Werkboek Lesgeven over omgangsvormen
Inhoudsopgave 1. 2.
3.
4.
Inleiding Gebruikswijzer
7
2.1 In welke lessen?
7
2.2 Wat moet er geregeld zijn?
7
2.3 Hoe maak je lesgeven over omgangsvormen tot een succes?
8
Werkvormen
11
3.1 Reflectie op eigen waarden en normen
11
3.2 Bewustwording positie sportbegeleider ten opzichte van pupillen
13
3.3 Inzicht in problematiek van ongewenste omgangsvormen
15
3.4 Inzicht in gevolgen van machtsmisbruik en (seksuele) intimidatie
16
3.5 Herkennen van signalen
18
3.6 Ontwikkelen eigen gedragscode
19
3.7 Input leveren in preventiebeleid van sportorganisatie
20
Informatiebronnen
23
Bijlagen
2
5
27
1. Werkvorm 1: Casuïstiekbespreking
28
2. Werkvorm 4: Groepsdiscussie over verhouding sportbegeleider - sporter
29
3. Werkvorm 6: Inleiding thematiek
30
4. Werkvorm 9: Inleiding met sheets
36
5. Werkvorm 11: Signalen herkennen
38
6. Werkvorm 13: Video maken over pesten of seksuele intimidatie
41
7. Werkvorm 15: Stellingenspel
42
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
Voorwoord Aan sportbegeleiders én docenten worden anno 2003 andere eisen gesteld dan tien, twintig jaar geleden. Niet alleen de prestaties van sporters en studenten tellen, maar ook de sfeer waarin lessen verlopen, het voorbeeld dat een trainer of docent neerzet en de veiligheid. Sportopleidingen spelen op deze ontwikkeling in. In het onderwijs wordt met andere leerdoelen en leermethodes gewerkt dan voorheen. Er ligt meer nadruk op competenties van leerkrachten, en op het aanleren van de juiste beroepshouding van aankomende sportbegeleiders. Omgangsvormen binnen de sport zijn steeds meer in de schijnwerpers komen te staan. Discussies over fair play, racisme en seksuele intimidatie zijn aan de orde van de dag. Aandacht voor deze onderwerpen mag in de opleiding daarom niet ontbreken. Reden om methodiek, kennis en ervaring op dit gebied te bundelen in een praktisch werkboek. Vanaf 1997 geef ik trainingen aan sporttrainers en docenten van sportopleidingen over omgangsvormen in de sport. De werkvormen die ik daarbij heb ingezet, zijn door feedback uit deze groepen nog beter gaan aansluiten op de sportpraktijk. Daarnaast heeft een groep adviseurs vanuit CIOS-en en andere sportopleidingen mij met raad en daad ter zijde gestaan teneinde het werkboek aan te vullen. Omdat onderwijsontwikkeling een doorlopend proces is, wil ik ook u van harte uitnodigen om uw ervaringen met het lesgeven over omgangsvormen aan me door te geven (mail:
[email protected]). In een volgende versie kan dit zijn weerslag krijgen. Dit werkboek is tot stand gekomen met financiële steun van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van NOC*NSF. Ik hoop dat deze handleiding een praktisch hulpmiddel is voor elke docent die aandacht wil besteden aan een veilige, respectvolle sportpraktijk. Ik wens u veel succes.
Ir. Marianne Cense
TransAct, Utrecht, 2003
Advisering: Johan de Beer, CIOS Heerenveen Diederik Hinsch, CIOS Goes Martine Lenoir, CIOS Overveen Petra Moget, NOC*NSF Simone Richardson, NOC*NSF Paul Ruijsenaars, zelfstandig adviseur Yvonne Sanders, ROC MB Sport en Bewegen Tilburg Lieke Vloet, NOC*NSF Maik Wojtas, ROC MB Sport en Bewegen Tilburg
3
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
4
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
1. Inleiding
Voor u ligt een werkboek over het lesgeven over omgangsvormen. Waar is dat voor nodig? Het sportonderwijs is volop in ontwikkeling. Eisen die vanuit de sportpraktijk aan sportbegeleiders en trainers worden gesteld, maatschappelijke ontwikkelingen en onderwijsvernieuwing maken dat er aan nieuwe onderwerpen en met nieuwe methoden wordt gewerkt. In opleidingen Sport en Bewegen, Academies voor Lichamelijke Opvoeding en bondsopleidingen worden aankomende trainers, leraren en sportbegeleiders opgeleid voor een toekomst in de sport. Daarbij horen didactische vaardigheden, inzicht in de ontwikkeling van sportprestaties en sportinhoudelijke kennis, maar ook de houding en vaardigheden om een actieve, verantwoorde rol in de sportwereld te kunnen spelen. Dit werkboek biedt u concrete werkvormen om het onderwerp (ongewenste) omgangsvormen in uw lessen aan de orde te kunnen stellen.
Omgangsvormen Seksuele intimidatie, agressie en machtsmisbruik staan in de sportsector volop in de belangstelling. Niet vreemd, want sport heeft alles te maken met ambitie, met lichamelijkheid, met emoties en met commitment. Sport maakt dat mensen over grenzen gaan. Dat is de kracht van sport; maar het is tegelijkertijd ook een risico als het niet alleen om sportieve grenzen gaat, maar samengaat met intimidatie en vernedering. Drie judoka’s maakten in 1996 hun ervaringen met intimidatie door hun coach bekend. Hun verhaal staat niet op zich. Meer sporters hebben de afgelopen jaren melding gemaakt van vernederingen door achteloos gedrag van sportbegeleiders of door welbewuste intimidatie. Gelukkig is er sinds 1996 veel veranderd. Sportbonden, verenigingen en scholen besteden aandacht aan de preventie van (seksuele) intimidatie en de opvang van slachtoffers. Vanaf 1996 is NOC*NSF actief in het ontwikkelen van preventiemateriaal en methoden en in de opvang van slachtoffers en beschuldigden. In 1997 zijn door NOC*NSF gedragsregels opgesteld, waaraan elke sportbegeleider zich dient te houden.
Lesgeven over omgangsvormen In het lesgeven over omgangsvormen gaat het vooral om het aanleren van een beroepshouding, waarin respect voor (de integriteit van) sporters centraal staat. Het doel is tweeledig: de aankomende sportbegeleiders plegen in hun beroepspraktijk geen (seksuele) intimidatie of machtsmisbruik én ze zijn in staat een bijdrage te leveren aan een preventief klimaat binnen de sportorganisatie waar ze gaan werken. Deze opstelling is geen vanzelfsprekendheid, maar vereist dat aankomende sportbegeleiders inzicht krijgen in de positie die zij ten opzichte van pupillen hebben. Het is nodig dat ze zien welke invloed ze hebben op een sporter en op welke vlakken iemand kwetsbaar kan zijn. Dit geeft hen handvatten om een zorgvuldige, respectvolle trainer of coach te worden. Door aandacht te besteden aan preventief beleid kunnen de studenten daarnaast zicht krijgen op hun rol als toekomstig medewerker van een sportorganisatie.
5
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
Door in de opleiding aandacht te besteden aan de beroepshouding wordt voorkomen dat sportbegeleiders in de praktijk harde lessen moeten leren (bijvoorbeeld doordat ouders een klacht indienen als een trainer zich omkleedt in de kleedkamer van sporters of doordat vrouwelijke sporters schuw reageren als ze op argeloze wijze worden vastgepakt).
Inhoud van het werkboek Het onderwijssysteem verschilt per sportopleiding. Er zijn opleidingen waar wordt gewerkt met probleemgericht onderwijs (PGO), zodat studenten zelfstandig werken aan een opdracht. Er zijn opleidingen waar het onderwijs in modules is gevat of waar onderwijs wordt afgestemd op de ontwikkeling en capaciteiten van studenten. Naast de fulltime sportopleidingen zoals Sport en Bewegen (waaronder het CIOS) en ALO worden er ook door sportbonden kadertrainingen gegeven. Voor sportbonden kan de stof in dit werkboek dan ook bruikbaar zijn. Omdat het onderwijs overal anders is, bevat dit werkboek geen module die u van A tot Z volgt. Het werkboek bevat verschillende onderdelen die u kunt inpassen in uw eigen lessen. Via verschillende typen werkvormen worden studenten actief aan het werk gezet en gemotiveerd om inzicht te krijgen in hun eigen opstelling. U kunt uit de beschreven werkvormen kiezen welk type binnen uw lessen past.
6
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
2. Gebruikswijzer 2.1 In welke lessen? Het klinkt misschien gewaagd, maar elke docent besteedt op zijn of haar eigen wijze al aandacht aan omgangsvormen. Onderwijs is ook opvoeden. Een student die zich niet gedraagt zoals het in de ogen van een docent betaamt, zal dit hoogstwaarschijnlijk te horen krijgen. Of het nu gaat om voeten op tafel, te laat komen of grove grappen, een student zal zich aan de huisregels van de docent moeten houden. Dat geldt ook voor de omgang met medestudenten, voor pesten, seksisme of discriminatie – of algemener een gebrek aan respect. Vaak zijn dit ook zeer leerzame situaties; praktijksituaties die een docent kan benutten om iets voelbaar te maken. In die zin horen omgangsvormen in elke les thuis. Elke docent heeft andere maatstaven voor wat kan en wat hoort, en elke docent zal zijn of haar verantwoordelijkheid om in te grijpen anders opvatten. Deze verschillen horen bij verschillende persoonlijkheden, maar belangrijk is wel dat docenten onderling in grote lijnen één koers varen in het bijsturen van de beroepshouding van de studenten, zodat deze niet met dubbele boodschappen worden geconfronteerd. Naast deze ad hoc lessen over omgangsvormen is het nodig om in het lesprogramma specifiek aandacht te besteden aan het onderwerp. Het aanleren van een beroepshouding, reflecteren op beroepsethiek en de preventie van grensoverschrijdend gedrag horen in het curriculum thuis. Er zijn vakken waarin het onderwerp al aandacht krijgt. Het vak ‘Sport en maatschappij’ is anno 2003 een duidelijk voorbeeld binnen de CIOS-opleidingen. Daarnaast komt het in opleidingen terug in keuzevakken zoals buitensport. Vaak hangt de aandacht samen met de affiniteit van de docent in kwestie. Om te waarborgen dat het onderwerp voldoende wordt behandeld, is het nodig dat de schoolleiding sturing geeft en aangeeft in welke vakken het onderwerp ter sprake dient te komen.
