Werkpakket 2: Inventarisatie 01.04.2010 – 30.09.2012
Eindrapport
PHL Bio-Research
PHL, Bio-Research Universitaire Campus, Gebouw E 3590 Diepenbeek
[email protected] [email protected]
Inhoud INHOUD ........................................................................................................................................................... 2 1
INLEIDING EN DOELSTELLING..................................................................................................................... 3
2
WERKWIJZE ............................................................................................................................................... 4 2.1 2.2 2.3
3
GEGEVENSCLUSTERING .............................................................................................................................. 4 INVENTARISATIE ...................................................................................................................................... 7 SAMENSTELLING EN GASOPBRENGST ............................................................................................................. 7
RESULTATEN.............................................................................................................................................. 8 3.1 GEGEVENSCLUSTERING : OPPERVLAKTES EN POTENTIËLE MAAISELPRODUCTIE VAN GRASLANDEN IN VLAANDEREN ............. 8 3.1.1 Patrimonium ANB, Natuurpunt en andere terreinbeherende instanties.......................................... 9 3.1.2 Bermen ...................................................................................................................................... 10 3.2 ECOLOGISCHE EFFICIËNTIE VAN MAAIBEHEER ................................................................................................. 14 3.3 OVERZICHT .......................................................................................................................................... 14 3.4 SAMENSTELLING EN GASOPBRENGST ........................................................................................................... 15
4
DISCUSSIE ................................................................................................................................................ 16
5
BESLUIT EN AANBEVELINGEN .................................................................................................................. 19
6
BRONNEN ................................................................................................................................................ 20
7
TABELLEN EN FIGUREN ............................................................................................................................ 23
2
1 Inleiding en doelstelling Het beheer van natuurgebieden en bermen genereert jaarlijks een grote hoeveelheid grasmaaisel, waarbij de afvoer van dit maaisel voor problemen zorgt. Enerzijds is er een beperkte verwerkingscapaciteit bij de compostering, anderzijds is afvoer en compostering van maaisel een grote kostenpost voor de terrein- of bermbeheerder. De sterke opkomst van vergistingsinstallaties in Vlaanderen zorgt voor een mogelijkheid om de verwerkingscapaciteit voor maaisel verder te verhogen. Het project ‘Graskracht’ tracht door middel van platformwerking de verschillende actoren binnen het werkveld verder met elkaar in contact te brengen, samenwerkingsverbanden op te zetten, het vergistingspotentieel in kaart te brengen en de procesoptimalisatie in covergistingsinstallaties te verbeteren als ook kennis en ervaringen uit te wisselen en te verspreiden. De hoofddoelstelling van dit project betreft het uitbouwen van duurzame concepten die een actieve energetische valorisatie van grasmaaisel bewerkstelligen. Zodoende kan dit project een bijdrage leveren aan een verbreding van de verwerkingscapaciteit van maaisel in Vlaanderen alsook aan de doelstellingen inzake hernieuwbare energie. De concrete onderzoeksactiviteiten van PHL Bio-Research in werkpakket 2: ‘Inventarisatie en clustering van gegevens’ in Graskracht, die in opdracht van LNE werden uitgevoerd, omvatten volgende activiteiten: • Samenbrengen van de informatie aangaande al de oppervlaktes graslanden en bermen in beheer bij openbare instanties en terreinbeherende natuurverenigingen in Vlaanderen met een onderverdeling volgens biologische waarderingskaart in specifieke graslandtypes met een specifiek vegetatietype. De nadruk ligt niet op het genereren van nieuwe data maar op coördinatie teneinde al de reeds bestaande informatie verder samen te brengen. • Bepalen van de opbrengstgegevens uit de voornaamste graslandtypes in beheer. • Het in kaart brengen van alle graslanden in beheer samen met de opbrengstgegevens en hun biogaspotentiëlen. • De productiegegevens van grasmaaisel uit natuurgebieden en bermen linken aan de huidige en geplande verwerkingsinstallaties binnen een bepaalde inzamelradius. Het eindresultaat is een databank en overzichtskaart van Vlaanderen met de productiegegevens van grasmaaisel en hun biogaspotentieel gekoppeld aan de inplanting van vergistingsinstallaties. Voor meer informatie kan men zich richten naar Alain De Vocht (PHL) via het mailadres
[email protected] In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de gegevensclustering inzake oppervlaktes van graslanden en bermen in beheer bij openbare instanties en erkende terreinbeherende natuurverenigingen en hun opbrengstgegevens inzake maaiselproductie.
3
2 Werkwijze 2.1 Gegevensclustering Bij het samenbrengen van gegevens inzake oppervlaktes en productiehoeveelheden van ‘gras’ bij openbare instanties en terreinbeherende verenigingen in Vlaanderen, wordt er een opsplitsing gemaakt in gegevens afkomstig van het bermbeheer enerzijds en het beheer van graslanden anderzijds. Voor beide luiken werden de verantwoordelijke instanties op eenzelfde manier bevraagd, echter de aangeleverde gegevens kunnen verschillen in vorm en eenheden. Bij de uitwerking van de gegevensclustering werd een zo uniform en realistisch mogelijk beeld weergegeven van de gemaaide oppervlaktes en maaiselproductie in de openbare sector in Vlaanderen. Wat het bermbeheer betreft, werden verschillende betrokken instanties (ANB, OVAM) en verantwoordelijken voor het bermbeheer in Vlaanderen (AWV, gemeenten, Waterwegen & Zeekanaal, De Scheepvaart nv en VMM) telefonisch, via mail of in een persoonlijk overleg gevraagd gegevens m.b.t. maaiselhoeveelheden, gemaaide oppervlaktes, vegetatietypes,… aan te leveren. Daarnaast werden de bestaande bermbeheerplannen van gemeenten (Limburg), W&Z en De Scheepvaart nv geconsulteerd. Naast de maaiselhoeveelheden die vrijkomen bij het beheer van bermen, werd ook de maaiselproductie bij het beheer van graslanden in Vlaanderen in kaart gebracht. Door gebruik te maken van de biologische waarderingskaart (versie 2) werd in de eerste plaats een extrapolatie voor Vlaanderen gemaakt wat betreft graslandtypes, oppervlakte aan grasland en maaiselhoeveelheden (tabel1, tabel 2). Dit geeft een indicatie van de potentiële maaibare oppervlakte en maaiselproductie voor de graslanden in Vlaanderen voor de periode van 1997 tot 2010. Om tot meer realistische cijfers te komen, werden daarnaast ook effectieve oppervlaktecijfers en maaiselhoeveelheden opgevraagd bij de instanties verantwoordelijk voor het beheer van graslanden in Vlaanderen, nl. ANB en Natuurpunt. Opmerking: de maaiselproductie van graslanden werd berekend in drogestofhoeveelheden, terwijl de productiegegevens van bermen werden aangeleverd in ton versgewicht. In het algemene overzicht worden deze ook omgezet in ton ds, door gebruik te maken van een conversiefactor van 50%. Deze conversiefactor is geen exact gegeven en is afhankelijk van verschillende parameters, zoals vegetatietype en hoe lang het maaisel blijft liggen voor het afgevoerd en verwerkt wordt (G. Ghekiere, 2011). Alle berekeningen weergegeven in dit rapport zijn gebeurd a.d.h.v. deze conversiefactor. De gegenereerde gegevens van zowel bermen als graslanden werden samengevoegd in een databank en weergegeven in een GIS-bestand (figuur 1). Hiervoor werd gebruik gemaakt van de meest recente beschikbare gegevens. D.w.z.: • • • • • • • • •
ANB: data 2011 Natuurpunt: data 2010 erkende natuurverenigingen: data 2010 (LiLa 2009) havens: data 2010 golfterreinen: data 2011 AWV: data 2010 bevaarbare waterwegen: data 2008 gemeentelijke wegbermen: data 2010 spoorwegen: data 2010
4
Per instantie/vereniging hebben volgende contactpersonen gegevens bezorgd en/of hun medewerking verleend: Instantie/vereniging ANB
Contactpersoon Ruben Gybels Kathleen Bervoets Natuurpunt Stefan Versweyveld John Van Gompel Yves Baptiste Natuurwerkgroep De Gavers vzw Kristof Scheldeman Durme vzw David Beyen LiLa vzw Patrick Meylaerts Orchis vzw Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud vzw Niko Boone Rene Van Dingenen Isis vzw Christel Vandenhouten Luchthaven Brussel Sonja Roefs Luchthaven Antwerpen Tom Robeyn Luchthaven Oostende Michel Notelaers Vliegveld Genk-Zwartberg Patrick Rosseau Vliegveld Grimbergen Bruno Desmedt Luchthaven Kortrijk Danny Schoefs Vliegveld Hasselt-Kiewit Sven Heyndrickx Haven Antwerpen Marijke De Vreese Haven Gent Paul Schroé Haven Zeebrugge Marc Verneirt Vlaamse Vereniging voor Golf vzw Waterwegen en Zeekanaal Afdeling Bovenschelde Afdeling Zeekanaal Afdeling Zeeschelde De Scheepvaart nv
VMM
OVAM Provincie Limburg Gemeente Brugge
Sofie Derous Wim Debbaudt Kristel Geens Gert Peeters Rik Dehaemers Annelies Sevenant Jan Vanvelk Bram Abrams Katrien Piessens Jozef Vervoort Sofie Triest Nadine Moens Luc Maene
5
Contact
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
AWV AWV Antwerpen
Katrien De Cock Henk Keymeulen
District 112 Puurs District 114 Geel District 121 Antwerpen District 123 Brecht District 125 Vosselaar AWV Limburg
Gijs Moors
District 711 Sint-Truiden District 712 Hasselt District 713 Neerpelt District 714 Tongeren District 715 Maaseik District 716 Genk AWV Oost-Vlaanderen
Peter De Backer
District 411 Gent District 412 Oudenaarde District 413 Eeklo District 414 Sint-Niklaas District 415 Aalst District 421 Gentbrugge AWV Vlaams-Brabant District 211 Halle
Tim Lonneux
District 212 Vilvoorde District 213 Leuven District 214 Aarschot AWV West-Vlaanderen
Hubert De Craemer
District 311 Brugge District 312 Kortrijk District 313 Ieper District 314 Diksmuide District 315 Oostende District 316 Pittem District 321 Jabbeke
6
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
2.2 Inventarisatie In de periode van juli 2010 tot oktober 2011 werden 17 graslanden in maaibeheer bij ANB en 1 in beheer bij Natuurpunt geïnventariseerd. Daarnaast werden ook nog 3 snelwegbermen in beheer bij AWV en 14 gemeentelijke wegbermen geïnventariseerd. De graslanden werden geselecteerd op basis van het vegetatietype volgens de BWK, maaitijdstip en bodemsoort. Voor de bermen werden de meest algemene types (o.b.v. frequentie van voorkomen) onderzocht. Aan de hand van bermbeheersplannen van AWV en De Scheepvaart nv en studies uitgevoerd door A. Zwaenepoel (1993) en I. Plessers (2005), kan aangenomen worden dat de types 6, 14, 19, 20, 21, 25, 27 en 34 het meest voorkomen op de Vlaamse (water)wegbermen (tabel 18). De grote verscheidenheid aan vegetatietypes heeft als gevolg dat de geïnventariseerde percelen en bermen verspreid liggen over gans Vlaanderen, van lemig Haspengouw en de zandgronden van de Kempen tot de kleibodem van de Polders. De inventarisatie vond telkens plaats vlak voor er gemaaid werd, zodat de opnames representatief zouden zijn voor een goed ontwikkelde vegetatie. De meeste van deze percelen en bermen werden twee keer per jaar gemaaid, een eerste maaibeurt in het begin van de zomer en een tweede in de late zomer of het najaar. Enkele graslanden werden slechts 1 keer per jaar gemaaid, in de late zomer. De vegetatieopnames van de graslanden gebeurde a.d.h.v. de schaal van Tansley, waarbij de bedekking van de aanwezige plantensoorten geschat werd. De uiteindelijke typebepaling gebeurde m.b.v. de sociologische tabellen van Schaminée en het programma SynBioSys (Hennekens S.M., Smits N.A.C. en Schamineé J.H.J). Bij de inventarisatie van de bermen werden vegetatieopnames gedaan in representatieve proefvlakken van 1m² (3 per berm). Voor de vegetatietypering werd gebruik gemaakt van de ‘sleutel tot wegbermvegetaties in Vlaanderen’ van Zwaenepoel.
