Juli 2000
ECN-C--00-070
WARMTEPOMPEN EN ZONNEBOILERS IN STAD VAN DE ZON Financiering en rentabiliteit
M.J.J. Scheepers A. de Raad
Verantwoording Dit rapport is tot stand gekomen in opdracht van de Gemeente Heerhugowaard. Het project staat bij ECN geregistreerd onder nummer 7.7303.
Abstract In this study an investigation is made with respect to financing and cost effectiveness of the utilisation of heat pumps and solar boilers in dwellings with a low energy demand under the condition that costs for the occupant are not higher than when a gas fired condensing boiler is used.
2
ECN-C--00-070
INHOUD SAMENVATTING EN CONCLUSIES
5
1. INLEIDING
9
2. UITGANGSPUNTEN 2.1 Technische beschrijving van de installaties 2.1.1 Referentiesysteem 2.1.2 Warmtepompsysteem 2.1.3 Zonneboilersysteem 2.2 Energieprijzen 2.3 Financieel-economische uitgangspunten
10 10 10 11 12 13 14
3. SUBSIDIEREGELINGEN 3.1 Investeringssubsidies 3.1.1 Besluit subsidies energieprogramma’s (BSE) 3.1.2 Subsidieregeling Actieve Zon-thermische Systemen (ZON) 3.1.3 Milieu Actie Plan energiebedrijven (MAP) 3.1.4 CO2-reductieplan 3.1.5 Ondersteuning Provincie Noord-Holland 3.2 Fiscale stimuleringsmaatregelen 3.2.1 Vrije afschrijving op milieu-investeringen (VAMIL) en Energieinvesteringsaftrek (EIA) 3.2.2 Energie-investeringsaftrek non-profit sector (EINP) 3.3 Groenfinanciering
16 16 16 16 17 17 17 18
4. ANALYSE 4.1 Inleiding 4.2 Beoordelingsmethode 4.2.1 Analyse financiering 4.2.2 Analyse van de rentabiliteit 4.3 Warmtepomp 4.3.1 Base-case 4.3.2 Gevoeligheidsanalyse 4.4 Zonneboiler 4.4.1 Base-case zonneboiler 4.4.2 Gevoeligheidsanalyse zonneboiler
20 20 21 21 21 22 22 25 25 25 26
BIJLAGE A OVERZICHT ONDERSTEUNINGSREGELING
28
ECN-C--00-070
18 18 19
3
4
ECN-C--00-070
SAMENVATTING EN CONCLUSIES Door in een woning een warmtepomp of zonneboiler toe te passen kan voor ruimteverwarming en warm tapwaterbereiding gebruik worden gemaakt van energie uit duurzame bronnen. Ten opzichte van een conventionele warmtevoorziening zal de energierekening voor de bewoner lager uitvallen. De investeringskosten voor de warmtepomp en zonneboiler zijn echter aanzienlijk hoger dan die van een conventionele warmtevoorziening. Zo aanzienlijk zelfs dat de totale woonlasten voor de bewoner hoger zullen uitvallen. De overheid streeft er naar het gebruik van duurzame energiebronnen te laten toenemen en probeert met diverse stimuleringsmaatregelen dit, voor de bewoner nadelige effect, te compenseren. Op verzoek van de gemeente Heerhugowaard is onderzocht of voor woningen met een zeer lage energievraag bij toepassing van een warmtepomp of zonneboiler de woonlasten van de bewoner gelijk kunnen blijven. De jaarlijkse warmtevraag voor ruimteverwarming en warm tapwater komen samen overeen met 750 kubieke meter aardgas. Verondersteld wordt dat hiervan de helft voor warm tapwater bereiding nodig is.
Installatie In het onderzoek zijn de warmtepomp en zonneboiler vergeleken met een referentiesysteem. Er wordt uitgegaan van een elektrische warmtepomp op basis luchtverwarming met als referentie een HR-luchtverwarmingssysteem op aardgas. Warm water wordt met een warmtepompboiler bereid en in de referentiesituatie met een geiser. Ook de zonneboiler wordt vergeleken met warm tapwaterbereiding in het referentiesysteem, dat wil zeggen met de geiser. Bij toepassing van het warmtepompsysteem is verondersteld dat de woning niet wordt aangesloten op het gasnet, hetgeen als consequentie heeft dat elektrisch moet worden gekookt. Wordt de woning toch op het gasnet aangesloten en alleen gas gebruikt voor koken, dan zullen de aansluitkosten hoger zijn dan in de referentiesituatie. De gecombineerde toepassing van een warmtepomp en zonneboiler is niet onderzocht, aangezien bij het warmtepompsysteem al gebruik wordt gemaakt van een energiezuinige warmtepompboiler.
Verschillende varianten Omdat er voor verschillende soorten eigenaren van woning en installatie verschillende stimuleringsregelingen zijn, zijn voor het warmtepompsysteem een zevental varianten beschouwd en voor de zonneboiler twee. Bij deze varianten wordt onderscheid gemaakt naar eigendom van de woning (bewoner of woningcorporatie) en naar eigendom van de installatie (woningeigenaar of energiedienstenleverancier). Voor de warmtepompinstallatie, die uit verschillende onderdelen bestaat, is ook een variant beschouwd waarbij de bodemwarmtewisselaar in eigendom is van de energiedienstenleverancier en de warmtepomp zelf eigendom van de woningeigenaar. Tabel S.1 geeft een overzicht van de verschillende beschouwde varianten.
ECN-C--00-070
5
Tabel S.1 Overzicht beschouwde varianten waarbij voor elk systeemonderdeel de eigenaar is weergegeven Variant LuchtverwarWarmtepomp- Individuele Collectieve Zonneboiler mingssysteem systeem bodemwarmte- bodemwarmtewisselaar wisselaar 1 Bewoner Bewoner Bewoner 2 Verhuurder Verhuurder Verhuurder 3 Bewoner Bewoner Leverancier energiediensten 4 Verhuurder Verhuurder Leverancier energiediensten 5 Bewoner Leverancier Leverancier energiediensten energiediensten 6 Verhuurder Leverancier Leverancier energiediensten energiediensten 7 Bewoner 8 Verhuurder 9 Leverancier energiediensten
Financiering en subsidies Onderscheid kan worden gemaakt in investeringssubsidies en fiscale en financiële stimuleringsmaatregelen. Tabel S.2 toont een overzicht van de regelingen die in het onderzoek zijn beschouwd. Hoewel in principe ook subsidie uit het CO2-reductieplan kan worden verkregen – de woonwijk waar de warmtepomp en zonneboiler zullen worden toegepast maakt onderdeel uit van het zogenaamde Flexergieproject van de energiebedrijven waarvoor subsidie uit het CO2reductieplan is toegekend – is zowel de uiteindelijke verlening van de subsidie als de omvang ervan onvoldoende duidelijk. Veel regelingen kennen een beperkte geldigheid. Het is daarom vaak onduidelijk of van de regelingen nog gebruik kan worden gemaakt in het jaar waarin de warmtepompen en zonneboilers zullen worden geïnstalleerd (2002/2003). De Energie Investeringsaftrek non-profit sector (EINP), vergelijkbaar met de Energie-investeringsaftrek (EIA) voor bedrijven, is bijvoorbeeld sinds dit jaar niet meer geldig voor woningcorporaties. In plaats hiervan kunnen woningcorporaties, evenals particuliere woningeigenaren, gebruik maken van de nieuwe Energiepremieregeling. Deze geldt echter niet voor warmtepompen en zonneboilers. In hoeverre van het Besluit subsidies energieprogramma’s (BSE) gebruik gemaakt kan worden hangt van de innovativiteit van het project af en de criteria van de programma’s Warmtepompen en Thermische Zonne-energie die jaarlijks kunnen wijzigen. Van groenfinanciering kan gebruik worden gemaakt wanneer het project een zogenaamde groenverklaring wordt verleend. Voor een groene hypotheek moeten 150 punten worden verzameld volgens de ‘Maatlat duurzame woningbouw 1999’, waarbij naast de warmtepomp of zonneboiler nog andere energiebesparende en duurzame maatregelen moeten worden genomen. Vanwege het nieuwe belastingstelsel neemt de belangstelling bij particuliere beleggers voor groenfondsen af. Ook al is een groenverklaring verkregen, het is dan nog niet zeker dat een groenfinanciering kan worden verstrekt.
6
ECN-C--00-070
Tabel S.2 Investeringssubsidies en fiscale en financiële stimuleringsmaatregelen Bewoner-eigenaar Verhuurder Leverancier energiediensten Fiscale en financiële stimuleringsmaatregelen Groenfinanciering
Groenfinanciering
Groenfinanciering Vrije Afschrijving Milieuinvesteringen (VAMIL) Energie Investeringsaftrek (EIA)
Investeringssubsidies warmtepomp Besluit Subsidie Energieprogramma’s (BSE) Warmtepomp
Besluit Subsidie Energieprogramma’s (BSE) Warmtepomp
Besluit Subsidie Energieprogramma’s (BSE) Warmtepomp
Ondersteuning Provincie Noord-Holland
Ondersteuning Provincie Noord-Holland
Ondersteuning Provincie Noord-Holland
Warmtepompsubsidie uit Warmtepompsubsidie uit Warmtepompsubsidie uit Milieu Actie Plan (MAP) Milieu Actie Plan (MAP) Milieu Actie Plan (MAP) energiebedrijven energiebedrijven energiebedrijven Investeringssubsidies zonneboiler Besluit Subsidie Energieprogramma’s (BSE) Zonneboiler
Besluit Subsidie Energieprogramma’s (BSE) Zonneboiler
Besluit Subsidie Energieprogramma’s (BSE) Zonneboiler
Subsidieregeling Actieve Zonthermische Systemen (AZS-Zon)
Subsidieregeling Actieve Zonthermische Systemen (AZS-Zon)
Subsidieregeling Actieve Zonthermische Systemen (AZS-Zon)
Stimulering Stimulering Stimulering Energiebesparing Energiebesparing Energiebesparing Energiebedrijf (STIZON) Energiebedrijf (STIZON) Energiebedrijf (STIZON)
Rentabiliteit Onderzocht is of de warmtepomp en zonneboiler rendabel kunnen worden toegepast onder de voorwaarde dat de woonlast van de bewoner niet stijgt. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat met de reductie van de jaarlijkse energierekening de hogere investering binnen de technische levensduur van de installatie (15 jaar) kan worden terugverdiend. Wanneer de installatie eigendom is van de verhuurder of geheel of gedeeltelijk in eigendom van een energiedienstenleverancier, wordt de reductie op de energierekening gebruikt voor een betaling aan de eigenaar van de installatie. Ook deze dient de installatie tenminste binnen de levensduur van de installatie terug te verdienen, maar bij voorkeur een meer commercieel verantwoord rendement te realiseren.
