Wannee r de zondvloed terugtrekt Een bond van financieel wakkere burgers Jos Leys* 1. Schandalen en het harde ontwaken België heeft, meer dan andere landen, aan de financiële crisis een portie schandalen overgehouden. Elke dag nog staan de kranten er vol van en het einde is nog lang niet in zicht. De crisis heeft deze schandalen niet veroorzaakt, maar heeft ze wel blootgelegd. Zulks ligt in de aard van de zaak: bij vloed zwemt iedereen vrolijk rond, bij eb kan je zien wie er naakt zwemt of gebrekkig is. De wereldwijde oplichting door Bennie Madoff kwam aan haar einde door terugtrekkende markten. Zolang de markten hoog waren en iedereen zich genoegzaam wentelde in meerwaarden, nam niemand de moeite om na te gaan wat Madoff met de ingezamelde gelden werkelijk deed.1 In België was het niet anders: de absurde verzekeringspolissen van Ethias bleken een latent faillissement en een van de grootste banken, Dexia, bleek een waanzinnig hedge fund.2 Tijdens en na de herhaalde reddingspogingen door de Belgische bevolking bleek dat een politieke groepering die mede-eigenaar was van die bank en die zelf ook nog eens financiële diensten verleende, in staat was tot financiële mirakels die zonder precedent zijn in de financiële geschiedenis.3 Een en ander zorgde voor politieke, juridische en sociale onrust. De grenzen van de rechtstaat werden afgetast en, volgens vele commentatoren, ook overschreden. Inderdaad, de financiële roes wordt gevolgd door een sociale en politieke kater, die op zijn beurt voor schade kan zorgen in de vorm van het wegvallen van sociale cohesie en een sterk aangetaste bestuurbaarheid. En zie, veel erger al, is het gesteld in Griekenland. In Athene lopen nu bendes over straat die ‘allochtonen verwijderen’ en wordt er gevochten voor eetbaar afval terwijl er vrijwel elke dag wel een groep aan het staken is. Het Griekse ontwaken is bijzonder bitter omdat het volgt op een roes van goedkoop krediet waarvan de bevolking geloofde dat het onuitputtelijk zou zijn – een overtuiging waarin zij niet werd tegengesproken, maar integendeel aangemoedigd door haar politici en bankiers. * Jos LEYS onderzoekt epistemische en ethische aspecten van financieel gedrag aan het Centre for Values Inquiry, UGent. E-mail:
[email protected]
Ethische Perspectieven 23 (3), 275-290, doi: 10.2143/EPN.23.3.2998077 © 2013 by Ethische Perspectieven. All rights reserved.
96747_06_Leys.indd 275
4/11/13 13:23
Tijdens het schrijven van deze tekst zijn ook de Cyprioten op hun beurt in slechte papieren gekomen door de waardevermindering van het Griekse staatspapier dat in hun banksysteem lag opgeslagen als tegenpost voor spaardeposito’s. 2. Financiële geletterdheid: deugd en plicht Het laat zich makkelijk argumenteren dat de aantasting van het sociale en politieke weefsel veel minder erg zou zijn indien de burgers financieel geletterd zouden zijn geweest en zich ook zo hadden gedragen. Het was van de Grieken ronduit naïef te geloven dat de kraan van goedkoop krediet zou blijven openstaan als daartegenover geen versterking van de terugbetalingscapaciteit stond. Wie anticipeert dat hij zijn schulden moet terugbetalen en inziet dat hij de tering naar de nering moet zetten, wie daarover geen financiële illusies koestert, gaat niet over tot geweld of keert zich niet af van de democratie wanneer de financiële uitspattingen op hun grenzen botsen. Hij is daarover niet verbaasd of misnoegd, want hij had dat al lang zien aankomen. Het probleem, de schuldenberg, zou ook veel minder groot zijn geworden. Hetzelfde geldt voor België: wie had begrepen dat een coöperatieve holding géén beschutting kan bieden tegen een instortende marktwaarde van beleggingsweddenschappen, had niet belegd in Arco. Of hij had zijn geld teruggetrokken toen in 2008 bleek dat de constructie failliet was en enkel nog de schijn kon worden opgehouden door brutale manipulatie van de eigen boekhouding. De miljardenschade die daarna nog is aangericht, zou veel kleiner zijn geweest en zo ook het aantal gedupeerden, dat in de honderdduizenden loopt, indien de Arco-aandeelhouders financieel lucide waren geweest. Het voorbeeld van Griekenland en Arco toont ons dat financiële geletterdheid niet bestaat in het doorgronden van het complexe financiële jargon dat de financiële industrie opwerpt om haar franchise te behouden en te vergroten. Ook is het niet nodig om de finesses van de hogere wiskunde onder de knie te hebben. In beide gevallen volstaat nuchter, gezond verstand om financieel onheil af te weren. We illustreren dit nogmaals aan het einde van deze bijdrage. Financiële geletterdheid is dus geen gespecialiseerde of occulte kennis. Het is de inspanning die iemand levert om zijn financiële situatie te willen begrijpen, daar ook in te slagen en zijn vermogen overeenkomstig te beheren.4 Voor de gezinshuishouding is financiële geletterdheid een deugd die, zoals bij Aristoteles, een constitutief onderdeel is van het welzijn van het gezin. Financieel geletterde gezinshoofden steken
Ethische Perspectieven 23 (2013)3, p. 276
96747_06_Leys.indd 276
4/11/13 13:23