2.3 Samenstelling en gasopbrengst Alle analyses werden uitgevoerd op vers materiaal dat na oogst werd gedroogd aan de lucht en later op 70 ° C. De stalen werden vermalen en gezeefd tot op 1 mm (Retch). De stalen werden donker in afgesloten plastic potten bewaard bij kamertemperatuur. Met Soxlet-exracties werden de stalen ontsloten. Daarna werden de zuur oplosbare vezels (ADF) bepaald. Het ligninegehalte werd bepaald aan de hand van het gewichtverlies door oxidatie met kaliumpermaganaat. Op het residu van de ligninebepaling werd het cellulose en asgehalte bepaald. In een ontsluiting met zwavelzuur wordt de ruwe celstoffractie bepaald. De gevolgde analyse wegen staan in onderstaand overzicht samengevat.
7
3 Resultaten 3.1 Gegevensclustering : Oppervlaktes en potentiële maaiselproductie van graslanden in Vlaanderen Zoals eerder vermeld, werd in eerste instantie een extrapolatie voor Vlaanderen gemaakt wat betreft graslandtypes, oppervlakte aan grasland en maaiselhoeveelheden voor de graslanden in Vlaanderen voor de periode van 1997 tot 2010. Na deze berekening aan de hand van de BWK blijkt dat er een minimum oppervlakte van ca. 331498,69 ha aan grasland in Vlaanderen is en een maximum van 374672,53 ha (tabel 1). Bij deze berekening werd er ook rekening gehouden met percelen bedekt met vegetatietypes verschillend van grasland, maar met grasland als tweede karteringseenheid, i.e. min. aandeel grasland in volledig perceel van 10% en max. aandeel van 50% (P. Oosterlynck, INBO). Er werd geen rekening gehouden met percelen met een hoofdvegetatietype verschillend van grasland met relicten van grasland als derde of vierde karteringseenheid, aangezien het hier om verwaarloosbare oppervlaktes gaat (1 tot 5% van de totale oppervlakte van een perceel). Wat de theoretische maaiselproductie van de graslanden in Vlaanderen betreft (tabel 2), werd gesteund op productiegegevens uit het Natuurpuntrapport ‘Nieuwe perspectieven voor beheerresten’ (K. Bervoets, 2008) (tabel 3). De productiegegevens in dit rapport werden bepaald op basis van praktijkgegevens van de terreinploegen van Natuurpunt uit 2007 en op basis van literatuurgegevens. Bij het bepalen van de theoretische productie moet er rekening gehouden worden met een reductiefactor, aangezien percelen meestal niet volledig gemaaid kunnen worden (obstakels, perceelsranden, natte stukken,…). Bij de productieberekening werd daarom gebruik gemaakt van dezelfde reductiefactoren die ook in het Natuurpuntrapport gebruikt worden, nl. deze van Caron et al. (2002). Bij productieve of droge graslanden zou het maaibare gedeelte uit 70% van de perceelsoppervlakte bestaan en natte graslanden zouden voor 50% gemaaid kunnen worden (tabel 4). Bij Natuurpunt werd een praktijktest uitgevoerd om de nauwkeurigheid van deze reductiefactoren na te gaan, waaruit bleek dat deze de werkelijke situatie vrij goed lijken te benaderen. Rekening gehouden met de minimum en maximum theoretische maaiselproductie per graslandtype, betekent dit dat er een totale maaiselproductie voor graslanden in Vlaanderen is van minimum ca. 773791,2 en maximum ca. 1903492,2 ton ds per jaar. Aan de hand van een overlay van de BWK en de patrimoniumkaart van ANB werd een schatting gemaakt van de oppervlakte per graslandtype en de totale oppervlakte aan graslanden in beheer bij ANB (tabel 7). Een 33518-tal graslanden, met een totale oppervlakte van 8471,87 ha, zouden zo’n 17215,04 tot 37982,85 ton ds per jaar aan maaisel kunnen opleveren (tabel 8). Dit zijn dus potentiële hoeveelheden. Een eerdere schatting van OC-ANB gaf een hoeveelheid van 5000 ton aan die in 2009 zou vrijkomen uit het maaibeheer van ANB (OVAM, 2010). Het is niet duidelijk of het hier gaat om ton versgewicht of droge stof. Hoe dan ook zou dit betekenen dat er nog niet een derde van de minimum geschatte hoeveelheid maaisel vrijkomt. Dit zou erop kunnen wijzen dat slechts ongeveer 1/3 van de totale oppervlakte aan grasland in beheer bij ANB gemaaid wordt. Opmerking: in ditzelfde rapport van OVAM wordt beweerd dat ANB 6700 ha grasland in beheer heeft, terwijl uit de patrimoniumkaart blijkt dat ze zo’n 8500 ha aan grasland in beheer hebben. Volgens het OVAM-rapport zou Natuurpunt een totale oppervlakte van 5105 ha aan grasland maaien, met een minimumproductie van 8070 ton ds per jaar en maximumproductie van 21574 ton ds per jaar aan grasmaaisel. Dit geeft een gemiddelde productie van 14454 ton ds per jaar.
8
Volgens haar patrimoniumkaart (S. Versweyfeld), heeft Natuurpunt een totale oppervlakte van ca. 3955 ha aan grasland in beheer (tabel 5). Een extrapolatie levert volgende gegevens op: een minimumproductie aan maaisel van ca. 7426 ton ds en een maximumproductie van ca. 17320 ton ds per jaar (tabel 6). Dit geeft een gemiddelde productie van ca. 12320 ton ds per jaar voor de graslanden in beheer bij Natuurpunt, zo’n 2000 ton minder dan aangegeven in het OVAM-rapport.
3.1.1 Patrimonium ANB, Natuurpunt en andere terreinbeherende instanties Zowel bij de berekeningen voor ANB als voor Natuurpunt gaat het in de vorige paragraaf om potentiële maaiselhoeveelheden, aangezien niet alle graslanden in maaibeheer zijn. Ter vergelijking werden ook de effectief gemaaide oppervlaktes bij beide instanties opgevraagd. Effectief afgevoerde maaiselhoeveelheden zijn echter (nog) niet beschikbaar en daarom werd a.d.h.v. de doorgegeven gemaaide oppervlaktes de theoretische maaiselproductie bepaald, cfr. de beschrijving in vorige paragraaf. Effectief gemaaide oppervlaktes werden opgevraagd bij de regiobeheerders en leverden concrete cijfers voor de regio’s in beheer bij ANB in Limburg (tabel 9), Oost-Vlaanderen (tabel 10), Vlaams-Brabant (tabel 11), Antwerpen (tabel 12) en West-Vlaanderen (tabel 13). Uit deze gegevens blijkt dat ANB jaarlijks ca. 1646 ha aan graslanden maait, waarbij theoretisch gemiddeld zo’n 5875 ton ds aan grasmaaisel kan vrijkomen, met een gemiddelde van 3,57 ton ds per ha. Dit lijkt een realistisch gemiddelde voor graslanden die gelegen zijn in natuurgebieden en dus vermoedelijk vanuit botanisch perspectief beheerd worden en daardoor eerder voedselarm zijn. Deze berekende jaarlijkse totale hoeveelheid aan maaisel bevestigt de geschatte maaiselhoeveelheid van ca. 5000 ton, zoals eerder al aangegeven door OC-ANB. Ook vanuit Natuurpunt werden gegevens bezorgd inzake effectief gemaaide oppervlaktes. Deze vereniging maait jaarlijks zo’n 2530 ha aan graslanden. Dit betekent dat theoretisch gemiddeld zo’n 7975 ton ds aan grasmaaisel kan vrijkomen, met een gemiddelde van 3,15 ton ds per ha. Naast ANB en Natuurpunt zijn er nog een aantal andere terreinbeherende (natuur)verenigingen en instanties die graslanden in maaibeheer hebben. Om de hoeveelheid grasmaaisel die jaarlijks kan vrijkomen in Vlaanderen zo nauwkeurig mogelijk te bepalen, werden deze ook bevraagd m.b.t. de oppervlaktes aan grasland die ze maaien en de hoeveelheid maaisel die hierbij wordt afgevoerd. Omdat voor deze verenigingen en instanties geen gedetailleerde gegevens beschikbaar zijn, werd ook hier een inschatting gemaakt van de maaiselproducties. Aangezien niet bekend is om welke graslandtypes het hier gaat (nat/droog, voedselrijk/voedselarm), werd hier geen rekening gehouden met een reductiefactor en werd een minimale maaiselhoeveelheid van 2 ton ds/ha en maximale maaiselhoeveelheid van 6 ton ds/ha aangenomen.1 Het gaat hierbij om de erkende natuurverenigingen Limburgs Landschap, vzw Durme (OostVlaanderen), Orchis vzw (Zuid-Limburg), Isis vzw (Noord-Limburg), Natuurwerkgroep De Gavers vzw (West-Vlaanderen) en Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud vzw (Vlaams-Brabant) (tabel 14). Deze verenigingen hebben samen een totale gemiddelde jaarlijkse maaiselproductie van zo’n 698 ton ds.
1
Aanvankelijk werden theoretische maaiselhoeveelheden van min. 3 ton ds/ha en max. 10 ton ds/ha aangenomen (A. Zwaenepoel, 2000). Echter tijdens de inventarisaties en gegevensclustering ontstond de indruk dat een gemiddelde maaiselproductie van 4 ton ds/ha realistisch is voor zowel graslanden als bermen in Vlaanderen. Dit cijfer komt ook terug in de conclusies van van de Haterd et al. na een onderzoek naar de effecten van maaibeheer in wegbermen in 2009. Na verificatie bij deskundigen en beheerders werd dit cijfer dan ook aangenomen als betrouwbaar.
