Vragenlijst over de herziening van het Europees beleid voor biologische landbouw 1 en 2 zijn persoonlijk vragen. Geen commentaar van IFOAM EU NB: Vragen met een sterretje * zijn verplicht 3. Kleine bedrijven 3.1 Is "harmonisering" (onderlinge aanpassing) van regels en controles op Europees niveau goed voor de ontwikkeling van de kleine biologische landbouwbedrijven in de EU? X Ja Nee Geen mening IFOAM EU Advies: Ja "harmonisering" is een algemeen principe dat noodzakelijk is om oneerlijke concurrentie tegen te gaan. Maar we hebben de kanttekening dat wat flexibiliteit bij de invoering van de biologische regelgeving, volgens afgebakende grenzen, ook helpt om de enorme verschillen in landschap, cultuur en economische plus structurele uitgangssituaties tussen de lidstaten op te vangen. Onder de huidige omstandigheden zou meer harmonisatie mogelijk en ook nodig zijn in de lidstaten waar de biologische markt reeds is ontwikkeld, waarbij het eerder voor grote producenten dan voor kleine bedrijven speelt. Vandaag de dag geldt de Raadsverordening (EG) nr. 834/2007 als de hoogst mogelijke gemeenschappelijke norm. Artikel 22 van die verordening voorziet in een wettelijke basis voor mogelijke afwijkingen, tijdelijk of permanent. Afwijkingen op lidstaatniveau zou de regeling "flexibeler" kunnen maken en passend bij de verschillende behoeften en omstandigheden van de lidstaten. Deze flexibiliteit moet wel samengaan met duidelijke afbakening van die flexibiliteit door strikte criteria, controles, transparantie en goede verantwoording en met oog voor mogelijk negatieve effecten, zoals oneerlijke concurrentie. 4. Biologische normen 4.1 Moet de huidige norm voor biologische producten worden aangescherpt? Ja X Nee Geen mening IFOAM EU Advies: Nee. Een ontwikkeling van de productienormen is welkom, maar er is geen dringende noodzaak om de normen strenger te maken. Het concept moet gebaseerd zijn op continue ontwikkeling van de standaard volgens de doelstellingen en beginselen van de huidige verordening. Wel zijn er een aantal gebieden, zoals de pluimveehouderij en de bedekte teelt, waar meer duidelijke en consistente regels nodig zijn. De huidige regelgeving voldoet reeds op veel gebieden, het gaat er simpelweg om in sommige landen de uitvoering te verbeteren. Biologische bedrijven en ondernemingen zijn veel meer gecontroleerd door certificatielichamen en bevoegde autoriteiten dan conventionele bedrijven. De grootste verbetering in de controle kan bereikt worden door het verbeteren van de uitvoering van de risicogerichte inspecties via controle van het kwaliteitsmanagementsysteem van producenten (art 26), duidelijke procedures in geval van ernstige inbreuken en betere samenwerking tussen bevoegde autoriteiten, controlelichamen en producenten. Transitie naar een geheel nieuw, aangescherpt systeem zal de groei van de biologische sector in de EU in gevaar brengen. 4.2 Zo ja, hoe? (u kunt meer dan één antwoord kiezen) Door de regels strenger te maken Door niet langer flexibel te zijn
1
Door sancties (boetes) in te voeren Op een andere manier IFOAM EU Advies: Geen antwoord. De biologische verordening is nu al de strengste standaard voor duurzame voedselproductie. Daarom ondersteunen wij een continue verbetering van de biologische wetgeving. Strengere regels of sancties zijn in het algemeen niet de juiste manier om de sector verder te ontwikkelen. De Verordening (EG) nr. 834/2007 werd zodanig opgesteld dat producenten verantwoordelijk zijn voor hun activiteiten. Biologische ondernemers zijn meestal zeer toegewijd en worden al intensief gecontroleerd. Nog meer detaileisen zal omschakeling van nieuwe landbouwers / bedrijven remmen en ook de reeds gecertificeerde bedrijven ontmoedigen. Een soort flexibiliteit is wel nodig om nieuwe ondernemers en nieuwe lidstaten te helpen het niveau van de reeds ontwikkelde biologische markten te bereiken. Aan de andere kant zijn er een aantal gebieden die verder moeten worden ontwikkeld: eisen voor invoer, controle, pluimvee, bedekte teelt, milieuprestaties, enz. Maar de nadruk moet niet liggen bij strenger; de nadruk moet erop liggen de regels zo te maken dat ze bijdragen aan de doelstellingen van de biologische regelgeving, dat ze efficiënt zijn in de uitvoering en dat ze helpen te voldoen aan de behoeften van zowel de producenten als de consumenten. 