zich niet in de schulden om de familie op vluchtige consumptie te trakteren of om beleggingen te doen waarvoor ze de middelen niet hebben en waarvan ze het risico niet kunnen dragen. Hun kinderen zullen niet naar de bedelstaf moeten grijpen omdat het spaargeld is vergokt of omdat de kredietlasten het resterende inkomen opslokken. Vanzelfsprekend zijn ook financieel geletterde gezinshoofden niet in staat om voortdurend gunstige krediet- en beleggingsbeslissingen te nemen. Ook zij kunnen niet in de toekomst kijken. Maar zij laten zich niet door sluwe of onwetende bankverkopers ompraten tot ‘beleggingen’ waarbij ze nauwelijks voordeel kunnen halen of waarbij zij het financiële risico van professionele marktpartijen overnemen.5 Ook laten zij hun gezinsbalans niet omvormen tot een primitief hedge fund.6 Financiële geletterdheid is dus een intellectuele en morele deugd die het welzijn van de gezinnen ten goede komt. Ze is daarom te verkiezen omwille van zichzelf en de beoefening ervan heeft geen verder doel dan de bestendiging van het geluk, zoals Aristoteles uitlegt in zijn Nicomachische Ethiek. Maar de beoefening van praktische deugden die we omwille van henzelf verkiezen, heeft ook externe effecten, al had Aristoteles daar weinig aandacht voor. Wanneer de burgers dapper zijn en dienovereenkomstig handelen, is dit een versterking van de polis, die altijd in een oorlogssituatie terecht kan komen. De dapperheid van de burgers was de beste garantie voor de onafhankelijkheid en de welvaart van klassiek Athene en de andere stadsstaten. Met financiële geletterdheid is het nu niet anders. Wanneer het merendeel van de medeburgers zich financieel verstandig gedraagt, is dat de beste garantie dat alle burgers een financiële crisis bespaard blijft. Omgekeerd is financieel onverantwoordelijk gedrag niet alleen schadelijk voor de betrokkene, maar allicht ook schadelijk voor zijn medeburgers, a fortiori wanneer het in groten getale en met grote bedragen gepaard gaat. Het beste voorbeeld daarvan is de garantie van bankdeposito’s. Die wordt uitgeschreven en desgevallend gedragen door alle burgers. Wanneer dan het merendeel van de burgers onverschillig wordt voor risico’s en zijn spaargeld blijft plaatsen op spaarrekeningen en in kasbons (met de hoogste rente), dan creëren zij een risico ook voor de burgers die verstandiger zijn in hun aanpak. Die laatste betalen immers mee wanneer de muziek stopt en het feestje ruw ten einde komt. De mate van financiële helderheid bij de burgerbevolking heeft ook een impact op de appreciatie van de verhalen die politici brengen en op de keuze van politici. Wanneer het merendeel van de burgers zijn stem uitbrengt voor verhalen die financieel incoherent zijn, dan delen ook de burgers die meer kritische zin aan de dag leggen achteraf mee in de klappen. Indien de burgers de democratie, de rechtstaat en
Ethische Perspectieven 23 (2013)3, p. 277
96747_06_Leys.indd 277
4/11/13 13:23
de sociale zekerheden willen veiligstellen – en wie wil dat niet? – dan moeten zij financieel geletterd optreden en financieel bekwame politici verkiezen. Terwijl financiële geletterdheid vanuit het perspectief van het individuele huishouden verschijnt als een deugd, verschijnt zij vanuit het perspectief van de samenleving en de staat als een soort van plicht.7 We leven nu in financiële tijden; het is een hedendaagse plicht voor de burger die vergelijkbaar is met dapperheid voor de burger van de polis. Die plicht is ook te vergelijken met de plicht om zich te gedragen in het verkeer. Wanneer het merendeel van de chauffeurs de snelheidsgrenzen aan zijn laars lapt en zich niet meer houdt aan de voorrangsregels, dan verkeert elke deelnemer in levensgevaar wanneer hij zich op de baan begeeft, hoe voorzichtig hij zich zelf ook beweegt. 3. Aanmaak en verspreiding van kennis Het probleem, zoveel is duidelijk, is dat de massa van de burgers helemaal niet financieel geletterd is. De vraag is dan hoe die kloof in competentie kan worden gedicht. Vanwege de financiële industrie is weinig te verwachten: een zeer grote portie, zo niet het leeuwendeel van haar inkomsten is afhankelijk van de financiële onbekwaamheid van de cliënten. De cliënten grondig voorlichten vermindert de grondstof voor commissielonen en bonussen en haalt het rendement van de aandeelhouder naar beneden. Wat de financiële industrie wel doet, is de terminologie van haar productengamma aanleren aan de klanten. Maar dat is iets anders dan de zelfredzaamheid en de autonomie van de klant versterken. Met die terminologie leert de industrie de klanten de namen waarmee die de producten in de etalage kunnen aanduiden. Meer niet. Ook van het schoolsysteem valt weinig te verwachten. Een vage transversale eindterm over economisch en financieel bewustzijn werd geïntroduceerd voor de Vlaamse middelbare scholen, maar de invulling daarvan is niet duidelijk en de kwaliteitscontrole is geheel afwezig. Net zoals in buurlanden maken de bankiers hier en daar aanstalten om de lacune in de scholen op te vullen met eigen commercieel materiaal. Ook het politieke systeem draagt weinig bij. De interesse ligt elders. Mocht ze er wel zijn, dan was er al meer werk gemaakt van de financiële opvoeding binnen het schoolsysteem. Bovendien is de politieke praktijk niet onmiddellijk een voorbeeld: het is maar omdat de nationale politici uit zichzelf weinig discipline en rationaliteit aan de dag leggen dat de Europese overheid die van bovenaf moet opleggen en zelfs gepaard moet laten gaan met boetes voor de onwilligen en de onmachtigen.
