WAAROM EEN NUMERUS CLAUSUS? Moeten studenten zich zorgen maken? Zullen er genoeg stageplaatsen zijn? Is meer toegang van afgestudeerden tot de sociale zekerheid mogelijk?
A. VOORAF De huidige context: de overvloed genereert een schaarste in geneeskunde De studenten geneeskunde maken zich zorgen. Terecht. Het is mogelijk dat ze niet allemaal een RIZIV-nummer krijgen. De Franstalige universiteiten waren op de hoogte van de noden die via KB werden uitgevaardigd, op voorstel van de Planningscommissie. Waarom zijn ze dan massa's studenten blijven inschrijven, zonder toekomstperspectief? De decanen van de 3 Franstalige universiteiten antwoorden met hun oproep van 7 oktober 2014 in Medi-Sphere. Volgens hen ligt de fout bij de afwezigheid van een toelatingsproef die coherent is met de beschikbare plaatsen. Er is een slechte dienst bewezen aan gezinnen die lange en dure studies betalen voor studenten die mogelijk 7 jaar van hun leven weggooien in een doodlopend verhaal. Wie dit risico neemt, heeft allicht gerekend op geruchten over een nakende schaarste zodat de afgestudeerden tóch een RIZIV-nummer zouden krijgen, ongeacht de quota's. Bovendien zijn er politici die een onderscheid verdedigen tussen ieders recht op onderwijs en recht op een job na het afstuderen. Dat tweede hangt namelijk af van de arbeidsmarkt. Vele universitairen of professionals (denk aan luchtvaartpiloten) stranden na hun opleiding onherroepelijk in de werkloosheid, bij gebrek aan jobs in een bedrijf. Er werden incentives uitgewerkt om zich als huisarts te vestigen in "knelpuntzones" (€ 30.000 en renteloze leningen), en de BVAS behoort tot de steunpunten om de aanvragen in te dienen. Maar als er een schaarste is in zo'n zone, dan komt dat door een penibele context voor beroepsuitoefening (agressie enz.) of door te weinig cliënteel. Nieuwe huisartsen die zich daar vestigen, vissen dus in dezelfde patiëntenvijver, en de aantrekkelijkheid van de zone blijft afnemen. Elk jaar vertrekken artsen. Jaar na jaar vluchten 500 afgestudeerden weg uit België, op zoek naar betere grond. 1
Alleen al in Frankrijk zijn zo'n 2.000 Belgische artsen aan het werk: dat komt overeen met ongeveer 3 volledige lichtingen afgestudeerden. Overvloed creëert dus schaarste en als we er niet in slagen voldoende professionals te laten leven in bepaalde zones zullen die leegbloeden. Dat zal het geval zijn indien de gesubsidieerde vestiging van artsen (bedoeld om de statistieken te verfraaien) bovenop de vervangingen en vertrekken, de aantrekkelijkheid in de praktijk nog dreigt te verslechteren door een te laag aantal patiënten per arts. Emigrerende Belgische gediplomeerden kunnen worden vervangen door immigranten uit het oosten. Deze denken eerst op een goudmijn te zitten, maar keren soms snel weer naar huis terug waar de lagere vergoeding wordt gecompenseerd onder de tafel, waar de fiscaliteit minder verstikkend is en waar ze vooral gerespecteerde notabelen zijn, terwijl ze hier door patiënten gemolesteerd en door de bureaucratie gestalkt worden. Dat is de sombere situatie die onze studenten vandaag ervaren. Het probleem van de beschikbare stageplaatsen voor assistenten moet opgelost worden. En dit aantal stageplaatsen hangt samen met de inkomsten en de middelen van de stagemeesters en stagediensten. De BVAS zoekt een oplossing. De Vlamingen hebben de quota's gerespecteerd met een ingangsexamen en kennen dit probleem niet. Op federaal niveau eist de N-VA dat de Fédération Wallonie–Bruxelles ook een selectieproef invoert, vooraleer bereid te zijn het keurslijf van de RIZIV-nummers wat losser te maken. In het Waals gewest, waar het probleem geconcentreerd is, hebben de discussies nog geen oplossing opgeleverd. B. POSITIONERING VAN DE KWESTIE We schetsen eerst de gegevens van de problematiek. Wat is de basis voor de numerus clausus? De numerus clausus moet de kwaliteit van de opleiding waarborgen en ervoor zorgen dat aankomende artsen voldoende ervaring opdoen en voldoende cliënteel vinden. Hij moet overconsumptie door overaanbod beheersen en de praktische moeilijkheden oplossen om iedereen stages te garanderen, wat onmogelijk dreigt te worden in 2018. I.
