Vragen per onderwerp De transitie naar 100% duurzame elektriciteit 1. Wat zijn de doelstellingen van de Nederlandse overheid op het gebied van verduurzaming van de energievoorziening? Voor 2020 was het oorspronkelijke Nederlandse doel om ongeveer 17% van het energieverbruik uit duurzame energie te laten bestaan. Deze doelstelling is door het huidige kabinet verlaagd naar 14%. 14% hernieuwbare energie is de eis die de Europese Unie aan Nederland oplegt. Deze is vastgelegd in de Europese Richtlijn Hernieuwbare Energie. Het percentage hernieuwbare energie in heel Europa moet in 2020 20% bedragen. Het percentage duurzame energie in Nederland is in 2010 gezakt van 4,2% in 2009 naar 3,8% in 2010. 2. Wat is duurzame elektriciteit? Elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare bronnen. Wind, water, zon en biomassa. Biomassa is niet per definitie duurzaam. Er zijn garanties nodig dat biomassa wordt geproduceerd zonder dat hiervoor natuurgebieden worden aangetast. 3. Welke rol speelt elektriciteit in de energietransitie? Elektriciteit beslaat slechts 17% van de totale energieconsumptie in Nederland. Het overgrote deel van de consumptie bestaat uit aardgas en aardolie. Elektriciteit biedt -ten opzichte van aardgas en aardolie - wel relatief veel mogelijkheden voor verduurzaming, zoals windparken, zonnepanelen en waterkracht. Om de doelstelling van 14% duurzame energie te behalen, moet ongeveer 35% van de elektriciteitsconsumptie in Nederland in 2020 uit duurzame bronnen komen. Dit vereist grote investeringen in nieuwe duurzame opwekkingscapaciteit én energiebesparing. Van energieschaarste is voor wat betreft elektriciteit dan ook geen sprake. Het aandeel duurzame elektriciteit bedraagt momenteel ongeveer 9% van het totale elektriciteitsverbruik. Het Europees Parlement heeft in 2009 de intentie uitgesproken om de reductie van broeikasgassen met 80% te verminderen. Om een dergelijk doel te realiseren moet de elektriciteitsproductie voor 80 - 100% duurzaam worden opgewekt. Naast duurzame elektriciteit is juist ook elektrificatie nodig: Onze energiebehoefte zal voor een groter deel uit elektriciteit gaan bestaan. Dit komt voornamelijk door de opkomst van elektrische auto's ter vervanging van auto's die op aardolie rijden en de opkomst van de elektrische warmtepomp, waarmee huizen en kantoren kunnen worden verwarmd in plaats van met aardgas. Deze elektriciteit kan eenvoudiger en goedkoper duurzaam worden opgewekt dan de aardolie en aardgas afzonderlijk. Daarnaast vindt er aanzienlijke energiebesparing plaats omdat elektrische auto's en warmtepompen relatief energiezuinig zijn. 4. Welke soorten duurzame energie zullen straks doorslaggevend zijn in de energietransitie? De Europese studie Roadmap 2050, in opdracht van de European Climate Foundation, komt tot de conclusie dat met name windenergie in het Noorden van Europa en zonne-energie in het zuiden van Europa cruciaal zijn. Deze grote bronnen voor duurzame stroom moeten worden geïntegreerd in de Europese elektriciteitsvraag. Dit schetst het belang van het elektriciteitsnet in de energietransitie. 5. Wat betekent de transitie richting 100% duurzame stroom voor het elektriciteitsnet in Nederland? Vraag en aanbod van stroom moeten altijd in evenwicht zijn. Producenten zijn aangesloten op het net; zij zetten stroom op het net, die naar de verbruikers gaat. In een groot netwerk en elektriciteitssysteem van producenten en verbruikers is voldoende flexibiliteit om vraag en aanbod in balans te houden. Daarvoor is een Marktmechanisme Programmaverantwoordelijke ingevoerd, die marktpartijen prikkelt om de balans te handhaven. Lukt het de markt niet dan, springt de System Operator bij, die de rekening voor het herstellen van de balans bij de veroorzaker van de onbalans legt. In Nederland bewaakt TenneT als Transmission System Operator deze balans. De flexibiliteit moet wel worden vergroot wanneer er meer elektriciteit uit wind en zon op het net wordt aangesloten. Deze bronnen leveren niet altijd elektriciteit wanneer er een vraag is, of ze leveren juist heel veel elektriciteit wanneer de vraag gering is. Dat is afhankelijk van windaanbod en zon; er zit dus geen knop aan om harder of zachter te zetten, zoals bij een gas- of kolencentrale. Een flink deel van deze variaties in aanbod van duurzame stroom kan worden opgevangen met het huidige elektriciteitsnet. Nederland kan ongeveer 20 - 25% van de elektriciteit uit windenergie produceren, zonder dat dit problemen oplevert voor het net. Bij grotere hoeveelheden duurzame elektriciteit moeten er aanpassingen plaatsvinden. Daar wordt nu al aan gewerkt door TenneT. Door met hoogspanningskabels elektriciteitsnetten van verschillende landen (beter) aan elkaar te koppelen (inter-connecties), wordt het elektriciteitsnet veel groter en daarmee flexibeler (zie ook de Roadmap 2050 studie van het ECF). De variaties in stroomvraag en aanbod worden relatief kleiner, naarmate het net groter wordt. Daarnaast kan elektriciteit worden gebruikt om energie op te slaan, bijvoorbeeld in waterbekkens.