Ethische Perspectieven 23 (2013)3, p. 278
96747_06_Leys.indd 278
4/11/13 13:23
We stellen dus vast dat de gezinshoofden gebaat zijn bij financieel verantwoord te handelen en dat de burgers daartoe een zekere plicht hebben, maar dat de voorwaarde daartoe niet gerealiseerd is. Van de traditionele leveranciers van de nodige kennis is niet veel te verwachten. In Vlaanderen gingen vijf jaren van financiële crisis voorbij zonder dat tastbare vooruitgang is geboekt. De oplossing moet dus komen vanuit een andere hoek; vanuit het middenveld. Daarmee verwijs ik niet naar de traditionele zuilen, want die hebben de voorbije decennia precies het omgekeerde gedaan. In plaats van te emanciperen en kennis bij te brengen, hebben zij garen gesponnen bij de onwetendheid en goedgelovigheid van de achterban en hebben ze schuldenbergen achtergelaten. Ze verkopen bovendien zelf spaar- en verzekeringsformules die niet onbesproken zijn, zoals het voorhuwelijkssparen en aanvullende ziekteverzekeringen. Met ‘middenveld’ verwijs ik naar de vrije ruimte die burgers hebben om zich te verenigen voor het bereiken van een gezamenlijk doel. En omdat de plaats nog leeg is, kunnen we zelf een naam kiezen, bijvoorbeeld ‘Bond van Financieel Wakkere Burgers’. 4. Een Bond van Financieel Wakkere Burgers Een Bond van Financieel Wakkere Burgers is geen clubje rijke mensen of een vakgroep van financieel gediplomeerden. Het is integendeel een organisatie die openstaat voor elke burger en (toekomstig) manager van een huishouden, ongeacht de grootte van zijn vermogen of status in de samenleving. Ook de politieke, religieuze of ideologische inclinatie doet er weinig toe om lid te worden of niet. Enkel is vereist dat men de democratie en de rechtsstaat zeer genegen is – maar wie die financieel goed bij zijn hoofd is, zou dat niet zijn?8 De Bond is ook geen consumentenvereniging die zich bezighoudt met het aanwijzen van de goedkoopste zichtrekening of de kasbon met de hoogste rente. In onze samenleving is die informatie al op verschillende plaatsen beschikbaar. Wat echter ontbreekt is precies het begrip van zo’n kasbon en van wat een bank precies doet. Niemand legt dat uit, behalve wanneer de kasbon en de bank al ontploft zijn. De Bond is evenmin een gezelschap dat zich bezighoudt met voorspellingen over welke munt en welk aandeel in de toekomst het best zullen presteren. Er zijn immers nu al meer voorspellingen voorhanden dan een geïnteresseerde lezer menselijkerwijze kan doornemen vooraleer de situatie alweer gewijzigd is. De Bond houdt zich wel bezig met het aanbrengen en versterken van financiële bekwaamheid bij zijn leden en bij de medeburgers die geen lid zijn. Hij signaleert
Ethische Perspectieven 23 (2013)3, p. 279
96747_06_Leys.indd 279
4/11/13 13:23
infantiliserende of roofzuchtige financiële structuren.9 Hij discussieert over welke financiële fenomenen absurd zijn en welke heel redelijk. Op die manier levert zo’n middenveldorganisatie een bijdrage aan verschillende publieke goederen tegelijk, waaronder in de eerste plaats door het kennisniveau op te trekken bij de leden en bij de bevolking in het algemeen. De Bond heeft ook gunstige externe effecten voor de sociale cohesie, de duurzaamheid van de democratie en het terugdringen van de mogelijkheid tot grootschalige financiële oplichting en ander wangedrag. Meer bepaald verschaft De Bond basiskennis. Op grond daarvan houden de leden financiële verhalen en voorstellen tegen het licht en stellen zich daarbij de volgende financieel-filosofische vraag: zou dit verhaal of deze constructie ook mogelijk zijn wanneer alle betrokkenen financieel geletterd zijn en goed geïnformeerd over de relevante feiten? Indien zo, dan is er weliswaar geen garantie van goede afloop, maar is er ook geen vuiltje aan de lucht. Indien een constructie of verhaal niet mogelijk zou zijn als de betrokkenen een lucide begrip zouden hebben en goed geïnformeerd zouden zijn, dan moet die constructie of dat verhaal kordaat naar de vuilnisbak of de rechtbank worden verwezen.10 Hoewel een dergelijke Bond geen particuliere politieke missie heeft, is het meteen duidelijk dat zo’n organisatie niet apolitiek kan zijn. In België alvast zijn politiek en bankwezen immers nauw verbonden: partijgebonden ministers spreken zich a posteriori uit over de aard van beleggingen (aandeel of bankdeposito), partijen en verkozenen ontwikkelen financiële producten enzovoort. Bovendien zijn alle politieke groeperingen drager van bepaalde financiële inzichten en vaak ook promotor van financiële constructies en ingrepen. We behandelen er hieronder twee. Misschien bevinden we ons nu net in de weinig rooskleurige situatie omdat het politieke en het financiële bedrijf te sterk met elkaar verweven zijn.11 5. Coöperatieve banken en staatsbanken12 Met twee voorbeelden wil ik een en ander illustreren. De twee voorbeelden illustreren, ten eerste, dat financiële geletterdheid geen hoogtechnologische kennis inhoudt, maar veeleer een soort van epistemische attitude vereist. Zij illustreren, ten tweede, dat het vrijwel onvermijdelijk is dat de uitoefening van financiële geletterdheid een politieke dimensie heeft wanneer ze tot conclusies komt over een bepaald vraagstuk. Ze is daarin evenwel onpartijdig in de zin dat lucide financiële analyse zowel met de verhalen van de rechterzijde als met die van de linkerzijde van het politieke spectrum botst. Het eerste voorbeeld betreft de coöperatieve aandelen van een (bank
Ethische Perspectieven 23 (2013)3, p. 280
96747_06_Leys.indd 280
4/11/13 13:23
