Wet Tegengaan Huwelijksdwang Een papieren tijger?
Demet Özkurt S754661 [Masterscriptie Rechtsgeleerdheid accent Privaatrecht]
In het openbaar te verdedigen ten overstaan van de Examencommissie van de Faculteit Rechtsgeleerdheid van Tilburg University op 17 december 2013, om 10:00 uur te Tilburg
Scriptiebegeleider
Tweede lezer
Prof. Mr. P. Vlaardingerbroek
Mw. Mr. V.M. Smits
1
VOORWOORD Het heeft lang geduurd, maar eindelijk is het zo ver. Voor u ligt mijn afstudeerscriptie ter afsluiting van de masteropleiding Rechtsgeleerdheid, accent privaatrecht. Het tot stand komen van deze scriptie is een lang en zwaar proces geweest. Na een veel te lange, maar wel nodige scriptiedip ben ik halverwege het schrijven aangenomen als juridisch adviseur arbeidsrecht waarbij de eerste maanden van mijn loopbaan een vrij hectische periode is geweest. Na een moeizame start, is het mij uiteindelijk toch gelukt om het voorwoord te schrijven. Door omstandigheden en mede door mijn eigen nalatigheid is het contact met mijn scriptiebegeleider, de heer Vlaardingerbroek, minder intensief geweest dan gebruikelijk. Ondanks het beperkte contact, heeft de heer Vlaardingerbroek veel begrip en geduld getoond. In de eerste plaatst, gaat mijn dank dan ook aan niemand anders uit, dan de heer Vlaardingerbroek zelf. Zonder zijn hulp, inbreng, kritische op- en aanmerkingen zou het onmogelijk zijn geweest deze scriptie af te ronden. Ik waardeer zijn inzet enorm! In de tweede plaats wil ik mijn tweede lezer, mevrouw Mr. V.M. Smits, bedanken voor haar bijdrage. Als laatste gaat mijn grote dank uit naar familie, in het bijzonder mijn ouders, broers, (schoon)zussen en natuurlijk mijn vrienden voor hun ondersteuning tijdens het gehele proces. Ik hoop dat ik met deze scriptie een verhelderend licht heb kunnen laten schijnen over de voorgenomen civielrechtelijke maatregelen om huwelijksdwang tegen te gaan. Ten slotte wens ik iedereen die deze scriptie leest net zoveel plezier toe als ik dat heb gehad met het tot stand brengen ervan.
Demet Özkurt Veghel, december 2013
2
INHOUDSOPGAVE VOORWOORD .............................................................................................................................. 2 INHOUDSOPGAVE ........................................................................................................................ 3 AFKORTINGEN .............................................................................................................................. 5 1. INLEIDING................................................................................................................................. 6 1.1
Inleiding ................................................................................................................................... 6
1.2
Probleemstelling en methode van het onderzoek .................................................................. 8
1.3
Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie ............................................................... 9
1.4
Leeswijzer .............................................................................................................................. 10
2. DE JURIDISCHE KADERS VAN HUWELIJKSDWANG .................................................................... 11 2.1.
Inleiding ................................................................................................................................. 11
2.2.
Definitie van huwelijksdwang................................................................................................ 12
2.3.
Reikwijdte van het begrip "dwang" ....................................................................................... 15
2.4.
Het huwelijk. Gedwongen, gearrangeerd of schijn? ............................................................. 17
2.5.
Conclusie ............................................................................................................................... 19
3. HET WETSVOORSTEL TEGENGAAN HUWELIJKSDWANG ............................................................ 20 3.1.
Inleiding ................................................................................................................................. 20
3.2.
Civielrechtelijke maatregelen ten behoeve van gedwongen huwelijken ............................. 21
3.2.1.
Het tegengaan van dwanghuwelijken ........................................................................... 22
3.2.2.
Het tegengaan van kinderhuwelijken............................................................................ 24
3.2.3.
Het tegengaan van neef/nicht huwelijken .................................................................... 26
3.2.4.
Erkennen van buitenlandse huwelijken ........................................................................ 27
3.3.
Het openbare orde beginsel .................................................................................................. 28
3.3.1.
Erkenning van polygame huwelijken ............................................................................. 28
3.3.2.
Binnen- en buiten grenscriterium ................................................................................. 29
3.4.
Conclusie ............................................................................................................................... 31
4.HET PARTNERKEUZEPROCES VAN TURKSE EN MAROKKAANSE JONGEREN................................. 32 3
4.1.
Inleiding ................................................................................................................................. 32
4.2.
Motieven om te gaan trouwen ............................................................................................. 33
4.3.
Het proces van partnerkeuze onder de Turken en de Marokkanen ..................................... 34
4.4.
Relevante factoren bij het proces van partnerkeuze ............................................................ 35
4.4.1.
Wijdere omgeving ......................................................................................................... 35
4.4.2.
Directe omgeving .......................................................................................................... 36
4.5.
Conclusie ............................................................................................................................... 38
5. KRITIEK OP DE WETSWIJZIGING ............................................................................................... 39 5.1.
Inleiding ................................................................................................................................. 39
5.2.
Argumenten voor en tegen wetswijziging............................................................................. 40
5.2.1.
Het bemoeilijken van neef-nicht huwelijken ................................................................ 40
5.2.2.
Het afschaffen van de mogelijkheid voor minderjarigen om te kunnen trouwen ........ 41
5.2.3.
Erkennen van in het buitenland gesloten huwelijken. .................................................. 41
5.3.
Kritiek vanuit het veld ........................................................................................................... 42
5.4.
Conclusie ............................................................................................................................... 44
6. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ........................................................................................... 46 6.1.
Inleiding ................................................................................................................................. 46
6.2.
Conclusies .............................................................................................................................. 47
6.3.
Onderzoeksvraag beantwoord .............................................................................................. 50
6.4.
Aanbevelingen ....................................................................................................................... 51
6.4.1.
Voorlichting en bewustwording door de overheid en particuliere organisaties .......... 51
6.4.2.
Imams ............................................................................................................................ 51
6.4.3.
Integratiebeleid ............................................................................................................. 52
LITERATUURLIJST........................................................................................................................ 53 BIJLAGEN ................................................................................................................................... 59 Bijlage 1: Soorten huwelijken ............................................................................................................ 59
4
AFKORTINGEN BUPO
Het internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten
BW
Burgerlijk Wetboek
EHRM
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens
EVRM
Het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
FJR
Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht
GW
Grondwet
Verdrag geldigheid
Het Verdrag inzake de voltrekking en de erkenning van de geldigheid van
Huwelijken
huwelijken
Hof
Gerechtshof
IVDV
Het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van Discriminatie van Vrouwen
IVESCR
Het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten
IVRK
Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind
jo.
Juncto
Kamerstukken I
Kamerstukken (Eerste Kamer)
Kamerstukken II
Kamerstukken (Tweede Kamer)
LJN
Landelijk Jurisprudentie Nummer
MvA
Memorie van Antwoord
MvT
Memorie van Toelichting
NIPR
Tijdschrift voor Nederlands Internationaal Privaatrecht
NJB
Nederlands Juristenblad
Parl. St.
Parlementaire Stukken
VHML
Verdrag inzake de huwelijkstoestemming, de minimum-leeftijd waarop een huwelijk mag worden aangegaan en de registratie van huwelijken
WCH
Wet conflictenrecht huwelijk
Wet AB
Wet Algemene Bepalingen
WPNR
Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie
5
INLEIDING 1.1 Inleiding
H
et behoeft geen betoog dat de absolute en onmogelijke liefde van Romeo en Julia, in de periode van rond 1591 tot 1596, het meest bekende liefdesverhaal aller tijden is. In het verhaal
verzetten zowel het meisje als de jongen zich tegen de traditie waarbij getrouwd wordt met een door de familie uitgezochte partner. Deze liefdesstrijd voor het huwelijk werd echter verloren en eindigde met de dood voor beiden.1 Dat de botsing tussen het gedwongen huwelijk en het romantische huwelijk niet enkel een geliefd thema is in de kunst uit het verre verleden, blijkt uit het feit dat we vandaag de dag zowel in de politiek als in de media niet meer ontkomen aan het thema huwelijksdwang. Het afgelopen decennium is er in Nederland toenemende aandacht geweest voor ‘huwelijksdwang’, zoals blijkt uit de diverse rapporten en onderzoeken.2 Opmerkelijk aan deze onderzoeken is dat de aandacht zich daarbij telkens heeft geconcentreerd op een aantal moslim migrantengemeenschappen, omdat het verschijnsel ‘huwelijksdwang’ voornamelijk onder diverse etnische en religieuze gemeenschappen voorkomt. Aan de hand van deze onderzoeken is het echter niet mogelijk een volledig beeld over huwelijksdwang in kaart te brengen, omdat er in Nederland geen centrale instantie is die over deze problematiek waakt. Ondanks het ontbreken van een landelijke registratie over huwelijksdwang is het op basis van cijfers uit een aantal andere landen aannemelijk dat Nederland zowel ten aanzien van Nederlandse huwelijkssluitingen als ten aanzien van de erkenning van rechtsgeldig in het buitenland gesloten huwelijken te maken heeft met huwelijksdwang.3
1
www.movisie.nl (zoek op huwelijksdwang). In beginsel is in 2005 naar aanleiding van het verzoek van mevrouw Drs. M.C.F. Verdonk, de toenmalige minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie een advies uitgebracht door ACVZ, genaamd: Tot het huwelijk gedwongen. Een Advies over Preventieve, correctieve en repressieve maatregelen ter voorkoming van huwelijksdwang. In de jaren daaropvolgend zijn er diverse andere onderzoeken gedaan, welke verder ook aan bod zullen komen in dit onderzoek. 3 Kamerstukken II 2012-2013, 33 488, nr. 3 (MvT) p. 2. Andere literatuur over dit onderwerp: ‘Aanpak huwelijksdwang en achterlating’, Kamerbrief van Minister Asscher, 6 juni 2013, p. 1. ‘Eindrapportage Verkennersgroep: Versterking aanpak huwelijksdwang en achterlating’, 7 juni 2013, p.1. ‘Plan van aanpak preventie van huwelijksdwang’, Brief van Minister Leers, 3 juli 2012, p. 3. Raadpleeg bronnen via www.rijksoverheid.nl (zoek op huwelijksdwang). 2
6
Huwelijksdwang is een ingewikkeld en moeilijk toegankelijk cultuurverschijnsel, dat lijnrecht tegenover de Nederlandse cultuur staat en waar veel belangen mee gemoeid zijn. Huwelijksdwang doet zich voornamelijk voor in eerculturen. Dit zijn culturen waarin veel waarde wordt gehecht aan eer en waar het belang van de groep (familiebanden) prevaleert boven dat van het individu.4 Er zijn verschillende redenen om een huwelijk af te dwingen. Doorgaans kan een onderscheid gemaakt worden tussen economische belangen en niet-materiële motieven. Onder economische belangen valt bijvoorbeeld te denken aan het behouden of vergroten van het familiekapitaal, het vergroten van het sociaal-economisch netwerk of het verkrijgen van een verblijfsvergunning voor de partner door migratie naar Nederland. Niet-materiële motieven kunnen onder andere betrekking hebben op het behouden of versterken van familiebanden (neef-nichthuwelijken bijvoorbeeld) dan wel het voorkomen dat de dochter of zoon het slechte pad op gaat of een verkeerde partnerkeuze maakt. Vasthouden aan tradities zoals het tegen elke prijs beschermen van de familie-eer kan ook een motief zijn. Een ander niet-materiële belang bij vooral niet-westerse gemeenschappen kan komen door een afkeuring van het hedendaagse westerse model van vrije partnerkeuze, of het willen voorkomen van seks voor het huwelijk of homoseksualiteit.5 Dat het fenomeen huwelijksdwang veel beroering heeft gewekt in de politiek is echter niet geheel onbegrijpelijk wanneer dit bezien wordt vanuit een ander optiek. Voornamelijk gedurende kabinetRutte I hebben gevoelde culturele tegenstellingen ertoe geleid dat een perspectief van nationaal burgerschap opgeld deed.6 Dit heeft niet enkel geleid tot meer onrust in de samenleving, maar tevens ontstond de behoefte om op wetgevingsterrein beleid te ontwikkelen. In het kader hiervan is door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 26 november 2012 het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek betreffende de huwelijksleeftijd, de huwelijksbeletselen, de nietigverklaring van een huwelijk en de erkenning van in het buitenland gesloten huwelijken (Wet tegengaan huwelijksdwang) bij de Tweede Kamer ingediend. Het doel van het voorstel is om de huwelijksvrijheid te vergroten door huwelijksdwang verder te beteugelen en de erkenning van in het buitenland gesloten huwelijken te beperken tot hetgeen in overeenstemming is met het in Nederland meer algemeen ervaren karakter van het huwelijk.7
4
J. Cornelissens e.a., ‘Huwelijksdwang. Een verbintenis voor het leven? Een verkenning van de aard en aanpak van gedwongen huwelijken in Nederland.’ Den Haag: WODC, Ministerie van Justitie, 2009, p. 23. 5 M. de Boer e.a., ‘Huwelijksdwang in Noord-Holland’, i.o.v. ACB Kenniscentrum, januari 2010, p. 8. 6 'Vrijheid en verantwoordelijkheid' is het motto van het regeerakkoord, dat als leidraad dient voor het beleid van het kabinet-Rutte I. Het was een minderheidskabinet van VVD en CDA, met gedoogsteun van de PVV. Na ruim anderhalf jaar geregeerd te hebben is het kabinet-Rutte per 23 april 2012 gevallen. 7 Kamerstukken II 2012/13, 33 488, nrs. 1-3.
7
Getracht wordt om dit te bewerkstelligen door middel van maatregelen die samengevat neerkomen op de volgende wijzigingen in Boek 1 en Boek 10 van het BW:8 1
het tegengaan van huwelijken die onder invloed van dwang gesloten worden;
2
een verbod op het sluiten van een huwelijk met een persoon die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt (ook wel aan te duiden als een kind huwelijk);
3
het verbod op het sluiten van een huwelijk met een persoon met wie bloedverwantschap in de derde of vierde graad bestaat (aangeduid als neef/nichthuwelijk), tenzij een beëdigde verklaring wordt afgelegd dat er geen dwang is;
4
het verder inperken van de mogelijkheden van erkenning in Nederland van rechtsgeldig in het buitenland gesloten polygame huwelijken.
1.2 Probleemstelling en methode van het onderzoek Het recht van huwen is zowel op nationaal als internationaal niveau bezien gekoppeld aan diverse soorten wet- en regelgeving. Daarnaast vervult de rechtspraak ook een fundamentele rol. Naar aanleiding van de in het privaatrechtelijke wetsvoorstel genoemde maatregelen rijst er echter de vraag of deze maatregelen niet indruisen tegen het recht van huwen en het recht van vrije partnerkeuze? Betwijfeld moet worden of partijen die direct betrokken zijn bij de gevolgen van de wetswijzigingen, wel zo verheugd moeten zijn met de komst van de civielrechtelijke maatregelen. Een kritische lezing van het wetsvoorstel leert immers dat onder het sociale en maatschappelijke argument om huwelijksvrijheid te vergroten een minder ‘fraai’ motief schuilt, namelijk de wens om gevoelde culturele tegenstellingen te weren en etnische minderheden ertoe aan te zetten ‘de’ Nederlandse cultuur over te nemen.9 De vraag is echter of dergelijke politieke aanpassingen niet een dreigend averechts effect zullen hebben, daar het in de kern gaat om bestrijding van traditionele gebruiken onder moslim-migrantengroepen. Om te komen tot een advies over ‘de gevolgen van het wetsvoorstel tegengaan huwelijksdwang’ heb ik onderzoek gedaan naar het verschijnsel huwelijksdwang, in het bijzonder onder de moslimmigranten in Nederland. De hoofdvraag gedurende het onderzoek zal zijn: “Wat zijn de gevolgen van de wetswijziging van Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek voor burgers en gemeenten, met het oog op het tegengaan van huwelijksdwang en wat is de juridische houdbaarheid van deze gevolgen getoetst aan (inter)nationale regelgeving op het gebied van huwelijksdwang?”
8
Kamerstukken II 2012-2013, 33 488, nr. 3 (MvT) p. 1. R. Kool, ‘Drassige grondslagen voor strafbaarstelling. Het wetsvoorstel ter verruiming van de strafrechtelijke aanpak van huwelijksdwang’, Delikt en Delinkwent; Tijdschrift voor Strafrecht, 28 februari 2012. 9
8
Om de hoofdvraag inhoudelijk te kunnen beantwoorden zijn de volgende deelvragen geformuleerd. 1. Wanneer is er sprake van een gedwongen huwelijk c.q. huwelijksdwang? Welke factoren, al dan niet juridisch, zijn in deze relevant? 2. Wat houden de wetswijzigingen in het kader van het wetsvoorstel ‘Tegengaan huwelijksdwang’ in? 3. Hoe ziet het partnerkeuzeproces er voor de moslimmigranten van Turkse en Marokkaanse afkomst uit en hoe ervaren zij dit? 4. Wat zijn de kritiekpunten op het wetsvoorstel? Bij de beantwoording van de voorgaande deelvragen is het noodzakelijk de voorgenomen private maatregelen te toetsen aan de geldende wet- en regelgeving. Slechts in dat geval kan in kaart worden gebracht of de kabinetsplannen strijd opleveren. Voor dit onderzoek is zoals gebruikelijk informatie geput uit onder meer wetteksten, wetshistorische bronnen, jurisprudentie en literatuur, waaronder in ieder geval moet worden verstaan wetenschappelijke bijdragen, beleidsnota’s, parlementaire stukken en eveneens verschillende onderzoeken die hierover de laatste jaren zijn verschenen.
1.3 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie Momenteel wordt er in de Nederlandse politiek en media veel aandacht besteed aan diverse beschermingsacties. Dit blijkt onder meer uit het feit dat jeugdzorg en kinderbescherming naar de gemeenten gaan en onderwijs- en zorgorganisaties met een meldcode ‘huiselijk geweld en kindermishandeling’ moeten gaan werken. Verder wordt er gesleuteld aan het wetsvoorstel over meerderjarigenbescherming en ten slotte zijn er pogingen om huwelijksdwang civielrechtelijk aan te pakken door het wijzigen van Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek.10 Huwelijksdwang is naar westerse en zo ook Nederlandse maatschappelijke normen onaanvaardbaar. De publiciteit die momenteel aan huwelijksdwang wordt gegeven heeft in de samenleving geleid tot belangstelling in het bijzonder naar de aard en omvang van gevallen waarin huwelijksdwang voorkomt. Er is in Nederland geen centrale organisatie die over deze problematiek waakt en evenmin zijn er cijfers waaruit blijkt of en zo ja in welke omvang huwelijksdwang voorkomt. De maatschappelijke relevantie van dit onderzoek is dat er inzicht wordt verkregen in het fenomeen huwelijksdwang en in de gevolgen van de voorgenomen wijzigingen voor indirect betrokkenen. 10
Prof. dr. C.J. Forder, Mr. dr. M.J. Vonk, ‘Kroniek van het Personen en Familierecht’, NJB 2013/2115, 8 oktober 2013.
9
Naast de maatschappelijke relevantie zal dit onderzoek ook een beleidsrelevante, wetenschappelijke bijdrage leveren door inzichtelijk te maken of de wetgever er goed aan doet civielrechtelijke maatregelen in te zetten ten aanzien van het bestrijden van een cultuurverschijnsel, wat oorspronkelijk ziet op een integratievraagstuk.
1.4 Leeswijzer De deelvragen zullen achtereenvolgens besproken worden in de hoofdstukken van het onderzoek. Hoofdstuk 1 bestaat uit een inleidend deel, waarbij wordt ingegaan op het voornemen van de overheid om huwelijksdwang te bestrijden. Na het inleidende deel wordt in hoofdstuk 2 uitvoerig aandacht besteed aan deelvraag 1 oftewel de juridische kaders van het begrip ‘dwang’. Onderzocht wordt wat er onder het begrip ‘dwang’ dient te worden verstaan en welke juridische definitie van ‘gedwongen huwelijken’ gangbaar is. Hoofdstuk 3 wordt gewijd aan de inhoud van het wetsvoorstel ‘Tegengaan huwelijksdwang’. Deelvraag 2 komt in dit hoofdstuk aan bod. Er wordt een verkenning gegeven van het recht van huwen conform het Burgerlijk Wetboek en worden de door het kabinet voorgestelde maatregelen en de inhoud van de wijzigingen in Boek 1 en Boek 10 van het BW in kaart gebracht. In het kader van het erkennen van buitenlandse huwelijken wordt tevens het beginsel van openbare orde nader toegelicht. In hoofdstuk 4 komt de in deelvraag 3 geformuleerde vraag aan bod. Er wordt een beeld geschetst van het recht van gezinshereniging en van het partnerkeuzeproces onder diverse moslimmigranten, die indirect geraakt worden door de voorgenomen wetswijzigingen. Ook wordt bekeken of er wel voldoende rekening is gehouden met de cultuur van de betreffende gemeenschappen. In hoofdstuk 5 wordt de kritiek op het wetsvoorstel nader uiteengezet. Ten slotte wordt in hoofdstuk 6 een conclusie uit voorgaand onderzoek getrokken en aanbevelingen gedaan. Beoordeeld wordt of het wetsvoorstel ‘Tegengaan huwelijksdwang’ in haar huidige vorm doorgezet kan worden dan wel dat de voorgenomen maatregelen strijdig zijn met wet- en regelgeving en zodoende aangepast moeten worden.
