LESPAKKET GEDRAG HAVO / VWO
Naam
Docent
Klas
LEKKER BEESTEN TUSSEN DE DIEREN DIERENRIJK
Lespakket Gedrag HAVO / VWO
Dierenrijk is onderdeel van
1
WELKOM IN DIERENRIJK
GEDRAG
Om ervoor te zorgen dat je een leuke en leerzame excursie hebt, volgen hier enkele tips en huisregels. Alles wat een dier of een mens doet, noemen we gedrag. Gedragingen komen tot stand door de werking van spieren of klieren.
Tips: — Om antwoord te vinden op de vragen maak je gebruik van de informatieborden en gidsen
1. Omcirkel de woorden die gedrag weergeven. Je kunt kiezen uit:
in het park. Er zijn ook vragen waar je het antwoord niet op kunt vinden maar die je zelf
spelen – rusten – kwijlen – eten – lopen – slapen – plassen – drinken.
moet bedenken. — De vragen staan niet in een bepaalde volgorde. Je mag zelf bedenken hoe je door het
2. Vertoont een plant gedrag? Leg uit waarom wel of waarom niet?
park loopt.
...............................................................................
— Als je een dier vlug wilt vinden maak dan gebruik van de plattegrond.
...............................................................................
— Houd je aan de huisregels. Doe je dit niet, dan kun je uit het park worden gezet.
3. Gedrag kan aangeleerd zijn of aangeboren.
Huisregels:
a. Waardoor wordt aangeboren gedrag bepaald?
— Voer de dieren niet.
...............................................................................
— Houd je aan waarschuwingsborden.
b. Geef twee voorbeelden van aangeboren gedrag?
— Afval hoort in de afvalbak.
...............................................................................
— Gun de dieren rust, niet naar ze schreeuwen
c. Geef twee voorbeelden van aangeleerd gedrag?
of de dieren plagen.
...............................................................................
Veel plezier en succes bij het maken van je opdrachten!
DIERENRIJK
Lespakket Gedrag HAVO / VWO
2
DIERENRIJK
Lespakket Gedrag HAVO / VWO
3
3. Boeren zijn vaak niet blij met een grote groep op hun land. Als een groep ganzen op een weiland overwintert, vernielen ze de akker.
BRANDGANS
a. Hoe vernielen brandganzen de akkers van boeren? ............................................................................... ............................................................................... b. Hoe kan een boer voorkomen dat ganzen de akkers vernielen zonder de vogels
De brandgans is een vogel die in Nederland overwintert. Ze broeden in het noorden van Europa maar wanneer het daar in de winter te koud wordt, trekken ze naar het zuiden. Brandganzen hebben vaak ieder jaar een andere partner tijdens het broedseizoen.
te doden? ...............................................................................
1. ln Nederland kom je de brandganzen in grote groepen tegen. a. Wat is het voordeel om in groepen te leven? ............................................................................... ............................................................................... b. Hoe wordt bij ganzen de man, vrouw en de jongen genoemd? Man . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Vrouw . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Jong . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2. Brandganzen zijn seizoensmonogaam. Dit houdt in dat brandganzen ieder jaar tijdens het broedseizoen een andere partner hebben waar ze trouw aan zijn. Er zijn ook vogels die het hele leven met dezelfde partner doorbrengen. Deze dieren worden monogaam genoemd. Zoek in het park twee vogels op die monogaam zijn en schrijf de namen op. ...............................................................................
DIERENRIJK
Lespakket Gedrag HAVO / VWO
4
DIERENRIJK
Lespakket Gedrag HAVO / VWO
5
— Voer nu dezelfde observatie nog een keer uit maar dan bij de Siberische tijger.
EETGEDRAG
— Draai de rollen om. Degene die net de tijd in de gaten heeft gehouden gaat nu kijken wat het dier doet wanneer de ander een seintje geeft.
ln de natuur besteden de meeste dieren een belangrijk deel van hun tijd aan het zoeken naar voedsel en het eten ervan. Eetgedrag bestaat niet alleen uit het eten van voedsel, maar ook uit verschillende andere handelingen.
min/sec 0 10 20 30 40 50
1
2
3
Siberische tijger 4 5 6
7
Enkele handelingen die bij het eetgedrag horen zijn: - Besluipen van een prooi - Stukken van een prooi scheuren
1. leder plusje staat voor een keer dat het dier eetgedrag vertoonde.
