Wederopbouwarchitectuur te Leuven:
dictaat, inspiratie of karikatuur van het verleden?
Architect Léon Govaerts en de Grote Markt Yves Vanhellemont
Malgré les promesses faites (…) les architectes Govaerts et VanNeck ne nous ont fourni jusqu’aujourd’hui aucun avis, croquis, plans définitifs etc. et rien ne fait prévoir qu’ils soient disposés à y mettre plus d‘activité. C’est donc une troisième année perdue: cette situation nous cause grand préjudice! Nous venons nous demander (…) (de) nous décharger de l’obligation de nous addresser à ces messieurs pour la reconstruction du Café des Brasseurs, Place Marguérite, et du Café Lyrique, Grand’ Place. Nous croyons qu’il est possible de trouver à Bruxelles ou à Louvain des architectes de talent, qui pourraient montrer un peu plus d’activité! (Uittreksel uit een brief van Dhr. Bauchau, gericht aan het Leuvense stadsbestuur, 26 mei 1922) Figuur 1: de voorlopige panden naast het stadhuis, opgetrokken vlak na de brand van 1914 (bron: KIK)
De Leuvense Grote Markt deelde zwaar in de klappen, uitgedeeld door de Duitse furie, in augustus 1914. Hierbij gingen het Tafelrond, delen van de Sint-Pieterskerk, en de woningen van de zuidkant en de westkant van de Grote Markt in vlammen op. Het klinkt cynisch, maar het bood een uitgelezen kans om de toegang tot de Grote Markt te verbeteren [1]. Mits een Koninklijk Besluit (19 april 1919) werden hiertoe nieuwe rooilijnen vastgelegd. De Brusselsestraat, Kortestraat en de Mechelsestraat werden verbreed. De westzijde van de Markt schoof een zestal meter op. De Naamsestraat werd verbreed door het hoekhuis ‘De Engelborch’, en de ernaast gelegen panden in de Naamsestraat, niet meer herop te bouwen. De Grote Markt en de aanpalende straten kregen op die manier een veel opener en ruimer aanzicht. 14
Voor de wederopbouw wenste men logischerwijs niet over één nacht ijs te gaan: het stadhuis en de Sint-Pieterskerk moesten ook na de oorlog een waardige en historisch verantwoorde omkadering krijgen. De opmetingsplannen van de Brusselse architect Fernand Symons, uit 1921, bevatten een schat aan informatie: gevelopstand, beschrijving en waardebepaling van de vernielde panden. Het was evenwel, van in het begin, niet de bedoeling om een exacte replica van de verwoeste panden te bouwen. De wederopbouw was immers een uitgelezen kans om de Markt stilistisch te zuiveren, teneinde een homogenere architectuur te bekomen die vooral naar de 17e en 18e eeuw zou verwijzen. Om het prestigieuze programma van de wederopbouw uit te voeren, opteerde men er in 1920 voor om één architect per onderdeel van de Markt te benoemen [1]. Léon Govaerts kreeg op dat moment de opdracht voor de zuidzijde van de Markt. De westzijde van de Markt, met de toegang tot de Brusselsestraat, werd toevertrouwd aan Paul Bonduelle. Deze kwijtte zich blijkbaar niet goed van zijn taak: zijn ontwerpen waren te duur en lieten zich niet voldoende inspireren door de opgelegde bouwstijlen en historische voorbeelden. Niet lang daarna werd ook de opdracht voor de ganse westzijde van de Grote Markt toevertrouwd aan Léon Govaerts. Deze van hogerhand opgelegde architect zorgde voor enige beroering bij de eigenaars: enkelen onder hen hadden immers reeds een beroep gedaan op een andere architect, en ze zagen vooral veel vertraging bij de heropbouw van