VEILIGHEIDSNOTA’S BOUWBEDRIJF VADE-MECUM van het nationaal actiecomité voor veiligheid en hygiëne in het bouwbedrijf N.A.V.B. Sint-Jansstraat 4 1000 Brussel Telefoon: 02/552 05 00 Fax: 02/552 05 05 E-mail:
[email protected]
WERKEN LANGS EN IN SLEUVEN
DRIEMAANDELIJKSE PUBLICATIE OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2002 AFGIFTEKANTOOR: NAMEN bundel nummer
96
INHOUD ACTIVITEITEN......................................................................................................................... 3
RISICO'S .................................................................................................................................. 3
PREVENTIEMAATREGELEN................................................................................................. 3 Preventiemaatregelen in de ontwerpfase ................................................................................. 3 Preventiemaatregelen bij de bouwplaatsorganisatie ................................................................. 6 Keuze van de uitvoeringstechniek versus grondbewegingen .................................................... 6 Preventiemaatregelen tijdens de uitvoering van de werken....................................................... 9 Organisatie van de werken .................................................................................................... 11 Algemene preventiemaatregelen eigen aan uitgravingen ........................................................ 14 Praktische tips voor het veilig uitvoeren van grondwerken in de nabijheid van ondergrondse installaties ......................................................................... 16
ENKELE VUISTREGELS ...................................................................................................... 17 Algemene regel ..................................................................................................................... 17 Speciale gevallen ................................................................................................................. 18 Minimumbreedte van de werkruimte in de sleuf ..................................................................... 19 Beschoeiingen ...................................................................................................................... 19 Grondwaterverlaging............................................................................................................. 19
2
ACTIVITEITEN EN RISICO'S Tijdens verschillende bouwactiviteiten is de mens genoodzaakt om onder het hoogtepeil van het maaiveld te gaan: - een fundering aanleggen, - een bouwput aanleggen, - ondergrondse leidingen aanleggen (water, riolen, gas, telecommunicatie...), - beschoeide putten aanleggen, -…
Bij uitgravingwerken staat men bloot aan de volgende risico's:
gen door het verkeer van de voertuigen en/of toestellen,
- verwonding of overlijden door instorting van de wanden,
- instorting veroorzaakt door trillingen door de werking van allerhande mechanische middelen,
- verdrinking door de aanwezigheid van ondergronds water, - brand, explosie, verstikking, vergiftiging door de aanwezigheid van gassen en dampen in de uitgraving (al of niet afkomstig van ondergrondse leidingen) - val van materiaal en materieel in de uitgraving, - vallen van personen, - ongevallen op de sleufbodem zelf, - instorting door overbelasting veroorzaakt door bouwplaatsopslag, - instorting veroorzaakt door trillin-
- brandwonden of elektrocutie ingevolge contact met of beschadiging van aanwezige elektriciteitskabels, - ... Opmerking : Bovenstaande lijst van risico's is slechts een niet-limitatieve opsomming. Iedere aannemer is binnen het kader van zijn eigen preventiebeleid ertoe gehouden om een risico analyse te maken van de uit te voeren activiteiten vooraleer hij kan starten met de werkzaamheden.
PREVENTIEMAATREGELEN PREVENTIEMAATREGELEN IN DE ONTWERPFASE ALGEMEEN De ontwerper verzamelt alle gegevens die vereist zijn voor de realisatie van het bouwwerk. Deze gegevens bevatten over het algemeen eveneens alle nuttige inlichtingen op basis waarvan de aannemer de voorwaarden bepaalt om de werkzaamheden in veilige omstandigheden te laten verlopen. Indien dit niet mogelijk is, moet de aannemer inlichtingen inwinnen om het bouwwerk in veilige omstandigheden te realiseren.
AARD VAN DE BODEM Afhankelijk van de beschikbare middelen en de omvang van het te reali-
seren bouwwerk zijn verschillende vormen van bodemonderzoek mogelijk. Dit onderzoek kan naargelang het geval beperkt blijven tot een zeer summier onderzoek (bv. huisaansluitingen) of indien nodig uitgebreider. Deze onderzoeken laten toe een representatieve voorstelling te bekomen van de bodem waarop en waarin het bouwwerk zal worden opgericht. De hierna beschreven middelen volgen elkaar logisch op. Zij vullen elkaar aan; afzonderlijk toegepast volstaan ze niet voor een voldoende grondige verkenning van de bodem. De verkenning van de aard van de bodem omvat over het algemeen drie fasen: 1) Rechtstreekse waarneming ter
plaatse : reliëf, aanwezigheid van water, vegetatie, omgeving 2) Basisverkenning, op grond van diverse bestaande documenten (aangevuld met onderzoek ter plaatse) zoals : - kaarten (topografische, geologische, hydrogeologische kaarten); - documentatie van gespecialiseerde instellingen en controleorganismen ; - resultaten van eerdere bodempeilingen. 3) Grondige verkenning van de aard en de configuratie van de verschillende grondlagen door : - het
nemen
van
monsters 3
(geroerde of niet-geroerde grond) die onmiddellijk ter plaatse worden onderzocht; - proeven ter plaatse (peilingen en mechanische grondboringen), aangevuld met laboratoriumproeven. Deze bodemverkenning gebeurt normaal door de ontwerper; zoals reeds vermeld dient de aannemer deze verkenning indien nodig aan te vullen of eventueel volledig zelf uit te voeren.
