bzk0200322
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 24 mei 2002 De wereld verandert. Informatie- en communicatietechnologie (ICT) speelt in de wereld van vandaag een steeds grotere rol. Een kleine twintig jaar geleden was een computer op de werkplek nog een zeldzaam verschijnsel. Tegenwoordig is ICT niet meer weg te denken, niet alleen in de werkomgeving, maar ook bijvoorbeeld bij het kopen van een treinkaartje of bij het versturen van een sms-je. Vooral de introductie en verspreiding van internet heeft grote invloed. Het gebruik van ICT maakt het ook mogelijk om de dienstverlening door de overheid te verbeteren en de burger in toenemende mate te betrekken bij het publieke debat. Al deze ontwikkelingen maken het wel bijna noodzakelijk dat burgers gebruik kunnen en willen maken van ICT. Dit is echter niet voor iedereen even vanzelfsprekend. Het niet bezitten van een computer, er geen toegang toe hebben, knoppen- en muisvrees of drempelvrees kunnen een hindernis vormen. Het is daarom een belangrijke opgave te voorkomen dat er een digitale kloof ontstaat; een kloof tussen digibeten en niet-digibeten. Belangrijker is ook om de samenleving als geheel zo goed mogelijk te laten profiteren van de mogelijkheden die de netwerkmaatschappij biedt, in de vorm van kansen op de arbeidsmarkt en het vergroten van sociale cohesie binnen de wijk. Het project Digitaal Trapveld, dat in 2000 is gestart, wil een bijdrage leveren aan de mogelijkheid voor burgers om te profiteren van de kansen die de netwerkeconomie biedt en tevens voorkomen dat bepaalde bevolkingsgroepen de aansluiting bij de netwerkeconomie missen, of slechts zeer eenzijdig in aanraking komen met informatietechnologie. Tijdens het Algemeen Overleg dat ik met uw kamer heb gehad over de uitvoeringsrapportage 2001 van het Actieprogramma Elektronische overheid op 7 maart 2002 (Kamerstuk 2001–2002, 26 387, nr. 14), heeft uw Kamer mij verzocht om een evaluatie van het project Digitaal Trapveld op te stellen. In deze brief wordt nader ingegaan op de doelstellingen en resultaten, de omstandigheden waaronder het project een succesvolle start heefd gekend en de toekomstverwachting rond het project Digitaal Trapveld. Als bijlage bij deze brief treft u de brochure «Van digitale kloof naar digitale kansen» aan die vervaardigd is om de vorderingen van de digitale trapvelden onder de aandacht te brengen van politici en topambtenaren in de grote steden. Doel van de brochure is om de «nieuwe» gemeenteraadsleden en wethouders die sinds 6 maart jl. zijn aangetreden te wijzen op de mogelijkheden van de trapvelden, mede gericht op de continuïteit van de trapvelden na 2003. In de brochure treft u een groot aantal voorbeelden en cijfers aan aangaande de digitale trapvelden, vandaar dat hierop in de nu voorliggende brief niet uitvoerig in wordt gegaan. Doelstellingen en resultaten Het project Digitaal Trapveld is gestart in 2000 en loopt tot en met december 2003. Hoewel de naam misschien anders doet vermoeden, is een digitaal trapveld zeker niet alleen gericht op jongeren. Een digitaal trapveld is een laagdrempelige locatie in een aandachtswijk van de dertig steden, die onder het grotestedenbeleid vallen en waar inwoners van deze wijken op toegankelijke wijze in contact kunnen komen met informatie- en communicatietechnologie. Het project richt zich op de volgende doelen: • Verkleining van de digitale kloof: bevordering van de zelfredzaamheid
1
•
•
van de inwoners van de betreffende wijk middels vergroting van hun algemene ICT-vaardigheden; Verbeteren van de arbeidsmarktpositie: verhogen van het arbeidsmarktperspectief van de inwoners van de betreffende wijk middels vergroting van specifieke ICT-vaardigheden. Versterken van de sociale cohesie: het bevorderen van contacten tussen verschillende groepen bewoners in de betreffende wijk, zowel van verschillende etnische herkomst als van verschillende leeftijdsgroepen.
