Wanbetaling geringe geldvorderingen lonend? ZIJN ER VOLDOENDE ADEQUATE GERECHTELIJKE MOGELIJKHEDEN OM GERINGE GELDVORDERINGEN TE EFFECTUEREN?
mr. C.J.M. van Empel
1. Inleiding Indien een incasso-intermediair er buitengerechtelijk niet in slaagt een geringe (on)betwiste geldvordering te effectueren dan dient hij, in casu de schuldeiser, een nieuwe belangenafweging te maken. Hij vraagt zich af of hij een gerechtelijke procedure dient te initiëren. In geval de kosten de baten niet rechtvaardigen, zal de schuldeiser geneigd zijn de vordering af te schrijven. Op dit moment is er – slechts - één gerechtelijke procedure om geringe geldvorderingen te effectueren: de dagvaardingsprocedure bij de sector kanton. Deze leent zich niet voor alle liquide vorderingen op grond van kostenoverwegingen. De juridische infrastructuur mag daarom in dit geval kwantitatief bescheiden genoemd worden. Voor schuldeisers en schuldenaren lijkt de kwaliteit maar ook de kwantiteit van de juridische infrastructuur een rol te spelen indien een betwiste of onbetwiste - geringe geldvordering gerechtelijk geïnd moet worden. Gerechtelijk effectueren van geringe geldvorderingen (b)lijkt in de praktijk bezwaarlijk. Bestaat er een relatie tussen de juridische infrastructuur en wanbetaling? Er (b)lijken meerdere motieven en omstandigheden in de weg te staan aan het gerechtelijk effectueren van een geringe geldschuld. Het kostenaspect speelt daarbij een belangrijke rol. Ook de juridische procedure – gebrek aan eenvoud - vormt kennelijk een drempel. Leiden voornoemde omstandigheden tot opportuniteit van malafide schuldenaren? Een geroutineerde wanbetaler kan zich immers calculerend opstellen. Indien hij buitengerechtelijk persisteert een geringe vordering niet of te laat te voldoen, is dagvaarden immers de enige optie om nakoming af te dwingen. Maar aan procederen hangt een stevig prijskaartje. Er zal dus door de schuldeiser steeds een kosten-batenanalyse dienen te volgen. Als men het voorgaande in acht neemt, kan men dan betogen dat de huidige gerechtelijke mogelijkheden in geval van ‘geringe geldvorderingen’ voldoende (en) adequaat zijn? Of dient men te constateren dat er thans sprake is van een rechtspositionele leemte en vallen genoemde vorderingen buiten de – juridische – boot? Direct hierna (paragraaf 2) worden implicaties van wanbetaling besproken. In paragraaf 3 komt de huidige procedure, kort en kritisch beschouwd, aan de orde. Paragraaf 4 behandelt, niet limitatief, innovatie op onderhavig gebied. Daarna, in paragraaf 5, wordt de vraag behandeld of geringe geldvorderingen gerechtelijk incasseren opportuun is. Ik sluit af (paragraaf 6) met een antwoord op de vragen: Loont wanbetaling in bepaalde gevallen? en ‘Zijn er voldoende adequate gerechtelijke mogelijkheden om
1
geringe geldvorderingen te effectueren?’. ‘Voldoende adequate gerechtelijke mogelijkheden’ blijkt dan dubbelzinnig te kunnen worden opgevat. 2. Implicaties Wanneer - tijdige en volledige - betaling uitblijft, zijn gerechtelijke maatregelen noodzakelijk om het verschuldigde te innen. Deze maatregelen leiden tot tijdverlies en een kostenpost voor schuldeisers maar belasten ook het gerechtelijke systeem1. Velen ondervinden, direct of indirect, de nadelige gevolgen van wanbetaling. Zowel het recht als de rechtspraak dient voldoende toegesneden te zijn op alle voorkomende gevallen van niet-nakoming. Indien vrijwillige nakoming uitblijft, moeten justitiabelen op eenvoudige, effectieve en goedkope wijze een rechterlijk vonnis kunnen bemachtigen: ook in zaken met een gering belang2. Daarnaast dienen schuldenaren niet verleid te worden tot het achterwege laten van betaling