Wanneer het hard waait op de Noordzee wordt het overschot aan stroom gebruikt om water in een waterbekken te pompen. Wanneer het niet meer waait kan elektriciteit worden geproduceerd door het water er weer uit te laten lopen. Naast deze ontwikkeling zal de productie van elektriciteit voor een groter deel decentraal plaatsvinden. Het traditionele, centraal gestuurde systeem kent vooral een stroomtransport in één richting: van de grote elektriciteitscentrales 'stroomafwaarts' richting de lokale verbruikers. In dit model volgt de opwekking de vraag; de operationele planning binnen het systeem verloopt van boven naar beneden. Net als de nerven van een blad worden de kabels dunner naarmate de verspreiding van stroom groter wordt. Echter, in de transitie naar duurzame energie zal steeds meer stroom worden opgewekt door de gebruikers zelf, voornamelijk door zonnepanelen. Wanneer de zon schijnt, maar de lokale stroomvraag laag is, is het zinvol om de geproduceerde stroom in te voeden in het elektriciteitsnet. Dat gebeurt nu ook al. Opslag van stroom in een accu is nog inefficiënt en duur. Echter, als een straat op een zonnige dag plots 10 kiloWatt aan stroom gaat leveren, kan het lokale net dit niet aan. Lokaal zullen kabels daarom moeten worden verzwaard. Ten slotte is het cruciaal dat het lokale elektriciteitsnet 'slimmer' wordt: ZogenaamdeSmart Grids. Smart Grids zijn nodig om op lokaal niveau vraag en aanbod van stroom beter op elkaar kunnen afstemmen en om beter om kunnen gaan met levering van stroom door huishoudens en bedrijven. Samenvattend: Het toekomstige elektriciteitsnetwerk zal grootschalige opwekking op grote afstand van de vraag (bijvoorbeeld windenergie op zee, elektriciteitscentrales aan de kust) combineren met lokale opwekking (zonnepanelen, WKK). Grote en kleine opslagsystemen maken deel uit van dit systeem. Het resultaat is stroomtransporten in meer richtingen en verbruik dat geïntegreerd is in het systeembeheer. 's Nachts op zee opgewekte windenergie wordt bijvoorbeeld opgeslagen in elektrische voertuigen of in opslagsystemen in de Alpen. Actuele ('real-time') informatie-uitwisseling, adequate marktmechanismen met prijsprikkels brengen alle productie en vraag met elkaar in overeenstemming en zorgen voor een efficiënte integratie van duurzame energiebronnen. 6. Betekent meer duurzame stroom automatisch meer elektriciteitskabels? Voor de aansluiting op het elektriciteitsnet van windturbines, biomassacentrales, waterkracht en zonne-energie zijn nieuwe elektriciteitslijnen nodig. Eenmaal aangesloten kan het bestaande elektriciteitsnet het transport naar de verbruikers verzorgen. Daarnaast zullen lokale netten plaatselijk moeten worden verzwaard om de invoeding van lokaal opgewekte (zonne-)energie en WKK aan te kunnen. Voor een betere afstemming van vraag en aanbod moeten verder de aansluitingen op internationale netten worden uitgebreid. Deze aansluitingen (interconnectoren) zijn ook nodig om energie tijdelijk te kunnen opslaan in waterbekkens in Noorwegen en de Alpen. 7. Hoe kun je slim elektriciteit opslaan? Elektriciteit kan bijvoorbeeld in waterbekkens worden opgeslagen. Wanneer het hard waait op de Noordzee wordt het overschot aan stroom gebruikt om water in een waterbekken te pompen. Dit kan een waterbekken zijn in Noorwegen of in de Alpen, maar eventueel ook op de noordzee zelf. Wanneer het niet meer waait kan elektriciteit worden geproduceerd door het water er weer uit te laten lopen. Ook kan elektriciteit beter worden opgeslagen wanneer er veel elektrische auto's rondrijden. Al deze accu's kunnen gebruikt worden als opslagmedium, wanneer er veel stroom wordt geproduceerd. Daarvoor is wel een intelligent elektriciteitsnet nodig (Smart grid) dat in staat is om deze mogelijkheden te benutten. 8. Is aanpassing van het elektriciteitsnet alleen een Europees probleem of ook een probleem binnen Nederland? Allebei. Op Europees niveau is het belangrijk dat er meer hoogspanningskabels getrokken worden tussen verschillende landen, waardoor er sprake is van een groot elektriciteitsnet. Meer informatie daarover vind u in de Roadmap 2050 studie van de European Climate Foundation (ECF). Binnen Nederland zijn ook aanpassingen nodig. Zo zullen lokale netten plaatselijk moeten worden verzwaard om de invoeding van lokaal opgewekte (zonne-)energie en WKK aan te kunnen.
