1
Waarom gaan wij naar de kerk? Een aantal redenen om‘naar de kerk te gaan’, voor een deel geënt op het boek van dr. A.A. van Ruler, “Waarom zouden we naar de kerk gaan?” uit de jaren zestig. Ook studies, andere boeken, artikelen uit tijdschriften, internet gegevens en persoonlijke ervaringen en overpeinzingen, zijn voor deze serie gebruikt.
Inhoudsopgave: Voorwoord… 1.
Omdat we lid zijn
2.
Om bekeerd te worden
3.
Uit gewoonte
4.
Nogmaals, uit gewoonte
5.
Om het geloof levend te houden
6.
Om een rustpunt te hebben
7.
Uit traditie
8.
Voor de avonddienst
9.
Om te bidden
10.
Om te zingen
11.
Voor de liturgie (1)
12.
Voor de liturgie (2)
13.
Om het kerkgebouw…
14.
Omdat we een gemeenschap vormen (1)
15.
Omdat we een gemeenschap vormen (2)
16.
Omdat het zondag is…
17.
Voor de muziek
18.
Voor de preek (1)
19.
Voor de preek (2)
20.
Voor het Heilig Avondmaal (1)
21.
Voor het Heilig Avondmaal (2)
22.
Voor de zegen (1)
23.
Voor de zegen (2)
24.
Om gedoopt te worden -o-0-o-
2
Waarom gaan we naar de kerk?… Voorwoord…
Het geheim van de Kerk! De schrijver van bijgaande reeks artikelen is al wat op oudere leeftijd gekomen en heeft in zijn leven heel wat kerkdiensten meegemaakt. En vooral bij het ouder worden overdenk al die vele jaren dat je naar de kerk bent gegaan en – gelukkig maar – er niet uit bent gestapt. En waarom niet?… En waarom zovele anderen wel?… Hierover al jaren nadenkende, las ik een boek van de reeds overleden theoloog dr. A.A. van Ruler ‘Waarom zouden wij naar de kerk gaan’? En dat was het! Van Ruler beschrijft in een vurige flamboyante stijl van schrijven over ‘de kerkgang’ met gloedvolle bewoordingen en in rake bijbelse typeringen. Een zin als: De kerk is een volwaardige tent op de kermis van het leven, dat is een zin die je niet snel vergeet. Van Ruler schreef over 22 redenen om, naar de kerk te gaan. Niet alles is qua stijl nu nog voor deze tijd. Ik heb de vrijheid genomen veel van zijn ideeën over te nemen en te herschrijven in de taal van nu. Daaraan zijn vele zaken toegevoegd die nu actueel zijn. Maar die ook teruggrijpen op een ver verleden, zelfs tot op de Tabernakel- en Tempeldienst van het oude Israël. Want dat is ons tot een voorbeeld gegeven, leert ons de Hebreeënbrief en de Catechismus en de Geloofsbelijdenis eveneens. Verleden en heden, verenigd in een smaakmakende serie over kerkgang die naar we mogen hopen - vooral de jongeren zal aanspreken en inspireren. De schrijver heeft het met veel genoegen geschreven en wenst jou of u veel leesplezier toe bij het ontdekken van ‘het geheim van de kerk(gang)’. Nico van Kooten, Maarssen 2005 Schokkingstraat 25, 3601 XK Maarssen. Tel. 0346-562659
E:
[email protected] Tel. 0346-562659.
3
(1) Omdat we lid zijn… Onder deze ‘kop’ starten we een serie artikelen waarin nader wordt ingegaan op de kerkgang. Want ‘waarom’ gaan we eigenlijk naar de kerk? Maar dan is ook de vraag, waarom gaan er zo velen niet?… En als we niet of heel weinig gaan, is dat dan erg?… En mag je kerkdiensten saai vinden? Terwijl, als het dan zo belangrijk is om wel regelmatig kerkdiensten te bezoeken, wat is daar dan het geheim van? Of – anders gezegd- wat en waar is de sleutel die de deur naar het geheim van het mooie en het goede van de kerkgang opent?… Het zijn belangrijke vragen. Voor alle gelovigen, dus ook voor u als lezer van deze reeks artikelen over kerkgang. Met de uitdrukking ‘naar de kerk gaan’, bedoelen we uiteraard het bezoeken van erediensten in een kerkgebouw. In de Rooms-Katholieke traditie is het altijd ‘de kerk’ geweest en zo zal het blijven. In de meeste gevallen binnen het protestantisme en zeker ook binnen de evangelische beweging en bij pinkstergroepen is er voor gekozen om te spreken over ‘kerk’ als we de landelijke organisatie bedoelen en wanneer we de plaatselijke gemeenschap bedoelen, spreken we over ‘gemeente’. In de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland wordt daarom ook gesproken over ‘protestantse gemeenten’. Elders heet het weer anders. Maar dat doet er niet toe. Dat zal allemaal best bekend zijn, maar we zullen (ons kent ons) wat ook besloten wordt, altijd blijven spreken over ‘het naar de kerk gaan’.
Verschillen We kunnen over ‘de kerk’ spreken in plechtige bewoordingen. Zo is dan een definitie van de wereldwijde Kerk van Christus: “de gemeenschap van allen, zonder onderscheid van tijd of plaats, die in de Naam van God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest met water gedoopt zijn en door deze doop afgezonderd zijn en ingepland in het Lichaam van Christus”. De Kerk is of behoort te zijn: Één Lichaam (Ef. 4:4 en 1 Kor. 12:12); een pilaar en fundament van de waarheid (1 Tim. 3:15); de Tempel van de levende God (2 Kor. 6:16). Nu is er na bijna tweeduizend jaar kerkgeschiedenis helaas geen sprake van één Kerk, één Gemeente, maar zijn er vele kerkgenootschappen, die onderling soms veel, soms heel weinig van elkaar verschillen. Verschillen in leerstelligheden, verschillen in gewoontes en gebruiken waar men soms van meent dat daar ziel en zaligheid van afhangt! Jezus Christus is het Hoofd van Zijn Gemeente, en het kan niet anders of het moet onze Heer verdriet doen dat er zoveel verdeeldheid is. Daarom moet er in feite in onze hart, in ons geloofsleven, een vurig verlangen zijn naar ‘eenheid’, naar ‘samengaan’. Één Naam is onze hope, één grond heeft Christus’ Kerk. Zij rust in ééne dope, en is Zijn scheppingswerk, zongen we vroeger. Ouderen onder de lezers zingen dit lied moeiteloos uit tot de laatste zin. Anderen denken weer dat alle verandering nog geen verbetering is. En dat is ook zo. Maar diep in ons moet toch dat verlangen knagen. Verlangen naar echte broederschap en zusterschap, echte geestelijke liefde, de volle waarheid, de ware eenheid! Op al deze toch wel moeilijke zaken gaan we later nog wel in. We kunnen het ook dicht bij huis zoeken en we kunnen de kerk, dus ook de eigen plaatselijke gemeente, vergelijken met een vereniging. Als je lid bent van een vereniging, dan bezoek je toch zoveel mogelijk de bijeenkomsten die de vereniging belegt? Daar ben je immers lid voor? Elke vereniging is opgericht voor een bepaald doel en zal daartoe met de leden willen communiceren en contacten willen onderhouden. Deze huidige maatschappij draait volledig op communicatie. Zonder communicatie (zie stroomstoring, computerstoringen) zit alles hopeloos in de knoei.
Contacten De Kerk, dus ook de plaatselijke gemeente, zal contacten willen onderhouden met haar leden. Één zo’n vorm van contact is het kerkblad dat (naar we mogen hopen) gelezen wordt. Of u krijgt huisbezoek van een broeder, ouderling, diaken of de wijkpredikant dan wel ‘pastor’ dan wel iemand van de kleine groep (small group). Maar het beste contact is ‘het gaan naar de kerk’. Want we gaan naar de kerk (vereniging, gemeenschap) om er iets te vinden, iets te krijgen. We gaan omdat we gelovig zijn. We ‘geloven’. Dat is de sleutel waar in het begin al over geschreven is! En de deur is Jezus Christus (Joh. 10:1 t/m 9).
4 Geloof… is contact met Jezus Christus, Gods Zoon. En als wij het contact niet zoeken met Hem, dan zoekt Hij het wel met ons! En wie gelooft, kan niet anders dan ‘er uit leven’. Want wat de wortel is voor de plant, en wat het water is voor de vis, zo is het geloof – hoe zwak het soms ook is- voor de christen. We kunnen niet zonder. En dat geloof moet opgebouwd worden, moet gevoed en onderhouden worden. Dat geloof moet versterkt worden. DAAROM GAAN WE NAAR DE KERK! Er zijn vele redenen om naar de kerk, naar de gemeente te gaan. Maar hier heeft u al één belangrijke reden. Ga vooral regelmatig, als u kunt. Dat is goed voor u!… In het volgende hoofdstuk meer…
(2) Om bekeerd te worden… Waarom gaan we naar de kerk? Het gaat hier om de vraag naar het motief, de reden, het doel. Ook de vraag naar wat ik daar denk te beleven. Op deze vraag (die zo vele vragen in zich bevat en nieuwe vragen oproept) gaan we in deze serie artikelen nader in. De 1e aflevering ging erover om de kerk als ‘vereniging’ te zien. De kerk is een gemeenschap, als een soort vereniging, waar je de bijeenkomsten toch wel zal willen bijwonen. Daarvoor ben je per slot van rekening lid? Eén ander antwoord is: … Om God te ontmoeten. Ook wel gezegd: om tot bekering te komen! Maar wat is dat precies? Bekering…? Taalkundig bezien zit in het woord bekering: omkeren, tot ommekeer komen. Je keert je van de ingeslagen weg af, en volgt een nieuwe weg! De weg van vermeerdering van het persoonlijke geloof. En dat is de weg naar een diepere verbondenheid met God. God grijpt ons aan en grijpt in ons leven in. Er verandert iets en we richten vanaf dat moment ons leven anders in. Meer ‘Onze Lieve Heer’ en minder ‘wereld’. Dat kan voor een ieder weer anders zijn. Velen merken bij het ouder worden, dat ze nog nooit zo’n geestelijke doorbraak hebben meegemaakt, maar het kan ook langzaam gegroeid zijn. En dat is mooi! We hebben vaak zo verschillende karakters en ‘levensinstellingen’, zodat we niet allemaal in hetzelfde vakje passen.
Verhalen We hebben binnen onze Nederlandse kerkelijke gemeenschappen keuze genoeg. Ook onder de lezers van ‘Kerk op weg’ is er een grote diversiteit in ‘het geloof’ en we denken er ook niet allemaal hetzelfde over. Dat moge zo zijn, maar toch heeft God met ons allemaal bemoeienis. We behoren allemaal tot dat ene grote en zo vaak verdeelde en soms kibbelende huisgezin van Onze Lieve Heer. Bekering heeft ook alles te maken met ‘het aangeraakt worden door de Geest van God’. En van dat laatste mogen we hopen en bidden dat het meerdere malen in ons leven mag voorkomen. Het volk Israël kende en wist uiteraard van de Geest van God doordat er profeten opgetreden hebben. Maar voor het eerst in de beweging rondom Jezus van Nazareth gebeurde het bij het 1e Pinksterfeest in Jeruzalem. Gods Geest werd vaardig over twaalf apostelen (Hand. 2) en daarna kwamen velen tot bekering en lieten zich dopen. Met bekering bedoelen we de meestal eenmalige ‘doorbraak’ in ons geestelijk leven. En in dat leven groeit de omgang met God, maar Hij kan soms onverwacht in ons werken door Zijn Geest. We worden erg ontroerd en een onbeschrijfelijke vreugde komt in ons. Of we zien iets wat een ander niet ziet. Anderen horen een stem hetzij hoorbaar, of met felle kracht vanuit de gedachten…. En hoe velen onder de lezers van deze artikelen hebben dit mee mogen maken?… De schrijver van dit boekje weet uit ervaring, dat het er velen zijn. Je zou er een boek geheel mee kunnen vullen. Al die prachtige verhalen van mensen die mooie dingen in de kerk of soms wel daar buiten hebben meegemaakt. Die ‘aangeraakt zijn door Gods Geest’. Vaak gebeurt het bij hoogtijdagen, tijdens een Kerstzangdienst, of een ander groot feest. Of wanneer je na lange tijd van ziekte of na jaren van wegblijven weer voor het eerst een eredienst bezoekt. Het gebeurt zelfs meer dan we zouden denken en verwachten. Alleen is het vaak zo privé, dat men het hooguit aan de voorganger vertelt én misschien aan naaste familieleden, maar verder wordt de wonderlijke gebeurtenis niet verteld. Maar wel is het voor degene die zo’n ervaring mee mocht maken een steun en geloofsversterking voor het hele verdere leven!
Ervaringen met de Geest van God In de Bijbel lezen we over kerkdiensten waar de Heilige Geest bij een groot deel van de liturgie werkzaam was De eredienst werd dan onderbroken doordat er geprofeteerd werd, of in een vreemde taal werd
5 gesproken, dat dan ook door een ander – begiftigd met de gave van uitlegging – werd uitgelegd. De ‘vreemde talen of tongen’ waar in Handelingen 2 (Pinksterfeest) over spreekt, is in wezen profetie in een voor die persoon vreemde (buitenlandse) taal, welke dan door toehoorders uit dat vreemde land, wel verstaanbaar zijn. Want als God Zich in de gemeente wil openbaren, zal Hij dat toch doen op een voor de toehoorders verstaanbare wijze. De gave van profetie is ook de gave ‘waar we het meest naar moeten ijveren’, leert 1 Kor. 14 vers 1 ons. Terwijl de onverstaanbare tongentaal (‘klanktaal’ schrijft de NBV) als dat zonder uitlegging gepaard gaat, iets is waar we erg voorzichtig mee moeten zijn. Bekering wil ook zeggen: dat een mens zich verlost weet van zonde en schuld en plotseling merkt dat God naar hem of haar omziet en dat er genade is. Stromen van genade, en troost! En op dat moment komt er iets van die grote liefde van God in ons tot openbaring, hetgeen in ons een gevoel van onbeschrijfelijke vreugde schept. Het wordt in ons gelegd als een klein plantje, dat op kan bloeien en groeien. Dit heeft alles te maken met het proces van ‘de wedergeboorte’. Bij andere mensen is het meer een geleidelijk proces. Er zijn kerkgenootschappen waar men gelooft en verwacht, dat het pas komt na handoplegging van een voorganger. Hoe dan ook, hoewel in Rom. 12:11 staat: “weest vurig van geest, dient de Heer”, vermanen zowel de Apostelen Paulus en Petrus ons “nuchter en waakzaam” te zijn. Want voorzichtigheid en een behoedzame waakzame eerbied, is noodzakelijk. En we mogen ons er nooit op beroemen of tonen dat we er trots op zijn! Maar het is een geweldige en een grootse ervaring, als we in ons leven iets mogen merken en meemaken van wat God wil werken. Dat kan zijn een spontane ervaring met de Geest van de Heer. Het kan zijn dat we tot bekering komen, of tijdens een eredienst merken dat God in ons werkt. DAAROM GAAN WE NAAR DE KERK. Er zijn vele redenen om naar de kerk te gaan. Maar hier hebben we al een uitmuntende reden om te gaan. En er is nog zoveel meer. Maar daarover een volgende keer….
