vws0001680
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 30 november 2001 1. Inleiding Hierbij heb ik het genoegen u, mede namens de Staatssecretaris, net als voorgaande jaren een viertal stukken met betrekking tot het arbeidsmarktbeleid in de sectoren Zorg en Welzijn aan te bieden, en wel: – het Integrerend OSA-rapport 2001 «Arbeid in Zorg en Welzijn», – de Rapportage Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (RAZW) 2001 (twee delen), – het Jaarplan 2002 Arbeidsmarkt Zorgsector en – het Jaarplan 2002 Arbeidsmarkt Welzijn/Jeugdhulpverlening/ Kinderopvang. Tevens ga ik kort in op een «special» van het sectorfonds Zorg, getiteld «Veel gedaan; nog veel te doen», waarin op (de resultaten van) het gevoerde beleid wordt ingegaan. Met uitzondering van de special zijn de aangeboden stukken producten in het kader van twee convenanten: het Convenant Arbeidsmarktbeleid Zorgsector (CAZ) en het Convenant Arbeidsmarktbeleid Welzijn, Jeugdhulpverlening en kinderopvang (CAWJ) (spreek uit: kafjé). De convenanten zijn overeenkomsten tussen, sociale partners, Arbeidsvoorziening Nederland en het ministerie van VWS (de zogeheten CAZ-partijen en CAWJ-partijen).
– Integrerend Rapport en RAZW Integrerend Rapport en RAZW zijn specifieke producten van de onderzoeksprogramma’s van CAZ en CAWJ. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van deze onderzoeksprogramma’s ligt bij de Organisatie voor Strategisch Arbeidsmarktonderzoek (OSA). De projecten van beide onderzoeksprogramma’s sluiten aan bij de «speerpunten van beleid» van CAZ en CAWJ (zie hieronder). Zo zijn er onderzoeken naar «Leer- en loopbaanmogelijkheden in de zorg» en naar «vereiste managementsvaardigheden». Het Integrerend OSA-rapport is een jaarlijkse publicatie, die zowel de onderzoeken uit beide bovengenoemde onderzoeksprogramma’s als daarbuiten in samenhang presenteert («integreert»). Het geeft als zodanig een beeld van de kennis, ontwikkelingen en samenhangen op de arbeidsmarkten van Zorg, Welzijn, Jeugdhulpverlening en Kinderopvang. Het Integrerend Rapport is geschreven door de OSA. De RAZW is geschreven door drie onderzoeksorganisaties: OSA, Prismant en NIVEL. De RAZW is een jaarlijks, statistisch overzicht van de stand van zaken in de sectoren Zorg en Welzijn. De nadruk ligt op actuele cijfers en ontwikkelingen. Sectoren en beroepsgroepen worden apart onderscheiden. De RAZW kijkt met betrekking tot de cijfers zes jaar terug in de tijd. In deel één («Hoofdrapport») worden de belangrijkste, actuele ontwikkelingen beschreven. Aandacht wordt besteed aan zaken als groei van de werkgelegenheid, deeltijdarbeid, vacatures en dergelijke in zorg en welzijn, mede in relatie tot de situatie van de Nederlandse arbeidsmarkt als geheel. In deel twee («Bijlagen») zijn de tabellen terug te vinden.
– Jaarplannen 2002 CAZ en CAWJ CAZ- en CAWJ-partijen stellen op basis van meerjarenkaders elk jaar jaarplannen vast. Hierin worden een aantal «speerpunten van beleid» geformuleerd (waaronder de onderzoeksprogramma’s). De beide
1
Jaarplannen 2002 zijn vastgesteld in respectievelijk het overleg van CAZ-partijen en het overleg van CAWJ-partijen.