omdat het rechtssysteem hen daartoe ‘uitnodigt’. Uiteindelijk dient men op grond van het rechtssysteem verzekerd te zijn van voldoende (en) adequate gerechtelijke procedures om daarmee betaling van de hoofdsom, gederfde rente en volledige (buiten)gerechtelijke kosten af te dwingen.Volledige compensatie is echter in Nederland, vanwege forfaitaire tarieven, niet aan de orde3. Gevolg van uitblijven van volledige genoegdoening kan leiden tot de beslissing van een rechtzoekende om de vordering niet gerechtelijk te innen. Ingeval gerechtelijke inning, op de hierboven besproken wijze niet te realiseren is, kan dat leiden tot ongewenste effecten. Faillissementen, gebrek aan vertrouwen in het rechtssysteem en eigenrichting zijn daarvan mogelijke exponenten. Als de gang naar de rechter niet in alle gevallen feitelijk mogelijk of opportuun is, kunnen rechtsvorderingen tevens hun betekenis verliezen. Een gevoel van rechteloosheid kan justitiabelen dan overmannen. Immers, de rechtzoekende wordt in dat geval in zijn recht belemmerd door gebrek aan een adequate procedure. Dit terwijl hij een contractueel recht heeft op nakoming. Negatieve gedragseffecten van schuldenaren liggen voor de hand. Waarom zou een wederpartij meewerken aan een nakoming? Zonder een reële dreiging van rechtshandhaving stelt een relatief recht immers niet veel voor4. De gerede kans ontstaat dan dat schuldenaren zelf naar incassomogelijkheden gaan zoeken. Onder meer eigenrichting kan daarvan, een ongewenst, gevolg zijn. Particuliere initiatieven, die de schuldenaar vaak niet welgevallen, zijn daarvan een illustratie5.
1
www.rechtspraak.nl/NR/rdonlyres/3FC8D3D0-BF30-41E8-B8E09CA3D49172AF/0/Economischbelangvanderechtspraak.pdf 2 Rapport van de ambtelijke werkgroep ‘Eenvoudige procedures voor eenvoudige zaken’, p.3, 18 augustus 2006. 3 Doorberekening (buiten)gerechtelijke kosten Voorwerk II en het liquidatietarief. 4 Rapport van de ambtelijke werkgroep ‘Eenvoudige procedures voor eenvoudige zaken’, p.5, 18 augustus 2006. 5 Zie www.incassoregister.nl / www.niet-betalers.nl.
2
De drempel naar de rechter betreffende een geringe geldvordering blijkt vaak (te) hoog6,7. Het recht op nakoming via een gerechtelijke procedure is kennelijk niet in alle gevallen gewaarborgd. 3. Huidige procedure Malafide schuldenaren hoeven dus niet in alle gevallen rekening te houden met een reële dreiging van rechtshandhaving. Nederland kent geen specifieke gerechtelijke procedure voor (on)betwiste geringe geldvorderingen. Volgens onderzoek van de Europese Commissie blijkt daar wel een behoefte aan te zijn bij burgers en kleine en middelgrote bedrijven in de lidstaten8. Op dit moment kent ons rechtssysteem voor onderhavige vorderingen louter de dagvaardingsprocedure bij de sector kanton. Om kort te gaan zou men kunnen stellen dat het grootste obstakel bij gerechtelijke effectuering van geringe geldvorderingen bij de sector kanton, de (te) gecompliceerde en (te) kostbare toegang tot deze procedure is9. Daarnaast wordt er voor betwiste en onbetwiste geldvorderingen exact dezelfde rechtsingangprocedure voorgeschreven. Vooral in geval van onbetwiste vorderingen is de vraag of dat noodzakelijk is. Een dergelijke procedure zou wellicht voordeliger en efficiënter, geautomatiseerd verwerkt kunnen worden. In de praktijk blijkt er behoefte aan ‘procedures op maat’10. Zeker gezien de overtuigende meerderheid van verstekvonnissen11. De verstekprocedure wordt op dit moment min of meer als een incassoprocedure beschouwd. Die beschouwing laat onverlet dat deze procedure voor schuldenaren, die over een geringe liquide vordering beschikken, een (te) gecompliceerde en (te) kostbare procedure is, die niet geschikt lijkt voor inning van geringe (on)betwiste vorderingen. Schuldeisers lijken mede daardoor ontmoedigd te worden hun – geringe vorderingen gerechtelijk te effectueren12. De procedure is immers niet zo eenvoudig dat de meeste potentiële eisers zelf – zonder rechtsbijstand - kunnen procederen13. 6