10
DE
JURIDISCHE
KADERS
VAN
HUWELIJKSDWANG 2.1.
E
Inleiding en huwelijk kan slechts met de vrije en volledige toestemming van beide echtgenoten gesloten worden. Dit blijkt niet alleen uit het Nederlandse Burgerlijk Wetboek, maar tevens uit artikel 16
lid 2 van de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens (hierna UVRM) en diverse andere mensenrechtelijke verdragen waarbij Nederland partij is.11 Zie hiervoor onder meer de volgende bepalingen: -
artikel 1 Verdrag inzake de huwelijkstoestemming, de minimum-leeftijd waarop een huwelijk mag worden aangegaan en de registratie van huwelijken (hierna VHML);
-
artikel 23 lid 3 Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (hierna BUPO);
-
artikel 10 lid 1 Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (hierna IVESC);
-
artikel 16 lid 1 (b) Verdrag inzake de Uitbanning van alle Vormen van Discriminatie van Vrouwen (hierna IVDV);
-
artikel 12 Europees verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna EVRM).
Wanneer echtgenoten onder psychische druk van buitenstaanders of fysiek geweld een huwelijk aangaan kan er sprake zijn van huwelijksdwang, welk verschijnsel net als gedwongen achterlating en huwelijkse gevangenschap beschouwd wordt als een (vermeend) cultureel delict in huiselijke kring. 12 Om een beter beeld te krijgen van welke vrijheid in het geding is bij huwelijksdwang, moet men zich eerst afvragen wat er onder het paraplubegrip ‘huwelijksdwang’ dient te worden verstaan. In dit hoofdstuk wordt onderzocht welke juridische definitie van ‘gedwongen huwelijken’ gangbaar is, wat de juridische kaders zijn van het begrip ‘dwang’ en wanneer iemand in zijn of haar vrijheid wordt beperkt. Tevens wordt toegelicht in welke vormen huwelijksdwang kan voorkomen. 11 12
Kamerstukken II 2012-2013, 33 488, nr. 3 (MvT) p. 2. Kamerstukken II 2011/12, 28 345, nr. 115.
11
2.2.
Definitie van huwelijksdwang
Op grond van artikel 1:71 BW levert een "onrechtmatige ernstige bedreiging" een grond op voor nietigverklaring van een onder ‘dwang’ gesloten huwelijk. Buiten artikel 1:71 BW biedt het Nederlandse recht geen specifieke bepaling gericht op gedwongen huwelijken. Vast staat dat het begrip “gedwongen huwelijk” noch in de relevante mensenrechtenverdragen, noch in de Nederlandse wetgeving expliciet is verankerd.13 Ondanks de variërende resultaten in diverse onderzoeken, wordt vooralsnog een beroep gedaan op de werkdefinitie van huwelijksdwang, zoals de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken deze in 2005 in haar onderzoek: ‘Tot het huwelijk gedwongen. Een advies over Preventieve, correctieve en repressieve maatregelen ter voorkoming van huwelijksdwang.’ formuleerde. Het begrip huwelijksdwang wordt in genoemd onderzoek gedefinieerd als: ‘Een huwelijk waarbij een of beide huwelijkspartner(s) geen eigen zeggenschap heeft (hebben) over de sluiting van de huwelijksverbintenis en daarmee (liever) niet instemt. Onder deze situatie wordt mede begrepen het wel meewerken aan de formele (wettelijke) huwelijkshandelingen doch onder lichamelijke of geestelijke bedreiging.’14 Op grond van deze definitie kan sprake zijn van een gedwongen huwelijk, ondanks dat beide partijen, in overeenstemming met artikel 1:67 lid 1 BW, elkaar ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand het ja-woord hebben gegeven.15 De volgende aspecten komen in de werkdefinitie duidelijk naar voren en worden toegelicht: ‘Eigen zeggenschap hebben’. Het aspect ‘eigen zeggenschap hebben’ heeft betrekking op het recht om zelf over iets te beslissen en ziet in deze op de sluiting van de huwelijksverbintenis. Bij een gedwongen huwelijk is er een gebrek aan dit recht, doordat een of beide personen geen eigen zeggenschap hebben op bijvoorbeeld de partnerkeuze, het tijdstip of de plaats van de huwelijkssluiting. Dit aspect is van secundair belang, omdat zonder eigen zeggenschap nog niet betekent dat er sprake is van een gedwongen huwelijk. Ook zonder eigen zeggenschap kan iemand vrijwillig met een ander trouwen, zoals bij een gearrangeerd huwelijk het geval is. Er is echter wel sprake van dwang wanneer iemand wel eigen zeggenschap heeft gehad, maar niet met het huwelijk instemt.16
13
E. Schmidt e.a., ‘Juridische aspecten van gedwongen huwelijken’, een onderzoek voor de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken, Den Haag: Asser-instituut 2005, p. 12. 14 J. Cornelissens e.a., ‘Huwelijksdwang. Een verbintenis voor het leven? Een verkenning van de aard en aanpak van gedwongen huwelijken in Nederland.’ Den Haag: WODC, Ministerie van Justitie, 2009, p.18. 15 ‘Tot het huwelijk gedwongen’. Een Advies over Preventieve, correctieve en repressieve maatregelen ter voorkoming van huwelijksdwang, Adviescommissie voor vreemdelingenzaken, juli 2005, p. 9. 16 Cornelissens 2009, p. 26-27.
12
‘(Liever) niet instemmen’. Een ander belangrijk aspect van gedwongen huwelijken is de wijze waarop het huwelijk tot stand komt of is gekomen. Bij de totstandkoming van een huwelijk is de vrije wil van beide partners cruciaal. Een gedwongen huwelijk gebeurt doorgaans tegen de vrije wil van een of beide partners. Deze onvrijwilligheid kan betrekking hebben op de partnerkeuze, maar bijvoorbeeld ook op de beslissing om al dan niet te trouwen. Het aspect ‘(liever) niet instemmen’ impliceert in de werkdefinitie dat iemand er bij voorkeur niet mee akkoord gaat, maar het onvrijwillige karakter van een gedwongen huwelijk komt niet expliciet naar voren. Dit is echter wel het geval in het tweede deel van de werkdefinitie. De onvrijwilligheid komt duidelijk naar voren via ‘onder deze situatie wordt mede begrepen het wel meewerken aan de formele (wettelijke) huwelijkshandelingen doch onder lichamelijke of geestelijke bedreiging’.17 ‘De sluiting van de huwelijksverbintenis’. In het rapport ‘Huwelijksdwang? Een verbintenis voor het leven’ is de werkdefinitie van gedwongen huwelijk uitgebreid door ook religieuze huwelijken onder het bereik te laten vallen. Volgens dit rapport is er bij huwelijksdwang sprake van: ‘Een religieus of wettelijk huwelijk waarbij de (voorbereidende) huwelijkshandelingen tegen de vrije wil van minstens een van de huwelijkskandidaten hebben plaatsgevonden en waar onder een bepaalde vorm van dwang mee is ingestemd.’ Onder een huwelijk wordt dus zowel een burgerlijk huwelijk als een religieus huwelijk verstaan. Het religieus huwelijk is voor veel culturen belangrijker dan het burgerlijk huwelijk. Het voorgaande geldt niet voor Turkije. Volgens artikel 110 van het Turkse BW is een kerkelijk (religieus) huwelijk rechtsgeldig, indien dit is voorafgegaan door een civiel huwelijk. Desondanks wordt er binnen eerculturen meer waarde gehecht aan (religieuze) tradities en wordt men als gehuwd beschouwd als het religieus huwelijk gesloten is.18 ‘Lichamelijke of geestelijke bedreiging’. Een ander aspect van gedwongen huwelijken is dat er op één of beide huwelijkskandidaten een vorm van psychische druk en/of fysiek geweld, ook wel bedreiging wordt uitgeoefend. Het betreft niet alleen bedreiging in juridische zin, maar ook de overige dwangvormen, zoals psychologische druk, affectieve chantage of een grote sociale en familiale druk.19 Volgens Femmes For Freedom (hierna FFF) zouden eerdere definities onvoldoende bescherming bieden aan vrouwen die leven in huwelijkse gevangenschap als gevolg waarvan FFF de Tweede Kamer om uitbreiding van de definitie ‘huwelijksdwang’ heeft verzocht.20 Aanleiding hiervoor was de
17
Cornelissens e.a. 2009, p. 26-27. Cornelissens e.a. 2009, p. 29-30. 19 Cornelissens e.a. 2009, p. 29-30. 20 Mr. S.C. Brau, ‘Gevangen in het huwelijk’, in: Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht, FJR 2012/71 en Kamerstukken II 2012/13, 32 840 A. 18
13
zaak van de Pakistaanse vrouw Shirin Musa, die via de rechter haar ex-man dwong een einde te maken aan het huwelijk dat ze ten overstaan van een imam in Nederland hadden gesloten.21 In 2002 was zij in Nederland in het huwelijk getreden, maar pas in 2005 ging zij samenwonen met haar exman nadat er ook een religieus huwelijk op Islamitische grondslag was aangegaan. Omdat haar exman weigerde medewerking te verlenen aan de totstandkoming van een Islamitische echtscheiding, werd Shirin Musa naar haar beleving, gevangen gehouden in een religieus huwelijk. De vordering om haar ex-man te veroordelen medewerking te verlenen aan een religieuze echtscheiding werd door de Voorzieningenrechter toegewezen, omdat de Voorzieningenrechter van oordeel was dat zijn gedragingen in strijd zijn met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer van hem kon worden gevergd.22 In het voetspoor van de veelbesproken zaak van Shirin Musa, heeft recentelijk ook de Voorzieningenrechter van de Rechtbank ’s-Gravenhage de vordering van een vrouw van Islamitische afkomst om de man op straffe van verbeurte van een dwangsom te veroordelen mee te werken aan de Iraanse echtscheiding toegewezen.23 In laatstgenoemde zaak waren
de
partijen
naar
Nederlands
recht
gescheiden,
maar
werd
de
Nederlandse
echtscheidingsbeschikking in Iran niet erkend, omdat volgens het Iraanse recht de echtscheiding allereerst door een mullah (Iraanse geestelijke) dient te worden uitgesproken. Doordat de man weigerde medewerking te verlenen aan de ontbinding van het religieuze huwelijk werd de vrouw – ondanks bij aanvang van het huwelijk gegeven volmacht aan de vrouw om de (Iraanse) rechtbank eenzijdig te verzoeken van hem te mogen scheiden – gevangen gehouden in het religieuze huwelijk. Dat het verzoek van FFF de nodige steun heeft gehad van de Kamerleden blijkt uit het feit dat het wetsvoorstel 32 840 op 5 maart 2013 als hamerstuk is afgedaan.24 Het wetsvoorstel heeft geleid tot de recentelijke wetswijziging per 1 juli 2013 van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht BES met het oog op de verruiming van de mogelijkheden tot strafrechtelijke aanpak van huwelijksdwang, polygamie en vrouwelijke genitale verminking. 25 De wetswijziging strekt niet alleen tot verruiming van de mogelijkheden tot strafrechtelijke aanpak van huwelijksdwang, maar ziet ook op de aanpak van gedwongen ‘voortzetting’ van huwelijken en minstens zo belangrijk zijn de maatregelen om huwelijksdwang te voorkomen.26
21
Rb. Rotterdam (vzr.) 8 december 2010, LJN BP8396 (de zaak werd besproken in onder meer Trouw op 14 april 2012 onder het kopje ‘Zij wil scheiden, hij ligt dwars’). 22 R.S.D. Boele-Woelki,’ Internationaal privaatrecht’, in KwartaalSignaal 120 6729, Ars Aequi, september 2012. 23 Rb. ’s-Gravenhage (vzr.) 8 juni 2012, 418988/KG ZA 12-489. 24 http://www.eerstekamer.nl/wetsvoorstel/32840_verruiming_strafrechtelijke 25 Kamerstukken I 2012/13, 32 840, nr. A 26 Kamerstuk 32 840 nr. 6, Nota naar aanleiding van het verslag, 21 februari 2012.
14
2.3.
Reikwijdte van het begrip "dwang"
Uit de vorige paragraaf bleek dat er op de werkdefinitie na, geen expliciete juridische definitie voorhanden is van het begrip huwelijksdwang. Voorts dient men voor ogen te houden dat het begrip huwelijksdwang geen theoretisch of empirisch begrip is. De begrippen ‘dwang’ en ‘dwingen’ hangen samen met de begrippen ‘vrijheid’ en ‘vrijheidsbeperking’. Over de invulling van genoemde begrippen bestaat echter veel onenigheid, aangezien het afhankelijk is van de juridische context, de cultuur en sociaal-maatschappelijke gedachtegang van het specifieke land. Dit doet de vraag rijzen of de genoemde werkdefinitie voldoende dekking biedt ten aanzien van huwelijksdwang en zo ja, hoe deze bepalingen geïnterpreteerd en toegepast dienen te worden wil men huwelijksdwang vaststellen. Volgens artikel 1:71 BW levert een onrechtmatige ernstige bedreiging een grond op voor nietigverklaring van een onder ‘dwang’ gesloten huwelijk. Uit de Memorie van Toelichting (hierna MvT) blijkt niet voldoende hoe ver de zinsnede “onder invloed van dwang” reikt.27 Mijns inziens kan hiervoor aanknoping worden gezocht bij de algemene strafbaarstelling van het misdrijf dwang ex artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht (hierna Sr.), omdat het doel van artikel 284 Sr. het bieden van bescherming tegen inbreuken op de persoonlijke vrijheid is. Het staat vast dat huwelijksdwang op gespannen voet staat met het zelfbeschikkingsrecht, de persoonlijke vrijheid van het individu. Op grond van laatstgenoemd artikel begaat degene die een ander dwingt wederrechtelijk iets te doen, waaronder tevens het dwingen van een ander tot een huwelijkssluiting valt, een misdrijf.28 Zodoende kan huwelijksdwang thans strafrechtelijk worden aangepakt via artikel 284 Sr. In het proefschrift van Linderberg over strafbare dwang wordt duidelijk gemaakt dat er geen eenduidige definities bestaan van het begrip dwang, waardoor het vrij lastig is om dwang vast te stellen.29 Volgens de MvT kan het bij huwelijksdwang gaan om fysiek geweld, maar ook om psychische druk door im- of expliciete bedreiging met geweld.30 In het kader van huwelijksdwang wordt met dwang in feite gedoeld op fysieke daden en met bedreiging wordt de morele, psychische dwang bedoeld. In het geval van huwelijksdwang gaat het vaak om psychische druk. Een voorbeeld van hiervan kan zich voordoen indien de familie van de betrokkene dreigt met verstoting uit de familie, als de betrokkene afziet van het huwelijk.31 De MvT spreekt over een ongeoorloofde vorm van dwang. Daarvan is volgens de MvT sprake wanneer de handelingen om betrokkene te dwingen 27
Kamerstukken II 2012-2013, 33 488, nr. 3 (MvT) p. 3 Mr. S.C. Brau, ‘Gevangen in het huwelijk’, in: Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht, FJR 2012/71. 29 K. Linderberg, ‘Strafbare dwang: over het bestanddeel: ‘dwingen' en strafbaarstellingen van dwang, in het bijzonder art. 284 Sr’, Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen, 2007. 30 Kamerstukken II 2012-2013, 33 488, nr. 3 (MvT) p. 3. 31 Kamerstukken II 2012-2013, 33 488, nr. 3 (MvT) p. 3. 28
15
tot het huwelijk van zodanige aard zijn, dat zij in de gegeven omstandigheden leiden tot een druk waaraan betrokkene geen weerstand kan bieden.32 Of er daadwerkelijk sprake is van zodanige dreiging of enkel van een “blote waarschuwing” is lastig vast te stellen, omdat het meestal niet gaat om een objectief vast te stellen vorm van dwang. Vast staat dat een duidelijke invulling van het begrip dwang en de daaraan gelieerde begrippen geweld of bedreiging ontbreekt. Bij het voltrekken van een huwelijk is de volle en vrije instemming van beide toekomstige echtgenoten van doorslaggevend belang. Bij een gedwongen huwelijk ontbreekt de vrije wil bij één of beide toekomstige echtgenoten, dan wel wordt één of beiden in hun vrijheid beperkt. Het begrip ‘vrijheid’ kan volgens de Britse filosoof Isaiah Berlin onderverdeeld worden in twee categorieën, te weten negatieve en positieve vrijheid. Volgens Berlin bestaat de negatieve vrijheid uit iemands mogelijkheden zijn wensen te realiseren of kort gezegd het vrij zijn van externe belemmeringen. Hoe groter het gebied van niet-inmenging door anderen, des te groter de individuele vrijheid. Wanneer wensen en/of behoeften van iemand door een ander worden ingegeven, gemanipuleerd of geïndoctrineerd ontbreekt de positieve vrijheid, wat volgens Berlin neerkomt op de vrijheid een autonoom individu te zijn en vrij te zijn tot rationeel handelen.33 Van belang is dus dat er bij de individuele vrijheid geen inbreuken van buitenaf plaatsvinden en voldoende ruimte is een autonoom persoon te zijn. Wanneer sociale dwang kan worden herleid tot de situatie dat iemand wordt gedwongen iets te doen (trouwen) of juist niet te doen (niet trouwen) is er sprake van een inbreuk op de handelingsvrijheid. De dwang kan daarbij plaatsgrijpen bij de wilsvorming of de wilsuiting. Wanneer de sociale dwang inhoudt dat iemand wordt gedwongen iets te dulden, is er (ook) sprake van inbreuk op de autonome sfeer.34 Er is in ieder geval geen sprake van psychische dwang wanneer de beïnvloede persoon zijn medewerking volkomen vrijwillig verleent. De graad van de beïnvloeding speelt ook een belangrijke rol bij het bepalen of er al dan niet sprake is van dwang. Naarmate de wilsvorming van de beïnvloede persoon meer betrokken is bij de situatie, betekent dit dat er keuzeruimte is. Deze vorm van psychische dwang zou men rationale dwang kunnen noemen.35 Voor het huwelijk betekent dit dat elementen van dwang of van gebondenheid aan iedere relatie onherroepelijk vast kleven, aangezien elke relatie zowel goede als slechte tijden kent. Dat impliceert echter niet dat men in zijn of haar vrijheid wordt beperkt of ergens toe gedwongen wordt.
32
Kamerstukken II 2012-2013, 33 488, nr. 3 (MvT) p. 3 K. Linderberg, ‘Strafbare dwang: over het bestanddeel: ‘dwingen' en strafbaarstellingen van dwang, in het bijzonder art. 284 Sr’, Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen, 2007, p. 9-15. 34 K. Linderberg, ‘Strafbare dwang: over het bestanddeel: ‘dwingen' en strafbaarstellingen van dwang, in het bijzonder art. 284 Sr’, Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen, 2007, p. 20. 35 K. Linderberg, ‘Strafbare dwang: over het bestanddeel: ‘dwingen' en strafbaarstellingen van dwang, in het bijzonder art. 284 Sr’, Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen, 2007, p. 37. 33
16
2.4.
Het huwelijk. Gedwongen, gearrangeerd of schijn?
Volgens het rapport ‘Internationale verkenning gedwongen huwelijken’ uit 2009 is het huwelijk een sociaal‐cultureel instituut en tevens een wettelijke overeenkomst waarbij de sociaal-culturele en juridische dimensie elkaar enigszins overlappen.36 Hierbij is het van belang te weten dat het huwelijk wereldwijd zowel sociaal als cultureel beschouwd vele vormen kent, die niet eenduidig definieerbaar zijn als ‘gedwongen’ of ‘vrij’, omdat binnen bepaalde culturen vaak sprake is van een vorm van impliciete dan wel expliciete instemming. De vrijheid van partnerkeuze en levensinrichting betekent echter niet dat er op huwelijkskandidaten geen enkele druk kan worden uitgeoefend. Familieleden, vrienden of andere personen uit de sociale omgeving van de aanstaande echtgenoten kunnen zich immers uit belangstelling of bezorgdheid met de partnerkeuze bemoeien. Die bemoeienis mag echter niet zover gaan dat de aanstaande echtgenoten zich niet meer voldoende vrij voelen om zelf hun keuze te bepalen.37 Volgens het rapport van Cornelissens e.a. komen in Nederland de volgende vormen van gedwongen huwelijken voor.38 1.
Neef-nicht-huwelijk: Een huwelijk tussen familieleden, waarbij het niet altijd gaat om neef of nicht uit de eerste lijn, maar in ieder geval wel om familieleden.