2.2 Wat moet er geregeld zijn? Binnen de opleiding moet een aantal zaken geregeld zijn om lessen over omgangsvormen in te bedden. Aandacht besteden aan (ongewenste) omgangsvormen kan tot gevolg hebben dat er bij studenten dingen in beweging komen, bijvoorbeeld omdat zij ervaringen met seksueel misbruik in hun jeugd hebben of omdat er een docent is die in hun ogen over de schreef gaat. Daarom is het belangrijk een vertrouwenspersoon aan te wijzen (en te laten opleiden), waar studenten terechtkunnen. Deze vertrouwenspersoon kan een student adviseren over het zoeken van hulp of het indienen van een klacht. De opleiding moet er ook voor zorgen dat een goede klachtenprocedure beschikbaar is. Dit is ook voorgeschreven door de onderwijsinspectie en de ARBO-wet. Daarnaast verdient de toerusting van de docenten aandacht. Het is belangrijk dat er onder docenten consensus is over de beroepshouding die van studenten wordt verwacht. Ook is het nodig om onderling uit te wisselen hoe men met studenten omgaat, als voorbeeldgedrag. Tenslotte is bijscholing van docenten nodig om hen voor te bereiden op de discussies die de lessen kunnen geven.
7
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
2.3 Hoe maak je lessen over omgangsvormen tot een succes? Onderwijs staat of valt met de docent die voor de groep staat. Dat geldt zeker voor onderwijs over omgangsvormen. Hieronder volgt een aantal tips voor docenten.
Creëer duidelijkheid • Geef een heldere introductie, waarin je duidelijk maakt dat mensen verschillend mogen denken over intimiteit in sportrelaties (binnen een aantal grenzen zoals bepaald in de gedragsregels), en dat iedere sportbegeleider in situaties kan terechtkomen die niet zo eenvoudig zijn. • Maak duidelijk waarom en in welk kader het onderwerp besproken wordt. • Als je veel weerstand verwacht, kun je ervoor kiezen het onderwerp breed op te pakken, bijvoorbeeld in een onderwerp als ‘stijl van lesgeven’, ‘coachingsvaardigheden’, ‘waarden en normen in de sport’ of ‘bejegening’.
Creëer veiligheid • Maak duidelijk dat het niet gaat om ‘goed’ of ‘fout’, dat er verschillen mogen zijn. • Corrigeer als de sfeer naar belachelijk maken of grappen maken neigt. • Werk veel met subgroepen waardoor het voor veel mensen makkelijker is open te zijn. • Bouw de lessen zorgvuldig op, start bijvoorbeeld niet met een heftige video, maar leg eerst uit waarover het gaat en wat je ermee gaat doen. • Bouw ‘stoom-afblaas-momenten’ in na een confronterende les.
Zorg dat je op de hoogte bent • Van feiten (zoals de hoeveelheid meldingen van seksuele intimidatie in de sport die NOC*NSF elk jaar registreert en roemruchte ‘gevallen’ die genoemd kunnen worden). • Van procedures (zoals klachtenregelingen en vertrouwenspersonen). • Van vooroordelen en mythen die bestaan over seksuele intimidatie en andere ongewenste omgangsvormen.
Doorzie de weerstanden • Uit onzekerheid over wat er van hen wordt verwacht. • Uit angst beschuldigd te worden van ‘fout’ gedrag. • Uit eigen ervaringen met seksueel geweld (in of buiten de sport, als slachtoffer of als dader). • Uit het gevoel dat al die aandacht overdreven is, dat het wel zal meevallen.
Benoem verschillen • Laat de verschillen in de groep zien, zodat studenten begrijpen dat andere mensen op andere momenten een grens trekken. Over omgangsvormen, over wat grappig is en wat niet, wat gepast is en wat niet, wordt in elk geval door mannen en vrouwen en door mensen uit verschillende culturen heel divers gedacht. • Dit kun je naar boven halen door subgroepen in te delen naar sekse of naar etniciteit. Hierbij moet je als docent uitleggen waarom je dit doet (de mening over (on)gepaste en (on)gewenste omgangsvormen verschilt immers tussen mensen). In de plenaire bespreking kan zichtbaar worden welke verschillende accenten de verschillende groepen leggen. Om dit in alle openheid te kunnen bespreken, is de verhouding heel belangrijk: als er één of twee vrouwen in een groep van twintig zitten of één Surinamer in een groep Nederlanders, is deze veiligheid er niet. Dat leidt eerder tot stigma-
8
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
tisering (‘hoe wordt er bij jullie over gedacht’). Dan is het beter om mensen te mengen en als docent alert te zijn op vooroordelen die kunnen worden geuit.
Wees hen tot voorbeeld • Wees geloofwaardig: tap geen seksistische moppen in de pauze, draag zelf de beroepshouding uit die je van anderen verwacht.
Wijs hen de weg • Naar de vertrouwenspersoon als je merkt dat iemand met onverwerkte ellende zit. • Naar toegankelijk informatiemateriaal. • Naar de gedragsregels waaraan ze zich als sportbegeleider moeten gaan conformeren. • Naar het geven van respectvolle begeleiding, door voorbeelden te geven van hoe je dit zelf oppakt, wat je hebt geleerd en hoe je lastige situaties kunt aanpakken. • Naar de beroepscode van de Nationale Federatie van Werkers in de Sport (NFWS).
9
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
10
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
3. Werkvormen Hieronder worden per leerdoel werkvormen beschreven die u als docent kunt gebruiken. In de bijlagen treft u materiaal hiervoor aan. Het gaat om de volgende werkvormen. Leerdoelen
Werkvormen
Materiaal
3.1 Reflectie op eigen waarden en normen
1. Casuïstiekbespreking
Bijlage 1
2. PGO-opdracht 3.2 Bewustwording positie sportbegeleider ten opzichte van pupillen
3. Vanuit eigen beleving stelling formuleren
Bijlage 2
4. Groepsdiscussie 5. PGO-opdracht
3.3 Inzicht in problematiek van
6. Inleiding thematiek
ongewenste omgangsvormen
7. Test risicofactoren
3.4 Inzicht in gevolgen van machts-
8. Video met opdracht
misbruik en (seksuele) intimidatie
9. Inleiding met sheets
Bijlage 3 Bijlage 4
10. PGO-opdracht 3.5 Herkennen van signalen
11. Video met opdracht
Bijlage 5
12. PGO-opdracht 3.6 Ontwikkelen eigen gedragscode
13. Video maken over pesten of seksuele intimidatie
Bijlage 6
14. PGO-opdracht 3.7 Input leveren in preventiebeleid van
15. Stellingenspel
sportorganisatie
16. Plenair risicofactoren in kaart brengen
Bijlage 7
17. PGO-opdracht
3.1 Reflectie op eigen waarden en normen Werkvorm 1: Casuïstiekbespreking tijdsduur:
1 tot 1,5 uur
benodigdheden:
* discussiekaarten (tekst van bijlage 1, op kaarten gekopieerd) * folders gedragsregels sportbegeleiders van NOC*NSF * folders beroepscode: houvast voor kwaliteit en sportmoraal van NFWS
opstelling:
werken in subgroepen van vier aan tafel
doel: • studenten oriënteren zich op eigen waarden en normen in omgang tussen sportbegeleiders en sporters • studenten herkennen situaties van grensoverschrijdend gedrag • studenten horen dat anderen daarover soms anders denken voorbereiding docent: • discussiekaarten bestuderen en verschillende invalshoeken/argumenten op een rijtje zetten • eventueel discussiekaarten aanpassen aan specifieke sport of specifieke situaties (bijvoorbeeld aan tennis of aan situaties binnen het CIOS zelf ) • gedragsregels NOC*NSF en beroepscode NFWS kennen
11
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
werkwijze: • docent deelt groep in subgroepen van vier studenten in (eventueel in groepen van gelijke sekse of etniciteit) • elke subgroep krijgt dezelfde kaarten • een groepslid draait de eerste kaart om en antwoordt wat diegene zelf ervan vindt/hoe diegene zelf zou handelen in de functie van sportbegeleider/trainer; vervolgens zeggen de anderen wat ze ervan vinden, verschillen worden besproken; daarna draait een volgend groepslid de volgende kaart, tot alle kaarten besproken zijn • de docent bespreekt plenair een aantal kaarten na door de groepen om de beurt te vragen wat zij ervan vonden (er zullen verschillen tussen de groepen blijken te bestaan en er zullen nieuwe argumenten boven water komen) • de docent vat de conclusies samen en verwijst naar de gedragsregels van NOC*NSF en naar de beroepscode van de NFWS, en naar eventuele gedragsregels die op de opleiding zijn vastgesteld
Werkvorm 2: Probleemgericht onderwijs: PGO-opdracht tijdsduur:
te bepalen door docent
benodigdheden:
lijst met informatiebronnen (zie hoofdstuk 4), voldoende literatuur in bibliotheek of elders beschikbaar
opstelling:
werken in subgroepen of individueel
doel: • studenten verdiepen zich in preventie van ongewenste omgangsvormen en weten informatiebronnen te vinden • studenten formuleren en verwoorden een eigen visie onderwerp: • schrijf een brief namens een groep ouders die zich zorgen maken over de sfeer op de sportvereniging; zij vinden dat er van alles mis is in de bejegening van hun kinderen; ze ergeren zich aan posters van blote vrouwen in de kantine en aan het machogedrag van trainers • beschrijf welke gedragsregels NOC*NSF heeft opgesteld, leg uit welke motivatie erachter zit en beschrijf hoe jij daar tegenover staat
12
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
3.2 Bewustwording positie sportbegeleider ten opzichte van pupillen Werkvorm 3: Vanuit eigen beleving stelling formuleren tijdsduur:
1 tot 1,5 uur (kan in twee lessen)
benodigdheden:
voldoende exemplaren van het boekje “De andere kant van de medaille” (gratis op te vragen bij TransAct, telefoon 030-2326500)
opstelling:
subgroepen aan tafel
doel: • studenten krijgen inzicht in de invloed die zij als (aankomend) sportbegeleider hebben op sporters • studenten reflecteren op wat zij zelf als sporter aangenaam en vervelend vinden aan het gedrag van een docent voorbereiding docent: • eigen visie paraat hebben op de gewenste verhouding sportbegeleider - sporter werkwijze: • studenten krijgen als huiswerk op boekje "De andere kant van de medaille" te lezen (of een andere tekst die informatief genoeg is over het onderwerp) • tijdens de les krijgen de studenten per subgroepje onderstaande vragen; ze krijgen een halfuur de tijd om gezamenlijk antwoorden te formuleren; vervolgens vraagt de docent plenair aan de groepen hun stelling te presenteren • naar aanleiding van de stellingen kan er worden gediscussieerd vragen voor subgroepen: • als je terugkijkt naar een trainer van wie jij les hebt gehad: hoe zorgde deze trainer ervoor dat jij deed wat hij/zij wilde?; zet op een rijtje wat voor manier en tactiek een trainer kan gebruiken • geef in een stelling jouw mening weer over de invloed van een trainer op een sporter: hoe zou dat moeten zijn of tot waar mag dat gaan?