ECN-C--00-070
7
Bij toepassing van een elektrische warmtepomp hoeft de bewoner geen Regulerende energiebelasting te betalen (REB) over de elektriciteit die door de warmtepomp gebruikt wordt. Bij de warmtepomp wordt de verlaging van de energierekening echter tenietgedaan door een stijging van de onderhoudskosten. Doordat per saldo de jaarlijkse lasten stijgen is er geen financiële ruimte voor het terugverdienen van de investering. Dit is bij alle beschouwde varianten het geval. Alleen bij daling van de netto-investering (bruto-investering minus subsidies) met 55%, een stijging van de warmtevraag van de woning met 218% of een stijging van de basisprijs voor aardgas (gasprijs zonder belastingen) met 217% kan het criterium van een terugverdientijd van 15 jaar worden bereikt. Wordt echter de voorwaarde ten aanzien van het niet stijgen van de woonlast anders gedefinieerd, bijvoorbeeld door de energierekening van een gemiddeld Nederlands huishouden als referentie te nemen (gasverbruik van 2.100 m3 per jaar), dan kan de investering wel binnen de technische levensduur van de installatie worden terugverdiend. Geconcludeerd wordt dat, onder de gegeven randvoorwaarde dat de woonlasten van de bewoner niet mogen toenemen en de in dit onderzoek gehanteerde uitgangspunten, het warmtpompsysteem niet rendabel kan worden toegepast. Bij gebruik van een zonneboiler levert de reductie van de jaarlijkse energierekening, na aftrek van de extra onderhoudskosten, een batig saldo op. Dit saldo is echter te gering om de investering in de zonneboiler terug te verdienen. Alleen wanneer de netto-investering of de gasprijs onrealistische waarden aannemen, kan een terugverdientijd van 15 worden berekend. Een enigszins lager investeringsbedrag voor een zonneboiler is bij grootschalige projecten echter niet onmogelijk. Geconcludeerd wordt dat, onder de gegeven randvoorwaarde en uitgangspunten, de zonneboiler niet rendabel kan worden toegepast.
8
ECN-C--00-070
1.
INLEIDING
De Gemeente Heerhugowaard heeft een plan in ontwikkeling voor een zogenaamde emissieneutrale woonwijk: ‘Stad van de Zon’. Voor een deel van de 1.300 woningen in deze wijk bestaat het voornemen warmtepompen en zonneboilers toe te passen ten behoeve van ruimteverwarming en warm tapwaterbereiding. De gemeenteraad van Heerhugowaard stelt als voorwaarde dat bij toepassing van warmtepompen en zonneboilers de woonlasten voor de bewoners niet mogen toenemen ten opzichte van de kosten voor een conventionele warmtevoorziening. Hoewel de investeringskosten van warmtepompen en zonneboilers (aanmerkelijk) hoger zijn dan die van conventionele installaties, zal de energierekening lager uitvallen en kan voor de financiering van de installaties van verschillende ondersteuningregelingen gebruik worden gemaakt. ECN Beleidsstudies is gevraagd de mogelijkheden voor financiering en de rentabiliteit van warmtepompen en zonneboilers te onderzoeken, rekening houdend met de gegeven randvoorwaarde en ondersteuningsregelingen. In dit rapport wordt verslag gedaan van dit onderzoek. In Hoofdstuk 2 worden de uitgangspunten voor het onderzoek beschreven. Daarin wordt een technische beschrijving van de warmtepomp- en zonneboiler-installaties gegeven en een referentie-installatie die nodig is om de woonlast te kunnen bepalen wanneer geen warmtepomp of zonneboiler wordt toegepast. Ook de investerings- en onderhoudskosten van de verschillende systemen komen hier aan de orde. Voorts staan in Hoofdstuk 2 de uitgangspunten vermeld ten aanzien van energieprijzen en financieel-economische parameters. Voor de financiering van warmtepompsystemen en zonneboilers bestaan verschillende subsidieregelingen en andere financiële en fiscale stimuleringsregelingen. Een overzicht van deze verschillende regelingen wordt in Hoofdstuk 3 gegeven. De analyse van de financieringsmogelijkheden en de rentabiliteit voor warmtepompen en zonneboilers komt in Hoofdstuk 4 aan de orde. In totaal worden negen verschillende situaties beschouwd. Onderscheid wordt gemaakt tussen een woning waarvan de bewoner zelf eigenaar is en een woning die wordt gehuurd van een woningbouwcorporatie. Daarnaast wordt de situatie beschouwd waarbij de installatie wordt geleasd van een energiedienstenleverancier. Voor de warmtepomp wordt ook de mogelijkheid beschouwd waarbij de warmtebron voor de warmtepomp wordt geëxploiteerd door een energiedienstenleverancier. De resultaten van varianten waarbij sprake is van leasing worden vergeleken met leasetermijnen voor een warmtepompsysteem die door Energierent, een dochter van Nuon, zijn opgegeven. De gecombineerde toepassing van een warmtepomp en zonneboiler wordt niet beschouwd, aangezien bij het warmtepompsysteem voor warm tapwaterbereiding al van een energiezuinige warmtepompboiler gebruik wordt gemaakt. In dit rapport wordt onderscheid gemaakt tussen een energiebedrijf die gas- en elektriciteit levert en een energiedienstenleverancier. De energiedienstenleverancier kan echter een dochterbedrijf zijn van het energiebedrijf. Op grond van de Wet Energiedistributie zijn energiebedrijven verplicht hun activiteiten die niet rechtstreeks verband houden met gas- en elektriciteitslevering in een aparte onderneming onder te brengen (de energiedienstenleverancier van NUON is bijvoorbeeld Energierent). Levering van energiediensten vindt in concurrentie plaats. Ook installatiebedrijven kunnen energiedienstenleverancier zijn. Door introductie van concurrentie op de energiemarkt vervalt in 2004 overigens de verplichting tot scheiding tussen energielevering en levering van energiediensten.
ECN-C--00-070
9
2.
UITGANGSPUNTEN
In de Stad van de Zon worden 1.300 woningen gerealiseerd die (voor een deel) zullen worden uitgerust met een warmtepompsysteem of een zonneboiler. Vos Bouw Maatschappij (VBM) heeft, vanwege eisen aan het comfort van de woning, gekozen voor een luchtverwarmingssysteem. Dit systeem wordt in deze studie beschouwd als referentiesysteem. Dat wil zeggen dat de kosten van het warmtepompsysteem of de zonneboiler niet hoger mogen zijn dan die van het referentiesysteem. Door VBM is op basis van luchtverwarming ook een warmtepompsysteem uitgewerkt. Dit warmtepompsysteem wordt bij deze studie als uitgangspunt gehanteerd. Ook voor de zonneboiler wordt uitgegaan van gegevens van VBM. Volgens de huidige planning van de Gemeente Heerhugowaard zal met de bouw van de woningen gestart worden in april 2002. De oplevering van de woningen zal geschieden in oktober 2003.
2.1
Technische beschrijving van de installaties
2.1.1 Referentiesysteem Het referentiesysteem bestaat uit een hoogrendement luchtverwarmingssysteem (HR-LV) met een vermogen van 4 kWth en een gasgestookte geiser (10 kWth) voor de productie van warm tapwater. Het luchtverwarmingsysteem zorgt ook voor ventilatie van de woning en is voorzien van warmterugwinning. In Figuur 2.1 is het referentiesysteem schematisch weergegeven. Hete lucht 40 oC
HR LV 4 kWth
Geiser 10 kWth
Warm tapwater 65 oC
Figuur 2.1 Schematische weergave van het referentiesysteem In Tabel 2.1 zijn de investerings- en onderhoudskosten vermeld van het referentiesysteem. De investeringen zijn inclusief installatiekosten en materiaalkosten. De onderhoudskosten voor het HR-LV-systeem en de geiser zijn geraamd op basis van een gecombineerde jaarlijkse controle en vervanging van onderdelen.
10
ECN-C--00-070
Tabel 2.1 Technische en economische karakterisering van het referentiesysteem HR-LV Geiser 1 10400 1800 Investering [ƒ/woning] Capaciteit [kWth/woning] 4 20 750 Luchtdebiet [m3/uur] 2 145 35 Onderhoudskosten [ƒ/jaar] Levensduur [jaar] 15 15 [%] 95% 65% Efficiency3 1
Inclusief installatie, exclusief BTW Exclusief BTW 3 Op onderwaarde 2
Er wordt van uitgegaan dat de woning dusdanig geïsoleerd wordt dat het nominale jaarlijkse gasverbruik voor ruimteverwarming 375 m3 bedraagt. Voor het warmwaterverbruik wordt eveneens een gasverbruik van 375 m3 per jaar verondersteld. Dit energieverbruik is gelijk aan de uitgangspunten die door VBM worden gehanteerd.