4.3 Alle biologische producten testen op pesticiden leidt tot hogere productiekosten en maakt de producten dus duurder voor de consument. Moet zo'n test desondanks worden verplicht? Ja X Nee Geen mening IFOAM EU Advies: Nee. Het onderzoek naar residuen is slechts één mogelijk instrument om na te gaan of een product biologisch is. Er zijn een aantal andere onderzoeksinstrumenten die kunnen worden toegepast, afhankelijk van de omstandigheden en die minstens zo belangrijk zijn als residu-onderzoek (kruiscontroles, traceerbaarheidstests, grondige boekhoudkundige controles of onaangekondigde bezoeken ...) Deze controleinstrumenten moeten worden toegepast in verhouding tot de ernst van het probleem. Als voorbeeld: tijdens de recente fraudezaak in Italië waren bijvoorbeeld alle testen op residuen negatief, omdat de daders hun producten residuvrij hadden weten te houden. Biologische producten worden reeds getest, veel meer dan conventionele producten en het risico van residuvondsten is veel lager bij biologische producten dan bij conventionele producten. Een verplichte analyse voor alle producten zou onbetaalbaar worden voor marktdeelnemers, met name kleinere bedrijven. De biologische landbouw is een holistische benadering, waarvoor regels in het hele proces van landbouw en verwerking zijn vastgesteld, zodat biologische producten niet kunnen worden gereduceerd tot het etiket pesticidenvrij. Bemonstering plus analyse is slechts een van de verschillende onderzoeksmethoden die een controleorgaan of –autoriteit kan uitvoeren om te toetsen of aan de voorschriften voor biologische productie wordt voldaan. Een inspecteur kan via een analyse echt niet zien of een kool is geteeld met behulp van vruchtwisseling, daarvoor moet hij gaan kijken. Besluiten welke producten moeten worden getest of welk controle-instrument geschikt is, moet gebaseerd zijn op risicogerichte analyse en gericht zijn op de meest risicovolle producten. Testen kan een nuttig instrument voor controle op de naleving, nadat twijfel is ontstaan. Bovendien leidt uitslagen van tests op lage besmettingsniveaus tot veel discussie over de interpretatie en betekenis van het resultaat. Niet alleen tussen producenten, maar ook tussen laboratoria, controleorganen en overheden. Wat nodig is, is een duidelijke besluitvormingskader en tijdschema met duidelijke
2
verantwoordelijkheden voor alle betrokkenen wat te doen als besmetting met residuen of andere onregelmatigheden spelen. 4.4 Moet het toegestane niveau voor residuen van pesticiden voor biologische producten lager zijn dan voor conventionele? Ja X Nee Geen mening IFOAM EU Advies: Nee. In de praktijk is de aanwezigheid van residuen van bestrijdingsmiddelen in biologische producten veel lager dan in conventionele producten. Indien residuen van bestrijdingsmiddelen in biologische producten voorkomen, zijn ze in de meeste gevallen per ongeluk en gevolg van verontreinigingen. Daardoor is er geen noodzaak om specifieke niveaus te definiëren voor biologische producten. We kunnen alleen maar herhalen wat we al eerder stelden: biologische landbouw is een procesgerichte, holistische benadering voor een duurzame productiemethode die niet kan worden gereduceerd tot pesticidevrij. Of het product biologisch is of niet moet worden besloten op een case-by-case basis door de bevoegde autoriteiten en de controleorganen. Het is belangrijk om de procedures en het juridisch kader voor dergelijke gevallen te verbeteren met in het achterhoofd de behoeften van de biologische markt. Dit betekent: verduidelijking van verantwoordelijkheden tussen producenten, controleorganen en controleautoriteiten, heldere tijdlijnen afspreken en verantwoordelijkheid voor de uiteindelijke beslissing verduidelijken. Naast de enorme eigen verantwoordelijkheid die wordt genomen bij het testen van de residuen van bestrijdingsmiddelen, is er een behoefte aan een duidelijk besluitvormingskader en tijdschema met duidelijke verantwoordelijkheden voor alle betrokkenen in geval residuen aangetroffen zijn. Zie ook de IFOAM EU-richtlijn voor residuen van bestrijdingsmiddelen. Ggo's Genetisch gemodificeerde organismen (ggo's) en op basis daarvan gemaakte producten zijn onverenigbaar met het concept van biologische landbouw. Daarom mogen ze bij de biologische landbouw of de verwerking van biologische landbouwproducten niet worden gebruikt. 