RECHTSTREEKSE WAARNEMING De eigenschappen van de bodem kunnen snel worden geëvalueerd door het onderzoek van de vegetatie, de omgeving...
BASISVERKENNING De karakteristieken van de bodem kunnen geëvalueerd worden op
Waarneming ter plaatse
basis van de resultaten en inlichtingen bekomen bij andere of vorige werken of bij funderingen uitgevoerd in dezelfde zone.
GRONDIGE VERKENNING Om de aard van de bodem in dit stadium te identificeren, realiseert de ontwerper, afhankelijk van het project, op oordeelkundig gekozen plaatsen een voldoende aantal grondboringen van grote of kleine diameter. Hierbij worden monsters genomen die ter plaatse worden onderzocht, eventueel aangevuld met laboratoriumproeven. Specialisten voeren de proeven uit met geschikt materieel. Er moet evenwel steeds rekening gehouden worden met eventuele ondergrondse kabels en leidingen. Daarom moeten de liggingsplannen van de ondergrondse kabels en leidingen steeds ter plaatse aanwezig zijn vooraleer de bodempeilingen uit te voeren en moet de verantwoordelijke van de werkplaats de betrokken uitvoer-
ders expliciet inlichten over de ligging van deze leidingen (plaats en diepte). De ideale oplossing voor een grondige verkenning bestaat erin de proeven in twee fasen uit te voeren : een eerste proef vooraleer het ontwerp wordt uitgewerkt en een tweede na de toewijzing van de werken. Het onderzoek via boringen en/of diep- of slagsonderingen kan zowel door de ontwerper als door de aannemer worden uitgevoerd. Eventueel kunnen zij elkaars werk aanvullen. In bepaalde gevallen kan de bodem pas verkend worden nadat de sleuven reeds gedeeltelijk werden uitgegraven. De aannemer moet dan verkenningssleuven graven opdat de ontwerper en hijzelf de karakteristieken van de bodem zouden kennen. Dezelfde werkwijze dient te worden gevolgd voor het uitvoeren van boorgaten tot onder het funderingsniveau.
Onderzoek
Monsters
Besluiten
Aard van de bodem
? Voorbereiding
Rechtstreekse observatie
Basiskennis voldoende
Ja
? Nee Algemeen
Basisverkenning Algemene aard van de bodem
Algemene kennis voldoende
Ja
? Nee Gedetailleerde resultaten Besluit
4
Grondige verkenning Gedetailleerde aard van de bodem
Gekende Bodem
Deze verkenningsputten en boorgaten laten toe :
- de mogelijke effecten van ondergronds water te bepalen.
inplantingspunten van het ontwerp.
- de aard, verdeling en configuratie van de grondlagen te kennen
In de praktijk worden deze sonderingen uitgevoerd op de plaats waar de uitgraving zal gebeuren en meer bepaald op specifieke
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de verschillende karakteristieken van de grond:
- de stabiliteit van de bodem te evalueren (bv. decompressietijd) Type
Kenmerken
Categorieën
1. KORRELIG
- Zichtbare deeltjes - Zand ziet eruit als kiezels - Visuele evaluatie van de afmetingen van grof grind/strandkeitjes/grind/zand
-
2. SAMENHANGEND leemgrond
- Onzichtbare deeltjes - Indien vochtige leemgrond en fijn zand op de hand geschud worden, verschijnt water aan het oppervlak
0,002 tot 0,06 mm
kleigrond*
- Onzichtbare deeltjes - Slappe klei kan gemakkelijk met de vingers gekneed worden - Vaste klei kan door sterke druk van de vingers gekneed worden - In klei met een gemiddelde consistentie kan door sterke druk van de vingers een inkeping worden gebracht - Gebarsten klei moet op zijn structuur onderzocht worden
<0,002 mm
veengrond
-
Zacht niet-vezelhoudend Stevig niet-vezelhoudend Stevig vezelhoudend Hard vezelhoudend
Organisch materiaal in ontbinding Geur Al dan niet vezelhoudend Hoge, gemiddelde of lage samendrukbaarheid
grof grind > 200 mm strandkeitjes (60 tot 200 mm) grind (2 tot 60 mm) zand (0,06 tot 2 mm)
3. ROTSGROND
- Massa steviger dan vorige grondsoorten - Vaststellen van de glooiingen, de cimentering, structuur en oriëntatie (barsten, voegen, grondslag, grondlagen, enz.) - Hard rotsgesteente kan brokkelig worden en zacht rotsgesteente kan de karakteristieken vertonen van samenhangende grond
Naargelang van de samenstellende delen en de voornaamste karakteristieken
4. GEMENGDE GROND
Overwegend fijne deeltjes (na verwijderen van grof grind en strandkeitjes)
Gekenmerkt door de overwegende hoeveelheid in gewicht van deeltjes <0,06 mm
5. OPHOGINGSGROND
- Alle materiaal dat als afval wordt beschouwd en door de mens werd aangevoerd
Gekarakteriseerd door de belangrijkste grondsoort (klei, zand, grind) of door het overwegend gedeelte van de afval (puin, stenen, huisafval).