Rapport van de ambtelijke werkgroep ‘Eenvoudige procedures voor eenvoudige zaken’, p.3-4, 18 augustus 2006. 7 SER (2007) CCA-advies Eenvoudige procedure voor eenvoudige civiele zaken, publicatienummer 07/03, p.24, Den Haag. 8 Europese Commissie (2002), Groenboek betreffende een Europese procedure inzake betalingsbevelen en maatregelen ter vereenvoudiging en bespoediging van de procesvoering over geringe vorderingen, p.53. 9 A.W. Jongbloed e.a., ‘Herbalans. Beschouwingen naar aanleiding van het rapport Uitgebalanceerd’, Ars Aequi Libri 2007, p.78: “Wat is immers toegang tot een rechter waard, indien een justitiabele in een procedure niet in de gelegenheid wordt gesteld zijn zaak volledig aan de rechter te presenteren”. 10 A.W. Jongbloed e.a., ‘Herbalans. Beschouwingen naar aanleiding van het rapport Uitgebalanceerd’, Ars Aequi Libri 2007, p.23. 11 Kamerstukken II 2002/2003, 22 112, nr.275, p.4: ‘50% van de sector civiel en 80 tot 90% van de kantonzaken zijn onbetwist’. Ook www.rechtspraak.nl : Jaarverslag 2005 Raad voor de Rechtspraak, p.29,32. 12 Europese Commissie (2002), Groenboek betreffende een Europese procedure inzake betalingsbevelen en maatregelen ter vereenvoudiging en bespoediging van de procesvoering over geringe vorderingen, p.53. 13 Europese Commissie (2002), Groenboek betreffende een Europese procedure inzake betalingsbevelen en maatregelen ter vereenvoudiging en bespoediging van de procesvoering over geringe vorderingen, p.80.
3
Gerechtelijke alternatieven zijn er niet. Dit wringt temeer omdat volgens Jongbloed e.a., justitiabelen recht hebben - op grond van artikel 6 EVRM - op een efficiënte, effectieve en rechtvaardige mogelijkheid om hun materiele rechten te verwezenlijken14,15. Het is zeer de vraag of daar, in geval van geringe geldvorderingen, aan voldaan wordt. In het bijzonder de elementen efficiënt en effectief, waag ik te betwijfelen doordat behandeling naar evenredigheid (procedure) afgezet tegen de omvang van de vordering ontbreekt. Daardoor zullen bepaalde vorderingen de procedure niet halen vanwege kosten16 en kennisaspecten. Aan procederen bij de sector kanton hangt, zoals gezegd, in alle gevallen een – stevig - prijskaartje. Momenteel worden de minimale kosten van een kantonzaak geraamd op € 230,00 ingeval men gebruik maakt van gefinancierde rechtsbestand17. Bij een voor een rechtsbijstand gefinancierde eiser gunstig uitvallend vonnis, wat vooraf nooit zeker is, ligt daar dus het break-evenpoint. De financiële waarde van de vordering is dus in belangrijke mate hét criterium voor de overweging om al dan niet te procederen. Indien het zaaksbelang overschreden wordt door de te maken kosten, wordt vaak door schuldeisers besloten verlies te nemen. Bovendien zal een prudente schuldeiser de te maken kosten afzetten tegen het mogelijk te boeken resultaat18. Dan blijkt al snel, dat een procedure in veel gevallen (te) kostbaar is. Bovendien heeft men met een veroordelend vonnis nog geen geld in handen. Er dient immers nog geëxecuteerd te worden met alle verhaalsrisico’s en extra kosten van dien. Schuldeisers van geringe geldvorderingen lijken nu de procedure te mijden vanwege op kosten, complexiteit en risico gebaseerde motieven. Schuldenaren kunnen, op grond van een - n.m.m.- onvolledige juridische infrastructuur, op hun beurt aan kansberekening doen namelijk: ‘Hoe groot is de kans dat ik als schuldenaar van een geringe geldvordering door een gerechtelijke actie tot betaling word gedwongen?’. Het ontbreekt justitiabelen in Nederland, volgens mij, op dit moment aan adequate gerechtelijke procedures welke, naar evenredigheid, zijn berekend op het doeltreffend effectueren van geringe geldvorderingen. Een fijn afgestemde juridische infrastructuur met laagdrempelige neutrale interventie is op grond van het voorgaande
