Welzijn en Gezondheid Subsidiëring van sociale projecten
Subsidie aanvraagformulier Datum aanvraag: 23 april 2008 ONDERWIJS DE SLEUTEL TOT INTEGRATIE VAN DE WOONWAGENBEWONERS – MORTSEL
1. IDENTIFICATIEGEGEVENS AANVRAGER Naam van de organisatie:
Dienst Sociale Zaken Stadsbestuur Mortsel
Aangesloten bij/afdeling
Liersesteenweg 1
van :
2640 Mortsel
Juridische vorm1 (datum
Openbaar bestuur
van oprichting – B.S.) : Adres zetel : Ondernemingsnummer :
Adres waar de werking
Liersesteenweg 1
plaats vindt :
2640 Mortsel
Telefoon :
03/444.17.74
E-mail (evt.website) : Bankrekeningnummer
1
091-0001068-30
Indien vzw: statuten en ledenlijst algemene vergadering en raad van beheer als bijlage toevoegen
2. OMSCHRIJVING VAN DE ORGANISATIE
Korte historiek :
Op 21 december 1974 stelde Bond Zonder Naam een stuk grond in Mortsel ter beschikking van enkele zigeunerfamilies. Zo werd Mortsel de eerste zigeunerstandplaats in België. Met het gemeentebestuur van Mortsel onderhield BZN regelmatige contacten en een samenwerking groeide. Geleidelijk nam de gemeente een aantal taken op zoals de huisvuilophaling en een regelmatige onderhoudsbeurt. In november 1976 werd het woonwagenterrein opgenomen in het ontwerp-gewestplan. In 1979 werd door de gemeente Mortsel de grond, waar de terreinen gelegen zijn, aangekocht. Het woonwagenterrein Gasthuishoeven werd opgenomen binnen de gemeentelijke infrastructuur. De gemeenteraad van 11 september 1979 keurde een politieverordening en een huishoudelijk reglement op de woonwagenstandplaats goed. Vlug werd duidelijk dat een aantal problemen een fundamentele aanpak vereisten. De elektriciteitsvoorziening was onvoldoende. Er was geen aansluiting op de riolering. Er stonden slechts vier waterkranen.. Op het terrein stond een blok van 8 wc's (houten bak met gat of franse wc). Mede dankzij de subsidiëring (90%) door de Vlaamse gemeenschap werd besloten een fundamentele ingreep te doen. In de gemeenteraad van 21 juni 1990 werd het voorontwerp van het nieuwe woonwagenterrein besproken en goedgekeurd. Het ontwerp van aanleg werd goedgekeurd in de raad van 19 november 1991. De toewijzing van de werken gebeurde op 18 oktober 1993. Op 1 augustus 1994 werd gestart met de heraanleg van het terrein. De gemeente nam per 1 maart 1995 een personeelslid indienst belast met het beheer en toezicht op het woonwagenterrein. In de gemeenteraadszitting van 20 december 1994 werden een nieuwe politieverordening en huishoudelijk reglement goedgekeurd. Tevens werd in de gemeenteraad van 14 februari 1995 een reglement op de retributie goedgekeurd. Op 24 juni 1995 werd het nieuwe terrein in gebruik genomen. Na enkele jaren werd vastgesteld dat de integratie van deze bevolkingsgroep niet zo eenvoudig verliep. Een gecoördineerde aanpak van de armoede- en integratieproblematiek leek noodzakelijk. Daarom werd nog een bijkomend personeelslid van de stad halftijds ingeschakeld voor de coördinatie van het woonwagenwerk en de sociale begeleiding van de gezinnen. In 2001 werd een visiedag gehouden en daar werd de
beslissing genomen om via onderwijs te werken aan de integratie. Onderwijs is de sleutel tot integratie van deze doelgroep. Een scholenproject werd opgestart. Deze subsidieaanvraag is ter ondersteuning van dit scholenproject.