of) holdingmaatschappij, gedragen door de nostalgische rechterzijde.13 Het tweede gaat over de idee om banken te nationaliseren en wordt gedragen door links-revolutionaire politici. Jarenlang bracht Arco via haar bankkanaal coöperatieve aandelen aan de man.14 Het verhaal was dat die coöperatieve aandelen risicoloos zijn, omdat ze niet genoteerd staan op de beurs;15 ze geven derhalve ‘vast rendement’ en zijn vrij van schommelingsrisico’s. Vanaf het begin is er de contradictio in adjecto: alle aandelen zijn risicovolle instrumenten, blootgesteld aan wisselend ondernemingsrisico; een dividend kan niet worden verzekerd – dat zijn nu net de kenmerkende eigenschappen van aandelen, in tegenstelling tot andere instrumenten in de westerse wereld en daarbuiten. Naast deze kapitale fout die het wezen van ons sociaal contract over risicoverdeling betreft, zijn er een aantal secundaire fouten in dit verhaal die we hieronder zullen blootleggen. Objectief verschillen aandelen in een coöperatieve structuur van aandelen in een publiek, dat wil zeggen beursgenoteerd, bedrijf door het feit dat je ze niet kan doorverkopen aan een andere spaarder/belegger, maar dat je ze moet laten terugkopen door de uitgevende vennootschap, doorgaans aan de nominale waarde.16 De eerste secundaire denkfout is dat iets risicoloos zou zijn omdat het niet op een beurs wordt verhandeld. Het feit dat iets niet op de beurs wordt verhandeld, houdt enkel in dat de (gepercipieerde) risico’s niet tot uiting kunnen komen door de schommeling van de prijzen-beurskoersen; de risico’s van niet-beursgenoteerde aandelen zijn dus niet zichtbaar en de belegger moet meer moeite doen om uit te vissen waar hij staat.17 De niet-notering verbergt de risico’s van coöperatieve maar ook van andere niet-beursgenoteerde aandelen. De tweede denkfout is daarmee nauw verbonden: risico’s ontstaan door wat je in de realiteit doet, ze ontstaan niet op de beurs – daar komen ze enkel tot uiting.18 De derde fout is dat vrijwel de enige activiteit van Arco erin bestond te beleggen in een beursgenoteerd aandeel – en wel het aandeel van een bijzonder agressief hedge fund, Dexia. De coöperant die aandelen onderschreef, gaf met andere woorden zijn geld aan het management van Arco om daar Dexiaaandelen mee te kopen. En die aandelen schommelen wel in waarde! Het is dus compleet onbegrijpelijk hoe je door aandelen van Arco te kopen in plaats van rechtstreeks aandelen van Dexia, zou kunnen komen tot een ‘risicoloze’ of zelfs ‘risicoarme’ plaatsing van je spaargeld. De coöperatieve structuur gaf dus enkel de schijn van ‘risicoloosheid’ doordat de prijs van het coöperatieve aandeel niet meeschommelt met de waarde ervan, ook al is die waarde voor het leeuwendeel bepaald door de beurskoers van een ander bedrijf. Dat is financiële tovenarij! Ten vierde is
Ethische Perspectieven 23 (2013)3, p. 281
96747_06_Leys.indd 281
4/11/13 13:23
het risico van een coöperatieve structuur niet alleen moeilijker te doorgronden dan het risico van een beursgenoteerd bedrijf, maar de risico’s zijn ook aannemelijk groter. In een beursgenoteerd bedrijf zijn naast particulieren immers ook professionele beleggers aanwezig. Die zullen alarm slaan wanneer zij menen dat het management slecht presteert. In coöperatieve ondernemingen zijn geen professionele beleggers aanwezig en is de informatieverspreiding veel beperkter. Het management wordt niet op de vingers gekeken en heeft dus meer vrijheid om ongestoord goede of slechte dingen te doen. Een vijfde nadeel is dat het risico van coöperatieve aandelen veel absoluter is. Wanneer een beursgenoteerd aandeel 10% daalt, kan je beslissen je verlies te nemen en te verkopen. Bij een coöperatief aandeel is het alles of niets, 0% of 100%. Ten zesde geeft een beursgenoteerd aandeel op geregelde tijdstippen een dividend, een coupon, een kleine som geld. Dat vermindert het beleggingsrisico aanzienlijk, want je krijgt geregeld een deel van je investering terug. De Arco-aandelen die de particulieren in handen hadden, gaven echter nooit een dividend.19 In de plaats daarvan kregen de particulieren een rekeninguittreksel dat vermeldde dat hun belegging was gegroeid. Het risico door concentratie verhoogt daardoor, want het gezin steekt jaar na jaar meer geld in hetzelfde project. Ook de dividenden, vaak ‘verworven’ over een periode van tientallen jaren, komen daarmee in het alles of niets scenario terecht. Een ‘Bond van Financieel Wakkere Burgers’ zou zijn leden en belangstellenden informeren dat het verkoopsargument ‘Er is geen risico’ helemaal geen steek houdt. Hij zou daardoor mogelijk in aanvaring komen met een machtige politieke organisatie die de coöperatieve structuur commercialiseert en ideologisch verheerlijkt, maar de argumenten van de Bond staan los van elke politieke inclinatie. Of je nu links dan wel rechts georiënteerd bent, dat verandert niets aan het simpele inzicht dat je door een coöperatieve balans te schuiven tussen de gezinnen en de beursgenoteerde beleggingen, helemaal geen risico wegneemt, maar integendeel onnodig risico en extra kosten creëert.20 Voor dergelijke projecten van collectief beleggen is er een meer geëigende structuur, namelijk het ‘gemeenschappelijk beleggingsfonds’. Ook dit is een coöperatieve, mutuele of collectieve benadering van beleggen, zoals in de Engelse naam ‘mutual fund’ duidelijk tot uiting komt. Mutual funds zijn echter veel strikter gereglementeerd dan coöperatieve beleggingsmaatschappijen – het is hun bijvoorbeeld niet toegelaten om alle middelen in te zetten op één aandeel. Zij zijn bovendien ook verplicht om alle beleggers gelijk te behandelen en mogen geen enkele bevoordelen ten nadele van
Ethische Perspectieven 23 (2013)3, p. 282
96747_06_Leys.indd 282
4/11/13 13:23
een andere. Dat kan enkel door zowel aan de actiefzijde (beleggingen) als aan de passiefzijde (de onderschreven aandelen) te werken met (schommelende) marktwaarde.21 De ongelijke behandeling van de Arco-aandeelhouders staat daarmee in schril contrast: wie op tijd de deur achter zich heeft toegetrokken heeft 100% (in plaats van bijvoorbeeld 80%), de anderen 0%. Coöperatieve banken en coöperatieve holdingmaatschappijen zijn dus voorbijgestreefd en houden veel meer risico’s in dan structuren die transparant zijn over de waarde van de beleggingen. Dat die structuren niet de valse schijn van zekerheid kunnen wekken en niet gepaard gaan met ijdele beloftes over toekomstige resultaten, is een bijkomend voordeel. Het feit dat coöperatieve structuren van financiële intermediatie nog steeds actief worden gepromoot is het gevolg van het voortleven van een politieke ideologie die nostalgisch terugkijkt naar de negentiende eeuw. Veel vertegenwoordigers van die ideologie plaatsen zich ‘tussen markt en politiek’ en beschouwen de klanten van de bank derhalve als onmondig spaarvee waarvan ze de spaarbuffers en pensioenreserves de richting kan geven die hen politiek het beste uitkomt. Want volgens de vertegenwoordigers van die ideologie houden coöperatieve banken ‘rekening met de sociale, ethische en ecologische belangen, waarden en behoeften die door hun andere stakeholders [dan de klant/aandeelhouder, JL] worden aangebracht, en