14
A.W. Jongbloed e.a., ‘Herbalans. Beschouwingen naar aanleiding van het rapport Uitgebalanceerd’, Ars Aequi Libri 2007, p.13, 43. 15 E.H. Hondius e.a., Handboek Consumentenrecht, Zutphen: Paris 2006, p.436: “(…) recht heeft op toegang tot de overheidsrechter (…). Daarnaast moet de toegang tot de rechter ook zo min mogelijk feitelijk, met name financieel en wettelijk belemmerd worden”. 16 A.W. Jongbloed e.a., ‘Herbalans. Beschouwingen naar aanleiding van het rapport Uitgebalanceerd’, Ars Aequi Libri 2007, p.24 noot 30. 17 SER (2007) CCA-advies Eenvoudige procedure voor eenvoudige civiele zaken, publicatienummer 07/03, p.24, Den Haag. 18 A.W. Jongbloed e.a., ‘Herbalans. Beschouwingen naar aanleiding van het rapport Uitgebalanceerd’, Ars Aequi Libri 2007, p.22: ‘(…) vele procedures worden bij voorbaat ontraden omdat verhaal niet mogelijk zal zijn, (…), het financiële belang niet opweegt tegen een eventuele kostenveroordeling, etc.’.
4
vereist om structurele goedlopende rechtsbetrekkingen in onze samenleving te kunnen handhaven en wanbetaling te pareren. Indien voornoemde infrastructuur ontbreekt, dan ontstaat er een ongewenste mogelijkheid voor opportunistische malafide personen en ondernemingen die, zoals ik al meldde, hun kans schoon zien om onder betaling van geringe geldschulden uit te komen. Wanneer een rechtssysteem, zoals het onze, niet toegerust is op gerechtelijke inning van geringe geldvorderingen, (b)lijkt er sprake van een rechtspositionele leemte. 4. Innovatie Nederland heeft sinds eind 1991 geen specifieke incassoprocedure voor geldvorderingen meer. Toch blijft de vraag om een specifieke procedure aanhouden19. Dit wordt op meerdere plaatsen in de literatuur onderschreven. Al in 1996 bepleitte Freudenthal20 de wenselijkheid van een specifieke eenvoudige incassoprocedure naast reguliere procedures. Ook de Commissie Asser-Groen-Franken21 heeft in haar Interim- en eindrapport de invoering van een eenvoudige gerechtelijke procedure aanbevolen. Daarnaast heeft ook de Commissie Consumenten Aangelegenheden (SER) zich een voorstander voor een eenvoudige procedure getoond22. Zowel Freudenthal en de voornoemde commissies pleiten voor een snelle, eenvoudige, goedkope en een zoveel geautomatiseerde, optionele, nationale civiele procedure. In 2003 werd onder regie van de Raad voor de Rechtspraak het project ‘Geldvordering online23’ opgestart. Via deze elektronische incassoprocedure zou de schuldeiser de gelegenheid hebben, via een Internetaansluiting en een zelf gekozen gerechtsdeurwaarder, een dagvaarding in te dienen. Het project heeft vanwege onvoorziene complexiteit van het project aanzienlijke vertraging opgelopen24. Ook werd er tussentijds op Europees niveau gewerkt aan een Europese betalingsbevelprocedure25 voor alle onbetwiste grensoverschrijdende geldvorderingen welke overigens is vastgesteld en vanaf 12 december 2008 van toepassing zal zijn. Naast voornoemde procedures is ook een specifieke Europese verordening voor (on)betwiste
19