KWALITEITSVOLLE OPLEIDING 1) Wat de opleiding aangaat: er is voldoende omkadering nodig en vooral een goede student/patiënt-verhouding om een kwaliteitsvolle klinische opleiding te garanderen. Een student rechten kan zijn cursussen thuis lezen, maar een student geneeskunde heeft opleiding bij het ziekbed nodig. De Adviesraad voor medische opleiding bij de Europese Unie raamt de behoefte op 10 bezette bedden per student. 2
2) Na vestiging moet de arts voldoende activiteit hebben om ervaring op te doen: een chirurg die één keer per week opereert, krijgt problemen. Logisch. Veel erkenningsnormen van Volksgezondheid hangen al af van een minimaal aantal ingrepen, en de ziekenfondsen voeren de druk op om die eisen te versterken. Het Regeerprogramma schermt met het idee om 10.000 bedden te schrappen en de zware verzorging te concentreren in referentieziekenhuizen. Een RIZIV-nummer krijgen is één; het kunnen behouden is iets anders! Het handhaven van de erkenning als huisarts is een voorbeeld. Huisartsen verliezen hun erkenning als ze geen 500 contacten/jaar per controle over 5 jaar hebben. In 2016 zullen 6.000 artsen een kennisgeving krijgen dat ze binnen 2 jaar moeten voldoen aan de criteria. Anders moeten ze ermee stoppen. Laten we elkaar niets wijsmaken: met 500 gevallen per jaar verdient een huisarts hooguit 15.000 €/jaar. Als zelfstandige gaan zijn kosten daarvan af (auto, kabinet, aansprakelijkheidsverzekering, sociale bijdragen bij het RIZIV, computer enz.). Niemand kan daarvan leven. En dus zal hij daarnaast iets anders doen. Dat is een vicieuze cirkel en in feite neigt hij naar een andere soort praktijk buiten het RIZIV, vaak overigens ook kwaliteitsvol (toezicht op een ziekenhuisverdieping, arbeidsgeneesheer). Vergeet niet dat een Europese richtlijn de praktijk ten voordele van de sociale zekerheid (RIZIV) in Europa conditioneert tot een specifieke opleiding van 3 jaar na diploma. Dus: zonder stage, geen erkenning mogelijk in Europa. Vergeet ook niet dat een huisarts – gezien het aantal artsen in België – de helft minder cliënten telt dan een huisarts in andere landen. Des te beter voor de aandacht die de patiënt geniet, maar de arts moet intussen kunnen leven en zijn competentie handhaven. 3) Het kadaster is in aantocht, maar wordt gehinderd door ernstige evaluatiemoeilijkheden wat de activiteiten aangaat. De profielen leveren een benadering wat betreft de activiteit voor de ziekteverzekering en dienen nu al om huisartsen met te weinig activiteit te schrappen.
