Werkprogramma Schone en Zuinige Agrosectoren Sector Natuur, Bos, Landschap en Houtketen Jaarwerkplan 2014 | Utrecht, december 2013
jaarwerkplan 2014 utrecht december 2013 SECTOR NATUUR, BOS LANDSCHAP EN HOUTKETEN
2
Werkprogramma Schone en Zuinige Agrosectoren
INHOUDSOPGAVE Voorwoord
5
1. Biomassa uit Natuur, Bos, Landschap en Houtketen
6
1.1 Inleiding
1.2 Betrokken partijen
1.3 Organisatie
1.4 Financiering
2. Wat is er bereikt tot en met 2013? 3. Prioriteiten en activiteiten 2014 3.1 Beleidsprioriteiten 2014
11
14
3.2 Productie en beheer
3.3 Levering en bewerking biomassa
3.4 Toepassing biomassa
19
4. Budget 2014
Jaarwerkplan 2014
3
4
Werkprogramma Schone en Zuinige Agrosectoren
voorwoord
Voor u ligt het vijfde Jaarwerkplan van het Werkprogramma Schone en Zuinige Agrosectoren van de sector Natuur, Bos, Landschap en Houtketen (NBLH). Het Jaarwerkplan zorgt voor de uitvoering van in het convenant ‘Schone en Zuinige Agrosectoren’ (2008) gemaakte afspraken. De ambitie van de NBLH-sector is dat Nederland meer gebruik gaat maken van hernieuwbare grondstoffen bij de productie van materialen en energie. Het doel is fossiele grondstoffen te sparen en de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. De sector streeft ernaar in 2020 ruim 1.700 kton droge stof aan hernieuwbare grondstoffen te leveren, in de vorm van biomassa uit de Nederlandse natuur, het bos, het landschap en de houtketen. De NBLH-sector ziet het convenant niet alleen als middel om onze energievoorziening te verduurzamen en bij te dragen aan de ontwikkeling van een biobased economy. Het convenant richt zich vooral ook op het bevorderen van innovaties en economische bedrijvigheid. Ook is het een middel om de Nederlandse concurrentiepositie te verbeteren. Naast het recent gesloten Energieakkoord, vormen de ontwikkeling van de biobased economy en activiteiten rondom de topsectoren belangrijke aanknopingspunten. Daarnaast is het grondstoffenbeleid van toenemend belang (onder meer circulaire economie). In 2011 is een begin gemaakt met de Green Deals, destijds een nieuw beleidsinstrument.
Geïnspireerd door het convenant heeft de sector inmiddels vier Green Deals met de overheid gesloten. Belangrijke voorbeelden hiervan: de Green Deal Veenvervanging en de Green Deal Nuttige Toepassing Resthout in de Emballage- en Palletindustrie. Ook voor 2014 zijn weer enkele nieuwe Green Deals voorzien. Binnen het Jaarwerkplan 2013 zijn circa twintig concrete projecten uitgevoerd door de deelnemende partijen. De meest in het oog springende projecten zijn genoemd in hoofdstuk 2 van dit Jaarwerkplan. Momenteel loopt een herijking van het werkprogramma, van waaruit de sector nieuwe initiatieven verwacht te kunnen ondernemen. De bedrijfschapstatus van het Bosschap wordt per 1 januari 2014 beëindigd. De Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren (VBNE) zal, samen met de Algemene Vereniging Inlands Hout (AVIH), de verantwoordelijkheid voor activiteiten van het Bosschap overnemen. Dit Jaarwerkplan 2014 beschrijft hoe de NBLH-sector en het Ministerie van EZ, samen met hun partners, invulling geven aan voornoemde ambities. Het Jaarwerkplan is de operationalisering voor 2014 van de middellange- en langetermijndoelen, zoals verwoord in haar Meerjarenvisie tot 2020. December 2013, namens:
Platform Hout in Nederland,
Het Bosschap,
Branche Vereniging Organische Reststoffen,
Ministerie van Economische Zaken,
De heer L.M.L.H.A. Hermans
De heer E.H.T.M. Nijpels
De heer L.J.P.M. Frissen
Ir. R.P. van Brouwershaven, Directeur Natuur en Regio
Jaarwerkplan 2014
5
1
Biomassa uit Natuur, Bos, Landschap en Houtketen 1.1 Inleiding
Om deze ambitie verder te realiseren zet de sector zich in voor:
De sector Natuur, Bos, Landschap en Houtketen (NBLH) is de grootste leverancier van Nederlandse biomassa voor duurzame energie en duurzame materiaaltoepassingen. Zij levert een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse economie en werkgelegenheid, en speelt een actieve rol in de ontwikkeling naar een meer biobased georiënteerde economie. Hierbij wordt specifiek gewerkt aan verwaarding van reststromen, bijvoorbeeld vers- en oud hout, riet, grassen en gemengde stromen als groenafval.
1. Een duurzame levering van Nederlandse biomassa Hierbij gaat het om een optimale oogst van biobased grondstoffen waaronder (houtige) reststromen uit Nederlands bos, natuur en landschap. Daarbij rekening houdend met randvoorwaarden van duurzaamheid (onder meer nutriëntenhuishouding, cascadering en biodiversiteit). Het gaat erom dat er voldoende incentives zijn om de oogst, levering, benutting en recycling van Nederlandse biomassa voor hoogwaardige toepassing structureel aantrekkelijk te maken voor marktpartijen.
In 2008 heeft de NBLH-sector het convenant ‘Schone en Zuinige Agrosectoren’ ondertekend. De sector wil een bijdrage leveren aan schone en zuinige agrosectoren, door het gebruik te stimuleren van duurzame, biotische grondstoffen bij de productie van materialen en energie. Voor het onderdeel ‘Duurzame Energieproductie’ is destijds afgesproken dat de gezamenlijke Agrosectoren jaarlijks 200 petajoule (PJ) aan duurzame energie zullen gaan produceren. De NBLH-sector streeft ernaar per 2020 voor circa een zesde deel (32 PJ/jaar) biomassa beschikbaar te maken, op een economisch rendabele wijze. Op dit moment (2013) komt naar schatting al 20-25 PJ/jaar aan biomassa afkomstig uit de NBLH-sector beschikbaar voor energieproductie. Het convenant zal in 2014 geëvalueerd worden, met als inzet de voortzetting en aanscherping van de met elkaar aangegane afspraken tot 2020. Het in 2013 afgesloten SER-Energieakkoord zal een grote rol spelen bij komende ontwikkelingen. Daarnaast is het grondstoffenbeleid van toenemend belang. Mede daardoor zal de komende tijd de nadruk steeds meer komen te liggen op gecascadeerd gebruik van biomassa. Handvatten voor de verdere ontwikkeling van het uitvoeringsprogramma worden gegeven door onder meer het VANG-programma (Van Afval naar Grondstof), de resultaten van de Biomass Technology Groupstudie (cascadering in houtketen) en de initiatieven van het eind 2012 afgesloten Houtconvenant. De in het convenant samenwerkende sectoren willen op deze manier bijdragen aan een economisch aantrekkelijke biobased economy, met ruimte voor innovatie. Meer in het bijzonder streeft de sector naar betere afzetmarkten en een betere verwaarding van zijn producten. Essentiële randvoorwaarden hiervoor zijn het duurzaam beheer van bossen, landschap en andere groenvoorzieningen. Evenals een duurzame keten van oogst tot en met recycling/eindgebruik.