– Special Sectorfonds Zorg De Jaarplannen CAZ en CAWJ zijn het kader voor de activiteiten van convenantspartijen (en de sectorfondsen Zorg&Welzijn en SoFoKleS) voor het jaar 2002. De vijf door VWS gesubsidieerde sectorfondsen (Sectorfondsen zorg&welzijn, SoFoKleS (Academische Ziekenhuizen), SBA (apothekers) en SOVAM (ambulances)) helpen en stimuleren bij het aanjagen van vernieuwend arbeidsmarktbeleid. Het sectorfonds Zorg heeft over het door haar gevoerde beleid een special vervaardigd. In deze aanbiedingsbrief wordt – mede aan de hand van de vijf aangeboden stukken – ingegaan op het gevoerde arbeidsmarktbeleid. Omdat de stukken niet louter producten van VWS zijn, is het wellicht dienstig hier de verantwoordelijkheidsverdeling met betrekking tot het arbeidsmarktbeleid uit te leggen. Het departement heeft geen verantwoordelijkheid voor het arbeidsmarktbeleid als werkgever en zit niet als partij aan de CAO-tafel. Werkgevers- en werknemersorganisaties zijn primair verantwoordelijk voor dit beleid. De overheid financiert door middel van het beschikbaar stellen van budget en is aanspreekbaar op de maatschappelijke gevolgen van de personeelskrapte in zorg&welzijn. Het departement stimuleert en faciliteert arbeidsmarktbeleid. Het stimuleren gebeurt via allerlei overleggen met sociale partners en sectorfondsen, zoals bijvoorbeeld het overleg van CAZ- en CAWJ-partijen en van de Stuurgroepen die de CAZen CAWJ-onderzoeksprogramma’s aansturen. Het faciliteren gebeurt door het ter beschikking stellen van (extra) geld voor arbeidsmarktbeleid (al dan niet via sectorfondsen). Zoals vermeld in de Zorgnota 2002 (p. 28–9) is bij Voorjaarsnota in 2001 e 274,5 miljoen extra beschikbaar gesteld om sociale partners te faciliteren. Dit bedrag loopt in 2002 op tot e 452,9 miljoen. Sociale partners krijgen dit geld voor afspraken die in het verlengde liggen van de analyses van de Commissie-Van Rijn, waarover later in deze brief (nog) meer. De door het Kabinet in het leven geroepen Commissie-Van Rijn heeft de opdracht gekregen de arbeidsmarktproblematiek in de collectieve sector in kaart te brengen en vervolgens oplossingen aan te dragen. De Commissie constateert dat alles moet worden gedaan om de personeelstekorten in 2005 weg te werken en dat de sector zorg&welzijn zo aantrekkelijk moet worden gemaakt dat blijvend kan worden geconcurreerd op de arbeidsmarkt. Om deze ambitie te verwezenlijken is een viersporenaanpak nodig: • het aantrekkelijker maken van een loopbaan in de sector (carrièreperspectief, scholing, combineren zorg en arbeid); • voorwaarden scheppen voor een langere gemiddelde werktijd ((kinderopvang, minder werkdruk, onregelmatig werken aantrekkelijker maken); • stimuleren van de instroom (vergroten van het aantal stageplaatsen, vergroting herintreding, werving en opleiding doelgroepen); • tegengaan van uitstroom (verminderen ziekteverzuim, meer ouderenparticipatie, maatregelen die arbeidsuitval voorkomen). 2. Arbeidsmarktkrapte houdt aan De motor achter het arbeidsmarktbeleid in zorg en welzijn van zowel overheid als sociale partners is de arbeidsmarktkrapte. De scherpte van dit fenomeen is de laatste jaren alleen maar toegenomen. Zonder stevig beleid kunnen de tekorten de komende jaren nog oplopen. Dit blijkt niet alleen uit het Integrerend rapport, maar ook uit het rapport van de Commissie-Van Rijn. Hierbij passen nog twee opmerkingen. Algemene cijfers (dat wil zeggen op het niveau van sectoren en globale
2