3
II. POLITIEKE REDENEN VOOR DE NUMERUS CLAUSUS Het aanbod genereert de vraag. Sommige sociologen en economen stellen dat als er te veel artsen op de markt zijn, er onvermijdelijk overconsumptie volgt (om te overleven) wat de ZIV-begroting doet ontsporen. Vandaar de oplossing: de gediplomeerde kan geneeskunde zonder RIZIVterugbetaling beoefenen (als hij dit kan vinden!), maar activiteit in het raam van de sociale zekerheid wordt uitsluitend voorbehouden aan een aantal gediplomeerden dat overeenstemt met de behoeften, geëvalueerd in een Federale Planningscommissie met daarin het RIZIV, representatieve artsenorganisaties zoals de BVAS (Syndicale Kamers), universiteiten enz. De evaluatie van de behoeften kan worden besproken. Zo werd voorgesteld om bepaalde disciplines met minder aantrek bij studenten en die eventueel zelfs hun quota's niet bereiken (geriatrie, pedopsychiatrie, ...), tijdelijk (!) uit de algemene quota-plafonds te halen en open te stellen of bijzondere quota's te geven naast het globale cijfer. III. PRAKTISCHE REDENEN Huidige situatie Er zijn meer stagemeesters nodig om de aanvullende huisartsenopleiding te garanderen die 2 jaar duurde maar door toepassing van de Europese Richtlijn naar 3 jaar gaat. Het probleem sluit aan bij de mogelijkheden om het cliënteel te delen en een assistent te financieren. Dit impliceert aanwezigheid van voldoende 'patiënteel' en dus inkomsten per stagemeester zodat deze de stagiair kan betalen. Dit eist een cliënteelontwikkeling zonder illegitieme overconsumptie. Een stagiair kost zijn stagemeester nu ongeveer 50.000 €/jaar, ongeacht of hij specialist of huisarts is. Deze kosten worden gedeeld door de stagemeester en het RIZIV wat huisartsen betreft, door universiteit en FOD Volksgezondheid wat kandidaat-specialisten aangaat (alléén in de universitaire diensten), en in algemene ziekenhuizen zijn zij totaal voor rekening van de honoraria van de specialisten. 1. In de huisartsgeneeskunde : a) Tegenover het probleem bij huisartsen om aan de quota's te geraken (pas in 2014 werden voor het eerst alle RIZIV-nummers toegekend aan aanvragers; het gaat dus niet zozeer om de numerus clausus maar om de aantrekkelijkheid), subsidieert het RIZIV de helft van de vergoedingen van de assistenten. In Vlaanderen treedt de vzw SUI op als (pseudo-) werkgever voor de huisartsen. In het Franstalig landsgedeelte gebeurt dit door het "Centre de Coordination Francophone pour la Formation en Médecine Générale asbl" (CCFFMG asbl). SUI en CCFFMG worden voor 4
de helft gefinancierd door het RIZIV en voor de andere helft door de stagemeesters. b) De quota-verhoging van 2014 tot 2017 zal het budget verhogen dat het RIZIV moet betalen voor de huisartsen, net zoals dat van elke stagemeester. c) De EU trekt de duur van het assistentschap op van 2 naar 3 jaar. Dit wordt gecompenseerd door de basisopleiding van 7 tot 6 jaar te verkorten. Bij gelijke aantallen kandidaat-huisartsen zal dit het budget met een derde verhogen. Vergeet echter niet de verruiming van de quota's van 2014 tot 2017, én het feit dat door de verkorting van de opleiding straks twee lichtingen tegelijk afstuderen! Dit alles net nu de crisis de budgetten voor gezondheidszorg terugschroeft. Dit gaat spannen! 