4.5 Is het feit dat "biologisch" per definitie "ggo-vrij" betekent, voor u een belangrijke reden om biologische producten te kopen? * X Ja Nee Dat zeg ik liever niet IFOAM EU Advies: JA. Een belangrijk fundament van de biologische productie is het verbod op gebruik van ggo’s en het verbod op gebruik van stoffen die zijn geproduceerd met of door ggo's in de hele productieketen. Omdat biologische systemen niet los kunnen worden gezien van de totale productieketen (teelt, oogst, vervoer, opslag en verwerking) valt nooit volledig uit te sluiten dat biologische landbouwproducten toch ggo's bevatten. Volgens de huidige wetgeving hoeft niet op de verpakking te staan dat een product ggo's bevat, als het naar alle waarschijnlijkheid om minder dan 0,9% van de totale inhoud gaat. Strengere etiketteringseisen zullen de producten voor consumenten waarschijnlijk duurder maken. 4.6 Kende u deze regel voor het vermelden van ggo's op etiketten van producten? X Ja Nee
3
Dat zeg ik liever niet IFOAM EU Advies: Ja 4.7 Als het gaat om toevallige of onvermijdelijke ggo's in producten, moeten voor biologische producten dan dezelfde etiketteringsregels gelden als voor conventionele? X Ja Nee Geen mening IFOAM EU Advies: Ja 4.8 Zo niet, moet de maximale hoeveelheid voor toevallig aanwezige ggo's die op het etiket moet worden vermeld, bij biologische producten dan lager zijn dan bij conventionele? Ja X Nee Geen mening IFOAM EU Advies: Nee. Net als voor residuen van bestrijdingsmiddelen wordt een lagere drempel niet aanbevolen. Controleorganen en controlerende autoriteiten moeten beslissen op een case-by-case basis in geval van aanwezigheid van ggo’s.
4.9 Als een lagere maximale hoeveelheid ggo's in de etiketteringsregels leidt tot duurdere biologische producten, bent u dan bereid om daarvoor meer te betalen? Ja Nee Zeg ik liever niet IFOAM EU Advies: zie hierboven. Deze vraag is niet correct en tendentieus omdat het suggereert dat de biologische sector niet zijn best doet om ggo-besmetting uit te sluiten. In feite is er in de EU en wereldwijd geen vergelijkbaar grondig en consequent ggo-vrij concept als in de huidige Europese biologische verordening. Het biologische systeem creëert een hele ggo-vrije keten en werkt niet alleen aan een eindproduct waarin geen ggo’s worden gedetecteerd. We vragen ons af waarom de EU Commissie deze tendentieuze vraag stelt en lijkt af te wijken van het bestaande en consequente concept, dat veel verder gaat dan “geen ggo detecteerbaar”. De kosten voor het garanderen van ggo-vrije producten (bewustwording van de risico's in het veld, in de opslag, transport, verwerking etc. in combinatie met analyse) drukken nu op de organische consumenten, terwijl ze zouden moeten drukken op de ggo-industrie. Uitzonderingen op de regels 4.10 Vindt u dat Europese biologische boeren en andere marktdeelnemers zich in alle EU-landen aan dezelfde regels zouden moeten houden? * Ja X Nee Geen mening IFOAM EU Advies: Nee. Zoals reeds gezegd, is er binnen de Europese Unie een enorme variatie in landschappen, cultuur en structurele uitgangssituaties tussen de lidstaten. Raad Verordening (EG) nr. 834/2007 speelt de rol van de hoogst mogelijke gemeenschappelijke norm. Het is belangrijk om deze algemene regels met vastgelegde
4