2.
Schakingshuwelijk: huwelijk na een onvrijwillige schaking.
3.
Schijnhuwelijk: huwelijk met als doel een verblijfsvergunning, dan wel andere zakelijke en of financiële motieven.
4.
Gearrangeerd huwelijk: huwelijk opgelegd door vader (soms moeder) en meestal andere familie(leden). Doorgaans wordt er door de ouders beslist met wie hun kind gaat trouwen.
5.
Geboortehuwelijk: een gearrangeerd huwelijk dat al bij de geboorte geregeld is.
6.
Het ‘moetje’: bijvoorbeeld omwille van herstel van de seksuele familie-eer na een zogenaamde ‘fysieke bevlekking’ (ontmaagding, verkrachting, buitenechtelijke zwangerschap, incest etc.).
7.
Ruilhuwelijk: bijvoorbeeld om wederzijds de ‘bruidsprijs’ oftewel koopprijs te kunnen omzeilen.
8.
Verzoeningshuwelijk: als onderdeel van het beslechten van een bloedvete.
9.
Zwagerhuwelijk (leviraat): de weduwe moet trouwen met de broer van haar overleden man.
10. Economisch huwelijk: huwelijk uit geldzucht of geldnood waarbij een dochter (soms op jonge leeftijd) door haar vader aan de latere echtgenoot verkocht wordt. 11. Kindhuwelijk: huwelijk waarbij een minderjarige betrokken is, vaak door toedoen van de ouders geïnitieerd. 36
E. Ratia e.a., ‘Internationale verkenning gedwongen huwelijken’, Nijmegen, RU 2009.Ratia e.a. 2009, p. 3. Kamerstukken II 2012/13, 32 448, Nr. 3 (MvT) p. 2. 38 Cornelissens e.a., ‘Huwelijksdwang. Een verbintenis voor het leven? Een verkenning van de aard en aanpak van gedwongen huwelijken in Nederland’ Den Haag: WODC, Ministerie van Justitie, 2009, p.31. Volgens dit onderzoek kennen de eerste vier genoemde vormen ook een ‘vrijwillige’ variant. Zie bijlage 1 voor een volledige lijst met alle soorten huwelijken waarbij ook de vrijwillige varianten zijn weergegeven. 37
17
Volgens het onderzoek van De Koning voldoet een simplistisch onderscheid tussen ‘eigen keuze’ en ‘geen keuze’ niet, omdat er in de werkelijkheid vaak sprake is van een groot grijs gebied van ‘zachte’ dwang, waarbinnen de verschillende partijen strategieën hanteren om een huwelijk doorgang te verlenen dan wel te verhinderen. In het onderzoek worden de volgende vier gradaties van gearrangeerde huwelijken onderscheiden waarbij de ouders een doorslaggevende rol spelen.39 a. Het geplande type: de ouders plannen het gehele proces op basis van voor hen relevante familiale en gemeenschapsfactoren. Er is nauwelijks interactie tussen ouders en kind. b. Het gedelegeerde type: kinderen maken hun voorkeuren duidelijk aan hun ouders met betrekking tot het type partner dat zij prefereren en de ouders proberen met deze voorkeuren rekening te houden. c. Het gezamenlijke type: ouders en kinderen zijn gezamenlijk actief bij de partnerkeuze. d. Het eigen initiatief type: kinderen nemen zelf het initiatief tot het uitzoeken van een geschikte partner en vragen uiteindelijk hun ouders om toestemming. De eerste drie vormen van gearrangeerde huwelijken kunnen ook op vrijwillige basis tot stand komen. Dit neemt niet weg dat een deel van de gearrangeerde huwelijken tot stand komt door dwang of druk, die zo groot is dat deze door de potentiële partner(s) als onaanvaardbaar wordt ervaren. Bij type a en b kan dit het geval zijn als bijvoorbeeld de ouders niet de voorkeur van de kinderen volgen. Volgens het onderzoek van De Koning dienen beide potentiële partners minimaal de mogelijkheid te hebben hun instemming of afkeuring te geven en van belang is dat ouders de keus van de kinderen dienen te accepteren. Er is pas sprake van ‘dwang’ wanneer de kinderen, ondanks hun afkeuring, gedwongen worden de voorkeur van hun ouders of andere familieleden te volgen.40 Ook het verschijnsel schijnhuwelijk kreeg veel aandacht in de politiek en media. Naar buiten toe ziet een schijnhuwelijk er uit als een gewoon huwelijk en is het gewoon een verbintenis tussen twee personen, met als enig verschil dat de partners afkomstig zijn uit verschillende herkomstlanden. Bij het aangaan van het huwelijk heeft een, en soms zelfs beide partners geen permanent gemeenschappelijk leven beoogd, maar is het doel om staatsburger te worden zonder een asiel of migratie procedure te doorlopen. Financiële of economische redenen kunnen uiteraard ook een rol spelen. Hierdoor is de term ‘schijnhuwelijk’ voornamelijk een probleem van de staat, omdat het intrinsiek verbonden is aan het migratiebeleid. Ingevolge artikel 1:50 BW zijn schijnhuwelijken strafbaar en worden ze ontbonden zodra ze bewezen zijn. De vraag rijst of dit echter wel rechtvaardig is, aangezien schijnhuwelijken evenals gedwongen en/of gearrangeerde huwelijken niet 39
M. de Koning, ‘Over het huwelijk gesproken: partnerkeuze en gedwongen huwelijken bij Marokkaanse, Turkse en Hindoestaanse Nederlanders’, Amsterdam: VU 2005, p. 11. 40 De Koning 2005, p. 11.
18
enkel om praktische redenen onaantoonbaar zijn, maar eveneens om principiële redenen. D’Oliveira41 heeft reeds in 1999 betoogd dat een schijnhuwelijk naar burgerlijk recht niet bestaat, omdat de overheid niet kan weten wanneer er sprake is van een echt of schijnhuwelijk.42 Het niet samenwonen van de partners vóór het huwelijk, bijvoorbeeld, is nietszeggend omdat ongehuwd samenwonen in verschillende culturen, zoals onder de moslimmigranten niet acceptabel is. Ook bij Nederlanders was dit tot enige decennia geleden het geval.
2.5.
Conclusie
In dit hoofdstuk is gezocht naar de gangbare definitie van huwelijksdwang en de mogelijke vormen van gedwongen huwelijken. Thans levert een onrechtmatige ernstige bedreiging een grond op voor nietigverklaring van een onder dwang gesloten huwelijk. Vast staat dat het begrip huwelijksdwang geen expliciete wettelijke inhoud geniet, al kan er m.i. wel aanknoping worden gezocht bij de algemene strafbaarstelling van het misdrijf ‘dwang’ conform artikel 284 Sr., omdat het doel van artikel 284 Sr. het bieden van bescherming tegen inbreuken op de persoonlijke vrijheid is. Een duidelijke invulling van het begrip dwang en de daaraan gelieerde begrippen geweld of bedreiging ontbreekt echter. Een cruciaal kenmerk van huwelijksdwang is, dat er op één of beide huwelijkskandidaten een vorm van psychische druk, ook wel bedreiging en/of fysiek geweld wordt uitgeoefend. Het gebruik van geweld is echter een kwestie van perceptie. Mogelijk wordt bepaald gedrag van ouders door hun kind gezien als geweld of bedreiging, terwijl de ouders zelf het een onderdeel van ouderschap vinden en niets anders dan het beste met hun kinderen voor hebben. Vrijheid
van
partnerkeuze
en
levensinrichting
betekent
doorgaans
niet
dat
op
de
huwelijkskandidaten geen enkele druk kan worden uitgeoefend door buitenstaanders, zoals in het geval van een gearrangeerd huwelijk. De bemoeienis van anderen is toegestaan, mits de huwelijkskandidaten voldoende vrij zijn om zelf hun keuze te bepalen. Enige bemoeienis van buitenaf hoeft nog geen consequenties te hebben voor de ‘eigen keuze’ dan wel impliceert nog niet dat er sprake is van ‘geen keuze’, omdat er in de werkelijkheid vaak sprake is van een groot grijs gebied van ‘zachte’ dwang, waarbinnen de verschillende partijen strategieën hanteren om een huwelijk doorgang te verlenen dan wel te verhinderen.
41
Jessurun d'Oliveira is een Nederlands jurist en letterkundige. Het artikel van D’Oliveira is te raadplegen onder kopje, ‘Schijnhuwelijk blijkt schijnprobleem’, in de Volkskrant van 20 januari 1999. 42
19
HET
WETSVOORSTEL
TEGENGAAN
HUWELIJKSDWANG 3.1.
Inleiding
De overheid is al enige tijd bezig om maatregelen te treffen om huwelijksdwang zowel civielrechtelijk tegen te gaan, als strafrechtelijk aan te pakken. Het civielrechtelijke wetsvoorstel is momenteel nog in behandeling bij de Tweede Kamer.43 Om huwelijksdwang strafrechtelijk aan te pakken is tegelijk met het civielrechtelijke wetsvoorstel Tegengaan Huwelijksdwang een voorstel van wet tot Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht BES (32 840) in behandeling genomen door het parlement. De Wijzigingswet Wetboek van Strafrecht, enz. (verruiming mogelijkheden tot strafrechtelijke aanpak huwelijksdwang, polygamie en vrouwelijke genitale verminking) is recentelijk op 1 juli jl. in werking getreden, Stb. 2013, 187. Dit hoofdstuk is gericht op nationale wetgeving met betrekking tot het huwelijk conform het Burgerlijk Wetboek en beleid tegen gedwongen huwelijken. Het doel van dit hoofdstuk is het verschaffen van een zo breed mogelijk overzicht van de voorgenomen civielrechtelijke maatregelen om gedwongen huwelijken tegen te gaan. De strafrechtelijke maatregelen neergelegd in de Wijzigingswet Wetboek van Strafrecht, enz. (verruiming mogelijkheden tot strafrechtelijke aanpak huwelijksdwang, polygamie en vrouwelijke genitale verminking) beïnvloeden uiteraard ook de status van gedwongen huwelijken. Deze maatregelen zou ik ook graag willen toelichten in dit hoofdstuk, maar deze vallen buiten het bereik van deze privaatrechtelijke studie.
43
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/wetgevingskalender/2012/11/01/wetsvoorstel-maatregelenbeperking-huwelijksdwang, geraadpleegd op 13 november 2013. Het wetsvoorstel staat op de lange termijn agenda van de Tweede Kamer en wordt vermoedelijk op 11, 12 of 13 december a.s., in week 50 behandeld. zie hiervoor de volgende link: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ag-tk-2013-1108.html?zoekcriteria=%3fzkt%3dEenvoudig%26pst%3d%26vrt%3d33%2b488%26zkd%3dInDeGeheleText%26dp r%3dAfgelopenDag%26sdt%3dDatumBrief%26ap%3d%26pnr%3d1%26rpp%3d10&resultIndex=3&sorttype=1& sortorder=4
20
3.2.
Civielrechtelijke maatregelen ten behoeve van gedwongen huwelijken
Het probleem rondom gedwongen huwelijken heeft de wetgever indirect behandeld in het Nederlandse privaatrecht. Het interne recht voorziet niet in een verificatie vooraf van een vrijelijk te geven toestemming, maar kent op grond van artikel 1:71 BW slechts de nietigverklaring voor het geval het huwelijk is gesloten onder invloed van ‘onrechtmatige ernstige bedreiging’ of ‘dwaling’ van een der partijen. 44 De bevoegdheid om nietigverklaring te verzoeken vervalt wanneer de echtgenoten zes maanden hebben samengewoond sinds het ophouden van de bedreiging. De Nederlandse rechter kan een in het buitenland gesloten huwelijk alleen dan nietig verklaren als het op het huwelijk toepasselijke recht daartoe gronden biedt. De nietigverklaring werkt ingevolge artikel 1:77 BW terug tot het tijdstip van de huwelijksvoltrekking. Dit heeft onder meer tot gevolg dat een eventuele huwelijksgemeenschap niet bij helfte behoeft te worden verdeeld. De terugwerkende kracht van de nietigverklaring geldt evenwel niet ten aanzien van eventuele kinderen van de echtgenoten en ten aanzien van de te goeder trouw zijnde echtgenoot. De nietigverklaring heeft dan dezelfde gevolgen als een echtscheiding, wat inhoudt dat uit het huwelijk voortvloeiende onderhoudsverplichtingen jegens de ex-echtgenoot en de eventuele kinderen, ondanks een nietigverklaring blijven voortduren. Als bij de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand (hierna ABS) bekend is dat er ten tijde van het sluiten van het huwelijk sprake is geweest van dwang, kan hij op grond van artikel 37 lid 2 Wet Gemeentelijke Basisadministratie (hierna Wet GBA) weigeren het huwelijk in de gemeentelijke basisadministratie te registreren. De huwelijksakte wordt dan niet erkend wegens strijd met de openbare orde.45 Volgens zowel Movisie als de Vereniging van Nederlandse gemeenten (VNG) is de toetsing van het bestaan van vrije toestemming voor de ABS een moeilijk tot onmogelijk te volbrengen opdracht, omdat enerzijds het dwanggedrag in de beslotenheid van gezin en/of familie plaatsvindt en anderzijds de meeste slachtoffers er niet mee naar buiten durven of willen komen uit angst voor of uit loyaliteit met de ouders en de familie.46 Naast de ABS is het Openbaar Ministerie bevoegd een huwelijk te stuiten op grond van artikel 1:53 BW indien het bekend is met het bestaan van een van de in het BW opgenomen huwelijksbeletselen of indien er sprake is van een schijnhuwelijk op grond van artikel 1:71a BW.
44
Deze maatregelen gelden via de schakelbepaling van artikel 1:80a lid 7 BW tevens voor het geregistreerd partnerschap. 45 Kamerstukken II 2010/11, 32 175, nr. 17. 46 Advies van Movisie aan het Ministerie van Veiligheid en Justitie, 23 december 2011, alsook het advies van Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), 21 december 2011.
21
3.2.1. Het tegengaan van dwanghuwelijken Om adequaat op te kunnen treden tegen huwelijksdwang heeft de wetgever ten eerste voorgesteld het Openbaar Ministerie te verplichten een voorgenomen huwelijk dat onder invloed van dwang dreigt te worden gesloten te stuiten.47 Naar huidig recht kan dit op grond van artikel 1:71 BW alleen als het onder invloed van ernstige onrechtmatige bedreiging is gesloten. Voorgesteld is om de nietigverklaring te versoepelen door ‘ernstige onrechtmatige bedreiging’ te vervangen door ‘dwang’. Treedt het wetsvoorstel in werking dan komen lid 1 en lid 3 van artikel 71 als volgt te luiden.48 1. Een echtgenoot kan de nietigverklaring van zijn huwelijk verzoeken, wanneer hij dit onder invloed van dwang heeft gesloten. Tevens is het openbaar ministerie, na de echtgenoten in de gelegenheid te hebben gesteld hun mening omtrent de wenselijkheid van het indienen van het verzoek tot nietigverklaring kenbaar te maken, althans na deze daartoe behoorlijk te hebben opgeroepen, bevoegd tot het doen van het verzoek. 3. De bevoegdheid de nietigverklaring wegens dwaling te verzoeken vervalt, wanneer de echtgenoten zes maanden hebben samengewoond sedert de ontdekking van de dwaling zonder dat het verzoek is gedaan. De bevoegdheid de nietigverklaring wegens dwang te verzoeken vervalt, wanneer de echtgenoten drie jaar hebben samengewoond zonder dwang gericht op instandhouding van het huwelijk, zonder dat het verzoek is gedaan. Het wordt makkelijker om een onder dwang gesloten huwelijken nietig te verklaren. Uit de rechtspraak blijkt echter dat een verzoek tot nietigverklaring van een gedwongen huwelijk zelden wordt ingediend.49 De Hoge Raad neemt onrechtmatige ernstige bedreiging niet snel aan, zoals blijkt uit het oordeel van de Hoge Raad in 1998.50 Het ging in deze procedure om een verzoek tot nietigverklaring van een in 1996 in Pakistan gesloten huwelijk tussen de partijen. De vrouw, van Pakistaanse afkomst, woonde vanaf haar zesde jaar in Nederland. Ze was in het bezit van de Nederlandse nationaliteit en volgde tevens een HBO-opleiding. De man had enkel de Pakistaanse nationaliteit en woonde in Pakistan. De vrouw heeft op 27 november 1995 te Amsterdam een huwelijksovereenkomst ondertekend, ingevolge welke overeenkomst zij met de man in het huwelijk zou treden. Vervolgens hebben de terzake bevoegde autoriteiten te Pakistan een huwelijkscertificaat opgemaakt, waardoor het huwelijk is geformaliseerd. De vrouw heeft zich vervolgens gewend tot de Rechtbank te Maastricht met het verzoek het huwelijk nietig te verklaren, nu dit onder invloed van
47
J. Kok en G. Cardol,‘Wetsvoorstel tegengaan huwelijksdwang ingediend bij Tweede Kamer’, 19 februari 2013, te raadplegen op Scherp in familierecht, via www.scherpinfamilierecht.nl. 48 Kamerstukken II 2012-2013, 33 488, nr. 2 Voorstel van wet p. 3. 49 Kamerstukken II 2012-2013, 33 488, nr. 3 (MvT) p. 4. 50 HR 16 oktober 1998, LJN ZC2746.
22
een onrechtmatige ernstige bedreiging was gesloten. Zij voerde aan dat zij ernstig onder druk is gezet om de huwelijksovereenkomst te ondertekenen. Haar vader zou haar hebben gedreigd met het terugzenden naar Pakistan, alwaar zij alsnog zou worden uitgehuwelijkt. De Rechtbank Maastricht heeft bij beschikking van 3 januari 1997 het verzochte afgewezen. Naar het oordeel van de Rechtbank had de vrouw onvoldoende aangetoond dat er sprake is geweest van een onrechtmatige ernstige bedreiging door haar vader en familieleden van de man om de huwelijksovereenkomst te ondertekenen. De Rechtbank stelde voorop dat het huwelijk van partijen op grond van het bepaalde in artikel 5 lid 4 van de Wet Conflictenrecht Huwelijk (hierna WCH) naar Pakistaans recht als een geldig huwelijk kon worden aangemerkt. Er was geen grond om erkenning aan het op 12 februari 1996 te Pakistan geformaliseerde huwelijk van partijen te onthouden, daar er geen sprake was van onverenigbaarheid met de Nederlandse openbare orde.51 De vrouw is vervolgens in hoger beroep gegaan bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Evenals de Rechtbank, stelde het Hof bij beschikking van 24 september 1997 voorop dat op grond van artikel 5 lid 4 van de WCH het huwelijk tussen partijen naar Pakistaans recht als een rechtsgeldig huwelijk moet worden aangemerkt, nu door de terzake bevoegde autoriteit te Pakistan een huwelijksverklaring is afgegeven. Ten aanzien van de vraag of het huwelijk onder invloed van een onrechtmatige ernstige bedreiging is gesloten, oordeelde het Hof dat de omstandigheden waaronder de vrouw tot het plaatsen van haar handtekening onder de huwelijksovereenkomst is gekomen, niet zijn aan te merken als een onaanvaardbare onrechtmatige bedreiging op grond waarvan nietigverklaring van het huwelijk tussen partijen als in strijd met de Nederlandse openbare orde zou kunnen worden uitgesproken. Tegen de beschikking van het Hof is de vrouw in cassatie gekomen. De Hoge Raad verwierp het beroep van de vrouw, omdat het verzoek van de vrouw er niet toe strekt voor recht te verklaren dat het huwelijk niet voor erkenning in aanmerking komt, doch strekt tot nietigverklaring van het huwelijk op de grond dat het onder invloed van een ernstige onrechtmatige bedreiging is gesloten. De omstandigheid dat het huwelijk mogelijk hier te lande niet kan worden erkend wegens het ontbreken van de vereiste legislatie en verificatie van de huwelijksakte levert geen grond op voor toewijzing van een verzoek. Dit baseerde de Hoge Raad op het feit dat de vrouw vanaf haar zesde jaar in Nederland woont en in Nederland een HBO-opleiding volgt en dat zij haar toevlucht tot een blijf-van-mijn-lijfhuis had weten te zoeken. Hieruit heeft de Hoge Raad kennelijk afgeleid dat de vrouw in staat is voldoende weerstand te bieden aan een dergelijke druk.52 Het kabinet acht een gedwongen huwelijk echter zodanig in strijd met de Nederlandse rechtsorde, dat de mate van dwang 51 52
FJR 1998, p. 294.1. HR 16 oktober 1998, LJN ZC2746.