6
2. De hoogwaardige inzet van deze biobased grondstoffen in productieprocessen volgens het cascadeprincipe Hierbij gaat het om maximale productie en benutting van waardevolle grondstoffen uit (rest)stromen. In de huidige situatie blijft biomassa veelal beneden in de cascade ‘hangen’. Hoogwaardige toepassingen dienen op hun voordelen voor de economie, maatschappij en duurzaamheid gewaardeerd te worden. 3. Ketensamenwerking en innovatie gericht op de hoogwaardige verwaarding van biomassa Hierbij gaat het, naast technologie ontwikkeling, om implementatie. Het betreft hier zowel technische- als sociaaleconomische innovatie. Bij de laatste gaat het over de ‘internering’ van milieu- en andere maatschappelijke kosten en baten, in de verwaarding en prijsvorming. Bijvoorbeeld via de ecosysteemdienstenbenadering. Inzet op bovenstaande punten leidt tot verminderde importafhankelijkheid voor biomassa. Ook versterkt het de lokale economie en bedrijvigheid en genereert het additionele inkomstenbronnen voor terreinbeheerders. Als convenantpartner is de overheid vanzelfsprekend ook een belangrijke partij in de realisering van de genoemde doelen. Te denken valt aan het daar waar nodig aanpassen van wet- en regelgeving, het duurzaam inkopen van diensten en het verschaffen van een stimulerend kader. Maar ook aan facilitering in menskracht en ondersteuning bij het bij elkaar brengen van potentiële samenwerkingspartners.
Werkprogramma Schone en Zuinige Agrosectoren
1.2 Betrokken partijen Namens de NBLH-sector hebben het Bosschap, het Platform Hout in Nederland en de Branche Vereniging Organische Reststoffen (BVOR) het convenant getekend. Vanuit het Rijk heeft het toenmalig ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) getekend. Met de komst van het kabinet Rutte is deze verantwoordelijkheid gelegd bij het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I), nu Economische Zaken (EZ). Het Bosschap Als gevolg van het opheffen van de schappen, zullen taken van het Bosschap uit dit convenant per 1 januari 2014 worden overgenomen door de Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren (VBNE) en de brancheorganisatie van de bosaannemers: de Algemene Vereniging Inlands Hout (AVIH). De VBNE is op 25 september 2013 opgericht door Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, de Federatie Particulier Grondbezit en De12Landschappen. Ook het Ministerie van Defensie sluit aan bij de vereniging. De leden van de vereniging bezitten gezamenlijk bijna 70% van het Nederlandse bosareaal en 90% van het Nederlandse natuurareaal. De AVIH is de branchevereniging voor ondernemers in de bos- en houtsector in Nederland. Zij verbindt ondernemers in de sector, zodat er vanuit een gezamenlijk belang gesproken kan worden. Vanuit het netwerk informeert de AVIH haar ondernemers over de ontwikkelingen, kansen, risico’s en belangen op het gebied van bos en hout. De AVIH heeft daarmee, naast een verbindende rol, ook een ondersteunende rol voor haar ondernemers.
Jaarwerkplan 2014
Betrokkenheid bij dit convenant: Net als het Bosschap, streven de VBNE en de AVIH naar meer biomassaoogst uit natuurterreinen, bossen en landschappen. Platform Hout in Nederland (PHN) Het Platform Hout in Nederland is een coalitie van marktpartijen; overwegend brancheorganisaties uit de bos-, hout- en papierketen. De productie en benutting van hout en houtvezels zijn van economisch- en maatschappelijk belang. Het platform heeft tot doel deze belangen te vergroten in politiek-, beleidsmatig- en maatschappelijk opzicht. In het PHN is het grootste deel van de Nederlandse keten vertegenwoordigd.
Betrokkenheid bij dit convenant: Het PHN stuurt aan op het gebruik van hout in plaats van andere, niet-hernieuwbare materialen. Verder stimuleert het platform een optimaal gebruik van (rest)hout en (hout)vezels voor biobased producten, -materialen en -energie en streeft het een ‘level playing field’ na. De verwaarding moet geoptimaliseerd worden. Bijvoorbeeld volgens het cascadeprincipe, waarbij de milieuprestatie in hogere mate in de prijsstelling geïnternaliseerd dient te worden. Het PHN streeft naar een sterke positionering van de houtketen binnen de groenegrondstoffeneconomie.
7
De leden van de aangesloten brancheorganisaties zijn de Nederlandse importeurs van hout en houtproducten, bos- en natuurbeheerders, papierindustrie, pallet- en emballage-industrie, zagerijen en de timmerindustrie. Gezamenlijk werken zij aan het vergroten van het houtvezelaanbod (voor hout- en vezeltoepassingen), het verlengen van de gebruiksduur van de houtvezels (recycling en verduurzaming). Ook werken ze aan een betere benutting van houtvezels (biorefinery, CO2) en een versterking van het gebruik van houtvezels (in de bouw: ‘Tackle Climate Change, use Wood’). Dit alles onder de internationaal geaccepteerde randvoorwaarden voor duurzaamheid. Branche Vereniging Organische Reststoffen (BVOR) De Branche Vereniging Organische Reststoffen (BVOR) behartigt de belangen van ondernemingen die op bedrijfsmatige- en duurzame wijze biobased producten maken uit groene grondstoffen. Bijvoorbeeld veenvervangers (compost), plaatmateriaal en vetzuren uit gras, raffinageproducten, groen gas en biobrandstoffen. Deze bedrijven doen dat op biomassawerven: vergunde inrichtingen, waar onder stringente milieucondities heterogene grondstoffen worden omgezet in hoogkwalitatieve, gecertificeerde producten. Deze inrichtingen vormen een landelijk dekkend netwerk van biomassawerven (zie www.biomassawerven.nl), met een totale vergunde capaciteit van circa twee miljoen ton organische stromen per jaar. Daarnaast biedt de BVOR haar leden een kenniscentrum op het gebied van groene grondstoffen en een netwerkplatform.