3. PROJECTGEGEVENS (formulier invullen of als bijlage bijvoegen)
Omschrijving van het project :
In 2001 hield de stuurgroep van het woonwagenterrein van Mortsel een interne denkdag rond de kansarmoedeproblematiek van de woonwagenbewoners. Om deze kansarmoede te doorbreken is gekozen voor “onderwijs voor de zigeunerkinderen” als sleutel om de integratie van deze bevolkingsgroep te bevorderen. Via een onderwijsloopbaan wordt geïnvesteerd in de groeikansen van de volgende generatie woonwagenbewoners. De oorspronkelijke doelstelling was zoveel mogelijk kinderen van het woonwagenterrein zo vaak mogelijk naar school krijgen. Dit was en is geen eenvoudige opdracht. De school staat haaks op de levenswijze en de cultuur van de zigeuners. De zigeuners ervaren onderwijs absoluut niet als een prioriteit, zij zien de schoolcultuur eerder als een bedreiging voor hun eigenheid. Om toch enige regelmaat te krijgen in het schoolgaan werd vanuit het stadsbestuur schoolvervoer ingelegd voor deze kinderen. De ouders en kinderen worden gewekt. De kinderen worden 's morgens gebracht naar school en 's avonds teruggebracht naar het woonwagenterrein. Vanaf dit schooljaar worden de kinderen nog enkel 's morgens gebracht. De ouders moeten nu de kinderen zelf 's avonds afhalen van de school. Om de kinderen beter te integreren in het reguliere onderwijs werden de kinderen verspreid over de diverse Mortselse scholen, er wordt hierbij door scholen van verschillende netten samengewerkt. Omwille van hun dubbele taalachterstand was de optie maximum 1 à 2 kinderen per klas. Dit zou hun taalachterstaand vlugger bijwerken. Dit was voor de ouders en de kinderen een zware ingreep, ze zijn gewoon om in groep te functioneren, ze kennen het schoolmilieu niet om te beseffen dat dit de integratie van de kinderen in het onderwijs gemakkelijker zal maken. Ondanks alle inspanningen is de aanwezigheid van de kinderen verre van maximaal. Daarom werd het project wat bijgestuurd en werd de spijbelproblematiek wat meer gecoördineerd aangepakt. Er zijn afspraken gemaakt en is er overleg en samenwerking met het centrum voor leerlingenbegeleiding, huisartsen, wijkagent , comité bijzondere jeugdzorg en het jeugdparket. De aanwezigheid in de scholen van de zigeunerkinderen neemt hierdoor wel toe maar is nog altijd onvoldoende om te kunnen spreken van schoolvorderingen. De inclusie van de kinderen in de school zelf verloopt soms moeizaam. Er zijn regelmatige contacten met zorgleerkrachten,
directies, CLB. De oorzaken van de moeizame inclusie zijn dubbel, enerzijds de onregelmatige aanwezigheden en het laattijdig instappen in het onderwijs. Anderzijds wordt de integratie enorm belemmerd door hun taalarmoede, zowel in het Nederlands als in de thuistaal. In het kader van het schoollopen kan het schoolproject wel enig succes voorleggen maar indien wij streven naar een zinvolle schoolloopbaan dan is er meer nodig, namelijk : een intensieve en gecoördineerde opvolging van de schoolaanwezigheden en een bijkomend uitgebreid taalaanbod voor deze kinderen. Bij het ministerie van onderwijs werd voor het schooljaar 2008-2009 een aanvraag ingediend voor een gedetacheerde leerkracht die in de 4 betrokken scholen de kinderen een extra taalaanbod zou geven. Deze subsidieaanvraag is bedoeld voor de personeelskosten verbonden aan het scholenproject. Een halftijds personeelslid dat de schoolaanwezigheden intensief en gecoördineerd opvolgt en dat voornamelijk een brug bouwt tussen de school en de ouders en omgekeerd. Deze aanpak veronderstelt een "kort op de bal" optreden. Bij afwezigheden moet telkens opnieuw contact opgenomen worden met de ouders om hen te motiveren om de kinderen toch naar school te sturen. Van zodra dit losgelaten wordt daalt de schooldeelname en tegelijk ook de integratie van deze kinderen in de school.