- Met de tong of tanden gras lostrekken
- Kauwen en slikken van voedsel
a. Hoe vaak vertoonde het Schots hooglandrund eetgedrag?
- Prooi vangen
- Herkauwen van voedsel
8
9
10
...............................................................................
- Prooi doden
b. Hoe vaak vertoonde de Siberische tijger eetgedrag? ...............................................................................
— Werk aan deze opdracht in groepjes van twee.
c. Welk dier eet het minst vaak?
— Zoek de Schots hooglandrunderen op. Kies samen één rund uit dat jullie straks gaan observeren. — Het uitgekozen dier gaan jullie 10 minuten observeren.
...............................................................................
— Eén persoon houdt de tijd in de gaten. ledere 10 seconden geeft deze persoon een seintje. — De andere persoon bekijkt bij het seintje wat het dier aan het doen is. Als het dier handelingen
2. Bedenk twee redenen waarom het Schots hooglandrund of de Siberische tijger de minste
vertoont die bij het eetgedrag horen, schrijf je in dat vakje een +, vertoont het dier
tijd besteedt aan eten?
geen eetgedrag dan schrijf je een – in het vakje.
...............................................................................
— Houd nu het dier 10 minuten achter elkaar in de gaten en vul de tabel in.
...............................................................................
De tabel wordt ingevuld met + en -. min/sec 0 10 20 30 40 50
DIERENRIJK
1
2
3
Lespakket Gedrag HAVO / VWO
Schots hooglandrund 4 5 6
............................................................................... ............................................................................... 7
8
9
10
...............................................................................
6
DIERENRIJK
Lespakket Gedrag HAVO / VWO
7
3. ln het gebied waar wolven voorkomen komen ook raven voor. Raven jagen soms samen met
WOLVEN
wolven. Als een raaf een zwak dier vindt, leidt hij de wolven er naar toe. Wat is de reden dat een raaf dit zou doen? ............................................................................... ...............................................................................
Wolven leven in groepen die roedels genoemd worden. De leiders van de groep worden het ‘alfapaar’ genoemd. Het alfapaar bestaat uit de dominante man en de dominante vrouw. Aan de lichaamshouding van wolven kun je zien wie dominant is en wie onderdanig.
1. Op het plaatje zie je twee wolven. Eén wolf is dominant en de andere wolf is onderdanig. a. Welke wolf is dominant? Streep het foute antwoord door. De linker / rechter wolf is dominant. b. Met de manier waarop een wolf zijn staart houdt, geeft hij aan of hij dominant of onderdanig is. De wolven op het plaatje missen hun staart. Teken de staarten er zo bij dat te zien is welke wolf dominant is en welke wolf onderdanig.
c. Noem nog een manier waaraan je kunt zien dat een wolf onderdanig is? ............................................................................... 2. Als een wolf huilt heeft dat verschillende betekenissen. Kruis aan welke betekenissen het huilen van de wolf kan hebben. Hij heeft verdriet
Hij heeft pijn
Hij geeft zijn woongebied aan
Hij ‘praat’ met zijn soortgenoten
Er zijn jongen geboren
DIERENRIJK
Lespakket Gedrag HAVO / VWO
8
DIERENRIJK
Lespakket Gedrag HAVO / VWO
9
ONNATUURLIJK GEDRAG
BERBERAPEN
Berberapen worden net als de mens tot de primaten gerekend. Primaten worden ingedeeld in drie groepen, namelijk: halfapen, apen en mensapen. De berberaap wordt ingedeeld bij de apen. De mens wordt, net als de chimpansee, bij de mensapen ingedeeld.