23
of de mate waarin weerstand had mogen worden verwacht niet bepalend mag zijn voor de vraag of het verzoek tot nietigverklaring kan worden toegewezen. Het Kabinet heeft daarom het voornemen geformuleerd om naast de echtgenoot zelf het Openbaar Ministerie de bevoegdheid te verlenen zelfstandig bij de rechter de nietigverklaring van het huwelijk te verzoeken.53 Uit het kritische advies van de Raad van State blijkt dat in geval van huwelijksdwang niet enkel rekening dient te worden gehouden met de Nederlandse rechtsorde, maar mede met het belang van de echtgenoten die in een dwangpositie verkeren. Nietigverklaringen kunnen immers voor de direct betrokken echtgenoten verstrekkende sociale of financiële gevolgen hebben. Onder omstandigheden kan nietigverklaring ook leiden tot onwenselijke gevolgen op het gebied van het Vreemdelingenrecht.54 3.2.2. Het tegengaan van kinderhuwelijken Als hoofdregel voor het rechtsgeldig sluiten van een huwelijk geldt thans dat beide aanstaande echtgenoten de leeftijd van achttien jaar moeten hebben bereikt, tenzij er sprake is van een van de in artikel 1:31 leden 2 en 3 BW genoemde uitzonderingsgronden. De eerste uitzonderingsgrond doet zich voor als de aanstaande echtgenoten de leeftijd van zestien jaar hebben bereikt en de vrouw een verklaring van een arts overlegt dat zij zwanger is of haar kind reeds ter wereld heeft gebracht. De tweede uitzondering bestaat hierin dat de Minister voor Veiligheid en Justitie ontheffing van het leeftijdsvereiste kan verlenen. Als een minderjarige een huwelijk heeft gesloten, is hij op grond van artikel 1:233 BW van rechtswege meerderjarig geworden. Het belangrijkste gevolg van het bereiken van de meerderjarigheid is de handelingsbekwaamheid. Een minderjarige is handelingsbekwaam mits hij of zij handelt met toestemming van zijn wettelijke vertegenwoordiger, voor zover de wet niet anders bepaalt. De toestemming van de wettelijke vertegenwoordiger wordt verondersteld te zijn verleend, indien het een rechtshandeling betreft ten aanzien waarvan in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is dat minderjarigen van zekere leeftijd deze zelfstandig verrichten, artikel 1:234 BW. Rechtshandelingen waarvan het niet gebruikelijk is dat minderjarigen van die leeftijd deze zelfstandig verrichten zijn vernietigbaar. Deze regeling dient ter bescherming van de kwetsbare positie van minderjarigen, die kwetsbaar is omdat zij niet altijd ten volle de reikwijdte van hun handelingen kunnen overzien. De huidige regeling, waarin minderjarigen onder de hiervoor weergegeven voorwaarden in het huwelijk kunnen treden, laat minderjarigen hun wettelijk beschermde status op dit punt verliezen. Zij staan namelijk niet meer onder gezag van een wettelijk vertegenwoordiger en derhalve kan er ten aanzien van hen geen kinderbeschermingsmaatregel meer worden genomen.55
53
‘Civielrechtelijke maatregelen tegen huwelijksdwang’, in Nederlands Juristenblad: NJB 2011, 1078, p. 2. Raad van State inzake het Wetsvoorstel Tegengaan Huwelijksdwang, 22 mei 2012, p. 4. 55 Kamerstukken II 2012-2013, 33 488, nr. 3 (MvT) p. 7. 54
24
In het kader van het wetsvoorstel wordt ten tweede voorgesteld de minimum-huwelijksleeftijd voor iedereen in Nederland te bepalen op achttien jaren en de uitzonderingen op het vereiste minimum neergelegd in artikel 1:31 lid 2 en 3 BW te laten vervallen.56 Uit de MvT blijkt dat deze maatregel bedoeld is om de kwetsbare positie van jongeren in een samenleving die steeds hogere eisen stelt aan hun beoordelingsvermogen en gelet op het feit dat het op zestien- of zeventienjarige leeftijd meerderjarig worden nog geenszins tot gevolg heeft dat daaraan alle rechten verbonden zijn die meerderjarigen vanaf achttien jaar kunnen uitoefenen. In de praktijk zijn er echter weinig gevallen bekend waarbij jongeren van zestien jaar in het huwelijk treden als gevolg van ontheffing of zwangerschap.57 Het gaat om ongeveer tien meisjes per jaar, in tegenstelling tot nul jongens. Jongeren van zeventien jaar treden iets vaker in het huwelijk, namelijk jaarlijks één à twee jongens en rond de dertig meisjes. In vrijwel alle gevallen is sprake van zwangerschap of een reeds ter wereld gebracht kind.
Opmerkelijk is dat er jaarlijks vijf tot tien verzoeken om ontheffing van het
leeftijdsvereiste worden ingediend, maar deze worden sinds 2007 alle afgewezen.58 Voor Boek 10 BW houden de wijzigingen het volgende in.59 Op grond van artikel 10:28 sub b BW jo. 10:29 BW kan het huwelijk naast toepassing van het Nederlandse recht ook met toepassing van het nationale recht van partijen worden gesloten. Aan vreemdelingen die in Nederland willen trouwen wordt op grond van genoemde bepalingen de mogelijkheid geboden om niet gebonden te zijn aan het in Nederland geldende minimum leeftijdsvereiste van achttien jaar, indien hij volgens het recht van het land waar hij onderdaan van is, wel huwelijksbevoegd zou zijn geweest op de leeftijd van vijftien, zestien of zeventien jaar. Gelet op het voorstel om de uitzonderingsbepalingen ten aanzien van de minimumleeftijd in artikel 1:31 leden 2 en 3 BW te doen vervallen, is het niet wenselijk om aan vreemdelingen wel de mogelijkheid te blijven bieden om als minderjarige een huwelijk te sluiten. Voorgesteld wordt derhalve het thans geldende alternatief om voor ieder der echtgenoten zijn/haar nationale recht in acht te nemen op grond van artikel 10:28 sub b te laten vervallen. Na de wijziging kan op grond van artikel 10:28 BW een huwelijk in Nederland alleen worden voltrokken indien ieder der aanstaande echtgenoten voldoet aan de vereisten tot het aangaan van een huwelijk naar Nederlands recht en een van hen uitsluitend of mede de Nederlandse nationaliteit bezit of in Nederland zijn gewone verblijfplaats heeft. 60 Indien de kabinetsplannen daadwerkelijk worden ingevoerd, ligt het voor de hand dat deze wijziging ook in artikel 10:29 BW wordt doorgevoerd.61
56
Kamerstukken II 2012-2013, 33 488, nr. 2 Voorstel van wet, p. 1. Kamerstukken II 2010/11, 32 175, Nr. 17 (MvT) p. 4. 58 Kamerstukken II 2012-2013, 33 488, nr. 5, p. 7. 59 R.S.D. Boele-Woelki, Internationaal privaatrecht, in KwartaalSignaal 120 6729, Ars Aequi, september 2012. 60 Kamerstukken II 2012-2013, 33 488, nr. 2 Voorstel van wet, p. 4. 61 S. Rutten, ‘Huwelijk en burgerlijke stand’ (Praktijkreeks IPR deel 2), Apeldoorn/Antwerpen: Maklu 2011, p. 77. 57
25
3.2.3. Het tegengaan van neef/nicht huwelijken Als relatief vereiste voor het mogen huwen geldt dat beide echtgenoten niet een te nauwe bloedverwantschap mogen hebben en ook geen adoptie-zus of broer van elkaar mogen zijn op grond van artikel 1:41 BW. Bloedverwantschap in de derde of vierde graad, bijvoorbeeld tussen een oom en een nicht (derde graad) of een neef en een nicht (vierde graad), vormt thans in Nederland geen huwelijksbeletsel. Het artikel spreekt van ‘van nature bestaan’ en niet van het bestaan van familierechtelijke betrekkingen. Het is dus de biologische verwantschap en niet de juridische verwantschap, die een weigeringsgrond vormt. Wanneer verwantschap bestaat door adoptie is een huwelijk slechts onmogelijk tussen hen die elkaar in rechte linie bestaan.62 Het verbod van een huwelijk tussen hen die via adoptie elkaars broer of zus zijn, is in Nederland niet van openbare orde.63 Sinds 1970 is het sluiten van een huwelijk met een verwant in de derde of vierde graad niet meer verboden in Nederland. Dit geldt voor alle westerse landen. In ongeveer de helft van de staten in de USA is een huwelijk met een verwant in derde of vierde graad wel verboden. Dit is in het bijzonder om medische argumenten, zoals de kans op inteelt.64 In het kader van het voorstel wordt een dergelijk verbod als derde maatregel ook in Nederland geïntroduceerd, zij het wel met andere argumenten. Volgens het kabinet is het, ook al ontbreken er harde cijfers, aannemelijk dat er bij neef-nicht huwelijken vaker dan in geval van huwelijken zonder bloedverwantschap sprake is van dwang uit de familiale omgeving, waaraan moeilijk weerstand geboden kan worden door de toekomstige echtgenoten.65 Voorgesteld wordt dat bloedverwantschap tussen de aanstaande echtgenoten in de derde of vierde graad in de zijlinie voortaan een huwelijksbeletsel vormt voor het sluiten van een huwelijk. Ingevolge het wetsvoorstel moeten aanstaande echtgenoten bij de huwelijksaangifte verklaren of zij al dan niet bloedverwanten (van nature of familierechtelijk) van elkaar zijn in de derde of vierde graad in de zijlinie, ontwerpartikel 1:44 lid 1 sub a BW. Indien de aanstaande echtgenoten in de genoemde categorie bloedverwanten vallen, mogen ze in beginsel niet met elkaar trouwen, tenzij zij ieder afzonderlijk een beëdigde verklaring afleggen inhoudende dat zij hun vrije toestemming tot het huwelijk geven, zie hiervoor ontwerpartikel 1:41a BW.66 Mocht later blijken dat een huwelijk tussen bedoelde bloedverwanten is gesloten zonder dat de beëdigde verklaring is afgelegd of dat een valse verklaring is afgelegd, kan het huwelijk nietig worden verklaard op de in artikel 1:69 lid 1 BW genoemde grond dat de echtgenoten niet de vereisten in zich verenigden om een huwelijk aan te gaan. 62
S. Rutten, ‘Huwelijk en burgerlijke stand’ (Praktijkreeks IPR deel 2), Apeldoorn/Antwerpen: Maklu 2011, p. 76. S. Rutten, ‘Huwelijk en burgerlijke stand’ (Praktijkreeks IPR deel 2), Apeldoorn/Antwerpen: Maklu 2011, p. 56. 64 E. Bartels en O. Storms, ‘Huwelijksdwang – Migratie, Discriminatie en Symboolwetgeving’, onder meer te raadplegen via www.religionresearch.org, 14 oktober 2012. 65 Kamerstukken II 2012-2013, 33 488, nr. 3 (MvT) p. 8. 66 Kamerstukken II 2012-2013, 33 488, nr. 2 Voorstel van wet p. 5. 63
26
3.2.4. Erkennen van buitenlandse huwelijken In het kader van erkenning wordt in de MvT verwezen naar het Verdrag inzake de voltrekking en de erkenning van de geldigheid van huwelijken (hierna Verdrag geldigheid Huwelijken). De hoofdregel voor erkenning in Nederland van rechtsgeldig in het buitenland gesloten huwelijken is neergelegd in artikel 9 Verdrag geldigheid Huwelijken. Op grond van artikel 14 Verdrag geldigheid Huwelijken kan erkenning van een huwelijk worden geweigerd wegens strijd met fundamentele beginselen van het Nederlandse huwelijksrecht, de zogenaamde openbare orde exceptie, ook al is dat huwelijk volgens het rechtsstelsel van betreffende Staat rechtsgeldig tot stand gekomen. Omgekeerd kan een huwelijk volgens het toepasselijke buitenlandse recht blootstaan aan vernietiging, zonder dat de Nederlandse openbare orde zich tegen erkenning van dat huwelijk verzet. Een voorbeeld hiervan kan zich voordoen bij een homohuwelijk, gesloten in een land dat deze huwelijksvorm niet kent.67 Van huwelijken of huwelijksvormen die in meer of mindere mate in strijd zijn met de Nederlandse openbare orde is op grond van artikel 11 van Verdrag geldigheid Huwelijken in ieder geval sprake bij een polygaam huwelijk, huwelijken tussen of met kinderen beneden de leeftijd van vijftien jaar en als een der echtgenoten op het tijdstip van dat huwelijk niet vrijelijk zijn toestemming daartoe heeft gegeven of hiertoe geestelijk niet in staat was. 68 Deze opsomming, die overeenkomt met de opsomming in artikel 10:29 lid 1 BW, is niet limitatief, aangezien ex artikel 1:71a BW het sluiten van een schijnhuwelijk ook strijd oplevert met de openbare orde. De geëxpliceerde opsomming van artikel 11 Verdrag geldigheid Huwelijken is destijds niet overgenomen in artikel 10:32 BW, terwijl de hoofdregel conform artikel 9 van Verdrag geldigheid Huwelijken voor erkenning wel overgenomen is in de artikelen 10:31 en 32 BW. Conform artikel 10:31 lid 1 BW wordt een buitenlands huwelijk in Nederland als rechtsgeldig erkend, indien het rechtsgeldig is volgens het recht van de Staat waar het huwelijk is voltrokken of wanneer het ‘nadien’ rechtsgeldig is geworden. De erkenning wordt zowel volgens het interne recht als het internationaal privaatrecht van dat rechtsstelsel beoordeeld.69 Indien erkenning ‘kennelijk’ onverenigbaar is met de openbare orde, wordt aan een buitenlands huwelijk erkenning onthouden, artikel 10:32 BW. Reeds is vermeld dat artikel 28 sub b BW komt te vervallen. Teneinde de wetstoepasser behulpzaam te zijn en de rechtszekerheid te bevorderen wordt daarom voorgesteld om artikel 10:29 BW, waarin is bepaald dat een huwelijk wordt geweigerd wegens beperkingen ontleend aan de openbare orde, te laten vervallen.70 Een aantal van deze beperkingen is nader geëxpliciteerd in artikel 10:32 BW.71
67
Kamerstukken II 2012-2013, 33 488, nr. 3 (MvT) p. 6. S. Rutten, ‘Huwelijk en burgerlijke stand’ (Praktijkreeks IPR deel 2), Apeldoorn/Antwerpen: Maklu 2011, p. 56. 69 P. Vlas, ‘Hoofdlijnen Boek 10 BW, (Internationaal Privaatrecht)’, SDU Uitgevers, 2011, p. 54. 70 Kamerstukken II 2012-2013, 33 488, nr. 3 (MvT) p. 11. 71 Kamerstukken II 2012-2013, 33 488, nr. 2 Voorstel van wet p. 4. 68
27
3.3. Het openbare orde beginsel Als buitenlandse familierechtelijke regels in strijd komen met de in Nederland te respecteren fundamentele waarden en beginselen, komt het begrip ‘openbare orde’, neergelegd in artikel 10:6 BW in beeld.72 Buitenlands recht wordt niet toegepast, voor zover de toepassing ervan ‘kennelijk’ onverenigbaar is met de openbare orde. De betekenis van het begrip 'openbare orde' behoeft niet steeds dezelfde te zijn, zie bijvoorbeeld de artikelen 1:71a BW voor een schijnhuwelijk en 3:40 BW dat luidt dat een rechtshandeling nietig is als het naar inhoud of strekking in strijd is met de openbare orde. De wetgever heeft bewust een opsomming van gevallen waarin sprake is of kan zijn van strijd met de openbare orde achterwege gelaten, omdat anders bij een huwelijkssluiting die in Nederland plaatsvindt, bij een huwelijk dat buiten Nederland is voltrokken de openbare orde minder sterk betrokken kan zijn.73 3.3.1. Erkenning van polygame huwelijken Het sluiten van een polygaam huwelijk is in Nederland op grond van artikel 1:33 BW jo. artikel 237 Sr. verboden. Het voorgaande geldt ook voor vreemdelingen die zich in Nederland hebben gevestigd, omdat ook van hen verwacht mag worden dat zij zich conformeren aan de Nederlandse beginselen van het huwelijksrecht.74 Toch blijkt dat er in 2010 ca. 1400 mensen waren die een polygaam huwelijk hadden, zij het dat zich hieronder ook personen bevonden wier eerste huwelijk al wel ontbonden was, maar de echtscheiding nog niet ambtelijk verwerkt was.75 Volgens een in 2009 verschenen rapport inzake polygame huwelijken, is het aannemelijk dat een deel van de in Nederland gesloten dan wel erkende polygame huwelijken een tijdelijk polygaam karakter heeft. Het gevolg hiervan is dat er na beëindiging van het eerste huwelijk achteraf alsnog sprake is van een rechtsgeldig gesloten huwelijk, waardoor de getalsmatige omvang van het probleem bijzonder klein is, namelijk minder dan 0.01 procent van de Nederlandse bevolking. Uit het rapport blijkt tevens dat bij een deel van de polygame huwelijken geen sprake is geweest van een bewuste keus, maar een tijdelijke situatie, terwijl een ander deel weer wordt veroorzaakt door een hinkende rechtsverhouding.76 Hiervan is sprake indien een rechtsfeit in het ene land wel rechtsgeldig is en in een ander land niet. Zo kan bijvoorbeeld in land A de burgerlijke staat van een persoon ‘getrouwd’ zijn, maar in land B is dezelfde persoon ‘ongehuwd’. Een dergelijke ongewenste situatie levert strijd op met het klassieke ‘favor matrimonii’ beginsel, een beginsel dat ten doel heeft aan de 72
P. Vlaardingerbroek e.a., ‘Het hedendaagse personen- en familierecht’, Deventer: Kluwer 2011, p. 26. S. Rutten, ‘Huwelijk en burgerlijke stand’ (Praktijkreeks IPR deel 2), Apeldoorn/Antwerpen: Maklu 2011, p. 91. 74 Kamerstukken II 2012-2013, 33 488, nr. 3 (MvT) p. 15. 75 P. Vlaardingerbroek, ‘Twee nationaliteiten op één kussen, daar slaapt de (Nederlandse) overheid tussen?!’, Tijdschrift voor familie- en jeugdrecht, 2011, vol. 3, nr. 27, p. 57-64. 76 Prof. dr. K. Boele-Woelki e.a. ‘De juridische status van polygame huwelijken in rechtsvergelijkend perspectief’, UCERF, Utrecht, december 2009, p. 159-179. 73
28
totstandkoming en de erkenning van huwelijken zo min mogelijk belemmeringen in de weg te leggen.77 Uit de MvT blijkt dat de vierde maatregel, het erkennen van buitenlandse huwelijken, in het bijzonder is voorgesteld om erkenning van polygame huwelijken verder in te perken. Conform artikel 11 van Verdrag geldigheid Huwelijken komen in het buitenland gesloten polygame huwelijken niet in aanmerking voor erkenning als zij zijn gesloten op een moment dat een relevant raakpunt met de Nederlandse rechtsorde bestond. Hiervan is volgens de regering in de eerste plaats sprake als zowel het eerste of een volgend in het buitenland gesloten huwelijk is gesloten met een Nederlands onderdaan of iemand die zijn gewone verblijfplaats in Nederland gevestigd heeft.78 Ook is overwogen om het moment van een aanvraag tot voorlopig verblijf in Nederland als ijkpunt te hanteren om verbondenheid met de Nederlandse rechtssfeer vast te kunnen stellen.79 Hiervan is echter op advies van de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (hierna NVVB) van afgezien, omdat niet voor eenieder die voor de vraag komt te staan of een polygaam huwelijk in Nederland erkend moet worden is na te gaan op welk moment een machtiging voorlopig verblijf is aangevraagd.80 3.3.2. Binnen- en buiten grenscriterium Bij het leerstuk van de openbare orde geldt in beginsel een absolute en onaantastbare maatstaf. Dit wordt ook wel het ‘buitengrenscriterium’ van de openbare orde genoemd en houdt in dat buitenlands recht waarvan de inhoud strijdig is met grondrechten of met beginselen van rechtsstatelijkheid, in alle gevallen buiten toepassing blijft. Het voorgaande geldt ook indien de Nederlandse rechtssfeer niet of nauwelijks bij het concrete geval betrokken is of indien toepassing van het onaanvaardbare recht op zich genomen niet in strijd met de openbare orde zou zijn. Wanneer de inhoud van het toepasselijk verklaarde recht op zichzelf niet onaanvaardbaar is, zoals bij het ‘buitengrenscriterium’, speelt de mate van betrokkenheid van Nederland een rol. Hier geldt het zogenaamde ‘binnengrenscriterium’. Vreemd recht dat op grond van haar inhoud op zich aanvaardbaar is, kan niettemin buiten toepassing worden gelaten indien toepassing in het concrete geval zou leiden tot een gevolg dat naar Nederlandse opvattingen niet mag worden geduld.81 Het verschil tussen het binnen- en buitengrenscriterium komt goed naar voren in de volgende twee voorbeelden uit de rechtspraak.