Verantwoordelijke/
Er zijn ook nog personeelskosqten verbonden aan het vervoer van de kinderen naar school, de chauffeurs zijn personeelsleden van de stad. Bellinck Mariepaul
contactpersoon voor het
Dienst Sociale Zaken
project (naam en adres) :
Stadsbestuur Mortsel Liersesteenweg 1 2640 Mortsel 03/444.17.74
Doelstelling en/of beoogd resultaat :
2.2 Doelstelling(en) Dit project wil in de eerste plaats onderwijskansen creëren voor de kinderen van het woonwagenterrein van Mortsel. Om die kansen te kunnen creëren is de aanwezigheid van de kinderen in de school een noodzakelijke voorwaarde. Werken aan een zo hoog mogelijke aanwezigheid van de kinderen in de scholen is de belangrijkste doelstelling. Omdat de ouders zelf weinig of geen schoolervaring hebben en absoluut geen schoolattitude hebben is communicatie met de ouders heel belangrijk. Het werken met de ouders is noodzakelijk om enige vorderingen te maken in de schoolaanwezigheden, de ouders zijn hierin de belangrijkste partners. Dit project wil ook gelijke onderwijskansen creëren voor zigeunerkinderen.
Gelijke kansen in het onderwijs is onder meer een kwestie van taal. Deze kinderen komen uit een zeer taalarm milieu en bij instap in het onderwijs kennen ze geen Nederlands. Er is dus duidelijk een dubbele taalachterstand. Daarom zou dit project ook aandacht willen besteden aan de taalverwerving bij deze kinderen. Het is de bedoeling om de ouders te betrekken bij het schoolgebeuren, o.a. via het verduidelijken van de schooltaal en het schoolsysteem. Een andere doelstelling is het werken aan kleuterparticipatie, dit zou ook een gedeelte van de taalachterstand kunnen wegwerken en een minimum aan schoolattitude bijbrengen. Bij de instap in het eerste leerjaar vertrekken ze dan niet met een onoverbrugbare achterstand, wat nu bij de meeste kinderen wel het geval is. Het is ook een uitdrukkelijke vraag vanuit de scholen zelf, ze kunnen maar resultaten behalen met deze kinderen als ze regelmatig aanwezig zijn. De doelstelling op langere termijn : De woonwagenbewoners van Mortsel leven aan de rand van de samenleving, hun inkomen halen ze uit het rondreizend handel drijven en diensten aanbieden. De Roms zijn bezig met het opkopen, opknappen en doorverkopen van tweedehands auto's. De Manoesjen zijn vooral bezig met het ophalen, deels sorteren en doorverkopen van oud ijzer en schroot. Hun handel is absoluut niet meer renderend, er zijn nieuwe regelgevingen, er zijn ecologische maatregelen. Ze slagen er niet meer in om voldoende inkomsten te verwerven om hun gezin te onderhouden. hun economisch susteem is in faling, ze slagen er niet meer in om als onafhankelijke zigeuners verder te leven; Er is sprake van kansarmoede en bij sommige gezinnen van schrijnende armoede; Om deze situatie te doorbreken moet er gewerkt worden aan de maatschappelijke integratie van deze groep, zodat ze zichzelf nuttig en aanvaard weten in de samneleving. Het is de bedoeling om te werken aan een nieuwe generatie en hen te behoeden om niet in hetzelfde spoor en patroon te vallen als hun ouders. opvoeding en onderwijs zijn de basisstappen tot initiatie in maatschappij- en werkbekwaamheid. Doelgroep (welke
Doelgroep :
specifieke noden - aantal) :
Het project richt zich tot alle kinderen van het woonwagenterrein en hun ouders. Op het woonwagenterrein van Mortsel verblijven 2 verschillende zigeunergroepen, de Manoesjen en de Roms. Er zijn ook nog 2 vovageursgezinnen.