A.W. Jongbloed e.a., ‘Herbalans. Beschouwingen naar aanleiding van het rapport Uitgebalanceerd’, Ars Aequi Libri 2007 , p.66. 20 M. Freudenthal, Incassoprocedures. Opzet voor een Nederlandse incassoprocedure met empirische en rechtsvergelijkende aantekeningen, Utrecht: Kluwer 1996, p. 305-332. 21 W.D.H. Asser, H.A. Groen en J.B.M. Vranken, m.m.v. L.N. Tzankova. Uitgebalanceerd: Eindrapport Fundamentele herbezinning Nederlands burgerlijk procesrecht, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2006, p.110-113 en p.186-187. 22 SER (2007) CCA-advies Eenvoudige procedure voor eenvoudige civiele zaken, publicatienummer 07/03, p.48, Den Haag. 23 www.rechtspraak.nl : Jaarplan voor de Rechtspraak 2005, p.25 en Jaarplan voor de Rechtspraak 2006, p.10. 24 www.rechtspraak.nl : Jaarplan voor de Rechtspraak 2007, p.24-25. 25 Verordening (EG) Nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure, Pb. EG 30 december 2006, L.399/1.
5
geringe (geld)vorderingen totstandgekomen. Ik zal de betalingsbevelprocedure (4.1) en de ‘small claims-procedure’ (4.2) nader bespreken. 4.1 Europese betalingsbevelprocedure 26, 27,28 Op 12 december 2006 werd de verordening tot invoering van een Europees betalingsbevel vastgesteld. De verordening heeft, volgens artikel 2, als doel de gerechtelijke inning van onbetwiste liquide vorderingen – grensoverschrijdend – te vereenvoudigen. De procedure dient een bijdrage te zijn aan de toegankelijkheid van de rechter en beoogt consumenten en ondernemers beter in rechte te voorzien. De procedure kent geen maximum vorderingsbedrag. Voor welke procedure de schuldeiser kiest is, volgens artikel 1 lid 2, aan hem. De procedure start met een verzoek aan de bevoegde rechter dat vergezeld dient te gaan van een aantal op grond van artikel 8 vereiste – standaard – formulieren. Procesvertegenwoordiging is niet verplicht gesteld en het verzoek kan, volgens artikel 7 lid 5, op diverse wijzen worden ingediend met beschrijving van het bewijs tot staving van de vordering. De procedure behelst één stap en wordt louter formeel juridisch getoetst. Gezien de beoogde elektronische afhandeling, blijft materiele toetsing in beginsel achterwege. Indien het verzoek niet voldoet aan de formele vereisten zal het, volgens artikel 11, afgewezen worden. Is het verzoek formeel juist ingediend, dan volgt uitvaardiging van een Europees betalingsbevel. Het bevel wordt voorts via formele weg aan de gedaagde bekend gemaakt. Bij bekendmaking van het bevel wordt de gedaagde een standaardformulier aangereikt waarmee hij verzet kan instellen (binnen dertig dagen). Als verzet wordt ingesteld dan zal de procedure naar nationaal recht voortgezet worden indien de schuldeiser dit wenselijk acht. Als de gedaagde geen verzet instelt, vaardigt het bevoegde gerecht het betalingsbevel uit via een standaardformulier. Omzetting van het vonnis is niet nodig. Tenuitvoerleggingprocedures worden beheerst door het recht van de lidstaat waar tenuitvoerlegging plaatsvindt. Overigens verwijzen meer artikelen naar uitvoering volgens nationaal recht, zodat nadere uitvoeringsregelingen op nationaal niveau dienen te volgen. Gezien de wetenschap die er in nationale context over onbetwiste incassovorderingen is, vermeerderd met de eenvoud, de toegankelijkheid, het kostenarme karakter van de procedure en vanwege uniformiteitmotieven, lijkt het voor de hand te
26
Verordening (EG) Nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure, Pb. EG 30 december 2006, L.399/1. 27 Zie M. Freudenthal, Incassoprocedures. Op weg naar een Europees procesrecht; De Europese betalingsbevelprocedure: een stap vooruit? NJB 2007, p.157-160. 28 Zie A.W. Jongbloed e.a., ‘Herbalans. Beschouwingen naar aanleiding van het rapport Uitgebalanceerd’, Ars Aequi Libri 2007, p.28: onderscheid nationale en grensoverschrijdende incassoprocedures.