* Zeer zachte klei die tussen de vingers kan samengedrukt worden, geldt als een speciaal geval. Terzake zouden veel meer gedetailleerde adviezen moeten ingewonnen worden. 5
AARD VAN HET TERREIN In het kader van deze studie worden de terreinen onderverdeeld in drie categorieën. Compacte terreinen (harde, niet gebarsten rotsgrond) Deze terreinen vertonen een zeer grote cohesie. Uitgraving is slechts mogelijk nadat de rotsgrond vooraf op zeer krachtige wijze werd losgebroken (bv. met springstoffen, een hydraulische of pneumatische bikhamer). De stabiliteit moet steeds aan de hand van een grondmechanische studie van de rotsen bestudeerd worden, alhoewel hier over het algemeen weinig risico voor instorting bestaat (bv. vallen van een monoliet of afschuivingen langs een sprong of scheur).
Rotsachtige terreinen Deze terreinen kunnen zijn samen-
gesteld uit verweerd, gelaagd, brokkelig of gespleten gesteente of kiezelbanken. Voor een uitgraving moet het terrein min of meer krachtig worden losgebroken. Bij gebarsten of verweerd gesteente bestaat echter een reëel gevaar voor instorting als gevolg van de trillingen veroorzaakt door de werken (bv. door bouwplaatstoestellen of als gevolg van de weersomstandigheden). Losse terreingrond Hier onderscheiden we 3 subcategorieën : Klasse I: Zandhoudende gronden (zand, leemhoudend of kleihoudend zand) Deze terreinen vertonen over het algemeen een goede wrijvingshoek maar weinig cohesie. De samenhang is meestal slechts schijn en van tijdelijke aard. Weinig compacte zandhoudende terreinen die volledig droog
zijn of met water verzadigd, storten bij het uitgraven bijna onmiddellijk in. Klasse II: Leemhoudende gronden (leem, zandhoudend leem) Deze terreinen vertonen over het algemeen een middelmatige wrijvingshoek en een middelmatige cohesie. Hun stabiliteit wordt op korte termijn sterk beïnvloed door de weersomstandigheden en hun gehalte aan water. Klasse III : Kleihoudende gronden (klei, leemhoudende of zandhoudende klei) Deze terreinen vertonen een goede cohesie maar een geringe wrijvingshoek. Harde klei is over het algemeen aanvankelijk stabiel, maar deze stabiliteit vermindert sterk op middellange en lange termijn, onder invloed van atmosferische cycli (uitdrogingsvocht, vorst en dooi).
PREVENTIEMAATREGELEN BIJ DE BOUWPLAATSORGANISATIE Bij de bouwplaatsorganisatie moet rekening gehouden worden met de volgende drie basisgegevens en/of inlichtingsbronnen: - het lastenboek en/of de opgelegde verplichtingen van het ontwerp, - de karakteristieken van het terrein,
- types, aard, afmetingen en gewicht van de bouwelementen
- neiging van de grond te barsten bij droogte
- vereisten inzake plaatsing en controle
- tekenen van discontinuïteit in het rotsgesteente
- toegelaten afwijkingen en opleveringen
- wijziging van de karakteristieken van de bodem afhankelijk van de vochtigheidsgraad
- bijzondere werken (bv. toegangen) - de toestand op de bouwplaats - duur van de werken en bouwprogramma's
HET LASTENBOEK EN/OF DE OPGELEGDE DE KARAKTERISTIEKEN VERPLICHTINGEN VAN VAN HET TERREIN HET ONTWERP Bijvoorbeeld :
Bijvoorbeeld :
- gedetailleerde plannen, opmetingsstaten en tekeningen
- kennis van het terrein op basis van vroeger of op hetzelfde ogenblik uitgevoerde werken
- het veiligheids- en gezondheidsplan indien het door het K.B. Tijdelijke of mobiele bouwplaatsen vereist is, 6
- tekenen van instabiliteit van de hellingen of taluds
- nabijgelegen oppervlaktewater (bv. waterloop,...) - gevoeligheid van de bodem voor oppervlaktewater - merken van het grondwaterpeil, rekening houdend met seizoensgebonden verschillen in het waterpeil - tekenen die wijzen op het bestaan van artesisch grondwater - scheikundige samenstelling van het grondwater - resultaten van doorlatendheidstesten en/of bemaling
- wijziging van de bodemstructuur aan de oppervlakte of in de diepte door waterwinning of mijnontginning - mogelijkheid de uitgegraven grond opnieuw te gebruiken
- aanwezigheid van harde oppervlakken of obstakels die verwijderd moeten worden - aanwezigheid van belendende leidingen of leidingen die de werkzone kruisen
- noodzaak speciale uitgravingstechnieken te gebruiken : verlaging van het grondwaterpeil, grondbevriezing of gebruik van springstoffen
- beperkingen van de bouwplaats (toegangen, voorrang, vrije doorlaathoogten, bovengrondse leidingen, lawaai, diverse vormen van hinder...)