Bijdrage tot positieverbetering van de doelgroep ?
Het zijn meestal gezinnen met jonge kinderen, er verblijven momenteel 33 gezinnen op 26 standplaatsen. Er zijn 62 kinderen tussen 0 en 18 jaar, waarvan er 42 schoolplichtig. Er zijn 14 kinderen die in aanmerking komen voor het kleuteronderwijs, 2 zijn ingeschreven waarvan slechts 1 kind effectief naar de kleuterschool gaat. Het is niet toevallig dat deze kleuter een kind is van het voyageursgezin.
Aantal bewoners woonwagenterrein Mortsel : In totaal wonen er momenteel, maart 2008, 124 mensen. 33 gezinnen: 14 Manoesj 17 Rom 2 Voyageur
Aantal kinderen -18jaar : 62 Aantal schoolplichtige kinderen : 42 Aantal kinderen kleuterleeftijd : 14 Aantal schoolgaande kleuters : 1 (2 ingeschreven)
Situering van de gezinsachtergrond: De zigeuners die op het woonwagenterrein van Mortsel verblijven mogen beschouwd worden als kansarme groepen, de groep Roms als de meest kansarme. Er is een opeenstapeling van problemen, er is een achterstelling op alle levensdomeinen : inkomen, huisvesting, gezondheid, onderwijs, opleiding, cultuur, enz Dit is hoofdzakelijk te wijten aan het ontbreken van economische activiteit. In hun cultuur waren zij vooral actief in de sector van tweedehandswagens, oud ijzer en schroot. Door strengere administratieve regels en milieuwetgeving is het echter niet meer mogelijk om in deze sector handel te drijven. Het economisch systeem waarin de woonwagenbewoners zitten, is m.a.w. achterhaald. Hun financiële situatie wordt stilaan uitzichtloos Er zijn geen andere perspectieven, hun kansen op de arbeidsmarkt zijn nihil. Zij slagen er niet meer in om zelfstandig te overleven en vallen terug op vervangingsinkomens, wat hen nog meer afhankelijk maakt van onze maatschappij. Er is niemand voltijds tewerkgesteld op de arbeidsmarkt, er zijn 2 vrouwen die halftijds tewerkgesteld zijn met bijkomende werkloosheidsuitkeringen. Het gaat over een Manoesj- en een voyageursvrouw. De overige bewoners hebben leefloon of vervangingsinkomens. Het recht op werkloosheidsuitkeringen is voornamelijk verkregen op basis van een tewerkstelling via artikel 60 van het leefloon.
Overzicht financiële situatie woonwagenbewoners maart 2008 Type van Inkomen(s) Aantal gezinnen Beroepsinkomen + WL 2 6.6 Tegemoetkoming handicap 4 13.2 Invaliditeitsuitkering 2 6.1 Werkloosheidsuitkering 6 19.8 Leefloon OCMW 12 33.0 Steun OCMW 1 3.3 Geen officieel inkomen, noch steun 5
%
16.5
Pensioen + leefloon 1 3.3 TOTAAL 33 gezinnen 100 %
De ouders hebben meestal geen of een negatieve schoolervaring. Ze zijn heel wantrouwig tegenover alles wat van de buitenwereld komt. Ze gebruiken ervan wat ze nodig hebben, maar het moet passen binnen hun cultuur. Ze zijn bang dat hun kinderen gaan vervreemden van hun cultuur, zo is ook onderwijs een bedreiging voor hun waarden en normen. Hun kinderen moeten zigeuners blijven, ze willen niet dat de school er burgers van maakt. De school staat ook haaks op hun levenswijze, op hun opvoeding die minder sturend is. Hun kinderen worden veel vrijer opgevoed, opvoeden is evenmin gebonden aan tijd en ruimte. De kinderen krijgen de vrijheid om te eten en te slapen waar en wanneer ze willen. Hun opvoeding is minder gericht op normen en discipline. Kinderen op 2,5 jaar naar school sturen is ondenkbaar, kinderen krijgen tijd om zich volgens eigen ritme te ontwikkelen. Sommige kinderen van 4 jaar drinken nog uit de fles, aan zindelijkheidstraining wordt niet uitdrukkelijk gewerkt. Aan de kinderen wordt ook niets ontzegd, er wordt onderhandeld. Er wordt niet gewerkt met straffen en belonen. Wat