Van meet af aan is het de bedoeling geweest om aan dit project een invulling te geven van onderaf, vanuit de wijk dus. Om dit mogelijk te maken zijn de eisen en richtlijnen die aan de afzonderlijke stedelijke projecten werden gesteld zo vormgegeven dat er voldoende ruimte was voor een eigen specifieke invulling van het concept. Op deze wijze was het mogelijk om per wijk een geheel andere invulling te geven aan het digitaal trapveld. De Bijdrageregeling Digitaal Trapveld (Staatscourant 25 april 2000, nr. 80, p. 8) gaf de kaders voor de verstrekking van de bijdrage, waarvoor vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties € 8 500 000,– beschikbaar werd gesteld. Voorwaarde hierbij was dat de steden de toegekende bijdrage uit eigen middelen verdubbelden. Op dit moment, voorjaar 2002, zijn de trapvelden bijna 2 jaar operationeel. Deze periode is te kort om een volledige evaluatie in al zijn aspecten te geven. In 2001 heb ik Nederland Kennisland en het Instituut voor Publiek en Politiek opdracht gegeven een inventarisatie uit te voeren naar de stand van zaken. Deze inventarisatie is te vinden op de website www.trapveld.nl. Op basis van deze inventarisatie is het mogelijk een beeld te schetsen van de ontwikkelingen in de diverse trapvelden, het aanbod, het gebruik, de problemen en de successen. Wat in ieder geval duidelijk is geworden is dat het project Digitaal Trapveld op het juiste moment is gekomen en dat aan het project door heel veel mensen uit allerlei geledingen en vooral ook uit de wijken hard en enthousiast is gewerkt. De diversiteit tussen de trapvelden blijkt groot te zijn en dat was ook de bedoeling. Bij aanvang van dit project werd uitgegaan van één trapveld per stad. Dit zijn er echter aanzienlijk meer geworden. In november 2001 waren er al 126 trapvelden operationeel. In totaal beslaan de begrotingen van deze trapvelden naar schatting € 60 miljoen, de co-financiering heeft dus alle verwachtingen overtroffen. Hiernaast is er in 2001 een bijdrage geleverd aan de totstandkoming van digitale trapvelden op Curac¸ao. Binnenkort zal daar het vijfde trapveld worden geopend. Toegezegd is om volgend jaar te bezien of er ook op St. Maarten een trapveld kan komen. Globaal zijn er twee modellen te onderscheiden in de opzet: het satellietmodel en het prototype-model. Het satelliet-model gaat uit van een centrale locatie in de wijk die wordt omgeven door een aantal kleinere en soms ook doelgroepgerichte locaties. Het prototype-model bestaat uit de implementatie van één hoogwaardig trapveld, dat dient als proefmodel voor andere toekomstige trapvelden. De meeste trapvelden zijn verbonden met bestaande buurt- en welzijnsorganisaties, en gevestigd in bibliotheken, buurthuizen of scholen. Het feit dat de bibliotheken zo’n actieve rol bij dit project spelen is mede te danken aan het feit dat in de periode 1998–2000 in samenwerking met de vereniging van openbare bibliotheken (NBLC) alle openbare bibliotheken in Nederland zijn uitgerust met computers met internettoegang. Hierdoor was bij aanvang van het project digitaal trapveld al veel kennis en expertise aanwezig bij de bibliotheken.