77
P. Vlas, ‘Hoofdlijnen Boek 10 BW, (Internationaal Privaatrecht)’, SDU Uitgevers, 2011, p. 50. Kamerstukken II 2012-2013, 33 488, nr. 3 (MvT) p. 12. 79 Kamerstukken II 2012-2013, 33 488, nr. 3 (MvT) p. 12. 80 Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB), ‘Brief inzake het concept-wetsvoorstel tegengaan huwelijksdwang’, 23 december 2011, p.2. 81 Th.M. de Boer e.a., ‘Nederlands internationaal personen‐ en familierecht’ – Wegwijzer voor de rechtspraktijk, Serie Recht en Praktijk – Personen‐ en Familierecht, deel PFR3, Kluwer 2012, p. 41. 78
29
De absolute werking van de openbare orde blijkt uit een uitspraak van het Hof Den Haag. Volgens het Hof leverde een regel van Iraans recht strijd op met het in Nederland geldende beginsel van seksegelijkheid, omdat volgens die regel een gehuwde vrouw geen recht zou hebben op partneralimentatie wanneer zij ongehoorzaam is geweest aan haar man. De toepassing van betreffende Iraanse regel dient volgens het Hof op grond van de Nederlandse openbare orde te worden gecorrigeerd.82 De relatieve werking laat zich onder meer verduidelijken door een uitspraak van de Rb. Utrecht betreffende het polygame huwelijk. Gesteld voor de vraag of het in Marokko gesloten tweede huwelijk van een Marokkaanse man vatbaar was voor erkenning in Nederland, overwoog de Rechtbank dat polygame huwelijken in Nederland kunnen worden erkend, ‘tenzij er daadwerkelijk strijd is met fundamentele beginselen van het Nederlandse huwelijksrecht en als er voldoende betrokkenheid is met de Nederlandse rechtssfeer’.83 Het verzoek tot echtscheiding werd niet toegewezen, omdat naar het oordeel van de Rechtbank een echtscheiding alleen uitgesproken kon worden indien het buitenlandse huwelijk in Nederland kon worden erkend als een rechtsgeldig huwelijk. Zonder erkenning is een buitenlands huwelijk in Nederland niet vatbaar voor nietigverklaring en kan het niet ontbonden worden. Kortom, er dient eerst geconcludeerd te worden of er volgens Nederlands recht überhaupt wel sprake is van een huwelijk. Is er geen sprake van een huwelijk, of zoals in deze kwestie een ongeldig huwelijk dan is een echtscheiding niet nodig, omdat het huwelijk niet ontbonden kan worden. Het gaat immers om een nietig huwelijk. Volgens de Rechtbank was het huwelijk in kwestie hier in Nederland niet rechtsgeldig, omdat de vrouw ten tijde van de huwelijkssluiting naast de Marokkaanse tevens de Nederlandse nationaliteit bezat en zij gedurende haar hele huwelijk in Nederland hadden gewoond. De Rechtbank achtte hun maatschappelijke banden met Nederland zodanig sterk, dat de Nederlandse rechtssfeer en daarmee de fundamentele beginselen onaanvaardbaar in het geding kwamen.84 Met het onthouden van erkenning dient de rechter terughoudend om te gaan. Immers, hoe minder banden een stel heeft met Nederland, hoe minder snel hun polygame huwelijk strijd oplevert met de Nederlandse openbare orde. Of hiervan sprake is, hangt af van de omstandigheden. Vooral de nationaliteit van de partners speelt hierbij een rol.85 Dat het voorgaande niet onverkort gelding vindt in de rechtspraak, blijkt uit de uitspraak van de Rb. Den Haag. In deze ging het om een polygaam huwelijk dat een Nederlandse man in Kenia had gesloten. Beide echtgenoten van de man hadden de Keniaanse nationaliteit en geen van hen drieën had ooit in Nederland gewoond. In tegenstelling tot 82
Hof ’s-Gravenhage 11 mei 2011, LJN BQ5061, NIPR 2011, 302. Rb. Utrecht 21 januari 2009, LJN BH3029, NIPR 2009, 115. 84 Th.M. de Boer e.a., ‘Nederlands internationaal personen‐ en familierecht’ – Wegwijzer voor de rechtspraktijk, Serie Recht en Praktijk – Personen‐ en Familierecht, deel PFR3, Kluwer 2012, p. 42. 85 Artikel “Hoe gaat de rechter bij scheiding om met polygamie?” Te raadplegen via www.jurofoon.nl, 19 november 2009, (zoek op polygamie). 83
30
het huwelijk van het Marokkaanse echtpaar was naar het oordeel van de Rb. Den Haag het huwelijk naar Keniaans recht een rechtsgeldig huwelijk. Het polygame huwelijk kon als zodanig in Nederland worden erkend nu de openbare orde slechts in zeer beperkte mate betrokken is geweest bij het huwelijk.86
3.4. Conclusie Er is in Nederland geen centrale instantie die over de problematiek van gedwongen huwelijken waakt. Mede hierdoor vindt er geen registratie plaats en ontbreken er harde cijfers waaruit blijkt dat polygame, kinder- of dwanghuwelijken voorkomen. Desondanks acht het Kabinet het aannemelijk dat er in Nederland gedwongen huwelijken voorkomen. Vast staat dat het een ernstige problematiek betreft, die zich niet verdraagt met de Nederlandse openbare orde. Om huwelijksdwang te bestrijden heeft het kabinet ingestemd met een tweetal wetsvoorstellen. Het betreft een civielrechtelijk en een strafrechtelijk wetsvoorstel. De strafrechtelijke maatregelen zijn neergelegd in de Wet tot verruiming van de mogelijkheden tot strafrechtelijke aanpak van huwelijksdwang, polygamie en vrouwelijke genitale verminking en zijn reeds in werking getreden per 1 juli 2013. De civielrechtelijke maatregelen zijn opgenomen in het wetsvoorstel Tegengaan Huwelijksdwang, die nog in behandeling is bij de Tweede Kamer. Aan de hand van het civielrechtelijke wetsvoorstel wordt door wijziging van Boek 1 en Boek 10 van het BW het sluiten van gedwongen huwelijken bemoeilijkt. Op grond van het wetsvoorstel is het niet meer mogelijk om te trouwen onder de 18 jaar. Een huwelijk tussen bloedverwanten in de derde of vierde graad wordt ook bemoeilijkt. Volgens de MvT is er bij neef-nicht huwelijken vaker sprake van dwang uit de familiale omgeving, al wordt dit niet onderbouwd met cijfers. Met de nieuwe maatregelen moet in geval van huwelijken tussen neef en nicht bewezen worden dat het niet gaat om dwang, terwijl dat in geval van huwelijken tussen niet-verwanten niet ‘bewezen’ of apart verklaard hoeft te worden. Uit de beperkte hoeveelheid rechtspraak blijkt echter dat de aanwezigheid van dwang niet snel wordt aangenomen. Daarnaast krijgt het Openbaar Ministerie de mogelijkheid om het voorgenomen huwelijk te stuiten en komen er ook meer mogelijkheden om een onder dwang gesloten huwelijk nietig te verklaren. Verder wordt de erkenning van in het buitenland gesloten polygame huwelijken beperkt. Buitenlands recht wordt niet toegepast, voor zover de toepassing ervan ‘kennelijk’ onverenigbaar is met de openbare orde. Hiervan is in ieder geval sprake bij een polygaam huwelijk, huwelijken tussen of met kinderen beneden de leeftijd van vijftien jaar en als een der echtgenoten op het tijdstip van dat huwelijk niet vrijelijk zijn toestemming daartoe heeft gegeven of hiertoe geestelijk niet in staat was. 86
Rechtbank ’s-Gravenhage 23 november 2009, LJN BL8020, NIPR 2010, 294.
31
HET
PARTNERKEUZEPROCES
VAN
TURKSE EN MAROKKAANSE JONGEREN "Geluk in het huwelijk is volledig een kwestie van kans." - Jane Austen (1775 – 1817)-
4.1.
V
Inleiding anaf de jaren zeventig hebben groepen van mensen uit landen rondom de Middellandse Zee, zoals Marokko en Turkije zich blijvend in Nederland gevestigd als (moslim-)migranten. Tot op
zekere hoogte wordt een gedwongen huwelijk beschouwd als een ongewenst element in “de” cultuur van deze migranten. Hun ‘cultuur’ en ‘religie’ wordt vaak beschouwd als tegenovergesteld aan die van Nederlanders. Zodoende is het gerechtvaardigd te zeggen dat gedwongen huwelijken beschouwd wordt als een zaak van migranten en zowel vanuit politiek oogpunt als beleidsmatig gezien intrinsiek verbonden wordt aan migratiebeleid. Het gedwongen huwelijk is echter geen culturele praktijk die als recht wordt opgeëist door deze gemeenschappen. 87 Hoewel het hedendaagse personen- en familierecht en daardoor ook het huwelijk in beide landen sterk worden beïnvloed door de Islam, hebben beide landen hun eigen familierechtelijke regels. In beide landen geldt dat er naast de Islam ook sprake is van andere invloeden, zoals normen en waarden en ideeën uit het land van herkomst. Bovendien wordt de (religieuze) cultuur van de samenleving minstens zo belangrijk geacht voor het proces van partnerkeuze van Turkse en Marokkaanse jongeren. Dit hoofdstuk zal inzicht geven in de aard, omvang en achtergronden van het partnerkeuzeproces van Turkse en Marokkaanse jongeren. Hiertoe worden resultaten uit onlangs verrichte onderzoeken geput. Aan de hand hiervan zal duidelijk worden dat huwelijksdwang niet enkel juridische aspecten heeft, maar ook morele, ethische, culturele en religieuze vraagstukken raakt. Daarnaast wordt een overzicht gegeven van de verschillende verschijningsvormen van gedwongen huwelijken.
87
F. Caestecker, ‘Huwelijksmigratie, een zaak voor de overheid?’, Leuven 2005, p. 61-65.
32
4.2.
Motieven om te gaan trouwen
In elke samenleving is de precieze invulling van het huwelijk anders, dan wel afhankelijk van een historische en culturele context. Er bestaat niet één universeel huwelijksideaal.88 Wat echter wel vast staat, is dat zowel in de westerse als in een groot deel van de niet-westerse beschavingen het huwelijk een formele samenlevingsvorm is die twee personen met elkaar aangaan voor het leven. Ook dit schijnt te zijn achterhaald, daar er een steeds grotere variëteit is aan algemeen geaccepteerde gezinsvormen.89 In het huidige westerse model zijn er tal van motieven om in het huwelijksbootje te treden. Het meest romantische motief is natuurlijk de liefde die beide partners voor elkaar voelen. Rationele motieven, zoals sociale, psychologische en seksuele behoeften van individuen, komen echter ook voor en uiten zich in de vorm van een zakelijk huwelijk. Welk motief de huwelijkspartners ook hebben, voorwaarde is en blijft wel dat het besluit om te gaan trouwen en de keuze voor een bepaalde huwelijkspartner in beginsel bij het individu dient te liggen. Een fundamenteel aspect van het huwelijk is immers dat het vrij dient te zijn van dwang, geweld en ongelijkheid.90 Ondanks dat deze vrijheid wettelijk verankerd is in Nederland en over het algemeen door de samenleving als vrij vanzelfsprekend wordt ervaren, gaat het in de praktijk van de Marokkaanse en Turkse jongeren vaak om het resultaat van een complex proces, dat gekenmerkt wordt als een combinatie van individuele voorkeuren en omgevingsfactoren. Het vooral westerse idee dat een huwelijk gesloten moet worden op basis van wederzijdse liefde, is om die reden voornamelijk onder de Marokkanen en Turken een illusie te noemen. Deze jongeren realiseren zich namelijk meer dan hun westerse leeftijdsgenoten dat trouwen niet enkel een kwestie is van twee geliefden alleen. Het traditionele huwelijk kan immers formeel gezien wel een verbintenis zijn tussen twee individuen, dit laat echter onverlet dat door middel van het huwelijk er ook een verbond ontstaat tussen de twee familiegroepen. Bij het kiezen van een geschikte kandidaat worden daarom de belangen van de ouders voor ogen gehouden. Zo staat niet langer de zoektocht naar ‘ware liefde’ op de eerste plaats, maar juist het vinden van een partner waarmee het voortbestaan van de familie en de loyaliteit naar de (schoon)ouders toe veilig worden gesteld.91
88
M. De Koning, ‘Partnerkeuze en integratie bij autochtonen en allochtonen’, 25 augustus 2011, te raadplegen via www.http://religionresearch.org/martijn/. 89 R. Ten Cate, ‘Nederlands Juristenblad, De ratio van het polygamieverbod’, NJB 2013/2012, 25 september 2013. 90 M. De Koning, ‘Partnerkeuze en integratie bij autochtonen en allochtonen’, 25 augustus 2011, te raadplegen via www.http://religionresearch.org/martijn/. 91 M. De Koning, ‘Partnerkeuze en integratie bij autochtonen en allochtonen’, 25 augustus 2011, te raadplegen via www.http://religionresearch.org/martijn/.
33
4.3.
Het proces van partnerkeuze onder de Turken en de Marokkanen
Het aanvankelijk tijdelijke verblijf van de Turkse en Marokkaanse migrantengroepen heeft in de loop van de tijd een steeds permanenter karakter gekregen.92 Dit suggereert dat zij zich hebben moeten invoegen en aanpassen aan de bestaande Nederlandse cultuur. Dit ligt overigens in de lijn van de verwachtingen van diverse integratietheorieën, welke medio vorige eeuw reeds voorspelden dat migranten zich gaandeweg de cultuur van de dominante groep, in kwestie de Nederlanders, zouden overnemen.93 Volgens een onderzoek naar de toenemende integratie bij de tweede generatie allochtonen boekt de tweede en logischerwijs volgende generatie ook meer vooruitgang ten opzichte van de eerste generatie.94 Zo is de tweede generatie meer georiënteerd op Nederland en minder gericht op het herkomstland. Bovendien onderhoudt de tweede en volgende generatie ook meer sociale contacten met autochtone Nederlanders en hangt deze generatie in mindere mate traditionele en culturele opvattingen aan. Geconcludeerd kan worden dat de tweede en volgende generatie beter geïntegreerd is dan de eerste, maar desondanks is er volgens velen sprake van een stagnerende integratie. Een logische verklaring hiervoor is dat niet alle banden of gebruiken uit het herkomstland, zoals het proces van partnerkeuze en gezinsvorming automatisch komen te vervallen.95 Van alle meegebrachte tradities uit begin jaren zeventig verloopt de partnerkeuze namelijk nog veelal op de traditionele wijze van deze twee migrantengroepen. Dat driekwart van de eerste generatie Turken en Marokkanen in Nederland getrouwd is met een partner uit het land van herkomst, is niet verrassend aangezien hun sociale netwerk grotendeels bestond uit landgenoten in het land van herkomst.96 Echter, ondanks verschillen in cultuur, normen en waarden met betrekking tot partnerkeuze in Nederland, het land waar de tweede en derde generatie Marokkanen en Turken zijn opgegroeid en de tegenstrijdigheden in de culturele gebruiken uit het geboorteland van hun ouders, trouwen ook deze jongeren massaal met een in Nederland woonachtige partner uit het land van herkomst.97 De cijfers van het Centraal Bureau voor Statistiek (hierna CBS) bevestigen dit.98
92
E. Hooghiemstra, ‘Trouwen over de grens. Achtergronden van partnerkeuze van Turken en Marokkanen in Nederland’. Den Haag 2003: SCP. p. 67. 93 E. Hooghiemstra, ‘Trouwen over de grens. Achtergronden van partnerkeuze van Turken en Marokkanen in Nederland’. Den Haag 2003: SCP.p. 4. 94 W. Huijnk, M. Gijsberts en J. Dagevos, ‘Toenemende integratie bij de tweede generatie’. Sociaal en Cultureel Rapport 2010 Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. p. 299 e.v. 95 W. Huijnk, M. Gijsberts en J. Dagevos, ‘Toenemende integratie bij de tweede generatie’. Sociaal en Cultureel Rapport 2010 Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. p. 299 e.v. 96 Sterckx 2005, p. 13-15. 97 D. Huschek, ‘Relatievorming en partnerkeuze van de tweede generatie Turken in Europa De invloed van derde partijen en de institutionele context’ (diss. Amsterdam VU) Amsterdam: 2011. 98 Cijfers zijn gebaseerd op de statistieken van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en zijn te raadplegen via http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=71888ned&D1=a&D2=0&D3=2,5&D4=0&D5=l&HDR =T&STB=G3,G1,G4,G2&VW=T.
34
In 2012 trouwden 8.840 Turken en Marokkanen van de tweede en derde generatie, waarvan er 8.140 met een allochtone partner trouwde. Dit komt neer op ruim 92 procent van de totaal gehuwde Turken en Marokkanen. Hiervan trouwden er 5.930, dus ruim 73 procent met een partner van gelijke herkomst zonder dat er sprake was van een migratiehuwelijk en ruim 17 procent haalde zijn of haar partner uit land van herkomst, waardoor een migratiehuwelijk plaats vond. Dit houdt in dat één op de vijf Turken en Marokkanen die in Nederland trouwden hun partner speciaal daarvoor uit het land van herkomst lieten overkomen.99 Aan de hand van de statistieken kan gesuggereerd worden dat homogamie, ook wel het trouwen binnen de eigen etnische of religieuze groep, voor zowel de tweede en volgende generatie Turken en Marokkanen zeer belangrijk is. Doorgaans komt homogamie niet enkel voor onder deze twee groepen, maar in de meeste samenlevingen. Hoewel het bijna vanzelfsprekend is dat partnerkeuze een vrije keuze behoort te zijn, is de uiteindelijke keuze voor een partner bij vrijwel alle jongeren, van welke afkomst, religie of geaardheid dan ook, afhankelijk van een reeks sociale factoren. Er zijn allerlei omstandigheden die twee personen naar elkaar toe drijven, welke vaak niets met liefde of romantiek van doen hebben. De meeste mensen trouwen vandaag de dag nog met iemand van binnen de eigen klasse, met dezelfde religie, opleidingsniveau of met dezelfde afkomst.100 Bovendien speelt naast de voorkeur voor een huwelijk met iemand uit de eigen groep, vaak de goed- en/of afkeuring van de uitgekozen partner door bepaalde personen in de sociale omgeving ook een belangrijke rol.
4.4.
Relevante factoren bij het proces van partnerkeuze
Uit het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het ja-woord, meer dan we ons hiervan bewust zijn, het eindpunt is van een complex traject waarvan het verloop samenhangt met een groot aantal factoren. Hooghiemstra heeft in haar studie naar de partnerkeuze onder de Turken en Marokkanen enkele factoren genoemd die van invloed kunnen zijn op het partnerkeuzeproces. Hiertoe onderscheidt zij de wijdere omgeving en de directe omgeving.101 4.4.1. Wijdere omgeving Het proces met betrekking tot partnerkeuze wordt onder meer beïnvloed door een aantal kenmerken van de wijdere omgeving. Hierbij valt te denken aan de sociale en economische opbouw van de samenleving. De samenleving is in te delen in diverse sociale groepen en over het algemeen is men geneigd een partner binnen de eigen groep te zoeken. Er wordt bijvoorbeeld geselecteerd op opleidingsniveau of afkomst, maar ook de religieuze achtergrond is vaak bepalend voor het 99
‘Turken en Marokkanen trouwen in eigen kring’, te raadplegen via www.Nu.nl, 21 november 2011. Prof. Dr. Sami Zemni, ‘Studie naar de factoren die de vrijheid van keuze van een echtgenoot beperken, bij bevolkingsgroepen van vreemde oorsprong in België.’ Centrum voor Islam in Europa, 2006. p.3. 101 E. Hooghiemstra, ‘Trouwen over de grens. Achtergronden van partnerkeuze van Turken en Marokkanen in Nederland’. Den Haag 2003: SCP. p. 34-42. 100
35
partnerkeuzeproces. Daarnaast kan het kiezen van een huwelijkspartner mede afhankelijk zijn van het inkomen, politieke invloed, of seksuele geaardheid.102 Naast de sociale en economische opbouw van de samenleving is ook de demografische compositie, meer specifiek de relatieve grootte van de groep waarbinnen een partner wordt gezocht medebepalend. De kans op het sluiten van een huwelijk binnen een specifieke groep hangt immers samen met de getalsmatige kans op een ontmoeting met iemand uit deze groep. Als de relatieve omvang van deze specifieke sociale groep kleiner is ten opzichte van andere groepen, dan wordt de kans op het vinden van een huwelijkspartner ook kleiner. Voor de migranten in kwestie geldt om die reden dat het land van herkomst ook deel uitmaakt van de huwelijksmarkt.103 En ten slotte komt nationale en internationale regelgeving om de hoek kijken. Op nationaal niveau heeft wetgeving onder meer betrekking op de leeftijd van beide partners, het al dan niet ongehuwd zijn en de afwezigheid van een nauwe graad van verwantschap tussen beiden. Voor Turken en Marokkanen die hun partner uit het land van herkomst willen halen speelt het internationale terrein een rol. Men kan hierbij denken aan het internationale privaatrecht en de formele eisen die het integratie- en toelatingsbeleid hen opleggen. 4.4.2. Directe omgeving Het proces met betrekking tot partnerkeuze wordt mede beïnvloed door een aantal kenmerken van de directe omgeving. De keuze voor een partner wordt op dit niveau bepaald door twee sociaalculturele kenmerken van de groep waartoe een persoon zich rekent, te weten het type partnerkeuzesysteem dat gebruikelijk is binnen die groep en het sociale netwerk.104 Voornamelijk in het westen, zo ook in Nederland, is het systeem van vrije partnerkeuze het meest gangbare partnerkeuzesysteem. Dit in tegenstelling tot de een groot deel van de wereld waar juist het systeem van gearrangeerde huwelijken gemeengoed is. Eerder zagen we dat volledig individuele keuzen niet vaak voorkomen, aangezien partnerkeuze onbewust wordt beïnvloed door een reeks omgevingsfactoren. Bovendien is het al dan niet slagen van een relatie vaak nog mede afhankelijk van de goed- en of afkeuring van bijvoorbeeld ouders of vrienden. Dit neemt echter niet weg dat de keuze voor een partner en het besluit om te trouwen vooralsnog bij de partners in kwestie dient te liggen en vrij moet zijn van elke vorm van dwang. Bij gearrangeerde huwelijken daarentegen is de
102
E. Hooghiemstra, ‘Trouwen over de grens. Achtergronden van partnerkeuze van Turken en Marokkanen in Nederland’. Den Haag 2003: SCP. p. 34. 103 E. Hooghiemstra, ‘Trouwen over de grens. Achtergronden van partnerkeuze van Turken en Marokkanen in Nederland’. Den Haag 2003: SCP. p. 36. 104 E. Hooghiemstra, ‘Trouwen over de grens. Achtergronden van partnerkeuze van Turken en Marokkanen in Nederland’. Den Haag 2003: SCP. p. 47.