vandaag mag, mag daarom morgen niet meer en omgekeerd. Zelfstandigheid vinden ze een belangrijke waarde in de opvoeding, ook de groep is belangrijk. Opvoeding is een groepsaangelegenheid. Jongens en meisjes worden anders opgevoed, meisjes en vrouwen hebben een ondergeschikte positie. Van de kinderen zelf vraagt het naar schoolgaan een enorme aanpassing, er is een diepe kloof tussen school- en thuismilieu, ze komen in een totaal vreemde wereld terecht. Ze zijn gewoon van ongedwongen te leven, van buiten te spelen. In de school wordt gewerkt met een uurrooster, moeten ze in de klas blijven zitten. Ze kunnen niet meer eten als ze willen, ze kunnen niet naar buiten zonder toelating. Er zijn regels, hun bewegingsvrijheid wordt beperkt. De verdeling van de kinderen over verschillende scholen vinden ze moeilijk, ook het opsplitsen in leeftijdsgroepen valt hen zwaar. Bij hen gebeurt alles samen in groep. Ze hebben ook problemen met gezag, ze zijn niet gewoon van te gehoorzamen. In hun cultuur wordt er over regels onderhandeld, regels zijn dus veranderlijk. Thuis is er geen aandacht voor wat ze op de school geleerd hebben, er is geen ruimte voor hun huistaken. Hun ouders kunnen niet lezen, ze hebben geen papier en boeken. Samenwerking met
Er is samenwerking met het VMC, integratiecentrum de8 en het
andere verenigingen :
Prisma.
Door de projectmedewerker worden wekelijkse caravanbezoeken gebracht, gemiddeld 2 maal per week.
Statuut van de
Dit is heel arbeidsintensief maar is belangrijk om een goede begeleiders/medewerkers vertrouwensband te hebben met de bewoners. en om de spijbelproblematiek onmiddellijk aan te pakken. (vrijwilligers – betaalde Dit geeft een noodzakelijke basis om te werken rond de deelname krachten) : van de kinderen aan het onderwijs. De ouders moeten voelen dat dit voor hun kinderen een verrijking is. Vermits de ouders een noodzakelijke partner zijn opdat dit project wat slaagkansen zou krijgen is communicatie met de ouders heel belangrijk. Vooral het motiverend werken met de ouders kan resultaten geven. Er is vanuit het stadsbestuur vervoer georganiseerd voor de Romkinderen. De chauffeurs zijn werknemers van het stadsbestuur. Voor de begeleiding van de kinderen worden vrijwilligers ingeschakeld. De vrijwillige begeleiders komen om 7uur30 naar het stadhuis en rijden dan naar het woonwagenterrein. Zij kloppen aan bij de verschillende woonwagens en wekken de ouders en kinderen. Ze rijden dan over en weer naar de verschillende scholen. Ze begeleiden de kinderen naar school. Momenteel zijn er 3 vrijwilligers ingeschakeld, 2 begeleiders verzorgen 2 ochtenden het vervoer en 1 begeleider 1 ochtend. Dit is geen eenvoudige taak. Het is meer dan mee met de bus rijden, het is een ondersteunende, een motiverende taak. In de scholen zelf worden ook vrijwilligers ingeschakeld voor het geven van extra taalondersteuning. De zorgcoödinatoren van de scholen volgen dit op. Locatie :
Het woonwagenterrein van Mortsel ligt buiten de woonkern van de stad, het ligt vlak bij de luchthaven van Deurne. Dit betekent dat het woonwagenterrein letterlijk en figuurlijk buiten de stad ligt. De integratie van de doelgroep in de Mortselse gemeenschap is dus niet vanzelfsprekend
Project van bepaalde
Vermits het gaat over generatiewerk zal dit project niet onmiddellijk
duur, korte of lange
afgerond kunnen worden. Het is de bedoeling om een basis te
termijn, eenmalig of
leggen en mechanismen uit te bouwen die bijdragen tot het
repetitief, hoe continuïteit
opvolgen van de schooldeelname van deze kinderen. Er moet ook
garanderen ?