hun pand. Bovendien bleek de samenwerking met architect Govaerts niet steeds even soepel te verlopen. Het leidde de bouwheer van ‘In ‘t Oude Woud’ er zelfs toe om te eisen dat elke tussenkomst van Govaerts op de bouwwerf verhinderd zou worden. Léon Jean Joseph Govaerts (5/4/1860-30/12/1930) was destijds een bekend architect, en wordt beschouwd als een belangrijk vertegenwoordiger van de Belgische art nouveau. Hij woonde trouwens in de Amerikaanse Straat 14 in Sint-Gillis, vlakbij dat andere Belgische art nouveau-icoon, Victor Horta. Zijn voorliefde voor art nouveau weerhield hem er evenwel niet van om zich naadloos in te passen in de heersende architectuurtrends, zij het eclectische of neo-stijlen [2]. Als restaurateur van de Leuvense St-Pieterskerk wilde hij zich niet beperken tot het louter restaureren, maar stelde hij een verregaande neogotische afwerking van de kerk voor [3]. Een voorstel dat nooit werd uitgevoerd. Hij is niet te verwarren met zijn neef Léon Emmanuel Govaerts (1891-1970), die bekendheid verwierf met zijn creaties in art deco- en modernistische stijl. Figuur 2: gevelopstand van het verwoeste pand ‘In het Woud’, door Fernand Symons (1921) (bron: stadsarchief Leuven)
15
De herinnering: Het Moorinneken Het vooroorlogse Moorinneken had een relatief eenvoudig geveltje. Het van oorsprong 16e- of 17-eeuwse huis met trapgevel werd pas vanaf 1675 ‘Moerinne’ genoemd [4], mogelijkerwijs omdat het ernaastgelegen huis ‘de Moriaen’ heette? Het gebouw werd in 1864 en 1871 grondig verbouwd, waarbij de trapgevel verdween. Het huis was in 1914 het bezit van de weduwe Thobois, die tevens het pand ‘In de Vette Hin’ in de Naamsestraat, naast ‘De Engelborch’, bezat. Noch ‘de Engelborch’, noch ‘In de Figuur 3: gevelsteen ‘In Vette Hin’, werden na de oorlog heropgebouwd. Van het de vette Hin’ (foto: Yves Vanhellemont) laatste pand rest ons enkel een gevelsteen, ingemetseld in de tuinmuur van het stedelijke Museum M. In juni en november 1920 werden twee ontwerpen voor de heropbouw van het Moorinneken vervaardigd. Het gaat om twee nauw aan mekaar verwante, imposante, ontwerpen voor Café het Moorinneken (Café de la Negresse), in een somptueuze barokke stijl, die niet zou misstaan op de Brusselse Grote Markt, maar in een Leuvense context te overdadig zou zijn. De wederopbouw van het Moorinneken zou aangegrepen zijn om een verwijzing te maken naar het uit 1740 daterende barokke Brouwershuis [5], dat in 1870 werd afgebroken om de Statietraat door te trekken tot aan de Sint-Pieterskerk. De barokke ontwerpen, van de hand van de Brusselse architect Alex Van Arenbergh, verwijzen inderdaad zeer sterk naar dit gebouw, zij het zwaar opgesmukt. Beide ontwerpen tonen reeds de bekende nis met de buste van het Moorinneken. Figuur 4: het Moorinneken. V.l.n.r. de oorspronkelijke gevel (door Fernand Symons), het tweede ontwerp van Van Arenbergh, het tweede ontwerp van Govaerts. (bron: Stadsarchief Leuven)
16