9. Wat zijn smart grids? Flexibiliteit is essentieel voor de grootschalige integratie van duurzame energiebronnen. De uitdaging is om het traditionele elektriciteitssysteem om te vormen tot een meer flexibel systeem waarin 'slim' - efficiënt - gebruik kan worden gemaakt van alle vormen van elektriciteitsopwekking, door het aanbod en de vraag slim af te stemmen. Daarbij is ook effectieve inzet van opslagmogelijkheden en vraagrespons nodig. Het traditionele, centraal gestuurde systeem kent vooral een stroomtransport in één richting: van de grote elektriciteitscentrales 'stroomafwaarts' richting de lokale verbruikers. In dit model volgt de opwekking de vraag; de operationele planning binnen het systeem verloopt van boven naar beneden. Toekomstige systemen zullen juist grootschalige opwekking op grote afstand van de vraag (bijvoorbeeld windenergie op zee, elektriciteitscentrales aan de kust) combineren met lokale opwekking (zonnepanelen, WKK). Grote en kleine opslagsystemen maken deel uit van dit systeem. Dit betekend stroomtransporten in meer richtingen en verbruikgegevens die geïntegreerd zijn in het systeembeheer. 's Nachts op zee opgewekte windenergie wordt bijvoorbeeld opgeslagen in elektrische voertuigen of in opslagsystemen in de Alpen. Actuele ('real-time') informatie-uitwisseling, adequate marktmechanismen met prijsprikkels brengen alle productie en vraag met elkaar in overeenstemming en zorgen voor een efficiënte integratie van duurzame energiebronnen. Het is daarom belangrijk om alle data over de vraag en het aanbod bij elkaar te brengen, waardoor het systeem op elk moment de meest optimale keuzes kan maken. 10. Wat is de rol van slimme meters en slimme apparaten? Smart Grids kunnen alleen functioneren als er gegevens beschikbaar zijn over de vraag en het aanbod van elektriciteit. Slimme meters verzamelen deze gegevens en maken deze ook inzichtelijk voor de consument. Zo kan een slimme meter aangeven wanneer de stroomprijzen laag zijn en het zinvol is om bijvoorbeeld de wasmachine aan te zetten. Eventueel kan een slimme meter pas de wasmachine aanzetten als er op een bepaald moment veel elektriciteit beschikbaar is. Op die manier kunnen slimme meters bijdragen aan het ' gladstrijken' van pieken in vraag en aanbod van elektriciteit. 11. In hoeverre krijgt duurzame stroom voorrang bij toegang tot het elektriciteitsnet en bij het transport van de energie? De Wet ' Voorrang voor Duurzaam' moet garanderen dat bij tijdelijke transportknelpunten (congestie), die ontstaan doordat er veel stroom wordt opgewekt, duurzaam opgewekte stroom voorrang krijgt ten opzichte van fossiele stroom. Dat betekent in de praktijk dat elektriciteit uit kolencentrales moet worden afgeschakeld. Zonder deze wet is het waarschijnlijk aantrekkelijker voor energiebedrijven om windturbines af te schakelen. Dit is goedkoper dan het afschakelen van een grote kolencentrale.
Werking van de elektriciteitsmarkt en de rol van TenneT 12. Welke spelers opereren op de elektriciteitsmarkt en wat is hun rol? De gebruiker: Hij heeft een energiebehoefte, die de energieketen in gang zet. De producent: Hij produceert de elektriciteit (groen of grijs) voor de gebruiker. Een producent zal tevens gebruiker zijn en een gebruiker kan tevens producent zijn. De netbeheerder: Hij beheert het elektriciteitsnet. Producenten voeden in op dat net en gebruikers onttrekken de stroom aan het net. Elektriciteitstransporteur TenneT beheert de netten op de spanningsniveaus van 110 kilovolt en hoger en de verbindingen met het buitenland De netten op lagere spanningsniveaus worden beheerd door de regionale netbeheerders Enexis, Liander, Stedin, Delta Netwerkbedrijf, Endinet Regio Eindhoven, Westland Infra Netbeheer, Cogas Infra en Beheer en Rendo Netbeheer. Netbeheerders hebben wettelijke taken. Ze nemen niet deel aan de commerciële elektriciteitsmarkt maar faciliteren deze. De leverancier: Deze koopt stroom in bij producenten, beurzen en handelaren en levert die stroom aan eindgebruikers. De programmaverantwoordelijke (PV-partij): Deze werkt in opdracht van de leverancier en is er verantwoordelijk voor dat vraag en aanbod in de portefeuille van een leverancier op ieder moment van de dag in evenwicht zijn (programma). De system operator: Deze is verantwoordelijk voor de algehele balanshandhaving in het net. Het belang van die taak is medeafhankelijk van de mate waarin de inspanningen van de aangeslotenen op het hoogspanningsnet, de programmaverantwoordelijken - succesvol zijn. Hun acties (programma's) moeten in balans zijn. Via prijsprikkels wordt dat geregeld. Als het de markt niet lukt, springt de system operator bij, die de rekening neerlegt bij degene die de onbalans heeft veroorzaakt. In Nederland is TenneT de system operator. De elektriciteitsbeurs: Dit is een marktplaats via welke producenten en handelaars hun elektriciteit kunnen verkopen. De energiebeurs voor de Nederlandse markt is APX-ENDEX. De Energiekamer: Een Kamer van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, die toezicht houdt op de markt. De Energiekamer stelt onder andere de tarieven vast voor TenneT en de andere netbeheerders. 13. Meer specifiek: Wat is de rol van TenneT? TenneT is de eigenaar van het hoogspanningsnet in Nederland en in een deel van Duitsland. In Nederland is dit het elektriciteitsnet met een spanningsniveau van 110 kilovolt en hoger en de verbindingen met het buitenland. TenneT is verantwoordelijk voor het bewaken van de betrouwbaarheid en de continuïteit van de elektriciteitsvoorziening in Nederland: 24 uur per dag, 365 dagen per jaar. TenneT is wettelijk verplicht om grote producenten (groen en grijs) en grootverbruikers van een aansluiting op het hoogspanningsnet te voorzien. TenneT is een onafhankelijke partij die de vrije markt faciliteert, onder andere door iedereen op gelijke wijze toegang te geven tot het hoogspanningsnet. TenneT mag zelf geen commerciële activiteiten ondernemen op het gebied van elektriciteitsproductie, -handel en levering. TenneT werkt actief mee aan de ontwikkeling van de Noordwest Europese elektriciteitsmarkt. Dit gebeurt bijvoorbeeld door het aanleggen van interconnectoren (verbindingen met andere landen, bijv. naar Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk. Verder is TenneT aandeelhouder van de energiebeurs APX-ENDEX. 14. Wat is het verschil tussen TenneT en de regionale elektriciteitsnetbeheerders? TenneT beheert het hoogspanningsnet (spanning van 110 kV en hoger en ook de internationale verbindingen), vergelijkbaar met provinciale wegen en snelwegen. De regionale netbeheerders beheren de middenspannings- en laagspanningsnetten. Omdat die laatste netten zijn aangesloten op het hoogspanningsnet, zijn de regionale netbeheerders in feite klanten van TenneT. Andere klanten van TenneT zijn elektriciteitscentrales, windparken en grootverbruikers. Klanten van de regionale netbeheerders zijn zogenoemde kleinverbruikers (huishoudens en MKB) en middelgrote producenten en verbruikers. TenneT heeft als enige de taak om het systeem in balans te houden. Als er opeens meer stroom wordt afgenomen dan voorzien, moet TenneT ervoor zorgen dat de productie wordt opgevoerd. Regionale netbeheerders hebben die taak niet. 15. Is TenneT een commercieel bedrijf? Nee, TenneT heeft geen winstoogmerk. Het hebben van commerciële belangen zou niet passen bij de neutrale rol die TenneT moet spelen in de elektriciteitsmarkt. TenneT opereert vanuit zijn wettelijke taken en daarmee vanuit het maatschappelijk belang. De aandelen van TenneT zijn voor 100% in eigendom van de Staat. In het Energierapport 2011 heeft de regering plannen aangekondigd om een minderheidsprivatisering van TenneT mogelijk te maken: het doel is privaat kapitaal in te zetten voor publieke doelen.