werk gemaakt worden aan een structurele verankering van dit project. Door het feit dat het stadsbestuur van Mortsel zich reeds jarenlang engageerd in dit dossier is dit reeds een belangrijke waarborg voor de continuïteit van dit project.
Stappenplan voor de uitvoering van het project (startdatum) :
De projectmedewerker volgt dagelijks de schoolaanwezigheden op en gaat gemiddeld 2 maal per week op caravanbezoek. Bij afwezigheden wordt een bezoek gebracht aan het betreffende gezin en gezocht naar de oorzaak van afwezigheid. Er wordt uitdrukkelijk uitdrukkelijk met de moeders gewerkt, omdat opvoeding van jonge kinderen behoort tot de taak van de vrouw. Met de vrouwen wordt een bezoek gebracht aan de school, ze worden uitgenodigd in de klassen waar hun kinderen zitten, zo krijgen ze een concreet zicht op de klas van hun kinderen. Er wordt in het eerste jaar van het project onderzocht wat de mogelijkheden zijn om aan de moeders opvoedingsondersteuning te geven. Vanaf het tweede jaar wordt die opvoedingsondersteuning effectief gegeven. De informatie die vanuit de school verspreid wordt naar de ouders wordt door de projectmedewerker toegelicht aan de ouders. Er is 3 maandelijks overleg met de school en het CLB om het schoolgaan en de schoolvorderingen van de kinderen te bespreken, dit met de 4 betrokken scholen afzonderlijk. Er zijn overlegvergaderingen met de 4 betrokken scholen samen om ervaringen uit te wisselen en om algemene zaken die het schoolniveau overstijgen te bespreken. Per trimester worden de ouders door het stadsbestuur uitgenodigd om de schoolproblematiek met de ouders te bespreken. Er is overleg met wijkagent, huisartsen, comité bijzondere jeugdzorg, parket en sociale dienst jeugdrechtbank om tot een sluitende aanpak te komen van de spijbelproblematiek. De voortgang en resultaten van het project zullen vooral gemeten worden door - regelmatige afname van taaltesten en inventariseren van de taalvorderingen.. - tevredenheidsmetingen bij de leerkrachten: peilen naar de tevredenheid van de leerkracht die ervaart dat de zigeunerkinderen aansluiten bij het klasgebeuren. - het aantal contacten dat de zigeunerouders hebben met de school, bijvoorbeeld oudercontacten, klasbezoeken, enz. - door indirecte metingen, het in kaart brengen van : . regelmatige aanwezigheid van de kinderen; . kleuters die vroeger instappen. Een externe stuurgroep komt driemaal per jaar samen en volgt toetoezien de evolutie van het project, geeft adviezen om het project bij te sturen waar nodig. Deze stuurgroep bestaat uit : - directie en/of zorgcoördinator betrokken scholen - verantwoordelijke(n) kleuterparticipatie - CLB medewerkers - schepen van onderwijs
Motiveer waarom dit
Dit project overstijgt duidelijk het lokale niveau.
project het louter lokale
Omdat de spreiding van woonwagenterreinen over de provincie niet
belang overstijgt:
ordentelijk geregeld is zijn de gemeenten die wel beschikken over
een woonwagenterrein volledig verantwoordelijk voor de noden van de woonwagenbewoners. Er zijn vanuit de Vlaamse en federale overheid geen structurele subsidies voorzien voor de gemeenten die de zorg van deze bewoners ter harte nemen. Meerwaarde voor
In het kader van de responsabilisering van de andere gemeenten
provincie Antwerpen :
van de provincie kan deze aanpak een voorbeeld zijn van een integrale aanpak van de armoede- en integratieproblematiek van deze doelgroep.