2. In de specialistische geneeskunde: De financiële druk is voor de stagemeesters voor specialisten zwaarder dan voor de huisartsenstagemeesters omdat ze niet kunnen rekenen op een tussenkomst vanwege het RIZIV noch van de overheid, tenzij in de universitaire ziekenhuizen. a) Voor de jaren die een assistent stage loopt in een universitair ziekenhuis en voor zijn universitaire stagemeester keert de FOD Volksgezondheid het universitair ziekenhuis (de universiteit) een financiering uit via het BFM (budget van financiële middelen van het ziekenhuis), deel B7. De universitaire ziekenhuizen krijgen 7.000 €/jaar per assistent en 43.000€/j per stagemeester. (De universiteiten vinden deze bedragen te laag.) b) In de stagediensten van alle andere ziekenhuizen betalen de stagemeesters of alle artsen van het ziekenhuis samen de totale kosten van de kandidaat-specialisten. De middelen nemen af sinds de restricties op de ereloonsupplementen, de referentiebedragen (terugbetaling bij overschrijding van de nationale gemiddelde kostprijs van een behandeling (APR DRG)) en de afbouw van bedden. Hou er ook rekening mee dat het KCE en de Landsbond der Christelijke Mutualiteiten de komende jaren nog eens 10.000 bedden zouden willen afstoten om het zorgaanbod te verminderen. En tot slot wil een hervorming van de ziekenhuisfinanciering naar een pathologiefinanciering de artsen betalen met zuivere honoraria, zonder insluiting van de kosten. De financiering van de opleiding zou afzonderlijk verlopen, al naar gelang de beschikbare budgetten. c) De recente wijziging van het ministeriële besluit op de stages preciseert dat minstens één en maximum twee derden van de opleidingstijd verplicht buiten het academisch ziekenhuis moet plaatsvinden. 3. Specifieke financieringen a) Het Regeerakkoord bepaalt dat de financiering van het onderwijs en van het onderzoek het voorwerp zullen zijn van een specifieke tussenkomst. 5
b) Voor het eerst heeft een Regering de sociale bekommernis om ervoor te zorgen dat de te betalen RSZ-bijdrage voor de artsen in opleiding ook werkloosheid en pensioen zal omvatten. De BVAS is hier blij om. Zij dringt al jaren aan op dit alles, maar vond nooit gehoor bij de socialistische ministers. Nu nog budgetten vinden! IV. TOESTAND IN 2018 1. Van 2014 tot 2017 zou de toestand beheersbaar zijn voor zover er voldoende stageplaatsen worden gevonden. In 2017 echter, zal het gebrek aan RIZIVnummers des te schrijnender worden, omdat deze nummers al voortijdig werden toegewezen: weggeplukt van de volgende lichtingen zodat hún quota's ook alweer uitgeput zullen zijn. De BVAS heeft verscheidene voorstellen gedaan, zoals de creatie van huisartsen-wachtartsen die zich toeleggen op urgenties. Verder is er de uitbreiding, bedoeld om de gaten op te vullen in 3 of 4 specialiteiten die onderbemand zijn. De cijfers zijn echter niet enorm, en deze relatieve schaarstes hebben meer te maken met de lagere aantrekkingskracht van die specialisatie – ook al gaat het om een nobele opdracht, zoals in de geriatrie of met beperktere inkomsten. We stellen overigens vast (oogartsen, pediaters) dat het tekort vooral de praktijk in ziekenhuis betreft, door de slechtere omstandigheden daar, maar dat de globale cijfers niet te laag zijn. (Er zijn in België evenveel oogartsen als orthopedisten.) De oplossing is dus een verbetering van het aanbiedingen door de ziekenhuizen. Als overgang moeten stageplaatsen worden gevonden om van 800 naar 1.230 gediplomeerden/jaar te gaan. De catastrofe volgt echter daarna… 2. In 2018 studeren twee lichtingen tegelijk af: 2.460 gediplomeerden in één keer. Deze massa, die – afhankelijk van de keuzes – 3 tot 6 jaar in omloop blijft, wordt dan vanaf 2019 nog eens versterkt