6
liggen dat Nederland voor interne gevallen, zo veel als dat mogelijk is, aansluiting zoekt bij de Europese betalingsbevelprocedure. 4.2 Small claims-procedure29,30, 31 Begin 2005 deed de Europese Commissie een verordeningvoorstel betreffende ‘small claims’32 om de toegang tot de rechter te vereenvoudigen. De motieven, die het voorstel schragen, zijn van praktische aard te weten: grensoverschrijdende inning van (on)betwiste geringe vorderingen blijkt bezwaarlijk, de individuele lidstatelijke maatregelen lopen uiteen en in de toekomst wordt grensoverschrijdend een stijging van financieel economische bewegingen verwacht. Dit voorstel is op 11 juli 2007, als verordening, vastgesteld en zal, behoudens artikel 25, per 1 januari 2009 van toepassing zijn33. Voor grensoverschrijdende geschillen zal dan een eenvoudige, informele en goedkope procedure beschikbaar zijn. In juridisch technische zin komt de verordening overeen met de zojuist behandelde betalingsbevelprocedure: zij beginnen met een standaardformulier en exequatur van een buitenlands vonnis is onnodig34. De ‘small claims-procedure’ is echter geen specifieke procedure voor inning voor geldvorderingen zoals de betalingsbevelprocedure dit is. De procedure leent zich voor grensoverschrijdende (on)betwiste geldvorderingen tot en met € 2.000,00. Voor betwiste geldvorderingen vanaf € 2.000,00 is er geen specifieke grensoverschrijdende procedure en dient dus de gewone nationale procedure te worden gevolgd. De hierboven genoemde motieven hebben de Europese Commissie gestimuleerd een verordening vast te stellen waarbij een justitiabele, in grensoverschrijdende gevallen, kan kiezen voor zowel een nationale als voor een Europese gerechtelijke procedure. In artikel 2 wordt het toepassingsgebied bepaald: het gaat om burgerlijke en handelszaken met een hoofdsom tot en met € 2000,00. Zowel consumenten als ondernemers kunnen aanspraak maken op een uniforme procedure waarvoor geen erkenning van het vonnis of executievereisten nodig zijn. De procedure wordt ingeleid met een standaardformulier. Indien dat niet correct gebeurt, is voorzien in een correctiemogelijkheid. De verordening heeft een gestandaardiseerd, eenvoudig, schriftelijk (en) elektronisch karakter en voorziet in een beperkte kostenlast. Het verloop van de procedure, inclusief verweer, wordt door artikel 5 geregeld. Gebruikers kunnen eenvoudig vast stellen wat zij op welk tijdstip
29
Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen, Pb. EG 11 juli 2007, L 199/1. 30 E.H. Hondius, Naar een nieuwe small claims-procedure?, NJB 2006, p.197-202. 31 A.W. Jongbloed e.a., ‘Herbalans. Beschouwingen naar aanleiding van het rapport Uitgebalanceerd’, Ars Aequi Libri 2007, p.65-68 voor een kritische beschouwing van een nationale ‘small claims-procedure’. 32 COM(2005)87 van 15 maart 2005. 33 Verordening (EG) nr.861/2007 (PbEG 2007, L199/1) artikel 29. 34 SER (2006) CCA-briefadvies Small Claims- procedure, p.4.