erkennen zij de diverse ngo’s en andere organisaties uit het maatschappelijke middenveld … als hun belanghebbenden’ (Gijselinkcx en Develtere 2011, p.139). Terwijl ter rechterzijde wordt geschermd met een nostalgische coöperatieve ideologie om de aandelen aan de man te brengen, is de linkerzijde kordaat in haar voorkeur voor de genationaliseerde bank, de bank die in handen is van de gehele gemeenschap en niet van één besloten groep. Verkoopspraatjes zijn hier niet nodig, want men is als burger mede-eigenaar, of men dat wil of niet. De regering of de partij bestuurt de bank en dus ‘het spaargeld van de mensen’. Maar ook voor de staatsbank geldt onvermijdelijk dat risico niet een functie is van eigendomsstructuur of beursnotering, maar wel een functie van wat het bankmanagement werkelijk doet. Als dat management georiënteerd is op het zoeken van de beste herbeleggingsmogelijkheden vanuit financieel oogpunt, dan verschillen de operaties noch de gevolgen ervan helemaal niet van die van een bank in private handen. De teugels overdragen van een private bankier naar een nationaal-socialistische brengt dus geen zoden aan de dijk. Indien de wederbeleggingspolitiek daarentegen is gevormd door politieke voorkeuren of de voorkeuren van politici, is de kans groot
Ethische Perspectieven 23 (2013)3, p. 283
96747_06_Leys.indd 283
4/11/13 13:23
dat de activiteiten van de bank in kwestie een kleinere of grotere aanslag vormen op de collectieve pensioenverwachting. Het is in het geval van een genationaliseerde bank bijvoorbeeld moeilijk voorstelbaar dat zij zou weigeren nog verder te lenen aan de centrale overheid of de ondergeschikte besturen, zelfs wanneer zulks het ‘spaargeld van de mensen’ in gevaar zou brengen. Politicus en bankier zijn nu eenmaal verschillende beroepen, met een verschillende logica en verschillende doelstellingen. Ze samenbrengen in één instelling, is een recept voor onheil, zoals de geschiedenis en de actualiteit ons leren. De diepste kraters werden immers geslagen daar waar politiek en financiële intermediatie het nauwst verweven waren: de Amerikaanse huizenbanken, de Spaanse caja’s, Banco Monte Paschi, en, dichter bij huis, Ethias, Dexia en Arco. Bovendien gaat de linkse drang om de banken te nationaliseren meestal ook nog gepaard met andere financiële illusies. Zo stelt Peter Mertens in Hoe durven ze? ronduit dat zijn partij niet alleen de banken wil nationaliseren. Wanneer zijn partij aan de macht komt, zal zij ook een streep trekken door de schulden van de overheden die in het banksysteem zijn opgeslagen (Mertens 2011, p.178). Niet alleen zou dat België (of Europa) onmiddellijk afsnijden van het wereldomspannende financiële ecosysteem waarin we ons bevinden. Het zou in één keer ook een streep trekken door de spaartegoeden die de burgers aanhouden onder de vorm van spaarrekeningen, kasbons en staatsbons. De ‘rijke mensen’ zijn dan al vertrokken, want de voornaamste remedie van Mertens en consorten is om de fiscale crisis te bestrijden met gedeeltelijke (1%) onteigening. Het is nauwelijks denkbaar dat de vluchtreacties en de emoties die gepaard zullen gaan met dit drievoudig scenario, niet gewelddadig onderdrukt zullen moeten worden. Binnen een week belanden we in NoordKoreaanse en Syrische toestanden. De voorgestelde ingrepen zijn financieel ondoordacht en zelfs absurd, maar ze zijn vooral ook sociaal en politiek nefast. 6. Besluit: tussen hoop en vrees Enkele honderdduizenden gezinnen werden verleid om, tot in de afgrond, mee te stappen in het Arco-verhaal, verblind door ideologische leuzen (‘Uw aandeel in een goede samenleving’) en een gebrek aan elementair inzicht over financiële intermediatie. Ook onderschreven duizenden gezinnen ‘reverse convertible bonds’ op bankaandelen en zagen hun spaargeld opgaan in rook omdat wat ze dachten een obligatie te zijn, zich ontpopte als iets geheel anders. Het boek van Peter Mertens is een zeer stevige bestseller en de recente verkiezingsuitslag van de ongegeneerd-linkse
Ethische Perspectieven 23 (2013)3, p. 284
96747_06_Leys.indd 284
4/11/13 13:23
en nationaliserende partij was niet onaardig. De zichtgelden in het Belgische banksysteem bereiken voortdurend nieuwe recordhoogtes en zowat alle politici willen die spaarhoop (hun) richting geven. Pensioenreserves worden geliquideerd en omgezet in consumptie of activa van een andere soort, zonder dat politici actuariële berekeningen laten maken. De uitvoerende macht schrijft voor fantastische bedragen waarborgen uit om gebrekkige luchtkastelen vlottende te houden. Een Bond van Financieel Wakkere Burgers heeft derhalve veel werk voor de boeg en hij zal zeker niet alleen medestanders hebben. De helling is steil. Terwijl we dit schrijven hebben reeds meer dan 43.000 medeburgers vrijwillig afscheid genomen van zowat twintig broden (20 euro) om deel te nemen aan de stemming over een nieuwe coöperatieve structuur van financiële intermediatie. De promotoren van deze structuur spelen in op dezelfde illusies en promoten dezelfde absurde fantasieën als diegene die we epistemisch hebben ontleed en die aan de kaak zijn gesteld in het Deminor-rapport. In Humo (28 maart 2013, p.13) komt de promotor van de nieuwe coöperatieve bank, NewB, uitleggen waarom er vooraf twintig euro dient te worden gestort: ‘Normaal maakt een bedrijf eerst een product en biedt dat dan aan, maar wij verzamelen éérst leden [à rato van twintig euro, JL] en vragen hen wat voor bank ze willen, om die vervolgens samen op te richten.’ Men vraagt dus twintig euro om deel te nemen aan een enquête over een structuur die foutief wordt voorgesteld. Want die bank zou transparant zijn – maar we hebben gezien dat de coöperatieve structuur net meer ondoorzichtig is. De bank zou worden bestuurd door die tienduizenden leden, die allemaal een stem hebben. Maar dat is illusoir: die mensen zijn daartoe niet in staat en zelfs indien ze dat wel zouden zijn, is het niet zo duidelijk hoe je met tienduizenden democratisch zou omgaan met het beheer van maturiteitsrisico’s in de balans van de bank. De woordvoerder verklaart in Humo ook dat de aandelen 6% zullen opbrengen. Dat is ongeveer drie keer zoveel als een Belgische staatslening op tien jaar. Het impliceert dat de schuldenaars van die bank, de kredietnemers, hetzij woekertarieven betalen, hetzij extreem hoge risico’s nemen die een dergelijke intrestvoet rechtvaardigen. De woordvoerder laat niet na om en passant de perfide causaliteit van financiële markten te onderstrepen: ‘Buitenlandse coöperatieve banken hebben trouwens minder last gehad van de crisis, omdat ze niet beursgenoteerd waren.’ Noteer dat binnenlandse coöperatieve banken, de Arco’s, niet beursgenoteerd waren, waardoor ze nog enkele jaren zijn kunnen doorgaan alsof er niets aan de hand was terwijl ze net hetzelfde beweerden: omdat ze niet beursgenoteerd waren, hadden zij de crisis doorstaan. Noteer dat de appreciatie van de
