War on Cancer’ heeft vooral in de laatste decen nia enkele bijzondere ver be te rin gen gebracht en mogelijke doorbraken bereikt, toch is ‘the Magic Bullet’ nog ver weg. Kan ker is bedreigend, heeft een ont wrichtende uitwerking. Vele gezinnen hebben ermee te maken, wat een behoorlijke impact heeft op het sociale en emotioneel leven. Onze genera tie chirurg-oncologen heeft zijn eigen verhaal met een specifiek generatiebesef en specifieke ge dragspatronen dat zo fraai door Douglas Mac Arthur in 1951 werd verwoord: “Old soldiers never die, they just fade away”.
33
De competenties van Harald Hoekstra Dr. J. de Vries (Jaap) Chirurg-oncoloog UMC Groningen, voorzitter opleidingscommissie
Vroeger dachten we dat dokters vooral heel veel moesten kennen en nu weten wij dat artsen vooral veel moeten kunnen. We zeggen dat ze een aantal competenties op bepaald niveau moeten beheersen. In 1996 werd door de Royal College of Physicians in Canada CanMEDS systeem ingevoerd voor de opleiding van (Canadian Medical Education Directives for Specialists) en beschreef de kerncompetenties voor medische beroepsbeoefenaren. Harald heeft in zijn studie veel leren kennen en in zijn opleiding bij Kuijjer en in zijn werkzame leven veel leren kunnen. Hij zou dus een hele competente dokter moeten zijn, maar is dat ook zo? Een kleine bloemlezing.
Collaborator Sedert 1980 heb ik zelf samengewerkt met Harald en hem zien samenwerken met ve le anderen, lokaal, regionaal, nationaal, internatio naal. Hij had altijd ideeën, soms wat wild, maar wist mensen te enthousiasmeren en was altijd toegankelijk. In zijn oratie legde hij in 2002 nog eens duidelijk uit dat de chirurgische oncologie een vak is van samenwerken.
34
De collega’s
In 1982 hadden we een samenwerking met de faculteit diergeneeskunde in Utrecht en zo heb ik op de experimentele chirurgie van hem de beginselen van de chirurgie en het verrichten van onderzoek in teamverband geleerd.
Communicator Iedereen die met Harald heeft samengewerkt kent zijn karakteristieke manier van communiceren: luid en duidelijk en altijd met aardappel.
Manager Harald had zijn zaakjes voor elkaar en een goede neus voor projecten. Zoals het Tulip-gebouw voor kanker zorg in Yogjakarta. Op ge zet in samenwerking met de Nederlandse Kan ker bestrijding. Vlak na de ope ning hebben wij hier in 2001 samen een bezoek gebracht.
35
“H e t m e la n oom i s on v oors p e lb a a r e n on v oors te lb a a r . ”