(3) Uit gewoonte… Wie deze reden goed leest, kan denken dat het maar een mager antwoord en een zwakke reden is om naar de kerk te gaan. Maar er zit meer achter dan je denkt! En daarbij komt, dat het in ieder geval een antwoord is. Toegegeven; het is niet het beste antwoord en daarom gaan we er wat dieper op in. Het is inderdaad zo, dat de meeste mensen die naar de kerk gaan, dit doen omdat het de gewoonte is. We zijn er mee opgevoed en hebben het gezien en overgenomen van onze ouders. En die hebben het weer van hun ouders, en die weer van vorige geslachten, enz. Hoewel er natuurlijk altijd diverse andere belangrijke redenen bijkomen, is de ‘gewoontevorming’ op zich niet slecht. We hebben allemaal vaste gewoontes in ons leven. Kijk maar eens om je heen in de huiskamer en in de keuken. Alles heeft daar meestal een vaste plaats, hetgeen vooral in de keuken zelfs van groot belang is. Dan zou het bereiden van de maaltijd immers wel twee keer zo lang duren?… Wanneer we naar de kerk gaan ‘omdat we het gewend zijn’ is het goede daarin, de regelmaat, de continuïteit. Want de gemeente is volgens de Bijbel als een kandelaar die licht geeft (Openb. 1:20) en ook getuigt Matth. 5:13-16 over de dienaren in Zijn Koninkrijk dat zij zijn ‘het licht der wereld dat schijnt voor alle mensen’. Maar dan moet dat licht wel blijven branden! Dus moeten we wel komen in de erediensten! Want de kerk, de gemeente, dat zijn wij! Rustdag Er zal zeker ook de nodige kritiek zijn over het standpunt: ik ga uit gewoonte naar de kerk. Deze zusters en broeders zeggen dan: “Ik ga naar de kerk als ik er behoefte aan heb. Want het mag geen gewoonte, geen sleur worden!” En wat het woordje sleur betreft, hebben ze nog gelijk ook. Jammer dat men dan voorbijgaat aan het aloude principe van de mensheid, dat na zes dagen van arbeid, er ‘een rustdag’ moet zijn. Terwijl vanaf de oudste gegevens in het Nieuwe Testament er behalve op de sabbat, ook vergaderd werd ‘op de eerste dag der week’. Op de dag van de opstanding van Christus als eerste. En na acht dagen opnieuw (Joh. 20:26). Veel later (in Hand. 20:7) wordt zo terloops verteld over een “samenkomst van de gelovigen op de eerste dag van de week, om brood te breken”. Ook wordt in de Hebreeënbrief (hoofdstuk 10: 25) de gelovigen aangeraden ‘de bijeenkomsten niet te verzuimen’ , en wie wil weten waarom, die moet het hele gedeelte (vanaf vers 19 t/m 39) maar eens goed lezen en op zich laten inwerken. Het is een zeer diepzinnig bijbelgedeelte en misschien moeilijk, maar al overdenkende en zoekend in de Heilige Schrift, worden we iets gewaar van de grote samenhang die er is tussen alles wat God wil werken en heeft gedaan voor de mensen,
6 én ons geestelijk leven. De mens bestaat uit lichaam, ziel en geest, waarbij juist de ziel en de geest (ons gedachteleven) alles te maken hebben met het geestelijk leven. Geestelijk voedsel En zoals we maaltijden gebruiken ter versterking van ons natuurlijke lichaam (dus om te blijven leven), zo ontvangen we tijdens de erediensten ‘geestelijk voedsel’ ter versterking van ons geestelijk leven. Net zoals bij de dagelijkse maaltijden het wel eens voor kan komen, is het voedsel niet altijd naar onze wens. Het smaakt niet altijd even lekker. Maar het is net als wat moeder zei toen we nog kind waren: “Eten wat de pot schaft!” Zo ligt de ene predikant ons beter dan de ander. Toch, door elkaar heen genomen, moeten en mogen we niet mopperen. We moeten dan ook niet naar de kerk gaan uit sleur, maar we mogen naar de kerk om ons geestelijk leven op peil te houden en om de onderlinge band hechter te maken. Terwijl “wie weet?” er verrassende dingen kunnen gebeuren zoals we in de vorige aflevering mochten bespreken. Het licht ( dat van de Kerk) moet blijven branden. Want we kunnen nooit uitsluiten dat de Here God ons door Zijn Geest blij wil maken en we iets mogen ervaren hoe God in ons wil werken. DAAROM GAAN WE NAAR DE KERK. Zo alles overdenkende is het naar de kerk gaan ‘uit gewoonte’, in een veel breder verband geplaatst. En er is nog zo veel meer over te vertellen. Maar dat komt dan weer in het volgende hoofdstuk.
(4) Nogmaals; uit gewoonte Nadat de vorige keer behandeld is “het uit gewoonte naar de kerk gaan” is er nog zoveel over te schrijven, dat een tweede deel verschijnt. Want we lezen regelmatig in allerlei publicaties dat ‘de kerken’ hun beste tijd hebben gehad en dat verdere leegloop niet meer te stuiten is. Jonge mensen vinden de erediensten meestal maar een saaie boel (ouderen ook wel) en haken af. Vooral de jeugd wordt opgevoed met moderne vormen van communicatie en de kunst van het luisteren wordt minder beoefend dan vroeger. Hoewel, als het om luisteren gaat zullen de studenten in de collegezalen toch terdege moeten leren luisteren naar wat de docent zegt! Maar het is waar; enerzijds is in de kerk het luisteren éénrichtingsverkeer, anderzijds zijn er in feite genoeg bijbelkringen en gespreksgroepen waar we van hartelust met elkaar kunnen discussiëren en reageren op de preek of op een bijbels onderwerp. Is kerkbezoek dan nog wel ‘gewoon’ te noemen?
Leegloop Statistisch is echter aangetoond dat nog steeds elke zondag veel meer mensen naar de kerk gaan, dan naar het voetbalveld. Dus: geloof de redenaties over leegloop van kerken niet te gauw. Want wat zegt de bijbel? Toen de apostel Petrus getuigde dat Jezus Christus de Zoon van de levende God is, antwoordde Jezus dat op dat rotsvaste geloof Zijn Gemeente gebouwd zal worden en zelfs ‘de poorten van het dodenrijk haar niet zullen overweldigen’. (Matth. 16:16 t/m 18). De (onvolmaakte) kerk, als plaats van samenkomst, zal altijd blijven bestaan net als alle andere onvolmaakte dingen ‘totdat het volmaakte gekomen is’ (1 Kor. 13:10) Maar het is juist dat de tijden veranderen en de mensen eveneens. Moet dan ‘de kerk’ als instituut met haar tijd meegaan om bijvoorbeeld de aansluiting met de belevingswereld van jongeren niet te missen? En dat antwoord is naar mijn mening zowel ‘ja’ als ‘neen’. De kerk moet zijn als een jas die lekker zit. Je moet je er in thuis voelen. En natuurlijk moeten de kerkdiensten als het maar even kan zo aantrekkelijk mogelijk zijn. En de preek moet het liefst boeien, zodanig dat de tijd omvliegt. Tijdens de kerkdienst wordt in zekere zin ‘een voorstelling gegeven’. En dan mogen we best een aangename tijd doormaken in het kerkgebouw. Toegegeven dat we hier een ideaalbeeld schetsen, maar:… niet iedere predikant is een briljante, gloedvolle spreker. De kerkdienst is echter geen show en de predikant is geen cabaretier die als showmaster op meesterlijke wijze de boel aan elkaar moet praten. Predikant én kerkganger vervullen als gemeenschap verbonden met elkaar een dienst, namelijk om het evangelie van Jezus Christus door de tijden heen uit te dragen en te verkondigen. En dat is niet saai of ouderwets! Dat is altijd nieuw, want Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde tot in eeuwigheid! (Hebr. 13:8). Hij verandert niet en Zijn heerlijk evangelie verandert ook niet.
7 Overdracht In dat spanningsveld verkeert de kerk. Enerzijds de mensen van nu tegemoet komen en zich inleven in vragen en wensen van deze tijd. Anderzijds de overdracht van het goede, het waardevolle, het spirituele dat vanuit de Heilige Schrift door alle eeuwen heen tot ons komt en waarin we liever zo weinig mogelijk veranderen. Dat waardevolle moet overgedragen worden van generatie op generatie. Die overdracht aan jongeren moet thuis in het gezin én tijdens de kerkdiensten plaatsvinden. Want ‘wie de jeugd heeft, heeft de toekomst!”. Maar het valt niet mee in deze tijd. Het dagelijks leven slorpt je op, het is de hele week werken en/of studeren en dan ben je zondags wel eens moe. De wereld trekt, hoewel God ook aan ons trekt via de stem van ons geweten. Wie trekt het hardst? Denk daar eens over na… Hoe zit het met onze gewoonte om regelmatig naar de kerk te gaan? Wij, jong en oud, zijn niet klaar met God, en met Jezus, en zeker niet met het werk van de Heilige Geest. Er is altijd weer iets nieuws in de kerk te horen en mee te maken. Wie oren heeft om te horen, die hore wat de Geest tot de gemeenten spreekt (Openb. 2 en 3). Zo bezien is het naar de kerk gaan een goede gewoonte. Vindt u, of vinden jullie dat ook?… En er is nog zoveel meer te schrijven, maar dat komt weer in een volgende aflevering.
(5) Om het geloof levend te houden Deze aflevering gaat over het geloof dat levendig en vurig moet zijn. Zijn wij vurig van geest? Zeggen wij, net als de Emmaüsgangers: “was ons hart dan niet brandende in ons, terwijl Hij onderweg tot ons sprak en ons de Schriften opende?…(Luk. 24:32). En dan gaat dit stukje over de kerkdienst waar immers ook wordt gebeden dat God voor ons de Schriften wil openen. Levendig en vurig! Zo moet het eigenlijk zijn, net als met zo vele dingen. Of het nu training is voor sport, of dat je wilt afvallen, je zult er dan op uit moeten om te trainen of af te slanken. En ga je niet, dan verslap je. Wie wil oefenen voor een sport, die doet dat met anderen samen. Dan gaat het beter omdat je het met elkaar moet doen. En wie wil afslanken die kan bij de drogist een pak met afslankspul kopen, maar je kunt beter naar de Weightwatchers gaan. Dat kost wel geld, maar je komt tot een zekere discipline en door anderen wordt je geïnspireerd om te bereiken wat je bereiken wilt. En met de kerk? Hoe zit het daar mee? Als je niet gaat dan verslap je, zeker als het een lange periode betreft. Je zult steeds meer moeite krijgen om inspiratie voor je geloofsleven op te doen. Zoals je gewend raakt aan het regelmatig bezoeken van kerkdiensten, zo kun je er ook o zo gemakkelijk aan wennen om niet te gaan. Zij die oud zijn en slecht ter been, zouden er heel wat voor over hebben om weer net zoals vroeger gewoon naar de kerk te kunnen gaan. Zij betreuren het vanuit de praktijk dat zo velen de kerkgang uitstellen en nog eens uitstellen en nog eens. Met het gevaar, dat ‘van uitstel afstel komt’.
De boer uit Schotland… Een predikant vertelde eens tijdens een gesprekskring het verhaal van een Schotse predikant, die op een kille herfstige avond een boer bezocht die zelden of nooit de erediensten bezocht. Daar moest wat aan gedaan worden, vond de kerkenraad. In de boerderij aangekomen werd hij ontvangen bij het haardvuur en zich al warmend aan de vuurgloed probeerde de predikant langzaamaan het gesprek op geestelijke zaken te betrekken. De boer was rijk en kritisch en dat was de reden dat de predikant enige moeite had om de ware reden van zijn bezoek mee te delen. Ze spraken over koetjes en kalfjes en onderhand had de dominee al pratend de pook gepakt en tijdens het gesprek porde hij wat in de hoop gloeiende kolen en legde zo terloops één vuurkooltje apart van de rest. De boer zag dat wel, maar praatte onderhand druk over allerlei redenen die hij had om niet naar de kerk te gaan. De dominee luisterde en sprak over het geloof en de waarde van het kerkbezoek. Maar zijn gesprekspartner vond dat hij heel goed gelovig kon blijven, ook zonder met enige regelmaat naar de kerk te gaan. Waren die kerkgangers dan beter dan hij? Hij kwam immers zijn verplichtingen jegens kerk en maatschappij na en deed niemand tekort. Hij had het druk, gaf heus wel aan de armen, en dat was ook erg belangrijk.
8 Daar had de dominee niet zo gauw van terug, en het gesprek stokte op zeker moment. “Maar dominee”, zo vroeg de boer opeens, “nou moet u me toch eens vertellen waarom u dat ene kooltje apart hebt gelegd, want nu is het uitgedoofd en de rest gloeit nog volop”. “Kijk”, antwoordde de predikant, “dat ene kooltje, dat ben jij! Jij vindt het niet nodig om de kerkdiensten te bezoeken en raakt zo de gemeenschap kwijt. En jouw vuurtje loopt grote kans uitgedoofd te raken, terwijl in de gemeenschap met elkaar het vuurtje van het geloof brandende gehouden kan worden.” De boer boog het hoofd en dacht erover na. Hij had de boodschap begrepen. En wij? … Gemeenschap Zojuist schreven we over de gemeenschap kwijtraken. Dat heeft inderdaad veel, zo niet alles, te maken met het regelmatig bezoeken van kerkdiensten uitgebeeld in dat haardvuur van die rijke boer uit Schotland. Één geïsoleerde vurige kool brandt op en dooft uit. Maar tezamen op een hoop gelegd, blijft het geheel veel langer branden en verspreiden ze een behaaglijke warmte. Dat uitdoven of uitblussen doet ons weer denken aan het doven of uitblussen van Gods Geest, waar 1 Thess. 5, vs. 19 voor waarschuwt. Want de werking van de Heilige Geest is zinnebeeldig te vergelijken met ‘een vuur’. In Hand. 2, bij het 1e Pinksterfeest, zag men rond de 12 apostelen boven hun hoofden een soort vlammen die zich als vuurtongen verspreidden ‘en allen werden vervuld van de Heilige Geest’. Om zo die gemeenschap met elkaar te onderhouden, en laten we maar beginnen om daar naar toe te werken. DAAROM GAAN WIJ NAAR DE KERK. En er is nog zoveel meer.
6) Om een rustpunt te hebben Je zou het leven dat we leiden kunnen vergelijken met reizen. We reizen door het leven, waar een ieder zijn eigen gedeelte van meemaakt. Een reis met hoogtepunten en dieptepunten. Een reis die in feite heel vermoeiend is, enerzijds omdat je niet weet wat je nog voor de boeg hebt, anderzijds omdat iedereen wel eens verkeerde keuzes maakt. En na elke dag komt er weer een nieuwe dag, terwijl school, werk, gezin, maar ook verdriet of vreugde soms het uiterste van een mens kunnen vergen. ‘Heb je dan steun aan kerkbezoek op die reis door het leven?’, zo vraagt menigeen zich af. “Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad” lezen we in Matth. 6, vers 34. Misschien ook daarom is vanaf het begin van de geschiedenis van de moderne mensheid één van de zeven dagen van de week ‘een rustdag’, die door velen wordt benut om eens iets anders te gaan doen. Het zou prachtig, ja zelfs geweldig mooi zijn, indien een ieder die dit leest het natuurlijke leven – waar we zes dagen voor hebben – zou afwisselen met één dag voor geestelijke zaken. Die wisselwerking is als het ware in de hele natuur ingebakken. Die ene rustdag is hard nodig willen we stress vermijden.