Betrokkenheid in dit convenant: De BVOR wil inspelen op de kansen die de biobased economy biedt, door de inzet van groene grondstoffen te optimaliseren. Ministerie van Economische Zaken Het Rijk wil een duurzame economische groei stimuleren. Biomassa is een potentieel hernieuwbare energiebron of een vervanger van fossiele grondstoffen in de chemie. Vanuit het natuurbeleid is bij het beheer van het landschap het kostenreductieaspect van belang. Het kabinet zet maximaal in op realisatie van groene groei. Met als belangrijke uitgangspunten: maximale verwaarding van de groene grondstof en duurzaamheid.
Betrokkenheid bij dit convenant: Het Rijk is medeondertekenaar van het convenant. Het ministerie van EZ faciliteert de NBLH-sector met de inzet van RVO en de Dienst Landelijk Gebied (DLG). Zij stelt capaciteit beschikbaar en realiseert de noodzakelijke randvoorwaarden.
8
Kansen en belang Bossen en het belang voor klimaat De wereldwijde ontbossing is een van de belangrijkste oorzaken van klimaatverandering. De bescherming van bossen is dan ook een belangrijk onderwerp tijdens klimaatdiscussies. Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) geeft aan dat de komende tien jaar circa 30% van de benodigde CO2-reductie voort komt uit bosbescherming en bosherstel. Met andere woorden: we kunnen het klimaatprobleem niet oplossen zonder de bossen te beschermen. De wereldwijde ontbossing is een van de hoofdoorzaken van klimaatverandering. Bosbescherming, bosherstel en bosaanplant zijn niet alleen noodzakelijk voor de aanpak van het klimaatprobleem. Ook voor het stoppen van biodiversiteitverlies is verantwoord bosbeheer essentieel. Bovendien kan het een grote rol spelen in de armoedebestrijding. Daarmee draagt bosbescherming binnen het toekomstige internationale klimaatprotocol ook bij aan doelstellingen van andere internationale verdragen. Bijvoorbeeld het Biodiversiteitverdrag (CBD) en de Millennium Development Goals (MDGs). Het belang van houtige biomassa uit bossen Hout is een belangrijke natuurlijke, hernieuwbare grondstof. Het kan een duurzame rol spelen, mits afkomstig uit duurzaam beheerde bossen. En mits op zodanige wijze verwerkt en gebruikt dat negatieve klimaat- en milieueffecten tot een minimum worden beperkt en tegelijkertijd in het levensonderhoud van veel mensen voorziet. Door de bank genomen wordt 58% van de in de EU geoogste houtbiomassa verwerkt door de EU-houtsector. Dat komt overeen met circa 7% van het BBP van de be- en verwerkende industrie in de EU en met bijna 3,5 miljoen banen. Het is dus een serieuze bijdrage aan het bereiken van de doelstellingen van het industrieel beleid van de EU. De resterende 42% wordt gebruikt als energiebron, wat ongeveer 5% van het totale energieverbruik van de EU dekt. Volgens de nationale actieplannen voor hernieuwbare energie zal biomassa in 2020 nog steeds de belangrijkste bron van hernieuwbare energie zijn. Biomassa uit bossen biedt dus - samen met andere bosproducten dan hout, die steeds meer marktinteresse opwekken - kansen voor de handhaving van of het scheppen van werkgelegenheid in een koolstofluwe, groene economie. Ook zullen nieuwe toepassingen en een intensivering van bekende toepassingen voor hout de waarde van het product ‘hout’ bevorderen. Hierdoor wordt het voor de sector wellicht aantrekkelijker om bossen in stand te houden en nieuw areaal te ontwikkelen.
Werkprogramma Schone en Zuinige Agrosectoren
Het Energieakkoord Op 6 september 2013 heeft de overheid met een veelheid aan partijen een ‘Energieakkoord voor duurzame groei’ gesloten. Dit werd gedaan om een basis te leggen voor een breed gedragen, robuust en toekomstbestendig energie- en klimaatbeleid. Het akkoord biedt een langetermijnperspectief met afspraken voor de korte en middellange termijn. Ook creëert het vertrouwen en reduceert daarmee investeringsonzekerheid bij burgers en bedrijven. Het beoogt de haperende economie op korte termijn weer op gang te helpen met een impuls voor investeringen en werkgelegenheid. Met de invulling van de doelstelling uit het Convenant Schoon & Zuinig kan en wil de sector een belangrijke bijdrage leveren aan het energie- en klimaatbeleid, zoals vastgelegd in het Energieakkoord. Grondstoffenbeleid: werken aan een circulaire economie Het grondstoffenbeleid van de Europese Unie richt zich voornamelijk op het verzekeren van de beschikking over grondstoffen. Duurzame maatregelen, zoals recycling en efficiënter gebruik, horen daarbij. Dit zijn de eerste stappen naar een circulaire economie. De Nederlandse regering streeft naar grondstoffenzekerheid en wil deze op een duurzame, groene manier bereiken. Groene grondstoffen zijn de hernieuwbare grondstoffen uit de groene sector en worden van oudsher voor tal van toepassingen gebruikt. De houtsector alleen al levert hiervoor voldoende bewijs. Met de komst van nieuwe technische mogelijkheden in de energie- en materialenmarkt neemt de vraag naar biobasedgrondstoffen toe, ten opzichte van het huidige niveau. De laatste paar jaren komen daar nieuwe ontwikkelingen bij, bijvoorbeeld bioraffinage. De duurzame productie en oogst van biobased grondstoffen en het sluiten van kringlopen zijn essentiële randvoorwaarden. Economische ontwikkeling Volgens bureau Ecorys* voorziet de waardeketen van biomassa en afval voor de energieproductie momenteel in een directe werkgelegenheid van ruim 4.000 fte in Nederland. Naar verwachting zal dit aantal in 2020 zijn opgelopen tot circa 5.500 fte. Van alle hernieuwbare energieketens leverde deze sector in 2009 de grootste bijdrage aan de Nederlandse economie: 2,2 promille van het BBP, ofwel circa € 1,2 miljard. Ter vergelijking: zon-PV leverde 0,6 promille, ofwel € 0,3 miljard. Naar inschatting van Ecorys zal dit, mede gelet op de Nederlandse doelstelling, voor de keten van biomassa en afval in 2020 een factor 3 tot 5 hoger zijn (zon-PV: 3 tot 15 maal). Recente monitorgegevens van Probos laten zien dat op dit moment jaarlijks ruim 1 miljoen k ton ds aan biomassa geleverd wordt.
Jaarwerkplan 2014
9
1.3 Organisatie
1.4 Financiering
De convenantpartners in de sector hebben zich verenigd in het Biomassaforum. Het Biomassaforum heeft enerzijds de taak de randvoorwaarden te verbeteren en anderzijds om kansrijke marktinitiatieven te stimuleren en faciliteren. Zo worden bestaande ketens geoptimaliseerd en nieuwe ketens gecreëerd. Het forum is vooral stimulator, initiator, makelaar en schakelaar tussen (potentiële) ketenpartners. Het slaat een brug tussen de NBLH-sectoren en de overheid, in het streven naar het bereiken van een gemeenschappelijk doel.
De sector wijst erop dat, naast praktisch hanteerbare regelgeving (onder andere de emissiewetgeving), een adequaat stimuleringskader noodzakelijk blijft voor het behalen van de gestelde doelen. Een goed functionerende SDE+-regeling of andere stimulering is essentieel voor het verkrijgen van rendabele businesscases in het duurzame energiesegment, in het bijzonder voor de wat kleinere biomassainstallaties. Er moet echter voor gewaakt worden dat de marktverstoring door de inzet van beleidsinstrumenten - zoals subsidies - beleidsdoelen als cascadering en efficiënt gebruik van grondstoffen niet teveel zal benadelen.
Het Biomassaforum rekent de complete biobased grondstoffenketen tot zijn aandachtsgebied. Het forum focust op het oogsten, verzamelen, recyclen, upgraden, be- en verwerken, bundelen, indikken en transporteren van biomassa uit de NBLH-sector. Ook richt het zich op de verduurzaming van de keten, kwaliteitsbeheer en normering. De sector draagt actief bij aan het creëren van de randvoorwaarden. Er wordt gewerkt aan de juridische, politiek-bestuurlijke en sociaaleconomische aspecten en aan de toepassing en ontwikkeling van (nieuwe) beleidsinstrumenten. Om een verbetering en opschaling van productie en de toepassing van biomassa te bereiken worden beleidsinstrumenten zoals de SDE+ en de EIA, geëvalueerd op hun effecten op biobased (neven)ketens en parallelle doelen. Denk hierbij aan grondstofefficiency (recycling en cascadering). Voor de uitvoering van de ambities van het Biomassaforum is onderstaande werkstructuur vastgesteld. Deze is gericht op de invulling van de convenantstaken, door uitvoering van een jaarlijks vast te stellen werkprogramma. De vier vertegenwoordigers van de convenantpartijen vormen de centrale stuurgroep. Een klankbordgroep, die bestaat uit drie achterbannen en inhoudelijke deskundigen, brengt nieuwe plannen in en beoordeelt ontwikkelde plannen. Als gevolg van het verdwijnen van het Bosschap zal in 2014 een wijziging in deze organisatiestructuur plaatsvinden. De VBNE en de AVIH krijgen hier een rol in.
De partijen (Rijk en NBLH-sector) zullen de benodigde capaciteit en ureninzet leveren aan de genoemde gremia, inclusief de benodigde projectteams. Verder zullen zij ondersteuning en begeleiding bieden bij de ontwikkeling en de uitvoering van projecten. De opzet en uitvoering van het werkmodel zullen vanuit een gezamenlijke financiering plaatsvinden. Inclusief de te benoemen ‘eigen’ NBLH Biomassaforum-projecten. Om de kosten van (‘externe’) pilots en projecten te financieren, doen partijen een beroep op: private middelen, reguliere subsidiemogelijkheden, convenant ondersteunende middelen en andere relevante programma’s en budgetten. Nauwlettend wordt bezien of projecten kansrijker worden door aansluiting bij Green Deals. Het Ministerie van EZ heeft het voornemen om voor 2014 ruimte te realiseren voor financiële ondersteuning van een tiental praktijkgerichte NBLH-projecten. AgentschapNL verzorgt binnen het convenant de secretariële ondersteuning en zet zich in om ondersteunende financiering van de projectinitiatieven van de marktpartijen te vinden.
Figuur 1 Organisatiestructuur
Stuurgroep NBLH
Activiteiten getrokken door PHN
10
Activiteiten getrokken door Bosschap
Activiteiten getrokken door BVOR
Klankbordgroep NBHL
Activiteiten getrokken door EL&I
Werkprogramma Schone en Zuinige Agrosectoren
2
Wat is er bereikt tot en met 2013? In 2008 heeft de NBLH-sector zich gecommitteerd aan het convenant ‘Schone en Zuinige Agrosectoren’. Het feitelijke startschot voor de convenantactiviteiten is gegeven op de eerste Biomassaforumdag, in april 2008. Kort na het communicatietraject zijn de eerste pilots en projecten van start gegaan. Eind 2011 is de NBLH-Resultatenbrochure verschenen, met daarin de belangrijkste projectresultaten tot en met 2011. Sinds 2011 zijn twee Green Deals door de sector in uitvoering genomen. Ook is eind 2012/begin 2013 met een breed scala aan partijen - waaronder NGO’s en de energiesector - het Houtconvenant tot stand gekomen, om de inzet van houtige biomassa in energieproductie te bevorderen. In 2013 is op de ingeslagen weg doorgegaan, met een scala aan projecten en initiatieven. Door de uitvoering van de Subsidieregeling Biomassa en konden in 2013 tien marktinitiatieven worden ondersteund. De resultaten van deze projecten komen in 2014 beschikbaar. Onderstaand een korte schets van projectinitiatieven van het afgelopen jaar. Een selectie:
1. Algemeen 1.1
Uitvoering van de ondersteuningsregeling ‘Subsidieregeling Biomassa’, gericht op de realisatie van de doelstelling van het Agro-convenant voor het onderdeel NBLH. Doorlooptijd 2013-2014
Resultaat: Met ondersteuning van het convenant hebben een aantal direct betrokkenen uit de NBLH-sector tien praktijkgerichte projecten geïnitieerd. Deze projecten richten zich op de vergroting van biomassaproductie en -oogst en verwaarding van reststromen, zoals bermgras. Afronding van de projecten zal plaatsvinden in 2014. 1.2
Update van resthout statistieken
Resultaat: Actualisatie van bestaande marktcijfers, van 2006 en later, van resthout- en afvalhoutstatistieken. Dit project heeft eind 2013 een actueel inzicht verschaft in de inzet van (schoon) resthout uit de houtverwerkende industrie. En daarmee ook in de mate waarin dit materiaal - in toenemende mate - aangewend wordt voor energieproductie.
Jaarwerkplan 2014
Bijvoorbeeld door verwerking tot energiepellets. Ook is er een actuele en doelgerichte set data beschikbaar voor LCA’s (rest- en gebruikt hout). Discussies op dit punt zijn van recente feitelijke informatie voorzien en daarmee aangescherpt. 1.3
Herhaling van de cursus NTA 8080-certificering
Resultaat: Op verzoek van de markt is de in 2012 ontwikkelde cursus NTA 8080-certificering voor kleine bedrijven geactualiseerd en opnieuw verzorgd. De cursus is in lijn gebracht met ontwikkelingen in Europese- of Nederlandse regelgeving en aanvullende eisen van energiebedrijven, voortkomend uit de Green Deal.