beroepsgroepen) dreigen de problemen te verhullen bij qua omvang kleine personeelscategorieën, die een sleutelrol vervullen in de zorgverlening, zoals bijvoorbeeld gespecialiseerde verpleegkundigen. Tekorten bij laatstgenoemde groep zijn extra problematisch, omdat ze niet of moeilijk kunnen worden opgevangen door vervanging. De tweede opmerking is dat de krapte-problematiek sterk regionaal is bepaald. In Flevoland, Zuidelijk Noord-Holland en Noordoost-Brabant is sprake van de hoogste vacaturegraden in zorg en welzijn, gevolgd door MiddenNederland en Haaglanden (RAZW, p. 26). 3. Goede scores voor werving en vacatures Ondanks de algemene arbeidskrapte zijn zorg&welzijn er de afgelopen vijf jaar in geslaagd om relatief een aanzienlijk sterkere banengroei te realiseren dan de overige sectoren in Nederland. De schijnbare paradox tussen een ernstige arbeidsmarktkrapte en een grote wervingskracht laat zich verklaren door een sterkere stijging van het aantal banen van 1995 tot en met 2000 in zorg&welzijn (16,9%) dan het aantal banen in Nederland (14,0%). In de jaren 90 lag de groei van het arbeidsvolume gemiddeld 1% hoger dan in de economie als geheel. Vertalen we dat naar het aantal personen dan kan vastgesteld worden dat tussen 1996 en 2000 het aantal werkzame personen in zorg&welzijn met maar liefst 110 000 personen is gestegen, tot een totaal van 965 000 personen. Die grote wervingskracht van zorg&welzijn blijkt ook uit de vacaturegegevens. Deze gegevens geven een beeld van de zwaarte van de arbeidsmarktproblematiek. Ook hier steekt zorg&welzijn gunstig af bij de rest van Nederland. In het jaar 2000 waren er in de sector zorg&welzijn 20 vacatures op 1 000 banen. Voor de totale economie is dat cijfer 26 (IR, p. 60). Ook het aandeel moeilijk vervulbare vacatures was in het jaar 2000 lager dan het landelijke cijfer. 4. Zorg en welzijn doen het goed, maar kunnen niet achterover leunen Ondanks de wervingskracht en het relatief lage aantal vacatures, kan zeker niet achterover worden geleund. Door de toenemende vergrijzing en zorgvraag stijgt het aantal banen in zorg&welzijn in het algemeen sneller dan in de economie als geheel. De werkgelegenheidsgroei van zorg&welzijn was alleen tussen 1989 en 1991 en in 1999 en 200 lager dan de algemene werkgelegenheidsgroei. Voor 2001 en 2002 zijn de verwachtingen dat de groei in werkgelegenheid in zorg&welzijn minder sterk zal stijgen dan voorheen, maar toch nog altijd meer dan de rest van de economie. Deze verwachtingen zijn gebaseerd op de vacature-enquête van het CBS waaruit blijkt dat de vacaturecijfers van de sector zorg&welzijn in het eerst kwartaal nog steeds stijgende waren in vergelijking met een jaar geleden (21 700 versus 17 700), terwijl in de economie als geheel de vacaturegroei tot stilstand is gekomen (200 600 in 2001 versus 200 800 in 2000) (IR, p. 63). Zorg&welzijn kampen met in ernst toenemende personeelstekorten. Wat betreft de situatie op het vacaturefront, verliezen zorg&welzijn langzamerhand hun voorsprong. Hoewel de vacaturegraad in de sector zorg&welzijn nog wel een stuk lager ligt dan in de economie als geheel, begint het aandeel moeilijk vervulbare vacatures inmiddels wel het niveau te benaderen van de totale economie. Dit alles bevestigt het idee dat de knelpunten op de arbeidsmarkt als geheel het hoogtepunt hebben bereikt, maar dat de krapte in zorg&welzijn vooralsnog toeneemt (IR, p. 63). In feite hoeft dat voor de sector zorg&welzijn geen probleem te zijn. Door de verminderde economische groei komt er weer meer arbeidspotentieel beschikbaar voor de sector; de concurrentiepositie verbetert.