Reis door het leven… Veel lezers van dit artikel gaan naar de kerk en staan actief middenin die kerk, óók door de week. En of u nu wel of niet regelmatig gaat, u mag best kritiek hebben op die kerk, want er is heus wel wat mis is met de kerk als instituut. Maar het is toch belangrijk om op de reis door ons leven te horen over die prachtige diepzinnige bijbelse geschiedenissen? Omdat we ons betrokken weten bij die verhalen en willen weten wat dat voor ons betekent!. Of vindt u van niet? ….We willen, ja we moeten toch op onze reis door het leven tijdens de kerkdiensten horen “wat we op onze verdere levensreis nodig hebben”?…We willen, ja we moeten toch het Evangelie horen? In de kerk horen we die verhalen en klinken de psalmen en de liederen. Daar kan de Here God Zich ook door zijn Geest openbaren in het midden van de gemeente. Dat kan! Want niet voor niets staat er in Matth. 18, vers 20: “Waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn Naam, daar zal Ik in hun midden zijn”! Daar, in die kerkvergadering is God aanwezig en kan de nood van de wereld onder woorden worden gebracht in liederen en gebeden. En dat doe je dan met elkaar. Kan dat dan niet alleen?… Neen, eigenlijk niet omdat je minstens met twee of drie medegelovigen moet zijn om een gemeenschap te vormen. Leerden we vroeger op school al niet, dat ‘het geheel meer is dan de som der delen’?… Samen met alle andere kerkgangers (en degenen die meeluisteren via de telefoon of bandrecorder) komen de hoogte, de diepte en de breedte van het leven aan de orde. De hoogte, als er blijdschap is en we iets te vieren hebben. De diepte, als er verdriet is en we ons misschien wel in de steek gelaten voelen. De breedte, als we proberen te overzien wat er vanuit de wereld allemaal op ons af komt. Al die ellende, dat onrecht, honger, angst en oorlogsgevaar. Die nood van de
9 wereld dragen we in ons gebed op tot God, waarvan we weten en geloven dat Hij onze gebeden hoort. En waarbij we bidden dat Hij ons wil verhoren.
Nieuwe toekomst Dat zijn niet zomaar wat lege woorden van een overspannen geest. Dat is gestoeld op ervaring! Wie verdriet hebben, blijven overeind door naar de kerk te gaan. Door je tranen heen hoor je woorden van troost en met soms verstikte stem zing je mee met alle anderen over een grote nieuwe toekomst zonder tranen en verdriet. Om predikaties te horen, waarvan hele stukken ons soms ontgaan en eenmaal buiten gekomen, we bijna alles al weer vergeten zijn. Maar toch ó zo vaak ineens gepakt door de slotzin, die ene gedachte, die de dominee uitsprak, en waar we dan wat aan hebben. Waar we wat van opsteken, of intens door geraakt kunnen zijn. En plotseling zien we weer een nieuw perspectief voor onze verdere levensreis! Want die verhalen en boodschappen uit de bijbel raken onze verhalen en boodschappen van nu, en zetten ze ‘in perspectief’. Zo kun je soms na en kerkdienst echt blij zijn, Blij dat je bent gegaan en dat je een stukje geestelijke verrijking mocht ontvangen. Zo is ons hele leven eigenlijk een reis door de tijd voor zoverre die ons gegeven is. En het eindpunt is weer een schitterend begin in de hoop en verwachting op de Opstanding, wanneer de toekomst van God daadwerkelijk aanbreekt. Een vernieuwde aarde waarop vrede en gerechtigheid zullen zijn. En waarover de Geest van God heeft gesproken: “Zie, Ik maak alle dingen nieuw!” (Openb. 21, vers 5). Elke zondag weer is er dat rustpunt, de kerkgang. Dat is nodig, om tot rust te komen en tegelijkertijd weer nieuwe geestelijke kracht op te doen. Want de reis van ons leven – met z’n mooie en minder mooie gedeelten – is ongewis en vermoeiend. We zijn op reis, maar rusten onderweg regelmatig uit. DAAROM GAAN WE NAAR DE KERK. En er is nog zoveel meer. Maar daarover een volgende keer.
(7) Uit traditie! Eerder schreven we twee keer over ‘uit gewoonte naar de kerk gaan’, en – zult u zeggen – waarom dan nu nog eens ‘uit traditie’?… Welnu, daar bedoelt de schrijver dit mee: Uit gewoonte, dat heeft met onszelf te maken. En ‘uit traditie’, dat betreft dan de Kerk zelf! De kerk, ja alle grote en kleinere kerkgenootschappen staan in bepaalde traditie. De geschiedenis, de historie, de gewoontes die zijn ontstaan; alles heeft met de traditie te maken. Traditie betekent volgens het woordenboek: overlevering, of ‘vast gebruik’. En daar wordt vandaag de dag flink aan gemorreld, soms terecht, soms onterecht en zelfs schadelijk. Lees de christelijke kranten en websites maar! In dit verband wordt hier de predikatie genoemd die een predikant hield in een door de schrijver van deze serie artikelen bijgewoonde jeugddienst op 14 november 1999. Het thema was: “Is de kerk millenium-proof?”… De voorganger vroeg zich af, of de kerk in het nieuwe millenium nog wel toekomst zou hebben. Of zou de kerk gaan verdwijnen?… Hij wees toen vanuit de Bijbel op vier belangrijke zaken, en als de kerk aan die vier punten bleef vasthouden, dan zou de kerk niet wegkwijnen en niet steeds kleiner en onbelangrijker worden. Die vier punten zijn: 1) blijven bij de leer der apostelen; 2) het onderhouden van de gemeenschap (verbondenheid); 3) het breken van het brood (eucharistieviering); en 4) volharden in de gebeden (de voorbede doen). Die vier kernpunten heeft de dominee niet zelf bedacht, hoor! Het staat te lezen in Hand. 2, vers 42, waar enige regels zijn gewijd aan het leven van de eerste christengemeente. Die gemeente te Jeruzalem bleef volharden in speciaal deze vier genoemde onderwerpen en tegelijkertijd mag je die vier best zien als basis voor de traditie.
10 Overwinning En de grondslag van die vier kernpunten uit Handelingen 2 is niets anders dan die ene geweldige gebeurtenis die in Bethlehem plaats vond zo’n 2000 jaar geleden: God is voor ons mens geworden…. Jezus, de Christus! Zijn geboorte, leven, kruisiging en opstanding uit de dood. Die overwinning (in het latijn: ‘Evangelium’) is de beste traditie van de Kerk van alle eeuwen. In en door Jezus Christus en door de doop met elkaar verbonden. In de leer der kerk, in de gemeenschap met elkaar, in de eucharistie en in de ‘gebeden’. Daarom moet de kerk steeds maar weer naar dat verleden wijzen, naar de traditie van eeuwen terug. En de kerk moet zorgen dat ‘de leer der apostelen’ wordt onderzocht en gehandhaafd. En over het Heilig Avondmaal leerde Jezus ons: “Doet dit tot Mijn gedachtenis”… (Luk. 22:19; 1 Kor. 11:24-25). En wie zich dan zo aan het denken zet en onderzoekt, voor hem en haar gaat een wereld van geestelijke rijkdom open! Want Christus heeft overwonnen! Kortom; de overweging dat we naar de kerk gaan om een traditie voort te zetten, krijgt in bovenstaande gedachtegang een grote betekenis en spanningskracht. Die overlevering getrouw doorgeven, aanhoren en weer doorgeven, eeuw in eeuw uit. Dat is de beste traditie van de Kerk! Spiritualiteit Nu verzuchten sommigen onder de lezers wellicht: Och, ik ben niet zo in die traditie grootgebracht en ik begrijp zo weinig van die dingen dat ik me wel eens afvraag wat ik eigenlijk in zo’n kerkdienst doe? Wat zoek ik er?… Het bijzondere van al zulke opmerkingen is dan, dat men meestal wel zoekt ‘naar de zin van het leven’. We zoeken allemaal naar ‘spiritualiteit’, naar een tegenwicht voor de sociale en maatschappelijke processen van alle dag. De bijbel noemt dat de tegenstelling tussen ‘vlees’ en ‘geest’. In Romeinen 8, vs. 1 t/m 17 wordt dat heel mooi uitgelegd, Leest u dat maar eens na… En het antwoord op die opmerkingen van hen die niet zo zeer in de geestelijke erfenis van onze voorouders zijn grootgebracht, maar toch zoeken naar de zin van het leven, naar spiritualiteit en diep in hun hart graag een vast en blij geloof zouden willen hebben, is….’Dat zij toch maar eens een kerkdienst moeten bezoeken!’ Ja, doe dat dan eens meerdere keren en bid om licht, om inzicht en vraag aan God om Hem te mogen leren kennen. Overwin de drempelvrees en stap over die drempel naar binnen in die geestelijke Tempel die Gods Kerk is, omdat in zo’n kerkzaal christenen in de Naam van God samenkomen. En bezie dan die traditie niet door uw eigen ogen, maar bezie het geestelijk met uw ‘geestesoog’, of – anders gezegd – de geheiligde verbeeldingskracht, waarmee we de zaken van Gods Kerk in het juiste perspectief kunnen zien. Probeer het maar eens. Zoek er naar… En dat is wellicht een grote stap! Maar doe het eens, al biddende, en ontdek dat het geloof bergen kan verzetten. Ook bergen van ongeloof en onbegrip. En ontdek de troost, de genade, de blijdschap die je dan ontvangt door Gods zoekende liefde. Zoeken wij Hem?… Hij zoekt ons, terwijl de meeste kans om God te vinden is, daar waar Hij te vinden is; n.l. in de kerk! DAAROM GAAN WIJ NAAR DE KERK. En er is nog zoveel meer. Maar daarover een volgende keer.
Voor de avonddienst! (8) Wie van ons kent niet het gevoel van ‘de avonddienst’, de leerdienst waar de voorganger of predikant dieper op het geloof ingaat? Bij evangelische richtingen is er vaak geen avonddienst, of men komt ’s middags samen vanwege de beschikbaarheid van het (gehuurde) kerkgebouw. Daar is dan weinig aan te doen. Ook nu zijn er nog namiddag- of avonddiensten en we gaan in deze aflevering eens op de betekenis daarvan in. De avonddienst, roept bij jongeren wellicht het beeld op van lange saaie preken waarbij je aandacht verdwijnt. Kleine kinderen zijn er meestal niet en men zit stiller en rustiger in de kerk (de ‘avondkerk’ geheten), dan anders. De voorganger neemt een onderwerp uit de catechismus, en gaat daar dieper op in. Het kan ook zijn, dat uit een profetie van een van Israëls profeten een uitleg wordt gegeven van wat de geestelijke taal van eertijds nu eigenlijk betekent en wat dat ons ook nu ons nog te zeggen heeft. Ook de profetische en diepzinnige boeken als Het Hooglied (het hoge Lied)¸ of de Openbaring van Johannes, kunnen nader verklaard worden. ‘Graven in de Schrift’ wordt dat wel genoemd en voor de toehoorders worden er grote schriftuurlijke schatten en kostelijke waarheden ‘opgegraven’, d.w.z. naar voren gebracht. Moeilijke gedeelten uit de Heilige Schrift worden nader verklaard, in het licht gesteld en tot leven gebracht. Jammer dat, zo hier en daar steeds vaker de avonddiensten worden afgeschaft, want het zijn toch ook vaak mooie diensten waarbij je ook wel wat weg kan dromen. En op de achtergrond de stem van de voorganger die verklaart, die toelicht en in
11 de preek op bepaalde stoffige bijbelgedeelten blaast, ze afstoft, oppoetst en doet glanzen en glinsteren in de volle glorie van Gods Woord! Schaduw en werkelijkheid Want, beste lezers, er zit zo enorm veel rijkdom vervat in de heilige Schrift! Geestelijke rijkdom, die weliswaar verborgen schijnt te zijn, als er maar een ‘uitlegger’ is, zoals de Moorse kamerling verzuchtte. Als je je eens verdiept in wat dan die rijkdom is, dan gaat er een wereld voor je open! De rijkdom van de liturgie, de rijkdom die de Kerk bezit in hetgeen de Schrift leert, dat moet ons blij maken! In de Nederlandse catechismus, zondag 6, bij vraag 19, staat dat alles wat ons door Jezus Christus geschonken is, God door de heilige patriarchen en profeten heeft doen verkondigen en door de offeranden en ceremonieën der Wet heeft uitgebeeld. En dat dit alles ten laatste door Gods eniggeboren Zoon is vervuld. (Als bewijs beveel ik u ter lezing aan de brief aan de Hebreeën, de hoofdstukken 7, 8, 9 en 10 en Joh. 1:17). En dat brengt ons terug naar de Tabernakel- en Tempeldienst onder het oude Israël. Die eredienst van het oude verbond geeft in beelden weer wat in het nieuwe verbond werkelijkheid is geworden. Die schaduwbeelden zijn ‘tot een voorbeeld’, en zijn in en door Jezus Christus in Zijn Lichaam, de Kerk, werkelijkheid geworden. Daar valt zeer veel over te schrijven, maar we beperken ons nu tot de reguliere erediensten op de dag des Heren. De Tabernakeldienst onder het oude Israël kende een dagelijks morgen- en avondoffer, dat op de sabbatdag nog eens uitgebreider werd gevierd (Ex. 29:38-46; Num. 28). Allerlei bekende uitdrukkingen zoals ‘het intredegebed’ (binnenkomen in de omheining van de Tabernakel), verootmoediging en schuldbelijdenis (koperen wasvat), vinden hun oorsprong in de Tabernakeldienst. Ook is in het bij vele predikanten zo bekende ‘Dienstboek’ is opgenomen ‘dat de gemeente van Jezus Christus zich in haar eredienst verbonden weet met Israël’. (blz.5). De gouden kandelaar Een 7-armige gouden kandelaar is het beeld, het type, van de christelijke gemeente (Openb. 2:20), en in het oude Israël werd tijdens het morgenoffer de kandelaar gereinigd (d.w.z. de pitten en de lampen), terwijl bij het avondoffer het licht werd ontstoken. De gouden kandelaar (met een gewicht van bijna 60 kg.) stond in het Heilige, links achter de voorhang (gordijn), terwijl rechts de tafel der toonbroden stond. Die reiniging in het morgenoffer, was de voorafschaduwing van de predikatie in de morgendienst, zoals wij dat mogen vieren. Meestal een lichte onderwijzing, overdenking, vermaning. We krijgen ook wel eens ‘een spiegel voorgehouden’, en dat typeert zeer goed het reinigende karakter van de onderwijzing in de morgendienst. s’Avonds gaat de predikant dieper op de leringen en bijbelse waarheden in. Hij verklaart, licht toe (!) en brengt de onderwijzing op een hoger profetisch niveau. “Gij zijt het licht der wereld” sprak Jezus tot zijn leerlingen en zij moesten dan ook ‘licht’ laten schijnen (Matth. 5:14-16). Wie predikt over de werken van God en over Jezus, die het licht zelve is (Joh. 8 en 9) maakt de gemeente in de avonddienst tot een helder lichtende kandelaar, opdat we daardoor geestelijk mogen groeien en anderen dat zullen gaan merken. Althans; moge alle christelijke gemeentes zulk een kandelaar zijn! Zo is dan het geheim van de avonddienst u bekend gemaakt. En er is nog zoveel meer. Maar daarover een andere keer.
Om te bidden!…(9) We hebben inmiddels al heel wat redenen om naar de kerk te gaan behandeld. Hoog tijd derhalve om eens stil te staan bij het onderwerp ‘bidden’ wat we regelmatig tijdens de kerkdienst doen. Bidden is spreken met God, zegt men dan wel. En we hebben het vrijwel allemaal van kindsbeen af geleerd, terwijl een ieder van ons een persoonlijk gebedsleven heeft, dat zich in de loop van vele jaren heeft ontwikkeld. Bij iedereen is dat weer anders. De een heeft een eenvoudig gebedsleven met aarzelingen en bij de ander heeft zich een vurig en woordenrijk bidden ontwikkeld. Bidden is zo gezien een zeer persoonlijke zaak en het is om die reden ook best te begrijpen dat velen moeite hebben met ‘bidden in het openbaar’. Het voorgaan in gebed!