Werkvorm 4: groepsdiscussie tijdsduur:
45 minuten
benodigdheden:
-
opstelling:
kring, U-vorm of andere opstelling waarin studenten elkaar kunnen zien
doel: • studenten onderzoeken de eigen opstelling en die van groepsgenoten • studenten krijgen inzicht in de (machts)positie als trainer/coach voorbereiding docent: • stellingen formuleren of keuze maken uit stellingen uit bijlage 2 werkwijze: • docent introduceert thema • docent legt een stelling voor en vraagt wie er wil reageren • discussie loopt door tot er geen nieuwe argumenten meer bij komen • docent vat samen welke argumenten zijn genoemd
13
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
Werkvorm 5: PGO-opdracht tijdsduur:
te bepalen door docent
benodigdheden:
lijst met informatiebronnen (zie hoofdstuk 4), voldoende literatuur in bibliotheek of elders beschikbaar
opstelling:
werken in subgroepen of individueel
doel: • studenten verdiepen zich in het onderwerp en weten informatiebronnen te vinden • studenten formuleren en verwoorden een eigen visie onderwerp: • beschrijf je eigen ervaringen met de begeleiding van trainers en geef aan op welke manier deze trainers invloed op je uitoefenden; geef ook aan waarin jij hun voorbeeld wil volgen en waarin niet
14
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
3.3 Inzicht in problematiek van ongewenste omgangsvormen Werkvorm 6: Inleiding thematiek tijdsduur:
20 minuten
benodigdheden:
-
opstelling:
klassikaal
doel: • studenten krijgen inzicht in de problematiek van ongewenste omgangsvormen voorbereiding docent: • bijlage 3 bestuderen en literatuur erop naslaan werkwijze: • docent introduceert thema en illustreert dat met foldermateriaal van NOC*NSF (eventueel met sheets of gevolgd door video)
Werkvorm 7: Test risicofactoren tijdsduur:
30 minuten
benodigdheden:
test uit bijlage 3, gekopieerd voor elke student
opstelling:
klassikaal
doel: • studenten krijgen inzicht in situaties waarin ongewenste omgangsvormen (kunnen) voorkomen • studenten krijgen inzicht in risicofactoren voorbereiding docent: • test kopiëren • lezen over risicofactoren werkwijze: • docent introduceert thema: onderzoek of het op eigen sportvereniging kan voorkomen; vraagt aan studenten om test in te vullen voor vereniging waar ze nu sporten of lesgeven • uitdelen test • plenair kijken hoe is gescoord, of er verband is te ontdekken tussen type sport (team/ individueel, cultuur binnen sport, gemengd mannen/vrouwen of niet enzovoort)
15
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
3.4 Inzicht in gevolgen van machtsmisbruik en (seksuele) intimidatie Werkvorm 8: Video met opdracht tijdsduur:
60-80 minuten
benodigdheden:
videorecorder, video
opstelling:
halve kring rond video of andere opstelling waarin iedereen video kan zien
doel: • kennis overdragen over mechanismen van intimidatie en seksueel misbruik in de sport • kennis over-dragen over gevolgen daarvan voor slachtoffers en sportorganisaties voorbereiding docent: • video bestuderen en zich verdiepen in gevolgen via literatuur werkwijze: • docent houdt inleiding: waarover de video gaat • video vertonen; mogelijke video’s met een beschrijving zijn opgenomen in hoofdstuk 4 • na de video nabespreken in tweetallen; deze video roept waarschijnlijk veel emoties op; eerste tien minuten gaan over wat je geraakt heeft in de video, volgende tien minuten nabespreken van wat je hebt gehoord over de gevolgen van misbruik in de sport • plenair inventariseren wat de gevolgen zijn die studenten gezien hebben; eventueel vervolgen met toelichting aan de hand van sheets
Werkvorm 9: Inleiding met sheets tijdsduur:
hooguit 30 minuten per keer (anders in twee delen splitsen)
benodigdheden:
overheadprojector
opstelling:
(halve) kring of klassenopstelling
fasering:
past na onderdeel waarbij studenten zelf informatie hebben vergaard of na video
doel: • informatieoverdracht seksueel misbruik in de sport voorbereiding docent: • zich verdiepen in de stof middels het lezen van het rapport Rode kaart of carte blanche (NOC*NSF, 1997) of "De andere kant van de medaille" en andere literatuur • sheets uit bijlage 4 overnemen op transparante vellen werkwijze: • docent stelt vragen aan de groep en schrijft op flip-over: wat is het: seksuele intimidatie? hoe kan het dat een pleger dat doet, wat voor strategieën gebruikt iemand? wat zijn de reacties van slachtoffers? wat zijn de drempels om erover te praten? hoe eindigt het misbruik? wat zijn de gevolgen voor slachtoffers? • Docent vult aan en ligt toe aan de hand van sheets
16
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
Werkvorm 10: PGO-opdracht tijdsduur:
te bepalen door docent
benodigdheden:
lijst met informatiebronnen (zie hoofdstuk 4), voldoende literatuur in bibliotheek of elders beschikbaar
opstelling:
werken in subgroepen of individueel
doel: • studenten verdiepen zich in het onderwerp en weten informatiebronnen te vinden • studenten formuleren en verwoorden een eigen visie onderwerp: • maak een werkstuk over de gevolgen van seksueel misbruik in de sport; denk hierbij aan de gevolgen voor slachtoffers, maar ook voor ouders, daders en de vereniging
17
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
3.5 Herkennen van signalen Werkvorm 11: Video met opdracht tijdsduur:
1,5 uur
benodigdheden:
video en afspeelapparatuur
opstelling:
klassenopstelling
doel: • studenten herkennen signalen die mogelijk wijzen op seksuele intimidatie, zowel bij de sporter als in de sportrelatie • studenten weten wat ze in hun rol als sportbegeleider moeten doen, als ze een signaal opvangen voorbereiding docent: • signalenlijst bestuderen uit bijlage 5 • klachtenregeling van de school kennen, met name het deel ‘Omgaan met vermoedens’ • website NOC*NSF bestuderen van het onderdeel ‘Omgaan met vermoedens’, en folders over taken/diensten van adviseurs van NOC*NSF werkwijze: • docent laat de klas een video (zie hoofdstuk 4 voor lijstje met video’s – u kunt ook delen van dezelfde video vertonen die eerder is gebruikt met als opdracht nu op specifieke dingen te letten) zien met de opdracht: schrijf tijdens het kijken op wat je opvalt aan de verhalen van de sporters die slachtoffer zijn geworden: waaraan had een buitenstaander kunnen merken wat er aan de hand was? • na de video inventariseert de docent de antwoorden (eventueel nadat studenten in tweetallen hebben overlegd), zet die op een flip-over en vraagt aanvullingen • vervolgens geeft docent een toelichting op signalen (signalen serieus nemen, maar niet te snel conclusies trekken; kunnen vaak op meerdere dingen wijzen) • toelichting ‘wat doe je nu als je een signaal krijgt dat er wat aan de hand kan zijn? ‘; daarin aandacht voor het serieus nemen van een signaal zonder meteen te oordelen, het hulpaanbod voor slachtoffers en beschuldigden (vertrouwenspersonen NOC*NSF), het volgen van de procedure bij vereniging/bond, het niet teveel zelf gaan redden of berechten, het advies vragen aan adviseurs NOC*NSF (gratis), het melden bij het bestuur enzovoort.