doelstellingen, beginselen en regels te hebben. Maar binnen deze grenzen moeten aanpassingen aan de specifieke omstandigheden en behoeften mogelijk zijn. Artikel 22 van die verordening voorziet in een wettelijke basis voor mogelijke afwijkingen, tijdelijk of permanent. Afwijkingen op lidstaatniveau zou de regeling "flexibeler" kunnen maken en passend bij de verschillende behoeften en omstandigheden van de lidstaten. Deze flexibiliteit moet wel samengaan met duidelijke afbakening via criteria, controles, transparantie en goede verantwoording en met oog voor mogelijk negatieve effecten, zoals oneerlijke concurrentie. Tegenwoordig kunnen biologische boeren en andere marktdeelnemers in bepaalde omstandigheden, die in de Europese wetgeving zijn geregeld, worden vrijgesteld van de productievoorschriften en hun producten toch als biologisch laten certificeren. Als er bijvoorbeeld geen biologisch zaaigoed op de markt is, mogen landbouwers conventioneel, onbehandeld zaaigoed gebruiken. Een andere uitzondering betreft het gebruik van niet-biologische dieren. 4.11 Vindt u dat deze vrijstellingen/uitzonderingen moeten blijven bestaan? * X Ja Nee Geen mening IFOAM EU Advies: Ja. Bepaalde vrijstellingen zijn nodig omdat nog niet alle markten en sectoren goed ontwikkeld zijn. Voordat de ontheffingen voor gebruik van gangbaar, niet chemisch ontsmet zaad en gangbare dieren opgeheven kunnen worden is nog veel inspanning om ervoor te zorgen biologisch zaaizaad en biologische rassen beschikbaar zijn. Als biologische zaden en rassen verkrijgbaar zijn in voldoende hoeveelheden, moeten de vrijstellingen wel verdwijnen. 4.12 Moeten deze uitzonderingen/vrijstellingen voor landbouwbedrijven en andere producenten in de tijd worden beperkt? * X Ja Nee Geen mening IFOAM EU Advies: Ja. Vrijstellingen moeten altijd voorzien worden van een overgangstermijn om de nodige tijd voor de aanpassing te geven. Aan de andere kant moeten deze tijdig worden herzien om te beslissen of zij nog steeds nodig zijn of niet.
Lokale oorsprong van voeder Volgens de regels voor biologische veeteelt moeten dieren hoofdzakelijk worden gevoederd met voeder afkomstig van het bedrijf zelf of van andere biologische landbouwbedrijven in de regio. Voor herbivoren zoals koeien, schapen en geiten moet ten minste 60% van het voeder van het bedrijf zelf afkomstig zijn (of, als dat niet kan, uit dezelfde regio). Voor kippen en varkens is dat minimaal 20%. 4.13 Waarmee moeten biologische dieren volgens u worden gevoederd? Voeder van overal, als het maar biologisch is X Minimaal een bepaald percentage van het voeder moet van het eigen bedrijf of uit eigen streek komen 100% van het voeder moet van het eigen bedrijf of uit de eigen streek komen 100% van het voeder moet van het eigen bedrijf komen Geen mening IFOAM EU Advies: Een duidelijk gedefinieerd percentage voer van het eigen bedrijf of uit de regio, zoals momenteel gebeurt, is een goed compromis tussen werkbaarheid en biologische principes. Het is onmogelijk om 100% diervoeders van hetzelfde bedrijf of uit
5
dezelfde regio te realiseren. Te strenge eisen zullen biologische veehouderij bedrijven dwingen te stoppen. Voor een gezond, evenwichtig en volledig dieet van boerderijdieren moet het voeder voldoende eiwitten bevatten. Aangezien Europa nog niet voldoende biologisch eiwitrijk voeder produceert, moet biologische soja en ander eiwitrijk voeder worden geïmporteerd. (u kunt meer dan één antwoord kiezen) 4.14 Wat vindt u? X De biologische sector moet dergelijke producten kunnen blijven importeren. X De EU-wetgeving moet stimulansen bevatten om de Europese productie van biologisch eiwitrijk voeder te promoten. X Er moet een speciale strategie voor de productie van biologisch eiwitrijk voeder worden vastgesteld. Synthetische aminozuren (die momenteel nog verboden zijn in Europa) moeten worden toegestaan als aanvulling op biologisch voeder, net als in de Verenigde Staten. Geen mening IFOAM EU Advies: Het doel zou moeten zijn om onafhankelijk te zijn van import van voer, met name van eiwitrijk voer van buiten de EU. Maar voordat dat mogelijk is, moeten nog meer onderzoek worden gedaan en stapsgewijs veranderingen doorgevoerd. Er is een strategie nodig om de biologische productie in de EU te stimuleren, waarbij eiwitrijke gewassen bijzondere aandacht verdienen. Tot het zover is, moet de biologische sector de mogelijkheid hebben om te importeren wat nodig is. Synthetische aminozuren zijn niet aanvaardbaar. 