9
Daarnaast werden ook gegevens opgevraagd bij de Vlaamse luchthavens/vliegvelden, havens en golfterreinen. Van de 8 Vlaamse luchthavens en vliegvelden hebben allen gegevens doorgegeven (tabel 15). Zij hebben allemaal samen een gemiddelde theoretische maaiselopbrengst van ca. 2800 ton ds per jaar. Van de drie bevraagde Vlaamse havens - Antwerpen, Gent en Zeebrugge – werden ook gegevens aangeleverd (tabel 16). Deze hebben samen een gemiddelde theoretische maaiselopbrengst van ca. 720 ton ds per jaar. Wat de golfterreinen in Vlaanderen betreft, werden gegevens verkregen via de Vlaamse Vereniging voor Golf vzw (tabel 17). Deze terreinen zouden een gemiddelde jaarlijkse maaiselopbrengst van zo’n 3053 ton ds hebben. 3.1.2 Bermen Om een eerste beeld te krijgen van de evolutie in hoeveelheden grasmaaisel afkomstig van bermen aan gewest- en snelwegen en waterwegen tijdens de voorbije 10 jaar, werd het rapport ‘Natuurtechnische verwerking van bermmaaisel’ (De Wilde en Hermy, 2000) doorgenomen. De uitwerking van dit rapport is gebaseerd op gegevens verzameld in 1999. Aan de hand van gegevens verzameld door AWV en het toenmalige AWZ (nu “Waterwegen en Zeekanaal” en “De Scheepvaart nv”), werd een schatting gemaakt van de oppervlakte te maaien bermen langs de wegen in beheer bij deze instanties. Die resultaten werden aangewend om een schatting te maken van de totale hoeveelheid bermmaaisel. In het kader van het rapport werd aan alle buitendiensten en afdelingen van de betrokken instanties de vraag gesteld een overzicht van de te maaien oppervlakten en eventueel de hoeveelheid afgevoerd maaisel door te geven. Voor sommige districten resulteerde dit in een zeer gedetailleerd overzicht, voor andere waren er maar zeer beperkte detailgegevens. Voor de Vlaamse snelwegen en gewestwegen werd een totaal van ongeveer 3851 ha maaibare berm bekomen (dit is dus niet de effectief gemaaide oppervlakte). Daarnaast werd door de werkgroep Afval van AWV van de verschillende districten de gegevens m.b.t. maaiselhoeveelheden afkomstig van deze wegen verzameld. In totaal kwam men dan tot een hoeveelheid maaisel van 13800 ton voor snelwegen en gewestwegen. Bij AWZ was de hoeveelheid aan detailgegevens zeer beperkt en kwam men aan een totale gemaaide oppervlakte van 1228 ha. In deze studie (De Wilde en Hermy, 2000) heeft men dan zelf een raming van de totale jaarlijkse hoeveelheid bermmaaisel gemaakt. Hiervoor waren volgende gegevens noodzakelijk: de totale oppervlakte aan maaibare bermen, het aandeel van de verschillende vegetatietypen op de totaaloppervlakte van de Vlaamse bermen en de biomassa van de verschillende vegetatietypen. Wat de vegetatietypen betreft, werden 3 grote groepen onderscheiden: voedselarm, matig voedselrijk en voedselrijk. Om het aandeel van deze 3 vegetatiegroepen in Vlaanderen te bepalen, werd gekeken naar bodemgesteldheid o.b.v. de indeling van Vlaanderen in ecodistricten. Hier moet opgemerkt worden dat dit waarschijnlijk geen juiste benadering is, aangezien de bodem in deze bermen vaak bestaat uit aangevoerde grond (mondelinge mededeling K. De Cock, AWV, 2011). Hoe dan ook bekwam men in deze studie een totale hoeveelheid maaisel van 102324 ton versgewicht voor AWV en 40789 ton versgewicht voor AWZ. Merk hier het verschil op tussen de geraamde hoeveelheid voor AWV en de aangeleverde reële hoeveelheid volgens de werkgroep Afval van AWV (102324 ton tegenover 13800 ton). Dit verschil is waarschijnlijk te verklaren door het niet afvoeren van alle vrijgekomen maaisel, ontbrekende gegevens van districten en de typering volgens ecodistricten die een verkeerd beeld geeft van bodemgesteldheid. Rekening gehouden met een schatting van Van Dale (Van Dale, G., 1993) m.b.t. gemeentelijke, stedelijke en provinciale bermen, werd in deze studie besloten dat er per jaar een totaal van ca. 350000 ton vers bermmaaisel geproduceerd wordt in Vlaanderen, oftewel zo’n 280000 ton ds. In de huidige studie in het kader van Graskracht worden de vegetatietypes niet ingedeeld in groepen volgens bodemtype, maar wordt er gekeken naar de meest algemene types o.b.v. frequentie van voorkomen, zoals eerder vermeld bij de werkwijze van inventariseren. 10
Algemeen kan besloten worden dat waar men in 2000 nog de totale hoeveelheid bermmaaisel in Vlaanderen schatte op 280000 ton ds, deze in realiteit slechts uit een vierde van deze hoeveelheid zal bestaan, nl. zo’n 72000 ton ds (zie Overzicht). Zoals eerder vermeld, kan dit verschil waarschijnlijk verklaard worden door het niet afvoeren van alle vrijgekomen maaisel en de toenmalige typering volgens ecodistricten die een verkeerd beeld geeft van bodemgesteldheid. Hieronder worden de individuele resultaten voor bermen van wegen in beheer bij AWV, gemeentelijke wegbermen, spoorwegbermen en de bermen van bevaarbare waterwegen in beheer bij W&Z en De Scheepvaart nv verder besproken. Wat betreft de bermen van de onbevaarbare waterlopen van 1e, 2e en 3e categorie zijn er geen gegevens beschikbaar i.v.m. maaiselhoeveelheden en voorkomende vegetatietypes. 3.1.2.1 Wegbermen AWV Volgens het AWV werden volgende maaiselhoeveelheden geregistreerd bij het maaien van de bermen van snelwegen en gewestwegen in 2008 (OVAM, 2010): Oost-Vlaanderen: 9603 ton, Antwerpen: 5660 ton, West-Vlaanderen: 7282 ton, Vlaams-Brabant: 7315 en Limburg: 5201 ton. Dit zou een totale maaiselproductie van 35061 ton betekenen voor Vlaanderen in 2008. Deze gegevens zijn gebaseerd op een inventaris van weegbonnen en facturen bij AWV. De Wilde en Hermy hebben bij hun studie in 2000 dezelfde gegevens opgevraagd en hebben een vrij volledige gegevensset voor alle districten ter beschikking gekregen. Zoals eerder vermeld, gaat het hier om de maaibare oppervlakte (tabel 20). Tussen de totale maaiselhoeveelheden in beide studies zit een verschil van bijna 21300 ton (35061 ton in 2008 en 13785,02 in 1999) of anders gezegd bijna een verdrievoudiging van de maaiselproductie op 9 jaar. Een verklaring voor dit grote verschil zou kunnen zijn dat het vrijgekomen maaisel tegenwoordig correcter afgevoerd wordt, anderzijds kan er ook een eutrofiëring van de bermen gebeurd zijn de laatste jaren, eventueel in combinatie met achterstallig beheer, wat een verhoging van de biomassa als gevolg kan hebben. Vermoedelijk gaat het hier om een combinatie van deze factoren. Na navraag in het kader van Graskracht bij de verschillende districten belast met het maaibeheer, zijn er van alle Vlaamse districten voor 2010 gegevens ter beschikking gesteld (tabel 19). De oppervlaktegegevens die hier weergegeven worden, hebben betrekking op de effectief gemaaide oppervlakte (<> oppervlaktegegevens uit 1999 geven de maaibare oppervlakte weer). De aangeleverde gegevens uit 2010 komen vrijwel overeen met deze uit 2008 (OVAM). Rekening gehouden met de oppervlaktegegevens, lijken de gemiddelde maaiselhoeveelheden per ha van alle provincies vrij laag te liggen, gemiddeld zo’n 2,16 ton ds/ha. Hier kan de vraag gesteld worden of een hogere maaiselproductie langs deze wegen niet realistischer zou zijn omwille van de grote eutrofiëring door verkeer en zwerfvuil. Vermoedelijk betreft het hier een andere manier van maaibeheer dan bij de graslanden van ANB en Natuurpunt. Waar het maaisel in deze graslanden zo zorgvuldig mogelijk verwijderd wordt, zou het kunnen dat er meer blijft liggen bij het maaien van bermen.
11
3.1.2.2 Waterwegbermen W&Z en De Scheepvaart nv In 1999 werd er volgens het toenmalige AWZ langs de bevaarbare waterwegen een totale oppervlakte van 1228 ha gemaaid (tabel 22). Gegevens over maaiselhoeveelheden waren in die periode niet beschikbaar. Na navraag in het kader van Graskracht bij De Scheepvaart nv (G.Peeters) blijkt dat er een totale maaiselproductie van ca. 1750 tot 2000 ton per jaar is voor de bermen langs de waterlopen in hun beheer. Dit cijfer is men bekomen op basis van weegbonnen van aannemers en door controle na het maaien. Ook het OVAM-rapport vermeldt een cijfer in deze richting, ca. 1883 ton in 2008. Wat W&Z betreft, hebben alle districten (Bovenschelde, Zeekanaal en Zeeschelde) hun gegevens ter beschikking gesteld. Hieruit blijkt dat de bermen in beheer bij W&Z een totale maaiselproductie hebben van zo’n 11600 ton (2008). Dit betekent dat de waterwegbermen in beheer bij W&Z en De Scheepvaart nv samen een totale maaiselproductie van ca. 13600 ton per jaar hebben (tabel 21). Er zou per ha zo’n 6,5 ton maaisel vrijkomen (mond. med. G. Peeters), wat zou wijzen op een totaal gemaaide oppervlakte van zo’n 307 ha (cfr. de jaarlijkse maaiselhoeveelheid van 2000 ton) voor De Scheepvaart nv. Bij W&Z wordt er jaarlijks een oppervlakte van zo’n 2300 ha gemaaid. Dit komt neer op een totaal gemaaide oppervlakte van ca. 2600 ha langs de bevaarbare waterwegen, en dus het dubbele van de oppervlakte gemaaid in 1999 volgens AWZ. Het algemeen gemiddelde voor de maaiselproductie van de bermen aan bevaarbare waterlopen in Vlaanderen ligt op zo’n 2,79 ton ds per ha. Ook hier kan weer de vraag gesteld worden of een hogere maaiselproductie langs deze waterwegen niet realistischer zou zijn omwille van de eutrofiëring door transport en zwerfvuil. Het cijfer meegedeeld door G. Peeters van De Scheepvaart nv; 6,5 ton maaisel per ha oftewel 3,8 ton ds per ha, geeft dan ook eerder een indicatie in die richting. Net als bij de bermen langs snelwegen, zal hier vermoedelijk een gedeelte van het maaisel blijven liggen. 3.1.2.3 Spoorwegbermen Bij Infrabel zijn geen gegevens inzake afgevoerde maaiselhoeveelheden beschikbaar. In 2009 bestond het Vlaamse spoorwegennet uit 1811 km sporen (Milieurapport Vlaanderen). Wanneer aangenomen wordt dat de gemaaide spoorwegbermen maximum 4m breed zijn (med. P. Heylen, Infrabel), en rekening gehouden met een minimale maaiselhoeveelheid van 2 ton ds/ha en maximale maaiselhoeveelheid van 6 ton ds/ha, kan berekend worden dat bij het maaien van de Vlaamse spoorwegen gemiddeld zo’n 2900 ton ds per jaar vrijkomt. 3.1.2.4 Gemeentelijke wegbermen In 2008 heeft OVAM bij de online-enquête van 49 gemeenten hoeveelheden van bermmaaisel ontvangen. In totaal hebben ze 17521 ton maaisel geproduceerd in 2008. Door extrapolatie naar 308 gemeenten, zou men kunnen schatten dat er in 2008 101132 ton maaisel zou vrijgekomen zijn bij alle Vlaamse gemeenten. Voor het project Graskracht werden de attesten m.b.t. de meldingsplicht en maaiselhoeveelheden van 2009 ingekeken bij OVAM. 248 gemeenten hebben gegevens over maaiselhoeveelheden doorgegeven. Deze gemeenten hebben een totale maaiselhoeveelheid van 54368 ton afgevoerd. Geëxtrapoleerd naar gans Vlaanderen, komt dit neer op een totale maaiselproductie van 67045 ton (i.e. ca. 33530 ton ds) of zo’n 2/3 van de hoeveelheid in 2008. Het minimum in de gegevens bedraagt 0,94 ton en het maximum 3636,85 ton. Dit geeft een gemiddelde van 219,23 ton per Vlaamse gemeente. Hier moet echter vermeld worden dat de aangeleverde cijfers vaak niet volledig zijn of onnauwkeurig. Ook bestaan de weergegeven hoeveelheden vaak niet enkel uit bermmaaisel maar ook uit ander groenafval (snoeisel, tuinafval), aangezien al het gemeentelijk groenafval in dezelfde stroom en via dezelfde installaties wordt verwerkt. Op basis van deze gegevens uit 2009 werden enkele berekeningen gemaakt m.b.t. het aandeel gemeentelijk bermmaaisel per provincie (figuur 2), de gemiddelde maaiselproductie 12
per gemeente per bodemtype (figuur 3) en gemiddelde maaiselproductie per gemeente per provincie (figuur 4). Hieruit blijkt dat in de provincie Antwerpen de grootste hoeveelheid maaisel werd afgevoerd (16752,52 ton of zo’n 29% van de totale maaiselhoeveelheid afkomstig van gemeentelijke wegbermen), de kleinste hoeveelheid werd afgevoerd in West-Vlaanderen (6946,08 ton of zo’n 13%). Opmerkelijk is dat een gemeente op zandgrond meer maaisel lijkt te produceren (gemiddeld zo’n 300 ton per jaar) dan een gemeente op voedselrijkere bodem (gemiddeld 2/3 van een gemeente op zandgrond). Ook lijken de Antwerpse gemeenten gemiddeld meer maaisel af te voeren dan andere, terwijl de gemeenten in de provincie Antwerpen de voedselarmste bodems hebben (de meeste Antwerpse gemeenten zijn vooral gelegen op zandgrond en lemig zand). Vermoedelijk is dit te verklaren door de onnauwkeurigheden in de aangeleverde gegevens, zoals eerder al vermeld werd. Eén en ander kan waarschijnlijk ook verklaard worden door het niet volledig afvoeren van maaisel. Uit een knelpuntenanalyse van het bermbeheer in Limburg (A. Delief, 2009), blijkt dat gemeenten gaan maaien zonder afvoer en zonder goedkeuring omdat ze een grote oppervlakte aan landelijke bermen moeten maaien, en dus een grote totale kost hebben voor het bermbeheer. Bijna de helft van de Limburgse gemeenten (20/44) geeft aan dat er te weinig financiële middelen beschikbaar zijn voor het bermbeheer. Ook het afvoeren van maaisel en de verwerking ervan wordt door 18 gemeenten als knelpunt ervaren. Daarnaast blijkt uit de productiecijfers afkomstig van onderzoek naar de langetermijneffecten van maaibeheer in wegbermen (R.J.W. van de Haterd et al., 2009) dat de bodemsoort wel degelijk een invloed heeft op de hoeveelheid biomassa die geproduceerd wordt. Uit deze proef blijkt dat de productiecijfers voor biomassa hoger zijn op een kleibodem dan op zandgrond (3 tot 8 ton ds/ha t.o.v. 1 tot 5 ton ds/ha). Ter vergelijking werden ook de gegevens uit de meldingsplicht van 2010 opgevraagd bij OVAM. Dat jaar hebben 257 gemeenten hun gegevens over maaiselhoeveelheden doorgegeven. De afvoer in ton droge stof wordt weergegeven op kaart in figuur 7. Er werd door deze gemeenten samen een totale maaiselhoeveelheid van 74808 ton afgevoerd. Geëxtrapoleerd naar gans Vlaanderen, komt dit neer op een totale maaiselproductie van 89054 ton (i.e. ca. 44530 ton ds) of zo’n 88% van de hoeveelheid in 2008. Het minimum in de gegevens bedraagt 1,96 ton en het maximum 5752 ton. Dit geeft een gemiddelde van 291,08 ton per Vlaamse gemeente. Uit de gegevens blijkt, net zoals in 2009, dat in de provincie Antwerpen de grootste hoeveelheid maaisel werd afgevoerd (32379 ton of zo’n 39% van de totale maaiselhoeveelheid afkomstig van gemeentelijke wegbermen), de kleinste hoeveelheid werd afgevoerd in Limburg (9016,52 ton of zo’n 12%). Wederom lijken de Antwerpse gemeenten gemiddeld meer maaisel af te voeren dan andere, terwijl de gemeenten in de provincie Antwerpen de voedselarmste bodems hebben. Ter illustratie: in Antwerpen werd per gemeente gemiddeld 460 ton afgevoerd (figuur 6). Dit zijn reële cijfers van effectief afgevoerde hoeveelheden, gecontroleerd via weegbonnen. In Limburg geven de gemeenten vrij lage hoeveelheden van afgevoerd gemeentelijk bermmaaisel door. Een Vlaamse gemeente voert jaarlijks gemiddeld zo’n 300 ton maaisel af, waar een Limburgse gemeente slechts een 200 ton zou afvoeren. Dit terwijl Limburg geen minder voedselrijke bodem of beduidend kleinere gemeentes met minder gemeentewegen heeft dan andere provincies. Waarschijnlijk kan hiermee de eerdere indicatie dan ook bevestigd worden dat niet overal in Vlaanderen de gemeentelijke wegbermen beheerd worden via een consequent maaibeheer met een volledige afvoer van maaisel.