16. Aan wie moet TenneT verantwoording afleggen? Wie beoordeelt of TenneT maatschappelijk gezien verstandig en correct opereert? TenneT werkt op basis van zijn wettelijke taken en dient daarom in eerste instantie verantwoording af te leggen aan de wetgever, vertegenwoordigd door de Minister van EL&I. Die wetgever heeft de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) aangewezen om toezicht te houden op het functioneren van TenneT (en van de regionale netbeheerders). Een Kamer van de NMa, de Energiekamer, voert dit toezicht daadwerkelijk uit. Jaarlijks brengen de netbeheerders individueel verslag uit aan de Energiekamer over de kwaliteit van hun dienstverlening. Tweejaarlijks worden de zogenoemde Kwaliteits- en Capaciteitsdocumenten (KCD's) bij de Energiekamer ingediend. In die plannen is aangegeven welke capaciteitsknelpunten de netbeheerders in de komende zeven jaar in hun netten voorzien en hoe die knelpunten kunnen worden opgelost. Na het inwerking treden van de wet "Voorrang voor Duurzaam" zal de NMa de Minister van EL&I ook gaan adviseren over nut en noodzaak van voorstellen voor nieuwe investeringen in het hoogspanningsnet. 17. Waarom is TenneT een monopolist en hoe wordt voorkomen dat TenneT misbruik maakt van zijn monopolie? De overheid heeft er bewust voor gekozen om TenneT - en de andere netbeheerders op hun spanningsniveau en in hun voorzieningsgebied - een monopolie te geven op het beheer van de elektriciteitsnetten. De netbeheerder moet immers een onafhankelijke partij zijn. Deze moet voor alle transportaanvragers gelijke tarieven en voorwaarden hanteren. Daar mag geen eigen, commercieel belang doorheen spelen. Bovendien wil de overheid dat elektriciteit in Nederland voor iedereen tegen redelijke kosten beschikbaar is. Daarom hebben alle elektriciteitsnetbeheerders een aansluitplicht: ze moeten iedereen die daar om verzoekt aansluiten op het elektriciteitsnet. Zo'n verplichting past beter bij een monopolist die onder overheidstoezicht staat, dan bij een commerciële partij. Ten slotte is het voor de maatschappij als geheel het meest efficiënt als er één elektriciteitsnet is, dat optimaal wordt benut. Het aanleggen van verschillende netten naast elkaar is niet efficiënt. De overheid heeft misbruik van de monopoliepositie uitgesloten omdat de tarieven voor de transport- en systeemdiensten van TenneT door de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) worden vastgesteld. Ook stelt de NMa de zogenoemde codes op, waarin de rechten en plichten van netbeheerders en hun klanten tot in detail zijn uitgewerkt.
18. Hoe komt TenneT aan zijn geld? TenneT krijgt zijn inkomsten uit de tarieven voor transport- en systeemdiensten, die door de NMa zijn vastgesteld. Bij het vaststellen van die tarieven kijkt de NMa niet alleen naar de kosten van TenneT, maar ook naar de vraag of het wel nodig is om àl die kosten te maken. TenneT is namelijk wettelijk verplicht om doelmatig (lees: efficiënt) te werken en de NMa moet TenneT jaarlijks een efficiëntiekorting opleggen om die doelmatigheid te bevorderen. De NMa bepaalt die efficiëntiekorting onder andere door het kostenniveau van TenneT te vergelijken met dat van andere beheerders van hoogspanningsnetten in het buitenland. TenneT brengt de tarieven in rekening bij de aangesloten klanten; meer in het bijzonder bij grootverbruikers en regionale netbeheerders. Regionale netbeheerders verwerken de bedragen die zij aan TenneT moeten betalen in hun eigen tarieven. Op die manier worden de kosten van TenneT indirect ook bij de kleinverbruikers in rekening gebracht. 19. Hoeveel betalen stroomafnemers aan transportkosten In 2010 bedroegen de elektriciteitskosten van een gemiddelde kleinverbruiker € 930. Ruim 20% daarvan komt voor rekening van de transportkosten. Het aandeel van de kosten van de diensten van TenneT bedraagt ca. 1,5 % van de totale elektriciteitskosten en ruim 7% van de totale netwerkkosten. 20. Wat is de bewegingsvrijheid van TenneT en de regionale netbeheerders? In zekere zin hebben de netbeheerders veel bewegingsvrijheid: Ze mogen binnen randvoorwaarden zelf bepalen op welke manier zij aan hun wettelijke taken zullen voldoen, namelijk zorgen voor een kwalitatieve netinfrastructuur tegen lage kosten en met voldoende transportcapaciteit. De belangrijkste beperking van de bewegingsvrijheid komt voort uit de regulering van de inkomsten. Het uitgangspunt is dat netbeheerders voldoende inkomsten krijgen om hun netten efficiënt te exploiteren, Dat betekent dus ook dat er geen dekking is voor kosten die als niet-efficiënt worden aangemerkt.