2.1.2 Warmtepompsysteem Wanneer de woning wordt uitgerust met een warmtepompsysteem zal, evenals bij de referentie, de woning met warme lucht worden verwarmd. De woning zal dan ook van een luchtverwarmingssysteem (LV-systeem) worden voorzien, inclusief wamteterugwinning. Het warmtepompsysteem bestaat uit een bodemwisselaar (incl. pomp), de warmtepomp zelf (incl. een elektrische bijverwarming van ongeveer 5 kWth) en een warmtepompboiler voor warmtapwater. In Figuur 2.2 is schematisch het totale warmtepompsysteem weergegeven. Het systeem is zodanig opgedeeld dat op eenvoudige wijze de verschillende investeringsvarianten kunnen worden doorgerekend (zie Hoofdstuk 4). In Tabel 2.2 zijn de investerings- en onderhoudskosten vermeld van het warmtepompsysteem. De onderhoudskosten voor het warmtepompsysteem zal naar verwachting fors hoger zijn dan die van de referentie: ƒ 435 per jaar versus ƒ 180 per jaar bij de referentie (excl. BTW). Er is van uitgegaan dat de extra onderhoudskosten vooral gelden voor de warmtepomp zelf. Het feit dat hierover nog weinig praktijkcijfers bekend zijn geeft ook aan dat er nog sprake is van leertraject voor deze geavanceerde technologie. Om deze reden zijn de onderhoudskosten relatief iets hoger ingeschat. De COP (coëfficience of performance) van de warmtepomp is omgekeerd evenredig met het temperatuursverschil tussen de bron (bodem) en de benodigde warmte. In deze situatie is de brontemperatuur constant verondersteld. Het temperatuursniveau van de warmtevraag voor ruimteverwarming is echter lager dan die voor het warme tapwater. Hierdoor is de COP voor productie van warm tapwater lager dan die voor ruimteverwarming (2,11 versus 3). Uitgaande van een zelfde warmtevraag als bij de referentie resulteert dit in een totale elektriciteitsvraag voor ruimteverwarming en warm tapwater van 2.060 kWh per jaar. Hierbij is nog geen rekening gehouden met een eventueel hoger verbruik als gevolg van eventuele elektrisch bijverwarming bij opwarmen van de woning en bij zeer koud weer. In geval van een warmtepompsysteem wordt er van uitgegaan dat de gasaansluiting in de woning komt te vervallen, hetgeen de woning ƒ 1.540 goedkoper maakt (excl. BTW). Het houdt echter ook in dat er elektrisch moet worden gekookt. In deze studie is geen rekening gehouden met een eventuele meerinvestering voor een elektrisch kooktoestel ten opzichte van een gasfornuis. Wanneer de woning wel op het gasnet wordt aangesloten en het gas alleen wordt gebruikt voor koken, zal rekening moeten worden gehouden met hogere aansluitkosten dan bij de referentiesituatie. Overigens kan het gas dan ook gebruikt worden voor bijverwarming van de
ECN-C--00-070
11
warmtepomp waardoor een verzwaarde elektriciteitsaansluiting achterwege kan blijven (zie ook Paragraaf 2.2). Hete lucht 40 oC
LVsysteem WP
WPB
Warm tapwater 65 oC
Warmte bron
Figuur 2.2 Schematische weergave van het warmtepompsysteem Tabel 2.2 Technische en economische karakterisering warmtepompsysteem Warmtebron Warmtepomp Warmtepompboiler 1 2 Investering 5.000 16.000 4.000 [ƒ/woning] Capacity [kWth/woning] 4 4 4 Onderhoudkosten3 [%/jaar] 0,5% 3,0%4 1,0% Levensduur [jaar] 15 15 15 [-] 3 2.11 COP5 1
Luchtverwarming 10.400 4 1,0% 15 -
inclusief installatie, exclusief BTW Installatie ƒ 9.000; projectkosten ƒ 7.000 3 % van de investeringskosten, exclusief BTW 4 heeft betrekking op de investering van de warmtepompinstallatie ƒ 9.000 5 COP = Coefficience Of Performance 2
2.1.3 Zonneboilersysteem Het zonneboilersysteem bestaat uit een zonneboiler met een daaraan gekoppeld buffervat voor warm tapwater. In feite is dit systeem een besparingsmaatregel op de bestaande referentie doordat een deel van de warmtevraag nu wordt geleverd door zonne-energie in plaats van gas. In Figuur 2.3 is schematisch de uitbreiding van het referentiesysteem met deze zonneboiler weergegeven.
12
ECN-C--00-070
Hete lucht 40 oC
HR LV 4 kWth
Geiser 10 kWth
ZB
Warm tapwater 65 oC Warm water boiler
Figuur 2.3 Schematische weergave van het zonneboilersysteem In Tabel 2.3 worden de technische en economische karakteristieken van het zonneboilersysteem weergegeven. Met de zonneboiler kan ongeveer 50% van de warmtevraag voor warm tapwater worden gedekt. Dit betekent een jaarlijkse besparing van 188 m3 gas. Tabel 2.3 Technische en economische karakterisering zonneboilersysteem Zonneboiler 1 4.662 Investering [ƒ/woning] [m2] Oppervlak 2,5 Warmteopbrengst [kWth/woning] 2.374 [%/jaar] 2% Onderhoudkosten2 Levensduur [jaar] 15
1 2
inclusief installatie, exclusief BTW % van de investeringskosten, exclusief BTW
2.2
Energieprijzen
Voor de berekening van de energielasten is uitgegaan van het huidige energieprijsniveau (2000). Wel is rekening gehouden met het voornemen van het Ministerie van Economische Zaken om in 2001 de REB te verhogen (Energiebesparingsnota, november 1999). Dit geldt ook voor de structuurwijziging die vanaf 2001 gaat gelden. Er zal dan niet langer sprake zijn van een heffingsvrije voet van 800 m3 gas en 800 kWh, maar in plaats daarvan zal een daarmee overeenkomstige korting op de energierekening worden toegepast. Tabel 2.4 toont de energieprijzen die in deze studie als uitgangspunt hebben gediend. Deze tarieven zijn exclusief de huidige MAPheffing omdat de Milieu Actieplannen van de energiebedrijven dan zijn afgelopen, maar inclusief de brandstofbelasting (bij gas) en een heffing voor niet-marktconforme kosten van 0,5 ct/kWh (bij elektriciteit). Bij toepassing van een elektrische warmtepomp geldt een vrijstelling voor REB voor maximaal 3.384 kWh per jaar (Wet Belastingen op milieugrondslag). Voor toepassing van een elektrische warmtepomp is een zwaardere elektriciteitsaansluiting nodig. Het vastrecht voor het netwerk neemt hierdoor toe, maar het kWh-tarief daalt. In de berekeningen wordt ten aanzien van het vastrecht gerekend met het verschil tussen een gewone en een verzwaarde aansluiting. Met het geringe voordeel dat ontstaat ten aanzien van het overige elektriciteitsverbruik ten gevolge van een lager basistarief wordt verder geen rekening gehouden.
ECN-C--00-070
13
Tabel 2.4 Energietarieven en energieheffing, exclusief BTW (bron: NUON, Energiebesparingsnota) Tarief Gas Vastrecht 11,16 [ƒ/jaar] 1 3 [ct/m ] 40,12 Basistarief Regulerende energiebelasting [ct/m3] 25,67 Elektriciteit Vastrecht tot 3 × 25 A Vastrecht vanaf 3 × 25 A Basistarief tot 3 × 25 A2 Basistarief vanaf 3 × 25 A2 Regulerende energiebelasting
1
[ƒ/jaar] [ƒ/jaar] [ct/kWh] [ct/kWh] [ct/kWh]
66,05 177,053 17,61 16,51 12,11
inclusief brandstofbelasting inclusief heffing t.b.v. niet marktconforme kosten 3 hierbij is uitgegaan van een maximaal vermogen van 15 kW 2
De hoogte van de energieprijzen zal over de te beschouwen periode van de rentabiliteitsberekening niet constant zijn. Naast veranderingen in het algemene prijsniveau voor energie, zal ook sprake zijn van concurrentie op de energiemarkt. Vanaf 2004 kunnen namelijk ook kleinverbruikers hun energieleverancier vrij kiezen. Voor de gevoeligheidsanalyse wordt de invloed van wijziging van de energieprijzen onderzocht. Hierbij gelden de volgende veronderstellingen: • De gasprijs voor kleinverbruikers is gekoppeld aan de olieprijs. De olieprijs fluctueert tussen 16,5 en 25 $/vat. • Het in Tabel 2.4 genoemde basistarief voor elektriciteit zal fluctueren tussen 13 en 20 ct/kWh. Het lage prijsniveau geldt bij een lage olieprijs en een sterke concurrentie op de elektriciteitsmarkt. Een hoge elektriciteitsprijs ontstaat bij een hoge olieprijs en een minder sterke concurrentie op de elektriciteitsmarkt. • Het in Tabel 2.4 genoemde basistarief voor gas zal fluctueren tussen 27 en 47 ct/m3. Het lage tarief ontstaat bij een lage olieprijs en sterke concurrentie op de gasmarkt, het hoge tarief bij een hoge olieprijs en weinig concurrentie. Naar verwachting zal de REB niet dalen. Met een verdere stijging van de REB wordt verder geen rekening gehouden, aangezien van dit beleidsvoornemen thans geen sprake is.
2.3
Financieel-economische uitgangspunten
Voor de rentabiliteitsberekeningen worden enkele fiscale, financiële en economische kentallen gebruikt. Deze kentallen zijn in Tabel 2.5 weergegeven. Bij de berekeningen wordt uitgegaan van het regime volgens het Belastingplan 2001. Dit belastingplan heeft vooral betekenis voor de inkomstenbelasting waarmee huiseigenaren/bewoners te maken krijgen. Voor berekening van de effectieve hypotheekrente is uitgegaan van het marginale belastingtarief van 42%. De belastingherziening houdt ook een stijging van het BTW-tarief in. Deze gaat van 17,5% naar 19%. Tabel 2.5 Fiscale, financiële en economische kentallen [%] BTW-tarief 19 Tarief inkomstenbelasting (3e schijf) 42 Vennootschapsbelasting 35 Inflatie 2,25 Discontovoet 7 Rente banklening 7
14
ECN-C--00-070
Verder wordt bij de rentabiliteitsberekeningen uitgegaan van een economische levensduur van de installaties die gelijk is aan de technische levensduur. Evenals bij het referentiesysteem is deze gesteld op 15 jaar. Voor deze periode wordt voor de rente op bancaire leningen een rentepercentage van 7% verondersteld. Bij de rentabiliteitsberekeningen zijn alle geldbedragen guldens in het jaar waarin de investering wordt gedaan (2002 of 2003). Hoewel waarschijnlijk niet geheel juist, wordt verondersteld dat alle hier gegeven investeringsbedragen en onderhouds- en energiekosten ook in 2002, respectievelijk 2003 gelden. Bedragen in jaren daarna worden teruggerekend naar het jaar van de investering.
ECN-C--00-070
15
3.
SUBSIDIEREGELINGEN
In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de ondersteuningsregelingen voor warmtepompen en zonneboilers. Onderscheid kan worden gemaakt in investeringssubsidies, en fiscale en financiële ondersteuningsmaatregelen. Ondersteuning wordt gegeven door de rijksoverheid, de provincie en de energiebedrijven. In de navolgende paragrafen wordt een korte beschrijving gegeven en de wijze waarop de regeling in deze studie wordt toegepast. In Bijlage A worden de details van een aantal regelingen gepresenteerd.