In de zomer van 1921, na de aanstelling van Léon Govaerts, werd besloten dat Van Arenbergh het interieur van het gebouw zou ontwerpen, en dat Govaerts zich met de gevels zou bezighouden. Govaerts baseerde zich grotendeels op de ontwerpen van Van Arenbergh. Hij vereenvoudigde het ontwerp aanzienlijk, en sloot uiteindelijk een stuk dichter aan bij de geest van het originele Brouwershuis. Het was niet de Figuur 5: vergelijking van het Moorinneken (foto: Yves bedoeling om een letterlijke Vanhellemont) met het Brouwershuis (foto: Edmond reconstructie te maken. Fierlants, 1865, Stadsarchief Leuven) Opvallende gelijkenissen met het oorspronkelijke brouwershuis zijn ondermeer de gevelbekroning, met balustrades en siervazen, het mansarde-tentdak, de proporties en geveldecoraties. Belangrijkste verschillen zijn de verschuiving van de gevelbekroning, de vervanging van de Korinthische pilasters en geveldecoraties door eenvoudiger tegenhangers, en de toevoeging van andere versieringen (bijvoorbeeld het dierenvel in de gevelbekroning, of een fronton). In die gevelbekroning werd de inscriptie ‘QUIBUSDAM INVITIS GLORIOSIOR EX CINERE CONSURGO’ toegevoegd, een rechtstreekse verwijzing naar de brand van 1914, maar tevens naar de brand van 6 november 1785, waarbij de houten huizen aan de westzijde van de Grote Markt in de as werden gelegd. Het opschrift ‘IK RYS UIT MYN ASCH SCHOONER DAN IK WAS’ sierde immers tot de oorlog de gevel die ongeveer op de plaats van ‘In den Engel’ en het pand er rechts van, stond. Ook deze gevel ging verloren in de brand van 1914. De publiciteit voor brouwerij Breda, een dwerg die een bierfles torst, met de opschriften ‘Breda’ en ‘Goldor’, werd pas in 1950 gebeeldhouwd in de pilasters van de gelijkvloerse verdieping. Onder de uitdrukkelijke voorwaarde, opgelegd door het stadsbestuur, dat deze weer verwijderd diende te worden van zodra het pand van eigenaar zou veranderen.
17
De allegorie: À Notre Dame (voorheen: De Moriaen)
Guillaume Croon, eigendom van het perceel in kwestie, was kennelijk geen treuzelaar: al vroeg diende hij een bouwaanvraag in, die op 21 november 1919 werd goedgekeurd. Het ging om een ontwerp van Théodore Van Dormael (25/4/18725/3/1947). Van een dergelijke, met restauraties vertrouwde architect, kon men haast niet anders verwachten dan een quasi exacte replica van de verwoeste Moriaen: een 16e-eeuwse trapgevel, in bakstenen metselwerk met speklagen in witte natuursteen. Figuur 6: Notre Dame. v.l.n.r. eerste ontwerp (Van Dormael, 1919), tweede ontwerp (Govaerts, 1920), derde ontwerp (Govaerts, 1921). (Bron: stadsarchief Leuven) Léon Govaerts gooide het ontwerp van Van Dormael om: in november 1920 presenteerde hij een elegant barok ontwerp, met Lodewijk XV en XVIinslag. Opvallend is de aanwezigheid van een beeltenis van een Moor, net zoals we die zien in het ernaastgelegen Moorinneken (toen was Van Arenbergh nog bezig met dit pand). Streefde men ernaar om van beide huizen een stilistisch geheel te maken? Govaerts voorzag een opvallende banier, met het opschrift ‘IN DEN MORIAEN’. Terzijde kan vermeld worden dat de associatie met een Moor fout zou zijn: het is een publicatie uit de 15e eeuw afkomstige foutieve interpretatie van ‘Moriaen’, die in werkelijkheid naar de voornaam ‘Maurus’ zou verwijzen [4]. Van dit concept werd, om ons onbekende redenen, deels afgestapt in Govaerts’ definitieve ontwerp, daterend van november 1921. Alle verwijzingen naar de Moriaen verdwijnen: de gevel wordt een hulde aan Onze-Lieve-Vrouw, een allegorie voor de martelaarsstad Leuven. Zij staat op een sokkel met het wapenschild van Leuven, een martelaarspalm in de rechterhand, geflankeerd door vuurkorven, vernieling zaaiende oorlogsfuriën en fakkels. Men kan hierin een tegenhanger zien van de centrale afbeelding in de gevel van de Centrale Bibliotheek (Ladeuzeplein), waar we een Onze-Lieve-Vrouw van de zegepraal zien, geflankeerd door Sint-Michiel en Sint-Joris die het kwaad overwinnen. 18