3
5. Integraal, structureel en meerjarig arbeidsmarktbeleid blijft nodig Een goed arbeidsmarktbeleid is echter niet alleen een kwestie van wervingsbeleid, maar er dient aan een heel scala van zaken aandacht te worden besteed (integraal), het moet een vast onderdeel zijn van beleid (structureel) en het moet worden volgehouden (meerjarig). Zo moet naast werving aandacht worden besteed aan opleidingen, aan arbeidsomstandigheden, aan leeftijdsbewust personeelsbeleid, aan ziektepreventie, aan reïntegratie, enzovoort. Veel van dit beleid laat zich samenvatten als behoud-beleid. Het zich prettig voelen van het personeel in hun baan is zowel een voorwaarde voor een laag ziekteverzuim als voor een lage uitstroom en daarvoor is een goed personeelsmanagement onontbeerlijk, een management dat luistert naar de mensen en – binnen de gegeven mogelijkheden – zo goed mogelijk aan hun wensen op het terrein van arbeidsomstandigheden, van flexibele werktijden, scholing en loopbaanmogelijkheden tegemoet komt. Uit onderzoek blijkt telkens weer de belangrijke rol van het management en dit gegeven loopt dan ook als een rode draad door het Integrerend rapport 2001. Dat hier nog veel winst te behalen valt, moge blijken uit de verloopcijfers en de ziekteverzuimcijfers. Het verloop van personeel in zorg&welzijn is de afgelopen jaren toegenomen. Het nettoverloop (degenen die buiten de sector gaan werken of stoppen met werken) was in 2000 7,4% en het brutoverloop (degenen die uit een instelling vertrekken) 17,5%. Het ziekteverzuimpercentage in zorg&welzijn is hoger dan het landelijke gemiddelde: in 2000 7,8 versus 5,5. De percentages zijn exclusief zwangerschapsverlof (RAZW, p. 41). Dat het vooral het langdurig verzuim is, dat de hoogte van het ziekteverzuim in zorg&welzijn bepaalt, laat zien dat door een effectief verzuimbeleid veel is te winnen. 6. Extra geld voor arbeidsmarktknelpunten Het integrale, structurele en meerjarige arbeidsmarktbeleid op de rails te zetten en op stoom te houden, is het doel van de (in par. 1 reeds ter sprake gekomen) Convenanten Arbeidsmarktbeleid voor Zorg en voor Welzijn, Jeugdhulpverlening en Kinderopvang (CAZ en CAWJ). De neerslag daarvan is te vinden in de Jaarplannen. Het stimuleren en aanjagen van dit arbeidsmarktbeleid is de taak van sectorfondsen. De sectorfondsen richten zich daarbij vooral op de vernieuwende aspecten van dit beleid. Maar ook sociale partners van de onderscheiden branches hebben hier een taak, niet alleen door hun inzet in CAZ- en CAWJ-verband, maar ook door het afsluiten van CAO’s, en door het stimuleren van instellingen waar uiteindelijk de oorlog moet worden gewonnen. Hierboven is reeds gezegd, dat sociale partners niet zomaar extra geld krijgen om arbeidsmarktknelpunten weg te werken, maar dat ze dit krijgen voor afspraken die in het verlengde van de analyses van de Commissie-Van Rijn liggen. Deze afspraken hebben in de recente CAO’s hun beslag gekregen. Met de extra middelen kunnen uiteindelijk de instellingen een forse impuls geven aan een breed personeelsbeleid. Ik herhaal het: door goed personeelsmanagement is een wereld te winnen. De sectorspecifieke aanbevelingen van de Commissie-Van Rijn lopen grotendeels parallel met de speerpunten van het CAZ- en het CAWJ-convenant. De Commissie-Van Rijn heeft zeer veel aandacht besteed aan de heilzaamheid van goed management. Ook de Commissie is van mening dat de implementatie van arbeidsmarktbeleid op instellingsniveau hiermee staat of valt (IR, pp. 109–14). Op dit ogenblik wordt druk gewerkt aan de implementatie van de aanbevelingen met
4