2. Productie en beheer 2.1
Uitvoering Green Deal ‘maximalisatie van productie veenvervangers fase 1’
Resultaat: De in december 2011 gesloten Green Deal voor fase 1 is in samenwerking met de rijksoverheid gerealiseerd. Dit betreft een aanpak ter bevordering van alternatieven voor veen. In het bijzonder wordt hierin onderzocht welk beleidsinstrumentarium kan worden ingezet om te komen tot een gelijkere concurrentie tussen de inzet van vers hout in bioenergietoepassingen en de inzet van vers hout in potgrondsubstraten. 2.2
Houtconvenant in uitvoering
Resultaat: In 2013 is verder invulling gegeven aan het in 2012 ondertekende Houtconvenant. Ook zijn de mogelijkheden onderzocht het convenant om te zetten in een Green Deal. Het Houtconvenant is gericht op een hogere oogst van duurzame (houtige) biomassa in Nederland. Deze wordt ingezet als grondstof voor producten en als bijdrage aan een duurzame, hernieuwbare energievoorziening.
11
2.3
Kosteneffectieve oogst van tak- en tophout bevorderd
Resultaat: Praktijkvoorbeelden van de oogst van tak- en tophout zijn in beeld gebracht, door het etaleren van kosteneffectieve Nederlandse praktijkervaringen met oogst, verwerking en afvoer (logistiek) van tak- en tophout. Ervaringen zijn verzameld en gedocumenteerd. De resultaten worden in 2014 gecommuniceerd naar terreineigenaren en terreinbeheerders. 2.4
Ontwikkelen van een handreiking voor het borgen de technische kwaliteit van biomassa
Resultaat: Voortbouwend op de aanbevelingen van het project ‘Inventariseren van buitenlandse ervaringen met het borgen van kwaliteit van houtige biomassa’ is een ‘Handreiking borging biomassakwaliteit’ beschikbaar gekomen. De Handreiking is beschikbaar gesteld via onder meer de websites van het Biomassaforum en de aangesloten organisaties. Ook is de handreiking onder de aandacht gebracht via diverse NBLHvoorlichtingsbijeenkomsten. 2.5
Resultaten van drie pilots van de Dienst Landelijk Gebied (DLG) gecommuniceerd
Resultaat: De leerervaringen uit drie pilots, gericht op winning en lokale benutting van biomassa zijn samengebracht op de site www.biomassauitlandschap.nl. Deze pilot betreft het vergroten van de biodiversiteit en zorgt voor kostprijsverlaging voor natuur- en landschapsbeheer. De pilot Veenhuizen is een Green Deal en betreft de samenwerking tussen lokale publieke en private partijen in de biomassaketen. Voor de IJsselvallei heeft DLG lokale potentiële biomassaproducenten gefaciliteerd, voor de vorming van een biomassaketen.
3.
Levering en bewerking biomassa
3.1
Bevorderen ketensamenwerking
Resultaat: In 2013 zijn drie bijeenkomsten gehouden. Het programma bestond uit het spel ‘Ketenologie’ en uit ‘speeddaten’ voor aannemers en handelaren en potentiële aanbieders en afnemers van biomassa. Ketenpartijen leerden elkaar kennen en maakten soms ter plekke vervolgafspraken.
4. Toepassing biomassa 4.1
Doelgericht cascaderen in de houtketen
Resultaat: In 2013 is het eerste deel van de studie ‘Doelgericht cascaderen in de houtketen’ afgerond. De resultaten en aanbevelingen zijn in rapportvorm gepresenteerd aan de markt. Deze zijn dermate positief bevonden dat in oktober, met financiële ondersteuning van EZ en IDPBBE, groen licht is gegeven voor fase 2. Deze zal uit de doorrekening van scenario’s bestaan. De resultaten komen begin 2014 beschikbaar. Het rapport over fase 1 is te vinden op www.platformhout.nl en op www.biomassaforum.nl. 4.2
Kansen voor warmte uit composthopen worden vergroot
Resultaat: Om het warmtepotentieel van hun inrichting vast te kunnen stellen, zijn composteerbedrijven van hulpmiddelen voorzien. Er is een model opgesteld waarmee een composteerinrichting een berekening kan maken van de hoeveelheid herwinbare warmte. Dit model is ingebracht bij het vaststellen van de basisbedragen SDE+ 2014. Er is bij tien bedrijven een quickscan uitgevoerd, om inzicht te verkrijgen in het warmtepotentieel. 4.3
Oogsten en (zelf) gebruiken van biomassa door terreineigenaren
Resultaat: In 2013 zijn vier bijeenkomsten gehouden. Landgoedeigenaren zijn geïnformeerd over het oogsten en gebruiken van biomassa op hun eigen landgoed. Daarnaast is een artikel in ‘de Landeigenaar’ verschenen (augustus 2013). 4.4
Een CO2-rekentool voor biomassa en groene reststromen
Resultaat: Er is een rekentool ontwikkeld waarmee de CO2effecten van het oogsten, het transport en de opwerking van groene reststromen kunnen worden gekwantificeerd. De tool is vrij te gebruiken voor partijen die werkzaam zijn in de keten. Hij is ook bruikbaar voor aanbestedingsbestekken en het kwantificeren van CO2-effecten van gekozen opwerkingsopties. De tool is te vinden op www.BVOR.nl. 4.5
Handreiking ‘Warmte uit hout’
Resultaat: De in 2012 beschikbaar gekomen NBLH-handreiking ‘Warmte uit hout’ is in 2013 verspreid en heeft wegens succes een tweede geactualiseerde druk gekregen. Zie ook www.BVOR.nl.
12
Werkprogramma Schone en Zuinige Agrosectoren
Jaarwerkplan 2014
13
3
Prioriteiten en activiteiten 2014 3.1 Beleidsprioriteiten 2014 Als gevolg van de kabinetswisseling 2012/2013 is de aanpak van de herijking van het Convenant Schoon en Zuinig vertraagd. De rijksoverheid heeft in het najaar van 2013 de discussie over herijking van het Convenant weer in gang gezet. De Convenantpartners hebben al eerder aangegeven erg tevreden te zijn over de uitwerking van het huidige convenant. Het initiatief om tot een evaluatie te komen wordt dan ook opgevat als een uitdaging om de inspanningsverplichting uit het Convenant te actualiseren en te bevestigen. De sector is actief betrokken bij het evaluatieproces. In 2014 zal meer duidelijkheid ontstaan of het convenant zal worden gecontinueerd of in een andere samenwerkingsvorm verder zal gaan. Voor de NBLH-sector is het door de rijksoverheid ingezette Topsectorenbeleid belangrijk. Vooral de positie van de biobased economy in de topsectoren is daarbij relevant. Ook is het onderdeel bio-energie in het Energieakkoord van groot belang. In 2014 wordt dit verder uitgewerkt. In 2013 is ook een aanpak gestart die gericht is op meer cascadering in biomassaproductieketens. Ook deze willen de convenantpartners doorzetten in 2014. Hiervoor zal beleidsontwikkeling gepaard moeten gaan met (onderzoek naar) technische innovatie, praktische verkenningen gericht op businesscases en doorrekening van (keten)alternatieven.