12 In deze serie over kerkgang, beperken we ons tot het bidden tijdens de kerkdienst. Daar staat dan de dominee hardop te spreken tegen God, terwijl de kerkgangers met de ogen dicht het gebed volgen en meebidden. De ene predikant is een voorstander van het vrije gebed, waarin de woorden ‘uit zijn hart komen’, in woorden die van te voren niet zijn opgeschreven en met hooguit wat namen van zieken op een papier. Een andere predikant houdt zich tijdens de kerkdienst liever aan sobere vaste bewoordingen. Dan gebruikt de voorganger meestal gebeden die we ‘liturgische gebeden’ noemen. Woorden die vaak al eeuwen geleden zijn opgeschreven, aanhalingen uit de psalmen en de profeten van Israël. Gebeden die wel ‘uitgekristalliseerde gebeden’ worden genoemd, omdat ze door alle eeuwen heen beproefd en waardevol zijn bevonden. Hoe het ook zij, voor een ieder die bidt, geldt het grote voorbeeld uit Mattheüs 6, vs. 1 t/m 15. Daarin staat het ‘Onze Vader’ dat toch het mooiste formuliergebed is dat we kennen! En vooral geen omhaal van woorden gebruiken, leert dit Schriftgedeelte ons ook nog. Want – zo staat er – God onze Vader weet wat wij nodig hebben, eer wij het Hem vragen. Maar hoe we ook bidden, stamelend of gloedvol, onze Heer wil dat wij bidden. Het is een vorm van communicatie, en we kunnen niet zonder. Communicatie met de Allerhoogste! Net eigenlijk zoals de meeste mensen van nu niet zonder mobiele telefoon, PC, internet en email kunnen. Voorbede Een van de eerste voorschriften die apostel Paulus aan de Evangelist Timotheüs geeft (1 Tim. 2:1-2) is om smekingen, gebeden, voorbeden en dankzeggingen te doen voor alle mensen, voor koningen en hooggeplaatsten, opdat wij een stil en gerust leven mogen leiden. Die taak vervult de Kerk al bijna 20 eeuwen lang. In de kerk bidden we daarvoor en ook voor de nood in de wereld, voor de zieken, voor alles waar je maar voor bidden kunt. De voorganger bidt om de zegen van God in de voorbede, want het is de voorganger die ook hierin ‘voorgaat’ in het opdragen van de nood van de wereld. De ellende, het onrecht en het verdriet, maar ook de vreugde, de blijdschap en de dankzegging. De predikant brengt de gebeden voor Gods aangezicht, samen met allen die meebidden en meeluisteren. Niet vanwege ons eigen kleine rolletje in het hele wereldgebeuren! Neen, God wil dat wij –de mensen van de kerken – dit doen. Ook hierin dient de kerk Jezus Christus na te volgen. In Hebreeën 8 staat, dat Hij onze hemelse Hogepriester is die voor de Troon van God in de Hemel voor ons bidt en pleit. Dus: Jezus zelf bidt met ons mee! Zoals de kerk deze dienst (liturgie) verricht hier op aarde, zo verricht Jezus die dienst in de Hemel. Ook in die dienst van het gebed is het: “Uw wil geschiedde, gelijk de hemel, alzo ook op de aarde.” Wat een geweldige betekenis krijgt het bidden tijdens de kerkdienst dan, waar in geestelijk opzicht hemel en aarde elkaar ontmoeten! Wat een kracht, wat een vreugde kunnen we dan putten uit het gebed. Hoe ontroerd kunnen we worden tijdens de kerkdienst, zelfs tot tranen toe bewogen! Het bidden is dan niet zo maar een plichtpleging, maar het is een heilige taak van de kerk om voorbede te doen. Jezus, de Christus, de Gezalfde, de Middelaar tussen God en mensen, bidt voor en bemiddelt tussen God en mensen. Willen wij navolgers van Christus zijn, dan dienen wij ook hierin Hem na te volgen. Weer een reden, een heilige reden, om naar de kerk te gaan. En er is nog zoveel meer. Maar daarover een andere keer.
Om te zingen! (10) Een van mijn kennissen die wel eens kerkdiensten op TV bekijkt, vindt het opvallend dat er zoveel gezongen word, maar dat niemand een blij gezicht heeft. Zelf bij de EO op zaterdagavond om 19.00 uur wordt er veelal met tamelijk strakke gezichten gezongen. Ja, daar sta je dan even met de mond vol tanden! We zingen inderdaad heel wat af in de kerk, terwijl de vreugde die we tijdens de kerkdienst ondervinden vaak in ons binnenste zit en een andersoortige blijdschap geeft, dan het amusement wat de wereld ons aanbiedt. Het is vreugde van een andere orde. En wie dat niet zelf ervaart, die snapt dat niet. Dat ‘zingen’ wat we tijdens de kerkdienst doen, zit al in de mens vanaf de een grijs verleden. Dansend om een vuur of
13 een beeld werd er gezongen. In de Joodse en Christelijke godsdienst kennen we de lofprijzing. We ‘loven’ God en we ‘prijzen’ hem. Die twee woorden zeggen eigenlijk hetzelfde, samengesmolten in dat ene woord ‘lofprijzing’. “Is iemand blij? Laat hij lofzingen”, staat in Jacobus 5:13 en in Kol. 3:16 worden we opgeroepen om hetzij thuis of in de kerk ‘elkaar te leren en te onderwijzen met psalmen en lofzangen en geestelijke liederen, zingende de Heere met aangenaamheid in uw hart, “ zoals de Statenvertaling het vroeger al zo mooi vertaald heeft. En dan had je in die eerste tijd van de christelijke kerk nog de gaven en werkingen van de Heilige Geest, dus hoe mooi en wat een wonderlijke harmonie zal dat geweest zijn! Liturgische functie Zonder gezang zou het in de kerk maar een saaie boel zijn! Tijdens het zingen onderwijzen we elkaar, we zingen de lof aan God, maar we zingen ook voor elkaar. We willen – zo daar dankbaarheid is – God daarvoor danken, en we willen alles wat er in ons hart (gedachten) leeft naar voren brengen. Soms zouden we het wel willen uitschreeuwen… van vreugde, van ontroering, van spijt of van verdriet. Al die zaken moeten in de kerkdienst naar voren gebracht worden. Die moeten ‘gezegd’ dan wel gezongen worden, terwijl de voorganger thuis, alleen of samen met gemeenteleden, in z’n voorbereiding liederen uitzoekt die passen bij de verkondiging. Wat we zingen, sluit er bij aan en versterkt de prediking. Dat is de wisselwerking tussen voorganger én gemeente. Zo gezien is het zingen een concrete liturgische functie van groot belang! Het is niet alleen de prediking, doop en avondmaal, de gebeden en de collecten… Het zingen hoort daarbij en neemt een grote plaats in. Een belangrijke taak voor de gemeente! Zo staat het boek der Psalmen centraal in de Bijbel, een boek vol geestelijke liederen met een grote profetische betekenis. En wij zingen ervan. Net als Paulus en Silas die te Filippi vanwege het geloof waren gevangengezet. In de nacht, geboeid en vastgeklonken in een houten blok, baden zij en zongen de lof van God. De andere gevangenen luisterden ernaar, zo kunt u het lezen in Handelingen 16, vanaf vers 19. Zangkoor We zingen tijdens de kerkdienst met z’n allen, of een zangkoor zingt. In het oude Israël waren er ten tijde van het overbrengen van de ark naar Jeruzalem (1 Kron. 15) diverse koren met hun dirigenten, en allerlei muziekinstrumenten. Cimbalen, harpen, citers, trompetten en trommels; wat een vreugde zal dat gegeven hebben! Ook in Ezra en Nehemia, ten tijde van de herbouw van de Tempel, lezen we van zangkoren. Het koor onder leiding van Asaf, telde maar liefst 148 zangers! (Neh. 7:44). Het kerkkoor heeft daarom niet alleen een duidelijk liturgische functie, maar ook een bijbelse grondslag! Wat meer interesse bij jongeren en ouderen voor een koor zou daarom mooi zijn. In de middeleeuwen werd het zingen een ‘klankoffer’ genoemd en Luther, die de gemeentezang een voorname plaats in de liturgie heeft gegeven schreef eens: ‘Böse menschen haben keine lieder’ . De beroemde kerkleraar Augustinus (354-430) bedacht: ‘Zingen is dubbel bidden’. Vast en zeker is zingen van grote waarde en een prachtige taak voor de gemeente. Een vast onderdeel van de liturgie. En we zingen ter ere van God! In de zingende kerk zingen we over alles waarover gezongen kan en moet worden. We zingen “met blijde galmen”, of “jubelend van vreugde”. Alleen kijken we meestal niet zo vrolijk. Maar hoe het ook zij: We zingen! En wie weet zingen de engelen van God in de hemel mee: “Ere zij God!”. De Kerk zingt en er is geen enkele godsdienst waar zo veel wordt gezongen. Het is een unieke zaak, dat zingen in de kerk! Ook daarom gaan wij naar de kerk! En er is nog zoveel meer. Een volgende keer gaan we wat dieper in op ‘liturgie’ en wat dat allemaal inhoudt.
Voor de liturgie (11) We gebruiken vaak het woord ‘liturgie’, zonder te beseffen dat dit woord in vroegere tijden een andere betekenis had, dan heden het geval is. Bij de oude Grieken was liturgie ‘de dienst’ (herendienst) waartoe de burgers van de staat verplicht konden worden. Net zoals voorheen onze verplichte militaire dienst voor jonge mannen. De vertaling voor het Griekse woord ‘liturgie’ is: ‘Dienstbetoon ten bate van de gemeenschap’. Ook de Romeinen kenden het gebruik, dat soms als een grote last werd beschouwd. In de Bijbel is de offerdienst in de tempel te Jeruzalem in het Grieks vertaald met ‘liturgie’ en dit woord komt vooral in het Nieuwe Testament vaak voor als het gaat om ‘dienen’ of ‘dienaren’. Daar waar in Rom. 13:4-6 de overheid ‘dienaresse van God’ worden genoemd, staat er in de Griekse tekst ‘de liturg van God’.
14 In een Engelstalige Bijbel staat er ‘minister’ en zo zien we in ons Nederlandse woord ‘minister’ weer de oorspronkelijke taak van ‘dienaar’ verwoord, die dit hoge politieke ambt heeft. Bij de dienende engelen of geesten waarvan in Hebr. 1, vers 14 sprake is, staat er eigenlijk ‘liturgische geesten’. In de jonge en groeiende Christelijke Kerk worden de priesters (voorgangers) dan ook wel liturgen wel genoemd. Zo is dit woord al eeuwenlang ingeburgerd in het kerkelijk taalgebruik. Liturgie is (was) dan: Het totaal van de handelingen die door de geestelijkheid in de samenkomsten van de gemeente plaatsvinden. Samengevat in enkele woorden is dat: zingen, schriftlezing, prediking, gebeden, met als hoogtepunt de eucharistie- of avondmaalsviering. Daar komen we op een andere plaats nog op terug. Volgorde van dienst Vanaf de reformatie betekent liturgie eenvoudig: de orde (volgorde) van de kerkdienst, terwijl de grote kerkhervormers uit die tijd vele ingrijpende wijzigingen in de (RK) liturgie hebben aangebracht. De prediking werd belangrijker en het offerkarakter van de Roomse mis er uitgehaald. Nadruk werd gelegd op de communie van de gelovigen door het ontvangen van brood én wijn. Maarten Luther heeft nog het meest vele gebruiken van de middeleeuwse kerk bewaard, maar Zwingli en Calvijn zijn veel verder gegaan. Zo is het altaar vervangen door een eenvoudige stevige tafel. De liturgie van Calvijn heeft via de belangrijke gereformeerde theoloog Petrus Datheen (1531-1588) grote invloed uitgeoefend op het gereformeerd protestantisme in Nederland. Achteraf bezien hebben de vele vernieuwingen en veranderingen uit de tijd van de kerkhervorming veel overhoop gehaald dat nu openlijk (of in stilte) wordt betreurd. En de rijkdom van een verantwoorde liturgie, geënt op de H. Schrift én de goede zaken vanuit de kerkhistorische gang van de liturgie door alle eeuwen heen, wordt nu ‘herontdekt’. Het bovenstaande geeft al aan, dat de liturgie meegroeit met de tijd en dat weliswaar “alle verandering geen verbetering is”, maar er mag best wel eens iets nieuws uitgeprobeerd worden. Je kunt niet eeuwenlang precies dezelfde handelingen verrichten zonder je ooit eens af te vragen wat nu zinvol is, en wat niet. Rondgang… Op een verantwoorde wijze; dat wel! Maar zeker is, dat enerzijds de vroeg-christelijke kerk gebruiken en vormen voor de eredienst heeft overgenomen uit de riten van de Joodse synagogen. Anderzijds had men in die begintijd de getuigenissen door de gaven van de Heilige Geest, waardoor profeten of profetessen onder onmiddellijke aandrang en aandrijven van de Geest spraken. Zo werd dan wel de volgorde van de dienst onderbroken en gaf elke dienst weer de nodige verrassingen. In 1 Kor. 14 en op diverse plaatsen in het boek Handelingen staat daarover de nodige informatie te lezen. Maar er werd al snel de behoefte aan een ‘liturgie’ gevoeld en dat is ook wel begrijpelijk. Toch is (en vooral in de Rooms-Katholieke Kerk en Anglicaanse Kerk) de volgorde van de dienst -of liturgie- verweven met de Joodse Tabernakel- en Tempeldienst. Een vuistregel is: ‘Wie in z’n gedachten de weg weet in het heiligdom van Israël, die heeft de basiskennis van de liturgie onder handbereik’. En daar mag best van afgeweken worden, maar het drempelgebed, de bede om vergeving, de voorbeden, de avondmaalsviering, zijn terug te vinden in die oude tabernakeldienst. In geestelijke zin weliswaar, maar het grote en mooie geheim van de liturgie is toch dat wat we delen met de eredienst van het oude Israël. En daar is nog veel meer over te vertellen, want de liturgie is zo oud als de kerk is. Een volgende keer nog meer informatie over ‘liturgie’. Bij dit 12e onderwerp of ‘reden’ zal een artikel ingelast moeten worden over de uiteengegroeide kerkdienstbeleving tussen de traditionele kerken en de meer evangelisch gerichte kerken en gemeenschappen.