13
3.2 Ecologische efficiëntie van maaibeheer Na de inventarisaties in 2010 en 2011 blijkt er een merkbaar verschil te zijn tussen de huidige BWK-typering (BWK versie 2, 1997-2010) van graslanden en de eigen typebepaling na de vegetatieopnames. Er lijkt in het merendeel van de graslanden een ontwikkeling naar botanisch waardevollere types plaats te vinden. Een mogelijke verklaring is de ligging van de geïnventariseerde percelen in natuurgebieden. Vermoedelijk worden deze door maaibeheer en buffering minder voedselrijk en dus botanisch waardevoller. Dit in tegenstelling tot de vegetatietypering voor bermen in bermbeheersplannen (meeste dateren van de jaren ’90); hier lijkt er een evolutie naar minder waardevolle, voedselrijkere types te zijn, en dan vooral naar type 6, zowel op klei-, leem- als zandbodems. Hoewel deze bermen ook twee keer per jaar gemaaid worden, zal de eutrofiëring vanuit de omgeving waarschijnlijk groter zijn dan de verarming die via het maaibeheer bewerkstelligd wordt en/of wordt er onvoldoende maaisel afgevoerd. De inventarisatie i.k.v. Graskracht betreft echter een kleine steekproef. Meer onderzoek is nodig om deze indicaties statistisch te kunnen onderbouwen. Onderstaande tabel geeft de verschillen in vegetatietypering weer. Datum staalname 19/07/2010 26/07/2010 27/07/2010 30/07/2010 3/08/2010 3/08/2010 6/08/2010 9/08/2010 12/08/2010 19/08/2010 19/08/2010 25/08/2010 9/05/2011 10/05/2011 + 27/09/2011 10/05/2011 + 02/09/2011 11/05/2011 + 07/09/2011 12/05/2011 + 28/09/2011 12/05/2011 + 28/09/2011 12/05/2011 + 28/09/2011 12/05/2011 + 27/09/2011 23/05/2011 + 31/08/2011 24/05/2011 + 30/08/2011 6/06/2011 + 07/09/2011 6/06/2011 + 02/09/2011 6/06/2011 + 02/09/2011 7/06/2011 + 05/09/2011 8/06/2011 +28/08/2011 8/06/2011 + 05/09/2011 13/06/2011 + 11/09/2011 13/06/2011 + 11/09/2011 13/06/2011 + 11/09/2011 13/06/2011 + 11/09/2011 2/09/2011 27/09/2011
Staal Vennestraat 1, Houthalen Lakerschans, Houthalen Vennestraat 2, Houthalen De Vijver, Houthalen Oudsberg 501, Meeuwen-Gruitrode Dorperheide 18b, Meeuwen-Gruitrode Belle-Vuebos, Kortessem Bolleberg, Borgloon Oudsberg 302, Meeuwen-Gruitrode Achelse Kluis, Hamont-Achel Warande, Hamont-Achel Grootbroek 41a, Bree Veurs, Voeren Veulenstraat, Heers Nachtegalenstraat, Zonhoven E313, Bilzen Altenastraat, Heers Eskensstraat, Heers Gelindenstraat, Heers Wijngaardstraat, Heers Zuurbeekbroek 201, Bree Dorperheide 22e, Meeuwen-Gruitrode Heurnestraat, Heers Helstraat, Zonhoven Schoenmakersweg, Zonhoven Lozerheide 10a, Bocholt Lillo mispad, Houthalen E313, Hasselt-West Uitkerkse polder, Koeistraat, Zuienkerke Assestraat, Brugge Evendijk-West, Brugge Kruisabelestraat, Brugge Hengelsbroekweg, Zonhoven Kantoorstraat, Zutendaal
Type Vegetatietype volgens beheerplan Vegetatietype na determinatie natuurgrasland hf hc natuurgrasland vm hc natuurgrasland hc hc natuurgrasland hp* hc natuurgrasland bremstruweel ha natuurgrasland akker bremstruweel natuurgrasland hu hc natuurgrasland hu hc/hu natuurgrasland ha ha natuurgrasland hj hc natuurgrasland hp hc natuurgrasland mr hc natuurgrasland hk hk wegberm 14 6 wegberm 14 6 snelwegberm 14/20 6 wegberm 19 7/21 wegberm 25 6/29 wegberm 21 7/21 wegberm 27 6/27 natuurgrasland hr hu natuurgrasland hx hr wegberm 6 6 wegberm 27 6/8 wegberm 6 6/20 natuurgrasland hf hc/hu natuurgrasland hp hc/hu snelwegberm 14 23/25 natuurgrasland hp hc/hu wegberm 19 6/20 wegberm 6 6 wegberm 14 6/20 wegberm 34 34 wegberm 25 23
3.3 Overzicht Hieronder wordt een samenvatting weergegeven van de beschikbare gegevens inzake gemaaide oppervlaktes en maaiselhoeveelheden in Vlaanderen. Hier werd gerekend met de eerder vermelde conversiefactor van 50% om ds-gehaltes om te zetten in versgewicht.
14
graslanden beheerder oppervlakte (ha) maaisel (ton ds/jaar) ANB 1646,39 5874,80 Natuurpunt 2529,06 7974,55 erkende terreinbeherende instanties 191,68 662,17 luchthavens 759,68 2804,73 havens 497,24 720,00 golfterreinen 763,25 3053,00 totaal 6387,3 21089,25 versgewicht 42178,50 bermen beheerder oppervlakte (ha) maaisel (ton ds/jaar) AWV (snelwegen en gewestwegen) 8230,21 17809,24 bevaarbare waterwegen 2433,85 6798,27 gemeentelijke wegbermen 12112,67 44526,86 spoorwegen 724,40 2897,60 totaal 23501,13 72031,97 versgewicht 144063,93 algemeen totaal 29888,43 93121,22 versgewicht 186242,43
3.4 Samenstelling en gasopbrengst Op alle grasstalen werd het gehalte aan hemicellulose, cellulose, lignine, ruw vet en eiwit bepaald. Na de micro-inkuiling werden de verzamelde stalen onderzocht op pH, gehalte aan droge stof en percentage organische droge stof, biogasopbrengst en methaanpercentage. Het droge stofgehalte in graslanden is gemiddeld genomen lager (23 %) dan dit van de wegbermen (27%) (figuur 8). Het ligninegehalte stijgt in het maaiseizoen tot in julie en blijft dan nagenoeg stabiel (figuur 9). Het ligninegehalte van de late maaiing is hoger dan van de vroege en het hemicellulosegehalte is lager in de late maaiing (figuur 10). Het eiwitgehalte is significant hoger in de late maaibeurt en in cellulosepercentage is geen veschil waarneembaar (figuur 10). De procentuele verdeling van de bestanddelen verschilt niet significant. De vegetatiestalen van zandbodems hebben wel een hoger proteinepercentage. De micro-inkuiling en dus inkuiling kan effectief uitgevoerd worden en verzuring treedt op. De gemiddelde pH bedraagt 4,96 en varieert tussen 4,4 en 6. Het Biogaspotentieel bedraagt gemiddeld 274,2 lN/kg oDS. Het percentage aan methaan bedraagt gemiddeld 59 % of 161,5 lN/kg oDS. Naar versgewicht toe komt dit neer op 59,5 Nm3/ton vers maaisel. De exploratorische data-analyse toont de antagonistische werking van lignine t.o.v. de methaanproductie wordt duidelijk uit figuur 13. Figuur 14 toont aan dat in de maanden met een hoger ligninegehalte in het gras ook een lagere biogasopbrengst en methaanopbrengst wordt vastgesteld. Na log-ratio-transformatie toont de clustering van punten rond de vertex van de ligninefractie in een ternary plot het belang van lignine weer (figuur 15). In een ANOVA kunnen geen statistisch significante verschillen gevonden worden naar biogas- of methaanopbrengst op basis van de vegetatievariabelen. Ook bodemtype en staalnameplaats zijn niet significant. Enkel lignine heeft een, in deze dataset, beperkte invloed op de gasproductie. 15
4 Discussie Het beheer van natuurgraslanden en bermen in Vlaanderen is sterk verdeeld over verschillende instanties. Bij de gegevensclustering van al de oppervlaktes graslanden en bermen in beheer bij openbare instanties en terreinbeherende natuurverenigingen in Vlaanderen en de daarbij horende opbrengstgegevens inzake maaiselhoeveelheden, werden dan ook een groot aantal verschillende personen gecontacteerd (zie lijst contactpersonen in paragraaf 2.1). Deze contactpersonen hebben allen getracht zo goed mogelijk te voldoen aan de vraag naar gegevens inzake gemaaide oppervlaktes en maaiselhoeveelheden die vrijkomen bij het beheer van graslanden of bermen waarvoor hun instantie of vereniging verantwoordelijk is. Deze gegevensclustering resulteerde dan ook in de meest volledige dataset die momenteel beschikbaar is in Vlaanderen wat betreft gemaaide oppervlaktes en maaiselproductie van bermen en natuurgraslanden. Onafgezien hiervan moet vermeld worden dat niet alle aangeleverde gegevens als even betrouwbaar bestempeld kunnen worden. De doorgegeven gegevens inzake afgevoerde maaiselhoeveelheden die gebaseerd zijn op weegbonnen en facturen zijn het meest betrouwbaar. Hoewel ook hier de bemerking gemaakt dient te worden dat ook met het beschikbaar zijn van weegbonnen de gegevens inzake afgevoerde maaiselhoeveelheden mogelijk nog niet volledig zijn. Hieronder wordt per instantie de betrouwbaarheid van aangeleverde cijfers aangegeven. Een groene kleur duidt aan dat het om betrouwbare cijfers gaat, een oranje kleur duidt op minder accurate cijfers. Bij een rode kleur zijn er sterke twijfels over de nauwkeurigheid van de aangeleverde cijfers. Een toelichting volgt onder de tabel. ANB Natuurpunt erkende natuurverenigingen luchthavens havens VVG (golfterreinen) AWV (snel- en gewestwegen) W&Z (bevaarbare waterwegen) De Scheepvaart nv (bevaarbare waterwegen) OVAM (gemeentelijke wegbermen) Infrabel (spoorwegen)
gemaaide oppervlaktes (1a) (2a) (3a) (4a) (5a) (6a) (7a) (8a) (9a)
maaiselhoeveelheden (1b) (2b) (3b) (4b) (5b) (6b) (7b) (8b) (9b)
(10a) (11a)
(10b) (11b)
(1a) Gemaaide oppervlaktes werden aangeleverd door de regiobeheerders van ANB. Enkel de meest betrouwbare cijfers werden gebruikt i.k.v. Graskracht. Dit zijn de cijfers waaraan het ANB zelf nauwkeurigheidklasse “7” geeft. Cijfers uit andere klassen werden niet gebruikt. Dit betekent dat de gemaaide oppervlaktes weergegeven in dit rapport voor ANB vermoedelijk een onderschatting zijn. (1b) Bij ANB is geen inventaris met afgevoerde maaiselhoeveelheden beschikbaar. Daarom werd i.k.v. Graskracht de gemiddelde theoretische maaiselproductie bepaald a.d.h.v. een overlay van de patrimoniumkaart van ANB met de BWK en theoretische productiegegevens van verschillende vegetatietypes zoals weergegeven in de literatuur. 16