DE TOESTAND OP DE BOUWPLAATS
- gevaar voor overstroming door afvloeiwater of door de toevallige aanwezigheid van water (bv. als gevolg van een gebroken leiding of onweer)
Bijvoorbeeld : - vaststellingen tijdens de voorbereidende werkzaamheden
waarvan de stabiliteit behouden moet blijven - mogelijke overbelastingen - trillingsbronnen (materieel, verkeer, toestellen) - vroegere uitgravingen - risico voor een gevaarlijke besmetting van de omgeving, werkzones en opslagruimten voor de uitgegraven grond, het materiaal, materieel en de toestellen - beperkingen door het verkeer van personen en voertuigen
- afvoeren van afvalwater - aanwezigheid van constructies
7
KEUZE VAN DE UITVOERINGSTECHNIEK VERSUS GRONDBEWEGINGEN BODEMGEDRAG De onderlinge wisselwerking van de gronddeeltjes wordt o.a. beïnvloed door de grondsoort, zijn mechanische eigenschappen, het gehalte aan water, overbelastingen door de omgeving en vroegere grondbewerkingen. De reacties die hieruit voortvloeien zijn afhankelijk van de geometrische eigenschappen van de uitgraving, de gevoeligheid aan grondbewegingen en de uitvoeringsmethode.
De aanwezigheid van gebouwen vlakbij de sleuf
De gekozen uitvoeringsmethode moet elke grondbeweging kunnen opvangen. De keuze wordt bepaald door de te beschermen omgeving. Voorbeeld : (zie tekeningen hierbij)
ONTLASTING VAN DE GROND
De aanwezigheid van leidingen parallel aan de sleuf
Verplaatsing van de grond doet zich voor of kan zich voordoen: - naarmate grond wordt uitgegraven; - vooraleer de beschoeiing geplaatst wordt; - wanneer de grond de open ruimten rond de beschoeiing opvult, nadat deze werd aangebracht; - tijdens het aanaarden en verdichten, wanneer het beschoeiingssysteem verwijderd wordt; - na het aanaarden, afhankelijk van de soort aanaardingsgrond en de bekomen verdichting. Een verlaging van het grondwaterpeil kan eveneens grondbewegingen teweegbrengen zoals in de gevallen hierboven opgesomd. Een ontlasting van de grond kan veroorzaakt worden door de verplaatsing van fijne deeltjes. Schommelingen in het grondwater8
peil kunnen het zettingsproces op gang brengen of versnellen, vooral in veengrond, slappe klei, zandgrond zonder consistentie en geroerde grond waarin de bewegingen aanzienlijk kunnen zijn. Enkele middelen om de door grondbewegingen veroorzaakte schade aan de omgeving te beperken: Tijdens het uitgraven - het tracé van de sleuf aanpassen zodat men op veilige afstand van bedreigde leidingen en gebouwen blijft; - de sleuf taluderen, rekening houdend met de grondsoort; - een verlaging van het grondwaterpeil in samendrukbare gronden enkel met de nodige omzichtigheid uitvoeren;
- aangepaste technieken voorzien om de stabiliteit van de bedreigde structuren te waarborgen; - het type beschoeiing aanpassen op bepaalde plaatsen, zoals bij onderzoekskamers, plaatselijke gronduitdiepingen enz.; - bij de afmetingen van de sleuf moet men steeds rekening houden met de door het beschoeiingselement ingenomen ruimte; - bij het ontwerpen van de beschoeiing ervoor zorgen dat deze elementen nadien ook verwijderd kunnen worden (losschroeven). Tijdens het plaatsen van de beschoeiing - de beschoeiingselementen plaatsen naarmate de uitgravingswerken vorderen;
- nagaan of de stempels een degelijke verstijving van het beschoeiingssysteem verzekeren ; - zorgen voor een goed contact tussen het beschoeiingssysteem en de wanden van de uitgraving zodat de gronddruk in evenwicht blijft.
Bij het verwijderen van de beschoeiing en het aanaarden :
- de opeenvolgende lagen goed verdichten,
- degelijk aanaardingsmateriaal gebruiken,
- de stabiliteit van het materieel verzekeren,
- de bouwput aanaarden naarmate de beschoeiing verwijderd wordt,
- gepast materieel gebruiken.
PREVENTIEMAATREGELEN TIJDENS DE UITVOERING VAN DE WERKEN SLEUVEN UITGRAVEN Voorafgaandelijke
opmerking:
Er moet steeds rekening gehouden worden met eventuele ondergrondse kabels en leidingen. Daarom moeten de liggingsplannen van de ondergrondse kabels en leidingen steeds ter plaatse aanwezig zijn vooraleer de uitgravingen te starten.
Uitgravingen in losse grond
woordt aan de verschillende omstandigheden die worden bepaald door :
door de beschreven middelen ontgraven worden en moet eerst worden losgebroken.
- de ligging van het terrein
In zeer hard rotsgesteente gebruikt men hiervoor springstoffen. In zacht of gebarsten rotsgesteente worden pneumatische of hydraulische werktuigen of uitrustingen gebruikt.
- het soort werk dat uitgevoerd moet worden - de eigenschappen van de beschikbare toestellen en hun bijzondere uitrustingen.
Uitgravingen in compacte of rotsachtige grond Vaste of rotsachtige grond kan niet
Sommige van deze uitrustingen kunnen, afhankelijk van de voorschriften van de fabrikant, aan het uiteinde van de giek van een hydraulische schop of een hiertoe voorziene graaf-laadcombinatie worden bevestigd.