met een nieuwe instroom van 1.230 gediplomeerden per jaar, telkens opnieuw, tot een effectief van 4.000 à 5.000 kandidaten. We zoeken dus oplossingen. Deze moeten in elk geval voldoen aan de kwaliteitsdoelstelling waarvoor voldoende activiteit voor elke arts in opleiding gewaarborgd moet zijn (patiënt/arts-verhouding). Daarnaast moet de nodige financiering gevonden worden, temeer daar het totale aantal kandidaat-specialisten al met 20 % toegenomen zal zijn vóór de tsunami van kandidaten, terwijl de kostprijs per kandidaat huisarts met 33 % stijgt door de verlenging van de stage van 2 naar 3 jaar. Hoe pakken we dit allemaal aan? 3. De BVAS vraagt een financiering van minstens de helft van de vergoedingen voor de assistenten en stagemeesters in de stagediensten van alle 6
ziekenhuizen, zowel de universitaire als de andere. Dat heeft in de eerste plaats te maken met het gelijkheidsprincipe tegenover de huisartsenstages die al voor de helft worden betaald door het RIZIV, en tegenover de stages in universitaire ziekenhuizen die geld krijgen van de FOD Volksgezondheid, terwijl stagecriteria en stagiairstatuut identiek zijn. Het is ook uit noodzaak, om voldoende stageplaatsen te kunnen vinden omdat de kandidaatstagemeesters niet in staat zijn hiervoor nog méér kosten te dragen dan nu. Minister Onkelinx is deze financiering tot het einde blijven weigeren bij gebrek aan budget. Er is minstens honderd miljoen euro nodig, in de veronderstelling dat de rest betaald zal blijven worden door de stagemeesters in het ziekenhuis en door de huisartsen (reeds het geval). Hoe pakken we dit aan? De Zweedse coalitie heeft de verhoging van deze financieringen opgenomen in haar programma. C. EN NU? IS HET MOGELIJK EEN KWALITEITSOPLEIDING TE GARANDEREN VOOR EEN OVERTAL AAN STAGIAIRS? Moet de student zich zorgen maken over zijn toekomst tussen plethora en verarming? 1. Alle studenten vragen een stage. Voor een gratis stage zou dat lukken, maar dat is strijdig met de Europese Richtlijn én een onaanvaardbare sociale regressie. We moeten rekening houden met de offers van de gezinnen om lange, dure studies te betalen. Het assistentenstatuut lijdt al onder de weigering om stagiairs te verzekeren in de werkloosheids- en pensioenstelsels en – dubbele straf – onder het hieruit voortvloeiende verbod om later pensioen en niet-geplafonneerde inkomsten te cumuleren. De budgetten zullen exploderen door uitbreiding van complete bijdragen en de door de BVAS gevraagde en door de nieuwe Regering aanvaarde subsidie. Volgens de BVAS moeten de budgetten voor het 'Centre de coordination francophone de la formation des médecins généralistes' en voor zijn Vlaamse tegenhanger, Sui vzw absoluut verhogen, om in elk geval de helft van de kostprijs voor stagemeesters en stagiairs te betalen. Voor kandidaat-specialisten wordt de subsidiëring op dit ogenblik niet uitgebreid naar de niet-universitaire stagediensten (nood aan € 60 miljoen in 2015, € 120 miljoen in 2018). Als men wil dat de diensten in de algemene ziekenhuizen meer stagiairs kunnen opvangen, lijkt onze vraag gehoor te vinden bij de Regering om het deel B7 uit te breiden en zo een einde te maken aan de discriminatie tussen de kosten voor stagemeesters al naar gelang ze al dan niet in een universitair ziekenhuis werken. Het statuut, de vergoeding, de vereisten, het wetenschappelijk werk en de publicaties die moeten begeleid worden blijven immers identiek, ongeacht de plek waar de assistent zijn vorming geniet.