Werkvorm 12: PGO-opdracht tijdsduur:
te bepalen door docent
benodigdheden:
lijst met informatiebronnen (zie hoofdstuk 4), voldoende literatuur in bibliotheek of elders beschikbaar
opstelling:
werken in subgroepen of individueel
doel: • studenten verdiepen zich in het onderwerp en weten informatiebronnen te vinden • studenten formuleren en verwoorden een eigen visie onderwerp: • benoem de signalen die kunnen wijzen op seksueel misbruik in de sport; denk hierbij niet alleen aan wat je aan het slachtoffer kunt zien, maar ook aan de relatie tussen dader en slachtoffer
18
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
3.6 Ontwikkelen eigen gedragscode Werkvorm 13: Video maken over pesten of seksuele intimidatie tijdsduur:
40 uur per student
benodigdheden:
videocamera, videoafspeelapparatuur
opstelling:
werken met kleine groepen (4 tot 6)
doel: • studenten krijgen inzicht in pesten en seksuele intimidatie • studenten vertalen dit inzicht naar concrete situaties • studenten gaan onderling de discussie aan over wenselijk en onwenselijk gedrag voorbereiding docent: • apparatuur en opnamemateriaal vergaren/reserveren • gedragsregels van NOC*NSF bestuderen om een aantal voorbeelden te kunnen noemen (zie bijlage 6) werkwijze: • inleiding docent: bedoeling project, wat zijn gedragsregels, waarvoor dienen ze, voorbeelden uit gedragsregels NOC*NSF • werkgroepen indelen • onderwerp afbakenen • informatie vergaren • draaiboek maken • rollen uitschrijven • video opnemen • video vertonen en discussie in de groep
Werkvorm 14: PGO-opdracht tijdsduur:
te bepalen door docent
benodigdheden:
lijst met informatiebronnen (zie hoofdstuk 4), voldoende literatuur in bibliotheek of elders beschikbaar
opstelling:
werken in subgroepen of individueel
doel: • studenten verdiepen zich in het onderwerp en weten informatiebronnen te vinden • studenten formuleren en verwoorden een eigen visie onderwerp: • stel een toptien samen van gedragsregels voor jouw specialisatie of het soort sportorganisatie waar jij wilt gaan werken die helpen om ongewenste omgangsvormen tegen te gaan
19
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
3.7 Input leveren in preventiebeleid van sportorganisatie Werkvorm 15: Stellingenspel tijdsduur:
50 minuten
benodigdheden:
vel met stellingen
opstelling:
ruimte waarin geen stoelen in de weg staan, bijvoorbeeld een gymzaal
doel: • studenten bepalen hun positie in discussies en beargumenteren hun positie • studenten leren van standpunten van anderen en zien dat er verschillend over gedacht wordt voorbereiding docent: • stellingen uit bijlage 7 voorbereiden of aanpassen werkwijze: • docent verdeelt veld/klaslokaal in twee vakken; als je het eens bent met een stelling ga je rechts staan, als je het niet eens bent ga je links staan • docent leest stelling voor; studenten gaan in vak staan • docent vraagt om en om student uit ene en andere vak naar argument waarom diegene daar staat • docent kan zelf ook argumenten toevoegen – provocerend (vinden jullie dus dat ..) • als iemand overtuigd raakt van de andere mening, mag hij/zij overlopen • kan speelser worden gemaakt door te stellen dat mensen moeten proberen de tegenpartij te overtuigen, hun groep groter te krijgen
Werkvorm 16: Plenair risicofactoren in kaart brengen tijdsduur: benodigdheden:
60 minuten * voor elke student een rode en groene kaart (een half A-viertje) * voldoende exemplaren van de brochure van NOC*NSF ‘Beleid voeren bij een sportvereniging’
opstelling:
klassenopstelling
doel: • studenten zien in dat in hun vereniging/tak van sport ook risico’s zijn op seksuele intimidatie • studenten zijn alert op risicofactoren • studenten krijgen ideeën hoe je preventief beleid kunt opzetten voorbereiding docent: • boekje ‘De andere kant van de medaille’ of artikel over risicofactoren lezen • brochure ‘Beleid voeren bij een sportvereniging’ van NOC*NSF bestuderen • risicofactoren in bijlage 7 bestuderen (die als stelling zijn te gebruiken) werkwijze: • docent introduceert wat risicofactoren zijn, dat die overal voorkomen en dat het belangrijk is om te kijken welke factoren je kunt beïnvloeden om de risico’s op intimidatie te verkleinen (vergelijk brandpreventie of blessurepreventie: je kunt het nooit uitsluiten, maar wel de risico’s verkleinen); docent legt uit wat een bestuur met een analyse van de factoren kan doen
20
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
• docent leest stelling voor • studenten reageren door kaart op te steken zoals zij ervaren dat het op hun vereniging/tak van sport/school toe gaat • bij elke vraag telt docent hoeveel van elke kleur er wordt opgestoken; bij meer dan twintig procent ja of nee (al naar gelang vraag) benoemen tot risicofactor van belang • vervolgens plenair bespreken hoe je als bestuur deze factoren zou kunnen beïnvloeden • docent geeft nog meer achtergrondinformatie over preventiebeleid (gebruik hiervoor de brochure van NOC*NSF, ‘Beleid voeren bij een sportvereniging’).
Werkvorm 17: PGO-opdracht tijdsduur: benodigdheden:
te bepalen door docent lijst met informatiebronnen (zie hoofdstuk 4), voldoende literatuur in bibliotheek of elders beschikbaar
opstelling:
werken in subgroepen of individueel
doel: • studenten verdiepen zich in het onderwerp en weten informatiebronnen te vinden • studenten formuleren en verwoorden een eigen visie onderwerp: • maak een beleidsplan voor een sportvereniging (type sport naar keuze), met als onderwerp preventie van seksuele intimidatie • schrijf een brief naar een beroepsvereniging van trainers waarin je aanbevelingen doet voor de inhoud van een studiedag • schrijf een foldertekst voor ouders van sporters over seksuele intimidatie
21
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
22
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
4. Informatiebronnen A. Voorlichtingsmateriaal en publicaties (Publicaties en ander voorlichtingsmateriaal van NOC*NSF zijn te bestellen via het in het colofon opgenomen emailadres) Folder ‘Volwassen sporters’ Inhoud: seksuele intimidatie in de sport - informatie voor volwassen sporters Uitgave: NOC*NSF 2003 Bestellen: NOC*NSF Folder ‘Vertrouwenspersonen en adviseurs’ Inhoud: hulp, ondersteuning en advies bij seksuele intimidatie in de sport Uitgave: NOC*NSF 2003 Bestellen: NOC*NSF Folder ‘Beleid voeren bij een sportvereniging’ Inhoud: seksuele intimidatie in de sport - informatie voor verenigingsbesturen Uitgave: NOC*NSF 2003 Bestellen: NOC*NSF Folder ‘Ouders’ Inhoud: seksuele intimidatie in de sport - informatie voor ouders Uitgave: NOC*NSF 2003 Bestellen: NOC*NSF Folder ‘Jongeren’ Inhoud: over lastiggevallen worden - informatie voor jonge sporters Uitgave: NOC*NSF 2003 Bestellen: NOC*NSF Folder ‘Gedragsregels’ Inhoud: seksuele intimidatie in de sport - richtlijnen voor begeleiders Uitgave: NOC*NSF 2003 Bestellen: NOC*NSF Folder ‘Verblijf buitenland’ Inhoud: seksuele intimidatie in de sport - informatie voor sporters bij verblijf in het buitenland Uitgave: NOC*NSF 2003 Bestellen: NOC*NSF Folder ‘Trainers/coaches’ Inhoud: seksuele intimidatie in de sport - informatie voor trainers/coaches Uitgave: NOC*NSF 2003 Bestellen: NOC*NSF
23
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
Boek ‘De andere kant van de medaille. Seksuele intimidatie in de sport.’ Uitgave: TransAct 1998 Tekst: TransAct, Marianne Cense Inhoud: wat is seksuele intimidatie, hoe kan het zover komen, wat zijn signalen dat er iets mis is en met welke maatregelen kun je seksuele intimidatie tegengaan? Voor: trainers, ander sportkader, sporters vanaf zestien jaar, ouders Bestellen: gratis bij TransAct, tel. 030-2326500 Rapport Rode kaart of carte blanche? Onderzoeksrapport naar risicofactoren voor seksuele intimidatie en seksueel misbruik in de sport. Uitgave: NOC*NSF 1997 Tekst: TransAct, Marianne Cense Inhoud: literatuuronderzoek en analyse van veertien interviews met sporters die ervaring hebben met seksuele intimidatie. Model met factoren die invloed hebben op seksueel misbruik van jongeren in de sport en aanbevelingen voor preventie Bestellen: NOC*NSF Artikel Seksuele intimidatie en seksueel misbruik in de sport Uitgave: Sport, bewegen en gezondheid 3 - p.77-96 Tekst: NOC*NSF, Annemarie ten Boom Inhoud: overzichtsartikel van onderzoeksgegevens, risicofactoren, maatregelen op gebied van preventie en eerste opvang Brochure ‘Seksueel geweld. Wat kunt u verwachten van hulpverlening, politie en justitie’ Uitgave: Ministerie van Justitie 1997 Inhoud: tips en informatie over de rechtsgang na seksueel geweld Voor: slachtoffers en hun omgeving. Bestellen: Postbus 51, telefoon 0800-8051 Brochure ‘Oog voor sociale veiligheid. Een handreiking voor verenigingen’ Uitgave: NOC*NSF 1996 Tekst: NOC*NSF, Marian Connotte en Paul Scheltes Inhoud: beschrijving van beleid (aanpak en maatregelen) om sociale veiligheid te vergroten Voor: verenigingsbesturen Bestellen: NOC*NSF Brochure ‘Gezocht: sportkader m/v’ Uitgave: NOC*NSF 1995 Inhoud: stappenplan voor het werven en behouden van vrouwen als sportkader Voor: verenigingsbesturen Bestellen: NOC*NSF Casussen seksuele intimidatie in de sport. Opleidingspakket Uitgave: NOC*NSF 1998 Tekst: Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Bond, Dick Sol, Rob Cats en Rob Spruyt, Bewerking: NOC*NSF, Manon van der Neut en Annemarie ten Boom Inhoud: beschrijving van vijf casussen over uiteenlopende vormen van seksuele intimidatie, met discussievragen en uitleg voor de docent. Hulpmiddel om de problematiek bespreekbaar te maken Bestellen: NOC*NSF
24
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
B. Video’s ‘Spreken is goud’ Over seksuele intimidatie en misbruik in de sport. Uitgave: NOC*NSF 1997 Productie: Peter Wanschers Inhoud: jonge sporters en trainers komen aan het woord over seksuele intimidatie in de sport. De video geeft informatie over slachtoffers en plegers, wat maakt dat het kan gebeuren en wat zijn de gevolgen Bestellen: NOC*NSF Misbruik door trainers Uitzending van Zembla (VARA); Canadese video met Nederlandse voice over en ondertiteling. Inhoud: vrouwelijke (top)-sporters komen aan het woord die te maken hebben gehad met misbruik door hun trainer, en andere betrokkenen (ouders, sportkader). Geeft helder beeld van afhankelijkheidsrelaties in de sport, complexiteit van gevoelens bij slachtoffers en ouders Speelduur: 35 minuten. Bestellen: VARA Seksuele intimidatie in de judosport Uitzending van Zembla (1997) Inhoud: Nederlandse documentaire over seksueel misbruik: twee zaken in de judo. Zowel volwassen sporters (vrouwen en mannen) als ouders van kinderen die het is overkomen, komen aan het woord. Geeft minder diepgaande informatie dan de Canadese documentaire, maar is wel herkenbaar vanwege Nederlandse zaken Speelduur: 42 minuten Bestellen: VARA
C. Lespakketten voor kaderleden De macht van een trainer, opleidingstekst met lesplan en leeropdrachten Uitgave: NOC*NSF 1997 Tekst: Nederlandse Tafeltennis Bond, Thieu Kuys. Bewerking: NOC*NSF, Paul Scheltes Inhoud: tekst over verschil tussen invloed en macht van sportbegeleiders en risico’s van macht. Docentenhandleiding en lesplan met opdrachten Bestellen: NOC*NSF
D. Websites Website van NOC*NSF: www.sport.nl/seksueleintimidatie Website van TransAct: www.transact.nl Website van Korrelatie: www.korrelatie.nl Website van ministerie van Justitie: www.justitie.nl Website van FNV vakbond: www.fnv.nl
25
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
26
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
Bijlagen In de bijlagen zijn stellingen, discussiekaarten, teksten van inleidingen en sheets en dergelijke opgenomen die u kunt gebruiken bij het verzorgen van een les. Daarnaast treft u er achtergrondmateriaal voor u als docent aan. De nummers van de bijlagen komen overeen met de nummering van de lesthema’s/leerdoelen (bij thema 3.1 hoort bijlage 1, bij 3.4 bijlage 4 enzovoort). De werkvormen hebben dezelfde nummers als hierboven.