Sommige dieren vertonen in gevangenschap gedrag dat niet natuurlijk is. Soortgenoten in het wild laten dit soort gedrag niet zien. Het is dus afwijkend gedrag. Enkele voorbeelden zijn: - Contact zoeken met mensen - Bedelen - Stereotiep gedrag (bijv. het ‘ijsberen’)
1. Hieronder zie je vier plaatjes met gezichtsuitdrukkingen van een chimpansee en daaronder vier plaatjes van een mens. a. Schrijf onder de plaatjes van de chimpansee wat de aap met zijn gezichtsuitdrukking
1. Bedenk hoe de dieren in het wild leven en vergelijk dat met hoe de dieren in dierentuinen
bedoelt. Je kunt kiezen uit: Angst – Spelen – Pruilgezicht – Opmerkzaam zijn.
gehouden worden. Schrijf twee verschillen op voor de dieren in Dierenrijk vergeleken met hun
b. Trek een lijn van de plaatjes van de chimpansee naar de plaatjes van de mens die met de
soortgenoten in het wild.
gezichtsuitdrukking hetzelfde bedoelen.
............................................................................... ............................................................................... ............................................................................... 2. Dierenrijk probeert om onnatuurlijk gedrag te voorkomen. Bekijk de verblijven van de dieren. Schrijf twee dingen op waaraan je kunt zien dat Dierenrijk probeert onnatuurlijk
...............
gedrag te voorkomen.
...............
...............
..............
............................................................................... ............................................................................... ............................................................................... 3. Houdt afwijkend gedrag ook altijd in dat het slecht is? Leg uit waarom wel of waarom niet? ............................................................................... ...............................................................................
DIERENRIJK
Lespakket Gedrag HAVO / VWO
10
DIERENRIJK
Lespakket Gedrag HAVO / VWO
11
BEVERRATTEN
Het gedrag van dieren wordt bestudeerd door gedragsonderzoekers om meer te weten te komen over wat het dier precies doet en wat de functie is van het gedrag. Bij het bestuderen van het gedrag van een dier wordt eerst gekeken wat voor handelingen het dier uitvoert. Dit wordt in een schema gezet wat een ethogram genoemd wordt. Hier zie je een voorbeeld van een ethogram dat gemaakt is bij de beverratten. 2. Vergelijk de gezichtsuitdrukkingen van de chimpansee en de mens met elkaar. a. Lijken alle gezichtsuitdrukkingen van de chimpansee op die van de mens?
Handeling Afk. Omschrijving Eet Kauwende beweging van de kaken, wanneer er voedsel in de bek zit. Eten Dr Met de tong water oplikken en doorslikken. Drinken Bij Met de tanden aan materiaal, anders dan voedsel, knagen. Bijten
Zo nee, welke gezichtsuitdrukking(en) lijken niet op elkaar? ............................................................................... b. Kun je bij de berberapen deze gezichtsuitdrukkingen ook zien? Leg uit hoe dit komt. ............................................................................... ............................................................................... 3. Bij de berberapen is vaak een aantal ‘wachtposten’ te zien. Deze apen zitten meestal wat hoger dan de rest en houden de omgeving in de gaten? a. Kijk naar de groep berberapen. Kun je een aantal berberapen op wacht zien zitten? Zo ja, hoeveel. ............................................................................... b. Wat is het voordeel dat er binnen de groep een aantal apen de wacht houdt over de groep?
— Werk aan deze opdracht in groepjes van twee.
...............................................................................
— Zoek de beverratten op.
c. Heeft de berberaap die de wacht houdt, er zelf een voordeel bij om de wacht te houden?
DIERENRIJK
— Het ethogram is nog niet volledig. Vul het ethogram aan door 10 minuten naar de beverratten
Leg uit waarom wel of waarom niet?
te kijken. Let op bij het omschrijven van de handeling, dat je alleen beschrijft wat je ziet.
...............................................................................
Goed is ‘Liggen – Uitgestrekte poten en open ogen op de grond rusten’
...............................................................................