In losse grond kunnen uitgravingen uitgevoerd worden : - manueel of met behulp van draagbare mechanische werktuigen - met behulp van toestellen. Manueel of met behulp van draagbare mechanische werktuigen. Deze methode wordt toegepast op weinig omvangrijke bouwplaatsen, in uitgravingen waar men op bijzondere moeilijkheden stuit of in het algemeen op alle bouwplaatsen waar het gebruik van mechanische toestellen onmogelijk is. Met behulp van toestellen om: - de werkzone bouwrijp te maken - de grond uit te graven en te laden. Hiervoor bestaat een uitgebreid gamma van materieel dat beant9
TALUDERING Definities In België wordt de helling van een talud in de plannen van grondwerken veelal aangeduid door de verhouding a/b, meestal in vierden uitgedrukt, bv. 1/4, 2/4, 3/4, 4/4, 6/4, 8/4, 10/4 en 12/4 De helling in graden, ten opzichte van de horizontale, komt bij benadering neer op de volgende waarden.
Toelaatbare hellingen Uit de praktijk blijkt dat in een homogeen en droog terrein, samengesteld uit een grondlaag van eenzelfde grondsoort en indien er zich geen gevaarlijke omstandighe-
den voordoen, getaludeerde wanden van een sleuf minder dan 4 m diep als stabiel beschouwd kunnen
worden indien de waarde van de helling gelegen is in de gekleurde zone van onderstaande tabel:
Leem, zandhoudend leem in vaste, halfharde of harde toestand : IIIa
Leem, zandhoudend leem in slijkerige, dikke of geroerde toestand: IIIb
Klei, leemhoudende of zandhoudende klei in halfharde of harde toestand : IVa
Klei, leemhoudende of zandhoudende klei in samenhangende en natuurlijke toestand : IVb
Klei, leemhoudende of zandhoudende klei in nietsamenhangende toestand : IVc
10
1/4
4/ 4 va n he llin g
Zand, leemhoudend of kleihoudend zand in onstabiele of geroerde toestand : IIb
Zone 1
hellin g van
Zand, leemhoudend of kleihoudend zand in stabiele en natuurlijke toestand : IIa
vertikale wand
Rotsgesteente = I
Hieronder vindt men een aantal toepassingsvoorbeelden van bovenstaande tabel. Voorbeeld 1: Een aannemer moet een sleuf uitgraven van 80 cm in grond van het type IV, b (nl. zandhoudende klei in samenhangende en natuurlijke toestand). Onder welke hoek moet hij dan taluderen ?
Antwoord: Aangezien de uitgraving gelegen is in zone 3 (tussen 1,50 m en 4,00 m) en het gaat om grond van het type IV,b (zie legende tabel) moet de uitgraving gebeuren onder een helling van 4/4.
Voorbeeld 2: Een aannemer moet een sleuf uitgraven van 1,40 m in grond van het type IV, b (zie legende tabel). Onder welke hoek moet hij dan taluderen ? Antwoord: Aangezien de uitgraving gelegen is in zone 2 (tussen 1,20 m en 1,50 m) en het gaat om grond van het type IV,b (zie legende tabel) moet de uitgraving gebeuren onder een helling van 3/4 (cfr. ook punt 4 vuistregels). Voorbeeld 3: Een aannemer moet een sleuf uitgraven van 1,80 m in grond van het type IV, b (zie legende tabel). Onder welke hoek moet hij dan taluderen ?
Methode
1.
Beschrijving
Metalen damplanken
- de damwand rechtstreeks in de grond worden gedreven met een voldoende inheidiepte, zonder gebruik van stutten (voor ondiepe sleuven)
BESCHOEIING
Alle terreinen.
2.
Houten beschoeiing met horizontale planken of platen in gewapend beton.
Algemeen Een beschoeiing laat toe het volume van de uitgraving te beperken maar vereist dikwijls een ondersteuning van het terrein met alle geschikte middelen, zoals betimmering, eenmalig of meermaals te gebruiken beschoeiingspanelen. Deze oplossing dringt zich in de praktijk op voor de bescherming van de werknemers en wanneer sleuven in de nabijheid van bestaande gebouwen uitgegraven moeten worden.
Beschoeiingsmaterieel a) Het oudste systeem bestaat uit aaneensluitende houten elementen van redelijke afmetingen, versterkt door verbindingsstukken (zware balken, baddingen, rondhout); b) Meer complexe systemen worden vooral gebruikt voor het uitgraven van sleuven (bv. verloren
Mogelijkheid in functie van de aard van het terrein Loopzand, verzadigd met water.
c) Voor bepaalde werken worden eveneens vlakke of modulaire damplanken gebruikt. Daartoe kan :
Antwoord: Aangezien de uitgraving gelegen is in zone 1 (tot 1,2 m) mag de uitgraving met een verticale wand uitgevoerd worden. (cfr. ook punt 4 vuistregels)
beschoeiingspanelen, kaders, volledige metalen beschoeiingssystemen, beschoeiingskooien enz .);
Plaats van de beschoeiing
Inheien in dubbele rij, indrijven door trillingen of vijzelen.
Wegnemen van de beschoeiing
- ofwel wordt voor een kleinere inheidiepte gekozen en worden tussenschoren gebruikt, bestaande uit metalen kaders en houten of metalen schoren of zelfs trekstangen.