(12) Voor de liturgie, deel II, In de vorige aflevering eindigden we met de constatering dat de liturgie zo oud is als de Kerk. In dit vervolg maken we wel een keuze uit de veelheid van informatie, want er is erg veel over te schrijven. Zo zien we met zon- en feestdagen ook diverse kleuren in de kerk. Bij steeds meer protestantse kerken hangt over de avondmaalstafel en vanaf de kansel een kleed in wisselende kleuren. ‘Antependium’ heet dat kleed en ‘ante’ is latijn en betekent ‘voor’. Er staat eigenlijk ‘voorhangsel’. De vraag rijst dan: wat hebben die verschillende kleuren te betekenen? En dan is het antwoord: ze hebben te maken met de tijd van het kerkelijk jaar. We vieren nu eenmaal, in navolging van Israël, van tijd tot tijd verschillende feesten in de kerk. En zijn
15 er daarnaast nog gedenkdagen en bijzondere tijden. Niet ieder kerkgenootschap volgt hierin de oude traditie, maar het is goed te weten hoe het in vele kerken wordt beleefd. Gezin De kerk is als een gezin. En je hebt in elk gezin een kalender met verjaardagen, trouwdag, enz. Bij een feest hoort een bloemetje en slingers in allerlei kleuren. Zo ook in de feestelijke kerk. Daar is niets op tegen! Neem nu om te beginnen de advent, de vier zondagen voor kerst. Advent = komst. Het geeft aan het verlangen naar de komst van Christus en Zijn Rijk. Paars is in die tijd de kerkelijke kleur, het beeld van gezag en waardigheid, maar ook vanwege het karakter van die tijd: bezinning, inkeer, boete en berouw. Het is de tijd waarin we zingen: “Hoe zal ik U ontvangen, hoe wilt Gij zijn ontmoet?” Vanaf kerst t/m de zondag nabij 6 januari is de kleur ‘wit’. Daarna – tot aan de 40 dagentijd – is het groen. Dan zien we opnieuw paars in de kerk, de inkeer, boetedoening, passend bij de lijdenstijd. Ook dragen de zondagen in de vastentijd oude latijnse namen die meestal ontleend zijn aan psalmen of aan de profetenlezing van die periode. Zondag 30 maart ’03 bijvoorbeeld hoorden we de naam ’laetare’ en dat betekent ‘zich verheugen’ naar aanleiding van Jesaja 66, vs. 10 ‘Verheug U, Jeruzalem’. Maar het is nuttig, om dat eens nader verklaard te krijgen. 1 Paasfeest Pasen begint eigenlijk al op de avond van de Witte Donderdag. Die naam stamt waarschijnlijk af van het oude (RK) gebruik om het altaar op die dag te bedekken met een wit kleed. Deze donderdag is dan ook bij uitstek de dag om het Heilig Avondmaal te vieren. Net als Jezus en zijn discipelen de zo bijzondere Pesachviering hielden op de avond van voor de dag van de kruiziging. De gewoonte in kerken om op Goede Vrijdag (goed = ‘sanctus’ dat ‘heilig’ maar ook ‘goed’ betekent) het Avondmaal te vieren is pas ongeveer twee eeuwen oud. Voor die tijd werd vrijwel nergens het H. Avondmaal op die dag gevierd. Op Goede Vrijdag is er een sobere liturgie, en de kleur is zwart of hooguit paars. Het licht van de paaskaars wordt niet ontstoken. Met het Paasfeest is de kleur weer wit. De Paasmorgen is het hoogtepunt van het feest van de opstanding. Een blij feest met een nieuwe kaars. Ook daarna blijft de liturgische kleur nog even wit om daarna ‘rood’ te worden. Pinksteren komt, het vuur van de Heilige Geest. Dat wordt gevierd, hoewel vergeleken met het eerste Pinksterfeest en de tijd daarna – ons nog wel een en ander ontbreekt. De zondag na Pinksteren is de kleur weer wit. Het is dan ‘Zondag Trinitates’, de dag waarop de kerk de drievuldige God dankt voor alles wat geschonken is. Daarna breekt een tijd zonder feesten, maar wel met de kleur groen aan; teken van groei en leven. Teken van de grote zomer die eenmaal komen zal. Tot het weer Advent wordt. Zout! Zo is er in de liturgie (de dienst) na 2000 jaar christendom veel ontstaan en bijgekomen, wat heus niet allemaal in de bijbel staat. Maar het is eeuwenlang zo gegroeid en beproefd. Het maakt deel uit van dat grote geestelijke spel dat we ‘liturgie’ noemen en dat door voorgangers, gemeenteleden en musici gespeeld word. In dat geestelijke spel kunnen we soms geheel opgaan vooral als we de regels, de volgorde kennen. De befaamde theoloog ds. A.A. van Ruler schreef eens: “De kerkdienst is als het ‘zout’, het kruidige, op ons godsdienstig leven. Wie bewust niet meer naar de kerk gaat, staat in feite op een smakeloos dieet. Hij of zij mist het zout in het leven. DAAROM GAAN WE NAAR DE KERK. En er is nog zo veel meer… N. van Kooten
Voor het kerkgebouw?… (13) Dit keer eens een reden met een vraag. Want mensen hechten zich soms zo aan het vertrouwde gebouw waar men gewend is ter kerke te gaan, dat men liever niet in een ander gebouw naar de kerk wil gaan. Dat is niet ‘de eigen kerk’, en dan gaat men maar niet. En daar gaan we nader op in met het volgende voorbeeld… De woonplaats van de schrijver is niet ver van Breukelen in de provincie Utrecht. En wie in Breukelen – bijvoorbeeld tijdens de jaarmarkt in juni - rond de Pieterskerk (NH) bij de Kerkbrink wandelt, moet eens letten op het aardige gedicht dat boven de toreningang in een groot blok steen is 1
16 gebeiteld. De oude toren was in 1702 na een zuidwester storm ingestort, en de eerste steen voor een nieuwe toren werd gelegd door Anna Pergens, vrouwe van Nijenrode. Zij had een groot bedrag voor de herbouw geschonken en haar naam leeft nog voort in Breukelen in de straat die haar naam draagt. Het gedicht luidt als volgt: Vrouw Pergens ijver voor Gods Kerk, Ley hier den eersten steen voor ’t werk. Gij, die dit nieuw gebouw aanschouwt, vergaap u niet aan steen of hout. Maar treedt met een Godvruchten zin, Vernieuwd van moed, deez Tempel in. Leg hier uw oude zonden af, zoo vindt ge leven bij het graf! Wat is hiervan nu de moraal?… Welnu, het volgende: Is het gebouw waarin de kerkdienst plaatsvindt, nu zo belangrijk voor de beleving van de kerkdienst? Anders gezegd: Is het eigen kerkgebouw nu echt zo belangrijk voor uw geestelijk leven?… Het antwoord is ’nee’! Vergaap u niet aan steen of hout, beitelde de dichter uit Breukelen in het steen en hij bedoelde daarmee, “daar gaat het niet om in de kerk!” Neem nu bijvoorbeeld het verschil tussen de diverse soorten kerkgebouwen in oud en modern en alles wat daar tussenin zit/ Wie in een oude Dorpskerk ter kerke te gaan, die voelt intuïtief aan dat daar generaties lang mensen hebben gebeden en gezongen en God hebben gediend. En dat doet je wat! Er hangt een sfeer die moeilijk onder woorden is te brengen. Toch gaan velen graag naar een onder fraaie architectuur gebouwde moderne kerk, want we kerkt in een nieuw gebouw, die is gewend aan goede mogelijkheden voor kindernevendienst en extra zaaltjes. Maar dat zegt in feite niet zo veel! Want wie de oude kathedralen in verre landen bewondert, die weet toch ook wel dat, ondanks al die schoonheid en pracht van de oude kerkgebouwen, Onze Lieve Heer niet woont in gebouwen van steen en hout, maar Hij wil in ons wonen! Want – zo leert Johannes 14, vs 23 – ‘Wie Mij liefheeft, zal Mijn woord bewaren en Mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en bij hem wonen’. En in Efeze 3, vs 17 staat heel eenvoudig, dat Christus door het geloof in ons hart woont. En veel andere Schriftplaatsen kunnen hier aan toegevoegd worden. Hij ‘in ons’ en wij ‘in Hem’. Dat is een geweldige en rijke ervaring! Dan doet het gebouw der samenkomst er toch niet zoveel aan toe? Vergaap u niet… aan steen of hout, want de Kerk? Dat zijn wij zelf!… De Kerk wordt door ons gevormd, en – naar Luk. 17, vs 21 -: “Het Koninkrijk Gods is bij U (of is ‘binnen’ U…). En daar is in feite nog heel veel over te schrijven, maar één ding moge duidelijk zijn. Wij tezamen vormen ‘de kerk’, en de plaats van samenkomst is niet meer of minder dan wat die naam aangeeft. God wil ook daar aanwezig zijn, zelfs waar maar twee of drie in Zijn Naam samenkomen. Dus; vergaap u niet aan steen of hout, maar kom tezamen om God te zoeken en misschien wel de werking van de Heilige Geest te mogen ervaren. Ter versterking van ons geloof en om de Maaltijd van onze Heer te vieren. Hij is het ware Brood! Ook daarom gaan wij naar de kerk. En er is nog zoveel meer. Maar dat volgt een andere keer…
Omdat we een gemeenschap vormen (14) Eigenlijk had de titel van dit hoofdstuk moeten luiden: “Voor de dominee en de overige ambtsdragers”, maar dan denkt u wellicht dat we ‘voor de dominee’ naar de kerk moeten gaan, omdat die teleurgesteld is als er weinig mensen zijn. En – hoewel ze het fijn vinden als u komt -, u komt niet speciaal voor de predikant. Hooguit omdat u bij deze of gene predikant graag onder zijn gehoor mag zijn. Daarom gaan we op bovenstaand opschrift nu maar eens nader in…
17 Bouwwerk We komen in een kerkgebouw samen. Als gemeente. Met elkaar en voor elkaar en we zoeken God in gebed, gezang en het horen naar Zijn Woord. En binnen het kerkgebouw vormt de gemeente – dus U en wij allemaal – ook weer een gebouw. Een geestelijk bouwwerk maar dan op gemeentelijk niveau, zoals het staat in de bekende tekst uit de 1e brief van Petrus, hoofdstuk 2, waarin de gelovigen wordt gezegd dat zij zich als levende stenen moeten laten gebruiken voor de bouw van een geestelijk huis. Het is dat gebouw, waarvan Jezus Christus de hoeksteen of ‘sluitsteen’ is zonder welke het hele gebouw in elkaar zou storten. Het is Zijn Lichaam, de wereldwijde gemeente van gelovigen. En – in het klein – de plaatselijke gemeente. Maar in vele kerken zien we pilaren en balken. En in elk gebouw ja tot zelfs in de kleinste schuurtjes toe, heb je steunbalken en planken nodig, net zoals in het menselijk lichaam het geraamte nodig is om steun en vastheid te geven en het lichaam daardoor ook bewegingen kan maken. Die balken ter ondersteuning zijn er ook in de kerk. Zo zegt de H. Schrift bijvoorbeeld al van de apostelen Jacobus, Petrus en Johannes dat zij als (steun)pilaren in de Gemeente waren (Gal. 2:9). Krachtige, betrouwbare bestuurders, dat zijn zulke ‘pilaren’, zoals ook in de Openbaring aan Johannes (hoofdstuk 3:12) aan degenen die allerlei verzoekingen hebben overwonnen de belofte wordt gegeven ‘dat zij tot pilaren in Gods Huis zullen worden gesteld’. Ook de Tabernakel van het oude Israël in de woestijn, kende pilaren en balken (evenals de latere Tempel te Jeruzalem) als voorbeeld (schaduwtype) van de Kerk van Christus. En de wijsheid van de Eeuwige, de Schepper van al wat leeft, heeft gezorgd voor een verbazingwekkende getalsmatige overeenkomst tussen die ‘Tent der samenkomst’ en het geraamte van ons menselijk lichaam! Dat zou geen mens uit zichzelf kunnen verzinnen!… Beenderen en vlees Want het is niet zó maar, dat de Eva uit het paradijsverhaal werd geschapen uit een rib van die eerste mens, de Adam. In de bijbelse beeldspraak wordt Christus ‘de tweede Adam’ genoemd (1 Kor. 15:45). Trekken we die beeldspraak door dan is er ook een tweede Eva, namelijk ‘de Bruidsgestalte’, de vrouw, de Kerk van Christus. Want voor de Kerk is Christus ‘de hemelse Bruidegom’! Daar zien we dan weer -profetisch geziende beenderen terug als ambten. Want bij het stichten van een gemeente, zijn er eerst zendelingen, evangeliewerkers en voorgangers. Dan komen er tot het geloof bekeerde mensen. Zij komen ‘in de kerkdiensten’. En wij komen dus ook in de kerk voor de ambtsdragers, want de ambten zijn als het ware het skelet, het geraamte van dat lichaam. Dat maakt de kerk tot een instituut en de bijdrage van gelovigen, van de gemeenteleden in dat lichaam is dat zij (wij dus) dit helpen verwezenlijken door met de ambten samen een gemeenschap te vormen. Want dat raamwerk, dat geraamte, wordt door de gemeenteleden vorm gegeven door als ‘vlees’ om dat geraamte heen te zitten. Want een skelet zonder lichaam is alleen maar een geraamte. Een dood (voormalig) lichaam! U en ik (als kerkgangers) moeten ervoor zorgen dat er een lichaam van vlees en bloed omheen zit, zodat het er mooi en goed uitziet! Dus gaan wij naar de kerk óók ter wille van de voorganger, de ouderling en de diaken. Dan pas kunnen zij functioneren, want hoe zouden ze dan kunnen doen zonder gemeenteleden? Zonder de gemeenteleden zou het in de kerk maar een dooie boel zijn! Daarom hebben gemeenteleden deel aan die structuur van het lichaam dat ‘de kerk’ in feite is. OOK DAAROM GAAN WIJ NAAR DE KERK. En er is nog veel meer over te zeggen, zodat we in een volgende afleveringen nog eens op de ambten in de kerk zullen ingaan.
Afl. 15 ‘Omdat we een gemeenschap vormen (deel 2)’ In de vorige aflevering hebben we gezien hoe de gemeenteleden én de ambtsdragers samen de gemeente vormen. Er is daarnaast nog wel meer wat verduidelijkt kan worden… In het vorige hoofdstuk behandelden we ‘de kerk’ als dat geestelijke huis, met z’n levende stenen planken, balken en steunpilaren (1 Petr. 2) En er zijn nog andere schriftplaatsen dat de Kerk een (geestelijk)
18 bouwwerk is. En in de gemeente is de kerkgang – dus het bijwonen van de erediensten – toch de meest duidelijke inbreng van de gelovigen. Net zoals je in een bedrijf, een directie hebt en managers, chefs of alle soorten van werknemers, zo ook in de kerk verschillende functionarissen. Alleen is het in de kerk net andersom dan in het bedrijfsleven; in de kerk zijn het de gemeenteleden die ‘zich laten dienen’. Terwijl de dragers van een ambt in de Bijbel ‘dienaren en dienaressen’ genoemd worden (lees maar eens Luk. 22:27). In dit geheel is Christus het hoofd van zijn Lichaam, dat de – wereldwijde - Kerk is. Bestuur In het menselijk lichaam is het zo geregeld dat alles wat we doen via het hoofd (via de hersenen) aangestuurd wordt. Zo ook in de Kerk van Christus en in het klein in de plaatselijke gemeente. Ook daar bestuurt onze Heer Zijn gemeente, weliswaar door middel van de ambten, bedieningen en gaven, maar in feite altijd namens Hem en in zijn Naam. “Uit Hem vloeien alle krachten” zingen we in Gezang 464. Waarmee maar weer eens is gezegd, dat bij alle zorgen voor de instandhouding van een leefbare gemeente die bloeit en groeit, we toch altijd het vertrouwen in de macht en leiding van Jezus Christus moeten behouden. Wie dan ook een ambt aanvaardt in de kerk, levert een bijdrage aan het functioneren van de gemeente. Want in dat ‘Lichaam’ (de kerk) hebben gemeenteleden allerlei taken en functies te vervullen in diaconaat, pastoraat, zending, jeugd- en jongerenwerk, en ook de kerkvoogdij. En laten we de belangrijke bijbelse taak van ‘helpers’ niet vergeten. 1 Kor. 12, vs. 28 noemt die ‘helpende handen’ duidelijk als een door God gegeven gave, zodat het Lichaam leeft en de kerk kan functioneren zoals het behoort. Roeping Er moeten regelmatig mensen gevonden worden, die hun ‘gave’ of talenten in dienst van de gemeente willen stellen. En wat tijd en energie! Of denkt u dat u niet geschikt bent?… Weet dan dat het altijd maar voor een aantal jaren is en daarna stapt u er weer uit. Het ambt blijft, maar mensen stromen in en uit. De vraag aan u is: Wat kunt U voor de gemeente betekenen?… Wie weinig tijd heeft, doet wat minder dan hij of zij die over meer vrije tijd beschikt. Maar vele handen maken licht werk, en het is toch in wezen een eer om in de gemeente van Christus een taak te mogen vervullen?... Het bevestigingsformulier spreekt over ‘roeping van Godswege’ en dat woord roeping kan twijfel oproepen. Niet iedereen heeft een persoonlijke boodschap door Gods Geest ontvangen, zoals Aäron (Ex. 4:13-17 + 27; Hebr. 5:1-5). Wie weet stellig en zeker dat God je geroepen heeft?… Maar eerder schreven we over de stenen en andere onderdelen van dat Godsgebouw’(1 Petr.2) dat we met z’n allen vormen. En die gemeente, die roept u van Godswege. In vers 9 worden al degenen die dat geestelijke Huis vormen, aangesproken met: “Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk Gode ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht”. In die machtige roeping delen we allemaal een stukje mee en wanneer men vanuit een christelijke gemeente gekozen en gevraagd wordt, om dienstwerk te verrichten, dan ben je stellig daartoe geroepen! We zijn verantwoordelijk voor elkaar en ook voor het functioneren van de gemeente. Belangrijk voor het dragen van ‘een ambt’ is, dat zowel de dominee, als de ouderling en de diaken, gelijkmatig ambtsdrager zijn. Er is in feite geen hoger of lager. Er is geen meer of minder. Alle drie de ambten zijn organen in het Lichaam van Christus. En – los gezien van de predikant – kan de ene ambtsdrager een universitair geschoolde wetenschapper zijn en de ander haalt het huisvuil op, dat maakt voor de ambtelijkheid van hen geen enkel verschil. Laten we zo gezamenlijk de kerkdienst beleven. En moge er met het bovenstaande in het achterhoofd een rijker geloofsleven ontstaan en een verdieping van de kerkgang. En er is nog zoveel meer. Maar daarover een volgende keer.