Vermelding bijlagen :
- Memorandum woonwagenterrein Mortsel. - Jaarverslag woonwagenterrein Mortsel 2007. - Budget woonwagenterrein 2008.
4. BEGROTING - RAMING VAN KOSTEN EN OPBRENGSTEN
Mogelijke kosten : Werkingskosten (specifieer indien nodig) : 9.080 euro Investeringskosten : ….…… euro Personeelskosten : Andere : vrijwilligers
23.642 euro 300 euro
TOTAAL: 33.022 euro
Mogelijke opbrengsten en financieringsbronnen: Eigen opbrengsten van projectaanvrager : .……… euro
Gemeentelijke overheid : .……… euro Vlaamse overheid : .……… euro Federale overheid : .……… euro Europese overheid : .……… euro Andere : .……… euro TOTAAL : ………. euro
Voor welke kosten wordt er aan de provincie een subsidie gevraagd en voor welk bedrag ?
Tussenkomst personeelskosten (50% van 23.642euro) 11.821 euro
….…… euro ….…… euro ….…… euro ….…… euro TOTAAL : 11.821 euro
Verklaring, te ondertekenen door elke subsidieaanvrager
Ondergetekende bevestigt dat de organisatie instaat voor de begeleiding van het project waarvoor een subsidie werd aangevraagd en verbindt zich t.o.v. het provinciebestuur tot het naleven van volgende voorwaarden, voor zover een provinciale tussenkomst wordt toegekend :
Algemeen : (in toepassing van de wet van 14 november 1983 betreffende de controle op de toekenning en de aanwending van sommige toelagen) a) de provinciale subsidie aan te wenden voor het doel waarvoor ze bestemd is en dat werd goedgekeurd door de bestendige deputatie b) de besteding van de provinciale subsidie te verantwoorden na afloop van het project c) de verleende subsidie desgevallend terug te betalen in verhouding tot de omvang en de tijd van de niet-naleving van deze verbintenissen d) op elk tijdstip de inspectie van de provincie te laten nagaan of aan de onderschreven verbintenissen wordt voldaan Specifiek : Als een subsidie van meer dan 10.000 EUR wordt toegekend : a) op grond van het provinciaal reglement van 12 december 1996 betreffende de subsidiëringen en het toestaan van reservevorming door subsidietrekkers, een volledige afrekening voor te leggen, rekening houdend met alle inkomsten en uitgaven (projecten komen niet in aanmerking voor reservevorming) b) de termijn van uitvoering van het project na te leven waarmee de bestendige deputatie heeft ingestemd bij de beslissing tot goedkeuring van en de vaststelling van de voorwaarden van het project Deze subsidies worden bij de toekenning door de bestendige deputatie ook betaalbaar gesteld. Als een subsidie van maximum 10.000 EUR wordt toegekend : Op grond van het provinciaal reglement op de subsidiëring van sociale projecten van 23 januari 2003, artikel 6 c, na de realisatie van het project een beknopt verslag en een afrekening van de inkomsten en uitgaven in te dienen. Deze gegevens moeten gestaafd worden door in te zenden bewijsstukken. Deze subsidies worden door de bestendige deputatie toegekend op basis van het onderzochte aanvraagdossier, en pas betaalbaar gesteld na controle van de afrekening.
Voor echtverklaring van het voorgaande en van de (eventuele) bijlagen Naam van de ondertekenaar: Erik Prims, stadssecretaris. Datum en handtekening: Mortsel, 24 april 2008.
Verstuur dit ingevulde formulier met eventuele bijlagen naar: Provinciebestuur Antwerpen Dienst Welzijn en Gezondheid T.a.v. Jef Verbist Boomgaardstraat 22 bus 101 2600 Berchem Fax: 03 240 61 62 E-mail:
[email protected]