4.15 Dierenwelzijn Met welke beweringen bent u het eens? (u kunt meer dan één antwoord kiezen) De normen voor dierenwelzijn moeten (1) hoog en (2) overal gelijk zijn voor alle soorten landbouw. Er mogen geen speciale regels gelden voor dierenwelzijn bij biologische landbouw. X Er moeten speciale regels gelden voor dierenwelzijn bij biologische landbouw. X De normen voor dierenwelzijn in de biologische productie moeten systematisch strenger zijn dan bij de conventionele landbouw. X De normen voor dierenwelzijn moeten in alle takken van landbouw strenger worden. De normen voor dierenwelzijn moeten in de biologische landbouw strenger worden. De huidige normen voor dierenwelzijn in de biologische landbouw zijn streng genoeg. Geen mening IFOAM EU Advies: normen voor dierenwelzijn in de biologische landbouw behoren al tot de hoogste. Toch is er nog ruimte voor verbetering in bepaalde takken van de veehouderij. Algemene verbetering van de normen voor dierenwelzijn voor de gehele landbouw moet worden toegejuicht. 4.16 Procedure voor het toelaten van stoffen Geef voor de volgende categorieën stoffen aan welke toelatingseisen er moeten gelden voor het gebruik van, van 1 (zeer streng, geen enkele stofdie stoffen in de biologische landbouw en levensmiddelenproductietoegestaan) tot 4 (alle mogelijke stoffen uit die categorie zijn toegestaan). Meststoffen 2 Pesticiden 2 Voeder 2
6
Additieven 2 Reinigings- en desinfectiemiddelen 2 Hulpstoffen voor de verwerking van producten 2 Geen mening IFOAM EU Advies: Het gebruik van externe inputs dient langzamerhand aangescherpt te worden, waarbij echter tegelijkertijd de huidige situatie op het gebied van de beschikbaarheid en kwaliteit van de verschillende inputs in aanmerking moet worden genomen. Het toevoegen en verwijderen van stoffen op de lijst moet gebeuren na een impactbeoordeling gebaseerd op de eisen van de EU Reg 834/2007. 4.17 Milieuprestaties De Europese wetgeving verplicht producenten en handelaren van biologische producten om de systemen en cycli van de natuur te respecteren: zij moeten de bodem, het water, de planten en de dieren gezond houden, bijdragen aan een grote biodiversiteit en verantwoord gebruik maken van energie en natuurlijke rijkdommen zoals water, bodem, biologisch materiaal en lucht. Vindt u dat, naast deze eisen, producenten en handelaren ook een milieubeheersysteem zouden moeten toepassen om hun milieuprestaties en -impact te meten en evalueren? Ja Nee Geen mening IFOAM EU Advies: Ja. In principe stemt IFOAM EU ermee in dat producenten een milieumanagementsysteem moeten implementeren, in ieder geval de verwerkings- en handelbedrijven. Landbouwbedrijven en kleine verwerkers moeten worden uitgesloten. Als een eerste stap wordt een eenvoudig milieumanagementsysteem opgezet door handels- en verwerkingsbedrijven, op basis van de EMAS-systematiek. De wensen van de consumenten vormen niet de enige drijfveer voor dit voorstel, het is ook noodzakelijk om te voorkomen dat het Europese Eco-label zijn toepassingsgebied uitbreidt tot de voedingssector. Dit kan leiden tot voedingsmiddelen die gelabeld zijn met het EUbiologische blaadje en/of het Eco-label. Dat betekent totale verwarring bij de consument en wellicht het idee dat biologisch niet milieuvriendelijk is. 5. Logo 5.1 Kent u het Europees logo voor biologische producten? * IFOAM EU Advies: geen commentaar 5.2 Hoe herkent u biologische producten? (u kunt meer dan één antwoord kiezen) * Aan het woord "biologisch" op het etiket Aan het Europees logo voor biologische producten op het etiket Aan het nationaal logo voor biologische producten op et etiket Aan een of meer particuliere logo's op het etiket Aan een of meer particuliere merknamen op het etiket Aan de vermelding van de plaats van oorsprong Ik koop mijn producten zonder verpakking rechtstreeks bij een biologische producent Overig Dat zeg ik liever niet IFOAM EU Advies: geen duidelijke aanbeveling, maar stelt voor "Het Europese biologische logo voor biologische producten op het etiket" niet aan te vinken, zodat mogelijk fondsen voor stimulering worden gereserveerd.