(2a) Natuurpunt heeft een patrimoniumkaart met zowel percelen beheerd door de eigen terreinploegen als percelen gemaaid door landbouwers aangeleverd. Gemaaide oppervlaktes konden dus vrij accuraat bepaald worden. (2b) Bij Natuurpunt is geen inventaris met afgevoerde maaiselhoeveelheden beschikbaar. Daarom werd i.k.v. Graskracht de gemiddelde theoretische maaiselproductie bepaald a.d.h.v. een overlay van de patrimoniumkaart van Natuurpunt met de BWK en theoretische productiegegevens van verschillende vegetatietypes zoals weergegeven in de literatuur. (3a) Gemaaide oppervlaktes werden aangeleverd door de beheerders bij de verschillende erkende verenigingen. (3b) Bij de Vlaamse erkende terreinbeherende natuurverenigingen zijn geen cijfers m.b.t. afgevoerde maaiselhoeveelheden beschikbaar. Ook de vegetatietypes die op de gemaaide percelen voorkomen zijn meestal niet bekend. Daarom werd i.k.v. Graskracht de gemiddelde theoretische maaiselproductie voor deze percelen bepaald, rekening gehouden met een gemiddelde theoretische maaiselproductie van 4 ton ds /ha. (4a) Gemaaide oppervlaktes werden aangeleverd door de verantwoordelijken bij de verschillende luchthavens. (4b) Bij de luchthavens en vliegvelden zijn geen cijfers m.b.t. afgevoerde maaiselhoeveelheden beschikbaar. In enkele gevallen worden deze percelen gemaaid door landbouwers, waarna het maaisel gebruikt wordt als ruwvoeder voor melkvee. Soms staan deze landbouwers weigerachtig tegenover het doorgeven van maaiselhoeveelheden, zoals bvb. het geval is voor de luchthaven van Kortrijk waar de percelen in maaibeheer zijn bij Desmedt Agri. Ook de vegetatietypes die op de gemaaide percelen voorkomen zijn niet bekend. Daarom werd i.k.v. Graskracht de gemiddelde theoretische maaiselproductie voor deze percelen bepaald, rekening gehouden met een gemiddelde theoretische maaiselproductie van 4 ton ds /ha. (5a) Gemaaide oppervlaktes werden aangeleverd door de verantwoordelijken bij de verschillende havens. (5b) Enkel bij de haven van Antwerpen zijn er cijfers m.b.t. afgevoerde maaiselhoeveelheden beschikbaar. Bij de havens van Gent en Zeebrugge zijn hiervan geen gegevens beschikbaar. Ook de vegetatietypes die op de gemaaide percelen voorkomen zijn niet bekend. Daarom werd i.k.v. Graskracht de gemiddelde theoretische maaiselproductie voor deze percelen bepaald, rekening gehouden met een gemiddelde theoretische maaiselproductie van 4 ton deze /ha. (6a) Reële gemaaide oppervlaktes zijn niet beschikbaar bij de VVG. Daarom werden de standaardoppervlaktes van golfterreinen met een specifiek aantal holes (6-9-18) gebruikt. Deze oppervlaktes zullen dus een overschatting zijn van de effectief gemaaide oppervlaktes. (6b) Bij de VVG zijn geen cijfers m.b.t. afgevoerde maaiselhoeveelheden beschikbaar. Daarom werd i.k.v. Graskracht de gemiddelde theoretische maaiselproductie voor deze terreinen bepaald, rekening gehouden met een gemiddelde theoretische maaiselproductie van 4 ton ds /ha.
17
(7a) Gemaaide oppervlaktes werden aangeleverd door de verschillende districten van AWV. Het betreft hier effectief gemaaide oppervlaktes van 2010. Deze oppervlaktes zijn vermoedelijk niet heel accuraat, aangezien soms ook delen van gemeentelijke bermen door aannemers meegemaaid worden. (7b) Maaiselhoeveelheden werden aangeleverd door de verschillende districten van AWV. Het betreft hier effectief afgevoerde hoeveelheden van 2010. Deze cijfers zijn gebaseerd op weegbonnen en facturen en zijn dus vrij betrouwbaar. (8a) Gemaaide oppervlaktes werden aangeleverd door de verschillende afdelingen van W&Z. Enkel voor District Gent van de Afdeling Bovenschelde zijn geen cijfers inzake gemaaide oppervlaktes beschikbaar. Voor het District Ijzer betreft de gemaaide oppervlakte een gemiddelde van 3 pachtjaren. (8b) De aangeleverde cijfers inzake maaiselhoeveelheden van W&Z zijn minder accuraat, aangezien een deel van het maaisel gehooid en opgehaald wordt door landbouwers. Daarnaast is soms zowel maaisel afkomstig van bermbeheer als van gazonbeheer meegenomen. (9a + b) Vanuit De Scheepvaart nv werden geen effectief gemaaide oppervlaktes of afgevoerde maaiselhoeveelheden doorgegeven. Na herhaaldelijk aandringen, werd een richtcijfer van 2000 ton maaisel per jaar doorgegeven, met een gemiddelde maaiselproductie van zo’n 6,5 ton per ha. Op basis hiervan kan berekend worden dat er jaarlijks zo’n 307 ha aan bermen gemaaid wordt. Het betreft hier dus weinig betrouwbare cijfers. (10a) De gemaaide oppervlaktes van gemeentelijke wegbermen zijn het resultaat van een extrapolatie voor Vlaanderen o.b.v. oppervlaktegegevens van Limburg uit 2008 (eindwerk A. Delief, enquête bij Limburgse gemeenten). (10b) De effectief afgevoerde maaiselhoeveelheden van alle Vlaamse gemeentelijke wegbermen werden persoonlijk opgezocht bij OVAM. Deze cijfers zijn afkomstig van attesten en facturen van aannemers en verwerkingsingstallaties (cfr. meldingsplicht voor gemeenten van 2010). Deze cijfers zijn vaak niet volledig of onnauwkeurig, weergegeven hoeveelheden bestaan vaak niet enkel uit bermmaaisel maar ook uit ander groenafval (snoeisel, tuinafval). (11a) Bij Infrabel zijn geen gegevens inzake effectief gemaaide oppervlaktes beschikbaar. In 2009 bestond het Vlaamse spoorwegennet uit 1811 km sporen (Milieurapport Vlaanderen). Na een mededeling van Infrabel werd aangenomen dat de gemaaide spoorwegbermen maximum 4m breed zijn. Het gaat hier dus om theoretisch gemaaide oppervlaktes. Vermoedelijk is dit een overschatting van de effectief gemaaide oppervlakte, aangezien niet alle spoorwegbermen gemaaid worden. (11b) Bij Infrabel zijn geen cijfers m.b.t. afgevoerde maaiselhoeveelheden beschikbaar. Daarom werd i.k.v. Graskracht de gemiddelde theoretische maaiselproductie voor de bermen langs spoorwegen bepaald, rekening gehouden met een gemiddelde theoretische maaiselproductie van 4 ton ds/ha. Vermoedelijk zijn de hier weergegeven maaiselhoeveelheden een overschatting, aangezien de gemaaide oppervlaktes ook overschat zijn. Naar chemische samenstelling zijn weinig of geen significante verschillen in de dataset aanwezig. Tijdens maaiseizoen stijgt het aandeel cellulose, lignine en eiwit en het aandeel 18
hemicellulose en vet nemen af in tijd. Deze verschillen resulteren niet in significante verschillen in biogasopbrengst of methaanvolume.
5 Besluit en aanbevelingen Als besluit kan gesteld worden dat de resulterende gegevens vermoedelijk een onderschatting zijn van de maaiselhoeveelheden die jaarlijks effectief vrijkomen in Vlaanderen, zeker wat het beheer van bermen betreft. Onrealistisch lage maaiselhoeveelheden doorgegeven door gemeenten en een vervlakking in vegetatietypes naar voedselrijkere, ecologisch minder waardevolle types geven een indicatie in deze richting. Verder onderzoek en statistische onderbouwing zijn nodig om deze cijfers en indicaties te bevestigen. Wat het beheer van bermen betreft, is al eerder aangetoond dat dit een grote kost vormt voor de verantwoordelijke instanties. Niet enkel het maaien, maar ook het afvoeren en verwerken kunnen een financiële hinderpaal vormen. Vermoedelijk is mede daarom een ecologisch bermbeheer geen prioriteit. Zoals eerder vermeld, zijn er indicaties dat het vrijgekomen maaisel bij het beheer van bermen niet volledig afgevoerd wordt. Basisinstrument voor het bermbeheer is het bermbeheerplan. Dit is absoluut nodig, willen de betrokken instanties zoals gemeenten en overheden een concreet bestek kunnen opmaken met te maaien oppervlaktes, om op die manier controle over het maaibeheer en de daarbij horende kostprijs te kunnen uitoefenen. Daarnaast is het niet voldoende over een bermbeheerplan te beschikken, ook regelmatige evaluatie is nodig om evolutie in vegetatietypes en afgevoerde maaiselhoeveelheden bij te houden. Helaas zijn er vandaag nog altijd verantwoordelijke instanties die niet beschikken over een gedetailleerd bermbeheerplan. Enkel op deze manier kunnen zij echter hun bermen consequent en ecologisch beheren en verzekerd zijn van het betalen van een correcte kostprijs voor het bermbeheer. Inzake graslandbeheer is het belangrijk dat ook de instanties die hiervoor verantwoordelijk zijn een gedetailleerde inventaris opmaken van de maaiselhoeveelheden die jaarlijks vrijkomen, zowel wat betreft ecologische “opbrengst” als eventuele financiële voordelen uit biomassa. Zowel ANB als Natuurpunt hebben aangegeven dat ze hiermee bezig zijn. Ondanks verschillen in vegetatieve samenstelling zijn de verschillen in de chemische samenstelling (hemicellulose, cellulose, lignine, vet en eiwit) beperkt. In de loop van het maaiseizoen stijgt het ligninegehalte en daalt het percentage aan hemicellulose en vet. Naar samenstelling van de maaisel kon geen significant effect van het bodemtype, graslandtype, dominante plantensoorten of tussen natuurgraslanden en bermen op de biogasproductie worden vastgesteld. In de loop van het maaiseizoen neemt het lignine gehalte en de secundaire celwandvorming toe. Ook de biogasproductie en methaangehalte worden slechts in beperkte mate beïnvloed door de verschillen in vegatieve samenstelling. Enkel met een toename aan lignine wordt minder biogas en methaan geproduceerd. Uit de batch-testen kan besloten worden dat de biogasopbrengst relatief laag is maar vrij constant ongeacht het vegetatietype, bodem of maaitijdstip. Alle oppervlakten en opbrengsten werden in ArcGis ingevoerd en met de laag van huidige vergisters kan het areaal en de hoeveelheid aan biomassa uit maaisels worden berekend (figuur 16).