De replica: Café Lyrique/De Moriaen (voorheen: Den Gulden Rinc) Het ontwerp voor ‘De Moriaen’ van Van Dormael ging niet verloren. Govaerts herbruikte het voor het pand naast de huidige Notre Dame, voorheen gekend als ‘Den Gulden Rinc’. Een logische keuze, aangezien dit pand in de 16e eeuw er vermoedelijk exact hetzelfde uitzag als ‘De Moriaen’. De banier, die we zagen in Govaerts’ eerste ontwerp voor ‘à Notre Dame’, werd herbruikt, nu met de inscriptie ‘CAFÉ LYRIQUE’. Ook de inscriptie ‘DE MORIAEN’ schoof mee op, en kreeg een onopvallende plaats hoog in de gevel. Govaerts voegde verder nog twee leeuwen toe, met wapenschilden met het logo van brouwerij La Vignette, en een lachende en triest kijkende waterspuwer. Een verwijzing naar Voltaires ‘Jean qui pleure et Jean qui rit’, naar de kwelling van de oorlog, en de vreugde van de bevrijding [5]. Van Dormaels ontwerp had succes, want Govaerts herbruikte het in licht gewijzigde vorm eveneens in de panden ‘Het Hemelryk’ (hoek van het Mathieu de Layensplein en de Mechelsestraat, momenteel in gebruik van café ‘De Lange Trappen’) en ‘De Gulden Ring’ (oorspronkelijk op de Grote Markt, maar verplaatst naar de Mechelsestraat, tussen ‘SaintHubert’ en ‘Het Hemelryk’).
Figuur 7: waterspuwers, Café Lyrique/ De Moriaen – Jean qui pleure et Jean qui rit (foto’s: Yves Vanhellemont)
Figuur 8: vergelijking van enkele gevelornamenten van ‘De Gulden Lamp’ en ‘In het Woud’ (bron: KIK en Yves Vanhellemont)
19
De knipoog: het Schippershuis De ontwerpen van Bonduelle voor de westzijde van de Markt werden deels afgekeurd, omdat ze niet voldoende trouw waren aan de bouwstijlen van renaissance en barok. Wellicht is dit ook de reden waarom de twee ontwerpen die Alphonse Stevens, in maart 1920, vervaardigde voor ‘In het Woud’, afgwezen werden. Hij stelde ondermeer het bouwen van een exacte replica voor. Maar dat bleek onaanvaardbaar, wellicht omdat het stilistisch té zeer deed denken aan de periode rond 1800. In dat licht is het logisch dat Govaerts’ ontwerp, bijna een replica van de verloren gegane 18e eeuwse gevel van ‘De Gulden Lamp’ (Muntstraat) [5], wél werd aanvaard. Ondanks het streven naar homogeniteit en stijlzuiverheid kreeg Govaerts toch behoorlijk wat buitenissigheden gesmokkeld in zijn ontwerpen. Denk hierbij aan de vreemde raamomlijstingen van ‘In den Engel’, die hoogstens een knipoog naar het classicisme zijn. Denk aan de topgevel van ‘Au Petit Louvaniste’, die barok lijkt en zo ook is opgebouwd, maar waarvan de ornamenten eerder lijken op kantklosgerei. Denk aan de kolommen van de hoekhuizen met de Brusselsestraat, en het pand ‘Saint-Hubert’, die ronduit eigentijds (art deco) zijn. In dat licht is de wederopbouw van ‘In ‘t Oude Woud’ het vreemdst. Het was bijna een evidentie dat de oude barokke gevel heropgebouwd zou worden. En dat gebeurde ook. Niet op de oorspronkelijke plaats: de huidige gevel is een behoorlijke replica van de oorspronkelijke gevel, zij het een vijftal meter opgeschoven naar het westen. Jammer genoeg werd de gevel aan de kant van de Kortestraat, voor de oorlog ook een barokke gevel, vergelijkbaar met de hoofdgevel, bij de heropbouw vervangen door een sobere Figuur 9: de gevel van het Schippershuis, in confronlijstgevel. tatie met enkele gotische gevels in de buurt: Huis Door het verschuiven Limburg in de Naamsestraat, Sint-Pieterskerk (foto’s: Yves Vanhellemont) van deze gevel kwam er een ruimte van een vijftal 20