27
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
Bijlage 1 Werkvorm 1: Casuïstiekbespreking Discussiekaarten (Deze kunnen worden gespecificeerd naar sportachtergrond of sportsituatie zodat ze herkenbaarder zijn voor de deelnemers) 1. Je bent trainer en je vangt een gesprek op tussen sporters, waarin ze grappen dat een collega van je rare onderbroeken draagt. Op je vraag hoe ze dat weten, antwoorden ze dat iedereen dat weet, omdat hij zich altijd omkleedt waar iedereen bij is. Wat vind je hiervan? 2. Tijdens een les is er een blessure ontstaan. De fysiotherapeut/lichamelijk verzorger behandelt de blessure in de kleedkamer. De helft van de meiden is zich aan het uitkleden om onder de douche te gaan. Hoe sta je hier als sportbegeleider tegenover? 3. In een groep sporters die je traint, zitten meiden en jongens van zestien tot tweeëntwintig jaar. Er wordt veel lol getrapt en er worden geintjes uitgehaald. Het valt je op dat één meisje wel erg vaak te grazen wordt genomen door twee jongens. Als ze tijdens zwemmen onder water wordt gehouden, gaat ze er huilend vandoor. Ze verschijnt de volgende dag niet op de training. Wat doe je? 4. Je hoort een collega tegen een meisje van een jaar of zeventien zeggen dat ze eens wat minder moet eten, want ze wordt echt te dik. Wat vind je van die opmerking? 5. Eén van je pupillen is een jongen van zestien, een veelbelovende sporter. Hij heeft veel bewondering voor je. Na een training zit je regelmatig met hem in de kantine. Hij vertelt dan over de problemen thuis en hoezeer hij het mist dat er aandacht voor hem is. Hij vraagt of je eens een weekend met hem wil gaan kanoën of zeilen. Wat doe je ermee? 6. Je bent begeleider van sporters van zestien tot zeventien jaar. Twee jongeren raken verliefd op elkaar. Ze hangen de hele tijd om elkaars nek. Andere jongeren reageren wat knorrig op het kleffe gedoe. Wat vind je ervan en wat doe je ermee? 7. Je traint een groep mannelijke senioren. Eén van de mannen maakt steeds opmerkingen dat je zo’n lekker lijf hebt. De andere mannen lachen erom. Wat vind je ervan en wat doe je ermee?
28
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
Bijlage 2 Werkvorm 4: Groepsdiscussie over verhouding sportbegeleider – sporter Mogelijke stellingen 1. Als je verliefd bent, maakt het niet uit of je trainer of sporter bent: je moet je vrij voelen om er iets mee te doen. 2. Je moet als trainer voldoende afstand bewaren tot sporters, want je positie maakt dat ze je snel (al te) interessant vinden. 3. Van volwassen sporters mag worden verwacht dat ze aan anderen duidelijk maken waar hun grenzen liggen; je moet daar als trainer niet te betuttelend in zijn. 4. Seks gaat niet samen met een sportrelatie tussen begeleider en sporter. 5. Een sportbegeleider moet ervoor zorgen dat de toewijding van een sporter aan zijn of haar sport niet te ver gaat.
29
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
Bijlage 3 Werkvorm 6: Inleiding Thematiek Achtergrondinformatie docent Algemene uitgangspunten van beleid tegen seksuele intimidatie, vastgesteld door NOC*NSF Bron: Folder gedragsregels NOC*NSF, 1997
1. Verantwoordelijkheid sportorganisatie Een sportvereniging/organisatie heeft verantwoordelijkheid voor het lichamelijk en geestelijk welbevinden van haar sporters. Deze verantwoordelijkheid strekt zich uit tot het creëren van een veilig sportklimaat en het bieden van goede begeleiding. Hiertoe behoren het signaleren en voorkomen van zaken die dit belemmeren. Gezien de vaak ernstige gevolgen van seksuele intimidatie is het van groot belang dat bij sporters zowel actuele als voormalige seksuele intimidatie wordt gesignaleerd en dat slachtoffers de erkenning, veiligheid, hulp en steun krijgen die zij nodig hebben. Het is daarom van belang dat een sportvereniging / organisatie het tot de taak van kaderleden rekent om signalen van seksuele intimidatie op te vangen, serieus te nemen en adequaat te behandelen. Ook naar haar (al dan niet vrijwillige) medewerkers toe heeft een sportorganisatie verantwoordelijkheid voor het waarborgen van hun welbevinden. Deze verantwoordelijkheid strekt zich uit tot het creëren van een veilige werkomgeving en een goede begeleiding. Signaleren van zaken die de werksfeer en het welbevinden van de werknemer aantasten, vormt hiervan een onderdeel. Seksuele intimidatie van medewerkers door sporters of door collega’s vormt een grove aantasting van de veiligheid en het welbevinden. Het is daarom van belang dat een sportorganisatie het tot de taak van directie/bestuur en collega’s rekent om signalen van seksuele intimidatie op te vangen, serieus te nemen en adequaat te behandelen. Sportorganisaties die betaalde werknemers in dienst hebben, zijn middels de ARBO-wet verplicht hun werknemers zoveel mogelijk te beschermen tegen seksuele intimidatie en de nadelige gevolgen daarvan. De verantwoordelijkheid van de sportorganisatie is dus niet alleen van morele of maatschappelijke aard, maar tevens wettelijk vastgelegd.
2. Verantwoordelijkheid sportbegeleiders Iedereen in de sport dient zich te onthouden van seksueel (machts)misbruik en seksuele intimidatie, zowel het kader als de sporters. De sportbegeleider heeft niet alleen een taak met betrekking tot de sportbeoefening. Hij heeft ook een (weliswaar gedeelde) opvoedkundige opdracht. Hij is medeverantwoordelijk voor de veiligheid, gezondheid en het welzijn van de jonge sporter en voor diens ontwikkeling naar zelfstandigheid. Daarbij moet de begeleider de persoonlijke grenzen van de sporter respecteren en de grenzen van professioneel gedrag niet overschrijden.
30
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
De begeleider dient zich te realiseren dat hij een voorbeeldfunctie heeft. Als hij grensoverschrijdend gedrag signaleert, dient hij maatregelen te nemen.
3. Begripsbepalingen Seksuele intimidatie: elke vorm van seksueel gedrag of seksuele toenadering, in verbale, non-verbale of fysieke zin, opzettelijk of onopzettelijk, die door de persoon die het ondergaat als ongewenst of gedwongen wordt ervaren. Seksuele intimidatie kan voorkomen tussen sporters onderling, tussen kader onderling en tussen sporters en kader. Seksuele intimidatie komt veelal voor in relaties waar sprake is van een machtsverschil, door leeftijd, positie of bijvoorbeeld getal. Seksueel misbruik: alle seksuele handelingen en seksuele relaties tussen een begeleider en een jeugdige sporter tot zestien jaar en/of indien iemand misbruik maakt van zijn of haar functionele relatie tot een sporter om een seksuele relatie aan te gaan.