2
Over de realisatie van de drie centrale doelstellingen kan geconcludeerd worden dat de eerste doelstelling (tegengaan digitale tweedeling) tot nu toe de meeste aandacht heeft gekregen en met succes. Over het algemeen kan gezegd worden dat de animo voor de aangeboden cursussen zo overweldigend is dat veel trapvelden zelfs te maken hebben met wachtlijsten. De trapvelden van Emmen hebben inmiddels ruim 1300 cursisten gehad en in Leeuwarden is al de tienduizendste bezoeker verwelkomd! Ook de tweede (arbeidsmarkt) en derde doelstelling (sociale cohesie) kennen aansprekende voorbeelden. Wat de arbeidsmarkt betreft kan daarbij gedacht worden aan een initiatief waarbij analfabete allochtone vrouwen in Breda het werken met de computer onder de knie hebben gekregen, en vervolgens aan de slag zijn gegaan met met taallessen in samenwerking met het Regionaal Opleidings Centrum. Zo ook in Tilburg. De doelstelling van de sociale cohesie kent aansprekende voorbeelden in het project voor dak-en thuislozen in Groningen (www.digidak.nl) en een digitaal trapveld dat is toegesneden op lichamelijk gehandicapten in Rotterdam. De locatie van de trapvelden speelt een rol in de doelstellingen waarop de trapvelden zich richten. In bibliotheken komt men misschien minder snel toe aan de cohesiedoelstelling, gegeven het specifieke karakter van de bibliotheek, dat vooral gericht is op het leveren van kennis en informatie. Voor de toekomst van de trapvelden is het echter van belang hoe er verdere uitwerking aan de laatste twee doelstellingen wordt gegeven. De juiste omstandigheden voor een succesvolle start Het succes van het project Digitaal Trapveld is mede te danken aan een aantal gunstige externe factoren. Zo was de «timing» van de trapvelden ideaal. De tijd was eind 1999 / begin 2000 rijp voor een dergelijke investering ter voorkoming van een digitale kloof. Immers, het gebruik van Internet nam volwassen vormen aan en veel dienstverleners richtten zich meer op het toepassen van internet. In vervolg hierop kwam ook het besef dat deze ontwikkelingen voor bepaalde bevolkingsgroepen te snel ging. Een tweede factor was de millenniumbug, waardoor de aandacht werd gericht op de maatschappelijke importantie van computernetwerken. Tegelijkertijd bleken er in de steden al mensen met goede ideeën rond te lopen, die middels de impuls in een stroomversnelling zijn geraakt. Het rijksbudget heeft als een forse katalysator gewerkt. Zowel binnen het rijk (BZK/GSI) als in de steden nodigde het Digitaal Trapveld uit tot het hanteren van een onorthodoxe werkwijze. Dwars door kokers heen werd en wordt er gewerkt aan de opbouw van de informatiesamenleving. In verschillende steden heeft het trapveld gewerkt als een «breekijzer», hetzij om te komen tot meer samenwerking tussen scholen, welzijn en bibliotheken, hetzij om bijvoorbeeld het welzijnswerk in contact te brengen met doelgroepen die tot voor kort lastig te bereiken waren. De samenwerking met het bedrijfsleven levert een genuanceerd beeld op. Een flink aantal (inter)nationale bedrijven heeft de intentie uitgesproken om een wezenlijke bijdrage te leveren. In ongeveer de helft van de gevallen is dit ook gebeurd, in andere gevallen bleek het lastiger voor gemeente en bedrijfsleven om tot afspraken te komen. In de meeste steden is het lokale bedrijfsleven betrokken en dit gaat verder dan sponsoring. Regelmatig is er ook samenwerking in het kader van stages, werkervaringsplaatsen of doorstroming naar regulier werk in het kader van arbeidsmarktactiviteiten van de trapvelden.