19
(16) Omdat het zondag is… We hebben zo langzamerhand vele facetten van de kerkgang en ‘de kerk’ behandeld, maar nog niet de dag waarin de kerkgang in het middelpunt staat, n.l. de zondag! Met die naam benoemen we de rustdag, als één van de zeven dagen van de week. Uiteraard wordt de Joodse sabbat op zaterdag gevierd, maar het is goed te verdedigen dat de zegeningen van het vierde gebod ook doorwerken in de christelijke zondag. Die rustdag vindt z’n oorsprong in Genesis 2:1-3, waar God na zes dagen van scheppingswerk rustte op de zevende dag. En God zegende en heiligde die rustdag. Zo gezien is de rustdag een goddelijke instelling. Via Mozes en Israël is zij tot ons gekomen en deze rustdag is een van de meest kostbare geschenken, welke de mensheid aan Israël te danken heeft. Maar nog meer aan God, die immers als eerste rustte na zes dagen van werk? God Zelf is begonnen met de sabbat te vieren… Toch was het in de maatschappij van toen onvoorstelbaar! Één dag rust voor iedereen, óók voor het personeel?… Dat was schokkend! Arbeid werd door menigeen als iets minderwaardigs beschouwd, dat je maar al te graag aan slaven overliet. Als er heden geen rustdag gehouden zou worden, dan waren alle dagen gelijk. Op werkdagen gaan we naar ons werk of school en we hebben nu de zaterdag veelal als extra vrije dag, maar het merendeel van de werkende mensen rust op zondag van al het werk. Vanaf het moment dat er een christelijke staat kwam (in het Romeinse rijk vanaf keizer Constantijn (288-337) waren er regels en wetten ten behoeve van de zondagsrust. Het is betreurenswaardig dat in deze tijd zo aan de zondagsrust wordt geknaagd. Wie eens op zondagmorgen in het centrum van Amsterdam vertoeft, die schrikt vanwege de drukte en geraas van verkeer en mensen. Winkels zijn open, er wordt gekocht en verkocht en er is geen verschil meer met een werkdag. Dat is voor iemand die zulks niet gewend is, een ontluisterende ervaring! Ontspanning Voor christenen (degenen die dat proberen te zijn) ligt in het vieren van de zondag, een element van ontspanning. En de kerkgang is het middelpunt van de zondagsviering, evenals de gang naar de synagoge op de zaterdag het is voor de gelovige joden. Lees eens Jesaja 58, hoe God wil dat de mensheid de rustdag viert, dan gaat er voor de lezer een wereld open en is alle zucht naar strenge regels niet te plaatsen. Het leven van alledag heeft iets zenuwslopends en de boog staat soms de hele dag door gespannen. Werk, studie, school en gezin (en kerkelijk werk) vergen veel van ons, maar op zondag ontspant zich dat. En wij rusten – in navolging van God – met Hem mee in het vieren van die rustdag. Daarvoor is de zondag ons gegeven: om Gods goedheid te mogen proeven. De eerste christenen kwamen tezamen op de eerste dag der week en herdachten de opstanding uit de dood van Jezus. Want Hij heeft voor ons geleden, de schuld is verzoend, de dood is overwonnen en de gelovigen mogen zich met Hem mee gekruisigd en met Hem gestorven weten. Maar ook met Hem als nieuwe mensen in de wedergeboorte - opgestaan en ons daarover verheugen en genieten, juist op die rustdag die wij eigenlijk moeten vieren als een groot feest. Maar waar kan dit feest anders gevierd worden dan in de kerk? We kunnen het toch niet alleen vieren in de vrije natuur, in gedachten tijdens een wandeling of fietstocht? We kunnen de rustdag toch niet vieren zonder de boodschap van dat evangelie te horen en er in de liturgie aan mee te doen?… Dat staat centraal! Het werkt door… Die boodschap horen we in de kerkdienst en is niet alleen voor die dienst bestemd. Het is zoals het eens door een predikant is gezegd: We zitten niet alleen in de kerk om een uurtje die boodschap aan te horen, maar ook om dat gehoorde de hele verdere week uit te dragen en in de praktijk te brengen. Je omgeving, collega’s, buren en kennissen moeten dat in feite aan je kunnen merken. Namelijk dat je als gelovige gewend bent om de zondag te vieren. Niet zoals in de Joodse regelgeving, maar in de vrijheid waarmee Jezus Christus ons van die wetsregels heeft vrijgemaakt. Want het is Jezus die zei (Markus 2:27): “De sabbat is gemaakt om de mens, en niet de mens om de sabbat” (Mark. 2:27). In dit licht gezien, is het houden van de zondag geen zware last, maar een uiterst licht juk. Voor de Joden is de ‘shabbath’ een sterke samenbindende factor. Moge die invalshoek ook blijven gelden voor de christenen en de kerkdiensten als stralend middelpunt van viering hun aantrekkingskracht niet verliezen. En er is nog zoveel meer…
20
Voor de muziek!…(17) In aflevering nr. 10 over ‘zingen’ eindigden we met de zin: “Het is een unieke zaak, dat zingen in de kerk!” Nu is er dan een vervolg, omdat er nog zoveel over te schrijven is. Want niet alleen het zingen is uniek, maar naast onze stem waarmee we zingen, wordt muziek gebruikt om ons in stemming te brengen, of om er gewoon naar te luisteren. Kijken we naar de grondtonen van een melodie, dan ontdekken we weer wonderlijke cijfermatige samenhang tussen de dingen van het Koninkrijk van God. Er zijn 12 grondtonen binnen een octaaf (denk aan de 7 witte en 5 zwarte toetsen op piano of orgel) en als we de noten van één toonsoort spelen, komen we er 7 verschillende tegen. Want de 8ste voltooit de melodie doordat deze hetzelfde klinkt als de 1e , maar dan een octaaf hoger. Muziek raakt het gemoed, het hart, van mensen en dwars door al onze bezigheden en gedachten heen kunnen enkele tonen van muziek ons in een andere stemming brengen. Zo zien we - om bij de bijbel te blijven – dat de aan depressies lijdende Koning Saul door het snarenspel van de jonge David verlichting kreeg van zijn klachten (1 Sam. 16: 23). En toen Joram, koning van Israël, de profeet Elisa wilde raadplegen om via hem de wil van God te vernemen, vroeg Elisa om een citerspeler. Het snarenspel op de citer was nodig om Elisa in (G)geestesvervoering te brengen. Want:“toen kwam de hand des Heren over hem” lezen we in 2 Kon. 3:15. Trillingen… ‘Alles wat adem heeft, looft de Heer’… Deze woorden komen uit het laatste vers van psalm 150, de lofpsalm uit het boek vol liederen, waaruit de joden zongen op weg naar de feesten in de tempel te Jeruzalem en bij de tempeldienst zelf. Het woord dat hier voor ‘adem’ is gebruikt, is hetzelfde als we lezen in Gen. 2:7, waar we vinden dat God de levensadem in de neus van de mens blies, waardoor deze tot een levende ziel werd. In feite blies God ‘geest’ in de mens. Het Griekse woord voor Geest is ‘pneuma’, dat ook vertaald kan worden met ‘adem’ en ‘levenskracht’. Wie metterdaad zo vervuld zou kunnen zijn van de Heilige Geest, die kan het uitjubelen en zingen van geestelijke vreugde ‘in psalmen, hymnen en pneumatische gezangen’. Dat doen we met de mond of we gebruiken muziekinstrumenten, die de ons omringende lucht in trilling brengen, waardoor het geluid ontstaat. In die trillingen ontstaan melodie, harmonie en ritme. ‘Mijn hart trilt van blijde woorden, ik draag mijn gedicht een koning voor, mijn tong is de stift van een vaardig schrijver’. Zo begint Psalm 45 en zo zien we hoe God in woorden en muziek, ons behulpzaam is om in de vreugde van de H. Geest te mogen delen. Pinksterkerk In de al eens eerder aangehaalde tekst uit Efeze 5:18-19, roept de apostel Paulus ons op vervuld te worden met de Geest, en (zo vervolgt hij): ‘spreekt onder elkander in psalmen, lofzangen en geestelijke liederen en zingt en jubelt de Here van harte!’. Het spreekt vanzelf dat we in feite dit niet kunstmatig kunnen opwekken. Het spreekt ook vanzelf dat we met blijdschap zingen. Als je niet blij bent, dan zing je meestal niet. De minister van financiën van Ethiopië ‘reisde zijn weg met blijdschap’ nadat hij door Filippus gedoopt was (Hand. 8:39). En de dienaren en gemeenteleden te Jeruzalem verheerlijkten God toen zij hoorden dat Gods Geest over Cornelius en de zijnen was uitgestort (11:18). En evenzo te Ikonium (13:52), terwijl het zelfs is voorgekomen dat de plaats van samenkomst scheen te bewegen en alle aanwezigen vervuld werden van de Heilige Geest en men vrijmoedig sprak over de boodschap van God (Hand. 4:31). U zult nu misschien denken: ‘Het lijkt wel de pinkstergemeente!’ En daar heeft u een beetje gelijk in, want de gemeenten in die eerste tijd van de christelijke kerk waren allemaal pinkstergemeenten. Als apostel Paulus in 1 Kor. 14 de gemeente onderwijst betreffende de gaven van de Geest, dan schrijft hij in vs. 26 (NBV): ‘Wanneer u samenkomt, draagt iedereen wel iets bij: een lied, een onderwijzing, een openbaring, een uiting in klanktaal of de uitleg daarvan’. Veel valt hierover te schrijven, maar we zien dat ‘het lied’ als eerste genoemd wordt. En daar gaat het in dit stukje om! In tijden van opwekking en vernieuwing worden liederen geschreven en muziek gecomponeerd om de Heer te loven en te prijzen. Terwijl dit alles is tot eer van God, de Vader, de Zoon, en de Heilige Geest. DAAROM GAAN WIJ NAAR DE KERK, waar het zingen en muziek maken terecht een grote plaats inneemt.
21
(18) Voor de preek… Hoewel kerken zouden er in ons land zijn? Vermoedelijk, met de vele vergaderlokalen en –zaaltjes erbij gerekend, minstens 5000. Dan is het nog maar een ruwe schatting en tellen we de synagogen, tempels en kapellen gemakshalve niet mee. Er wordt elke zondag gepreekt en daar worden tevoren toespraken voor bedacht en geschreven door al die vele duizenden voorgangers, die - behalve schriftonderzoek, gebed en geloof - er ook veel tijd in moeten stoppen. Want preken doe je niet zomaar. Het is een goede zaak, dat niet iedereen zo maar een preek mag houden, maar dat er een goede opleiding en scholing aan voorafgaat. Want het gaat om de verkondiging van het evangelie en dan is er al gelijk de vraag: Wat is dat dan? En als je dan leest, studeert en weet wat die blijde boodschap van God is, moet dat verwerkt worden in een voordracht. Er moet iets met de toehoorders gebeuren, zodanig dat het gesprokene na afloop in je gedachten blijft hangen en ‘iets doet’. Niet goed te verklaren is het, waarom we sommige preken ons na jaren nog kunnen herinneren, terwijl zovele andere preken schijnbaar totaal in de vergetelheid zijn weggezakt. Wat is dan het geheim van zo’n indrukmakende preek? Daarbij komt nog dat kritiek o zo gemakkelijk te geven is, maar kan het toehorende gemeentelid het dan beter?… Een predikant is vaak al blij als een toehoorder na afloop de kern van de preek nog kan reproduceren. Daarom gaan we nader op de fenomeen ‘preek’ in, want in een eredienst zonder Heilig Avondmaal is de preek toch wel een liturgisch hoogtepunt. De preekstoel Het woord ‘preek’ komt van het Latijnse woord praedicare dat ‘openlijk verkondigen’ betekent en daarmee is de aanduiding ‘predikant’ ook weer eens nader verklaard. In de Algemene Kerk van voor de reformatie zat de bisschop op z’n bisschoppelijke zetel en vanaf die fraai versierde grote stoel preekte hij. Vandaar de naam ‘preekstoel’, die na de hervorming is blijven voortbestaan, terwijl de predikant nu staande preekt. ‘Kansel’ komt van een Latijns woord dat ‘hekwerk’ betekent. In die vroege kerk zat namelijk de priester op zijn zetel, die in het koorgedeelte stond vlak bij het koorhek dat het koor afsloot. Bij de grotere kerken kwam de bisschop of pastoor steeds verder naar voren om verstaanbaar te blijven en er werd een verhoogde lezenaar aangebracht bij het hekwerk dat het koor afscheidde van de rest van de kerkruimte. In het spraakgebruik werd zo’n preekstoel de ‘kansel’ genoemd, terwijl de kerkgangers in de dorpskerk te Maarssen nog een stuk van het vroegere hekwerk in gerestaureerde staat kunnen bewonderen. Het staat tegen de wand tussen de deur van de kooruitgang en de deur naar de consistoriekamer. Verkondiging Na de kerkhervorming werd in de afgescheiden protestantse kerken de mis niet meer opgedragen en steeds meer werden stoelen en banken rond de kansel – of preekstoel – gegroepeerd. Zoveel mogelijk werd vanwege de verstaanbaarheid de kansel ergens in het midden van de kerk geplaatst, maar ook ontstond zo de protestantse gemeente, die vergaderde rondom het geopende Woord van God. Want er ligt altijd een opengeslagen bijbel op de kansel. Een waardevol gebruik, dat niet mag verdwijnen! Al met al werd de verkondiging van het evangelie, de preek, steeds belangrijker. De voorganger was niet langer allereerst ‘pastoor’ (pastor, herder), maar vooral ‘predikant’, de man (of nu soms ook wel de vrouw) die de preek moet houden. Erediensten werden vroeger ook al aangekondigd als ‘preekbeurten’, alsof er niet veel meer in een kerkdienst gebeurt, dan dat er gepreekt wordt. Het houden van een preek is moeilijker dan we vermoeden. Wij kennen de West-Europese Nederlandse cultuur en die is geheel anders dan bijvoorbeeld de cultuur van de Papoea’s of die van de mensen in Afrikaanse landen. Wij hebben bepaalde woorden en denkbeelden tot onze beschikking die andere culturen niet hebben, en omgekeerd. Zo komen we op de taal, want we kennen de Bijbel in vele vertalingen. En al die vertalingen worden in de loop der tijd weer aangepast of er komt een nieuwe vertaling. Een liefhebber van de Statenvertaling kan – door alle aanpassingen- de allereerste uitgave van de SV nauwelijks meer lezen. En dan hebben we het nog niet over begrijpen, noch over de gedachten en meningen van ‘de auteurs’ van de Bijbel. Hoe dacht men in de tijd dat een bepaald bijbelboek geschreven werd, over al die zaken die we nu door de bril van deze tijd lezen? Is hetgeen we ervan denken wel datgene wat de eigenlijke auteur te zeggen had?… En in hoeverre heeft Gods Geest ten volle in alles gewerkt en zo ons Gods wil en bedoeling overgeleverd? U ziet, vragen
22 genoeg! Daarom gaan we in een volgend hoofdstuk nog een keer op ‘de preek’ als belangrijk onderdeel van de eredienst nader in.