Kenmerken van de problematiek Bron: Inleiding over seksuele intimidatie, CIOS Goes De problematiek van seksuele intimidatie staat niet op zichzelf. Daarbij komen vele aspecten kijken. Hoe kan het nu zover komen dat er sprake is van seksuele intimidatie of seksueel misbruik? Hieronder worden enige kenmerken van de problematiek besproken, waarbij met name is gekeken naar sportspecifieke kenmerken. 1. (Wederkerige) Afhankelijkheid Seksuele intimidatie heeft alles te maken met (wederkerige) afhankelijkheid. Een begeleider van sporters heeft ook zijn ambities. Het bijzondere aan de relatie met de sporter is dat ze elkaar nodig hebben om hun doel te bereiken. De sporter is afhankelijk van zijn begeleider vanwege diens kunde en kennis, vanwege diens wil om tijd en geld in de sporter te investeren, en diens formele macht (wordt hij opgesteld?; krijgt hij kansen?). Tevens is de sporter afhankelijk van de prestaties: zonder prestaties geen roem, bekendheid, inkomen enzovoort. Met elkaar leven ze, met hun eigen normen en waarden. Waarbij andere levensgebieden ondergeschikt raken aan dat ene doel. Als zulke afhankelijkheidsrelaties binnen een geïsoleerd levensgebied bestaan, zoals de sport vaak is, dan bestaat er een verhoogd risico op incidenten die vanuit maatschappelijk oogpunt grenzen overschrijden. Dit geldt niet alleen voor topsport, maar ook voor breedtesport. 2. Gebruiksrelatie De trainer heeft een voorbeeldfunctie, is vaak een idool voor de sporter. Tevens heeft de trainer vaak een rol als vervangende ouder (met name wanneer het aantal trainingsuren groot is). Dit leidt ertoe dat de trainer/begeleider een grote invloed heeft op de sporter heeft, vaak zelfs groter dan die van de ouders. Deze invloed en afhankelijkheid reiken vaak verder dan alleen de sportprestatie. De begeleider bepaalt min of meer wat goed is voor de sporter. Dit kan snel omslaan in een ‘moeten gehoorzamen’ waarbij de begeleider, bond of vereniging uitdraagt dat alleen door hun toedoen maximaal is gepresteerd. De sporter wordt daarmee louter een instrument om prestige of financiën te verkrijgen. Ook een der-
31
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
gelijke relatie vormt een voedingsbodem voor seksuele grensoverschrijdingen. 3. Klimaat sportorganisatie De sport is een gesloten wereld waarbinnen men gewend is alles zelf op te lossen (in de doofpot te stoppen). Het incident wordt daarmee wel opgelost, maar het probleem niet. Het komt regelmatig voor dat begeleiders, die ‘over de grens zijn gegaan’, toch in dienst blijven bij een sportorganisatie, vanwege behaalde en wellicht nog te behalen successen. Dit alles in het belang van de sport. 4. Lichamelijkheid Sport is inherent aan lichamelijk contact. Wanneer is dit contact functioneel en wanneer seksueel bedoeld? 5. Grensoverschrijdingen Sport is grensverleggend, zowel fysiek als mentaal. De begeleider zal de sporter hierin stimuleren en elke begeleider heeft zo zijn eigen methodes die volgens hem het beste werken. Vaak willen sporter en begeleider tot het uiterste gaan om te kunnen presteren. Deze mentaliteit kan ertoe leiden dat grensoverschrijdingen in de omgang tussen sporter en begeleider ook eerder/sneller plaatsvinden. 6. Grooming Doordat sporters vaak op jonge leeftijd met een begeleider te maken krijgen, is er sprake van ‘grooming’: het beetje bij beetje verleggen van grenzen van wat normaal is. Het opbouwen van een grenzeloos vertrouwen in de begeleider, het langzaam verstoren/indringen in het privé-leven, emotionele chantage en fysieke aanrakingen. De sporter gaat hierin mee, merkt het vaak niet eens: zijn normen en waarden worden stukje bij beetje verlegd. De trainer heeft immers het beste met hem voor. De sporter kan het proces daarna vaak niet meer terugdraaien. 7. Daderprofiel Incestplegers, zo blijkt uit onderzoek, hebben vaak een negatief zelfbeeld. Zo niet daders van seksuele intimidatie in de sport. De dader in de sport heeft een positief zelfbeeld, is goed in zijn werk, intelligent en heeft goede interpersoonlijke vaardigheden. Kortom, de trainer is een zeer geliefd persoon waarvan ‘zulke’ dingen niet wordt verwachten de sporter wordt dan ook vaak niet geloofd.
32
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
Werkvorm 7: Test risicofactoren Hoeveel risico op seksuele intimidatie loopt jouw vereniging? Er worden na de training of bij toernooien vaak grappen gemaakt over het uiterlijk van vrouwelijke sporters en over seksuele handelingen. ❍ Klopt
❍ Klopt niet
Over seksuele intimidatie heb ik in de vereniging nog nooit iemand horen praten. ❍ Klopt
❍ Klopt niet
Trainers zijn bij ons heilig. Niemand haalt het in zijn hoofd tegen een trainer in te gaan. ❍ Klopt
❍ Klopt niet
Elke trainer heeft zijn eigen aanpak; daarin zijn ze vrij. Er is geen toezicht of onderling overleg over. ❍ Klopt
❍ Klopt niet
Ambitieuze sporters hebben één coach die bepaalt hoe hun trainingsprogramma eruit ziet. ❍ Klopt
❍ Klopt niet
Ouders hebben in onze vereniging niets in te brengen. ❍ Klopt
❍ Klopt niet
Het zijn de prestaties die tellen. Voor andere dingen is geen aandacht. ❍ Klopt
❍ Klopt niet
In onze tak van sport moet je jong beginnen en bereik je jong de top. ❍ Klopt
❍ Klopt niet
Op trainingskampen is het heel gewoon dat trainers bij sporters op de kamer slapen. ❍ Klopt
❍ Klopt niet
Er zijn regelmatig liefdesrelaties tussen trainers en sporters. ❍ Klopt
❍ Klopt niet
Naar mijn weten is er geen beleid rond seksuele intimidatie binnen de vereniging (geen voorlichting; geen protocol wat te doen met vermoedens; geen vertrouwenspersoon) ❍ Klopt
❍ Klopt niet
Turf het aantal keer dat je ‘klopt’ hebt ingevuld. Elke ‘klopt’ geeft een risicofactor aan. Als je meer dan drie scoort, is er een aanzienlijk risico dat er een keer iets misgaat in de vereniging.
33
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
Korte uitleg risicofactoren – voor docenten: Er worden na de training of bij toernooien vaak grappen gemaakt over het uiterlijk van vrouwelijke sporters en over seksuele handelingen. Grappen geven aan dat er een sfeer heerst waar weinig respect is voor vrouwen. Veel vrouwen zullen zich door de sfeer al onveilig of gekwetst voelen. Bovendien wordt er in zo’n sfeer vaak meer ander grensoverschrijdend gedrag getolereerd (verkeerd vastpakken lichaam, gluren, pornografische plaatjes aan de muur enzovoort). Over seksuele intimidatie heb ik in de vereniging nog nooit iemand horen praten. Als niemand erover spreekt, kan dit aangeven dat er niets aan de hand is, maar ook dat er geen voorlichting over is gegeven en wellicht dat veel sporters zich niet bewust zullen zijn van de grenzen in de omgang tussen trainers en sporters. Het bespreekbaar maken van grenzen in de omgangsvormen is een beschermende factor. Trainers zijn bij ons heilig. Niemand haalt het in zijn hoofd tegen een trainer in te gaan. Het feit dat trainers een onaantastbare positie hebben, maakt het lastiger voor sporters om hun grenzen aan te geven. Waar een groot overwicht van de trainer voor de sportuitoefening nuttig kan zijn, is dit voor de bescherming van sporters tegen grensoverschrijdend gedrag nadelig. Hoe groter het machtsverschil, hoe kwetsbaarder de sporter. Elke trainer heeft zijn eigen aanpak; daarin zijn ze vrij. Er is geen toezicht of onderling overleg over. Solistisch werken van trainers maakt dat er geen toezicht is op hun bejegening van sporters. Eén-op-één relaties verhogen het risico op seksueel misbruik. Hoe opener de relatie, hoe minder kans daarop. Ambitieuze sporters hebben één coach die bepaalt hoe hun trainingsprogramma eruitziet. Hiervoor geldt hetzelfde als hierboven. Hoe meer mensen betrokken zijn bij de sporter, hoe beter. Ouders hebben in onze vereniging niets in te brengen. Zie boven. Het zijn de prestaties die tellen. Voor andere dingen is geen aandacht. Eenzijdige aandacht voor prestaties maakt het enerzijds voor sporters moeilijk om grenzen ter sprake te brengen en anderzijds voor sportbegeleiders lastig om te signaleren als er grensoverschrijdend gedrag plaatsvindt. Aandacht voor het welzijn van de sporter is een beschermende factor. In onze tak van sport moet je jong beginnen en bereik je jong de top. Jonge mensen lopen meer risico op misbruik en intimidatie omdat ze minder weerbaar zijn en minder inzicht hebben in macht en in seksualiteit. Jonge sporters op weg naar de top zijn extra kwetsbaar door hun ambitie: ze zijn bereid alles daarvoor te doen. Op trainingskampen is het heel gewoon dat trainers bij sporters op de kamer slapen. Bepaalde gelegenheden vergroten de risico’s op seksueel misbruik/intimidatie. Het duidelijk afbakenen van de relatie tussen begeleider en sporter als sportrelatie is een beschermende factor. Onduidelijkheid in soort intimiteit is een risicofactor.
34
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
Er zijn regelmatig liefdesrelaties tussen trainers en sporters. Zie hierboven. De ongelijke relatie tussen (met name ambitieuze) sporters en hun begeleiders vergroot de kans op ongelijkheid in de liefdesrelatie. Dit kan later ervaren worden als misbruik. Als het gaat om liefdesrelaties tussen volwassen trainers en sporters onder de zestien is er altijd sprake van misbruik. Naar mijn weten is er geen beleid rond seksuele intimidatie binnen de vereniging (geen voorlichting; geen protocol wat te doen met vermoedens; geen vertrouwenspersoon) Dit spreekt voor zich: zonder preventief beleid is het risico groter dat mensen onvoorbereid in lastige situaties terechtkomen (trainers die de gedragsregels niet kennen en onbewust over grenzen gaan; sporters die meer slikken dan ze willen; ouders die een kind zonder toezicht aan een trainer overlaten enzovoort). Zonder beleid gericht op het omgaan met vermoedens kunnen er bij de behandeling van een vermoeden veel mensen worden geschaad.