7
6. Promotie, voorlichting 6.1 Vindt u dat de consument meer informatie nodig heeft over biologische producten? X Ja Nee Geen mening IFOAM EU Advies: Ja een nieuwe promotiecampagne voor biologische producten is nodig, ook vanwege het nieuwe logo voor biologische productie. De Commissie bereidt een voorstel voor een nieuwe promotiemaatregel in 2013 voor. 6.2 Wat vindt u van de website van de Europese Commissie over biologische landbouw? Vindt u er wat u zoekt? Ja, altijd Vaak Soms Nooit Ik ken de site niet Ik gebruik de site niet Geen mening IFOAM EU: geen commentaar 7. Controle Controle van marktdeelnemers Volgens de Europese wetgeving over biologische producten moeten alle EUlanden een of meer nationale autoriteiten bepaalde controles laten uitvoeren. Die autoriteiten mogen deze controles onder bepaalde voorwaarden delegeren naar particuliere controle-instanties. Veel Europese landen maken van die mogelijkheid gebruik. 7.1 Vertrouwt u producten die als "biologisch" gecertificeerd zijn? * X Ja Nee Dat zeg ik liever niet IFOAM EU Advies: ja. IFOAM EU denkt dat zowel private als publieke controlesystemen kunnen werken als ze goed zijn opgezet en er supervisie is. Daarom is er geen reden om private certificering in twijfel te trekken.
7.2 Wist u dat alle biologische producenten ten minste éénmaal per jaar worden geïnspecteerd? * X Ja Nee IFOAM EU Advies: Ja. Dit bevestigt dat de biologische sector reeds intensief wordt gecontroleerd. Desalniettemin is een verbetering van de efficiëntie en de doeltreffendheid van de controles nodig. 7.3 Vindt u dat biologische producenten die de regels naleven, minder vaak zouden kunnen worden geïnspecteerd, bijvoorbeeld maar om de 2 of 3 jaar? * Ja X Nee Geen mening IFOAM EU Advies: Nee. Zoals nu al gebeurt, wordt ten minste een inspectie per jaar geëist, maar afhankelijk van het risico hoeft deze jaarlijkse controle geen volledige
8
controle te zijn, maar kan worden gericht op specifieke onderdelen (zoals toegestaan in art. 27 van Vo. 834/2007) 7.4 Vindt u dat de controles op biologische producten moeten worden aangescherpt, zelfs als dat die producten voor de consument duurder zou maken? * Ja X Nee Geen mening IFOAM EU Advies: Verbetering betekent niet noodzakelijkwijs toevoegen van nieuwe eisen, maar kan ook inhouden dat de reeds bestaande eisen beter nageleefd worden. We hebben gezien dat de nieuwe bepalingen van EG-Reg 834/2007 niet of soms onvolledig geïmplementeerd zijn in een aantal lidstaten. 7.5 Zo ja, hoe? (u kunt meer dan één antwoord kiezen) Door elektronische middelen te ontwikkelen voor de traceerbaarheid Met een Europese database van alle erkende biologische producenten in Europa Door betere Europese statistieken over biologische producten Door betere controles op alle punten in de productieketen Door betere controles op geïmporteerde biologische producten Overig IFOAM EU Advies: geen commentaar
Groepscertificering In verschillende Europese landen kunnen kleinschalige landbouwbedrijven die zich aan de regels voor biologische productie houden, hun producten niet als biologisch verkopen, onder andere doordat: certificering te duur is in verhouding tot hun geringe productie, de volgens de EU vereiste documenten en boekhouding te ingewikkeld is. Die producenten zouden wel een certificering kunnen krijgen en hun producten als biologisch kunnen verkopen als zij zich zouden groeperen. Als zo'n groepering interne controlesystemen heeft, hoeven niet alle bedrijven individueel te worden geïnspecteerd, maar slechts een steekproef. 7.6 Vindt u dat groepscertificering, zoals dat in sommige EU-landen al is toegestaan, in de hele EU zou moeten worden toegestaan? Ja Nee Geen mening IFOAM EU Advies: geen aanbeveling aangezien het momenteel wordt besproken in IFOAM EU. 8. Handel met landen buiten de EU De EU is een belangrijke importeur van biologische producten en een van de twee grootste afzetmarkten daarvoor. De EU heeft speciale regelingen getroffen met landen waar de normen en inspecties voor biologische producten als equivalent met die in de EU worden erkend. Dit betekent dat producenten in die landen de doelstellingen en beginselen van de Europese biologische landbouw in acht kunnen nemen en dat hun producten aan de Europese voorschriften voldoen. De EU heeft ook zelf enkele particuliere inspectiediensten erkend die in landen buiten de EU equivalente normen hanteren. Bovendien kunnen EUlanden gedurende een overgangsperiode invoervergunningen verlenen voor biologische producten.