3.1
Investeringssubsidies
3.1.1 Besluit subsidies energieprogramma’s (BSE) De BSE-regeling geeft financiële steun aan projecten die gericht zijn op het bereiken van energiebesparing, de inzet van duurzame energie of de toepassing van energietechnieken die tot een geringere belasting van het milieu leiden. Subsidie voor warmtepompen en zonneboilers zijn ondergebracht bij het themagebied Duurzame Energie van de BSE-regeling en vallen onder respectievelijk het Programma Warmtepompen en het Programma Thermische Zonne-energie. Om voor subsidie in aanmerking te komen moet het project voldoen aan criteria die staan vermeld in de jaarlijks vast te stellen energieprogramma’s. Recentelijk heeft het Ministerie van Economische Zaken bekend gemaakt extra geld (ƒ 10 miljoen) uit te trekken voor stimulering van de marktintroductie van warmtepompen. Dit geld zal o.m. via het BSE-programma van Novem worden besteed.
Warmtepomp Voor deze studie is aangenomen dat voor een warmtepompproject 25% investeringssubsidie kan worden verkregen ten behoeve van marktintroductie.
Zonneboiler Voor de zonneboiler is uitgegaan van een BSE-subsidie van een maximale subsidie van ƒ 50.000 voor een minimaal aantal van 250 woningen. Dit resulteert in ƒ 200 investeringssubsidie per zonneboilersysteem.
3.1.2 Subsidieregeling Actieve Zon-thermische Systemen (ZON) De AZS-ZON-regeling (Subsidieregeling Actieve Zonthermische Systemen) stimuleert de toepassing van zonneboilers in Nederland door een subsidie te geven op de aankoop van een zonneboiler. Deze subsidieregeling wordt uitgevoerd door Senter. De regeling geldt vooralsnog tot en met 2001. De hoogte van de subsidie hangt af van de jaarlijkse warmteproductie van de boiler en de benodigde installatiekosten (voor nieuwbouw lager dan voor bestaande bouw). Het zonneboiler systeem in deze studie levert een energiebesparing op van 5,93 GJ. Hiervoor kan een investeringssubsidie worden verkregen van ƒ 497.
16
ECN-C--00-070
3.1.3 Milieu Actie Plan energiebedrijven (MAP) energiebedrijven hebben met het Ministerie van Economische Zaken afspraken gemaakt over het uitvoeren van een Milieu Actie Plan. Dit plan loopt tot het einde van dit jaar. Met dit plan kunnen maatregelen voor energiebesparing en duurzame energie worden gefinancierd die worden uitgevoerd door het energiebedrijf zelf, maar ook door afnemers. Voor de bekostiging van dit plan wordt een MAP-heffing toegepast op de energieprijzen. Naar verwachting zijn de MAP-fondsen nog niet volledig besteed en zullen ook nog na 2000 uit de MAP-fondsen financiële bijdragen kunnen worden geleverd aan energiebesparende en duurzame energieprojecten.
Warmtepompen Voor stimulering van warmtepompen bestaat geen gezamenlijke regeling van de energiebedrijven. Elk bedrijf voert hiervoor zijn eigen beleid. Uit haar MAP-fonds draagt NUON een vast bedrag van ƒ 1.000 bij aan de investering van een warmtepomp, vermeerderd metƒ 750 per kWth.
Zonneboilers Voor stimulering van zonneboilers wordt door de energiebedrijven de gezamenlijke Stizonregeling uitgevoerd. Deze regeling wordt gefinancierd uit de MAP-fondsen. De regeling loopt tot 2001. Het is niet duidelijk of de regeling daarna wordt gecontinueerd. De Stizon-regeling is vergelijkbaar met de AZS-regeling. Bij een energiebesparing van 5,93 GJ kan ƒ 406 subsidie worden ontvangen.
3.1.4 CO2-reductieplan Uit het CO2-reductieplan van de rijksoverheid kunnen projecten worden gefinancierd die leiden tot een verlaging van de CO2-uitstoot. Een aantal energiebedrijven hebben onder de naam Flexergie gezamenlijk 12 innovatieve energieprojecten ingediend in de eerste tranche van het CO2-reductieplan. Een van deze projecten was warmtevoorziening met behulp van warmtekracht en warmtepompen in Stad van de Zon. Omvang van de investering was 23 miljoen gulden voor 2.250 woningen. De subsidie uit het CO2-reductieplan bedroeg 6 miljoen gulden. Deze subsidie kan door NUON worden besteed aan een gewijzigde plan, mits dezelfde CO2-reductie wordt gerealiseerd. De wijziging moet worden goedgekeurd door het Projectbureau CO2reductieplan. Het subsidiebedrag moet uiterlijk 2005 zijn besteed. Het is thans onduidelijk of de warmtepompen en zonneboilers onderdeel kunnen uitmaken van het Flexergieproject en, zo ja, wat de hoogte van de investeringssubsidie zal zijn.
3.1.5 Ondersteuning Provincie Noord-Holland Provincie Noord-Holland is van plan de aanschaf van warmtepompen voor 2.500 woningen financieel te ondersteunen vanuit het Provinciaal Afvalstoffenfonds. Het gaat hierbij om een bijdrage van ƒ 1000,-- per warmtepomp. NUON is verzocht om de uitvoering van deze ondersteuningsregeling op zich te nemen en is gevraagd hiervoor een Plan van Aanpak te maken.
ECN-C--00-070
17
3.2
Fiscale stimuleringsmaatregelen
3.2.1 Vrije afschrijving op milieu-investeringen (VAMIL) en Energieinvesteringsaftrek (EIA) Een energiedienstenleverancier kan de warmtepomp of zonneboiler aan de bewoner leasen. De energiedienstenleverancier kan daarbij gebruik maken van de Energie-investeringsaftrek (EIA) en van de vrije of vervroegde afschrijving op milieu-investeringen (VAMIL). Middels een vervroegde afschrijving wordt de belastbare winst verkleind. Dit geeft een rente- en liquiditeitsvoordeel. Deze vervroegde afschrijving mag enkel worden toegepast op investeringen voor installaties die op een zogenaamde ‘Milieulijst’ vermeld staan. Zowel warmtepompen als zonneboilers staan op deze lijst. Het effect van de vervroegde afschrijving op het investeringsbedrag ligt rond de 10%. Naast de vervroegde afschrijving kan de energiedienstenleverancier in het jaar waarin de investering wordt gedaan, éénmalig een extra afschrijving toepassen. De hoogte van deze afschrijving is afhankelijk van de investering: 52% bij investeringen vanaf ƒ 3.900 tot 40% bij investeringen vanaf ƒ 503.000 tot een maximum van ƒ 50 miljoen. Ervan uitgaande dat dit bedrag van de winst wordt afgetrokken en minder vennootschapsbelasting hoeft te worden betaald, resulteert dit in een effectieve vermindering van het investeringsbedrag, afhankelijk van de hoogte van de investering, van 14 tot 18,2%. Het belastingvoordeel kan alleen worden genoten wanneer de onderneming winst maakt. Om dit voordeel zeker te stellen wordt vaak gebruik gemaakt van een financiële leaseconstructie. Een gedeelte van het voordeel wordt daarbij geïncasseerd door de leasemaatschappij. Het werkelijke voordeel op de projectinvestering is afhankelijk van de omvang van het project en van onderhandeling met de leasemaatschappij. Bij de berekeningen in deze studie zal worden uitgegaan van een investeringsvoordeel van 20% voor EIA en VAMIL gezamenlijk. Omdat de EIA- en VAMIL-regeling betrekking hebben op afschrijving heeft dit percentage betrekking op de uiteindelijke investering, dat wil zeggen nadat alle andere subsidies van de bruto investering zijn afgetrokken.
3.2.2 Energie-investeringsaftrek non-profit sector (EINP) De Energie-investeringsaftrek non-profit sector (EINP) is eigenlijk geen fiscale stimulering, maar een investeringssubsidie. De overheid heeft deze regeling ingesteld om non-profit instellingen hetzelfde voordeel te laten genieten als bedrijven die gebruik maken van de EIAregeling. De hoogte van het subsidiebedrag zijn afhankelijk van de totale kosten voor de bedrijfsmiddelen die op de Milieulijst staan. Het totale bedrag aan energie-investeringen moet per aanvraag tenminste ƒ 3.900 bedragen (eerste staffel 18,5% subsidie). Maximaal wordt 14,5% subsidie gegeven bij een investeringsbedrag van ƒ 10.660.000 (maximaal ƒ 1.545.700 subsidie per aanvrager per kalenderjaar). Subsidie wordt ook over de BTW verstrekt. Onder non-profit worden stichtingen, kerkgenootschappen, verenigingen en publiekrechtelijke rechtspersonen verstaan. Bijzondere sectoren zijn waterleidingbedrijven en de N.V. Luchthaven Schiphol. Woningcorporaties zijn sinds dit jaar echter uitgesloten van deze regeling. Zij kunnen met ingang van 1 januari 2000 een beroep doen op de Energiepremieregeling (EPR) voor particulieren. Deze regeling wordt uitgevoerd door de energiedistributiebedrijven. De EPR geldt echter niet voor warmtepompen en zonneboilers.