Ethische Perspectieven 23 (2013)3, p. 285
96747_06_Leys.indd 285
4/11/13 13:23
coöperatieve Rabobank inderdaad niet op de beurs plaatsvindt, wat helemaal niet betekent dat er geen kapitaalsproblemen zouden zijn (Rabobank heeft zijn verzekeraar en zijn portefeuillebeheerder verkocht om de solvabiliteit van de bank te versterken – iets wat je echt alleen maar doet als het hard nodig is). Ook Ethias was niet beursgenoteerd, maar is door de burgers van een gewisse ondergang gered. In het Verenigd Koninkrijk is de Coöperatieve Bank door wanbeheer in kapitaalnood gekomen. Dus niettegenstaande de feiten wordt dezelfde financiële onzin als boven opnieuw aan de bevolking verkocht, en niet zonder succes. Het succes is ongetwijfeld deels te verklaren uit diepe onvrede met het financiële systeem zoals het is – het is uit woede dat men bereid is 20 euro te betalen om deel te nemen aan een enquête. De tweede factor zijn de ideologische kreten die gepaard gaan met de promotie van de financiële structuur. ‘Onze aandeelhouders zijn mede-eigenaars. Hun stem telt echt’, zo roept de promotor van NewB nog in Humo. Natuurlijk, zo is dat altijd met aandelen het geval: aandelen vertegenwoordigen de eigendom en dus ook de risico’s van de onderneming en in heel de westerse wereld en daarbuiten zijn het dus de eigenaars die stemmen over wat het er te gebeuren staat. In een beursgenoteerd bedrijf kunnen ze stemmen op de vergadering pro rata partis en net zo kunnen ze met de voeten stemmen, de prijs nemen die op de markt wordt geboden. In coöperatieven is dat laatste niet het geval en wordt de aandeelhouders voorgehouden dat ‘één aandeelhouder, één stem’ op een of andere manier moreel superieur zou zijn – het hoe en waarom van die superioriteit blijft immer in het vage. Wat de kredietverlening betreft, belooft de nieuwe bankier alvast af te zien van financiële-beste-keuzes, om koolstofarme, sociale en vooral ook lokale (en zeker geen buitenlandse!) economie te promoten. Nog los van het infantiele economische parochialisme, wat een fout is die in behavioral finance de nodige aandacht krijgt, is er de illusoire idee dat goede financiële praktijk volgt uit het feit dat men goede doelen zou proberen na te streven. De vraag blijft hoe zo’n bank, als ze toch afziet van financiële-beste-keuzes, aan een rendement van 6% op het aandelenkapitaal kan geraken? De woordvoerder van NewB evenwel, is al in een overwinningsroes: de bestaande en in zijn niche zeer succesvolle Triodos-bank, is slechts een nichebank. ‘Wij willen ons met NewB begeven op de markt van de grootbanken, anders heeft het geen zin.’ Zelfs Triodos slaagt er niet in om al de gelden die zij van spaarders ontvangt in kredietwaardige, goedgekeurde, projecten te investeren en belegt derhalve een aanzienlijk deel van zijn balans in staatspapier. Wat de bankier van NewB dus voor ogen staat, is een totale transformatie van onze economie, doordat hij en zijn geestesgenoten aan het roer staan van een nieuwe grootbank, kapitein zijn over het spaargeld van de mensen.
Ethische Perspectieven 23 (2013)3, p. 286
96747_06_Leys.indd 286
4/11/13 13:23
In de huidige regeling zijn zowel de spaargelden bij die nieuwe grootbank, als het maatschappelijk kapitaal ervan gegarandeerd door alle burgers. Het is financiële waanzin de bankiers van NewB en hun volgelingen niet alvast de optie op de waarborging voor het ingebrachte aandelenkapitaal te ontnemen. Nergens in de westerse wereld en daarbuiten dragen aandeelhouders niet het risico voor wat de onderneming doet en overkomt. Het succes van NewB mag dan tot ongerustheid stemmen, er zijn ook goede redenen om optimistisch te zijn, ook op epistemisch vlak. Tenslotte is participatie van de brede bevolking aan het financiële systeem slechts op gang gekomen na de Tweede Wereldoorlog. Ook de, nog zeer gebrekkige, financiële theorievorming is niet ouder dan de jaren vijftig van de voorbije eeuw. De systematische studie van feitelijk financieel gedrag is nog veel jonger. De huidige crisis is een gelegenheid om toekomstgerichte lessen te trekken, veeleer dan terug te plooien op oude ideologische stellingen die de toets van de financieelfilosofische kritiek niet kunnen doorstaan. Indien niet, is de kans groot dat ons leven opnieuw korter en brutaler wordt. Dan is de hoop op een rustig pensioen, scholè bij Aristoteles, voor lange tijd van tafel. Een Bond van Financieel Wakkere Burgers kan helpen. We zullen echter pas wanneer de zondvloed is teruggetrokken, weten wat er van het prachtige financiële ecosysteem is overgebleven. Dat is voorlopig nog niet het geval. Literatuur ARDAEN, Bernhard, Tijdbom Dexia. S.l.: Periscoop Producties, 2012. ARISTOTELES, Ethica Nicomachea. Vertaald, ingeleid en van commentaar voorzien door Christine Panier en Jean Verhaeghe. Groningen: Historische Uitgeverij, 1999. BEERBOHM, Eric. In our name. The ethics of democracy. Princeton/Oxford: Princeton University Press, 2012. CULP, Christopher L. en J.B.HEATON, ‘Returns, Risk, and Financial Due Diligence’. In Finance Ethics. Critical Issues in Theory and Practice. Redactie door John R. BOATRIGHT. Hoboken: Wiley, 2010, pp. 85-102. DEMINOR, De Arco coöperatieve Aandelen. Verslag van Deminor inzake de Arco coöperatieve Aandelen en de ermee verbonden risico’s, en de wijze waarop deze Aandelen aan het publiek aangeboden en verkocht werden. Brussel, 14 maart 2013. GIJSELINCKX, Caroline en Patrick DEVELTERE, ‘Coöperatief geld(t)’, Financieel Forum/Bank- en Financiewezen 75 (2011), pp.136-144. JOHNSEN, Bruce D., ‘Mutual Funds’. In Finance Ethics. Critical Issues in Theory and Practice. Redactie door John R. BOATRIGHT. Hoboken: Wiley, 2010, pp.339-348. KOTLIKOFF, Laurence J., Jimmy Stewart is dead. Ending the world’s ongoing financial plague with limited purpose banking. Hoboken: Wiley, 2010.