19
6 Bronnen Aichele, D., Golte-Bechtle, M., 2003, Wat bloeit daar?, Gids van de bloeiende planten van West- en Midden-Europa, Tirion, Baarn, 448 p. Aichele, D.,Schwegler, H., van Katwijk, W., 2002, Grassengids, Tirion Uitgevers bv, Baarn, 223 p. Bervoets, K., 2008, Nieuwe perspectieven voor beheerresten, Natuurpunt, 62 p. Bosset, J.O., Jeangros, B., Scehovic, J., Troxler, H., 2000, La composition de l’herbe des pâturages de montagne est-elle différente de celle des prairies de plaine?, Revue Suisse Agric. 32 (2), p 63-68. Bovolenta, S., Spanghero, M., Dovier, S., Orlandi, B., Clementel, F., 2008, Chemical composition and net energy content of alpine pasture species during the grazing season, Animal Feed Science and Technology 140, p 164-177. Bruinenberg, M. H., Valk, H., Korevaar, H., Struik, P. C., 2001, Factors affecting digestibility of temperate forages from seminatural grasslands: a review, Grass and Forage Science 57, p 292-301. Caron, G.E.E., Kuiper, L., van den Broek, R.C.A., 2002, Landschapsstroom, Energetische benutting van biomassa uit natuurterreinen, NOVEM B.V., Utrecht, 61 p. De Cock, R., Hoffman, M., Maes, D., De Blust, G., 2008, Begeleiding en opvolging van de beheermonitoring van de Vlaamse natuurreservaten, Vademecum deel I en II: Concept beheermonitoring & Methodiek met technische bijlagen en multisoortenlijsten, INBO, Brussel, 204 p. De Wilde, M., Hermy, M, 2000, Natuurtechnische verwerking van bermmaaisel, KUL, Departement Landbeheer, Faculteit Landbouwkundige en Toegepaste Biologische Wetenschappen, Leuven, 152 p. Den Held, J.J.,1997, Beknopt overzicht van Nederlandse plantengemeenschappen, Stichting Uitgeverij Koninklijke Natuurhistorische Vereniging, 85 p. Delief, A., 2009, Bermbeheer in Limburg, Stand van zaken 25 jaar na het Bermbesluit, Eindproject PHL, 55 p Ehlert, P., Zwart, K., Spijker, J., 2010, Biogas uit bermmaaisel, Duurzaam en haalbaar?, Alterra, Wageningen, 75 p. Glas, H., 2005, Grassen herkennen, Reed Business Information, Doetinchem, 112 p INBO, 2010, BWK2 Versie 2.2, AGIV, Gent. Klop, A., de Jonge, L. H., Brandsma, G. G., 2008, Protein evaluation fresh grass, Animal Sciences Group, Wageningen UR. Korevaar, H., Produktie en voederwaarde van gras bij gebruiks- en bemestingsbeperkingen voor natuurbeheer, 1986, Proefschrift, Wageningen, 157 p.
20
Lehtomäki, A., Viinikainen, T.A., Rintala, J.A., 2007, Screening boreal energy crops and crop residues for methane biofuel production, Biomass & Bioenergy 32, p 541-550. Mähnert, P., Heiermann, M., Linke, B., 2005, Batch- and Semi-continuous Biogas Production from Different Grass Species, Agricultural Engineering International: the CIGR Ejournal, Manuscript 05 010 Vol. VII. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Bos en Groen, Technisch Vademecum Grasland. Nielsen, A. L., Soegaard, K., Forage quality of cultivated and natural species in semi-natural grasslands, 2000, Danish Institute of Agricultural Sciences, Department of Crop Physiology and Soil Science, Research Centre Foulom, Denmark. ODE-Vlaanderen vzw, 2006, Vergisting, Omzetten van biomassa in een energierijk gas, Kessel-Lo, 67 p. OVAM, 2009, Geïntegreerde verwerkingsmogelijkheden (inclusief energetische valorisatie) van bermmaaisel, OVAM, Mechelen, 323 p. OVAM, 2010, Inventarisatie Biomassa 2007-2008 (deel 2009) met potentieel 2020, OVAM, Mechelen, 178 p. Peeters, A., 2004, Wild and sown grasses, Profiles of a temperate species selection: ecology, biodiversity and use, Blackwell Publishing, Rome, 314 p. Phillips, R., Stumpel-Rienks, S., 1980, Grassen, varens, mossen en korstmossen, Het Spectrum B.V., Utrecht/Antwerpen, 191 p. Prochnow, A., Heiermann, M., Drenckhan, A., Schelle, H., 2005, Seasonal Pattern of Biomethanisation of Grass from Landscape Management, Agricultural Engineering International: the CIGR Ejournal, Manuscript 05 011 Vol. VII. Schaminée, J., Sýkora, K., Smits, N., Hortshuis, M., Plantengemeenschappen van Nederland, KNNV Uitgeverij, Zeist, 439 p.
2010,
Veldgids
Tolkamp, G.W., van den Berg, C.A., Nabuurs, G.J.M.M., Olsthoorn, A.F.M., 2006, Kwantificering van beschikbare biomassa voor bio-energie uit Staatsbosbeheerterreinen, Alterra, Wageningen, 46 p. Van Dale, G., 1993, Haalbaarheidsonderzoek naar de verwerkingsmogelijkheden van bermmaaisel afkomstig van gemeentelijke wegen, Comité Jean Pain/OVAM. van de Haterd, R.J.W., van den Hengel, B., Keizer, P.J., 2009, Lange termijn effecten van maaibeheer in wegbermen, De Levende Natuur, jaargang 110, nummer 2, p 88-94. van den Berg, D., Meuleman, B., 2003, Verkennend onderzoek naar mogelijkheden voor de inzet van bermgras in Overijssel voor duurzame energie-opwekking, BTG biomass technology group BV, University of Twente, Enschede. Van der Meijden, R., 1996, Heukels’ Flora van Nederland, Wolters-Noordhoff, Groningen, 678 p. Veen, P., Jefferson, R., de Smidt, J., van der Straaten, J., 2009, Grasslands in Europe of high nature value, KNNV Publishing, Zeist, 320 p. 21
Verbeke, W., Roelandt, B., 2007, Vegetatiekunde, Cursus Bosbouwbekwaamheid, Agentschap voor Natuur en Bos, 128 p. Verbeke, W., 2010, Vegetatiekunde en Europese habitats, Graslanden, Inverde, Hoeilaart, 51 p. Vries, B. et al, 2008, Energie à la carte. De potentie van biomassa uit het landschap voor energiewinning, Alterra-rapport 1679, Wageningen. Weeda, E.J., Schaminée, J.H.J., van Duuren. L., 2002, Atlas van Plantengemeenschappen in Nederland, deel 2: Graslanden, zomen en droge heiden, KNNV Uitgeverij, Utrecht, 224 p. Wilman, D., Gao, Y., Altimimi, M. A. K., 1996, Differences between related grasses, times of year and plant parts in digestibility and chemical composition, Journal of Agricultural Science 127, Cambridge, p 311-318. Wilman, D., Mtengeti, E. J., Moseley, G., 1996, Physical structure of twelve forage species in relation to rate of intake by sheep, Journal of Agricultural Science 126, Cambridge, p 277285. Wilman, D., Rezvani Moghaddam, P., 1998, In vitro digestibility and neutral detergent fibre and lignin contents of plant parts of nine forage species, Journal of Agricultural Science 131, Cambridge, p 51-58. Zwaenepoel, A., 1998, Werk aan de berm!, Handboek botanisch bermbeheer, Stichting Leefmilieu vzw/Kredietbank i.s.m. Afdeling Natuur, Antwerpen, 296 p. Zwaenepoel, A., 2000, Veldgids Ontwikkeling van botanisch waardevol grasland in WestVlaanderen, Provinciebestuur West-Vlaanderen, 99 p. Zwaenepoel, A., T’Jollyn, F., Vandenbussche, V., Hoffman, M., 2002, Systematiek van natuurtypen voor Vlaanderen, Graslanden, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Zwaenepoel, A., Verbeke, W., 2006, Determinatiekaart Grassen, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Bos en Groen, Brussel. Milieurapport Vlaanderen, [online], Lengte en oppervlakte van transportnetwerk, http://www.milieurapport.be/nl/feitencijfers/MIRA-T/sectoren/transport/ruimtebeslag-enversnippering-door-infrastructuren/lengte-en-oppervlakte-van-transportnetwerk/, geraadpleegd op 04/08/2011.
22
7
Tabellen en figuren Code Hu Mr Mc Hj Hp Hp* Hf Hc Ha Hk Hr Hx
Graslandtype mesofiel hooiland (Glanshaver) rietland grote zeggenvegetaties vochtig, licht bemest grasland (russen) soortenarm permanent cultuurgrasland soortenrijk permanent cultuurgrasland natte ruigte met moerasspirea vochtig, licht bemest grasland (dotterbloemgrasland) struisgrasvegetaties kalkgrasland verruigd grasland (gestreepte witbol) zeer soortenarm grasland (Grote vossenstaart)
aantal Vlaanderen (BWK)
tot opp Vlaanderen (ha) 644 1729 393 922 111570 35149 1250 1076 1076 3 10653 18820
594,64 1720,90 292,67 796,23 196570,40 39619,69 1033,73 976,08 1300,11 0,12 6035,82 44494,29
183285
293434,71
Totaal aantal graslanden Vlaanderen met als hoofdtype 'H-' Totaal opp graslanden Vlaanderen met als hoofdtype 'H-' 199788 320705,22 Totaal aantal vegetatietypes <> grasland met 'H-' als relict Totaal opp vegetatietypes <> grasland met 'H-' als relict 19325 107934,61 min. aandeel grasland in oppervlakte perceel (10%) 10793,46 max. aandeel grasland in oppervlakte perceel (50%) 53967,30 min. totaal opp grasland Vlaanderen 331498,69 max. totaal opp grasland Vlaanderen 374672,53
Tabel 1: oppervlakte graslanden Vlaanderen.
Code Hu Mr Mc Hj Hp Hp* Hf Hc Ha Hk Hr Hx
min. totale theoretische maaiselproductie Vlaanderen (ton ds) 891,96 2581,36 292,67 398,12 412797,85 55467,57 1550,59 2049,77 910,08 0,09 21125,38 186876,02
gem. totale theoretische maaiselproductie Vlaanderen (ton ds) 1486,60 4302,26 439,01 1194,35 687996,41 110935,14 2584,32 2733,03 1820,16 0,17 25350,46 249168,03
max. totale theoretische maaiselproductie Vlaanderen (ton ds) 1783,92 5162,71 585,35 1990,58 963194,98 166402,71 3101,19 4782,80 2730,24 0,26 29575,53 311460,04
684941,46
1088009,95
1490770,31
rekening gehouden met reductiefacor (Caron et al, 2002)
min. totale maaiselproductie Vlaanderen (ton ds) (alle graslandtypes) gem. totale maaiselproductie Vlaanderen (ton ds) (alle graslandtypes) max. totale maaiselproductie Vlaanderen (ton ds) (alle graslandtypes) 773791,20 1229145,21 1684151,14 tot tot tot 874568,49 1389227,06 1903492,20
Tabel 2: maaiselproductie graslanden Vlaanderen.
24
Code min. theoretische maaiselproductie van graslandtype (ton ds/ha) gem. theoretische maaiselproductie van graslandtype (ton ds/ha) Hu 3 5 Mr 3 5 Mc 2 3 Hj 1 3 Hp 3 5 Hp* 2 4 Hf 3 5 Hc 3 4 Ha 1 2 Hk 1 2 Hr 5 6 Hx 6 8
Tabel 3: theoretische maaiselproductie per graslandtype (K. Bervoets, 2008)
Code reductiefactor 0,5 Hu 0,5 Mr 0,5 Mc 0,5 Hj 0,7 Hp 0,7 Hp* 0,5 Hf 0,7 Hc 0,7 Ha 0,7 Hk 0,7 Hr 0,7 Hx Tabel 4: reductiefactor per graslandtype (Caron et al, 2002).