3
Digitaal Trapveld na 2003 Hiervoor is geïllustreerd dat er op verschillende manieren invulling is gegeven aan het concept van het digitaal trapveld. De meeste trapvelden zijn middels de BZK-subsidie en de gemeentelijke cofinanciering tot in 2003 verzekerd van financiering. Wat er ná 2003 met de trapvelden gebeurt zal afhankelijk zijn van een aantal factoren. Een aantal trapvelden heeft tot nu toe vooral gefunctioneerd als cursuslokaal voor de kennismaking met computers en internet. De activiteiten van deze trapvelden kunnen op den duur op gaan in het reguliere aanbod van een school, bibliotheek of buurthuis. Het is bij dergelijke trapvelden overigens ook denkbaar dat ze na verloop van tijd opgeheven worden, omdat de functie van cursuslokaal niet meer nodig is, omdat alle inwoners van de wijk de mogelijkheid gehad hebben om ICT-vaardigheden op te doen en er geen vraag meer is (in het recente SCP rapport «Van huis uit digitaal» wordt aangegeven dat inmiddels 97% van de jongeren thuis over een computer beschikt). Maar deze trapvelden kunnen ook doorgroeien naar meer «geavanceerde» trapvelden, waar vooral de arbeidsmarkt-doelstelling of het streven naar een verhoging van de sociale cohesie verder ingevuld wordt. Naast de trapvelden die tot op heden vooral als cursuslokaal hebben gefunctioneerd is er een fors aantal trapvelden dat er al in slaagt om een zinvolle bijdrage te leveren aan de lokale arbeidsmarkt of aan de ontwikkeling van de wijk waarin het trapveld gevestigd is. Deze trapvelden kunnen zich verder ontwikkelen tot dé ontmoetingplaats in de buurt. In een viertal steden (Amsterdam, Den Haag, Deventer, Eindhoven) wordt momenteel in het kader van het actieprogramma «Sociale Kwaliteit en ICT» (Kamerstuk 2001–2002, 26 643, nr. 33) geëxperimenteerd met zogenaamde «Digitale Broedplaatsen». Een digitale broedplaats is te beschouwen als de logische opvolger van een digitaal trapveld, aangezien een broedplaats zich op dezelfde doelstellingen richt. Een broedplaats gaat echter verder en functioneert als een lokaal expertise- en stimuleringscentrum voor vele lokale initiatieven rond het thema «Sociale Kwaliteit en ICT». Ondersteuning vanuit het rijk Constaterende dat er voor de goed functionerende trapvelden mogelijkheden zijn om de «omslag» richting een digitale broedplaats te maken, dringt de vraag zich op in hoeverre betrokkenheid van het rijk (BZK/GSI) gewenst is. Allereerst moet hier worden opgemerkt dat de trapvelden opgezet zijn met een eenmalige rijksbijdrage, hieruit vloeit voort dat het streven naar continuïteit primair een lokaal proces zal zijn, met lokale afwegingen. Tegelijkertijd heeft de snelle ontwikkeling van de digitale trapvelden duidelijk laten zien dat er in de samenleving een grote behoefte bestaat aan dergelijke voorzieningen. Ook valt er nog veel te leren van de ervaringen en resulaten van de trapvelden. Betrokkenheid vanuit het rijk zou de aandacht voor de sociale gevolgen van ICT moeten vasthouden en versterken. Het kabinet Paars II heeft met het actieprogramma «Sociale Kwaliteit en ICT» aangegeven deze thematiek van belang te achten. Dit actieprogramma zal er voor zorgen dat het onderwerp, breder dan alleen middels de digitale trapvelden, zowel bij steden als bij het rijk op de agenda blijft staan. Gericht op de digitale trapvelden zijn er voor 2002 en 2003 voorzieningen getroffen waardoor de trapvelden met elkaar in gesprek kunnen blijven, hun opgedane kennis kunnen delen en hun diensten verbeteren (middels de website www.trapveld.nl, gerichte bijeenkomsten en het op te richten
4
kennisnetwerk Sociale Kwaliteit en ICT). Daarnaast zal samen met de trapvelden onderzocht worden in hoeverre het mogelijk is om het meten van resultaten te systematiseren en te verbeteren, zodat de trapvelden eind 2003 goed inzichtelijk kunnen maken welke bijdrage zij aan de betreffende wijken hebben geleverd. Goede cijfers zijn uiteraard van belang voor de lokale afweging met betrekking tot de continuïteit van een individueel trapveld, maar kunnen ook de nationale aandacht voor de thematiek voeden. Begin 2004 zal een definitieve evaluatie van de digitale trapvelden en digitale broedplaatsen worden opgesteld, op basis waarvan alsdan bezien moet worden of en op welke wijze voortzetting van het stimuleringsbeleid wenselijk is. Ik heb u mijn visie gegeven op de ontwikkeling van de digitale trapvelden. In de brochure «Van digitale kloof naar digitale kansen», die ik als bijlage met deze brief mee stuur kunt u vele concrete voorbeelden uit de trapvelden lezen. De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid, R. H. L. M. van Boxtel
5