7
moeten doen35. Het formulier moet in de taal van het aangezochte gerecht worden ingediend. De procedure eindigt met een beslissing van het gerecht binnen dertig dagen na ontvangst van het antwoord dat de verweerder of de eiser binnen een bepaalde termijn heeft gegeven. Snel dus. Mondelinge behandeling is mogelijk en partijen zijn niet verplicht een advocaat in de arm te nemen36. Artikel 11 verplicht de lidstaten tot verlenen van praktische bijstand bij het invullen van het formulier. De betekening van de stukken aan de gedaagde gebeurt via formele weg. Daarbij doelt men op het vereiste van betekening of verzending van de stukken per aangetekende post met bewijs van ontvangst, volgens artikel 13 van de verordening. Artikel 15 verklaart de beslissing van het gerecht uitvoerbaar bij voorraad. Het toepasselijke procesrecht en de tenuitvoerlegging worden, volgens artikel 19 respectievelijk artikel 21, beheerst door het recht van de lidstaat waar de procedure wordt gevoerd. Voor wat betreft geringe (on)betwiste geldvorderingen zal er dus op korte termijn, in grensoverschrijdende gevallen, een extra mogelijkheid tot gerechtelijke inning voor handen zijn. Zoals ik eerder stelde, is er naar mijn mening in nationale context behoefte aan een dergelijke procedure(s). Daarnaast zijn er tevens uniformiteit- en eenwordingsmotieven in Europees verband aan de orde welke min of meer nopen tot aansluiting bij de Europese ‘small claims-procedure’ als het interne (on)betwiste geringe (geld)vorderingen betreft. Aansluiting en waar mogelijk afstemming van nationale en Europese incassoprocedures lijkt daardoor meer dan gewenst. Indien men intern niets regelt, ontstaat er rechtsongelijkheid (grensoverschrijdende inning biedt meer en betere mogelijkheden dan interne inning). 6.Efficiency en opportuniteit Vast staat, dat verreweg het grootste percentage van geringe liquide rechtsvorderingen bij de kantonrechter niet worden betwist37. De schuldeiser verlangt in deze gevallen, zo snel en goedkoop mogelijk, een executoriale titel38. Een specifieke procedure is er niet terwijl er behoefte aan ‘procedures op maat’39 bestaat. Uit het voorgaande is ook gebleken, dat de niet eenvoudig toegankelijke (verstek)procedure als incassoprocedure wordt gezien. Deze procedure voltrekt zich in de meeste gevallen snel, maar kent een gecompliceerde rechtsingang. Justitiabelen worden verplicht een gerechtsdeurwaarder - en in veel gevallen 35
SER (2006) CCA-briefadvies Small Claims- procedure, p.3. Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen, Pb. EG 11 juli 2007, L 199/1, artikelen 8, 9 en 10. 37 M. Freudenthal, Incassoprocedures. Opzet voor een Nederlandse incassoprocedure met empirische en rechtsvergelijkende aantekeningen, Utrecht: Kluwer 1996, p.70. 38 A.W. Jongbloed e.a., ‘Herbalans. Beschouwingen naar aanleiding van het rapport Uitgebalanceerd’, Ars Aequi Libri 2007, p. 39, 66. 39 A.W. Jongbloed e.a., ‘Herbalans. Beschouwingen naar aanleiding van het rapport Uitgebalanceerd’, Ars Aequi Libri 2007,, p.26, 66. 36
8
rechtsbijstand - in te schakelen. De gerechtsdeurwaarder moet wederom ingeschakeld te worden bij betekening van het verstekvonnis. Aan voornoemde werkzaamheden zijn, naar rato, forse kosten verbonden welke door een gerechtelijk vonnis vaak niet geheel vergoed worden (liquidatietarief). Onverlet de juridische drempels, de daarmee samenhangende kosten en de onzekerheid over de (on)mogelijkheid tot verhaal, leidt dit steeds tot een minimale kostenpost van ruim € 200,00. Daarbij komen mogelijk de kosten van rechtsbijstand40. Een totale kostenpost van € 500,00 is dan zeker niet irreëel. Rekening houdend met het