21. Kan TenneT soort en omvang van elektriciteitsproductie (aan)sturen? Nee, TenneT heeft op dat terrein geen macht en is volgend aan de ontwikkelingen op de elektriciteitsmarkt waar vrije concurrentie is. TenneT moet alle elektriciteitsproducenten die dat willen op 110 kV of hoger een aansluiting leveren. TenneT moet in beginsel voor alle producenten dezelfde voorwaarden hanteren. Afwijkingen van deze
regel zijn uitsluitend toegestaan als de Elektriciteitswet dat expliciet legitimeert (bijv. in de wet Voorrang voor Duurzaam).
22. Zijn elektriciteitsproducenten vrij in hun keuze van vestigingsplaats en van de soort opwekking? Dat hangt onder andere af van de aard en omvang van de beoogde productiecapaciteit. Voor installaties met een productiecapaciteit van 500 MW en meer is in het derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening een lijst opgenomen met mogelijke vestigingslocaties. Op deze locaties geldt vrijheid van brandstofkeuze m.u.v. kernenergie. Er zijn drie waarborglocaties aangewezen waar eventueel een kerncentrale zou mogen worden gebouwd (Eemshaven, Maasvlakte en Borssele). Voor kleinere productie-installaties is er meer keuzevrijheid, maar deze zullen natuurlijk wel altijd moeten voldoen aan lokale bestemmingsplannen e.d. De Rijksoverheid heeft ook voor wind op zee een aantal mogelijke locaties aan gewezen. 23. Overheden, marktpartijen en netbeheerders streven naar een Europese elektriciteitsmarkt. Wat is het belang van het opschalen van de markt? Aanvankelijk werd de integratie van de elektriciteitsmarkt van verschillende landen vooral gedreven door economische motieven. Door verdere integratie van de Europese elektriciteitsmarkt, ontstaat meer concurrentie en zullen de verschillen tussen de elektriciteitsprijzen in de diverse landen goeddeels verdwijnen. Bovendien zullen de prijzen tenderen naar het laagste kostenniveau van productie in de betreffende prijsregio. Dat levert voor de eindverbruikers in beginsel lage(re) prijzen op. Maar het integreren van lokale energiemarkten met behulp van internationale stroomverbindingen is ook nodig voor de inpassing van grootschalige duurzame energie. Om vraag en aanbod van deze vorm van elektriciteit bij elkaar te brengen, moet de geproduceerde elektriciteit vaak over grote afstanden worden getransporteerd. Bovendien zal bijvoorbeeld bij overmatig aanbod van windenergie op zee de surplus-energie moeten worden opgeslagen in waterbekkens (Noorwegen, Alpen). Voor een effectieve transitie naar een duurzame energievoorziening is goede integratie van duurzame energie van alle Europese bronnen (waterkracht, wind, zon) van belang. 24. Zal de markt zich - door de toename van de lokale elektriciteitsproductie uit zon, wind en biovergisting - niet juist meer als regionale, zelfvoorzienende markt ontwikkelen? Het is niet òf òf, maar èn èn. Zowel kleinschalige als grootschalige duurzame productie zijn nodig voor een optimale benutting van de mogelijkheden. Mogelijk kunnen huishoudens op termijn voor een belangrijk deel zelf in hun elektriciteitsbehoefte voorzien, maar de lokale productie zal onvoldoende zijn om de industrie te bedienen. Daarom zal ook grootschalige - duurzame - productie nodig blijven en juist deze vorm van opwekking vraagt om transportcapaciteit over grote afstanden. 25. Welke technologische ontwikkelingen zijn nodig, wat doet TenneT aan innovatie? Wintrack: antwoord op EM-velden HVDC: NorNed, langste kabel ter wereld naar waterkracht VSC: Borwin I, offshore converter station / hoge capaciteit VSC AC-kabel: Randstad 380 kV,20 kmkabel, grootste lengte op 2640 MVA Dynamic rating: optimale benutting transportlijnen (temperatuur factor) Vogelflappen: minder vogelslachtoffers Marktkoppeling Noordwest-Europa: NL-B-F-Lux-D-Scan: nodig voor efficiënte benutting transportcapaciteit en optimale integratie van duurzame energie
De bouw van hoogspanningsnetten 26. Hoe komt TenneT tot een besluit om ergens een lijn of kabel aan te leggen? Er zijn ruwweg drie redenen waarom TenneT op enig moment komt tot aanleg van een lijn of kabel.Dat kan zijn: a) vanwege netstrategische redenen, bijv. omdat uitbreiding van vraag en/of aanbod TenneT noopt om het hoogspanningsnet te versterken. b) omdat een klant een aansluiting heeft gevraagd (in het algemeen gaat het dan om een relatief korte aansluitleiding/-kabel, die overigens vaak door de klant zelf wordt aangelegd). c) omdat een partij TenneT heeft gevraagd om een bestaande lijn of kabel te verleggen; een zogenoemde reconstructie. De behoefte aan aanpassingen om netstrategische redenen komen meestal voor het eerst naar voren in het zogenoemde Kwaliteits- en Capaciteitsdocument (KCD) van TenneT. TenneT stelt dat document iedere twee jaar op. Aan de hand van verschillende scenario's van ontwikkeling van vraag en aanbod in de komende tien