35
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
Bijlage 4 Werkvorm 9: Inleiding met sheets Bronnen: • Rapport: Rode kaart of carte blanche? Onderzoek naar risicofactoren voor seksuele intimidatie in de sport, Marianne Cense, uitgave NOC*NSF 1997. • Gedragsregels, die in 1997 zijn vastgesteld door de georganiseerde sport, in een algemene ledenvergadering van NOC*NSF.
Sheet 1: Definities Seksuele intimidatie: elke vorm van seksueel gedrag of seksuele toenadering, in verbale, non-verbale of fysieke zin, opzettelijk of onopzettelijk, die door de persoon die het ondergaat als ongewenst of gedwongen wordt ervaren. Seksueel misbruik: alle seksuele handelingen en seksuele relaties tussen een begeleider en een jeugdige sporter tot zestien jaar en/of indien iemand misbruik maakt van zijn of haar functionele relatie tot een sporter om een seksuele relatie aan te gaan.
Sheet 2: Strategieën van plegers – vertrouwen winnen /sterke band opbouwen – geleidelijk verschuiven van grenzen – aardig zijn en aandacht geven – geheimhouding afdwingen – dreigen/intimideren/chanteren – belonen/straffen – ouders beïnvloeden – tegen elkaar uitspelen teamleden/zwart-maken anderen – controle/inmenging privé leven sporter – niet serieus nemen/doordrammen – inspelen op verliefdheid
Sheet 3: Reacties van sporters – verwarring – verzet – dissociatie (er niet zijn, je gevoel uitschakelen) – afsluiten van anderen – verantwoordelijk voelen – schaamte
Sheet 4: Drempels om erover te praten – niet herkennen als misbruik – overwicht trainer – isolement slachtoffer – gebrek zelfvertrouwen – emoties • ambivalentie • verliefdheid • verantwoordelijk/medeschuldig voelen • zelfverwijt • niet over seks kunnen praten
36
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
• leeftijd kan extra schaamte geven • angst om sport kwijt te raken/ambities • angst voor ongeloof en gezichtsverlies
Sheet 5: Beëindigen van misbruik – minder behoefte aan trainer en aan sport – leeftijd: mondigheid/verandering van leefstijl – steun van ouders – relatie met pleger openbaar willen maken – uitvluchten
Sheet 6: Korte termijn-gevolgen voor slachtoffers – niet meer sporten – verdringen herinneringen en missen van periodes – wantrouwen naar mannen – angst – depressie – zelfhaat/minderwaardig voelen – vies voelen, afkeer van eigen lichaam en aanraking van anderen
Sheet 7: Lange termijn-gevolgen voor slachtoffers – beschadiging van zelfvertrouwen – negatief effect op seksualiteit en relaties – verlies van vertrouwen in mensen – verslaving (drugs, drank, sport, eten) – jeugd overgeslagen: invloed op ontwikkeling – emoties bij confrontatie met pleger – emoties bij confrontatie met situaties/mensen die aan misbruik doen denken – minderwaardigheidsgevoelens
37
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
Bijlage 5 Werkvorm 11: Signalen herkennen Signalenlijst seksueel misbruik/seksuele intimidatie in de sport Bron: Marianne Cense, TransAct, 1997
Dit is een lijst van signalen die erop kunnen wijzen dat er met een sporter iets aan de hand is.Veel signalen kunnen verwijzen naar seksueel misbruikervaringen, maar kunnen evengoed een andere achtergrond hebben. En ook zonder dat er duidelijke signalen zijn, kan er sprake zijn van seksueel misbruik. Een signalenlijst kan daarom nooit als checklist dienen. Wel kan een lijst de alertheid voor bepaalde signalen vergroten. Er moet altijd worden gecheckt bij diegene of bij direct betrokkenen (ouders, begeleiders) of er inderdaad sprake is van seksueel misbruik.
1. Verbale signalen Het duidelijkste signaal is natuurlijk wanneer iemand zelf praat over wat er is gebeurd. Dit kan in directe bewoordingen (de trainer pakte me bij mijn kruis vast), maar vaker zal het minder direct zijn (de trainer pakt me soms raar vast). Ook kan de toon waarop iemand praat over iets een signaal zijn (een kind dat wel vraagt of het op kamp mag, maar op een weinig enthousiaste manier). Vage opmerkingen van onbehagen kunnen een signaal zijn dat er meer aan de hand is. Schaamte en angst om niet geloofd te worden belemmeren slachtoffers om er direct mee te komen. De vage termen zijn hun eerste stap om te kijken hoe je erop reageert. Als je serieus luistert en duidelijk maakt dat je openstaat voor iemand, zal dit een slachtoffer aanmoedigen om meer te vertellen.
2. Fysieke signalen Seksueel misbruik kan diverse fysieke gevolgen hebben. Het kan leiden tot zwangerschap, pijn aan geslachtsorganen, klachten aan de urinewegen en seksueel overdraagbare aandoeningen. Als het misbruik samengaat met fysiek geweld of als een slachtoffer zich fysiek verzet heeft, heeft hij of zij vaak blauwe plekken, schaafwonden of kneuzingen. Ook psychosomatische klachten zoals hoofdpijn, buikpijn, maagklachten, gespannen spieren, slapeloosheid en andere spanningsklachten komen veel voor. Slachtoffers kunnen als overlevingsstrategie een verslaving opbouwen, aan alcohol, drugs, eten, medicijnen of sporten. Tekenen hiervan kunnen fysiek zichtbaar zijn (bijvoorbeeld sterke vermagering), maar ook door dwangmatig gedrag.
3. Gedragsveranderingen Een sporter die zich vrij plotseling en om onduidelijke redenen anders gaat gedragen, geeft daarmee een signaal af. Voor de hand ligt dat een sporter die wordt lastiggevallen of misbruikt in de sport minder enthousiast wordt over zijn of haar sport. Het kan echter ook dat iemand zich daarin juist vastbijt, omdat sport het gevoel van controle over het eigen lichaam kan vergroten. Een ervaring met misbruik kan ertoe leiden dat iemand dichtslaat
38
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
en heel introvert wordt. Ook het omgekeerde kan voorkomen: dat een sporter heel druk gaat doen, om de aandacht af te leiden van de vernedering die hij of zij voelt. Door misbruik kunnen slachtoffers een angst en afkeer krijgen van lichamelijk contact. Het kan ook dat een slachtoffer alle vormen van contact gaat seksualiseren, omdat zij of hij seks koppelt aan het krijgen van aandacht. Daarnaast kunnen gedragsveranderingen samenhangen met het verbergen of geheimhouden van het misbruik (wat veroorzaakt kan zijn door druk vanuit de pleger, maar ook door schaamte en het gevoel dat niemand het zou begrijpen). Slachtoffers verzinnen daarbij verhalen over waar ze waren of over hun gedrag, om de omgeving gerust te stellen en vragen te vermijden. Daarnaast zullen ze proberen bedreigende situaties te vermijden: dit kunnen gelegenheden zijn zoals trainingen of trainingskampen, maar ook personen of plaatsen.
4. Vermindering van sportprestaties Vaak zal misbruik tot gevolg hebben dat de sportprestaties van een sporter teruglopen. De sporter zal meer moeite hebben zich te concentreren, met zijn of haar hoofd elders zijn en soms ook fysiek gevolgen ondervinden die het sporten in de weg staan.
5. Emotionele signalen Slachtoffers van seksueel misbruik kunnen worden overvallen door een scala van emoties. Verwarring, angst en agressie zijn bij vrijwel alle slachtoffers aanwezig. Verder hangt de impact van seksueel misbruik erg af van wat er is gebeurd en hoelang de periode duurde, in welke relatie en context, en de leeftijd en weerbaarheid van het slachtoffer. Hieronder staan een aantal emoties en reacties die als signaal kunnen dienen: agressie woede-uitbarstingen verhoogde prikkelbaarheid zelfdestructief of risicovol gedrag automutilatie (zichzelf verwonden) angst paniekaanvallen nachtmerries gevoelens van machteloosheid angst voor geweld angst voor mannen angst voor homoseksualiteit angst voor lichamelijk contact depressiviteit suïcidale (zelfmoord-)neigingen eenzaamheid en isolement vervreemding van zichzelf en/of omgeving moeilijk vinden intieme relaties aan te gaan/te behouden moeite hebben te vertrouwen behoefte om gedrag en gevoelens van zichzelf en anderen te beheersen dwangmatig ‘zorgen’ voor anderen beschermend gedrag relaties aangaan waarin opnieuw misbruik of geweld plaatsvindt
39
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
gevoelloosheid onverschilligheid/weinig emoties hebben of tonen pijn niet voelen minderwaardig voelen negatief zelfbeeld vies voelen weerzin tegen eigen lichaam gevoel geen echte man of vrouw te zijn niets kunnen herinneren schaamte schuld twijfel over seksuele identiteit (homo-/heteroseksueel zijn) verslavingen eetproblemen alcoholproblemen preoccupatie met sport/lichamelijke kracht verdriet wantrouwen
6. Signalen in relatie tussen sporter en pleger Naast signalen die bij een individuele sporter zijn te merken, zijn er meestal tekenen in de relatie tussen de sporter en de pleger die wijzen op seksueel misbruik. Dit geldt zowel voor de verhouding tussen een trainer en een sporter als voor de verhouding tussen sporters onderling. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om een ongewone vertrouwensband, om overmatige controle op de sporter en afscherming van anderen. Ook vormen van manipulatie en vernederend gedrag van een pleger (al dan niet subtiel) kunnen zichtbaar zijn voor de buitenwereld. Daarnaast kan het een signaal zijn als een trainer een bepaalde pupil extra aandacht geeft, hem of haar thuis brengt met de auto en zich binnendringt in het privé-leven van de sporter. In het algemeen is alertheid gewenst voor gedrag van trainers dat niet logischerwijs in verband staat met het bevorderen van sportprestaties en voor dominant of vernederend gedrag van medesporters.