7
Tegelijk moeten de erelonen stijgen voor huisartsen en specialisten die de andere helft van de vergoedingen zullen betalen voor dubbel zoveel stagiairs. Als dat niet gebeurt, zullen ze – zelfs met subsidies – onmogelijk hun deel kunnen financieren. Als dat allemaal gebeurd is, moeten er nog altijd genoeg stagemeesters met genoeg inkomsten gevonden worden. 2. En nu over kwaliteit gesproken… Wat de huisartsen aangaat, moeten de stagemeesters over voldoende cliënteel kunnen beschikken. De intrekking van de erkenning van 6.000 huisartsen in 2018 zal slechts marginaal een oplossing aanreiken want die intrekking van erkenning komt er enkel wegens onvoldoende patiënten om hun ervaring te garanderen. Er zal voor iedereen een verhouding tussen aantal stagiairs en aantal patiënten moeten komen met het oog op een kwaliteitsvolle klinische opleiding. Er wordt geargumenteerd dat praktiserende artsen in ziekenhuizen de kostprijs van de opleiding moeten dragen omdat ze ook hulp krijgen vanwege de stagiairs, maar dat geldt voor de nochtans gesubsidieerde universitaire ziekenhuizen en voor de huisartsen. Die redenering klopt alleen als het cliënteel toeneemt door de stagiairs, d.w.z. als men gelooft dat overconsumptie de oplossing is om te kunnen opleiden. Maar dat is precies wat men de universiteiten verwijt. We wijzen er tot slot op dat deze assistenten bijdragen tot openbare dienstverlening (spoed), zonder openbare financiering. Dit moet worden betaald, te meer daar sommige huisartsen in wachtdiensten gemiddeld slechts 3 à 6 contacten hebben per weekend- of nachtwacht. Het ereloon hiervan – zelfs verhoogd met het ereloon voor beschikbaarheid – weegt niet op tegen de verplichting die ze aangaan. 3. Is er ook een wijziging nodig in de wet op de patiëntenrechten zodat de patiënt niet kan weigeren om zonder zijn akkoord te worden behandeld door een assistent, tenzij in een universitair ziekenhuis waar men kan uitgaan van het vermoeden van akkoord van de patiënt (en dan nog)! Maar is het ethisch om de patiënt dit recht op vrije keuze te ontzeggen? Wij kunnen zo'n schending van de vrije keuze niet accepteren, zelfs als dit ingegeven zou zijn vanuit zorg voor kwaliteit en veiligheid. De VBAS wil dit niet. De vorige minister besliste al dat de apotheker de voorschriften van de arts moest wijzigen om een minder duur geneesmiddel af te leveren, terwijl het de patiënt is die moet beslissen over zijn behandeling, weliswaar zonder de volgzame patiënten tot revolutie aan te sporen. Als we nog verder gaan, kunnen we die hypocriete wet op de patiëntenrechten beter afschaffen. Ze weegt immers op de artsen terwijl hun therapeutische vrijheid tegelijk steeds meer beknot wordt. Het 8
Onkelinx-plan van het KCE wil zelfs elke innovatie aan banden leggen door ze te koppelen aan voorafgaande vergunning: dit is zonder meer afremmen van elke vooruitgang in de geneeskunde die het resultaat is van de vrijheid van de arts om zijn middelen te kiezen. 4. De VBAS kan daarentegen een verlenging vragen van het stagegedeelte dat in het buitenland mag worden volbracht. Wat Frankrijk aangaat, zijn hiervoor onderhandelingen nodig, want het zeer strikte Franse reglement is net gericht op behoud van de verhouding tussen aantal patiënten en aantal 'internen'. En hoewel de Franse bewindslui tevreden zijn dat een deel van de artsen bij hen werkt met bedenkelijke rechten, nadat ze op kosten van het buitenland werden opgeleid, vinden de Franse artsen op het terrein – wars van de officiële beoordelingen – vaak (al dan niet terecht) dat de kwaliteit van artsen die in het buitenland werden opgeleid, in irrationele hoeveelheden en ongeacht de gereduceerde klinische activiteit, minder goed is (bijv. Roemenen) dan de hunne die gewaarborgd wordt na een onverbiddelijke selectie. (We horen: "Het beste bewijs dat de opleiding in België minder goed is, is dat Fransen die in Frankrijk gezakt zijn, met vlag en wimpel slagen in België.") Dat is soms voelbaar in de ontvangst van buitenlandse stagiairs in Frankrijk, temeer daar de interne vergoeding in Frankrijk hoger is dan die van de kandidaat-specialist in België, met complete sociale rechten. 