Beschoeiingsmethoden De methoden van beschoeiing kunnen erg verschillen, afhankelijk van de staat van het terrein. In de volgende tabel worden de belangrijkste beschoeiingssystemen beschreven.
Opmerking: Indien de aanwezige obstakels in de ondergrond de plaatsing van een continue beschoeiing verhinderen, zal de uitvoerder alle maatregelen nemen om de stabiliteit van de sleuf te verzekeren.
Voordelen
Nadelen
Uittrekken na Beschoeiing volledig voltooide aangebracht vóór aanaarding. de uitgraving. Weggenomen na aanaarding. Verwijdering niet nodig in geval van verloren betonnen platen
11
Methode
2.1
2.2
Beschrijving
Mogelijkheid in funktie van de aard van het terrein
Manuele plaatsing, met beschermingskooi.
Terrein stabiel voor uitgraving.
Plaatsing met behulp van een beschermingskooi.
Terrein stabiel voor uitgraving.
Plaats van de beschoeiing
Manueel, plank per plank.
Wegnemen van de beschoeiing
Voordelen
Manueel, plank per plank.
Beveiliging van de arbeider in de kooi onzeker tijdens de plaatsing.
Geleidelijke aanaarding. Door middel van Manueel, plank een hijswerktuig. per plank. Geleidelijke aanaarding.
De verwijdering gebeurt veilig indien progressief wordt aangeaard.
3.
Houten beschoeiing met verticale planken (of lichte metalen damplanken).
3.1
Plaatsing met behulp van een beschermingskooi.
Terrein stabiel voor uitgraving.
Door hijswerktuig.
Uittrekken na aanaarding.
Verwijdering van de damplanken na aanaarding. Voor de doorgang van leidingen heft men een of meerdere damplanken op.
3.2
Plaatsing Terrein stabiel naarmate de voor uitgraving. werken vorderen door middel van een speciale machine.
Semiautomatisch.
Uittrekken na aanaarding.
De graafmachine schuint de wanden af. De machine voert de beschoeiing uit vlakbij de graafschop. Verwijderen van de planken na aanaarding.
4.
Beschoeiing met prefab-panelen.
4.1
Naast elkaar te Terrein stabiel plaatsen verticale voor uitgraving. panelen (hout).
Manueel of met Verwijdering vóór de kraan volgens aanaarding. gewicht.
Naast elkaar te Alle terreinen. plaatsen verticale panelen (metaal).
Met hijstoetsel.
12
Met kraan vóór aanaarding.
Nadelen
Veel behandelingen. Verwijdering vóór aanaarding. Kunnen op elkaar Gedeeltelijke geplaats worden. verwijdering vóór Laten toe in aanaarding. slecht terrein tussen de panelen uit te graven.
Methode
4.2
Beschrijving
Mogelijkheid in functie van de aard van het terrein
Naast op boven Terrein stabiel elkaar te plaatsen voor uitgraving. horizontale panelen.
Plaats van de beschoeiing
Manueel of met heftoestel.
Wegnemen van de beschoeiing
Met de machine of manueel, aanaarding per paneelhoogte.
Voordelen
Nadelen
Gemakkelijk hanteerbaar. Progressieve aanaarding.
5.
Beveiliging zonder beschoeiing.
5.1
Verplaatsbare tunnel.
Terrein stabiel voor uitgraving.
Met de kraan
Met de kraan, aanaarden na verwijdering.
Aanaarding na verwijdering. Zeer moeilijk te verwijderen in geval van instorting. De werknemers zijn geneigd de tunnel te verlaten.
5.2
Verplaatsbare beveiligingen.
Alle terreinen.
Voortgetrokken door graafmachine of automatisch verplaatsbaar.
Aanaarding na Aanaarding doorgang van de onmiddelijk na machine. doorgang van de graafmachine.
De werknemers zijn geneigd de verplaatsbare beveiliging te verlaten.
ORGANISATIE VAN DE WERKEN ALGEMEEN
UITGRAVEN
Grondwerken omvatten :
De te volgen methode hangt af van :
- de inplanting (nivellering, afbakening, aanbrengen van bijzondere merktekens, signalisatie enz.)
- de aard van het terrein;
- voortgaand werk (uitgraven in de lengterichting van de uitgraving, bv. bij ondergrondse werken, uitgraven van sleuven enz.);
- de beschikbare materiële middelen;
- werken in lijn (uitgraven ter hoogte van de grootst mogelijke breedte van de uitgraving of aan het werkfront).
- de omgeving ;
Voorbeeld :
- uitgravingen en grondophogingen
- de tijd van het jaar.
- aanbrengen van eventuele stutten en beschoeiing
Twee uitgravingsmethoden mogelijk :
a) meestal wordt voortgaand uitgegraven, waarbij de uitgraving gebeurt in de lengterichting van de uitgraving en volgens de ver-
- bouwplaatsvoorbereiding (draineren, afgraven van de bovenlaag enz.)
- de afmetingen van de uitgraving;
zijn
13
schillende horizontale, trapsgewijs boven elkaar liggende vlakken. De eventuele evacuatie van de uitgegraven grond gebeurt in dezelfde zin, waarbij de preventiemaatregelen vermeld in het lastenboek in acht genomen moeten worden.