Hoge prioriteiten blijven: de aandacht voor botsende regelgeving, de voorlichting en communicatie en het opzetten van voorbeeldprojecten. In 2013 heeft de NBLH-sector gelegenheid gekregen de eigen verantwoordelijkheid verder op te pakken, via het invullen van een eigen bescheiden stimuleringsinstrument ten behoeve van BBE-initiatieven (Subsidieregeling Biomassa). Dit dankzij de steun en constructieve inzet van het ministerie van EZ. In 2014 worden de uitwerking en het zicht op resultaten van dit instrument verder vormgegeven. De bevordering van materiaalhergebruik door cascadering blijft ook in 2014 van groot belang. Zowel van eindige grondstoffen als van herbruikbare materialen. Daarnaast zullen de bevordering van certificering en de kwaliteitsborging van diverse biomassastromen hoog op de agenda staan. In 2014 worden weer de nodige congressen, excursies, demobijeenkomsten en workshops georganiseerd. Zo zal de BVOR in 2014 vier bijeenkomsten voor gemeenten organiseren over het duurzaam aanbesteden en optimaal verwaarden van organische reststromen. Hier wordt vanuit dit werkprogramma op aangesloten, onder meer met een demonstratie van vernieuwende oogsttechnieken.
De NBLH-sector wil in 2014 de samenwerking in de keten vast houden en verder door zetten. Ontwikkelingen binnen ketenpartners als het Bosschap (vanaf 2014 de VBNE en de AVIH), Platform Hout Nederland en de BVOR spelen daarbij een rol. Het besluit van het kabinet om de product- en bedrijfschappen op te heffen betekent het verdwijnen van het Bosschap. In 2014 wordt de taak ‘het in de keten betrekken van bosbeheerders’ opgepakt door de nieuwe VBNE. Bosaannemers zijn de doelgroep van de AVIH. Het PHN is bezig met een heroriëntatie op koers en inzet. Betrokkenheid bij de NBLH-sector is daar een onderdeel van. De noodzaak tot blijvende ketensamenwerking wordt onderstreept door de strategie van de BVOR, met een focus op (commercialisering van) biobased innovaties en nieuwe samenwerkingsverbanden. De ketenaanpak werkt inhoudelijk door in de evaluatie van het convenant Schoon en Zuinig en het verder op gang helpen van het Houtconvenant, dat in 2012 werd afgesloten.
14
Werkprogramma Schone en Zuinige Agrosectoren
3.2 Actiepunten en resultaten 2014
Ze beoordeelden deze als zeer leerzaam en nuttig in de lopende discussies en goed voor het onderlingeen internationale netwerk.
1.6
Biomassa oogst excursies in samenwerking met SBB
1. Algemene actiepunten 1.1
Uitvoering geven aan communicatieaanpak
Resultaat: Resultaat: Activiteiten en resultaten zijn via internet onder de aandacht gebracht van stakeholders. Publicaties, presentaties en perscontacten zijn actief verzorgd. Ook zijn er workshops, excursies en werkgroepen georganiseerd. 1.2
De overheid spant zich in om knelpunten als gevolg van wet- en regelgeving weg te nemen. Botsende belangen ten aanzien van het level playing field en BBE zijn in kaart gebracht en onderkend
Resultaat: Het structureel overleg tussen overheid en sectoren loopt; een eerste concreet resultaat is geboekt. 1.3
Uitvoering van een ondersteuningsregeling (II), gericht op bevordering van productieprojecten ter ondersteuning van de realisatie van de doelstelling van het Agro-convenant voor het onderdeel NBLH. Doorlooptijd 2014-2015
Resultaat: Direct betrokkenen uit de NBLH-sector hebben met ondersteuning vanuit het convenant tien tot vijftien projecten geïnitieerd. Met name de productie van biomassa uit NBLH heeft hierdoor een impuls gekregen. De afronding van de projecten vindt plaats in 2014. 1.4
Goede randvoorwaarden voor de bevordering van biobased toepassing van grondstof hout(vezel)
Resultaat: Met betrekking tot het deelprogramma Houtketen zijn twee resultaten gerealiseerd:
1.5
• In het verlengde van de EU-bossenstrategie wordt een nationaal actieplan opgesteld waarin de houtoogst een belangrijk onderwerp zal zijn. • Een nader standpunt is bepaald over nut en noodzaak van een Nationale koolstofboekhouding, inclusief de verwaarding van credits als gevolg van toename van opslag (‘sink’) in gebouwen, materialen. Studiereis Amerika
Resultaat: Om een voldoende praktische discussie over carbon debt te kunnen voeren, inclusief de duurzame herkomst biomassa (pellets), bleek het nuttig met relevante stakeholders een studiereis naar Amerika te initiëren. Tien deelnemers namen deel aan deze reis.
Jaarwerkplan 2014
Resultaat: In het verlengde van de lopende discussie over carbon debt is een veldstudie verricht rond de gezamenlijke oogst van zowel rondhout als biomassa. De excursie met twintig deelnemers was gekoppeld aan enkele andere actuele issues rondom biomassa. 1.7
Analyse van tools voor monitoring van biomassastromen
Resultaat: De huidige wijze van monitoring van NBLHbiomassastromen levert slechts beperkt betrouwbare data op. In 2013 is onderzocht hoe dit kan worden verbeterd. Er is duidelijk gemaakt welke elementen uit bestaande andere systematieken voor datamonitoring bruikbaar kunnen zijn om meer betrouwbare analyses te maken. Bijvoorbeeld de LMA-systematiek voor afvalstromen of de systematiek van Dienst Regelingen. 1.8
Cursus/workshop/training ‘calculeren met biomassa’
Resultaat: Er is een training verzorgd voor bosbouwers over een nieuw ‘calculatiemodel’, waarin de vraag ‘wat levert biomassa-oogst maatschappelijk en financieel op?’ centraal staat. Deel twee van de training was sterk praktijk georiënteerd en gericht op de kwalitatieve kant van biomassa. Er kwamen onderwerpen aan bod als ‘omgaan met diverse (nieuwe) eenheden’, ‘rekenen met vochtgehaltes en energie-inhoud, soortelijk gewicht’, et cetera. De workshop had ruim twintig deelnemers. 1.9
Ecosysteemdiensten van biobased veenvervangers
Resultaat: Binnen dit project zijn de ecosysteemdiensten van biobased veenvervangers in kaart gebracht. Ook zijn ze vergeleken met de inzet van deze biomassa voor energetische doeleinden. Het concept van ecosysteemdiensten staat beleidsmatig flink in de belangstelling, omdat hiermee de waarde van producten en diensten kan worden uitgedrukt Mogelijk kan het concept ook een interessant middel zijn om de inzet van biomassa binnen de cascade mede te beoordelen.