5. De VBAS verdedigt alle gediplomeerden en is dus erg bezorgd over de toekomst van deze jongeren. Datzelfde geldt voor de gewestelijke Syndicale Kamers van de VBAS die instaan voor actie ten voordele van hun leden op het terrein en op de eerste rijen tegenover de behoeften van de studenten. De politici gaan ervan uit dat vele gediplomeerden in de werkloosheid terecht zullen komen "zoals in de andere beroepen". Maar vermits je vóór je 25e (vroeger voor je 30e) ingeschreven moet zijn om te worden behandeld als student zonder bijdrage betaald te hebben, heeft de assistent die zijn opleiding tot na zijn 25e heeft voortgezet, geen enkele uitweg meer. Het doel is een massa proletarische artsen te creëren, wat hun salarisverzuchtingen zou terugschroeven. Ze zouden worden aangesteld via overheidsaanbestedingen met toewijzing van jobs aan artsen die "de voordeligste voorwaarden" aanbieden aan de beheerder. De commercialisering van geneeskunde is gekoppeld aan een overvloed die wenselijk wordt geacht door een Europese Unie die steunt op deloyale en vervalste concurrentie. De kwaliteit van de behandelingen is dus een uitdaging van de numerus clausus.
9
De BVAS en de Syndicale Kamers die de gewestelijke componenten ervan zijn, verwerpen deze commercialisering. Een aanstelling mag slechts gebeuren op basis van het kwaliteitscriterium, ongeacht de kandidatuurprocedure. D. BESLUIT Voor een akkoord is in elk geval de invoering van een examen vereist, naast een echte toegangsproef opdat het aantal gediplomeerden overeenstemt met het aantal beschikbare plaatsen in deze activiteitensector. Deze waarborg voor de toekomst zal het gemakkelijker maken een oplossing te vinden voor het huidige overtal aan studenten, ook al lijdt het geen twijfel dat de regering van de Fédération Wallonie-Bruxelles, de universiteiten en de FEF (federatie van Franstalige studenten) de federale regering hebben willen confronteren met het voldongen feit van het diploma-overschot, en dus een probleem hebben gecreëerd met als slachtoffers de studenten die te goeder trouw geloofden dat ze de beperkingen op toegang tot het beroep konden negeren. Deze houding levert niets op. Welke menselijke en juridisch haalbare oplossing voor de huidige studenten? Er is niet voor iedereen een RIZIV-nummer en dus zijn er juridisch gerechtvaardigde keuzecriteria nodig (bijvoorbeeld: rangschikking volgens resultaten). Voor wie er geen RIZIV-nummer is, zou de toepassing van het KB van 23/08/2014 een oplossing kunnen zijn, met beperkte terugbetaalde activiteit, of werken in de ziekenhuizen, samen met dokters met het RIZIV-nummer (toezicht op gehospitaliseerde zieken) en onder hun verantwoordelijkheid. De oplossing van het buitenland blijft, maar moet verder worden bestudeerd, en vraagt akkoorden. De VBAS onderzoekt deze verschillende benaderingen om zoveel mogelijk situaties te kunnen veiligstellen zonder daarom de formele schending van de wet te accepteren. Velen refereren aan het onlogische van de migratiestroom van Roemenen: dit is een uitvloeisel van de Europese richtlijn tot wederzijdse erkenning van de diploma's. Tenzij België uit de EU stapt, wordt elk buitenlands diploma automatisch erkend wat zijn wettelijke effecten aangaat. Merk overigens op dat dit in de twee richtingen speelt: van de overtollige Belgische gediplomeerden vertrekken er meer naar het buitenland dan het aantal buitenlanders dat naar hier komt. Er bestaat zelfs een "witwas"-systeem voor de studenten van landen met numerus clausus die een diploma behalen in een land zonder numerus clausus en dan weer naar huis terugkeren. In realiteit lopen de migratiestromen – als er geen limiet staat op de toegang tot het beroep – van landen met slechtere naar landen met minder slechte beoefeningsvoorwaarden.
10