36
invloed van derden weliswaar groot, maar vinden deze meestal niet plaats zonder toestemming van beide partners. Hooghiemstra concludeert hier terecht dat het niet gaat om twee partnerkeuzesystemen die lijnrecht tegenover elkaar staan, maar juist om een continuüm tussen dwang (met veel of weinig vrijheid) en vrije keuze.105 Een tweede kenmerk van de directe omgeving is het sociale netwerk. Partnerkeuze wordt namelijk sterk beïnvloed door de mate waarin het individu is ingebed in de familiestructuur. In de praktijk van Turkse en Marokkaanse jongeren is partnerkeuze vaak het resultaat van een complex proces, dat beschouwd wordt als een combinatie van individuele voorkeuren en omgevingsfactoren.106 Een verklaring hiervoor is dat Turken en Marokkanen zijn opgegroeid in een collectivistische cultuur waarin sociale netwerken veel meer gebaseerd zijn op familiebanden of op de herkomstgroep dan op zelfgekozen personen. Binnen het sociale netwerk van Turken en Marokkanen staat het in stand houden van rituelen en culturele overdracht hoog in vaandel. Ook zijn zij meer gericht op het wederzijds verlenen van morele steun. Veel Turkse en Marokkaanse jongeren laten hun individuele belangen, gevoelens en gedragingen daarom leiden door een grotere groep, zoals ouders en andere familieleden, waardoor hun persoonlijke normen en waarden in samenhang met het privéleven vaak ondergeschikt zijn aan die grotere groep. Mede omdat culturele overdracht een belangrijke rol speelt, wordt het partnerkeuzeproces als het ware gestuurd door de sociale netwerken. Dit staat weer in schril contrast met de Nederlandse cultuur, die getypeerd kan worden als een individualistisch cultuur. Normen, waarden en persoonlijke keuzes hoeven volgens de individualisten niet per se overeen te komen met die van anderen, omdat het individuele belang volgens hen zwaarder weegt dan het groepsbelang.107 Een ander kenmerk van het sociale netwerk dat invloed heeft op de partnerkeuze is de samenstelling van de sociale groepen. Van belang is dat Turkse en Marokkaanse jongeren zich voornamelijk begeven op sociaal gesegregeerde plaatsen. Te denken valt onder andere aan werk, school, sport- en woonomgevingen. Hierdoor wordt de kans op een ontmoeting met een gelijke achtergrond groter en leidt dit logischerwijs tot huwelijken tussen mensen die een aantal achtergrondkenmerken met elkaar delen.108
105
E. Hooghiemstra, ‘Trouwen over de grens. Achtergronden van partnerkeuze van Turken en Marokkanen in Nederland’. Den Haag 2003: SCP. p. 47. 106 M. De Koning, ‘Partnerkeuze en integratie bij autochtonen en allochtonen’, 25 augustus 2011, te raadplegen via www.http://religionresearch.org/martijn/. 107 E. Hooghiemstra, ‘Trouwen over de grens. Achtergronden van partnerkeuze van Turken en Marokkanen in Nederland’. Den Haag 2003: SCP, p. 47. 108 E. Hooghiemstra, ‘Trouwen over de grens. Achtergronden van partnerkeuze van Turken en Marokkanen in Nederland’. Den Haag 2003: SCP, p. 38.
37
4.5.
Conclusie
Sinds de jaren zeventig hebben grote groepen (moslim-)migranten zich blijvend in Nederland gevestigd en zich ingevoegd en aangepast aan de bestaande Nederlandse cultuur. Ondanks de conclusie dat de tweede en volgende generatie beter geïntegreerd is dan de eerste, is er volgens velen sprake van een stagnerende integratie. Zo ook als het gaat om het proces van partnerkeuze. Het staat aan de hand van de geraadpleegde stukken vast dat een gedwongen huwelijk een cultuurverschijnsel is van bepaalde moslimmigranten. Doordat het met name een bepaalde groep van moslimmigranten raakt, wordt het cultuurverschijnsel beschouwd als een integratieprobleem van migranten in de maatschappij. Naar aanleiding hiervan kunnen gedwongen huwelijken tot op zekere hoogte beschouwd worden als een probleem voor de staat, aangezien het voornamelijk het integratie en migratiebeleid raakt. Ondanks dat het om een cultuurverschijnsel gaat, betreft het geen culturele praktijk die door migranten als recht wordt opgeëist. In dit hoofdstuk is het inzichtelijk geworden dat bij het besluit om te gaan trouwen en de keuze voor een bepaalde huwelijkspartner buiten de liefde die huwelijkskandidaten voor elkaar voelen diverse andere motieven een rol kunnen spelen. Hierbij valt o.a. te denken aan sociale, psychologische en seksuele behoeften van individuen. Een fundamenteel aspect van het huwelijk is en blijft wel dat het vrij dient te zijn van dwang, geweld en ongelijkheid. Desondanks is de uiteindelijke keuze voor een partner bij vrijwel alle jongeren, van welke afkomst, religie of geaardheid dan ook, afhankelijk van een reeks sociale factoren. Er zijn allerlei omstandigheden die twee personen naar elkaar toe drijven, welke vaak niets met liefde of romantiek van doen hebben. Bovendien speelt naast de voorkeur voor een huwelijk met iemand uit de eigen groep, dikwijls de goed- en/of afkeuring van de uitgekozen partner door bepaalde personen in de sociale omgeving ook een belangrijke rol. De keuzes van toekomstige huwelijkspartners, vooral die van Turkse en Marokkaanse afkomst, worden bewust dan wel onbewust beïnvloed door externe factoren. Voor hen wegen collectieve, familiale belangen zwaarder dan individuele belangen. Aan de hand van de bevindingen in dit hoofdstuk kan er geconcludeerd worden dat de vrijheid van partnerkeuze en het partnerkeuzeproces in zowel de individualistische als de collectivistische familiecultuur, niet enkel cultureel bepaald wordt, maar dat het mede afhankelijk is van de sociaal-economische gelaagdheid van de samenleving.
38
KRITIEK OP DE WETSWIJZIGING 5.1.
Inleiding
Onvoldoende of slechte integratie zorgt voor een slechte(re) positie op de arbeidsmarkt en een mogelijk isolement voor de buitenlandse partner, waardoor zij niet of nauwelijks kunnen participeren in de Nederlandse maatschappij en tevens niet in staat zijn deze kennis, ervaring en normen en waarden aan hun kinderen door te geven.109 Ongelijkwaardige of gedwongen huwelijken bevestigen volgens de Nederlandse overheid dat huwelijks- en gezinsmigratie niet verloopt zoals de Nederlandse overheid dit graag zou zien. Vooral gedurende kabinet-Rutte I heeft de focus op migranten geleid tot een tendens om gedwongen huwelijken aan te pakken, omdat het een culturele kwestie betreft dat wordt veroorzaakt door een gebrek aan Nederlandse waarden bij migranten. In het kader hiervan is er op 26 november 2012 is in de Tweede Kamer het wetsvoorstel Tegengaan Huwelijksdwang (33.488) ingediend. In de eerdere hoofdstukken zagen we al dat het wetsvoorstel huwelijksdwang op drie manieren beoogt te bestrijden: het afschaffen van de mogelijkheid voor minderjarigen om te kunnen trouwen, het bemoeilijken van neef-nicht huwelijken en het aanscherpen van de regels met betrekking tot het erkennen van in het buitenland gesloten huwelijken. Volgens Movisie moet huwelijksdwang zowel straf- als civielrechtelijk bestreden worden, ondanks dat het vaststellen van dwang moeilijk tot onmogelijk is. Enerzijds omdat het dwanggedrag in de beslotenheid van familiesfeer plaatsvindt, anderzijds omdat de meeste slachtoffers er niet mee naar buiten durven of willen komen uit angst, of uit loyaliteit aan de ouders en familie. Hierbij spelen de verschillende interpretaties van dwang ook een rol, wat in de praktijk mogelijk leidt tot enkel een normstelling.110 Het wetsvoorstel heeft voor de nodige discussie gezorgd. In het kader van de voorgenomen maatregelen heeft de Staatscommissie voor het Internationaal Privaatrecht (hierna Commissie) op 5 november 2010 een adviesrapport uitgebracht aan de Minister van Veiligheid en Justitie.111 Uit het rapport blijkt dat de Commissie kritische kanttekeningen heeft geplaatst bij de voornemens om tot aanscherping van het huwelijksbeleid over te gaan. In dit hoofdstuk zal kritiek uit de literatuur en maatschappij worden besproken die door het civielrechtelijke wetsvoorstel wordt veroorzaakt.
109
P. Vlaardingerbroek e.a., ‘Het hedendaagse personen- en familierecht’, Deventer: Kluwer 2011, p. 57-64. Movisie, consultatie conceptwetsvoorstel tegengaan huwelijksdwang, 23 december 2011. 111 Staatscommissie voor het Internationaal Privaatrecht, 5 november 2010 110
39
5.2.
Argumenten voor en tegen wetswijziging
In artikel 12 EVRM is bepaald dat mannen en vrouwen van huwbare leeftijd het recht hebben om te huwen en een gezin te stichten volgens de nationale wetten welke de uitoefening van dit recht beheersen. Uit deze bepaling vloeit voort dat de overheid geen huwelijk mag verbieden voorzover dat verbod niet uit de toepasselijke wetgeving voortvloeit. Vast staat dat het begrip huwelijksdwang niet wettelijk verankerd is en ook geen expliciete wettelijke inhoud geniet. De vraag rijst of artikel 12 EVRM een belemmering kan zijn voor de bestrijding van gedwongen huwelijken, nu dit artikel de nationale overheid mogelijkheden ontneemt om huwelijken te verbieden. Het antwoord hierop luidt ontkennend, aangezien mannen en vrouwen volgens artikel 12 EVRM de vrijheid hebben om met elkaar te huwen "volgens de nationale wetten die de uitoefening van dit recht beheersen" en die beperking laat, voorzover zich thans laat overzien, voldoende ruimte aan de wetgever om tegen gedwongen huwelijken op te treden.112 Het voorgaande impliceert dat Nederland op grond van artikel 12 EVRM een bepaalde beoordelingsmarge heeft om huwelijken te verbieden door middel van regelgeving. Dit gezegd zijnde dient men voor ogen te houden dat door het wetsvoorstel in het bijzonder etnische en religieuze minderheden worden getroffen. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna EHRM) legt de staten een positieve plicht op om bij het ontwerpen en toepassen van regelgeving traditionele gebruiken van minderheden te eerbiedigen, zodat een wenselijke culturele diversiteit wordt behouden.113 5.2.1. Het bemoeilijken van neef-nicht huwelijken Van oudsher komen in Nederland neef-nicht huwelijken voor, waar tot op heden geen juridische dan wel morele aspecten aan kleefden. Deze huwelijken werden niet in strijd geacht met de Nederlandse rechtsorde. Indien men neef-nicht huwelijken wenst te bemoeilijken, ook voor puur Nederlandse gevallen, zou een lange weg terug moeten worden gegaan. Het voorgestelde artikel 1:41 a BW bepaalt dat een huwelijk niet mag worden gesloten tussen hen die elk ander, hetzij van nature hetzij familierechtelijk, als bloedverwanten bestaan in de derde of vierde graad in de zijlinie, tenzij de aanstaande echtgenoten bij de ABS ieder afzonderlijk een beëdigde verklaring hebben afgelegd, inhoudende dat zij hun vrije toestemming tot het huwelijk geven. De ABS kan overigens niet ambtshalve vaststellen of er sprake is van bloedverwantschap in de derde of vierde graad in de zijlinie. Een dergelijke bloedverwantschap blijkt namelijk niet uit de geboorteakten van de aanstaande echtgenoten en valt meestal ook niet af te leiden uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. In kwestie moeten deze huwelijkskandidaten twee keer verklaren dat zij elkaar
112
E. Schmidt en J.J. Rijken, ‘Juridische aspecten van gedwongen huwelijken’, een onderzoek voor de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken, Den Haag: Asser-instituut 2005, p. 15. 113 EHRM 8 december 2009, appl.nr. 49151/07, NJ 2010/575, m.nt. E.A. Alkema (Muñoz Diaz / Spanje).
40
tot wettig echtgenoot nemen, ten opzichte van niet-verwante huwelijkspartners. Met de nieuwe maatregelen worden specifieke groepen gecriminaliseerd, aangezien het kabinet vermoedt dat deze huwelijken mogelijk onder dwang zijn aangegaan, zonder dit nader te kunnen onderbouwen met cijfers. Een ander aandachtspunt is de positie van de ABS op het moment dat hij een vermoeden van dwang heeft, dan wel constateert dat er een valse verklaring wordt afgelegd door één of beide partners. De ambtenaar bevindt zich op dat moment namelijk in een lastig parket en kan mogelijk in een gevaarlijke situatie terecht komen, zeker wanneer er sprake is van dreiging door familie die het huwelijk graag willen laten doorgaan.114 Met de nieuwe maatregel worden overigens specifieke groepen, namelijk bloedverwanten in de derde of vierde graad in de zijlinie gecriminaliseerd. Het voorgaande is doorgaans in strijd is met artikel 14 EVRM, welk artikel een discriminatieverbod bevat. 5.2.2. Het afschaffen van de mogelijkheid voor minderjarigen om te kunnen trouwen Het wetsvoorstel schrapt de leden 2 en 3 van artikel 1:31 BW, op grond waarvan voor zwangere meisjes of reeds bevallen meisjes van 16 jaar en ouder de mogelijkheid bestaat om te trouwen, dan wel trouwlustige minderjarigen de Minister van Veiligheid en Justitie om ontheffing van de meerderjarigheidsvereiste kunnen verzoeken. Dit geldt overigens ook voor jongens van 16 en 17 die hun vriendin van 16 jaar of ouder zwanger hebben gemaakt. De mogelijkheid voor een meisje van 16 jaar of ouder om aan de rechter te vragen haar meerderjarig te verklaren zodat ze het gezag over haar kind kan uitoefenen op grond van artikel 1:253ha BW blijft echter wel bestaan. Voor minderjarige vaders bestaat een dergelijke regeling niet. Zij kunnen vanaf 16-jarige leeftijd een kind erkennen, maar worden hierdoor niet meerderjarig en kunnen ook geen gezag over het door hun erkende kind uitoefenen. Het voorgaande betekent dat onder omstandigheden een minderjarige moeder vanaf 16-jarige leeftijd wel meerderjarig verklaard kan worden, maar dezelfde mogelijkheid van een minderjarige vader wordt ontnomen. Geconcludeerd kan worden dat de beschermingsdrang van de wetgever in deze inconsequent is, aangezien het gestalte geeft aan tweeërlei regime, die in de praktijk mogelijk tot problemen kan leiden. 5.2.3. Erkennen van in het buitenland gesloten huwelijken. Erkenning van bepaalde in het buitenland gesloten huwelijken wordt bemoeilijkt of onmogelijk gemaakt. Hierin voorziet ontwerpartikel 10:32 BW. Het huidige artikel kent nu als weigeringsgrond voor erkenning van een in het buitenland gesloten huwelijk strijd met de Nederlandse openbare orde, maar zal worden aangevuld met een vijftal specifieke situaties waarin erkenning aan een in het buitenland gesloten huwelijk wordt onthouden. Volgens de Staatcommissie is dit onacceptabel, indien pas na de totstandkoming van de polygame relatie een raakpunt met Nederland of een ander 114
Vereniging van Nederlandse Gemeente, advies inzake conceptwetsvoorstel wet tegengaan huwelijksdwang, 21 december 2011.
41
land dat is aangesloten bij het EVRM is ontstaan. Niet erkennen van een dergelijk huwelijk kan daarmee op gespannen voet komen te staan met het recht op eerbiediging van het familieleven, artikel 8 EVRM, waarvan het eerste lid luidt: ‘Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.’115 Een ander aandachtspunt is dat de openbare orde geen statisch, maar een dynamisch begrip is.116 Wat ooit strijdig werd geoordeeld met de openbare orde, kan thans de toets aan de openbare orde doorstaan en uiteraard omgekeerd. Er moet daarom ook voor ogen gehouden worden dat er een evolutie heeft plaatsgevonden in wat de openbare orde vergt of verdraagt. Zo was het ooit verboden een huwelijk aan te gaan met degene met wie, blijkens rechterlijk vonnis, eerder overspel is gepleegd, artikel 89 oud BW, terwijl nu een variëteit aan gezinsvormen is, zoals heteroseksuele en homoseksuele gezinnen, stiefouder- en eenoudergezinnen.
5.3.
Kritiek vanuit het veld
In het wetsvoorstel wordt huwelijksdwang gepresenteerd als een schadelijke culturele praktijk die niet alleen strijdig is met fundamentele normen binnen de Nederlandse samenleving, maar ook met de rechtsbeginselen van de beschaafde volkeren als bedoeld in de mensenrechtenverdragen. Het begrip cultuur wordt vaak gezien als synoniem voor niet-westers. Met name het gedrag Turken en/of Marokkanen wordt verklaard door te wijzen op hun culturele achtergrond. Door huwelijksdwang te benoemen als een cultureel gebruik, wordt het gekenmerkt als een vaststaand aspect van de cultuur van een bepaalde etnische groep in het algemeen. Het voorgaande brengt meerdere problemen met zich. Ten eerste dringt het beeld zich op dat Turken, Marokkanen en andere niet-westerse allochtonen worden gezien als een homogene groep met identieke opvattingen. Dit is allesbehalve waar, daar juist die groepen door onder meer etnische, politieke en religieuze scheidslijnen worden doorkruist. Bovendien suggereert dit dat het begrip cultuur statisch en niet aan verandering onderhevig is. Ten slotte lijkt cultuur enkel van toepassing te zijn op allochtonen of hun directe nakomelingen in Nederland en niet op autochtonen of westerlingen.117 In dit verband is het ook van belang te benadrukken dat mensen zich niet altijd laten leiden door cultureel bepaalde standaarden of rationeel uitgewerkte plannen, maar ook door impulsiviteit, angst en andere gevoelens. Het is om die reden niet mogelijk exact te doorgronden welke complexe motieven een rol kunnen spelen bij het ontstaan van (huwelijks)dwang. Evenmin is het mogelijk om te achterhalen welke motieven huwelijkspartners hebben op het moment dat zij besloten om elkaar
115
Staatscommissie voor het Internationaal Privaatrecht, 5 november 2010, p. 7-8.