9
8.1 Landen buiten de EU mogen biologische producten naar de EU exporteren. Vindt u dat de landen die daarvan gebruik maken, ook de import van biologische goederen uit EU-landen zouden moeten toestaan?* X Ja Nee Geen mening IFOAM EU Advies: Europa is niet alleen een importeur van biologische grondstoffen. Veel EU-landen en exploitanten zijn grote exporteurs van biologische verwerkte levensmiddelen en diervoeders en zijn zeer geïnteresseerd in de nieuwe groeiende markten. 8.2 Wat moeten de belangrijkste doelstellingen zijn van de EU bij handelsbesprekingen over biologische producten met landen buiten de EU? (u kunt meer dan één antwoord kiezen) X Biologische en andere producenten in ontwikkelingslanden moeten worden geholpen bij de productie en uitvoer van biologische producten X Landen buiten de EU moeten worden geholpen bij de ontwikkeling van duurzame en milieuvriendelijke landbouwmethoden Voldoen aan de vraag van Europese consumenten naar meer en goedkopere biologische producten Beantwoorden aan de vraag van de Europese levensmiddelenindustrie naar meer en goedkopere biologische grondstoffen X Zorgen voor nieuwe afzetmarkten buiten de EU voor Europese biologische producten en de Europese biologische productie helpen ontwikkelen X Zorgen voor een voortdurende aanvoer om verstoringen van de Europese markt voor biologische producten te voorkomen X Het vertrouwen van de Europese consument beschermen X De belangen van de Europese biologische producenten beschermen Geen mening IFOAM EU Advies: Thema’s waar EU-consumenten zich druk om maken, zoals dierenwelzijn en ggo-vrij productie moeten duidelijk en openbaar toegankelijk worden beoordeeld als onderdeel van een programma voor wederzijdse erkenning. Grote betrokkenheid van de Europese biologische belanghebbenden is eveneens nodig, voordat dergelijke overeenkomsten tot stand mogen komen. Door vroegtijdig betrekken van de sector kan de Commissie praktische problemen en oneerlijke concurrentie voorkomen. 9. Onderzoek en innovatie 9.1 Op welke gebieden zijn onderzoek en innnovatie op het gebied van biologische landbouw het dringendst? (u kunt meer dan één antwoord kiezen) X Zaai- en pootgoed dat geschikt is voor kleinschalige landbouw X Dierenrassen die langzaam groeien X Plaatselijke productie van eiwitrijke gewassen Coëxistentie van biologische landbouw en conventionele landbouw met ggo's De economische en sociale dimensie van de biologische landbouw Afvalbeheer Overig Geen mening IFOAM EU Advies: geen specifieke aanbeveling, naast de fokkerij en eiwitten 9.2 Vindt u dat er overheidsgeld voor onderzoek op het gebied van biologische productie moet worden gereserveerd? X Ja Nee
10
Geen mening IFOAM EU Advies: Ja. De EU bespreekt momenteel het toekomstige onderzoeks-en innovatiebeleid. Het potentieel marktaandeel van biologische voeding en landbouw bedraagt zo’n 15-20%. Daarom zou 20% van het EU-onderzoek voor landbouw en voeding specifiek moeten worden bestemd voor verschillende innovatieprogramma's voor de biologische landbouw. Verder moet onderzoek in het algemeen bij het ontwerp van de voorstellen meer de voor de biologische productiewijze relevante aspecten opnemen. 1O. Opmerkingen en suggesties (…) Eventuele opmerkingen over de geplande herziening van het EU-beleid inzake biologische landbouw, kunt u mailen naar:
[email protected]
11