jaar wordt berekend of het bestaande hoogspanningsnet in staat is om die ontwikkeling te accommoderen. Bij die analyse komen knelpunten naar voren, die in de komende zeven jaar kunnen gaan optreden. Als het gaat om een knelpunt op 220/380kV-niveau kan de oplossing van dat knelpunt door de minister van EL&I worden opgenomen in het Structuurschema Elektriciteitsvoorziening. TenneT en de rijksoverheid volgen de marktontwikkelingen op de voet en als aannemelijk is dat een knelpunt daadwerkelijk zal gaan optreden, treedt de Rijkscoördinatieregeling (RCR) in werking. Dat is een wettelijke regeling die de rijksoverheid inzet bij projecten van nationaal belang om de besluitvorming te coördineren. Alle infrastructuurprojecten op het gebied van 220/380kV worden van nationaal belang geacht, o.a. vanwege de rol voor de leveringszekerheid in Nederland. Bij RCR-projecten heeft de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) de leiding bij de ruimtelijke planvorming (MER, tracékeuze). De Minister stelt uiteindelijk een inpassingsplan vast, dat een vergelijkbare status heeft als een bestemmingsplan, zij het dat dit inpassingsplan ook voor gemeenten een dwingend karakter heeft. Verder coördineert het ministerie de verdere besluitvorming over de vergunningen. TenneT faciliteert het ministerie en zorgt voor de technische voorbereiding van de aanpassing. Voor nieuwe lijnen en kabels op 110/150kV-niveau wordt de RCR meestal niet toegepast. In die gevallen is de rijksoverheid niet bij de projecten betrokken. TenneT volgt de marktontwikkelingen en gaat na of een mogelijk knelpunt, dat in het KCD is voorzien, daadwerkelijk gaat optreden. Als dat zo is, dan start TenneT een studie om te bepalen of een investering daadwerkelijk nodig is en, zo ja, welke maatregel dan het beste kan worden getroffen. Als TenneT heeft besloten, dat een voorzien knelpunt zal worden aangepakt, wordt de voorbereiding van de realisatie ingezet. TenneT informeert bevoegd gezag en belanghebbende partijen over de plannen en betrekt hen bij het bepalen van het uiteindelijke tracé van de kabel of lijn.Ditzelfde gebeurt als er een aansluitleiding voor een klant moet worden aangelegd. Reconstructies op verzoek van derden vinden vaak plaats op verzoek van de betrokken gemeente(n) zelf. 27. Hoe gaat het aanlegproces in zijn werk? Hoe kunnen bewoners en belangenorganisaties invloed uitoefenen op de besluitvorming en in hoeverre wordt er rekening gehouden met natuur en milieu? De projecten die TenneT aan het hoogspanningsnet uitvoert zijn onderworpen aan strikte procedures waarbij belanghebbenden op diverse momenten gelegenheid hebben om suggesties aan te dragen of bezwaar te maken. Over de inpassing in het landschap is uitgebreid overleg met de betrokken autoriteiten (gemeenten, provincies, waterschap, etc.). Projecten waarbij de Rijkscoördinatieregeling (RCR) van toepassing is (in ieder geval alle uitbreidingen van het 220/380kV-net) verlopen volgens onderstaande fasering:
1 2 3 4 5 6 7 8
9
De initiatiefnemer (i.c. TenneT) maakt zijn plannen voor een bepaald energieproject vroegtijdig bekend aan de minister van EL&I. Indien het project niet past in het geldende bestemmingsplan, bereiden de ministeries van EL&I en I&M een ruimtelijk besluit voor in overleg met de initiatiefnemer en de betrokken overheden. Daarvoor wordt vaak een milieueffectrapport opgesteld. Bureau Energieprojecten onderzoekt samen met de initiatiefnemer en de betrokken overheden welke vergunningen en ontheffingen voor het project nodig zijn. De initiatiefnemer vraagt alle vergunningen en ontheffingen aan bij de bevoegde overheden. De coördinerende minister spreekt met deze overheden een gezamenlijke planning af. De betrokken overheden maken in onderling overleg hun ontwerp-besluiten. De ministers van EL&I en I&M stellen, indien nodig, ook een ontwerp-inpassingsplan op. De ontwerp-besluiten liggen gebundeld ter inzage, samen met een eventueel milieueffectrapport. In deze periode kan iedereen schriftelijk inspreken. Vaak worden een of meer informatieavonden georganiseerd, waar ook inspraak gegeven kan worden. De overheden verwerken de adviezen en inspraak en maken hun besluiten definitief. De definitieve besluiten liggen weer gezamenlijk ter inzage. Belanghebbenden kunnen tegen deze besluiten beroep instellen bij de Raad van State. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State doet uitspraak op de beroepen tegen een of meer van de besluiten. In geval van rijkscoördinatie mét een inpassingsplan van het Rijk gebeurt dit in één uitspraak, binnen 6 maanden na het einde van de beroepstermijn. Indien het vaststellen van een inpassingsplan geen onderdeel uitmaakt van de besluitvorming in een project, doet de Raad van State uitspraak binnen zes maanden na ontvangst van het verweerschrift van de betrokken overheden.