116
G. Veschelden, ‘Afstamming’, A.P.R., Kluwer, 2004, p. 19. R. Kool, ‘Drassige grondslagen voor strafbaarstelling. Het wetsvoorstel ter verruiming van de strafrechtelijke aanpak van huwelijksdwang’, Delikt en Delinkwent; Tijdschrift voor Strafrecht, 28 februari 2012. 117
42
het ja-woord te geven. Naast motieven gebaseerd op (wederzijdse) liefde spelen vaak genoeg ook economische en sociaal-culturele overwegingen een rol. Volgens het wetsvoorstel is er geen sprake van huwelijksdwang wanneer een huwelijk wordt gesloten onder invloed van economische en/of sociaal-culturele overwegingen. Evenmin is sprake van huwelijksdwang indien huwelijkspartners hun keuze baseren op loyaliteit en respect voor de familiebanden of puur omdat zij vertrouwen hebben in het oordeel van de ouders. Er is pas sprake van een strafbare handeling indien er zware psychische of fysieke druk wordt uitgeoefend, waardoor de huwelijkspartner(s) zich genoodzaakt voelen tegen hun wil een huwelijk aan te gaan.118 Gelet op het voorgaande zou het niet correct zijn om de aandacht enkel te vestigen op culturele factoren, aangezien culturen geen geweld doen plegen, maar mensen.119 Volgens Prof. dr. F. Swennen, hoogleraar familierecht aan de Universiteit Antwerpen, leidt het gedoogakkoord 'Vrijheid en verantwoordelijkheid’ ertoe dat Nederland veeleer een ‘paria in Europa’ wordt (genoemd) dan een maatgevend poldermodel. Volgens Swennen zal het wetsvoorstel Tegengaan Huwelijksdwang leiden tot regelgeving met dreigend averechts effect. Swennen merkt m.i. terecht op dat het wetsvoorstel is gebaseerd op vooronderstellingen en niet op empirische gegevens. Hij wijst naar de Belgische wetgever die in 2007 op dezelfde wijze huwelijksdwang heeft gecriminaliseerd en er een absolute nietigheidsgrond van gemaakt heeft. Tot op heden zijn er geen gepubliceerde toepassingen van die bepalingen te vinden. Het mag duidelijk zijn dat het wetsvoorstel inzake de civiele maatregelen wordt gemotiveerd vanuit de vrees voor huwelijksdwang onder migranten, omdat er in het bijzonder bij migratiehuwelijken het vermoeden van dwang bestaat. Zowel uit de MvT als uit diverse andere bronnen blijkt dat het hier om een vermoeden gaat en dat harde cijfers om deze vermoedens te kunnen staven ontbreken.120 Uit verschillende bronnen blijkt echter dat steeds minder allochtonen hun bruid of bruidegom uit hun land van herkomst halen. Volgens het CBS kwam bij ruim acht procent van de huwelijken van allochtonen in 2011 een van de partners naar Nederland om te trouwen. Tien jaar geleden was dat nog ruim 20 procent.121 Het voorgaande geldt ook voor onze Zuiderburen. Tussen 2001 en 2008 is het aantal migratiehuwelijken onder de Turken en de Marokkanen in België met ongeveer een derde gedaald.122 Gesteld kan worden dat gedwongen dan wel gearrangeerde huwelijken afnemen. Uit een studie naar de keuze van een huwelijkspartner onder groepen Amsterdammers uit 2008 blijkt dat de
118
Kamerstukken II 2010/11, 32 840, Nr. 3 (MvT). J. Janssen, ‘Over culturele en andere achtergronden van eergerelateerd geweld’, in Tijdschrift voor Criminologie, aflevering 04, 2007. 120 Prof. dr. F. Swennen, ‘Liever paria dan sharia?’, in Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht (FJR), FJR 2012/61. 121 Artikel ‘Minder-migratiehuwelijken’ op www.dagelijksestandaard.nl, 24 oktober 2012. 122 Artikel ‘Turkse en Marokkaanse gaan minder migratiehuwelijken aan’ op www.knack.be, 17 oktober 2012. 119
43
trend van afname doorzet en dat het steeds vanzelfsprekender is dat deze jongeren zelf hun partner kiezen. Tevens blijkt uit voorgaande studie dat etnisch gemengde huwelijken en migratiehuwelijken steeds meer en meer worden afgewezen, omdat partners van het land van herkomst meer worden ervaren als afkomstig ‘van een andere cultuur’.123 Uit een rondgang van dagblad Trouw langs de grote Roc's blijkt dat de afgelopen maanden geen enkel noodplan is ingevuld, dat juist opgestart is in het kader van de campagne om huwelijksdwang tegen te gaan. De drempel is te hoog en de registratie te omslachtig, zeggen deskundigen.124 Het feit dat het wetsvoorstel niet berust op harde cijfers heeft ook geleid tot (al dan niet terechte) kritiek vanuit de media, zoals de Volkskrant van 24 maart 2012 stelt: “Het ministerie van Veiligheid en Justitie kondigde overigens al twee keer eerder trots aan dat er een stapje was gezet om huwelijksdwang aan banden te leggen. Dat dit nagenoeg het enige bericht was waarmee de ministerraad vrijdag naar buiten kwam, lijkt te bewijzen dat het regeren op een laag pitje is gezet.” Ook Bartels is van mening dat het voorstel neerkomt op stigmatiserende symboolwetgeving over de rug van etnische groepen.125 Een iets sarcastischer opmerking werd reeds bij het aankondigen van het wetsvoorstel in 2010 gegeven door Peter Breedveld. Volgens Breedveld “geven Hirsch Ballin en zijn ambtenaren er blijk van geen ene hout te begrijpen van Turken en Marokkanen – want daar gaat die wet uiteraard over.” Een deel geciteerd uit zijn blog luidt: “Ze hebben zich totaal niet verdiept in de praktijk van huwelijksdwang, anders hadden ze beseft dat een verbod daarop net zo absurd is als een verbod op kanker. Goed bedoeld, maar er zal geen mens minder door aan kanker sterven.”126
5.4.
Conclusie
In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van kritiek die wordt geuit in de literatuur en maatschappij naar aanleiding van de voorgenomen civielrechtelijke maatregelen om huwelijksdwang tegen te gaan. Aan de hand van de kritiek die al dan niet terecht wordt geuit, kan worden geconcludeerd dat de wetgever bepaalde idealen heeft, zij het wel dat deze idealen in de praktijk lastig uitvoerbaar zijn. Uit artikel 12 EVRM blijkt dat mannen en vrouwen van huwbare leeftijd het recht hebben om te huwen en een gezin te stichten volgens de nationale wetten die de uitoefening van dit recht beheersen. De overheid mag geen huwelijken verbieden, voorzover dat verbod niet uit de toepasselijke wetgeving voortvloeit. Zolang de wetgever binnen de beoordelingsmarge blijft van 123
O. Storms, E. Bartels, ‘De keuze van een huwelijkspartner’. Een studie naar partnerkeuze onder groepen Amsterdammers. Onderzoeksrapport VU 2008. 124 Zie het artikel: ‘Campagne tegen huwelijksdwang zonder effect’, in de Telegraaf van 21 oktober 2013. 125 E. Bartels en O. Storms, ‘Huwelijksdwang – Migratie, Discriminatie en Symboolwetgeving’, te raadplegen via www.religionresearch.org, 14 oktober 2012. 126 Zie het blog van Peter Breedveld via www.republiekallochtonie.nl op 28 april 2010, onder het kopje ‘Huwelijksdwang’.
44
artikel 12 EVRM is inmenging in familie- en privé sfeer door middel van regelgeving wel geoorloofd. Men dient echter voor ogen te houden dat hier een extra element speelt, namelijk dat het gaat om een (vermeend) cultureel praktijk en door het wetsvoorstel in het bijzonder etnische en religieuze minderheden worden getroffen. Het voorgaande is m.i. in strijd met de positieve plicht die het EHRM aan de staten oplegt om bij het ontwerpen en toepassen van regelgeving traditionele gebruiken van minderheden te eerbiedigen, zodat een wenselijke culturele diversiteit wordt behouden. Uiteraard wordt hiermee gedoeld op culturele gebruiken die volgens maatschappelijke normen aanvaardbaar zijn. Schadelijke culturele praktijken die in strijd zijn met de openbare orde, zoals in het geval van een gedwongen huwelijk dienen absoluut zowel preventief als repressief aangepakt te worden. Voor wat betreft de voorgenomen maatregelen valt op dat het bemoeilijken van neef-nicht huwelijken in strijd lijkt met artikel 14 EVRM. Artikel 14 EVRM betreft een discriminatieverbod en juist met de nieuwe maatregel worden specifieke groepen, bloedverwanten in de derde of vierde graad in de zijlinie, gecriminaliseerd. Opvallend is dat het kabinet bij huwelijken van deze specifieke groep dwang aanwezig acht, zonder dit nader te kunnen onderbouwen met cijfers. Een volgend aandachtspunt is dat de ABS niet altijd met 100 procent zekerheid ambtshalve kan vaststellen of er sprake is van bloedverwantschap in de derde of vierde graad, omdat hij daarbij vaak afhankelijk is van de verklaring die de trouwlustigen afleggen. Dat geldt zeker als zij verschillende achternamen dragen. Wordt de maatregel desondanks doorgevoerd, dan betekent dit een stap terug in de tijd, omdat huwelijken in de derde of vierde graad al eeuwenlang voor komen en worden geaccepteerd. Verder worden de uitzonderingsgronden neergelegd in leden 2 en 3 van artikel 1:31 BW geschrapt. Naar aanleiding hiervan is de kritiek vanuit de maatschappij dat het bezwaarlijk is om een tweeërlei regime gestalte te geven. Erkenning van bepaalde in het buitenland gesloten huwelijken wordt op grond van het ontwerpartikel 10:32 BW bemoeilijkt of onmogelijk gemaakt. Het openbare orde beginsel gaat nader gespecificeerd worden, wat bezwaarlijk is, aangezien het geen statisch, maar een dynamisch begrip is, dat aan verandering onderhevig is. Het ontbreken van harde cijfers heeft bovendien tot de nodige kritiek geleid. Diverse critici van het voorstel oordeelden reeds dat het wetsvoorstel gebaseerd is op niets meer dan giswerk.
45
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 6.1.
Inleiding
Het beginsel dat mannen en vrouwen van huwbare leeftijd het recht hebben om te huwen en een gezin te stichten is neergelegd in verschillende mensenrechtenverdragen. Het betreft een klassiek grondrecht. Dit houdt in dat er op de overheid een positieve verplichting rust om te waarborgen dat het recht om te huwen in volledige vrijheid kan worden uitgeoefend. Zo nodig dient te overheid maatregelen te nemen om deze vrijheid te waarborgen. De opzet van deze studie was de voorgenomen civielrechtelijke maatregelen ter bestrijding van huwelijksdwang, het beleid en de discussies ten aanzien van gedwongen huwelijken onder in het bijzonder de Turkse en Marokkaanse gemeenschap in Nederland te onderzoeken. Deze studie is tot stand gekomen aan de hand van wetenschappelijk
literatuur,
beleidsdocumenten,
wetteksten,
krantenartikelen
en
diverse
internetbronnen. Gedurende het onderzoek stond de volgende onderzoeksvraag centraal: “Wat zijn de gevolgen van de wetswijziging van Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek voor burgers en gemeenten, met het oog op het tegengaan van huwelijksdwang en wat is de juridische houdbaarheid van deze gevolgen getoetst aan (inter)nationale regelgeving op het gebied van huwelijksdwang?” De hoofdvraag is onderverdeeld in de volgende deelvragen, die in de voorgaande hoofdstukken zijn toegelicht. 1. Wanneer is er sprake van een gedwongen huwelijk c.q. huwelijksdwang? Welke factoren, al dan niet juridisch, zijn in deze relevant? 2. Wat houden de wetswijzigingen in het kader van het wetsvoorstel ‘Tegengaan huwelijksdwang’ in? 3. Hoe ziet het partnerkeuzeproces er voor de moslimmigranten van Turkse en Marokkaanse afkomst uit en hoe ervaren zij dit? 4. Wat zijn de kritiekpunten op het wetsvoorstel? In dit hoofdstuk wordt aan de hand van de bevindingen een antwoord gegeven op de centrale onderzoeksvraag.
46
6.2.
Conclusies
Bij het beantwoorden van de eerst deelvraag ‘Wanneer is er sprake van een gedwongen huwelijk c.q. huwelijksdwang?’ is er gezocht naar een gangbare definitie van huwelijksdwang en de mogelijke vormen van gedwongen huwelijken. Artikel 1:71 BW maakt nietigverklaring mogelijk van een huwelijk dat onder een "onrechtmatige ernstige bedreiging" is gesloten. Uit het onderzoek blijkt dat de aanwezigheid van een dergelijke bedreiging niet te snel wordt aangenomen. Verder blijkt uit een onderzoek in de jurisprudentie dat ten aanzien van artikel 1:71 BW slechts een beperkte hoeveelheid rechtspraak te vinden is. Door het ontbreken van rechtspraak is het ook onduidelijk wat de reikwijdte van het begrip dwang is. Een duidelijke juridische definitie, in die zin dat omschreven is hoe sterk de uitgeoefende dwang moet zijn om van een gedwongen huwelijk te kunnen spreken, ontbreekt in zowel wet- als regelgeving. Wel kan er aanknoping worden gezocht bij de algemene strafbaarstelling van het misdrijf ‘dwang’ conform artikel 284 Sr. Voor de eerste deelvraag is de werkdefinitie, zoals vermeld in het onderzoek: ‘Tot het huwelijk gedwongen. Een Advies over Preventieve, correctieve en repressieve maatregelen ter voorkoming van huwelijksdwang.’ als uitgangspunt genomen. De werkdefinitie luidt: ‘Een huwelijk waarbij een of beide huwelijkspartner(s) geen eigen zeggenschap heeft (hebben) over de sluiting van de huwelijksverbintenis en daarmee (liever) niet instemt. Huwelijksdwang dient overigens niet te worden verward met het fenomeen gearrangeerde huwelijken, welk cultuurverschijnsel diverse gradaties kent waarbij de ouders een doorslaggevende rol spelen. Gearrangeerde huwelijken kunnen namelijk ook zonder enige vorm van dwang of druk tot stand komen. Volgens informatie geput uit diverse onderzoeken, is het niet mogelijk om een onderscheid te maken tussen ‘eigen keuze’ en ‘geen keuze’, omdat er in de werkelijkheid vaak sprake is van een groot grijs gebied van ‘zachte’ dwang dat wordt uitgeoefend. Echter, ook bij gearrangeerde huwelijken staat voorop dat beide potentiële partners minimaal de mogelijkheid dienen te hebben hun instemming of afkeuring te geven en van cruciaal belang is dat ouders de keuze van hun kinderen dienen te accepteren. Bij een gearrangeerd huwelijk kan er pas sprake zijn van ‘dwang’ wanneer de kinderen, ondanks hun afkeuring, gedwongen worden de voorkeur van hun ouders of andere familieleden te volgen. Voor de onderzoekvraag ‘Wat houden de wetswijzigingen in het kader van het wetsvoorstel Tegengaan huwelijksdwang in?’ is het wetsvoorstel Tegengaan Huwelijksdwang (33.488) nader onder de loep genomen. Naast de politieke wensen om civielrechtelijke maatregelen in te zetten om huwelijksdwang te bestrijden, zijn er recentelijk ook op strafrechtelijk gebied instrumenten ingezet om repressief op te treden tegen het fenomeen huwelijksdwang. Hiermee wordt gedoeld op de 47
Wijzigingswet Wetboek van Strafrecht, enz. (verruiming mogelijkheden tot strafrechtelijke aanpak huwelijksdwang, polygamie en vrouwelijke genitale verminking), Stb. 2013, 187. De strafrechtelijke instrumenten zijn gedurende het onderzoek buiten beschouwing gelaten. In het kader van deze deelvraag is het juridische kader met betrekking tot huwelijken conform het Nederlandse Burgerlijk Wetboek uiteengezet. Onder het huidige recht kan het Openbaar Ministerie een huwelijk stuiten indien het bekend is met het bestaan van een van huwelijksbeletselen, opgenomen in artikel 1:53 BW of indien sprake is van een schijnhuwelijk, op grond van artikel 1:71a BW. Volgens de nieuwe opzet krijgt het Openbaar Ministerie naast deze bevoegdheid, ook de bevoegdheid een huwelijk te stuiten als er sprake is van dwang. Thans kan dat op grond van artikel 1:71 BW enkel als het huwelijk onder invloed van een ‘ernstige onrechtmatige bedreiging’ is gesloten. De bevoegdheid om nietigverklaring te verzoeken vervalt wanneer de echtgenoten zes maanden hebben samengewoond, sinds het ophouden van de bedreiging. De bedoeling is om de grond voor de nietigverklaring te versoepelen door ‘ernstige onrechtmatige bedreiging’ te vervangen met ‘bedreiging’. Hiermee wordt het nietig verklaren van een onder dwang gesloten huwelijk vergemakkelijkt. Daarnaast is er het voornemen om het Openbaar Ministerie een rol te geven door het Openbaar Ministerie naast de echtgenoot zelf, de bevoegdheid te verlenen om de nietigverklaring van het huwelijk te verzoeken. Voor wat betreft polygame huwelijken werd tot nu toe per geval bepaald of een rechtsgeldig in het buitenland gesloten polygaam huwelijk in Nederland kan worden erkend. Uit het wetsvoorstel blijkt dat polygame huwelijken niet langer zullen worden erkend. De Staatcommissie acht dit onacceptabel, indien pas na de totstandkoming van de polygame relatie een raakpunt met Nederland of een ander land dat is aangesloten bij het EVRM is ontstaan, omdat het niet erkennen van een dergelijk huwelijk mogelijk op gespannen voet kan komen te staan met het recht op eerbiediging van het familieleven conform artikel 8 EVRM. Daarnaast is het kabinet van plan om bloedverwantschap in de derde of vierde graad in de zijlijn als huwelijksbeletsel in de wet op te nemen. Indien het aannemelijk is dat dat er geen sprake is van dwang, kan dispensatie worden verleend. Volgens het huidige recht vormt een dergelijke verwantschap geen belemmering. Verder dienen op grond van artikel 1:31 BW de aanstaande echtgenoten de leeftijd van achttien jaar te hebben bereikt, tenzij van dit leeftijdsvereiste dispensatie is verkregen van de Minister van Justitie of als de vrouw zwanger is, dan wel het kind reeds heeft gebaard, zie leden 2 en 3. De uitzonderingsgronden opgenomen in de leden 2 en 3 komen met de voorgenomen wijzigingen te vervallen. Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek wordt tevens zodanig aangepast dat altijd Nederlands recht van toepassing is op het vaststellen van de huwelijksbevoegdheid. Dit betekent dat het ook voor minderjarige vreemdelingen niet langer mogelijk zal zijn om in Nederland een huwelijk te sluiten. 48
Op incidentele gevallen na is het tot op heden via de politie en/of andere hulpverlenende instanties niet mogelijk geweest een beeld te krijgen van de omvang van huwelijksdwang in Nederland, omdat simpelweg een registratie hiervan ontbreekt. Aan de hand van de geraadpleegde stukken staat het vast dat een gedwongen huwelijk een cultuurverschijnsel is van bepaalde moslimmigranten en betreft het tot op zekere hoogte immigratieproblematiek. Naar aanleiding van de derde onderzoeksvraag ‘Hoe ziet het partnerkeuzeproces er voor de moslimmigranten van Turkse en Marokkaanse afkomst uit en hoe ervaren zij dit?’ is het duidelijk geworden dat partnerkeuzes van deze groepen bewust dan wel onbewust beïnvloed worden door externe factoren en de collectieve, familiale belangen van Turkse en Marokkaanse gemeenschappen zwaarder wegen dan hun individuele belangen. Naar aanleiding van de vierde deelvraag blijkt dat de voorgenomen civielrechtelijke maatregelen om huwelijksdwang tegen te gaan tot de nodige kritiek hebben geleid in de literatuur en in de maatschappij. Vast staat dat de wetgever bepaalde idealen heeft, echter zijn deze idealen in de praktijk lastig uitvoerbaar. Op grond van artikel 12 EVRM hebben mannen en vrouwen van huwbare leeftijd het recht om te huwen en een gezin te stichten, volgens de nationale wetten welke de uitoefening van dit recht beheersen. Dit betekent dat de overheid huwelijken niet mag verbieden, voorzover dat verbod niet uit de toepasselijke wetgeving voortvloeit. Echter, zolang de wetgever binnen de beoordelingsmarge van artikel 12 EVRM blijft, is inmenging in familie- en privé sfeer door middel van regelgeving wel geoorloofd. Uit het onderzoek komt naar voren dat de inmenging van de wetgever buiten de beoordelingsmarge valt en door het wetsvoorstel in het bijzonder etnische en religieuze minderheden worden getroffen. Zodoende kan het wetsvoorstel strijd opleveren met de positieve plicht die het EHRM aan de staten oplegt om bij het ontwerpen en toepassen van regelgeving traditionele gebruiken van minderheden te eerbiedigen, zodat een wenselijke culturele diversiteit wordt behouden. Eerbiediging ziet uiteraard op culturele praktijken die niet in strijd zijn met de openbare orde en de maatschappelijke normen en waarden van Nederland. Het bemoeilijken van neef-nicht huwelijken lijkt in strijd met artikel 14 EVRM. Artikel 14 EVRM betreft een discriminatieverbod en juist met de nieuwe maatregel worden specifieke groepen, bloedverwanten in de derde of vierde graad in de zijlinie, gecriminaliseerd. Opvallend is dat het kabinet bij huwelijken van deze specifieke groep dwang aanwezig acht, zonder dit nader te kunnen onderbouwen met cijfers. Een volgend aandachtspunt is dat ABS niet met 100 procent zekerheid ambtshalve kan vaststellen of er sprake is van bloedverwantschap in de derde of vierde graad. Ook is de ABS in het bijzonder afhankelijk van de verklaring die de trouwlustigen gaan afleggen. Indien de maatregel desondanks wordt doorgevoerd gaat Nederland een lange weg terug de tijd in, omdat huwelijken met bloedverwanten in de derde of vierde graad al eeuwenlang voorkomen en worden 49
geaccepteerd in Nederland. Voor wat betreft het schrappen van de leden 2 en 3 van artikel 1:31 BW wordt het bezwaarlijk geacht om een tweeërlei regime gestalte te geven. Erkenning van bepaalde in het buitenland gesloten huwelijken wordt op grond van het ontwerpartikel 10:32 BW bemoeilijkt dan wel onmogelijk gemaakt. Het openbare orde beginsel gaat nader gespecificeerd worden, wat bezwaarlijk is, aangezien het een dynamisch begrip betreft die aan verandering onderhevig is. Door het ontbreken van harde cijfers hebben critici al gauw de conclusie getrokken dat het wetsvoorstel gebaseerd is op niets meer dan giswerk. Voor enkele onderzoekers blijft het doel van het wetsvoorstel onduidelijk, zoals blijkt uit het onderzoek van Bartels en De Koning. Naar aanleiding van genoemd onderzoek rijst de vraag of het wetsvoorstel überhaupt wel bedoeld is om dwanghuwelijken te voorkomen, aangezien het meer neigt naar het tegengaan van immigratie dan wel het bevorderen van integratie van genoemde moslimmigranten en het niet zo zeer ziet op het tegengaan van huwelijksdwang onder deze gemeenschappen.