Afl. 19, Voor de preek, deel 2 Wat zegt de Bijbel over ‘preken’?... Het is behoorlijk veel wat de H. Schrift erover meedeelt. Noach was een prediker van de gerechtigheid, leert 2 Petr. 2:5 ons en de mensen van Ninevé hebben zich bekeerd op de prediking van Jona, staat in Matth. 12:41 te lezen. Israëls profeten hebben de boodschappen verkondigd die ze van God ontvingen en op diverse plaatsen in de evangeliën staat dat Jezus (be)leerde in de synagogen. Apostel Paulus, die naar wat hij zelf schrijft in 2 Kor. 10:10 een nogal saaie predikant was, schrijft in 1 Kor. 2 onder meer, dat hij – toen hij te Korinthe aankwam – niet over bijzondere welsprekendheid of wijsheid beschikte. En hij voelde zich zwak, angstig en onzeker. Maar de boodschap die Paulus bracht, overtuigde niet door wijsheid maar bewees zich door de kracht van de Geest van God, opdat het geloof niet op menselijke wijsheid zou steunen, maar op de kracht van God. (NBV) Boeiend… Juist het al dan niet prediken in de kracht van Gods Geest, is een vraag waar vele – zo niet alle – predikanten mee worstelen. Want een preek houdt je niet om het verstand te behagen, maar om tot het hart van toehoorders te geraken. Het ‘bewogen zijn’, een toespraak houden die als het ware tintelt van geestkracht en iets losmaakt bij de toehorende gemeente. Dat is toch het doel waarnaar elke predikant streeft? Een predikant die niet zo’n boeiende spreker is, kan pastoraal een heel goede en bewogen dienaar zijn, maar de gemeente vindt meestal de dominee pas ‘een goeie dominee’, als ie goed preken kan. Een onterechte gedachte, dat mag wel eens worden gezegd. Het preken is weliswaar een belangrijk aspect van het vak, maar de pastorale kwaliteiten zijn minstens zo belangrijk. De meeste predikanten voelen zich pastor (herder) maar willen het aspect van verkondigen, het leraar zijn, niet missen. Je moet je boodschap, je ervaringen en je geloofsgedachten kwijt, maar niet iedere predikant is een geboren redenaar! Verder is de bedoeling van hetgeen je leest in de bijbel niet altijd duidelijk te verstaan en inzicht in de Bijbel waait je niet zo maar aan. Vandaar dat ‘het gebed om de Heilige Geest’ -dat gebeden wordt voor er uit de H. Schrift gelezen wordt- van groot belang is. Beluisterbaarheid Vele predikanten schrijven de preek, geheel of gedeeltelijk, uit. Anderen zetten alleen wat hoofdzaken op papier en doen de rest ‘uit het hoofd’. Zelfs bij een bijna volledig uitgeschreven preek is het nuttig om een anekdote of een zelf beleefde gebeurtenis tussen het betoog in te vlechten. Die hoef je niet uit te schrijven en bij dat deel van de preek zie je plotseling de toehoorders opveren en aller oog is op de spreker gericht. De beluisterbaarheid van zo’n preek is groot! Vaak laat men de preek ‘groeien’, dat wil zeggen, de hele week ben je in gedachten bezig aan een onderwerp uit Gods woord, en op zaterdag komt het eruit. Dan is de preek volgroeit. Klaar! Hoewel een goede preek nooit ‘af’ is. Meestal bewaart de predikant alle preken, genummerd en op volgorde, om de meest geschikte preken eventueel elders nog eens te gebruiken. Maar de ene voorganger is de andere niet en een ieder heeft zo zijn of haar eigen gebruiken en gewoontes.
Enthousiasme Al eerder schreven we over ‘een boeiende spreker’ in het besef dat de gave van welsprekendheid niet aan een ieder is gegeven. Behalve een goede spreektechniek (die te leren is) is een zeker enthousiasme al genoeg om de toehoorders mee te slepen in het betoog zodanig, dat een half uur omvliegt. Predikanten die vinden of horen dat ze niet zulke boeiende sprekers zijn, moeten eens te rade gaan bij andere predikers. Zo is een boeiende spreker ds Orlando Bottenbleij uit Drachten. Een man met een grote gave van welsprekendheid, maar nog meer boeit hij door het enthousiasme waarmee hij de blijde boodschap van Christus brengt. Speciaal voor hem worden steeds grotere kerken gebouwd en zelfs met drie diensten per zondag is het steeds ‘een volle bak’ en luisteren er duizenden mensen. Je zou als dominee toch wel wat van deze man kunnen leren en letten we ook eens op cabaretiers die hun van tevoren bedachte teksten brengen alsof het ter plekke is verzonnen. Maar altijd met aandacht voor het actuele, het onverwachte. Van een vroeger geleefd hebbende predikant, ds C.A. den Hertog, las ik over preken de volgende mooie zin: “De opgestane Christus is de bron, de kracht en het geheim van het preken en ook de passie voor het
23 preken”. En met deze uitspraak valt al het overige weg als onbelangrijk, want om die boodschap te horen gaan we naar de kerk.
(afl. 20) Het Heilig Avondmaal (deel 1) Overal waar een gezinsverband is, is de gezamenlijke maaltijd een belangrijk ritueel. Je beleeft daarbij – en zeker bij de avondmaaltijd – een belangrijk deel van het gezinsleven. Door samen te eten. Ook met het hebben van kennissen en vrienden merken we dat; je hoort er pas echt bij als je ‘aan tafel’ mee mag eten. Zo beleven we ook de band die we met elkaar en met onze Heer hebben in de avondmaalsviering. Het is – naast de doop - een van de twee sacramenten die we hebben. Het woord sacrament (verborgenheid, genademiddel) betekent ook: een liturgische handeling waarin Gods heil wordt doorgegeven. In de gemeenschap met elkaar en in de verbondenheid die we hebben met onze Heer Jezus Christus, vieren we deze plechtige maaltijd regelmatig in de ‘dienst van de Tafel’. Hoewel het slechts gaat om een klein stukje brood en een klein slokje wijn, is het voor de christelijke gemeenschap een feestelijke maaltijd, waarin we God danken voor alles wat Hij voor ons mensen in en door Jezus Christus heeft gedaan. Er hoeft dus geen somber gezicht bij gezet te worden. We gaan er in enkele afleveringen nader op in, want het is toch wel voor velen een moeilijk onderwerp, waarbij geprobeerd zal worden in begrijpelijke taal de viering van het ‘Avondmaal’ nader te verklaren en toe te lichten. In Handelingen 6 ‘bij de aanstellingen van 7 diakenen’ wordt gesproken over de ‘dienst aan de tafels’. En apostel Paulus spreekt in 1 Kor. 10, 21 over het vieren van het H. Avondmaal en dan gebruikt hij daarvoor de uitdrukking ‘Tafel van de Heer’. En we horen in de kerk wel de uitdrukking ‘dienst van woord en tafel’. Dus eerst maar wat uitleg over het begrip ‘de tafel’.
Avondmaalstafel In de meeste kerkgebouwen staat centraal een grote stevige tafel, de avondmaalstafel, die in roomskatholieke en lutherse kerken zo fraai opgetuigd en versierd is, dan het eigenlijk geen tafel meer is. Het wordt daar dan ook ‘altaar’ genoemd (bij de Lutheranen ‘altaartafel’). Maar het is wel met een tafel begonnen! De avondmaalstafel staat er met het oog op de viering van het Heilig Avondmaal en is in feite in een protestants kerkgebouw: het liturgisch centrum. Het is dan ook juist en een goed gebruik, dat een voorganger vanaf die tafel de dienst begint en pas later in de dienst zich naar de preekstoel begeeft. Calvijn heeft dit in de Straatsburgse liturgie ook zo aangegeven. Dat in onze Gereformeerde traditie de predikant vanaf de kansel (preekstoel) vrijwel de gehele dienst leidt, had als motief de betere verstaanbaarheid. Nu er (draag)microfoons zijn, is dit argument weggevallen. Maar dit terzijde. Hoewel in grote gemeentes er staande en lopende avondmaal gevierd moet worden, is het ’t mooiste om rondom de tafel of tafels gezeten als gemeente het Avondmaal te vieren. De avondmaalsviering is al zo oud als de Gemeente van Christus is. Als we in Handelingen 2 over het Pinkstergebeuren lezen, komen daarna de gelovigen dagelijks tezamen. Zij ‘braken dan brood’ en gebruikten hun maaltijden met blijdschap en eenvoud des harten, staat er in Hand. 2:42-47. Instelling De viering van het H. Avondmaal is door Christus Zelf ingesteld. De dag voor Hij gekruisigd werd, gaf hij het groepje volgelingen opdracht om alles voor het Pascha gereed te maken. Ja, het was al geregeld, want een bovenzaal was al door een verder onbekende man (lees Matth. 26:18) beschikbaar gesteld. De zorgvuldigheid waarmee het Joodse Pascha of Pesachviering wordt gereed gemaakt, heeft ons het nodige te zeggen. Want het geheim van het avondmaal lag eeuwenlang verborgen in het Pascha, waarvan het offer bestond uit een lam, brood en wijn en bittere kruiden. Israël vierde zo de uittocht uit Egypte, en begaf zich op weg naar het Beloofde Land. Net als wij, die ook weg zijn naar het ‘Beloofde Land’, de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, die God beloofd heeft. Ziet u hiermee al de rijkdom van Gods Woord en de geestelijke beelden die zich nu ontvouwen? Jezus heeft tegen zijn discipelen gezegd: “Doet dit tot mijn gedachtenis” …. Dus, denk aan mij als je dit doet. Daarom is het goed om als je aan de avondmaalsviering deelneemt, voortdurend te overdenken wat Jezus Christus voor ons heeft gedaan. Hij is het ‘Brood dat vanuit de Hemel is neergedaald’, het Brood des levens. Hoofdstuk 6 van het Johannesevangelie staat er vol mee en wij zullen vol vreugde en eerbied eten en drinken. Want we hebben het nodig voor de groei van ons geestelijk en eeuwig leven. Het is dan ook
24 geestelijk voedsel en in een volgende aflevering zullen we er nader op ingaan. Want er is zo veel over te zeggen. Maar we zien dat het regelmatig in de kerk wordt gevierd. En ook daarom gaan wij naar de kerk.
Afl. 21 Voor het Heilig Avondmaal, deel 2 In het eerste deel is de avondmaalstafel besproken en wanneer (en hoe) het Avondmaal als sacrament is ingesteld. We eindigden met de noodzaak van deze viering omdat de gelovige het nodig heeft voor de instandhouding en groei van het geestelijk en eeuwig leven. Dat wisten de 1 e christenen terdege al en om die reden wordt het ‘brood breken’ uit Handelingen zo speciaal genoemd. Omdat het in een liturgisch kader wordt geplaatst! De tafelgemeenschap met Jezus Christus die Zich heeft ‘gegeven’ verwijst naar het Messiaanse feestmaal dat komen zal. De grote toekomst bij God, de Bruiloft van het Lam, met een Bruid en een Bruidegom. En dat alles moeten we – ja, proberen we - met een geestelijke blik en in geestelijke zin te verstaan. Maaltijd Om die reden werd in de Apostolische Kerk van de 1e eeuw tijdens de bijeenkomst een maaltijd, een agapè (liefdemaaltijd) gehouden, waar aan het einde een ‘dankzegging’ (eucharistie = dankzegging) werd gehouden met het plechtig eten en drinken van gezegend brood en wijn. Dat liep in de gemeente Korinthe uit de hand en is later die maaltijd niet meer gehouden, want de rijken namen volop brood (vlees?) en wijn mee, en dronken te veel van de wijn, terwijl de armen het toekijken hadden. Apostel Paulus waarschuwde hiertegen in 1 Kor. 11: 17-34 en zo komen die afkeurende woorden van Paulus tegen misbruiken bij het Avondmaal in een ander daglicht te staan. Geen angst dus om ‘zich te bezondigen aan het lichaam en bloed van Christus’. Vroeger werd dit tekstgedeelte wel genomen om gemeenteleden bang te maken. Maar het is een Feestmaal, waarvoor wij dankzeggen, nodig voor ons geestelijk leven. De vroegere avondmaalsmijding uit angst of schroom, is een verdrietige zaak die – naar we hopen – verleden tijd is. Uit Lukas 15 blijkt dat Jezus omging met landverraders en zondaars en Hij at met hen. Daar werd door de Joodse geestelijkheid schande van gesproken. Wel is een zekere eerbied gepast en het is goed en juist om tevoren onze gedachten te onderzoeken en een mogelijk ongenoegen met anderen eerst uit te praten en elkaar te vergeven. Kennen we nog begrippen als ‘ontlediging’en ‘verootmoediging’?… Kinderen Over der vraag, of kinderen ook aan het H. Avondmaal mogen deelnemen het volgende: De bekende schrijver/dichter/predikant dr. A.F. Troost schrijft in zijn mooie boek ‘De hemel zoekt een woning’ (blz. 135) er wijze woorden over. Hij vraagt zich onder meer af of deze praktijk wel bijbelse papieren heeft. Waarom wel kinderen dopen, maar ze niet betrekken bij dat andere teken van Gods liefde, de Maaltijd van Christus? In het Joodse geloof vieren de kinderen de Pesachmaaltijd toch ook mee? De kerkgemeenschap is toch ook ‘familia Dei’, gezin van God? Ds Troost houdt geen pleidooi voor het moeten meedoen van kinderen, maar vraagt zich af of een dwingend verbod voldoende bijbelse basis heeft. In de tijd van Calvijn werden kinderen van rond de 12 jaar na het beantwoorden van enkele vragen in het Consistorie, toegelaten tot het Avondmaal. Later is die leeftijd verhoogd. En of kinderen ‘kunnen’ geloven, staat in Matth. 18: 1-6 en vs. 10, het voorbeeld dat Christus gaf. Hij riep een kind tot Zich, en riep op kinderen te ontvangen, omdat ook zij in Hem geloven. Verder vergelijkt Jezus (Joh. 6) het levende brood (dat Hij zelf is) met het manna dat tijdens de tocht door de woestijn elke dag ‘uit de hemel’ kwam. Dat manna werd ook door een ieder gegeten. Elke ouder weet dat kleine kinderen heel godsdienstig dus gelovig kunnen zijn, juist vanwege het kinderlijke geloof. En er is nog veel meer over te zeggen… Voorproefje De tafel, witte kleden, een beker, een schaal, brood en wijn; ach, het zijn in feite eenvoudige signalen van wat eens komen zal. Het grote Feestmaal dat voor alle volken zal worden aangericht. Zo schrijft ds Troost. Etend en drinkend krijg je een voorproefje van die toekomst van God: een land overvloeiend van melk en honing. Het is maar een brokje brood en een slokje wijn, maar het zijn heilige zichtbare tekenen door God ingesteld om ons door het gebruik daarvan de beloften van het Evangelie beter te doen verstaan en daardoor te beseffen dat ons uit genade vergeving van zonden en eeuwig leven is geschonken op grond van het enige offer van Jezus Christus, aan het kruis volbracht. Een voorproefje, een voorsmaak, maar het smaakt naar meer: naar het nieuwe Jeruzalem waar de Bruiloft zal worden gevierd. Een geweldige heerlijke toekomst. Laten we daarvan getuigen, want Openb. 3 vs. 20 luidt: “Zie, Ik sta aan de deur en Ik
25 klop. Indien iemand naar mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnenkomen en Avondmaal met hem houden en hij met Mij”. En opnieuw: Ook voor die maaltijd gaan we naar de kerk.