25
max. theoretische maaiselproductie van graslandtype (ton ds/ha) 6 6 4 5 7 6 6 7 3 3 7 10
Code Hu Mr Mc Hj Hp Hp* Hf Hc Ha Hk Hr Hx
aantal Natuurpunt
tot opp Natuurpunt (ha) 96 135 12 23 483 611 178 161 130 0 110 74
56,08 65,90 6,49 9,11 485,84 496,02 87,18 103,48 65,74 0,00 48,09 87,26
2013
1511,18
Totaal aantal graslanden Natuurpunt met als hoofdtype 'H-' Totaal opp graslanden Natuurpunt met als hoofdtype 'H-' 4487 3954,55 Tabel 5: oppervlakte graslanden Natuurpunt.
26
Code Hu Mr Mc Hj Hp Hp* Hf Hc Ha Hk Hr Hx
min. totale theoretische maaiselproductie Natuurpunt (ton ds) 84,12 98,84 6,49 4,56 1020,26 694,42 130,77 217,31 46,02 0,00 168,32 366,51
gem. totale theoretische maaiselproductie Natuurpunt (ton ds) 140,19 164,74 9,73 13,67 1700,43 1388,85 217,95 289,74 92,03 0,00 201,98 488,68
max. totale theoretische maaiselproductie Natuurpunt (ton ds) 168,23 197,69 12,98 22,78 2380,60 2083,27 261,54 507,05 138,05 0,00 235,65 610,85
2837,61
4708,00
6618,68
min. totale maaiselproductie Natuurpunt (ton ds) (alle graslandtypes) gem. totale maaiselproductie Natuurpunt (ton ds) (alle graslandtypes) max. totale maaiselproductie Natuurpunt (ton ds) (alle graslandtypes) 7425,63 12320,19 17320,19
Tabel 6: maaiselproductie graslanden Natuurpunt.
27
Code Hu Mr Mc Hj Hp Hp* Hf Hc Ha Hk Hr Hx
aantal ANB
tot opp ANB (ha) 277 1014 276 590 11366 6269 812 657 1244 0 1967 2504
60,36 297,86 55,27 161,53 2413,26 1468,88 147,08 121,95 572,32 0,00 385,75 703,63
26976
6387,91
Totaal aantal graslanden ANB met als hoofdtype 'H-' 33518
Totaal opp graslanden ANB met als hoofdtype 'H-' 8471,87
Tabel 7: oppervlakte graslanden van ANB.
28
Code Hu Mr Mc Hj Hp Hp* Hf Hc Ha Hk Hr Hx
min. totale theoretische maaiselproductie ANB (ton ds) 90,54 446,80 55,27 80,77 5067,84 2056,43 220,62 256,09 400,63 0,00 1350,13 2955,25
gem. totale theoretische maaiselproductie ANB (ton ds) 150,90 744,66 82,91 242,30 8446,39 4112,87 367,70 341,46 801,25 0,00 1620,16 3940,33
max. totale theoretische maaiselproductie ANB (ton ds) 181,08 893,59 110,55 403,83 11824,95 6169,30 441,25 597,55 1201,88 0,00 1890,18 4925,41
12980,37
20850,94
28639,58
min. totale maaiselproductie ANB (ton ds) (alle graslandtypes) gem. totale maaiselproductie ANB (ton ds) (alle graslandtypes) max. totale maaiselproductie ANB (ton ds) (alle graslandtypes) 17215,04 27653,27 37982,85
Tabel 8: maaiselproductie graslanden ANB.
29
Provincie Limburg
Regio
Domein
Pietersembos Lanaken Wateringen Oudsberg Dorperheide Kikbeekbron Hoge Kempen Heiderbos Aerdshouw Mechels Bos Ophovenderheide Mechelse Heide totaal Kamp Beverlo Lage Kempen totaal Sint-Jansberg Gorenbroek Teut - Tenhaagdoornheide Helderbeekvallei M-&W-Limburg Binnenveld Zonderik - Platweyers Van Soest Galgenberg totaal Lozerheide Zuurbeekbroek Pijnven NO-Limburg De Joden en de Heiden achter de Gorten Schietveld Helchteren Grooten Hof totaal Jekervallei Herkwinning Veursvallei Belle-Vuebos Berwijn Monnikshof Muggenhoek Z-Limburg Grote Bos Schopemerheide Hustenveld Kolmont Widooie Stroevenbos Teuvenderberg totaal totaal
Tabel 9: ANB Limburg.
Opp. (ha) 10,43 1 8,82 14,73 5,14 5,45 1,82 1,59 15,58 43,61 108,17 112,09 112,09 2,83 2,17 3,21 7,83 1,4 4,99 0,74 0,51 23,68 22,86 7,46 15,97 1,14 14,92 0,25 62,60 1,82 12,71 0,54 0,65 2,18 1,76 2,3 0,63 0,57 1 7,73 0,15 0,29 1,76 34,09 340,63
gem. theoretische maaiselproductie (ton ds) 29,204 4 35,28 58,92 20,56 21,8 7,28 6,36 62,32 174,44 420,164 448,36 448,36 11,89 5,05 11,24 31,32 5,60 19,96 2,96 2,04 90,05 57,15 26,11 63,88 4,56 59,68 1,00 212,38 5,73 35,84 1,66 2,28 8,72 4,93 8,05 2,52 2,28 4,00 30,92 0,60 1,16 7,04 115,73 1286,68
Provincie Oost-Vlaanderen
Regio
Domein
Hasseltbos Moerbekebos Osbroek - Molenkouter Vallei van de Serskampse beek Roggeman Zuid Koppenberg Noord Warandeduinen Kluisbos Vinderhoutse bossen Makegemse bossen totaal Drongengoed Hooggoed Noord Kraenepoel - Markette totaal totaal
Opp. (ha) gem. theoretische 0,64 8,24 5,74 4,44 0,31 0,28 0,54 4,95 4,22 6,51 35,87 11,81 5,23 8,58 25,62 61,49
maaiselproductie (ton ds) 2,56 32,96 22,96 17,76 1,09 0,78 2,16 19,80 16,88 26,04 142,99 33,07 29,29 34,32 96,68 239,67
Tabel 10: ANB Oost-Vlaanderen.
Provincie
Regio
Domein
Opp. (ha) gem. theoretische maaiselproductie (ton ds)
Vlaams-Brabant Groene Gordel
totaal Heverleebos Meerdaalwoud Meerdaal Rodebos en Laanvallei totaal Begijnenbeekvallei Beninksberg Demermeanders Chartreuzebos Gevel Vallei van de drie beken Hageland Velpe- en Malendriesvallei Vallei van de Tieltse Motte Velpevallei Hoeleden Grootbos Walsbergen Wingevallei totaal Zoniënwoud Duling Groenendaal Hallerbos totaal totaal
0,50 0,78 7,00 8,28 5,12 5,85 6,06 3,28 1,14 256,31 14,70 6,88 0,88 3,54 2,00 31,17 336,93 130,02 1,89 43,1 175,01 520,22
Tabel 11: ANB Vlaams-Brabant.
31
2,00 3,12 19,60 24,72 20,48 23,40 24,24 13,78 4,56 717,67 58,80 17,20 3,52 14,16 8,00 124,68 1030,48 364,06 7,56 172,40 544,02 1599,22
Provincie
Regio
Domein
Elsenbos MD Klein Schietveld Kalmthoutse Heide Ravenhof s'Herenbos Antwerpse Kempen Paepenbos De Inslag Mastenbos MD Vliegveld Oostmalle totaal Moer Abtsheide Gewestbos Ravels Wortel-Kolonie Hoge Rielen De Elsakker Overheide Luysterborg Bolkse Beek Klein Kuylen Ravelskamp Turnhoutse Kempen Tielenkamp Kijkverdriet Vallei van de Mark - Drie Gezusters Vallei van het Merkske De Pomp - Poelberg Wetschot Kievitheide Put Den Aerd Eksterheide Zevendonk De Melle totaal Coolhembos Spildoorn Willebroek Het Broek Arkenbos Cleydael Schelde - Neteland Sinckval Sint-Bernardsabdij De Reukens Vordenstein totaal Helschot Sterschotbos Netebronnen-Zuiderkempen De Werft totaal totaal
Tabel 12: ANB Antwerpen.
32
Opp. (ha) gem. theoretische maaiselproductie (ton ds) 1,53 5,36 13,32 46,62 12,16 42,56 0,78 2,73 6,69 23,42 1,26 4,41 4,15 16,60 5,18 21,76 18,34 73,36 63,41 236,81 3,26 11,41 2,15 8,6 12,48 49,92 71,78 251,23 7,62 30,48 16,8 94,08 1,13 3,96 4,03 14,11 10,66 37,31 5,42 18,97 6,26 17,53 10,97 15,36 2,44 9,76 1,33 5,32 1,41 5,64 0,6 2,40 0,78 3,12 2,01 8,04 3,28 13,12 20,5 82,00 0,87 3,05 0,75 2,63 186,53 688,02 3,52 12,32 2,89 8,09 17,95 62,83 0,61 2,44 3,71 9,28 1,23 4,92 0,76 3,04 21,55 86,20 3,9 9,75 56,12 198,86 1,30 4,55 0,56 2,24 7,77 27,20 9,63 33,99 315,69 1157,67
Provincie West-Vlaanderen
Regio
Domein
Cabour D'heye Duinbos-Klemskerke Duinbos-Wenduine Het Zwin Zwinduinen en polders De Oosthoekduinen De Westhoek Ijzermonding Baai van Heist Kust Groenendijk Houtsaegerduinen De Noordduinen Kleiputten van Heist De Sashul Ter Yde Zwarte Hoek Oostvoorduinen Garzebekeveld totaal Patrijzenbos Assebroekse Meren Koekelarebos Kennedybos Lappersfortbos Meikensbossen Mildo Houthulst Preshoekbos Posthoornhoek Kleiputten van Roeselare Rhodesgoed Ryckevelde Brugge - Leiestreek Rijkskwekerij Ter Kerst Wijnendale Leiebos Lichterveldebos Lippensgoed-Bulscampveld Vagevuurbos Vallei van de Bergbeek Leembos Waardammebeek Kampveld totaal Polders - Heuvelland Blankaart Doevevallei Hellegatbos Hoeve Leeman Hoornwerk Kanaal Ieper-Komen Polygoonbos Schobbejak Verdronken weide Vierkaven Vloethemveld Vrijbos Houthulst De Galgebossen Westbroek totaal totaal
Tabel 13: ANB West-Vlaanderen.
33
Opp. (ha) 0,31 9,16 0,62 0,21 14,9 53,91 8,18 13,56 0,60 8,40 4,96 6,52 10,47 13,26 33,04 60,63 0,37 18,36 12,09 269,55 0,20 2,50 3,10 0,51 6,19 3,44 3,35 2,46 6,59 1,18 32,20 3,92 1,06 0,91 3,53 0,13 0,29 1,22 10,87 1,88 1,95 2,59 18,11 108,18 2,21 3,18 0,24 1,86 1,17 3,98 1,22 0,38 4,50 0,11 1,72 3,94 4,79 1,33 30,63 408,36
gem. theoretische maaiselproductie (ton ds) 1,24 36,64 2,48 0,84 59,6 215,64 28,63 54,24 2,40 33,60 19,84 26,08 41,88 53,04 132,16 242,52 1,48 73,44 42,315
1068,07 0,70 10,00 12,40 2,04 24,76 13,76 13,40 8,61 23,07 4,13 112,70 15,68 4,24 3,19 14,12 0,46 1,16 4,88 43,48 7,52 7,80 10,36 63,39
401,83 8,84 12,72 0,96 7,44 4,68 15,92 4,88 1,52 18,00 0,44 6,02 15,76 19,16 5,32 121,66 1591,56
Terreinbeherende natuurverenigingen Oppervlakte (ha) min. maaiselproductie (ton ds per jaar) max. maaiselproductie (ton ds per jaar) 2,4 7,2 24 Natuurwerkgroep De Gavers vzw 2,63 7,89 26,3 Isis vzw 9 27 90 Orchis vzw 54 270 270 vzw Durme 63,65 93,9 189,99 VHM vzw 60 122,96 265,25 LiLa Totaal 191,68 528,95 865,54 Tabel 14: erkende natuurverenigingen.
Luchthaven Oppervlakte (ha) Luchthaven Brussel (Zaventem) 411,00 Luchthaven Antwerpen (Deurne) 64,68 Luchthaven Oostende-Brugge 205,00 Vliegveld Genk-Zwartberg 10,00 Vliegveld Grimbergen 30,00 Vliegveld Hoevenen 6,00 Luchthaven Kortrijk-Wevelgem 25,00 Vliegveld Hasselt-Kiewit 8,00 Totaal 759,68
min maaiselproductie (ton ds per jaar) max maaiselproductie (ton ds per jaar) 1700,00 2000,00 129,36 388,09 380,00 380,00 20,00 60,00 60,00 180,00 12,00 36,00 50,00 150,00 16,00 48,00 2367,36 3242,09
Tabel 15: luchthavens/vliegvelden
Haven Antwerpen Gent Zeebrugge Totaal Tabel 16: havens.