Bij projecten waar de RCR niet van toepassing is, ontbreekt de rol van de rijksoverheid. De gemeenten zijn bevoegd gezag bij de ruimtelijke planvorming. Bestemmingsplan en tracé moeten op elkaar worden afgestemd. Inspraakmomenten zijn gekoppeld aan de afzonderlijke (vergunning-)procedures. Aandacht en respect voor natuur en milieu is verzekerd, omdat aanpassingen van het hoogspanningsnet moeten plaatsvinden binnen de kaders van de bestaande wetgeving op dat gebied (Wet Milieubeheer (MER), Flora- en Faunawet, Wet Bodembescherming, Waterwet, Natuurbeschermingswet, WABO, Boswet). Verder vermijdt TenneT het werken in het veld tijdens het broedseizoen, wordt geëxperimenteerd met toepassing van verschillende soorten vogelflappen (om te voorkomen dat vogels tegen hoogspanningslijnen vliegen) en wordt bos, dat bijvoorbeeld moet worden gekapt voor de aanleg van een station, zoveel mogelijk in dezelfde buurt gecompenseerd. Vanwege de op efficiency gerichte regulering zijn de mogelijkheden voor verdere natuurcompensatie voor TenneT nogal beperkt, maar TenneT spant zich binnen zijn mogelijkheden tot het uiterste in. 28. Komen er nog meer bovengrondse lijnen bij? TenneT is momenteel bezig met het aanleggen van vier nieuwe 380kV-lijnen, in totaal ruim450 kilometeraan nieuwe verbindingen: 1.Randstad 380kV tussen Wateringen en Zoetermeer (Zuidring) en tussen Beverwijk en Zoetermeer (Noordring). 2. Noordwest 380kV tussen Diemen en Eemshaven 3. Zuidwest 380kV tussen het Sloegebied en Tilburg 4. Doetinchem-Wesel 380kV tussen Doetinchem en het Duitse Wesel Op 20 km in het westen van het land na worden deze lijnen bovengronds aangelegd. Maar dat betekent niet, dat dit allemaal extra kilometers bovengrondse lijn zijn. De nieuwe lijnen worden zoveel mogelijk gecombineerd met bestaande lijnen of komen in de plaats van bestaande lijnen die worden geamoveerd. Bovendien is voor Noordwest 380kV, Zuidwest 380kV en Doetinchem-Wesel 380kV het uitgangspunt, dat deze niet mogen leiden tot extra kilometers bovengrondse hoogspanningslijn. Als dit tòch niet te voorkomen is, zullen de extra kilometers bovengrondse lijn moeten worden gecompenseerd door het ondergronds brengen van bestaande bovengrondse verbindingen met een spanning van 110 kV of 150 kV. Dit wordt het uitruilbeginsel genoemd en is door de regering aangekondigd in het derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening (SEV III). De rijksoverheid werkt verdere regelgeving voor dit uitruilbeginsel uit.
Diverse omgevingsaspecten bij de aanleg van elektriciteitsnetten 29. Wat zijn elektromagnetische velden? De term elektromagnetische velden is een samentrekking van elektrische velden en magnetische velden. Elektrische velden ontstaan als gevolg van het verschil in elektrische spanning tussen een voorwerp en zijn omgeving; magnetische velden ontstaan bij transport van elektriciteit. In het dagelijks leven komen ze dus vaak samen voor. Bijvoorbeeld bij hoogspanningslijnen, maar ook bij stroomgebruik in huis (de mixer, de radio, de stofzuiger, de magnetron, de elektrische wekker). Elektromagnetische velden kun je niet zien of voelen. Ze worden zwakker naarmate je verder bij de bron vandaan komt. Als beeld kun je het vergelijken met een "warmte-veld" dat wordt veroorzaakt door een warmtebron. De invloed van die warmtebron wordt minder naarmate je er verder bij vandaan bent.
30. Zijn elektromagnetische velden schadelijk voor de gezondheid? Sinds 1979 wordt er wereldwijd wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de mogelijke effecten op de gezondheid van het wonen nabij hoogspanningslijnen. In 2000 heeft de Gezondheidsraad een advies uitgebracht over de mogelijke gezondheidsrisico's van onder meer magnetische velden rond bovengrondse hoogspanningslijnen. Als het gaat over mogelijke gezondheidseffecten, maakt de Gezondheidsraad onderscheid tussen korte- en langetermijneffecten. Korte termijneffecten Korte termijneffecten kunnen ontstaan doordat magnetische velden elektrische stromen in het lichaam opwekken. Als deze velden sterker dan een bepaalde waarde zijn, kan bijvoorbeeld de werking van zenuwen en spieren worden verstoord of kunnen lichtflitsen in het oog worden waargenomen. De Europese Unie heeft een referentieniveau aanbevolen van 100 microtesla; als dit niet wordt overschreden, kan worden aangenomen dat dergelijke kortetermijneffecten niet optreden. In Nederland wordt dit referentieniveau op maaiveldhoogte nergens overschreden - ook niet onder de draden van bovengrondse hoogspanninglijnen. Lange termijneffecten Een lange termijneffect dat in internationaal wetenschappelijk onderzoek gevonden is, is een verhoogde kans op leukemie bij kinderen tot 15 jaar die langdurig nabij hoogspanningslijnen verblijven. In Nederland zou het als gevolg van wonen bij bovengrondse hoogspanningslijnen om ongeveer één extra kind met leukemie per twee jaar gaan. Het Kennisplatform EM-velden heeft in 2009 een kennisbericht uitgebracht over hoogspanningslijnen en kinderleukemie. In dit kennisbericht zet het Kennisplatform de feiten en overwegingen over leukemie nabij hoogspanningslijnen op een rij.Een mogelijk ander langetermijneffect is de ziekte van Alzheimer. In een Zwitsers onderzoek zijn aanwijzingen gevonden voor een mogelijk verband tussen het overlijden aan de ziekte van Alzheimer en het langdurig wonen in de nabijheid van hoogspanninglijnen. Het is niet duidelijk waaraan het ligt dat kinderen die in de buurt van hoogspannings-lijnen wonen een verhoogde kans op leukemie hebben. Ook de oorzaak van het mogelijke verband tussen langdurig wonen bij hoogspanningslijnen en overlijden aan de ziekte van Alzheimer is niet duidelijk. 31. Veroorzaken elektromagnetische velden overlast door fijnstof? Voor zover nu bekend beïnvloeden bovengrondse hoogspanningslijnen de schadelijke effecten van fijn stof niet. Hoogspanningslijnen kunnen fijn stof soms wel elektrisch opladen, maar dat is te weinig om het meer dan normaal aan longen, luchtwegen en de huid te laten 'plakken'. Dit concludeerde het RIVM in 2007 uit een literatuuronderzoek in opdracht van het ministerie van VROM (RIVM rapport 'Hoogspanningslijnen en fijn stof'). Deze conclusie geldt nog steeds, omdat er sindsdien geen nieuwe gegevens beschikbaar zijn gekomen. 32. Zijner wettelijke normen voor de sterkte van elektromagnetische velden? Nederland heeft de Europese normen voor de sterkte van elektromagnetische velden overgenomen: 100 microTesla voor de magnetische velden en 5 kV/m voor de elektrische velden. Deze waarden worden in Nederland onder hoogspanningslijnen niet overschreden. In aanvulling op deze normen heeft de Staatssecretaris van VROM in 2005 voorzorgsbeleid geformuleerd, bedoeld voor zogenoemde nieuwe situaties. Dat voorzorgsbeleid geeft aan, dat gemeenten en netbeheerders nieuwe situaties zouden moeten voorkomen waarin kinderen langdurig worden blootgesteld aan een magnetische veldsterkte - veroorzaakt door bovengrondse hoogspanningslijnen - die (jaargemiddeld) hoger is dan 0,4 microTesla. Dit voorzorgsbeleid wordt momenteel gehanteerd als er hoogspanningslijnen worden aangelegd of aangepast en als nieuwe bebouwing (woningen, scholen, crèches en kinderopvangcentra) worden gebouwd bij bestaande, bovengrondse hoogspanningslijnen.