6.3.
Onderzoeksvraag beantwoord
Aan de hand van de conclusies kan wel degelijk een antwoord worden gegeven op de centrale vraag inzake de gevolgen van de wetswijziging van Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek en de juridische houdbaarheid van de voorgenomen maatregelen getoetst aan (inter)nationale regelgeving op het gebied van huwelijksdwang. Uit het voorgaande blijkt dat het wetsvoorstel Tegengaan huwelijksdwang een ‘papieren tijger’ is en in de praktijk moeilijk uitvoerbaar is. Zoals uit eerdere hoofdstukken blijkt doet de overheid een beroep op een vaag vermoeden en harde cijfers dan wel enig ander bewijs om deze vermoedens te kunnen staven ontbreken. Ook ontbreekt er rechtspraak van bijvoorbeeld de hoogste rechters als het Hof voor de Rechten van de Mens over de vraag wanneer dwang bij de huwelijkssluiting leidt tot strijdigheid met de mensenrechtelijke bepalingen in diverse verdragen. Hieruit blijkt dat de meldingsbereidheid van slachtoffers van gedwongen huwelijken heel laag, of zelfs afwezig is. Het doorvoeren van de voorgenomen maatregelen verlaagt m.i. de drempel van meldingsbereidheid niet, waardoor slachtoffers wederom géén hulp zullen zoeken. Ook voor het Openbaar Ministerie is het m.i. lastig te beoordelen of er sprake is van dwang, aangezien de scheidslijn tussen de toegestane bemoeienis en ongeoorloofde dwang onduidelijk is. Ook betwijfel ik of het Openbaar Ministerie überhaupt wel over alle relevante informatie kan beschikken, omdat een gedwongen huwelijk veelal in de beslotenheid van de familiesfeer plaatsvindt. Mocht bovendien later blijken dat de beoordeling van de officier op een onjuiste voorstelling van zaken is gebaseerd en achteraf blijkt dat er geen sprake is geweest van dwang, dan is het stuiten van het huwelijk een ernstige inbreuk op het recht om te huwen.
50
6.4.
Aanbevelingen
Uiteraard ben ik géén voorstander van gedwongen praktijken en zeker tegen gedwongen huwelijken. De wijze waarop het kabinet gedwongen huwelijken wenst tegen te gaan, namelijk door gedwongen huwelijken op de civielrechtelijke agenda te zetten is in mijn optiek bezwaarlijk, aangezien uit bijna alle debatten, onderzoeken en kritiek vanuit het veld blijkt dat huwelijksdwang voornamelijk verbonden wordt aan migranten en zodoende het een integratievraagstuk betreft. Een dergelijk vraagstuk hoort niet thuis in het Burgerlijk Wetboek. Huwelijksdwang betreft een complex verschijnsel dat naast het civiele, ook het straf- en vreemdelingenrecht raakt. Voor het voornemen van het kabinet om het fenomeen gedwongen huwelijken juridisch aan te pakken kan er m.i. maar één opmerking worden gemaakt. Huwelijksdwang is al strafbaar op grond van artikel 284 Sr. Een nadere specifieke wettelijke maatregel is onnodig en zoals uit voorgaand onderzoek blijkt, praktisch gezien niet uitvoerbaar. 6.4.1. Voorlichting en bewustwording door de overheid en particuliere organisaties De allereerste en misschien wel de allerbelangrijkste stap om schadelijke praktijken als huwelijksdwang te voorkomen is door middel van voorlichting aan de doelgroep zelf, zodat de doelgroep ervan overtuigd raakt en zich ervan bewust wordt dat het een schadelijke traditie betreft en inziet dat het mogelijk ook vergaande gevolgen voor het slachtoffer kan hebben. Voorlichting kan door zowel overheidsorganisaties, zoals gemeenten, hulpverlening, politie, justitie en scholen als particuliere organisaties zoals Femmes for Freedom uitgevoerd worden. Het gaat hierbij overigens om zowel bewustwording bij professionals als bij de doelgroep zelf. Wanneer beiden de ernst van de problematiek inzien, kan er draagvlak zijn voor de bestrijding ervan. Overheidsorganisaties kunnen het voorgaande realiseren door bijvoorbeeld (juridische) informatie te verschaffen over gedwongen huwelijken voor slachtoffers van gedwongen huwelijken. Ook kan de overheid, hulp bieden bij het doen van een beroep op de rechtbank voor een echtscheiding. Particuliere organisaties kunnen geheel vrijblijvend, onvoorwaardelijk en laagdrempelig hulp bieden en advies verstrekken aan zowel slachtoffers als het bredere publiek. 6.4.2. Imams “En dit is onder Zijn tekenen, dat Hij uit uw midden echtgenoten voor u schiep, opdat gij er rust in moogt vinden, en Hij heeft liefde en tederheid onder u geplaatst. Daarin zijn zeker tekenen voor een volk, dat nadenkt.”127 Zoals uit de inleiding van deze scriptie ook blijkt, komt huwelijksdwang voornamelijk onder diverse etnische en religieuze moslim migrantengemeenschappen voor. Begeleiding, voorlichting en wellicht 127
(Heilige Kor’an 30:21)
51
ook bewustwording kan mogelijk ook gerealiseerd worden door het inzetten van geestelijke leiders, zoals een Imam. Vanuit de Islam heeft de Imam namelijk zowel in preventieve zin als bij de huwelijkssluiting een belangrijke en invloedrijke rol. Het bieden van religieuze steun door een Imam aan toekomstige huwelijkspartners kan m.i. zeker vruchtbaar zijn. De Imam kan gevoelige onderwerpen zoals seksualiteit, partnerkeuze en huwelijksdwang bespreekbaar maken en mogelijk een verhelderend beeld geven aan betrokkenen. Volgens de Islam kan een huwelijk, zowel civielrechtelijk als religieus, enkel geldig tot stand komen met de vrije en volle toestemming van beide partners. De Imam dient bij het voltrekken van een religieus huwelijk in beginsel te toetsen of er een civielrechtelijk huwelijk aan vooraf is gegaan en ten tweede te beoordelen of beide huwelijkspartners vrijelijk hun toestemming hebben gegeven voor het huwelijk. 6.4.3. Integratiebeleid Uit voorgaand onderzoek komt duidelijk naar voren dat gedwongen huwelijken als een migrantenprobleem worden beschouwd, aangezien het voornamelijk onder moslimmigranten voorkomt. Civielrechtelijke maatregelen zullen hoogstwaarschijnlijk geen oplossing bieden voor integratieproblematiek. In mijn optiek dient een oplossing voor dit probleem in een geheel ander hoek gezocht te worden. De overheid kan zich beter focussen op beleid ter bevordering van integratie en taalvaardigheid van migranten, zodat migranten kennis kunnen opdoen over sociale verhoudingen, normen en waarden van de mens en maatschappij in Nederland. Tot slot In mijn optiek ligt er bij de ouders wel degelijk een bepaalde verantwoordelijkheid wanneer het gaat om belangrijke keuzes van hun kinderen, namelijk de verantwoordelijkheid om hun kinderen op een verantwoorde wijze om te leren gaan met hun vrijheden. Het voornemen van de overheid om gedwongen huwelijken tegen te gaan is een belangrijk en goed initiatief, echter dient de overheid het op een andere manier in te steken. Gedragsverandering of mentaliteitsverandering kan niet gerealiseerd worden door in kaders van wet en regelgeving te denken. Het staat vast dat het om een cultuurprobleem gaat, dat niet kan worden bestreden door maatregelen te treffen in wet- en regelgeving. Een Nederlands gezegde luidt: waar een wil is, is een weg. Dat klopt! Echter, de overheid dient daarbij wel de juiste weg te bewandelen. In deze gaat het namelijk om een integratie- en mentaliteitskwestie, dat helaas niet door middel van civielrechtelijke maatregelen bestreden kan worden.
52
LITERATUURLIJST I.
BOEKEN
Caestecker 2005 -
F. Caestecker, ‘Huwelijksmigratie, een zaak voor de overheid?’, Leuven 2005.
De Boer e.a. 2012 -
Th.M. de Boer, F. Ibili e.a., ‘Nederlands internationaal personen‐ en familierecht’ – Wegwijzer voor de rechtspraktijk, Serie Recht en Praktijk – Personen‐ en Familierecht, deel PFR3, Kluwer 2012.
Sterckx 2005 -
L. Sterckx, ‘Liefde op maat. Partnerkeuze van Turkse en Marokkaanse jongeren.’ Maklu, 2005.
Rutten 2011 -
S.w.e. Rutten, ‘Huwelijk en burgerlijke stand’ (Praktijkreeks IPR deel 2), Apeldoorn/Antwerpen: Maklu 2011.
Verschelden 2004 -
G. Verschelden, ‘Afstamming’, A.P.R., Kluwer, 2004.
Vlaardingerbroek e.a. 2011 -
P. Vlaardingerbroek e.a., Het hedendaagse personen- en familierecht, Deventer: Kluwer 2011.
Vlas 2011 -
II.
P. Vlas, ‘Hoofdlijnen Boek 10 BW, (Internationaal Privaatrecht)’, SDU Uitgevers, 2011.
ARTIKELEN
Bartels e.a. 2012 -
E. Bartels en O. Storms, ‘Huwelijksdwang – Migratie, Discriminatie en Symboolwetgeving’, onder meer te raadplegen via www.religionresearch.org, 14 oktober 2012. 53
Boele-Woelki e.a 2009 -
Prof. dr. K. Boele-Woelki, Dr. I. Curry-Sumner, Dr. W. Schrama, m.m.v. anderen ‘De juridische status van polygame huwelijken in rechtsvergelijkend perspectief’, UCERF, Utrecht, december 2009.
Boele-Woelki 2012 -
R.S.D. Boele-Woelki, Internationaal privaatrecht, in KwartaalSignaal 120 6729, Ars Aequi, september 2012.
Brau 2012 -
Mr. S.C. Brau, ‘Gevangen in het huwelijk’, in: Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht, FJR 2012/71.
Forder e.a. 2013 -
Prof. dr. C.J. Forder, Mr. dr. M.J. Vonk, ‘Kroniek van het Personen en Familierecht’, NJB 2013/2115, 8 oktober 2013.
Huijnk 2010 -
W. Huijnk, M. Gijsberts en J. Dagevos, Toenemende integratie bij de tweede generatie. Sociaal en Cultureel Rapport 2010 Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Huschek 2011 -
D. Huschek, ‘Relatievorming en partnerkeuze van de tweede generatie Turken in Europa De invloed van derde partijen en de institutionele context’ (diss. Amsterdam VU) Amsterdam: 2011.
Janssen 2007 -
J. Janssen, ‘Over culturele en andere achtergronden van eergerelateerd geweld’, in Tijdschrift voor Criminologie, aflevering 04, 2007.
Kok e.a. 2013 -
J. Kok en G. Cardol,‘Wetsvoorstel tegengaan huwelijksdwang ingediend bij Tweede Kamer’, 19 februari 2013.
54
Kool 2012 -
R. Kool, ‘Drassige grondslagen voor strafbaarstelling. Het wetsvoorstel ter verruiming van de strafrechtelijke aanpak van huwelijksdwang’, Delikt en Delinkwent; Tijdschrift voor Strafrecht, 28 februari 2012.
Linderberg 2007 -
K. Linderberg, ‘Strafbare dwang: over het bestanddeel: ‘dwingen' en strafbaarstellingen van dwang, in het bijzonder art. 284 Sr’, Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen, 2007.
Swennen 2012 -
Prof. dr. F. Swennen, ‘Liever paria dan sharia?’, in Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht (FJR), FJR 2012/61.
Ten Cate 2013 -
R. Ten Cate, ‘Nederlands Juristenblad, De ratio van het polygamieverbod’, NJB 2013/2012, 25 september 2013.
Vlaardingerbroek 2011 -
P. Vlaardingerbroek, ‘Twee nationaliteiten op één kussen, daar slaapt de (Nederlandse) overheid tussen?!’, Tijdschrift voor familie- en jeugdrecht, 2011, vol. 3, nr. 27.
III.
ADVIEZEN EN RAPPORTEN
Bartels 2008 -
O. Storms, E. Bartels, ‘De keuze van een huwelijkspartner’. Een studie naar partnerkeuze onder groepen Amsterdammers. Onderzoeksrapport VU 2008.
Cornelissens e.a. 2009 -
Cornelissens, J. Kuppens, J. en H. Ferwerda, ‘Huwelijksdwang. Een verbintenis voor het leven? Een verkenning van de aard en aanpak van gedwongen huwelijken in Nederland.’ Den Haag: WODC, Ministerie van Justitie, 2009.
55
De Boer e.a. 2010 -
M. de Boer, S. Amajoud, ‘Huwelijksdwang in Noord-Holland’, i.o.v. ACB Kenniscentrum, januari 2010.
De Koning 2005 -
M. de Koning, Over het huwelijk gesproken: partnerkeuze en gedwongen huwelijken bij Marokkaanse, Turkse en Hindoestaanse Nederlanders, Amsterdam: VU 2005.
De Koning 2011 -
M. De Koning, ‘Partnerkeuze en integratie bij autochtonen en allochtonen’, 25 augustus 2011, te raadplegen via www.http://religionresearch.org/martijn/.
Eindrapportage Verkennersgroep -
‘Eindrapportage Verkennersgroep: Versterking aanpak huwelijksdwang en achterlating’, 7 juni 2013.
Hooghiemstra 2003 -
E. Hooghiemstra, ‘Trouwen over de grens. Achtergronden van partnerkeuze van Turken en Marokkanen in Nederland’. Den Haag 2003: SCP.
Ratia e.a. 2009 -
E. Ratia, A. Walter, ‘Internationale verkenning gedwongen huwelijken’, Nijmegen, RU 2009.
Sami 2006 -
Prof. Dr. Sami Zemni, ‘Studie naar de factoren die de vrijheid van keuze van een echtgenoot beperken, bij bevolkingsgroepen van vreemde oorsprong in België.’ Centrum voor Islam in Europa, 2006.
Schmidt e.a. 2005 -
Guus E. Schmidt en Conny J.J. Rijken, ‘Juridische aspecten van gedwongen huwelijken’, een onderzoek voor de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken, Den Haag: Asser-instituut 2005.
56
Staatscommissie van het Internationaal Privaatrecht 2010 -
IV. -
Staatscommissie van het Internationaal Privaatrecht 5 november 2010.
JURISPRUDENTIE EHRM 8 december 2009, appl.nr. 49151/07, NJ 2010/575, m.nt. E.A. Alkema (Muñoz Diaz / Spanje)
V.
-
HR 16 oktober 1998, LJN ZC2746
-
Hof ’s-Gravenhage 11 mei 2011, LJN BQ5061, NIPR 2011, 302
-
Rb. Utrecht 21 januari 2009, LJN BH3029, NIPR 2009, 115
-
Rb. ’s-Gravenhage 23 november 2009, LJN BL8020, NIPR 2010, 294
-
Rb. Rotterdam (vzr.) 8 december 2010, LJN BP8396
-
Rb. ’s-Gravenhage (vzr.) 8 juni 2012, 418988/KG ZA 12-489
PARLEMENTAIRE STUKKEN
Kamerstukken II 2010/11, 32 175, nr. 17. Kamerstukken II 2011/12, 28 345, nr. 115. Kamerstuk 32 840 nr. 6, Nota naar aanleiding van het verslag, 21 februari 2012. Kamerstukken I 2012/13, 32 840, nr. A. Kamerstukken II 2012/2013, 33 488, nr. 1. Kamerstukken II 2012/13, 33 488, nr. 2. Kamerstukken II 2012-2013, 33 488, nr. 3. Kamerstukken II 2012/2013, 33 488, nr. 5 Raad van State inzake het Wetsvoorstel Tegengaan Huwelijksdwang, 22 mei 2012.
57
VI.
ELEKTRONISCHE BRONNEN
Aanpak huwelijksdwang en achterlating -
‘Aanpak huwelijksdwang en achterlating’, Kamerbrief van Minister Asscher, 6 juni 2013.
Campagne tegen huwelijksdwang -
Artikel ‘Campagne tegen huwelijksdwang zonder effect’, in de Telegraaf van 21 oktober 2013.
Hoe gaat de rechter bij scheiding om met polygamie? -
‘Hoe gaat de rechter bij scheiding om met polygamie?” Te raadplegen via www.jurofoon.nl, 19 november 2009, (zoek op polygamie).
Minder migratiehuwelijken -
artikel ‘Minder-migratiehuwelijken’ op www.dagelijksestandaard.nl, 24 oktober 2012.
Plan van aanpak preventie van huwelijksdwang -
‘Plan van aanpak preventie van huwelijksdwang’, Brief van Minister Leers, 3 juli 2012.
Turkse en Marokkaanse gaan minder migratiehuwelijken aan -
artikel ‘Turkse en Marokkaanse gaan minder migratiehuwelijken aan’ op www.knack.be, 17 oktober 2012.
www.movisie.nl www.religionresearch.org www.republiekallochtonie.nl www.rijksoverheid.nl www.scherpinfamilierecht.nl http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2844/Archief/archief/article/detail/524801/1999/01/20/Schijnhuwel ijk-blijkt-schijnprobleem.dhtml http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=71888ned&D1=a&D2=0&D3=2,5&D4=0& D5=l&HDR=T&STB=G3,G1,G4,G2&VW=T
58
BIJLAGEN Bijlage 1: Soorten huwelijken Een huwelijk kan vrijwillig of tegen de wil van een of beide huwelijkspartners in gesloten worden. Van beide vormen kunnen verschillende verschijningsvormen onderscheiden worden. Vrijwillig gesloten huwelijk:
Huwelijk met vrije partnerkeuze: waarbij uit liefde of uit economische overwegingen wordt getrouwd:
Gearrangeerd huwelijk: men wordt aan elkaar gekoppeld zonder dat men elkaar goed kent. Er wordt geacht dat liefde op den duur vanzelf komt;
Neef-nicht huwelijk I: vrijwillig huwelijk tussen neef en nicht (voor de onvrijwillige variant, zie: Neef-nicht huwelijk II);
Schakingshuwelijk I: een huwelijk na een vrijwillige schaking;
Schijnhuwelijk I: huwelijk, met als doel om een verblijfsvergunning te verkrijgen (voor de onvrijwillige variant, zie: Schijnhuwelijk II).
Gedwongen huwelijk:
Geboortehuwelijk: huwelijk geregeld bij de geboorte;
Ruilhuwelijk: huwelijk om wederzijds de ‘bruidsprijs’ oftewel koopprijs te kunnen omzeilen;
Verzoeningshuwelijk: als onderdeel van het beslechten van een bloedvete;
Zwagerhuwelijk oftewel leviraat: huwelijk waarbij de weduwe moet trouwen met de broer van haar overleden man;
Moetje: huwelijk omwille van herstel van de seksuele familie-eer na een zgn. ‘fysieke bevlekking’ (ontmaagding, verkrachting, seksuele relatie, buitenechtelijke zwangerschap, incest etc.);
Neef-nicht huwelijk II: huwelijk onder dwang tussen neef en nicht;
Schakingshuwelijk II: huwelijk na een onvrijwillige schaking;
Schijnhuwelijk II: onder druk van het familiebelang, bijv. een verblijfsvergunning, maar ook in de context van vrouwenhandel;
Economisch huwelijk: huwelijk uit geldzucht of geldnood;
Kindhuwelijk: huwelijk waarbij een minderjarige betrokken is, vaak door toedoen van de ouders geïnitieerd.
59