15
1.10
Ondersteuning leveren bij de uitvoering van het ‘Houtconvenant’
Resultaat: Het in 2012 ondertekende Houtconvenant wordt uitgevoerd met behulp van diverse ondersteunde activiteiten: een bestuurlijke brainstormsessie, een startbijeenkomst en enkele werkgroep sessies. Op basis hiervan is een strategie vastgesteld. Deze is gericht op een hogere oogst van duurzame (houtige) biomassa in Nederland. De strategie is gericht op het bevorderen van hout als grondstof voor producten en als bijdrage aan een duurzame, hernieuwbare energievoorziening. In 2014 zijn ondersteunende activiteiten voorzien.
2. Productie en beheer 2.1
Oogstbaar Landschap II (Ketens bouwen en duurzaam gebruik van natuur en landschap naar hoogwaardige benutting)
Resultaat: Ten behoeve van de uitvoering van het beleid, is met DLG-specifieke kennis en kunde ondersteuning geleverd aan de Directie Natuur en Regio en de convenantpartners. Op de site www. biomassauitlandschap.nl zijn projectresultaten geplaatst en verschillende ontwerpen ter inspiratie. Het concept ‘droogvergisting bermgras met toepassing restfractie in landbouw’ is verder ontwikkeld. De site www.biomassauitlandschap. nl is beheerd en aangevuld. In overleg met de convenantpartners zijn een aantal voorbeelden van andere partijen dan DLG aan de site toegevoegd. 2.2
Biomassa uit landschap door vrijwilligers en agrariërs
Resultaat: Ten behoeve van het landschapsbeheer is binnen het werkingsgebied van een Agrarische Natuurvereniging (ANV) een pilot uitgevoerd waarin vrijwilligers, biomassaoogst en samenwerkende agrariërs aan elkaar zijn gekoppeld. In de pilot is een gebied van enkele honderden hectares het landschapsbeheer planmatig aangepakt, gericht op biomassaoogst én zorgvuldig landschapsbeheer. De gewonnen biomassa wordt verkocht aan lokale verwerkers en
16
Werkprogramma Schone en Zuinige Agrosectoren
aan een lokale biomassacentrale. De pilot levert informatie op die op vele andere locaties toegepast kan worden. Daarnaast levert de pilot relevante kengetallen op, op het gebied van de kosten en baten van biomassaoogst door vrijwilligers. Maar ook over organisatorische aspecten binnen een kleinschalige keten met vrijwilligers en informatie over duurzaamheid en een langetermijnperspectief. 2.3
Adviesrichtlijnen houtoogst in relatie tot nutriëntenbalans
Resultaat: Op basis van nutriëntenbalansen zijn praktisch hanteerbare adviesrichtlijnen opgesteld voor de houtoogst uit bos. De richtlijnen zijn gericht op het vermijden van tekorten van de belangrijkste nutriënten. Deze adviesrichtlijnen worden onderscheiden naar: • Boomsoort en leeftijd opstand (in een paar categorieën). • Bodem en grondwaterstand. • Regio.
Eind 2014 is een systeem beschikbaar dat praktische handvatten geeft, op basis van beschikbare gegevens over voedingsstoffen in bossen.
2.4
Plant populieren, zij verwarmen en sieren
Resultaat: Dankzij toegenomen aandacht voor economie en houtproductie neemt de aandacht voor de populier als productieboom langzaam maar zeker toe. Ook de cultuurhistorische waarde van de populier wordt steeds meer gewaardeerd. Dit project speelt hier op in, door het opzetten van enkele voorbeeldprojecten. Het project bestond uit twee delen: het realiseren van een plantactie en het uitvoeren van communicatieactiviteiten.
De concreet beschikbare producten zijn: • Vijf ervaringsprojecten, door middel van een aanplantactie. • Twee voorlichtingsbijeenkomsten. • Twee artikelen.
Daarmee wordt de omzetting van biobased beleidsambities in aanbestedingscriteria gefaciliteerd. In 2014 is de ontwikkelde methodiek in vier voorlichtingsbijeenkomsten gepresenteerd aan beleidsmakers en inkopers van gemeenten. Aan deze bijeenkomsten hebben tenminste honderd gemeenteambtenaren deelgenomen. 3.2
Ketenbijeenkomsten biomassa 2014
Resultaat: Als vervolg op drie bijeenkomsten in 2013 zijn er drie workshops verzorgd. Het bevorderen van transparantie in de keten en verdieping op logistieke onderwerpen stonden daarbij centraal. De samenwerking in de houtketen is bevorderd. 3.3
Ontwikkelen van een modelbestek gericht op biobased aanbesteden
Resultaat: In 2014 is een modelbestek ontwikkeld, gericht op ‘Biobased aanbesteden van groenafval’. Met dit modelbestek wordt het omzetten van biobased beleidsambities in aanbestedingscriteria gefaciliteerd. Door het wegnemen van risico’s wordt beoogd het uitsluitend gunnen op de laagste prijs te voorkomen. 3.4
Kansen voor ‘Energieke Wilgen’
Resultaat: De Stichting Landschapsbeheer Gelderland (SLG) wil de lokale landschapszorg stimuleren. In een praktijkstudie zijn kansen verkend voor landschapszorg door verwaarding van snoeihout. Speerpunt hierin was het snoeihout van wilgen beschikbaar stellen voor lokale biomassaverbranding. Er is aangehaakt op een experiment op lokaal niveau, in de omgeving van Arnhem. De lokale biomassa wordt sinds de start van het snoeiseizoen 2013 door lokale vrijwilligersgroepen en initiatieven van SLG beschikbaar gesteld aan een mobiele versnippermachine. Het project heeft kentallen gegenereerd, bijvoorbeeld over hoeveel m3 snippers kunnen worden benut uit nu onbenut wilgensnoeihout. Ook is er praktische data verzameld over de inzet van een versnippermachine.