Ethische Perspectieven 23 (2013)3, p. 287
96747_06_Leys.indd 287
4/11/13 13:23
LEYS, Jos, Pondering Corporate Social Responsibilities of Bankers regarding Reverse Convertible Bonds. CEVI Working Paper 2008-3, available at http://www.cevi-globalethics.ugent.be/ LEYS, Jos, ‘Gepast en ongepast geld’, Ethische Perspectieven 19 (2009) nr. 1, pp.127-133. LEYS, Jos, ‘Does Belgistan deserve a Credit Rating?’ In Belgian Society and Politics – the crisis comes in many guises. Redactie door Wim VERMEERSCH. Gent: Stichting Gerrit Krevelt, 2012, pp. 32-45. MERTENS, Peter, Hoe durven ze? De euro, de crisis en de grote hold up. Berchem: EPO, 2011. PEZZINI, Enzo, Co-operatives, good companies by definition? An ethical perspective. Workplace Democracy Workshop, Working Paper Nr. 8, UCL; KU Leuven, Master’s thesis in Applied Ethics, 2007. SWIGGERS, Francine, ‘Het coöperatief model, een wissel op de toekomst!’, Financieel Forum/Bank- en Financiewezen, 75 (2011), pp.108-112. VAN OPSTAL, Wim, Coöperaties in België. Top 100 van de grootste Belgische coöperatieve vennootschappen in 2011. Leuven: CESOC-KHLeuven/Coopburo, 2013. VIEIRA, Elisabete Fatima Simoes, ‘What do we know about financial literacy? A literature review’, Marmara Journal of European Studies, 20 (2012), nr. 2, pp. 23-38.
Noten 1. CULP en HEATON (2010) gebruiken de oplichting door Bernard Madoff om de principes van gesystematiseerde scepsis uiteen te zetten. Ze blijven daarbij evenwel binnen een epistemisch zeer eng kader omdat ze de basishypothesen niet sceptisch tegen het licht houden. 2. Elke bank of kredietinstelling, hoe klein of groot ook en ongeacht haar juridische structuur, is een hedge fund, dat wil zeggen een structuur waarbij een belegger (aandeelhouder) geld leent (hefboomeffect) om nog meer te kunnen beleggen. Voor de absurde megalomanie van Dexia en haar aandeelhouders, zie ARDAEN (2012). Voor het meer algemene plaatje en de remedie ertegen, zie KOTLIKOFF (2010). 3. De plotse gelijkstelling van risicokapitaal met bankdeposito’s, een verzekering met terugwerkende kracht van kapitaal en (fictieve) winsten, de creatie van aandelen en winstbewijzen ex nihilo behoren tot deze mirakels, die gelukkig niet werden opgemerkt door de buitenlandse ratingbureaus (LEYS 2012). 4. Er is dus een morele component (willen), een epistemische component (kunnen) en opnieuw een morele component (handelingen stellen in overeenkomst met inzichten en voorkeuren). Verder is er een onthutsende veelheid aan definities, gekoppeld aan massa’s enquêtes en ander sociografisch onderzoek. VIEIRA (2012, p. 24) definieert: ‘Financial literacy is the ability to understand matters of financial nature, consisting in the set of skills and knowledge that allows an individual to make informed and effective decisions through their understanding of finances’ en zij biedt het meest recente overzicht van de empirische literatuur. 5. In maart 2008 lanceerden vrijwel alle banken ‘beleggingen’ waarbij de gezinnen het risico van de implosie van bankaandelen op zich namen. In plaats van een belegging te doen schreven deze gezinnen een verzekering voor professionele marktpartijen, insiders in de financiële industrie. Voor de analyse van deze structuren die in 2013 op vervaldag komen, zie LEYS (2008). 6. Dit hedge fund komt tot stand door de gezinnen te overreden om te lenen en te beleggen tegelijkertijd; zie LEYS (2009, pp.129-130). 7. Deze zin is pas neergeschreven na een lange filosofische aarzeling omdat ik huiverig sta tegenover de introductie van nieuwe ‘plichten voor de burger’. Daar waar actuele politiek filosofen zoals BEERBOHM (2012) niet schromen om te spreken van ‘the office of the citizen’ en proberen ethische plichten voor de burger te
Ethische Perspectieven 23 (2013)3, p. 288
96747_06_Leys.indd 288
4/11/13 13:23
argumenteren wanneer de staat (i.e. de verkozen politici) onrechtmatige daden pleegt, denk ik dat het argument voor financiële geletterdheid veel simpeler is: los van de vraag of je als burger moreel of ethisch medeplichtig bent wanneer de overheid financieel waanzinnige daden stelt, is het wel zeker dat je in de ongelukkige gevolgen daarvan zal delen. Veeleer dan op abstracte noties uit de ethiek kunnen we dus beroep doen op welbegrepen eigenbelang. 8. Gemakshalve ga ik hier voorbij aan drie realiteiten: 1) Het feit dat sommige godsdiensten of politieke overtuigingen ‘interest’ verbieden. Maar dat is hetzelfde als de zwaartekracht verbieden. 2) Het fenomeen van ‘maatschappelijk verantwoord/ethisch/duurzaam beleggen’. Dat heeft echter bijzonder veel varianten en gedaantes; in het overgrote deel van de gevallen gaat het om marketing gimmicks vanwege de financiële industrie. 3) Een aantal politieke stromingen zijn drager van vijandige financiële ongeletterdheid; een soort van luddisme. Ze staan doorgaans ook vijandig tegen de democratische rechtsstaat, maar zelfs indien dat niet het geval is, is het niet waarschijnlijk dat mensen die het financiële systeem stuk willen maken, vruchtbaar kunnen bijdragen. 9. De taal van financiën is om historische redenen het Engels. De uitdrukking ‘predatory finance’ laat zich niet zo gemakkelijk vertalen. Zowel via kredietverlening, via verzekeringen of via aanbod van beleggingen kan de nietsvermoedende medeburger worden beroofd, dat wil zeggen verminderd in zijn financiële positie, op een manier die niet mogelijk zou zijn geweest indien hij voldoende heldere kijk op de zaken had gehad. Roofzuchtige financiën gaan daarom meestal gepaard met infantiliserende, verdwazende verhalen. 10. De ‘reverse convertible bonds’ waarnaar ik verwees in noot 5 zijn een voorbeeld van dergelijke constructies. Het feit dat ze bestaan berust op de onwetendheid van de klanten van de bank, en dat staat ook bijna letterlijk zo in de technische vakliteratuur van investment bankers. 