Oppervlakte (ha) 453,24 25,00 19,00 497,24
min maaiselproductie (ton ds per jaar) max maaiselproductie (ton ds per jaar) 375,00 775,00 50,00 150,00 45,00 45,00 470,00 970,00
aantal oppervlakte per terrein (ha) opp (ha) min maaiselproductie (ton ds per jaar) max maaiselproductie (ton ds per jaar)
18 holes 9 holes 6 holes 26 17 3 21,50 10,75 7,17 559,00 182,75 21,50
Totaal
763,25 1526,5 4579,5
Tabel 17: Golfterreinen
snelwegen waterwegen Limburg Vlaanderen
type frequentie in 4 categorieën
2 6 2 5
3 9 6 6
6 13 7 10
14 14 10 12
19 18 11 13
20 21 12 14
meest voorkomende types 21 27 25 31 34 14 18 19 20 21 23 15 19 20 23 25 26
24 27
25 28
27 29
28 31
34 32
35 33
34
2 3 5 6 7 9 10 11 12 13 14 15 18 19 20 21 23 24 25 26 27 28 29 31 32 33 34 35 50% 25% 25% 100% 25% 25% 50% 25% 50% 50% 100% 25% 50% 75% 75% 75% 50% 25% 75% 25% 75% 50% 25% 50% 25% 25% 75% 25%
Tabel 18: frequentie van voorkomen bermtypes.
35
District oppervlakte 2010 (ha) hoeveelheid maaisel 2010 (ton versgewicht) hoeveelheid maaisel 2010 (ton ds) Limburg 711 (Sint-Truiden) 84,25 850,62 425,31 712 (Hasselt) 237,30 978 489,00 713 (Neerpelt) 201,76 769,88 384,94 714 (Tongeren) 125,20 626 313,00 715 (Maaseik) 129,65 433,13 216,57 716 (Genk) 330,33 982 491,00 totaal 1108,49 4639,63 2319,82 Antwerpen 112 (Puurs) 200,00 884 442,00 114 (Geel) 220,00 1550 775,00 121 (Antwerpen) 401,00 780 390,00 123 (Brecht) 332,00 500 250,00 valt nu onder district Geel (114) valt nu onder district Geel (114) 124 (Grobbendonk) 125 (Vosselaar) 125,00 900 450,00 totaal 1278,00 4614 2307,00 Vlaams-Brabant 211 (Halle) 184,39 257,82 128,91 212 (Vilvoorde) 535,58 3237 1618,50 213 (Leuven) 630,00 2400 1200,00 221 (nu 214 Aarschot) 523,01 1221 610,50 222 (nu 214 Aarschot) 224 (nu 214 Aarschot) totaal 1872,98 7115,82 3557,91 Oost-Vlaanderen 411 (Gent) 346,49 1269,18 634,59 412 (Oudenaarde) 105,96 2621 1310,50 413 (Eeklo) 228,14 1804,97 902,49 414 (Sint-Niklaas) 440,24 2112,84 1056,42 415 (Aalst) 316,09 1116 558,00 421 (Gentbrugge) (E40) 248,14 1532,46 766,23 421 (Gentbrugge) (E17) totaal 1685,05 10456,45 5228,23 West-Vlaanderen 311 (Brugge) 309,90 708 354,00 312 (Kortrijk) 466,99 1642,37 821,18 313 (Ieper) 357,35 1742,72 871,36 314 (Diksmuide) 252,26 1360 680,00 315 (Oostende) 294,18 872 436,00 316 (Pittem) 191,90 1392 696,00 321 (Jabbeke) 413,12 1075,5 537,75 zie 312 zie 312 322 (Kortrijk) totaal 2285,70 8792,59 4396,29 algemeen totaal 8230,21 35618,486 17809,24
Tabel 19: AWV 2010.
District oppervlakte 1999 (ha) hoeveelheid maaisel 1999 (ton versgewicht) hoeveelheid maaisel 1999 (ton ds) Limburg 711 (Sint-Truiden) 61,84 483,62 241,81 712 (Hasselt) 52,85 485,58 242,79 713 (Neerpelt) 75,91 133,52 66,76 714 (Tongeren) 52,16 301 150,50 715 (Maaseik) 66,94 291,09 145,55 716 (Genk) 60,76 368,47 184,24 totaal 370,45 2063,28 1031,64 Antwerpen 112 (Puurs) 191,45 354 177,00 114 (Geel) 80,88 88 44,00 121 (Antwerpen) 229,43 123 (Brecht) 121,00 138 69,00 124 (Grobbendonk) 99,46 252 126,00 125 (Vosselaar) 116,76 264 132,00 totaal 838,98 1096 548,00 Vlaams-Brabant 211 (Halle) 52,11 339 169,50 212 (Vilvoorde) 44,89 508 254,00 213 (Leuven) 81,32 367,07 183,54 221 (nu 214 Aarschot) 235,96 923,6 461,80 222 (nu 214 Aarschot) 165,19 1065 532,50 224 (nu 214 Aarschot) 182,04 655,87 327,94 totaal 761,51 3858,54 1929,27 Oost-Vlaanderen 411 (Gent) 117,34 583,56 291,78 412 (Oudenaarde) 119,97 475,34 237,67 413 (Eeklo) 123,60 699,48 349,74 414 (Sint-Niklaas) 203,20 905,57 452,79 415 (Aalst) 136,82 507,3 253,65 421 (Gentbrugge) (E40) 199,24 164,41 82,21 421 (Gentbrugge) (E17) 181,97 88,26 44,13 totaal 1082,14 3423,92 1711,96 West-Vlaanderen 311 (Brugge) 79,37 556,34 278,17 312 (Kortrijk) 81,98 313 (Ieper) 69,64 603,6 301,80 314 (Diksmuide) 51,61 314,58 157,29 315 (Oostende) 76,22 211,72 105,86 316 (Pittem) 84,60 395 197,50 321 (Jabbeke) 125,11 812,04 406,02 322 (Kortrijk) 229,12 450 225,00 totaal 797,64 3343,28 1671,64 algemeen totaal 3850,72 13785,02 6892,51
Tabel 20: studie De Wilde en Hermy 1999.
37
Afdeling W&Z Bovenschelde District 1: Gent District 2: Bovenschelde District 3: Leie District 4: Dender en Moervaart District 5: Kanalen Oost District 6: Kanalen West District 7: IJzer totaal W&Z Zeekanaal District 1: Zeekanaal Brussel-Schelde, Kanaal naar Charleroi, Boven-Zenne District 2: Kanaal Leuven-Dijle, Netekanaal totaal W&Z Zeeschelde District 1: Benedenschelde en Rupel District 2: Bovenschelde en Durme District 3: Grote en Kleine Nete District 4: Dijle-Zenne-Demer totaal De Scheepvaart nv Kanaal Bocholt - Herentals Kanaal Briegden - Neerharen Albertkanaal Zuid-Willemsvaart Kanaal Dessel-Turnhout-Schoten Kanaal Dessel-Kwaadmechelen Kanaal naar Beverlo totaal algemeen totaal
Tabel 21: W&Z en De Scheepvaart nv 2008.
oppervlakte 2008 (ha)
hoeveelheid maaisel 2008 (ton versgewicht)
hoeveelheid maaisel 2008 (ton ds)
niet beschikbaar 154,05 210,65 49,41 227,9 98,29 165,55 905,85
102,78 686,34 1474,22 330,3 799,67 644,42 1127,72 5165,45
51,39 343,17 737,11 165,15 399,84 322,21 563,86 2582,73
167,37 130,64 298,01
1356 1052,5 2408,5
678,00 526,25 1204,25
231,98 277,04 327,93 252,71 1089,67
724,9 983,02 930,8 1383,86 4022,58
362,45 491,51 465,40 691,93 2011,29
beschikbaar beschikbaar beschikbaar beschikbaar beschikbaar beschikbaar beschikbaar 2000 13596,53
1000,00 6798,27
niet niet niet niet niet niet niet
beschikbaar beschikbaar beschikbaar beschikbaar beschikbaar beschikbaar beschikbaar 0,00 2293,53
niet niet niet niet niet niet niet
Afdeling W&Z Bovenschelde District 1: Gent District 2: Bovenschelde District 3: Leie District 4: Dender en Moervaart District 5: Kanalen Oost District 6: Kanalen West District 7: IJzer totaal W&Z Zeekanaal District 1: Zeekanaal Brussel-Schelde, Kanaal naar Charleroi, Boven-Zenne District 2: Kanaal Leuven-Dijle, Netekanaal totaal W&Z Zeeschelde District 1: Benedenschelde en Rupel District 2: Bovenschelde en Durme District 3: Grote en Kleine Nete District 4: Dijle-Zenne-Demer totaal De Scheepvaart nv Kanaal Bocholt - Herentals Kanaal Briegden - Neerharen Albertkanaal Zuid-Willemsvaart Kanaal Dessel-Turnhout-Schoten Kanaal Dessel-Kwaadmechelen Kanaal naar Beverlo totaal algemeen totaal
Tabel 22: De Wilde en Hermy 1999.
oppervlakte 1999 (ha) hoeveelheid maaisel 1999 (ton versgewicht) hoeveelheid maaisel 1999 (ton ds)
546,92
551,31
129,33 1227,55
866,24
692,99
Figuur 1: databank in GIS.
Figuur 2: aandeel van elke provincie in totale geschatte hoeveelheid gemeentelijk bermmaaisel 2009
Figuur 3: gemiddelde maaiselproductie per gemeente per bodemtype 2009
Figuur 4: gemiddelde maaiselproductie per gemeente per provincie 2009
Figuur 5: gemiddelde maaiselproductie per gemeente per bodemtype 2010
Figuur 6: gemiddelde maaiselproductie per gemeente per provincie 2010
bermmaaisel 0 - 137.55 137.55 - 457.82 457.82 - 960.16 960.16 - 2070.35 2070.35 - 5751.92
10
0
10
20
30
40 Kilometers
Figuur 7: Productie aan gemeentelijk bermmaaisel per gemeente ingedeeld in verschillende klasses.
42
Figuur 8: Gehalte aan droge stof na micro-inkuiling van de grasstalen uit natuurgebieden (nature g) en van wegbermen (roadside).
Figuur 9: Verschillen in lignine-gehalte in functie van de maand van maaien.
43
Figuur 10: Percentage aan lignine, hemicellulose, eiwit en cellulose in functie van de maaibeurt; meijuli (1) en augustus-september (2).
Figuur 11:Procentuele samenstelling van de maaisels in functie van de bodemtextuur (zand, leem, klei). 44
Figuur 12: Verschillen in pH van de micro-inkuilingen in functie van de vegetatietypes. Interval Plot of biogas; CH4; lignine; hemicell vs soil 95% CI for the Mean clay biogas
loam
320 300
0, 60
280
0, 59
260
0, 58
240
sand
CH4
0, 61
0, 57 lignine
hemicell 0, 350
0, 10 0, 325
0, 09 0, 08
0, 300
0, 07
0, 275
0, 06
0, 250 clay
loam
sand
soil
Figuur 13: Interval plots voor biogas, methaan, lignine en hemicellulose. Interval Plot of biogas; CH4; lignine; hemicell vs month 95% CI for the Mean 0 biogas 360
0, 62
320
0, 60
280
1
2
3
4
CH4
0, 58
240 0, 56
200
lignine
0, 40
0,150
hemicell
0, 35
0,125
0, 30
0,100
0, 25
0,075
0, 20
0,050 0
1
2
3
4
month
Figuur 14: Interval plots voor biogas, methaan, lignine en hemicellulose verdeeld over de maanden van maaien.
45
Figuur 15: Ternary plot voor de biochemische samenstelling van de grasstalen.
#
# ## #
#
# # # # #
#
## # #
# #
#
#
#
#
# #
# #
#
#
Figuur 16: Datakaart met percelen met grasmaaisel, gemeenten met bermmaaisel, wegen in beheer bij AWV en bestaande vergisteringsinstallaties (blauwe punten).
46