4. Toepassing biomassa
3. Levering en bewerking biomassa
4.1
3.1
Resultaat: Op basis van de cascadestudie, uitgevoerd door BTG, worden enkele businesscases verder uitgewerkt en in gang gezet. Dit stimuleert innovatie in verschillende hout(vezel)ketens. In 2014 zijn twee voorbeeldprojecten opgestart.
Voorlichtingsbijeenkomsten voor gemeenten, met betrekking tot biobased aanbesteden en optimale verwaarding van organische reststromen
Resultaat: In 2013 en begin 2014 is een modelbestek & handreiking ontwikkeld, gericht op ‘Biobased aanbesteden van organische reststromen’.
Jaarwerkplan 2014
Voorbeeldprojecten innovatieve NBLH-cascades
17
4.2
Marktoverzicht raffinagetechnieken voor niet-houtige biomassa uit NBLH
Resultaat: Een toegankelijk overzicht van de huidige stand van zaken met betrekking tot raffinage van niet-houtige biomassa uit NBLH sectoren (bijvoorbeeld grassen en maaisels). Concrete projecten vanaf pilotniveau zijn beschreven en ontwikkelingen zijn in kaart gebracht. 4.3
Updaten en uitbreiden handreiking ‘Warmte uit hout’
Resultaat: De in 2012 beschikbaar gekomen handreiking ‘Warmte uit hout – een handreiking voor initiatiefnemers van bio-energie installaties’ is begin 2013 gepubliceerd en actief verspreid en gepresenteerd. In 2014 is een ‘tweede druk’ verschenen, op basis van geconstateerde vraag uit de markt en ontvangen feedback. Daarin staan ook relevante ontwikkelingen beschreven. Bijvoorbeeld informatie over leveranciers van bio-energie installaties, duurzaamheidscriteria, enzovoorts. 4.4
Vervolg door Dienst Landelijk Gebied opgestarte pilots
Resultaat: Pilots, gericht op de winning en lokale benutting van biomassa, ontwikkelen zich verder. De benodigde partijen zijn samengebracht en nemen hun rol en verantwoordelijkheid. De regie voor het vervolg ligt bij de juiste partijen. Leerervaringen zijn op de site www.biomassauitlandschap.nl toegevoegd. Vanwege beëindiging van DLG als landelijke dienst zijn de taken van DLG overgedragen of eind 2014 beëindigd. Voor de pilot Winterswijk is helder of en hoe de huidige knelpunten binnen redelijke termijn kunnen worden opgelost. Voor de pilot Veenhuizen is een gedetailleerd plan opgesteld over de rol en samenwerking van de verschillende partijen in de beoogde groene gevangenis. In de pilot Energieke IJsselvallei zal DLG, als een van de alliantiepartners, zijn rol als adviseur en uitvoerder inzetten, om daadwerkelijk meer biomassa te verwaarden. Het verhaal van de pilot Borsele is op de site geplaatst. DLG faciliteert het proces naar de totstandkoming van een samenwerking tussen publieke en private partijen. 4.5
In vraaggestuurde bijeenkomsten is ingegaan op aspecten als: ‘Welke normen zijn er voor biomassa en wat betekenen ze?’, ‘Welke kwaliteitseisen gelden voor de verschillende biomassaketels en wat accepteren diversen keteleigenaren in de praktijk?’, ‘Hoe kunnen de keteleigenaren hier in praktijk mee werken?’.
4.6
Horeca- en recreatie werken samen met bos- en landgoedbeheerders
Resultaat: Eind 2014 is in een aantal regio’s een basis gelegd voor nieuwe samenwerking (product-markt combinaties) tussen horeca/recreatieondernemers en bos- en landgoedbeheerders. Deze is gericht op de meerjarige levering van lokaal geproduceerde houtige biomassa voor verwarming van bedrijfspanden. Er zijn vier voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd voor horeca/recreatie ondernemers en particuliere bos- en landgoedeigenaren. Hierin zijn de kansen en vereisten behandeld van installaties, de technische eisen aan brandstof, vereisten aan bos- en landschapsbeheer, oogst en opslag, logistiek, economie en profilering. Aansluitend zijn er voor belangstellenden vier workshops georganiseerd. Ook is een infobulletin opgesteld.
Kwaliteitseisen voor bio-energie installaties
Resultaat: In het verlengde van een studie uit 2013 en de opgestelde handreiking kwaliteitseisen biomassa is een communicatietraject uitgevoerd, met als focus ‘voor elke ketel de juiste biomassa’.
18
Werkprogramma Schone en Zuinige Agrosectoren
Budget 2014
4
Het geraamde (interne) budget voor 2014 zal bepaald worden met drie betrokken besturen en het ministerie van EZ, namelijk het DG Natuur en Regio/de directie Natuur en Biodiversiteit. Het jaarwerkprogramma zal worden uitgevoerd op basis van het beginsel van cofinanciering. De kosten voor de sector zullen voornamelijk bestaan uit de inzet van tijd vanuit de sectoren, de stuurgroep en de klankbordgroep. En voor interne projecten eventueel specifiek af te spreken financiële bijdragen. EZ financiert via RVO de procesbegeleiding voor de totstandkoming van het jaarwerkprogramma en de algemene programmamonitoring. Via het ministerie van EZ (BBE) wordt getracht bijdragen te krijgen voor geïdentificeerde PMC’s (Product Markt Combinaties) en de ontwikkeling van marktrijpe initiatieven. Bijvoorbeeld het in 2013 ontwikkelde cascaderingproject. Voor 2014 is een vorm van projectondersteuning van EZ beschikbaar waarmee praktische, dan wel innovatieve projecten kunnen worden ondersteund met een totaalomvang tot €100.000,-. Voor financiering van de kosten van overige projecten doen partijen een beroep op de door het kabinet vastgestelde en nog vast te stellen ondersteuningsregelingen. Het financieel instrumentarium dat ter beschikking staat voor de transitie naar de productie en het gebruik van duurzame energie bestaat onder meer uit: SDE+, EIA, VAMIL, Green Deals, Groen Financiering, SNL, et cetera.
Jaarwerkplan 2014
19
Dit is een publicatie van:
Agentschap NL Croeselaan 15 | 3521 BJ | Utrecht Postbus 8242 | 3503 RE | Utrecht T +31 (0)88 602 27 85 www.agentschapnl.nl/agrosectoren © Agentschap NL | december 2013 Publicatie-nr 2AGRO1401
Agentschap NL is een agentschap van het ministerie van Economische Zaken. Agentschap NL voert beleid uit voor diverse ministeries als het gaat om duurzaamheid, innovatie en internationaal. Agentschap NL is hét aanspreekpunt voor bedrijven, kennisinstellingen en overheden. Voor informatie en advies, financiering, netwerken en wet- en regelgeving.