behulp van de door het Kabinet beschikbaar gestelde middelen. Daarnaast is vanuit de Commissie-Van Rijn een apart traject gestart, dat zich bezighoudt met lange termijnmaatregelen op de gebieden op de gebieden van personeelsbeleid, management en sturing en ICT. In dit kader is een Taskforce Zorgbeleid in het leven geroepen. Deze Taskforce zal zich met name richten op de kwaliteit van het (personeels)management. Met betrekking tot de verdere innovatie en implementatie van ICT en techniek in zorg&welzijn heeft deze Taskforce tot taak om lopende initiatieven te bundelen en te stimuleren. Daarenboven zal de Taskforce zich richten op het arbeidsmarktbeleid, zoals dat in het rapport van de Commissie-Van Rijn is geformuleerd (het «eerste traject»). Hierboven is reeds uiteengezet dat VWS niet primair verantwoordelijk is voor het arbeidsmarktbeleid. Daarom zal de Taskforce haar activiteiten in nauw overleg met het veld vormgeven. 7. Jaarplannen 2002 van CAZ, CAWJ en SoFoKleS De Jaarplannen CAZ en CAWJ bevatten de beleidvoornemens op het terrein van de arbeidsmarkt voor het jaar 2002. Door de extra middelen van het Kabinet is meer geld beschikbaar. Beide jaarplannen bevatten zowel een analyse van de actuele arbeidsmarktsituatie als een behandeling van de speerpunten van arbeidsmarktbeleid afzonderlijk. Deze speerpunten worden hieronder genoemd. Voor het CAZ zijn dat: – Arbo-, verzuim- en reïntegratiebeleid, – Behoud zittend personeel, – Instroom (initieel en doelgroepen), – Verbetering beeldvorming zorgsector, – Regionalisering landelijke structuur en – Arbeidsmarktonderzoek en monitoring. Voor het CAWJ zijn dat: – Monitoring, onderzoek en effectmeting, – Regionale versterking, – Afstemming zorg en arbeid, – Doelgroepenbeleid, – Afstemming werkveld en initiële opleidingen, – Scholing, employability en loopbaanbeleid, – Arbeidsomstandigheden, verzuim en reïntegratie, – Beeldvormings- en wervingscampagne. Beleidsactiviteiten spelen zich elk jaar weer rond deze speerpunten af. In die zin zijn CAZ en CAWJ beide een «going concern». Naar aanleiding van de actuele analyse van de arbeidsmarkt – en ook door de verruiming van de financiële middelen – wordt gekeken waar extra inspanningen en intensiveringen nodig zijn. In het CAZ-jaarplan is vooral sprake van een voortzetting in 2002 van het in voorgaande jaren ingezette beleid. Speciaal genoemd hier kan worden het voornemen om vanaf 2002 de inzet van nieuwe technologie te bevorderen. Het CAWJ-jaarplan somt in een apart hoofdstuk de gewenste beleidintensiveringen op: • een versterking van de professionaliteit van werknemer en organisatie, waarbij uitdrukkelijk wordt gewezen op het werk van de Commissie-Van Rijn; • een gerichtere aanpak van problemen rondom ziekteverzuim, arbeidsomstandigheden en reïntegratie, waarbij meer nog dan voorheen rekening wordt gehouden met de specifieke personeelssamenstelling (veel vrouwen, deeltijders en oudere werknemers), • meer aandacht voor de combinatie Arbeid en Zorg, waarbij uitbreiding van kinderopvang bovenaan staat;
5
•
een verbetering van het studie- en beroepsrendement. Door gericht beleid zijn deze verbeteringen zeker haalbaar; • het nog meer stimuleren van employability, loopbaanmogelijkheden en om- en bijscholing. Hierbinnen zal speciale aandacht worden gegeven aan functiedifferentiatie en levensfasebewust personeelsbeleid; • meer specifieke aandacht voor de instroom van leden van doelgroepen, zoals vrouwen, allochtonen en zogeheten zij-instromers; • tot slot dient de wervingskracht van de sector verbeterd te worden. De onderlinge verwevenheid moet hier niet uit het oog worden verloren. Meer aandacht voor arbeid en zorg verbetert bijvoorbeeld de wervingskracht. In het Jaarplan van het CAZ is een apart deel opgenomen voor de academische ziekenhuizen. De academische ziekenhuizen zijn medio 1999 toegetreden tot het CAZ. In het Jaarplan van SoFoKleS is een specifieke invulling gegeven aan de CAZ-speerpunten. Een opvallende activiteit onder het speerpunt Instroom is daarbij het initiëren van extra opleidingsplaatsen per instelling, met als beoogd effect het extra opleiden van gespecialiseerd zorgpersoneel in spilfuncties. De speerpunten van de convenanten zijn ook gekoppeld aan bepaalde doelstellingen. In het Integrerend rapport is de eerste monitoring van deze doelstellingen te vinden (IR, hoofdstukken 8 en 9). Voor zover de gegevens over ontwikkeling en realisatie bekend zijn (en dat is lang niet altijd het geval, omdat de informatie niet verder reikt dan 1999) blijkt dat waarden van indicatoren zich over het algemeen niet in de richting begeven van de (ambitieuze) streefniveaus die CAZ-partijen hebben vastgesteld (IR, p. 242). Aan de andere kant heeft het beleid tijd nodig, alvorens men tot tastbare resultaten kan komen. En verder zegt het verloop van de indicatoren weinig over de effectiviteit van het ingezette instrumentarium. Hiervoor komt dan ook specifiek onderzoek gericht op de effectiviteit van maatregelen. Tot slot wordt nader ingegaan op twee specifieke afspraken tussen overheid en sociale partners, en wel die met betrekking tot de arbo-convenanten en herintreding.
– Arbo-convenanten Er zijn in zorg&welzijn inmiddels vijf Arbo-convenanten afgesloten: thuiszorg, kinderopvang, academische ziekenhuizen, geestelijke gezondheidszorg en gehandicaptenzorg (IR, pp. 170–3). Het afsluiten van een arbo-convenant voor de algemene ziekenhuizen staat nog voor dit jaar op de rol. De convenanten bestaan uit afspraken tussen sociale partners en overheid (ministeries van SZW en VWS), waarin concrete doelen zijn opgenomen, die binnen een afgesproken termijn verwezenlijkt moeten worden. De inzet is een substantiële verbetering van de arbeidsomstandigheden. Blootstelling van werknemers aan bepaalde arbeidsrisico’s, zoals fysieke belasting (tillen) en werkdruk, dienen te worden verminderd. Het beleid zal zich moeten vertalen in bijvoorbeeld lagere cijfers met betrekking tot ziekteverzuim en tot de instroom in de WAO.
– Herintreding Dit jaar is de landelijke wervingscampagne voor herintreders «Hard Nodig» van start gegaan. De opbouw is regionaal-gefaseerd. Doel van het project is binnen drie jaar 12 000 extra medewerkers te werven. Daartoe wordt aan 180 000 ex-medewerkers in de zorg door middel van een door de bewindslieden van VWS ondertekende brief gevraagd, of ze opnieuw in de zorg aan de slag willen. Bij de opzet van het wervingsproject speelt
6
het onderzoek naar gekwalificeerd en ongekwalificeerd onbenut arbeidspotentieel een rol, dat is gedaan in het kader van het CAZ- en CAWJ-onderzoeksprogramma. Over het onderzoek naar het gekwalificeerd potentieel is reeds gerapporteerd in het Integrerend rapport van het jaar 2000 (IR 2000, pp. 121–30). Over het onderzoek naar ongekwalificeerd personeel is gerapporteerd in het Integrerend rapport van dit jaar (IR, pp. 85–90). Circa 43 000 gekwalificeerde personen voelen eventueel wel voor herintreding in de zorg. Uit het onderzoek naar ongekwalificeerd potentieel blijkt dat circa 24 000 mensen «actief» op zoek zijn naar een baan in zorg of welzijn en dat ruim 300 000 mensen «niet-actief» op zoek naar een dergelijke baan. «Niet-actief» wil zeggen, dat men een goed aanbod zou overwegen, waar men toevallig tegenaan loopt. Of door het project bereikte mensen daadwerkelijk intreden, hangt uiteindelijk af van het individuele onderhandelingstraject. 