Voorbeeld van het mogelijk verloop van uitgravingswerkzaamheden Schop voert uitgravingen uit
Doorsnede ploegbaas
b) bij het uitgraven van sleuven zijn twee uitvoeringsmethoden mogelijk : - in een sleuf van beperkte diepte wordt onmiddellijk tot de gewenste diepte uitgegraven
Personeel belast met het aandammen van de sleuf
Bovenaanzicht
- in een diepe sleuf kan het uitgraven worden aangevat hetzij:
ploegbaas Personeel voor het leggen van buizen
+ in het bovenste gedeelte tot een bepaald niveau om vervolgens trapsgewijze dieper te graven (zie illustraties); + uitgaande van een centrale sleuf ter hoogte van het grondoppervlak.
Vrachtwagen voor het afvoeren van uitgegraven materiaal
Seiner GrondHydraulische schop (eventueel) schuiver voor het plaatsen van Vrachtwagen de leidingen en het voor het aanvoeverwijderen van de ren van aanvulbeschoeling lingsmateriaal
ALGEMENE PREVENTIEMAATREGELEN EIGEN AAN UITGRAVINGEN Net zoals bij werkzaamheden op een hoogte kan een uitgraving dieper zijn dan 2 meter en zal op dat moment een gepaste valbeveiliging voorzien moeten worden: - hetzij leuningen met tussenleuning en kantlijst die aansluit op de vloer; - hetzij volle of uit traliewerk bestaande panelen; - hetzij elke andere inrichting die een gelijkwaardige veiligheid biedt. 14
Opslag naast de uitgraving moet zo veel mogelijk worden vermeden. Is dit toch noodzakelijk, dan moeten de materialen op een veilige afstand van de rand van de uitgraving staan, nl. minimum 60 cm. Als het gaat om een last (materiaal of voertuig van meer dan 18 ton), moet een veiligheidsafstand van 1 meter worden gerespecteerd. Ja!
Nee!
Ja!
Nee!
Ja!
Nee!
Ja!
Nee!
Er moeten voldoende ladders aanwezig zijn zodat men de uitgraving op een veilige en vlugge manier kan verlaten.
Indien de uitgraving een redelijke lengte heeft, zodat er rondgaan zeer tijdrovend wordt, moeten er gepaste overgangen worden voorzien.
15
PRAKTISCHE TIPS VOOR HET VEILIG UITVOEREN VAN GRONDWERKEN IN DE NABIJHEID VAN ONDERGRONDSE INSTALLATIES Het uitvoeren van grondwerken ligt aan de oorsprong van de meeste schadegevallen. De volgende algemene veiligheidsmaatregelen moeten toelaten om het aantal schadegevallen te verminderen. - de bestuurders van de grondwerkmachines en de grondwerkers moeten op de hoogte gebracht worden van de ligging van de ondergrondse installaties;
zich in die invloedszone bevinden. De installatie moet worden blootgelegd zodat ze niet meer onderhevig is aan de grondverplaatsingen; - blootgelegde installaties dienen te worden beschermd tegen schokken, het risico om verbrijzeld te worden en val van materialen en materieel. Men vermijdt om materiaal en materieel te stapelen
boven de installaties of om wagens in de onmiddellijke omgeving toe te laten; - de installaties die de sleuf kruisen of er parallel aan lopen moeten bovendien opgehangen worden aan een balk om het risico op vervorming of op uitkraging te vermijden. Een mof wordt over de installatie aangebracht om het beschermend omhulsel niet te
- de werknemers mogen geen enkel graafwerk, zelfs niet met de handschop, aanvangen vooraleer men door de hiërarchische overste is ingelicht over de ligging van de ondergrondse telefoon-, elektriciteits-, gas-, water- en rioleringsinstallaties en ook van de eventuele particuliere aansluitingen; - zoals bij alle graafwerken dient men de tijdsduur en de lengte van de open sleuf in de omgeving van ondergrondse leidingen te beperken; - op minder dan 50 cm van een te verwachten installatie wordt de uitgraving manueel verder gezet. Bij het bepalen van deze 50 cm dient men rekening te houden met de aanwezigheid van meer volumineus toebehoren of van aftakkingen. Deze afstand van 50 cm geldt in de verschillende richtingen;
Gas- of waterleiding
Stalen of houten liggers Ophangbanden ter ondersteuning leidingen
- voor rotsgrond of een terrein vol stenen of stukken metselwerk moet een grotere afstand worden genomen, namelijk afhankelijk van de afmeting van de stenen of van het metselwerk. Door de beweging van deze blokken kan een nabij gelegen ondergrondse installatie verschuiven of beschadigd worden (zie ook bovenstaande figuur); - bij het inheien van damplanken of palen kan de invloedszone de 50 cm overschrijden: door de kleef is de grond onderworpen aan overlast. Geen enkele installatie mag 16
Kabels/leidingen
Houten of metalen ondersteuningsbalken
- blootgelegde installaties worden nooit gebruikt als ondersteuning voor een schoring, als loopbrug of als ladder voor de arbeiders;
Steunbalk (U-ligger) Onderstopping
- blootgelegde installaties zullen tijdens de winter beschermd worden tegen vorst; - bepaalde installaties onder druk hebben stootblokken op de plaatsen waar de stroomrichting verandert. Bij het blootleggen of in de nabijheid van de rand van een uitgraving, dienen deze blokken ter plaatse worden gehouden en de grondweerstand (passieve gronddruk) die ze vertegenwoordigen, moet vervangen worden door een geschikte schoring of verankering.