Fout is ‘Liggen – Plat op de grond liggen aan het genieten van de zon’
Lespakket Gedrag HAVO / VWO
12
DIERENRIJK
Lespakket Gedrag HAVO / VWO
13
VOORTPLANTINGSGEDRAG
— Kies samen één beverrat uit die jullie straks gaan observeren. Let bij het kiezen erop dat je een actief dier neemt. — Het uitgekozen dier gaan jullie 10 minuten observeren. — Eén persoon houdt de tijd in de gaten. ledere 15 seconden geeft deze persoon een seintje. — De andere persoon bekijkt bij het seintje wat het dier aan het doen is en schrijft de afkorting
Om te zorgen dat een soort blijft bestaan, moeten dieren zich voortplanten. Zolang er jongen geboren worden die zelf ook weer voor jongen zorgen, sterft een soort niet uit. Het komt alleen wel voor dat dieren uitsterven of met uitsterven bedreigd worden. Vaak gebeurt dit door handelingen van mensen of ziektes.
ervan in het waarnemingsschema. — Observeer het dier 10 minuten achter elkaar en vul het protocol in.
min/sec 0 15 30 45
1
2
Waarnemingsschema observatie beverratten 3 4 5 6 7
8
9
10
De ijsbeer is een voorbeeld van een diersoort die met uitsterven bedreigd wordt. 1. Noem vier voorbeelden waardoor dieren kunnen uitsterven.
1. Welke handeling zie je het vaakst bij de beverrat?
...............................................................................
...............................................................................
............................................................................... ...............................................................................
2. Welke handeling zie je het minst vaak bij de beverrat? ............................................................................... 3. Vergelijk jullie antwoorden van vraag 1 en 2 met andere groepjes. a. Zijn de antwoorden van de andere groepjes hetzelfde? Ja / Nee b. Hoe komt dit denk je? ............................................................................... ...............................................................................
DIERENRIJK
Lespakket Gedrag HAVO / VWO
14
DIERENRIJK
Lespakket Gedrag HAVO / VWO
15
2. Als een vrouw bij de mensen een baby in haar buik heeft, zeggen we dat ze zwanger is. 3. Net als de meeste dierentuinen helpt ook Dierenrijk mee om te zorgen dat diersoorten
Wanneer de baby is geboren, zeggen we bij mensen dat de vrouw bevallen is.
niet uitsterven. Het klinkt misschien raar maar juist door dieren in dierentuinen te
Bij dieren wordt het anders genoemd.
houden wordt er al meegeholpen.
a. Hoe wordt het bij dieren genoemd als een vrouw zwanger is of gaat bevallen? Zwanger is . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
a. Alleen kun je er niet voor zorgen dat dieren niet uitsterven. Daarom werken de
Bevallen is . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
dierentuinen met elkaar samen. Een voordeel hiervan is dat je dieren met elkaar kunt
b. Als een vrouw bij de ijsberen ‘zwanger’ is moet ze eerst zeker 200 kilo aankomen
ruilen. Het komt voor dat een man die al lange tijd bij dezelfde groep vrouwen is,
voordat ze aan de winterslaap kan beginnen. Bedenk een reden waarom het nodig is om
geruild moet worden voor een andere man. Bedenk een reden waarom dit zo is?
zoveel aan te komen.
...............................................................................
...............................................................................
b Het komt voor dat er dieren vanuit gevangenschap terug geplaatst worden in het wild.
...............................................................................
Dit gebeurt niet vaak omdat dat erg moeilijk is. Schrijf twee voorbeelden op wat de
c. Voor de winterslaap graaft een ijsbeer een hol uit in de sneeuw. Tijdens de winterslaap
dieren moeten leren voordat ze terug in het wild geplaatst kunnen worden?
worden de jongen geboren. Wat is de reden dat de jongen in het hol geboren worden.
...............................................................................
Omcirkel het juiste antwoord.
...............................................................................
A. ln die maanden is het dag en nacht donker en kan de moeder haar jongen niet zien
...............................................................................
B. Tijdens die maanden is er weinig voedsel te vinden
c. Voor verschillende bedreigde diersoorten zijn er binnen de dierentuinen
C. De jongen worden zo beschermd tegen roofdieren en mannetjes ijsberen die de
fokprogramma’s. Wat kan een dierentuin nog meer doen om proberen te voorkomen dat
jongen kunnen doden
een diersoort uitsterft?
D. Voor de jongen is het buiten te koud
............................................................................... ............................................................................... ...............................................................................
Gemaakt door: Hilke van der Wijst in samenwerking met:
DIERENRIJK
Lespakket Gedrag HAVO / VWO
16
DIERENRIJK
Lespakket Gedrag HAVO / VWO
17