8. Arbeidsmarktbeleid sectorfondsen Het arbeidsmarktbeleid in zorg en welzijn wordt in het VWS-veld – het is hiervoor reeds opgeschreven – gestimuleerd en aangejaagd door de sectorfondsen. De special van het Sectorfonds Zorg illustreert wat de sectorfondsen zoal doen. De activiteiten rondom drie door CAZ-partijen geformuleerde speerpunten van beleid worden behandeld, en wel AVR, Instroom en Behoud. AVR staat voor Arbo, Verzuim en Reïntegratie. • In het jaar 2000 zijn 915 subsidieaanvragen ingediend door instellingen ten behoeve van hun AVR-beleid. Om de instellingen nog meer terzijde te staan, is een Arbo-kenniscentrum voor zorg&welzijn opgericht. Daarenboven is een CD-ROM uitgebracht waarmee arbeidsrisico’s op de werkplek systematisch in kaart kunnen worden gebracht. We spreken dan over de Risico-Inventarisatie en -Evaluatie Zorg, afgekort RI&E. Inmiddels hebben circa 500 instellingen de beschikking over dit instrument. Zonder goede informatie geen goed beleid. Daarom is het project «peilstation ziekteverzuim» gestart, om in de leemte van goed toegankelijke verzuiminformatie te voorzien. • Voor het speerpunt Instroom kan worden gewezen op de 28 regionale projecten om het aantal Beroepspraktijkvormingsplaatsen (BPV) te vergroten. Een eerste peiling laat een stijging van het aantal opleidingsplaatsen met 6% zien. Of er kan gewezen worden op de 715 instellingen die in het jaar 2000 een aanvraag hebben ingediend voor de Kaderregeling Doelgroepen, hetgeen inmiddels geleid heeft tot een instroom van 3300 personen. • Wat tot slot het speerpunt Behoud betreft, zijn daar de 1200 instellingen die in het jaar 2000 een aanvraag hebben ingediend voor de Subsidieregeling Leer- en Opleidingsbeleid. Ook zijn daar de ruim 9000 kinderopvangplaatsen, waarvoor in het jaar 2000 in de branches verpleeghuizen, ziekenhuizen, gehandicaptenzorg en geestelijke gezondheidszorg subsidie is aangevraagd. Ruim 15 000 kinderen maken ervan gebruik. Er zijn echter meer sectorfondsen. SoFoKleS is in het kader van een integraal arbeidsmarktbeleid begonnen de opleiding van extra gespecialiseerd te bevorderen, het zogeheten «schaarsteoffensief». Het sectorfonds Welzijn heeft in negen regio’s regionale coördinatiepunten ingesteld (er zijn initiatieven om tot meer te komen) en heeft wachtlijsten verminderd door een Kinderopvangfonds. Het sectorfonds voor de apotheken (SBA) heeft bijvoorbeeld een project opgezet rondom de Beroepsbegeleidende Leerweg (BBL), maar ook rondom het kwalificeren van mensen op grond van Elders Verworven Competenties (EVC) en rondom herintreding. Verscheidene Regionale Opleidingscentra (ROC’s) bieden de verbeterde
7
versie van de opleiding tot apothekersassistent van de BBL, die SBA heeft ontwikkeld, reeds aan. In samenwerking met de OVDB (het Landelijk Orgaan van het Beroepsonderwijs Gezondheidzorg, Dienstverlening, Welzijn en Sport) vindt de implementatie plaats van een EVC-traject. Er wordt een herintrederscursus op touw gezet. In verband met organisatieveranderingen door schaalvergroting zijn door het sectorfonds voor de ambulances (SOVAM) de cursus Kwaliteitsmanagement en de cursus Roosterplanning gestart. 9. Tenslotte Het is duidelijk geworden dat het VWS-veld het qua wervingskracht helemaal zo slecht nog niet doet. Dit neemt niet weg dat het spook van de arbeidsmarktkrapte voorlopig nog wel zal rondwaren. Door de toenemende vraag naar zorg, mede door de vergrijzing, stijgt de werkgelegenheid nu eenmaal sneller dan elders. Een blijvende inspanning van alle betrokken partijen is daarom noodzakelijk. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. Borst-Eilers Bijlage niet elektronisch beschikbaar.
8