18
ECN-C--00-070
3.3
Groenfinanciering
De regeling groenprojecten stimuleert de uitvoering van milieuvriendelijke projecten door de financiering van die projecten aantrekkelijk te maken. De groenfinanciering kan worden toegepast door bedrijven, instellingen en particulieren. De werking van groenfinanciering is als volgt. De rente of het dividend dat deelnemers in groenfondsen over hun belegging ontvangen is volledig vrijgesteld van inkomstenbelasting. Hiermee wordt het (in de regel) lagere rendement van een groenfonds gecompenseerd. Zo kunnen groenfondsen (banken) leningen aanbieden tegen een lagere rente. De ervaring heeft geleerd dat voor de groenfinanciering van projecten de banken een rentetarief hanteren dat 1% à 2% lager ligt dan een normale financiering. Zes banken beschikken over een groenfonds (ABNAMRO, ASN Groenprojectfonds, nv Bank Nederlandse Gemeenten, ING Bank/Postbank NV, Rabobank/Groen Management, Nationaal Groen Beleggingsfonds en Triodos Groenfonds NV). Om voor groenfinanciering in aanmerking te komen moet het project beschikken over een groenverklaring. Een groenverklaring is een beschikking van het Ministerie van VROM waarin wordt verklaard dat het project voldoet aan de voorwaarden voor groenfinanciering. De bank vraagt deze groenverklaring via Novem aan bij het Ministerie van VROM. Om te beoordelen of een woning in aanmerking komt voor een groenfinanciering (groene hypotheek) moet het minimaal 150 punten scoren berekend met het puntensysteem van de ‘Maatlat duurzame woningbouw 1999’. In deze lijst worden voor verschillende energiebesparende opties (isolatie, HR++ glas, e.d.) en duurzame energiemaatregelen (zonneboiler, PV, warmtepomp) punten gegeven. De nieuwbouwprijs voor de woning mag maximaal ƒ 400.000 bedragen. De omvang van de groene hypotheek bedraagt maximaal ƒ 75.000. De looptijd van de groenhypotheek is korter dan een normale hypotheek, namelijk 10 jaar. Bij een project dat voor groenfinanciering in aanmerking wil komen, bijvoorbeeld een project van zonneboilers of warmtepompen dat wordt uitgevoerd door een energiedienstenleverancier, worden eisen gesteld aan de grootte van de projectinvestering. Zo moet de projectinvestering groter zijn ƒ 50.000. Deze ondergrens moet ervoor zorgdragen dat het rendement van de faciliteit in verhouding staat tot de inspanningen en uitvoeringskosten van de aanvrager, het Groenfonds en de overheid. Momenteel zijn de banken bezorgd over de toekomst van de groenfondsen. Groenfondsen beschikken namelijk tijdelijk over weinig geld voor nieuwe milieuvriendelijke projecten omdat de interesse van beleggers voor deze groenfondsen terugloopt. Oorzaak is de onzekerheid over de manier waarop de inkomsten uit groenfondsen vanaf 2001 worden belast. Hierdoor ontstaat de situatie dat voor projecten wel groenverklaringen worden afgegeven maar dat een groenfinanciering niet mogelijk is. De banken hebben op snelle maatregelen aangedrongen bij het ministerie van Financiën om de huidige impasse te doorbreken. In deze studie wordt ervan uitgegaan dat de bewoner, de verhuurder als de energiedienstenleverancier voor groenfinanciering kunnen verkrijgen voor het warmtepompsysteem. Voor de bewoner en verhuurder geldt daarbij dat de woning moet voldoen aan de 150-punten eis. Het financieringsvoordeel wordt geheel toegerekend aan het warmtepompsysteem. Voor de energiedienstenleverancier wordt ervan uitgegaan dat 70% van de projectinvestering voor groenfinanciering in aanmerking komt. Groenfinanciering wordt niet toegepast bij een zonneboiler vanwege de veel geringere omvang van de investering.
ECN-C--00-070
19
4.
ANALYSE
4.1
Inleiding
Voor de analyse van financieringsmogelijkheden en rentabiliteit voor warmtepompsystemen en zonneboilers is een rekenschema opgesteld. De resultaten van dit rekenschema worden in dit hoofdstuk gepresenteerd. In het rekenschema worden negen varianten beschouwd (zie Tabel 4.1). Bij deze varianten wordt enerzijds onderscheid gemaakt naar eigendom van de woning (bewoner of woningcorporatie) en anderzijds onderscheid naar de eigendom van de installatie (woningeigenaar of energiedienstenleverancier). Voor de warmtepompinstallatie, die uit verschillende onderdelen bestaat, wordt daarnaast nog een variant beschouwd waarbij de warmtepomp eigendom is van de woningeigenaar, maar de (collectieve) bodemwarmtewisselaar eigendom van de energiedienstenleverancier. Hierbij moet worden opgemerkt dat vanuit oogpunt operationele beheer een dergelijke opsplitsing van het systeem bezwaarlijk kan zijn omdat geen enkele partij verantwoordelijk is voor het goed functioneren van het gehele systeem. Tabel 4.1 Overzicht beschouwde varianten waarbij het eigendom van installaties zich wijzigt Variant LuchtverwarWarmtepomp- Individuele Collectieve Zonneboiler mingssysteem systeem bodemwarmte- bodemwarmtewisselaar wisselaar 1 Bewoner Bewoner Bewoner 2 Verhuurder Verhuurder Verhuurder 3 Bewoner Bewoner Leverancier energiediensten 4 Verhuurder Verhuurder Leverancier energiediensten 5 Bewoner Leverancier Leverancier energiediensten energiediensten 6 Verhuurder Leverancier Leverancier energiediensten energiediensten 7 Bewoner 8 Verhuurder 9 Leverancier energiediensten Wanneer gebruik en eigendom van installaties niet bij dezelfde partij liggen, zal dit ook gelden voor de baten en lasten. Een bewoner die een woning huurt waarin een zonneboiler aanwezig is, zal bijvoorbeeld een lagere energierekening hebben. De investerings- en onderhoudskosten komen echter ten laste van de verhuurder. Ter compensatie van deze extra kosten kan de verhuurder in principe een hogere huur rekenen, waarmee het woonlastenvoordeel van de huurder geheel of gedeeltelijk verdwijnt. De energiedienstenleverancier zal de warmtepompinstallatie veelal in de vorm van een ‘operational lease’ aanbieden, dat wil zeggen dat naast de financiering ook het beheer en onderhoud door de energiedienstenleverancier wordt verzorgd (variant 5, 6 en 9). De energiedienstenleverancier die een warmtepomp of zonneboiler installeert kan een leasetermijn bij de bewoner (of verhuurder) in rekening brengen. Wordt bij de warmtepomp alleen de warmtebron beschikbaar gesteld (variant 3 en 4) dan zou gesteld kunnen worden dat in principe sprake is van warmtelevering waarvoor een bepaald tarief in rekening kan worden gebracht.
20
ECN-C--00-070
In de analyses die in de volgende paragrafen worden gepresenteerd, wordt voor de bewonereigenaar en de verhuurder ten aanzien van investeringsbedragen en jaarlijkse baten en lasten gerekend met bedragen inclusief BTW. Voor de energiedienstenleverancier wordt gerekend met investeringsbedragen en jaarlijkse baten en lasten exclusief BTW.
4.2
Beoordelingsmethode
4.2.1 Analyse financiering Bij de analyse van de financiering wordt per situatie nagegaan welke subsidieregelingen en andere financiële stimuleringsregelingen van toepassing kunnen zijn. Daarbij wordt rekening gehouden met voorwaarden die individuele regelingen stellen, bijvoorbeeld ten aanzien van maximale subsidiebijdragen (zie Hoofdstuk 3). Voor een aantal regelingen is het onzeker of het project voor ondersteuning in aanmerking zal komen. Dit geldt onder meer voor de BSEregelingen en het CO2-reductieplan. Omdat met name aan de benutting van de Flexergiesubsidie uit het CO2-reductieplan grote onzekerheden kleven, wordt deze regeling bij de financiering van de warmtepompen niet ingezet. Om de combinatie van subsidieregelingen en financiële en fiscale stimuleringsregelingen (Groenfinanciering, EIA en VAMIL) te kunnen beoordelen zijn de effecten van fiscale en financiële regelingen teruggerekend naar het jaar waarin de investering wordt gedaan. Voor de EIAen VAMIL-regeling gaat het om een korting op de feitelijke investering (na aftrek van andere subsidies) van 20% (zie Paragraaf 3.2.1). Bij groenfinanciering wordt het genoten voordeel over de looptijd van de lening teruggerekend, rekening houdend met een fiscaal effect. Ten aanzien van de te financieren investering wordt gekeken naar veranderingen van de investeringskosten voor woninginstallaties ten opzichte van de referentiesituatie. Er kan zowel sprake zijn van een meer- als van een minderinvestering. Bij toepassing van een elektrische warmtepomp is er bijvoorbeeld vanuit gegaan dat niet langer een gasaansluiting nodig is, waardoor een vermindering voor deze aansluiting ontstaat.