meter breed vrij. Dit hiaat werd opgevuld door ‘Het Schippershuis’, dat geen vooroorlogs equivalent had en waarvoor Govaerts een fantasierijke gevel ontwierp. De gevel vertoont een aantal kenmerken die renaissance of gotisch aandoen. Overgoten met een maritieme saus: ramen omgord met scheepstouw, oculi als patrijspoorten, water dat over de gevelbekroning en de vensterbanken loopt (zoals we dat ook zien in fonteinen uit de renaissance en de barok - zie bijvoorbeeld de Medicifontein in de Jardin de Luxembourg te Parijs). Als kers op de taart is de pseudo-gotische gevel voorzien van hogels, maar dan onder de vorm van meeuwen. Deze reeks, deels verwrongen, citaten uit het verleden, lijkt wel postmodernisme avant-la-lettre. Merkwaardig is ook dat Govaerts nét voor deze gevel, die toch het meest een loopje neemt met de historische bouwstijlen, de heel traditionele lokale steen van Gobertange gebruikt. Enkel in de gevels van ‘De Moriaen’ en ‘In het Woud’ zien we nog ruim traditionele materialen terugkomen (baksteen, Gobertange en Belgische blauwe steen). Meestal werd resoluut de kaart getrokken van de Franse importsteen (steen van Euville, Savonnières en Pouillenay).
Conclusie Vanzelfsprekend zou de wederopbouw van de Grote Markt aan zeer kritische blikken onderworpen worden. Architect Léon Govaerts heeft op vraag van de autoriteiten ruim inspiratie geput uit het verleden van de Markt en haar nabije omgeving. Ondanks zijn eigenzinnige inzichten valt wel op dat hij met respect voor het verleden én met respect voor het werk van andere ontwerpers heeft gewerkt. Gecombineerd met zijn eigenzinnige visie heeft dit geresulteerd in een boeiende samensmelting van letterlijke citaten uit het verleden, herinneringen aan verdwenen iconische gebouwen, expliciete verwijzingen naar de brand van Leuven, verschuivende huizen en allerhande buitenissigheden die historisch van ver lijken, maar ver van historisch zijn. Dit alles verrijkt met een dosis pragmatisme, onder de vorm van het vergroten van het plein en de verbreding van straten. Of het plein is verrezen uit zijn as, ‘schooner dan het was’, daarover zijn de meningen verdeeld. De Markt heeft ingeboet aan intimiteit, maar ook gewonnen aan grandeur. Bronnen [1] Pieter Uyttenhove, Jo Celis, De wederopbouw van Leuven na 1914, Univ.Pers 1991 [2] Jean-Marc Basyn, Léon Govaerts (1860-1930), un architecte de transition, licentiaatsverhandeling Kunstgeschiedenis, UCL, 1992 [3] Yves Vanhellemont, De bewogen geschiedenis van de westbouw van de Leuvense Sint-Pieterskerk, jaarboek Leuvens Historisch Genootschap, 2012 [4] Alfons Meulemans, Huizen en straten van het Oude Leuven, jaarboek Leuvens Historisch Genootschap, 2004 [5] La restauration de Louvain – Les maisons de la Grand’Place, Le Soir, 28 mei 1927 [6] De inventaris van het onroerend erfgoed, inventaris.onroerenderfgoed.be Dit artikel kwam tot stand dankzij de medewerking van het Stadsarchief Leuven.
21