7. Signalen van anderen Mensen in de buurt van de sporter (ouders, vrienden, medesporters, trainers) zullen waarschijnlijk wel iets merken van het misbruik en ook zij kunnen daarover een signaal afgeven. Het kan zijn dat de sporter hen iets heeft verteld of dat ze iets hebben gezien, maar ook dat ze bijvoorbeeld jaloers zijn op de extra aandacht die een teamgenoot in hun ogen krijgt. Deze mensen in de omgeving van de sporter kunnen op heel verschillende wijze signalen uiten, bijvoorbeeld door als ouders hun bezorgdheid over teruglopende sportprestaties te uiten, door als medesporter te klagen over veranderd gedrag van de sporter of door te hinten in grappen of vage termen dat er iets gaande is.
40
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
Bijlage 6 Werkvorm 13: Video maken over pesten of seksuele intimidatie Gedragsregels Bron: Folder gedragsregels NOC*NSF, 1997 Op 20 mei 1997 zijn door de negentig landelijke sportorganisaties, aangesloten bij NOC*NSF, elf gedragsregels voor sportbegeleiders aangenomen ter preventie van seksuele intimidatie. Deze staan vermeld in de overzichtelijke folder die verkrijgbaar is via NOC*NSF. De folder geeft meer informatie hoe de gedragsregels dienen te worden geïnterpreteerd. 1. De begeleider moet zorgen voor een omgeving en sfeer waarbinnen de sporter zich veilig voelt (te bewegen). 2. De begeleider onthoudt zich ervan de sporter te bejegenen op een wijze die de sporter in zijn waardigheid aantast en verder in het privé-leven van de sporter door te dringen dan nodig is voor het gezamenlijk gestelde doel. 3. De begeleider onthoudt zich van elke vorm van (machts)misbruik of seksuele intimidatie tegenover de sporter. 4. Seksuele handelingen en seksuele relaties tussen de begeleider en de jeugdige sporter tot zestien jaar zijn onder geen beding geoorloofd en worden beschouwd als seksueel misbruik. 5. De begeleider mag de sporter niet op zodanige wijze aanraken dat de sporter en/of de begeleider deze aanraking naar redelijke verwachting als seksueel of erotisch van aard zal ervaren, zoals doorgaans het geval zal zijn bij het doelbewust (doen) aanraken van geslachtsdelen, billen en borsten. 6. De begeleider onthoudt zich van seksueel getinte verbale intimiteiten. 7. De begeleider zal tijdens training(stages), wedstrijden en reizen gereserveerd en met respect omgaan met de sporter en de ruimten waarin de sporter zich bevindt, zoals de kleed- of hotelkamer. 8. De begeleider heeft de plicht de sporter te beschermen tegen schade en (machts)misbruik als gevolg van seksuele intimidatie. Daar waar bekend of geregeld is wie de belangen van de (jeugdige) sporter behartigt, is de begeleider verplicht met deze personen of instanties samen te werken opdat zij hun werk goed kunnen uitoefenen. 9. De begeleider zal de sporter geen (im)materiële vergoedingen geven met de kennelijke bedoeling tegenprestaties te vragen. Ook aanvaardt de begeleider geen financiële beloning of geschenken van de sporter die in onevenredige verhouding tot de gebruikelijke dan wel afgesproken honorering staan. 10. De begeleider zal er actief op toezien dat deze regels worden nageleefd door iedereen die bij de sporter is betrokken. Indien hij gedrag signaleert dat niet in overeenstemming is met deze regels zal hij de betreffende persoon daarop aanspreken. 11. In die gevallen waarin de gedragsregels niet (direct) voorzien, ligt het binnen de verantwoordelijkheid van de begeleider in de geest hiervan te handelen.
41
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
Bijlage 7 Werkvorm 15: Stellingenspel Stellingen Deze zijn uit te breiden of aan te passen met eigen ideeën. Onder elke stelling staat een aantal invalshoeken die in de discussie naar voren kunnen komen. 1.
Als trainer moet je zo min mogelijk aan het lichaam van een sporter komen (in discussie aan de orde laten komen: argument van veiligheid sporter & blessurepreventie zoals vangen bij gym; gaat het om aanraken op zich of om bejegening van iemand – door zorgvuldig te zijn en te zeggen wat je gaat doen; verschil in wat je aanraakt: borsten, billen en kruis anders dan arm of been; grenzen zijn per persoon verschillend, er is niet een maat voor te stellen wat normaal is en wat niet; zorgvuldigheid is niet hetzelfde als verkramping)
2.
Hoe je als trainer omgaat met pupillen is je eigen zaak, het gaat om de sportprestaties die je moet bereiken (in discussie: sportprestaties zijn niet het doel dat alle middelen heiligt; sport is ook sociale activiteit; trainer is niet alleenheerser, want verantwoording schuldig aan bestuur vereniging en aan gedragscode die beroepsvereniging aanhangt)
3.
Het verenigingsbestuur moet ervoor zorgen dat trainers goed werk leveren (in discussie: bestuur is verantwoordelijk (bijvoorbeeld ook door ouders aansprakelijk te stellen); trainers hebben natuurlijk daarnaast eigen verantwoordelijkheid voor kwaliteit van hun werk)
4.
Over seksuele intimidatie moet je niet te veel praten, het roept vooral problemen op (in discussie: bespreekbaarheid van seksuele intimidatie blijkt risico’s te verkleinen, omdat mensen eerder aan de bel trekken en zaken minder escaleren)
5.
Als er meer vrouwen als trainer zouden werken, zou de kans op seksuele intimidatie verkleinen (in discussie: vrouwen op de sportvereniging hebben invloed op omgangsvormen – op wat normaal is; als er meer dan dertig procent vrouwen werken, verandert de omgangscultuur en wordt er meer corrigerend opgetreden tegen seksistische grappen en intimidatie; dit wil niet zeggen dat vrouwen beter zijn dan mannen, maar wel dat vrouwen zich anders gedragen en anders met seksisme omgaan; hetzelfde geldt overigens voor racisme en het aanstellen van allochtone trainers)
42
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
Werkvorm 16: Plenair risicofactoren in kaart brengen Risicofactoren, als stelling geformuleerd 1. Er worden in de verenigingen/binnen onze tak van sport eigenlijk vaak grappen gemaakt over de prestaties of het uiterlijk van vrouwelijke sporters. 2. In de verenigingen /binnen onze tak van sport is het ‘familiegevoel’ vrij sterk: mensen halen veel sociale contacten aan in de vereniging en stoppen er veel vrije tijd in. Er wordt dan wel verwacht dat je loyaal bent aan de vereniging, anders lig je eruit. 3. De meeste sporters, trainers en verenigingsbesturen in onze tak van sport praten pas over seksuele intimidatie als er in hun vereniging een concrete zaak speelt. Vóór die tijd wordt er hooguit spottend over gesproken. 4. Er zijn in onze tak van sport de afgelopen jaren steeds meer vrouwelijke trainers gekomen. Als het zo doorgaat, wordt het over een jaar of tien wel fifty/fifty. 5. Ouders worden door de verenigingen op verschillende manieren betrokken bij de sportprestaties van hun kinderen. 6. De gedragscode seksuele intimidatie komt bij veel van onze verenigingen niet verder dan het bestuur. Men heeft niet het gevoel dat seksuele intimidatie een probleem in de eigen vereniging kan worden. 7. Ambitieuze sporters hebben bij ons één coach die hun programma bepaalt. De trainingsaanpak van die (top)coach staat niet ter discussie. 8. Het komt bij onze tak van sport eigenlijk niet voor dat een sportbegeleider veel alleen is met een sporter (op trainingskampen, massages aan huis). 9. De stappen die zouden moeten worden gevolgd als men een vermoeden heeft van seksueel misbruik zijn in verenigingen volstrekt onbekend. 10. Het is heel normaal dat sporters bij hun trainer aan huis komen. 11. Hechte sportrelaties tussen begeleiders en sporters zijn in onze tak van sport heel gewoon. Inmenging van derden komt eigenlijk zelden voor. 12. Het weerbaar, mondig maken van sporters is een duidelijk pedagogisch doel dat in onze sport wordt gesteld, naast het bevorderen van sportprestaties en de gezondheid van de sporters. 13. Er wordt door de trainers veel uitgewisseld over aanpak, trainingsmethoden en dilemma’s. Dit wordt door de verenigingen gestimuleerd. 14. Sporters bereiken in onze tak van sport op jonge leeftijd de top (vóór hun achttiende). 15. Er zijn bij onze verenigingen veel leden die sociaal gezien zwak of kwetsbaar zijn (bijvoorbeeld kinderen, gehandicapten).
43
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen
Colofon
Titel Werkboek Lesgeven over omgangsvormen
Tekst Marianne Cense, TransAct
Druk Afdeling AI&F, NOC*NSF
NOC*NSF-publicatienummer: 606
Deze publicatie is tot stand gekomen met subsidie van: Ministerie van VWS Alles uit deze publicatie mag worden gekopieerd of kan anderszins verspreid, mits voorzien van bronvermelding. Dit werkboek is te downloaden via www.sport.nl of worden besteld bij het Informatiecentrum van NOC*NSF, via het emailadres:
[email protected] De kosten van deze publicatie bedragen C 5,80 inclusief verzendkosten. Nadere informatie over beleid is te verkrijgen via telefoonnummmer 026-4834400 / 4834455. Het meldpunt seksuele intimidatie is bereikbaar via telefoonnummer 0900-2025590.
44
Werkboek • Lesgeven over omgangsvormen