hiervoor behandelde, stel ik dat te laat of het – deels – niet betalen van bepaalde liquide vorderingen de opportunistische schuldenaar een zeer aanzienlijke kans oplevert dat wanbetaling in bepaalde gevallen loont. De (te) dure, (te) weinig efficiënte, procedure bij de sector kanton is niet voldoende toegerust op gerechtelijke inning van geringe geldvorderingen, waardoor vele schuldeisers vaak de kans zullen prijsgeven hun vordering gerechtelijk te claimen41. Calculerende schuldenaren kunnen daar op anticiperen. Dat lijkt me niet bevredigend. 7. Conclusie Implicaties van wanbetaling leiden tot meerdere nadelige effecten. Derhalve zijn er, in grensoverschrijdende gevallen, diverse maatregelen geïnitieerd om (on)betwiste geldvorderingen eenvoudiger, goedkoper en sneller te incasseren. Dit heeft geleid tot een tweetal Europese procedures. Voor interne gevallen is er nog geen overstemming over soortgelijke procedures. De enige – nationale - procedure die in gevallen van een geringe liquide vordering thans open staat, is de dagvaardingsprocedure bij de kantonrechter. Indien men geringe geldvorderingen gerechtelijk wil effectueren, blijkt dat op meerdere gronden problematisch te zijn. De toegang tot de huidige nationale procedure wordt als gecompliceerd ervaren. In geval van gerechtelijke inning van een geringe liquide vordering blijkt het recht, door kosten en kennisobstakels, nauwelijks toegankelijk voor een rechtzoekende. Potentiële eisers worden ontmoedigd en feitelijk weerhouden om voornoemde vorderingen gerechtelijk te effectueren. De kosten die gemaakt moeten worden in geval van een procedure, (b)lijken niet in verhouding te staan tot de vordering. Een specifieke snelle, goedkope, eenvoudige en evenredige procedure lijkt daardoor gewenst. Aansluiting bij reeds vastgestelde specifieke en meer eenvoudige Europese verzoekschriftprocedures, ligt vanuit uniformiteit, éénwordingmotieven en het rechtsgelijkheidsbeginsel, voor de hand. Voornoemde procedures komen tevens ten goede aan de toegang tot de rechter. Nadelige effecten van wanbetaling in algemene zin
40
Na raadplegen van websites van diverse incassanten blijkt een minimaal proceskostenrisico van ongeveer € 500,00 gehanteerd te worden indien men de incassant als gemachtigde laat optreden. 41 Europese Commissie (2002), Groenboek betreffende een Europese procedure inzake betalingsbevelen en maatregelen ter vereenvoudiging en bespoediging van de procesvoering over geringe vorderingen, p.53.
9
en van geringe geldvorderingen in het bijzonder, kunnen daardoor mogelijk beter gepareerd worden. Wanneer een rechtssysteem niet toegerust is op gerechtelijke inning van alle geldvorderingen, zoals dat volgens mij thans in Nederland het geval is, (b)lijkt er sprake van een rechtspositionele leemte. De overheid dient vanuit zijn taakstelling, op voet van artikel 6 EVRM, randvoorwaarden en waarborgen te creëren, zodat een rechtzoekende zelf zijn recht kan halen indien hij dit wenst. Justitiabelen dienen feitelijk niet gedwongen te worden tot afschrijving van hun vordering omdat de juridische infrastructuur kwalitatief en kwantitatief onvoldoende toegesneden is om geringe geldvorderingen gerechtelijk te effectueren. Daardoor kunnen opportunistische schuldenaren welvaren ten koste van schuldeisers. In die gevallen leiden de (te) forse toegangsdrempels tot het recht ertoe dat er, in dubbelzinnige termen, niet voldoende adequate gerechtelijke mogelijkheden zijn om geringe geldvorderingen te effectueren. Wanbetaling zal in die gevallen zeer waarschijnlijk lonen doordat bepaalde schuldeisers, onterecht maar begrijpelijk, hun verlies – dienen te - nemen.
10