11. Dat betreft niet enkel de oppervlakkige productvoorstellen van lokale politici, maar ook de kern van de wereldwijde bankregulering. Volgens die regulering zijn OESO-overheidsschulden ‘risicoloos’ en moet er geen eigen vermogen tegenover staan, wat de bankiers er de voorbije decennia heeft toe aangezet om schier eindeloos te lenen. Een financieel alert burger beseft echter dat niets ‘risicoloos’ is; de ervaringen van de laatste jaren hebben dat besef enkel versterkt. Het is (ook voor bankiers) niet helemaal duidelijk hoe die torenhoge schuldenbergen nu kunnen worden afgebouwd of weggewerkt. 12. Ik dank Wim Van Opstal voor de research en casuïstiek inzake de coöperatieve vennootschapsvorm. Een eerste versie van deze tekst dateert van voor het uitkomen van het Deminor-rapport inzake de coöperatieve vennootschappen Arcopar, Arcoplus en Arcofin, waartegenover veel van het verzamelde materiaal bleek afstak. 13. Hoewel ontstaan en gedragen in travaillistische milieus is de coöperatieve ideologie nostalgisch rechts omdat ze gepaard gaat met een afwijzing van de moderne scheiding van rollen en – heden ten dage – ook de mondialisering van de productiekettingen afwijst. Voor een goede illustratie: PEZZINI (2007), die geneigd is de vraag uit zijn titel ‘Co-operatives, good companies by definition? An ethical perspective’ positief te beantwoorden; zaken die daarvoor niet in aanmerking komen, namelijk eigendoms- en organisatiestructuren, krijgen een ethische kwalificatie (voor ethische kwalificatie komt enkel menselijk gedrag in aanmerking). Pezzini is het dan ook niet te doen om rationele ethiek; hij gaat zo ver te stellen dat ‘in the global market, co-operatives … are solid bodies inside the ruling “liquid modernity”. This seems to be a valuable response to a society based on movement, fluidity, flexibility, rootlessness and a way of living in an eternal present, with no yesterday and no tomorrow.’ (p. 38). 14. De tekst is geschreven vooraleer het Deminor (2013) rapport uitkwam. Dat rapport leest als een juridische vertaling van de epistemische analyse in deze paragraaf, met het oog op het verhalen van de schade op diegenen die de illusies hebben gecreëerd en in stand gehouden. Zoals in de inleiding werd gezegd: het is maar omdat
Ethische Perspectieven 23 (2013)3, p. 289
96747_06_Leys.indd 289
4/11/13 13:23
overdreven werd gegokt op het aandeel Dexia (zelf een super hedge fund, dat wil zeggen een beleggingsvehikel dat enorme kredietpositie had ingenomen), wat vanzelfsprekend slecht afliep, dat men vaststelt wie er naakt heeft gezwommen. 15. Dit verkoopsverhaal werd zelfs volgehouden in de voorbije twee jaar: klanten die onraad roken en hun coöperatief aandeel wilden liquideren stootten op commerciële medewerkers die stelden dat er geen risico was, aangezien het aandeel niet op een beurs werd verhandeld. Het werd door de top zelf uitgedragen: zie SWIGGERS (2011, p.109). 16. Dit laatste betekent dat een coöperatieve vennootschap onvermogend kan worden door een aandelenrun, daar waar andere vennootschapstypes en in het bijzonder publieke (of beursgenoteerde) vennootschappen daar immuun voor zijn. Bij pessimistische vooruitzichten zal de houder van aandelen in een coöperatieve vennootschap altijd op zijn hoede zijn om de vennootschap te verlaten vooraleer de andere aandeelhouders dat doen, want de laatste aandeelhouders zullen niets ontvangen. In de wetgeving en de statuten zijn er een aantal mitigerende maatregelen om aan die fundamentele zwakte van de coöperatieve structuur gedeeltelijk te remediëren en om de samenleving te beschermen tegen onvermogende coöperatieven. De ideologische voorstanders van coöperatieve vennootschapsvorming hebben een blinde vlek voor deze eigenschap en beschouwen de mogelijkheid om aandelen door te verkopen aan anderen als ‘speculatief’ (omdat de prijs daar een functie is van de verwachte waarde en niet nominaal is voorgeschreven). 17. Let wel: dat geldt niet enkel voor coöperatieve aandelen. Het geldt ook voor de aandelen van naamloze vennootschappen, de aandelen van besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid enzovoort. Er is geen publieke visie op de waarde van die aandelen. Vandaar ook dat een terugtrekking van een bedrijf van de beurs wordt omschreven met het pejoratieve: ‘going dark’. 18. Ze komen daar niet perfect tot uiting (zoals de hypothese van de efficiënte markten vooropstelt) en dat beweer ik ook helemaal niet. Aangezien beleggers zich laten meeslepen door emoties en kuddegedrag vertonen, zijn overdrijvingen in prijsontwikkeling voortdurend aanwezig. Hierover bestaat nu een brede empirische literatuur, maar het neemt niets weg van de kern van de zaak: aan de prijs van een aandeel lees je de geschatte waarde van de onderneming af. Coöperatieve vennootschappen laten deze schatting niet toe; ze onderdrukken die informatiestroom. 19. De organisaties en personeelsleden hadden aandelen die wél een cash dividend gaven. 20. Hetzelfde geldt voor coöperatieve banken en coöperatieve holdings die de aangetrokken gelden wederbeleggen in zaken die niet beursgenoteerd zijn. De ondoorzichtigheid neemt daardoor alleen maar toe, terwijl de reële risico’s ook hier afhankelijk zijn van de kwaliteit van de wederbeleggingspolitiek. Hiermee is gezegd dat coöperatieve structuren niet geschikt zijn voor financiële intermediatie (omdat betere structuren beschikbaar zijn), maar helemaal niet dat coöperaties geen plaats zouden mogen hebben in het economische leven. Wim VAN OPSTAL (2013) produceerde recent een overzicht van de belangrijkste coöperaties in België, waarvan het merendeel actief is in de reële economie en zich niet verhult in een ideologie die terugkijkt naar de negentiende eeuw. 21. Ook deze structuur van financiële intermediatie kent haar filosofische en feitelijke vraagstukken en problemen, voornamelijk bij de uitoefening van de rol van de beheerder van de portefeuille (zie bijvoorbeeld JOHNSEN 2010). Deze rol is de tegenhanger van het Directiecomité van de coöperatieve beleggingsstructuur.
Ethische Perspectieven 23 (2013)3, p. 290
96747_06_Leys.indd 290
4/11/13 13:23