Afl. 22: Voor de zegen In de kerkdienst wordt niet alleen gesproken, gebeden, voorgelezen en gezongen, de voorganger maakt ook gebaren en gebruikt daarbij zijn handen. In deze aflevering gaan we daar eens nader op in, en met name op ‘de zegen’ en we gaan allereerst op het begin van de eredienst dieper in. Zo drukt de dienstdoende ouderling bij het begin van de dienst de voorganger zichtbaar voor de gemeente de hand. Dat is niet zo maar een groet, maar een liturgische handeling waarmee de gemeente via haar vertegenwoordiger akkoord gaat met het feit dat die predikant de dienst verricht. Die simpele handdruk drukt uit dat gemeente én voorganger met elkaar verbonden zijn en dat ze samen de liturgie gaan vieren. De dienst vangt dan aan met een stil moment van inkeer. Soms staat de voorganger dan nog aan de voet van de kansel, soms bij de tafel. Daarna wordt het votum uitgesproken, een korte aanroeping in gebedsvorm ontleend aan woorden uit Psalm 124:8; 146:6 en 138:8. Samengevat luidt het votum: “Onze hulp is in de Naam des Heren, die hemel en aarde geschapen heeft, die trouw houdt tot in eeuwigheid en niet laat varen het werk zijner handen”. Meestal zijn de bewoordingen wat gemoderniseerd en in sommige kerken wordt bij de aanroeping ook gesproken: “In de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest”. Gods tegenwoordigheid wordt gevraagd (aangeroepen) en daar gaat het om bij het begin van de eredienst. Groet Na de aanroeping volgt de groet. De voorganger groet de gemeente en net als je elkaar op straat tegenkomt, steekt de voorganger een hand op. Voor de reformatie was het: “de Heer zij met u”, en de gemeente antwoordde dan “en met uw geest”. Na de kerkhervorming is het gewijzigd in de begroetingswoorden uit de apostolische brieven: “Genade zij u en vrede van God onze Vader en de Here Jezus Christus”. Het is in veel gemeentes een goed gebruik dat de aanwezigen die groet beantwoorden, met een bevestigend gezongen of gesproken ‘Amen’, want het is in wezen een beetje onbeleefd om een groet niet te beantwoorden. De groet is geen zegen, maar meer een zegenwens. De voorganger kijkt de gemeente aan en de gemeente kijkt de voorganger aan, want met gesloten ogen groet je elkaar niet. Gods aanwezigheid In een boek over de schoonheid van de liturgie las ik zinnen als: “Het bijwonen van een kerkdienst is als het vertoeven aan het hof van de Koning der koningen. Hij is met zijn majesteitelijke glorie onder ons aanwezig”. En dan ben je wel even stil, want verstaan we in deze tijd nog wel zulke geestelijke beeldende taal?… Ondervinden we nog wel de grote vreugde die het vieren van de liturgie (‘dienst’, zie afl. 11 en 12) met zich mee kan brengen?… Die aanwezigheid van God komt tot uitdrukking in de houding, gedrag en gebaren van de voorganger. Maar ook in die van de aanwezige gemeenteleden! Ons innerlijk, onze gedachteleven, uit zich in de uiterlijkheid van het lichaam. Lichaam en ziel ziet de bijbel als een eenheid. Het is totaliteit van de mens, lichaam, ziel en geest. Zo kan ook de Geest van God in ons werken, ‘ingang vinden’ in ons innerlijk. En dat kan zich uiten in lichamelijke gedragingen. We kunnen ontroerd raken, in tranen bewogen zijn, beven van vreugde en als het beheerst en gepast is, dan mag dat best. God is geen God van wanorde, maar van vrede, leert 1 Kor. 14:33, dat wel, maar de vreugde van de Heilige Geest (de wijn!) laat zich niet zo gemakkelijk opsluiten. Zegenen Aan het einde van de dienst geeft de voorganger de zegen. Dat is zeer bijbels. In Geneses 1 en 2 lezen we dat God de schepping zegent, de dieren, de mensen en ook de zevende dag die Hij heiligde (afzonderde van de andere dagen). Bij de Tabernakeldienst in het oude Israël (Numeri 6) staat de tekst van de zegen die door Aäron en zijn zonen moest worden uitgesproken en tot op de dag van vandaag klinken die woorden aan het einde van de eredienst. Wie dit in Num. 6, vers 22 eens wil nalezen die zal het opvallen hoe nauwkeurig het is voorgeschreven. Mozes moest Aäron opdragen, de woorden zo na te zeggen en zo de priesterlijke zegen te geven. Daar is nog veel over te zeggen, ook wat er in de eredienst plaatsvindt aan verdere gebaren, gedragingen en zegeningen. Dat komt dan in een vervolg op deze aflevering, maar het moge duidelijk zijn dat het ontvangen van de zegen aan het
26 einde van de kerkdienst een belangrijke gebeurtenis is en een groot geschenk van God aan zijn kinderen die wij mogen zijn door Jezus Christus.
(afl. 23) Voor de zegen (2) Over het onderwerp zegenen valt veel te zeggen, omdat het van grote waarde is en ‘een geschenk van God’ genoemd kan worden. En waarom?… God is het die zegent; wij mensen zijn daartoe niet in staat. Wel kunnen we elkaar alle goeds toewensen, maar dat is het dan ook. We staan machteloos bij rampen of ernstige ziekte. Zegenen betekent in de Hebreeuwse taal ook ‘je knieën voor iemand buigen’ of ‘iemand eer geven’. Het Hebreeuwse woord voor zegenen wordt uitgesproken als ‘berach’, wat ook prijzen en loven betekent. En het woord voor ‘knie’ schrijf je net zo (uit te spreken als ‘berech’) evenals het werkwoord knielen ‘barach’. Op enkele plaatsen in de bijbel komen we tegen dat mensen ‘God’ zegenen. En dat lijkt dan vreemd, dat wij God mogen of moeten zegenen (want wie zijn wij?), maar in de betekenis van ‘zich buigen voor Hem’ of letterlijk ‘zich klein maken’, zo geven wij de Eeuwige de eer die Hem toekomt. En zo gaat het in feite ook als een priester of dominee voor de Avondmaalsviering brood en wijn zegent op grond van Matth. 26:26-29, terwijl Jezus daar sprak: Dit is Mijn lichaam…en… dit is Mijn bloed.
Staan of knielen? Wie iets officieel krijgt aangeboden, een cadeau of bij het opspelden van een koninklijke onderscheiding, die gaat staan. Zelfs wanneer we elkaar begroeten met een handdruk, hebben we de neiging om te gaan staan. In de kerk doen we dat dan ook aan het begin van de dienst wanneer we elkaar in de Naam van God begroeten en een zegenwens (votum) wordt uitgesproken. Het staan drukt eerbied uit voor de gever en voor hetgeen je ontvangt. Of je nu staat of knielt, zo kan je met je lichaamshouding iets laten zien van wat er in je omgaat en hoe je de dingen beleeft. Ook de voorganger die zegent ‘staat’. Met begeleidende gebaren laat hij of zij zien wat er gebeurt. Voordat de dienst wordt beëindigd met de zegen uit Numeri 6 (zie vorige aflevering) maakt de voorganger als het ware een breed gebaar van omhelzing zoals we dat wel doen als we iemand willen omarmen. De uitgestrekte armen tonen ook iets van kracht, van iets aanreiken, maar ook: houdt mij ook vast. Bij de slotzegen houdt de voorganger meestal de vingers gespreid, open. Het symboliseert dat zo de zegen van de Eeuwige vanuit zijn verhevenheid naar ons toe komt, want besef wel: God is – dat geloven we immers? - in die dienst aanwezig. De handen geven de zegen door en de gespreide vingers verlenen de doorgang. Prachtige en rijke symboliek waarover nog veel te vertellen is. Maar ziet u nu in wat een heilig moment in de viering van de liturgie het in feite is, als de zegen wordt gelegd op de gemeente of op een bruidspaar? En kunt u zich voorstellen dat er predikanten en priesters zijn die moeite hebben met het omgelimiteerd en storend fotograferen en filmen tijdens een huwelijksbevestiging?… Op onopvallende wijze zijn er vrijwel nooit bezwaren.
Bemoediging Heilig moment, rijke symboliek! Het klinkt wel erg plechtig en wellicht zien de lezers het graag wat eenvoudiger. In feite mogen we dat ook wel zo zien. Wanneer je bijvoorbeeld bij iemand die bedroefd is even je arm om z’n schouder legt en bemoedigende woorden spreekt, dan heb je ook als het ware een zegen uitgesproken. We hebben iemand bemoedigd en daar knap je al van op. Zo mogen we ook elkaar zegenen, hoewel we dat meestal doen door voor de ander een zegen aan God te vragen. Er is ook een regel (en zeker in het Joodse geloof) dat het meerdere de mindere zegent, en niet andersom. In de kerkorde en kerkelijke regels zijn zulke zaken vastgelegd, want het is goed dat er regels zijn. ‘Leg niemand overijld de handen op’
27 waarschuwt apostel Paulus in 1 Tim. 5:22, en dat is nu weer zo’n bijbeltekst om over na te denken. Konden we maar echt zegenen en waarmaken wat we anderen toewensen. Maar dat kan God alleen!
Opdracht In het Hebreeuws bestaat de zegen uit Numeri 6 uit 12 woorden. Dat verwijst symbolisch naar de 12 stammen van Israël. Het is een teken van volheid, een zegen waarvan niemand is uitgezonderd. God had dat ook al veel eerder aan Abraham toegezegd, want in Genesis 12 sprak God tot hem: “Ik zal u tot een groot volk maken en u zegenen, en uw naam groot maken, en gij zult tot een zegen zijn. Ik zal zegenen wie u zegenen en wie u vervloekt zal Ik vervloeken en met u zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden”. En dat is vervuld in Jezus Christus. Wat een geweldige opdracht is het zegenen! Wat een troost is het als we gezegend worden, zelfs als is het maar via de kerktelefoon of cassetteband. We ontvangen troost en bemoediging voor onze angst en zorgen vanwege de gebrokenheid van ons bestaan. Thuis of in de kerkdienst, wij krijgen bij de zegen Gods liefde mee, zijn bescherming, zijn nabijheid. Want alle zegen komt van Hem en niemand kan over de zegen beschikken alsof een mens iets kan uitdelen. Centraal staat de liefde van de zegenende God, de genade van onze Heer Jezus Christus en de verbondenheid met de Heilige Geest. DAAROM GAAN WIJ NAAR DE KERK en met de zegen gaan we weer naar huis en treden we de wereld en de mensen tegemoet. Om zo ook tot een zegen voor anderen te mogen zijn.
(afl. 24) Om gedoopt te worden Er is geen twijfel aan; zolang de Kerk bestaat, is er gedoopt en in alle kerkgebouwen staat op een prominente plaats het doopvont. In een Rooms-Katholieke kerk vaak bij de ingang van de kerk, of in een aparte ‘doopkapel’. In een protestantse kerk meer in de buurt van het liturgisch centrum of bij de preekstoel. Als het metalen of stenen gevaarte maar goed in het zicht staat! Want een doopdienst is een feestelijke gebeurtenis. Vooral als een kind wordt gedoopt, waarbij dan vaak de aanwezige kinderen naar voren mogen komen bij de familie en de voorganger om maar niets hoeven te missen van de gebeurtenis die – voor de dopeling - maar één keer in je leven plaatsvindt. Inderdaad gaan we dus ook voor de doop naar de kerk! Die plechtige handeling vindt (uitzonderingen daar gelaten) in de kerk plaats. Het doopvont – doopbekken – bevat de ronde schaal waar het doopwater in neerstroomt nadat de voorganger de dopeling heeft besprenkeld of overgoten met een beetje water. Of de schaal (het bekken) is voorzien van een sierlijk deksel. Er zijn allerlei vormen van eerbiedwaardig oud tot uiterst modern, meestal van zilver. Maar koper en tin zijn ook wel metalen die voor dit bijzondere doel gebruikt worden. Een verbond De doop is heel belangrijk voor elke gelovige. De oude kerkvaders – belangrijke voorgangers uit de eerste eeuwen van de christelijke kerk - noemden het wel: ‘De toegangspoort tot het christen zijn’. Het heeft alles te maken met ‘de verzoening voor onze zonden’ en ‘een verbond’ is het doordat tussen God en de gedoopte een verbinding is ontstaan die in feite onverbrekelijk is. God sloot met Noach een verbond (Gen. 9:8) en met Abraham (Gen. 17), terwijl de gehele bijbel door ‘het verbond’ tussen God en mensen wordt genoemd en wordt gesloten. In de tijd voor het Kerstfeest wordt vaak de Lofzang van Zacharias ( Luk. 1: 67-80) gezongen en ook daar krijgt het verbond met Abraham zijn vervulling in de komst van Jezus Christus. Ook tussen bruidegom en bruid ontstaat met het huwelijk een verbond. Vergeving, reiniging, afwassing, bad, allemaal uitdrukkingen die in de uitleg over de waterdoop regelmatig terug komen. De doop is veel ouder dan het christendom, want in de oudtestamentische wetten en leer van Mozes, komt al de rituele wassing voor als reiniging voor allerlei in die wetten genoemde zaken. Het zich ritueel reinigen met water – door er zich in onder te dompelen – werd op de duur voor de Joden steeds belangrijker! In de tijd dat Jezus op aarde leefde, waren er ook al godsdienstige bewegingen die een soort doopsel kenden. En wanneer een niet-jood zich tot het Joodse geloof wilde bekeren, moest hij (of zij en ook kinderen) de proselietendoop (proseliet = aankomeling of bekeerling) ondergaan. Opdracht
28 Het is dan ook een opdracht aan de Kerk der eeuwen om te dopen met water. En in dit artikel gaan we niet in op de vraag wie behouden zal worden, en wie niet. God beschikt, en wij niet. We gaan ook niet in op de hoeveelheid water die gebruikt moet worden. Er is water bij nodig! Vrijwel zeker werd in de eerste eeuwen van het christendom zowel ondergedompeld als besprenkeld of ‘begoten’. De laatste persoonlijke opdracht van Jezus aan zijn discipelen (Matth. 28:19) was, alle volkeren tot leerlingen van Jezus te maken door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest. Jezus zelf heeft zich ook laten dopen door Johannes (Matth. 3) en wie gedoopt wordt met de christelijke doop, is als een nieuw plantje of zaadje dat nog tot groei moet komen. Dat ‘tot groei laten komen‘ is een taak (hoe moeilijk dat ook is) van zowel de ouders, als van de kerkelijke gemeente. Mede om die reden wordt dan ook bij een doopdienst het ‘amen’ gevraagd van de aanwezige gemeenteleden. Er zijn vele beelden en beeldspraak in de bijbel te vinden om te verduidelijken wat de doop betekent. Een nieuw leven (Rom. 6: 3 en 4); de besnijdenis ‘ van het hart’ (Kol. 2:11 en 12); reiniging (Efez. 5:26); wedergeboorte (Titus 3:5; Johannes 3) om maar eens enkele te noemen. Door de doop hebben we deel aan het verlossingswerk van Jezus Christus en dat is een grote genade en rijkdom. Een mede-erfgenaam te mogen zijn van zijn Koninkrijk, grotere rijkdom kunnen we ons in geestelijke zin niet wensen. Je bent dan echt ‘lid’ van de Kerk, zoals al in het eerste hoofdstuk staat. Er is nog veel over te zeggen, maar dat voert te ver. We gaan naar de kerk en zien regelmatig dat er kinderen of volwassenen gedoopt worden. En dat is een feest! We vieren dit dan ook in de kerk.
Daarom, en om al die andere redenen gaan wij naar de kerk! NvK