4.2.2 Analyse van de rentabiliteit Voor de analyse van de rentabiliteit zijn, naast de netto meerinvestering (investering minus alle subsidies), de jaarlijkse baten en lasten van belang. Ook hierbij gaat het om een verschil ten opzichte van de referentie. De jaarlijkse baten en lasten worden gevormd door de energierekening en de onderhoudskosten. Bij de lasten gaat het om extra of meerkosten ten opzichte van de referentie. Baten ontstaan wanneer de energierekening en onderhoudskosten lager zijn dan bij de referentie. Als randvoorwaarde geldt dat de jaarlijkse kosten voor de bewoner niet hoger zijn dan bij de referentie. Wanneer het saldo van jaarlijkse baten en lasten voor de bewoner lager uitvallen, kan met dit bedrag de netto meerinvestering worden terugverdiend of, wanneer de bewoner niet zelf eigenaar is van de installatie, een betaling plaatsvinden aan de verhuurder of energiedienstenleverancier. Met deze betaling door de bewoner moet de netto meerinvestering worden gedekt die de verhuurder of energiedienstenleverancier heeft gemaakt. De vraag of toepassing van een warmtepompsysteem of zonneboiler rendabel is wordt in drie stappen beantwoord: 1. Eerst wordt vastgesteld of er een positief saldo ontstaat bij de jaarlijkse baten en lasten. 2. Is sprake van een positief saldo, dan wordt nagegaan of daarmee de netto meerinvestering kan worden gedekt door een eenvoudige terugverdientijd uit te rekenen. Wanneer deze eenvoudige terugverdientijd groter is dan de technische levensduur van 15 jaar, dan is de toepassing onrendabel. ECN-C--00-070
21
3. In geval de bewoner heeft geïnvesteerd (variant 1 en 7) wordt opnieuw de terugverdientijd bepaald aan de hand van een gedisconteerde cashflow analyse. Onder de gegeven randvoorwaarde dat de bewoner geen hogere woonlasten heeft, is de toepassing rendabel wanneer de terugverdientijd kleiner of gelijk is aan de technische levensduur van 15 jaar. Is de investeerder een woningcorporatie of energiedienstenleverancier, dan wordt de rentabiliteit bepaald aan de hand van een berekening van de interne rentevoet
4.3
Warmtepomp
4.3.1 Base-case De Tabellen 4.2 t/m 4.7 tonen de resultaten van de analyses voor varianten 1 t/m 6. De bruto meerinvestering bij een warmtepompsysteem bedraagt voor bewoners-eigenaren ƒ 25.775 (incl. BTW). Voor de investering in het warmtepompsysteem kunnen bewoners-eigenaren (variant 1) rekenen op een bijdrage van de Provincie Noord-Holland en een bijdrage uit het MAP-fonds van het energiebedrijf. Wanneer voor de woningen een groenverklaring wordt verkregen en een bank wordt gevonden die een groene hypotheek wil verstrekken, komt daar het voordeel van groenfinanciering bij. Daarnaast kan een subsidieaanvraag worden gedaan voor de BSEregeling voor marktintroductie van warmtepompen. Daarmee kan de investering worden gereduceerd tot ƒ 9.943 (incl. BTW). Voor woningcorporaties gelden dezelfde bedragen (variant 2). Zij kunnen niet langer gebruik maken van de EINP-regeling waardoor ten aanzien van de nettoinvestering geen verschillen bestaan ten opzichte van bewoners-eigenaren. Tabel 4.2 Variant 1; de bewoner investeert in de warmtepompinstallatie Bewoner Verhuurder Investering Meerinvestering bruto Soorten subsidies Subsidiebedrag Meerinvestering netto
25.775 BSE, Provincie NH MAP Groen Financiering [ƒ/woning] 15.833 9.943 [ƒ/woning] [ƒ/woning]
Jaarlijkse baten en lasten Energiekosten [ƒ/jaar] Onderhoudskosten [ƒ/jaar] Saldo [ƒ/jaar]
-225 308 83
Tabel 4.3 Variant 2; de verhuurder investeert in de warmtepompinstallatie Bewoner Verhuurder Investering Meerinvestering bruto Soorten subsidies
[ƒ/woning]
Subsidiebedrag Meerinvestering netto
[ƒ/woning] [ƒ/woning]
Jaarlijkse baten en lasten Energiekosten [ƒ/jaar] Onderhoudskosten [ƒ/jaar] Saldo [ƒ/jaar] 22
Leverancier energiediensten
Leverancier energiediensten
25.775 BSE, Provincie NH MAP Groen Financiering 15.833 9.943 -225 -225
303 303
ECN-C--00-070
Tabel 4.4 Variant 3; de bewoner investeert in de warmtepompinstallatie en de energiedienstenleverancier in de collectieve bodemwarmtewisselaar Bewoner Verhuurder Leverancier energiediensten Investering Meerinvestering bruto [ƒ/woning] 19.825 5.000 Soorten subsidies BSE, Provincie NH BSE, MAP, MAP EIA, VAMIL Groenfinanciering Subsidiebedrag 5.000 [ƒ/woning] 1.1583 Meerinvestering netto 8.243 0 [ƒ/woning] Jaarlijkse baten en lasten Energiekosten [ƒ/jaar] Onderhoudskosten [ƒ/jaar] Saldo [ƒ/jaar]
-225 278 53
25 25
Tabel 4.5 Variant 4; de verhuurder investeert in de warmtepompinstallatie en de energiedienstenleverancier in de collectieve bodemwarmtewisselaar Bewoner Verhuurder Leverancier energiediensten Investering Meerinvestering bruto [ƒ/woning] 19.825 5.000 Soorten subsidies BSE, Provincie NH BSE, MAP, MAP EIA, VAMIL Groenfinanciering Subsidiebedrag 11.583 5.000 [ƒ/woning] Meerinvestering netto 8.243 0 [ƒ/woning] Jaarlijkse baten en lasten Energiekosten [ƒ/jaar] Onderhoudskosten [ƒ/jaar] Saldo [ƒ/jaar]
-225 -225
278 278
25 25
Tabel 4.6 Variant 5; de energiedienstenleverancier least de warmtepompinstallatie aan de bewoner Bewoner Verhuurder Leverancier energiediensten Investering Meerinvestering bruto [ƒ/woning] -3.975 25.000 Soorten subsidies Geen BSE, Provincie NH MAP, EIA, VAMIL Groenfinanciering Subsidiebedrag 0 15.327 [ƒ/woning] Meerinvestering netto 9.673 [ƒ/woning] -3.975 Jaarlijkse baten en lasten Energiekosten [ƒ/jaar] Onderhoudskosten [ƒ/jaar] Saldo [ƒ/jaar]
ECN-C--00-070
-225 -90 -315
335 335
23
Tabel 4.7 Variant 6; de energiedienstenleverancier least de warmtepompinstallatie aan de verhuurder Bewoner Verhuurder Leverancier energiediensten Investering Meerinvestering bruto [ƒ/woning] -3.975 25.000 Soorten subsidies Geen BSE, Provincie NH MAP, EIA, VAMIL Groenfinanciering Subsidiebedrag 0 15.327 [ƒ/woning] Meerinvestering netto -3.975 9.673 [ƒ/woning] Jaarlijkse baten en lasten Energiekosten [ƒ/jaar] Onderhoudskosten Saldo
[ƒ/jaar] [ƒ/jaar]
225 225
-90 -90
335 335
De bruto investering voor de energiedienstenleverancier bedraagt ƒ 25.000, (exclusief BTW) voor bodemwisselaar, warmtepomp en warmtepompboiler. De energiedienstenleverancier kan naast de bijdrage van de Provincie, de MAP-bijdrage en de BSE-regeling en groenfinanciering, gebruik maken van de EIA- en VAMIL-regeling (varianten 4 t/m 6). Het effect van de groenfinanciering op de netto-investering is echter minder groot dan bij de woningeigenaar omdat de lening beperkt wordt verondersteld tot 70% van de projectinvestering, terwijl bij een groene hypotheek de lening betrekking heeft op maximaal ƒ 75.000. Met al deze ondersteuningsmaatregelen kan de bruto investering tot ƒ 9.673 worden gereduceerd. Bij alle varianten is sprake van energiekosten die voor de bewoner ƒ 225 per jaar lager uitvallen dan bij de referentiesituatie (incl. BTW). Dit voordeel is het saldo van vermeden kosten voor gas (ƒ 600 per jaar) en extra elektriciteitskosten (ƒ 375 per jaar). Het voordeel wordt echter teniet gedaan door hogere onderhoudskosten (ƒ 308 per jaar), waardoor er bij variant 1 een jaarlijkse lastenverzwaring optreedt van ƒ 83 (incl. BTW). Wanneer een collectieve warmtebron wordt toegepast (variant 3 en 4) blijft er een jaarlijkse lastenverzwaring voor de bewoner en/of verhuurder van ƒ 53 (incl. BTW). Er is geen financiële ruimte voor het betalen van leasetermijnen aan de energiedienstenleverancier. Wanneer de energiedienstenleverancier investeert in de warmtepompinstallatie (variant 5 en 6) ontstaat voor de woningeigenaar een minderinvestering van ƒ 3.975. Dit komt doordat geen investeringskosten behoeven te worden gemaakt voor de gasaansluiting en een gasinstallatie. Ook ontstaat er een bate bij de onderhoudskosten. Voor de bewoner-eigenaar ontstaat tevens een rentevoordeel omdat een lagere hypotheek nodig is. De minderinvestering bij variant 5 en 6 kan worden omgerekend naar 15 jaarlijkse termijnen. Deze termijnen en het ontstane rentevoordeel vanwege de lagere hypotheek (na belasting) resulteren samen in een voordeel voor de bewoner van ƒ 426 per jaar. Hier komen nog lagere energie- en onderhoudskosten van ƒ 315 per jaar bij. Dit voordeel vormt de basis voor een leasetermijn aan de energiedienstenleverancier. Zonder BTW is deze leasetermijn ƒ 623 groot. Na aftrek van de onderhoudskosten resteert voor de energiedienstenleverancier een netto opbrengst van slechts ƒ 288 om de netto investering van ƒ 9.673 (excl. BTW) mee terug te verdienen (eenvoudige terugverdientijd 34 jaar). Omdat voor de verhuurder geen fiscaal effect ontstaat bij het rentevoordeel kan de leasetermijn iets hoger zijn, doch de netto opbrengst voor de energie-
24
ECN-C--00-070
dienstenleverancier blijft te laag voor het terugverdienen van de investering (eenvoudige terugverdientijd 25 jaar). Geconcludeerd kan worden dat, bij de gegeven randvoorwaarde en uitgangspunten, bij geen van de varianten sprake is van een rendabele toepassing van een warmtepompsysteem. Door Energierent, de energiedienstenleverancier van NUON, is opgave gedaan van een maandelijks leasebedrag voor een warmtepompsysteem bij verschillende leasetermijnen. Het systeem waarvan Energierent is uitgegaan bestaat uit het warmtepompsysteem zoals weergegeven in Figuur 2.2, doch exclusief de warmtepompboiler. Inbegrepen zijn het installatiewerk en service en onderhoud. Energierent gaat naast EIA en VAMIL alleen uit van een investeringssubsidie uit het MAP-fonds (ƒ 1.750). Bij een leasetermijn van 9 jaar (de langste termijn die Energierent opgeeft) is het leasebedrag ƒ 154 per maand (incl. BTW). Op jaarbasis is dit bedrag ƒ 1.848 en ongeveer drie maal het bedrag dat de bewoner beschikbaar heeft bij gelijkblijvende woonlasten. Bij een kortere leasetermijn ligt het maandbedrag die Energierent rekent hoger.