Langsligger
Gording Schoren
Ondersteuningsligger Houten dwarsbalken
beschadigen. Onderschat het gewicht van de op te hangen installaties niet! - de installaties die in de lengterichting van de sleuf lopen, al dan niet blootgelegd, zijn onderhevig aan bewegingen in de invloedszone
van het talud. Deze invloedszone kan afnemen als bijvoorbeeld vroeger op die plaats evenwijdige sleuven werden gemaakt. Teneinde schade aan installaties tengevolge van grondverschuivingen te vermijden, moeten deze leidingen geschoord worden;
- elke aanwezige leiding die niet op de plannen voorkomt moet zo vlug mogelijk aan de bouwplaatsleider gemeld worden. Indien de leiding ook veiligheids- en gezondheidsrisico's zou inhouden, moet ook de bouwplaatscoördinator hiervan op de hoogte gebracht worden. Opmerking: Voor meer informatie omtrent deze materie verwijzen wij graag naar onze veiligheidsnota nr. 92.
ENKELE VUISTREGELS
Wanneer men het principe van de verticaal uitgegraven sleuven gaat toepassen dan moet men vanaf een put- of sleufdiepte van meer dan 1,2 meter een stempeling, beschoeiing of een damwand gebruiken.
≤ 1,20 m
ALGEMENE REGEL
17
SPECIALE GEVALLEN
- het eerste deel van de uitgraving beschoeid over een afstand van 50 cm en het laatste deel met maximum 1,20 meter boven de bodem van de put uitvoeren als een onbeschoeide verticale uitgraving,
18
≤1,75m
≤1,20m
- het eerste deel van de uitgraving getaludeerd onder een hoek van 45° en het laatste deel met maximum 1,20 meter boven de bodem van de put uitvoeren als een onbeschoeide verticale uitgraving,
≥60 cm
≤4 5°
Wanneer de uitgraving niet dieper is dan 1,75 meter en de grond stabiel is kan een deel (kleiner dan of gelijk aan 1,20 meter) onbeschoeid gelaten worden voor zover één van onderstaande principes wordt toegepast:
1,20m
1,00m
0,80m
Bij de realisatie van smalle sleuven waarin zich geen personen moeten bevinden, wordt aangeraden volgende minimumafmetingen in acht to nemen:
0,70m
MINIMUMBREEDTE VAN DE WERKRUIMTE IN DE SLEUF
- 30 cm voor een sleufdiepte tot 70 cm, - 40 cm voor een sleufdiepte tot 90 cm,
0,30m 0,40m
- 50 cm voor een sleufdiepte tot 100 cm en
0,50m 0,60m
- 60 cm voor een sleufdiepte tot 120 cm. Bij de realisatie van smalle sleuven waarin personen zich continu moeten bevinden wordt aangeraden volgende minimumafmetingen in acht to nemen:
- minimum 60 cm breed voor een sleufdiepte tussen 1,20 en 1,75 meter diep, - minimum 80 cm breed voor een
sleufdiepte 1,75 meter.
van
meer
dan
(Verdere details zie veiligheidsnota nr. 38.)
BESCHOEIINGEN Bij uitgravingen in losse of geroerde grond die dieper zijn dan 1,2 meter zal men automatisch moeten zorgen voor een beschoeiing. De beschoeiing moet zo aangebracht worden dat beneden een zone van 1,20 meter diepte slechts om de 50 cm een onbeschoeid (ontlast) deel wordt uitgegraven.
GRONDWATERVERLAGING Bij uitgravingen die aan volgende criteria voldoen :
- het grondwaterpeil zorgt ervoor dat de sleuf of uitgraving onder water zal lopen,
vooraf en tijdens de werkzaamheden te bemalen.
- dieper dan 1,20 meter, - er worden werknemers in tewerkgesteld,
is het aan te raden de zone rond de sleuf / uitgraving en de hierbij eventueel gepaard gaande werkputten 19
Overname toegestaan mits toelating van het N.A.V.B. Deze bundels worden in het Frans gepubliceerd onder de titel «NOTES DE SECURITE CONSTRUCTION» De raadgevingen gepubliceerd door het N.A.V.B. binden enkel het Actiecomité rekening houdend met de huidige stand van de wetgeving en de techniek, en onttrekken de lezer niet aan de verplichting om informatie in te winnen en de geldende wetgeving na te leven.
• Verschijnt 4 maal per jaar. • De syndicaal afgevaardigden van de bouwondernemingen krijgen rechtstreeks één exemplaar toegestuurd in bijlage bij Veilig Bouwen. • Individuele bouwvakkers kunnen een gratis exemplaar aanvragen via hun syndicale organisatie en dit zolang de voorraad strekt. • Bijkomende bestellingen = 2,48 € (bouwsector) en 3,72 € (andere sectoren).
Verantwoordelijke uitgever: C. HEYRMAN, St-Jansstraat 4 - 1000 BRUSSEL - Inschrijvingsnummer bij de Koninklijke Bibliotheek (wettelijk depot) 2515