4.3.2 Gevoeligheidsanalyse Wijzigingen in het warmtepompsysteem zullen effect hebben op de investering en het gebruiksrendement. Variaties in woning en huishouden zullen effect hebben op de warmtevraag. Verandering van de energieprijzen heeft effect op het verschil van de energierekening in vergelijk tot de referentie. Nagegaan kan worden wat het effect is van deze wijzigingen op de rentabiliteit. Voordat sprake kan zijn van enige rentabiliteit zal eerst het saldo van de jaarlijkse baten en lasten positief moeten zijn. Dit is in geen van de varianten het geval. Alleen bij variant 5 kan, vanwege een minderinvestering, door de bewoner of eigenaar, bij gelijkblijvende woonlasten een leasebedrag wordt betaald dat tot een netto opbrengst leidt voor de energiedienstenleverancier. Dit relatief gunstige resultaat kan als startpunt gekozen worden voor de gevoeligheidsanalyse. Vervolgens wordt onderzocht in hoeverre parameters moeten worden gewijzigd om een eenvoudige terugverdientijd van 15 jaar te kunnen realiseren. De netto-investering moet met 55% worden teruggebracht (van ƒ 9.673 naar ƒ 4.325) om de energiedienstenleverancier in staat te stellen de investering in 15 jaar terug te verdienen. Een eenvoudige terugverdientijd van 15 jaar kan worden berekend door de warmtevraag te laten stijgen van 750 m3/jaar naar 1.632 m3/jaar. Een zelfde resultaat ontstaat wanneer de basisprijs voor aardgas stijgt tot ƒ 0,87 per m3. Een daling van de elektriciteitsprijs tot 0 cent per kWh resulteert echter in een eenvoudige terugverdientijd nog steeds veel groter is dan 15 jaar. Dit geldt ook voor verhoging van het gebruiksrendement. Hoewel die berekende omvang van de veranderingen in de netto-investering, gasprijs en warmtevraag in principe niet onmogelijk zijn, zijn ze weinig realistisch. Wordt echter de voorwaarde ten aanzien van het niet stijgen van de woonlast anders gedefinieerd, bijvoorbeeld door de energierekening van een gemiddeld Nederlands huishouden als referentie te nemen (gasverbruik van 2.100 m3 per jaar), dan kan de investering binnen de technische levensduur van de installatie worden terugverdiend.
4.4
Zonneboiler
4.4.1 Base-case zonneboiler De Tabellen 4.8 tot en met 4.10 geven de resultaten van de analyse voor de zonneboiler. De bruto investering voor de bewoner-eigenaar of verhuurder bedraagt ƒ 5.500 (incl. BTW). Zowel bewoner-eigenaar als verhuurder kunnen gebruik maken van de AZS-regeling, de Stizonregeling (MAP-gelden) en, wanneer zonneboilers op een groot aantal woningen worden toegepast, ECN-C--00-070
25
mogelijk ook van de BSE-regeling. Wanneer de zonneboiler wordt geleast van een energiedienstenleverancier kan deze leverancier ook nog gebruik maken van de EIA- en VAMIL-regeling. Het netto-investeringsbedrag voor de bewoner-eigenaar en verhuurder bedraagt ƒ 4.398 (incl. BTW) en voor de energiedienstenleverancier ƒ 2.816 (excl. BTW). Gebruik van de zonneboiler leidt bij de bewoner tot een verlaging van de energierekening van ƒ 147 per jaar (incl. BTW). Hier staan ƒ 110 extra onderhoudskosten tegenover. Met het uiteindelijke geringe positieve jaarlijkse saldo kan een eenvoudige terugverdientijd worden berekend. Deze komt uit op 120 jaar. Een zelfde berekening voor de energiedienstenleverancier resulteert in een eenvoudige terugverdientijd van 97 jaar. Onder de gegeven randvoorwaarde dat de bewoner geen hogere woonlasten mag krijgen en de hier gehanteerde uitgangspunten is toepassing van een zonneboiler onrendabel. Ook voor de zonneboiler is door Energierent een opgave gedaan voor een maandelijks leasebedrag bij verschillende leasetermijnen. Inbegrepen zijn het installatiewerk en service en onderhoud. Energierent gaat naast IEA en VAMIL uit van de AZS- en STIZON-subsidie. Bij een leasetermijn van 9 jaar (de langste termijn die Energierent opgeeft) is de het leasebedrag ƒ 45 per maand (incl. BTW). Op jaarbasis is dit bedrag ƒ 540 en ruim drie en half maal het bedrag dat de bewoner beschikbaar heeft bij gelijkblijvende woonlasten. Bij een kortere leasetermijn ligt het maandbedrag dat Energierent rekent hoger.
4.4.2 Gevoeligheidsanalyse zonneboiler De rentabiliteit van de zonneboiler wordt beïnvloed door wijzing van de (netto) investering en verandering van de gasprijs. Verandering van de vraag naar warmtapwater heeft geen invloed op de rentabiliteit omdat de hoeveelheid warm tapwater dat door de zonneboiler kan worden geleverd gelimiteerd is. Een eenvoudige terugverdientijd van tenminste 15 jaar kan worden gerealiseerd wanneer de netto-investering daalt met ƒ 3.848 tot ƒ 550. Een dergelijke forse daling is niet te verwachten. Met name bij grootschalige projecten kunnen de investeringskosten mogelijk wel lager uitvallen vanwege projectefficiency. Bovendien zijn de technologische risico’s, gelet op de grote aantallen zonneboilers die jaarlijks worden geplaatst (in 1998 7.600), beperkter dan bij warmtepompen. Wanneer de basisprijs voor aardgas stijgt naar ca. 155 cent per kubieke meter zal de eenvoudige terugverdientijd voor de zonneboiler dalen naar 15 jaar. Een dergelijke stijging is weinig realistisch. Tabel 4.8 Variant 7; de bewoner investeert in de zonneboiler Bewoner Verhuurder Investering Meerinvestering bruto Soorten subsidies Subsidiebedrag Meerinvestering netto
5.500 Stizon, AZS BSE 1.102 [ƒ/woning] 4.398 [ƒ/woning] [ƒ/woning]
Jaarlijkse baten en lasten Energiekosten [ƒ/jaar] Onderhoudskosten [ƒ/jaar] Saldo [ƒ/jaar]
26
Leverancier energiediensten
-147 110 -37
ECN-C--00-070
Tabel 4.9 Variant 8; de verhuurder investeert in de zonneboiler Bewoner Verhuurder Investering Meerinvestering bruto Soorten subsidies Subsidiebedrag Meerinvestering netto
5.500 Stizon, AZS, BSE 1.1022 4.398
[ƒ/woning] [ƒ/woning] [ƒ/woning]
Jaarlijkse baten en lasten Energiekosten [ƒ/jaar] Onderhoudskosten [ƒ/jaar] Saldo [ƒ/jaar]
Leverancier energiediensten
-147 -147
110 110
Tabel 4.10 Variant 9; de energiedienstenleverancier least de zonneboiler aan de bewoner Bewoner Verhuurder Leverancier energiediensten Investering Meerinvestering bruto [ƒ/woning] 4.622 Soorten subsidies Stizon, AZS, BSE, EIA, VAMIL Subsidiebedrag 1.806 [ƒ/woning] Meerinvestering netto 2.816 [ƒ/woning] Jaarlijkse baten en lasten Energiekosten [ƒ/jaar] Onderhoudskosten [ƒ/jaar] Saldo [ƒ/jaar]
ECN-C--00-070
-147 -147
92 92
27
BIJLAGE A OVERZICHT ONDERSTEUNINGSREGELING Tabel A.1 VAMIL-regeling Naam: Type: Geldschieter Uitvoerder Doel: Start: Eind: Toepassing Voor wie: Eisen:
Regeling:
Toepassing:
28
VAMIL (Regeling Vrije Afschrijving Milieu-investeringen) Fiscaal Ministerie van VROM en Ministerie van Financiën Belastingdienst en Senter Stimuleren van marktintroductie van milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen 1 september 1991 Onbepaalde looptijd Diverse milieuvriendelijke en energiebesparende bedrijfsmiddelen, waaronder warmtepomp en zonneboiler Belastingplichtige ondernemingen die investeren in een bedrijfsmiddel die op de Milieulijst 2000 staan • Nieuw bedrijfsmiddel • Inzet in Nederland • Inzet in buitenland indien belangrijke bijdrage levert aan bescherming Nederlandse milieu • Alleen de niet-subsidiabele kosten komen in aanmerking Keuzevrijheid in de beslissing wanneer af te schrijven, waardoor de fiscale winst kan worden gedrukt waardoor er minder inkomsten- of vernootschapsbelasting hoeft te worden betaald. Door het betalen van belasting naar de toekomst wordt verschoven is er daarnaast nog een rente- en liquiditeitsvoordeel. • Aanschafkosten zoals investering en bijkomende kosten voor in bedrijf name • Voortbrengkosten zoals productiekosten van een apparaat zoals arbeidsloon en materiaal • Bij vrijstelling omzetbelasting hoort deze betaalde omzetbelasting bij de aanschaf- of voortbrengkosten • Indien geen vrijstelling omzetbelasting hoort de betaalde omzetbelasting niet tot de aanschaf- of voortbrengingskosten
ECN-C--00-070
Tabel A.2 Uitvoeringsregeling EIA Naam: Type: Geldschieter Uitvoering: Doel: Start: Eind: Toepassing Voor wie: Eisen:
Regeling:
Toepassing:
Beperkingen
ECN-C--00-070
EIA (Energie Investerings Aftrek) Fiscaal Ministerie van EZ en Ministerie van Financiën Via Belastingsdienst en Senter Stimuleren van energiebesparing en duurzame energie in Nederlands bedrijfsleven 1 januari 1997 Onbepaalde looptijd Diverse milieuvriendelijke en energiebesparende bedrijfsmiddelen, waaronder warmtepomp en zonneboiler Belastingplichtige ondernemingen die investeren in een bedrijfsmiddel die op de Milieulijst 2000 staan • Voldoen aan een bepaalde energieprestatie-eis • Nieuw bedrijfsmiddel • Inzet in Nederland • Inzet in buitenland indien belangrijke bijdrage levert aan bescherming Nederlandse milieu • Alleen de niet-subsidiabele kosten komen in aanmerking Minimale investering ƒ 3.900 Maximale investering ƒ 208 miljoen Hoogte investeringsaftrek: 52.0 % bij 3.900 – 65.000 50.5 % bij 65.000 – 127.000 49.0 % bij 127.000 – 190.000 47.5 % bij 190.000 – 252.000 46.0 % bij 252.000 – 315.000 44.5 % bij 315.000 – 377.000 43.0 % bij 377.000 – 441.000 41.5 % bij 441.000 – 503.000 40.0 % indien > 503.000 • Alleen investeringen die in het belang zijn van een doelmatig gebruik van energie • Aanschafkosten zoals investering en bijkomende kosten voor in bedrijf name (bijv. montagekosten) • Voortbrengkosten zoals productiekosten van een apparaat zoals arbeidsloon en materiaal • Kosten voor energieadvies • Bij vrijstelling omzetbelasting hoort deze betaalde omzetbelasting bij de aanschaf- of voortbrengkosten • Indien geen vrijstelling omzetbelasting hoort de betaalde omzetbelasting niet tot de aanschaf- of voortbrengingskosten • Kosten voor reeds gebruikte bedrijfsmiddelen • Kosten die betrekking hebben op: − Grond − Woonhuizen • Investeringssubsidies aftrekken van aanschaf- of voortbrengingskosten (geldt niet voor de exploitatie subsidie) • Investeringen kleiner dan ƒ 1.000 • Onderhoudkosten
29
Tabel A.3 Uitvoeringsregeling EINP Naam: Type: Geldschieter Uitvoering: Doel: Start: Eind: Toepassing Voor wie:
Eisen:
Regeling:
Toepassing:
30
EINP (Energie Investering Non Profit sector) Fiscaal/Investeringssubsidie Ministerie van EZ en Ministerie van Financiën Via Belastingsdienst en Senter Stimuleren van energiebesparing en duurzame energie in non-profit sector 11 maart 1998 Onbepaalde looptijd Diverse milieuvriendelijke en energiebesparende bedrijfsmiddelen, waaronder warmtepomp en zonneboiler • Stichtingen, kerkgenootschappen, verenigingen en publiekrechtelijke rechtspersonen • Waterleidingbedrijven, N.V. Schiphol (bijzondere sectoren, geen vennootschapsbelastingplichtig) • Stichtingen op het gebied van volkshuisvesting • Vereniging van eigenaren van appartementen • Woningcorporaties komen niet in aanmerking (kunnen beroep doen op Energiepremieregeling) • Voldoen aan een bepaalde energieprestatie-eis • Nieuw bedrijfsmiddel • Inzet in Nederland • Inzet in buitenland indien belangrijke bijdrage levert aan bescherming Nederlandse milieu • Alleen de niet-subsidiabele kosten komen in aanmerking • Minimale investering ƒ 3.900 (inclusief energieadvies) • Maximaal ƒ 1.545.700 subsidie per aanvraag per kalenderjaar • Hoogte investeringsaftrek (investeringen inclusief BTW): 65.000 • 18,5 % bij 103.900 – • 18,0 % bij 165.000 – 127.000 • 17,5 % bij 127.000 – 190.000 • 17,0 % bij 190.000 – 252.000 • 16,5 % bij 252.000 – 315.000 • 16,0 % bij 315.000 – 377.000 • 15,5 % bij 377.000 – 441.000 • 15,0 % bij 441.000 – 503.000 • 14,5 % bij 503.000 –1.066.0000 • Kosten voor koop • Kosten van installeren (materiaal en loonkosten) • Kosten voor energieadvies • Inclusief omzetbelasting indien de subsidieontvanger omzetbelasting niet in aftrek kan brengen
ECN-C--00-070
Tabel A.4 Groenfinanciering Naam: Type: Geldschieter Uitvoering: Doel: Start: Eind: Toepassing Voor wie: Eisen:
Regeling:
Beperkingen
Groenfinanciering Goedkope financiering Particuliere beleggers Groenfondsen (banken) Stimuleren van energiebesparing en duurzame energie in Nederland Onbepaald Energiebesparing en duurzame energie bedrijven, instellingen en particulieren • Groenverklaring van ministerie VROM • Groenverklaring voor woningen minimaal 150 volgens ‘Maatlat duurzame woningbouw 1999’; • Voor particulieren maximaal ƒ 75.000 groenfinanciering • Nog onduidelijkheid over de regeling groenfinanciering voor bedrijven De rente of het dividend dat deelnemers in groenfondsen over hun belegging ontvangen, is volledig vrijgesteld van inkomstenbelasting. Hiermee wordt het (meestal lagere) rendement van een groenfonds gecompenseerd. Zo kunnen groenfondsen (banken) leningen aanbieden tegen een lagere rente dan de marktrente, meestal zo’n 1 à 2% lager. Groenfondsen beschikken tijdelijk over te weinig geld voor nieuwe milieuvriendelijke projecten, omdat de interesse van beleggers voor de groenfondsen terugloopt. Oorzaak is de onzekerheid over de manier waarop de inkomsten uit groenfondsen vanaf 2001 bij de inkomstenbelasting worden belast. Het kan zijn dat daardoor projecten met groenverklaring pas later groen gefinancierd kunnen worden.
A.5 BSE-Warmtepomp Naam: Type: Geldschieter Uitvoering: Doel: Start: Eind: Toepassing Voor wie: Eisen:
Regeling:
Beperking:
ECN-C--00-070
BSE (Besluit Subsidies Energieprogramma’s Algemeen) Programma Warmtepompen Investeringssubsidie Ministerie van Economische Zaken Novem Stimuleren van energiebesparing, duurzame energie en milieuvriendelijke energietechnieken 1 april 1994 Onbepaalde looptijd Warmtepomp Bedrijven, instellingen, verenigingen en particulieren • overlegging van een projectvoorstel • uitvoering van het project in Nederland • het project moet bijdragen aan kennisvergroting en een doelmatige kennisverspreiding • het project moet voor anderen rendabele toepassingsmogelijkheden bieden (geldt alleen voor demonstratie- of marktintroductieprojecten) • Primaire Energie Ratio (PER) >= 1,2 • maximaal 50% van de projectkosten voor een onderzoeksproject of ontwikkelingsproject • maximaal 40% van de projectkosten van een demonstratieproject tot ƒ 1 miljoen of 25% van de projectkosten indien deze meer dan ƒ 1 miljoen bedragen • 25% van de kosten voor een marktintroductieproject Alle steunverlening bedraagt inclusief andere rijks- of EU-subsidies Projecten moeten passen binnen de doelstellingen van het BSE en binnen de jaarlijks vast te stellen energieprogramma’s, waarin ook de criteria staan aangegeven.
31
A.6 BSE-Zonneboiler Naam: Type: Geldschieter Uitvoering: Doel: Start: Eind: Toepassing Voor wie: Eisen:
Regeling:
Beperking:
BSE (Besluit Subsidies Energieprogramma’s Algemeen) Programma Thermische Zonne-energie Investeringssubsidie Ministerie van Economische Zaken Novem Stimuleren van energiebesparing, duurzame energie en milieuvriendelijke energietechnieken 1 april 1994 Onbepaalde looptijd Zonneboiler Bedrijven, instellingen, verenigingen en particulieren • overlegging van een projectvoorstel • uitvoering van het project in Nederland • het project moet bijdragen aan kennisvergroting en een doelmatige kennisverspreiding • het project moet voor anderen rendabele toepassingsmogelijkheden bieden (geldt alleen voor demonstratie- of marktintroductieprojecten) • maximaal 50% van de projectkosten voor een onderzoeks- of ontwikkelingsproject • maximaal 40% van de projectkosten van een demonstratieproject tot ƒ 1 miljoen of 25% van de projectkosten indien deze meer dan ƒ 1 miljoen bedragen • 25% van de kosten voor een marktintroductieproject Alle steunverlening bedraagt inclusief andere rijks- of EU-subsidies • Projecten moeten passen binnen de doelstellingen van het BSE en binnen de jaarlijks vast te stellen energieprogramma’s, waarin ook de criteria staan aangegeven • Voor nieuwbouw geldt: - Projecten waarbij minimaal 250 woningen van een zonneboiler worden voorzien - Projectkosten moeten hoger zijn dan ƒ 25.000 - Subsidie bedraagt maximaal 60% van de projectkosten tot een maximum van ƒ 50.000
Tabel A.7 Subsidieregeling AZS-ZON Naam: Type: Geldschieter Uitvoering: Doel: Start: Eind: Toepassing: Voor wie: Eisen:
Regeling:
Beperking:
32
AZS ( Actieve Zonthermische Systemen) Investeringssubsidie EZ Senter Stimuleren van het gebruik van thermische zonne-energie 1 januari 1998 1 januari 2002 Zonneboiler particulier, onderneming, maatschap, vereniging, energiebedrijven, projectontwikkelaars, enz. • Nieuwe voorziening • Installatie moet geschieden in Nederland in 1999, 2000 of 2001 • Plaatsing moet geschieden door een ondernemer • Opbrengst <= 4 GJ: ƒ 170 per bespaarde GJ met bouwvergunning voor 15-12-1995 • Opbrengst <= 4 GJ: ƒ 100 per bespaarde GJ met bouwvergunning na 15-12-1995 • Opbrengst >= 4 GJ: ƒ 50 per extra bespaarde GJ • Cumulatie tot 40% van de investeringskosten met eerder door het Ministerie van Economische Zaken of andere bestuursorganen verstrekte subsidies voor dezelfde voorziening
ECN-C--00-070
Tabel A.8 Stimuleringsregeling STIZON Naam: Type: Geldschieter Uitvoering: Doel: Start: Eind: Voor wie: Eisen:
Regeling:
Beperking:
ECN-C--00-070
STIZON (Stimulering Energiebesparing Energiebedrijf) Investeringssubsidie Energiebedrijf (MAP-heffing) Energiebedrijf Verminderen van het energieverbruik van bedrijven en huishoudens 1 januari 2000 1 januari 2001 Particulier/ondernemer via Energiebedrijf • Voor perceel moet milieutoeslag zijn betaald • Voorziening niet voor industrieel productieproces • Voorziening t.b.v. energiebesparing • Installatie moet nieuw zijn • Installatie moet geleverd en geplaatst worden door een ondernemer • Voldoende vertrouwen aanwezig bij energiebedrijf voor een technische en economische haalbaarheid van de voorziening • Het pand moet reeds een woonbestemming hebben • Voorziening moet worden aangebracht binnen het verzorgingsgebied van het energiebedrijf • Het collectoroppervlak moet groter of gelijk zijn aan 1 m2 • Er mag niet eerder op grond van deze regeling subsidie zijn verkregen Bestaande bouw (ex BTW) • ZON1 Besparing <= 4 GJ: ƒ 85 per bespaarde GJ • ZON3 Besparing >= 4 GJ: ƒ 34 per extra bespaarde GJ • ƒ 212 voor installatiekosten Nieuwbouw (ex BTW) • ZON2 Besparing <= 4 GJ: ƒ NLG 85 per bespaarde GJ • ZON4 Besparing >= 4 GJ: ƒ 34 per extra bespaarde GJ • Tot maximaal 20% van de projectkosten
33