33. Wat doet TenneT hieraan? TenneT zoekt niet alleen naar technische en economische optimalisatie, maar ook naar maatschappelijke optimalisatie. Daarom is TenneT transparant over de waarden van de veldsterkten bij nieuwe lijnen of aanpassing van bestaande lijnen. Verder volgt TenneT het voorzorgsbeleid van het ministerie van I&M en probeert tot het uiterste te voorkomen dat nieuwe situaties ontstaan waarin woningen, scholen, crèches en kinderopvangcentra binnen een zone liggen met een veldsterkte van 4 microTesla of hoger. Bij de ontwikkeling van nieuwe hoogspanningslijnen doet TenneT dat door: Bij de tracékeuze te proberen om de bebouwing zoveel mogelijk te mijden. Toepassing van de innovatieveWintrackmast. In deze mast zijn de lijnen anders opgehangen dan in traditionele masten en dat zorgt voor een smallere magneetveldzone. Waar mogelijk het combineren van hoogspanningslijnen van verschillende spanningsniveaus in één mast. Bundeling van de nieuwe hoogspanningslijn met een bestaande lijn. De nieuwe lijn wordt dan direct naast de bestaande aangelegd. Dit is een goede optie als daarmee nieuwe doorsnijdingen van woonkernen worden vermeden. Bij de aanleg van 110kV- of 150kV-verbindingen te kiezen voor het aanleggen van ondergrondse kabels in plaats van bovengrondse lijnen. De magneetveldzone van kabels is in het algemeen geringer dan van bovengrondse lijnen. In specifieke gevallen te opteren voor: a) Het aanpassen van de lijnhoogte b) Het aanpassen van het ontwerp c) Uitkoop
Ondergronds of bovengronds? 34. Kan een hoogspanningsverbinding ondergronds worden aangelegd? De techniek schrijdt voort en daarom kunnen nieuwe 110kV- en 150kV-verbindingen tegenwoordig in de meeste gevallen ondergronds worden aangelegd. Voor verbindingen op de spanningsniveaus 220kV en 380kV geldt dat echter zeker nog niet. Op dat spanningsniveau blijft voorlopig bovengrondse aanleg het uitgangspunt. Een ondergrondse kabel gedraagt zich namelijk elektrotechnisch anders dan een bovengrondse lijn. Kabels op het hoogste spanningsniveau vergen omvangrijke compensatiemiddelen om de zogenoemde blindstroom te compenseren en seriespoelen voor sturing van vermogen. Daarmee wordt de kabel beheersbaar, maar het systeem ook complexer. TenneT moet continu de hoogte van de spanning, de omvang van de transporten en de constantheid van de frequentie managen. Een net van bovengrondse lijnen én kabels met op grote schaal toegepaste compensatiemiddelen, levert risico's op voor de spanningstabiliteit. Spanningsínstabiliteit is de voornaamste reden voor grootschalige black-outs van hoogspanningsnetten. Verder is het bekend dat de reparatieduur van kabels aanzienlijk langer is dan die van lijnen en dat is niet handig voor het drukbezette 380 kV- transportnet - de ruggengraat van de elektriciteitsvoorziening. De risico's bij toepassing van 380 kV-kabel zijn daarom aanzienlijk groter dan bij een bovengrondse lijn. TenneT heeft met de Minister van EL&I afgesproken dat er maximaal20 km380kV-kabel zal worden aangelegd in het westen van het land. De Tweede Kamer heeft met deze afspraak ingestemd. Om bovengenoemde redenen worden de risico's voor de leveringszekerheid onverantwoord groot als de totale lengte van 380kV-kabeltracés in het Nederlandse net groter is dan20 km. De universiteiten van Delft en Eindhoven zullen het effect van kabels op de stabiliteit en de beschikbaarheid van het transportnet vanaf 2011 6 tot 8 jaren intensief onderzoeken en monitoren. 35. Wat zijn de voor- en nadelen van ondergronds aanleggen? De belangrijkste voordelen van een ondergrondse hoogspanningskabel ten opzichte van een bovengrondse lijn zijn: 1. Geen doorsnijding van het landschap 2. Een smallere zonebreedte van het magnetisch veld Nadelen zijn: 1. Verstoring van de ondergrond 2. Grotere kans op storingen (graafschade) en langere hersteltijden 3. Technisch gecompliceerder 4. Techniek nog onvoldoende bewezen (voor 220/380 kV) Voor het spanningsniveau 220/380 kV leveren de nadelen zodanige risico's op voor de leveringszekerheid, dat het totaal aantal kilometers kabel in Nederland voor de komende jaren is beperkt tot20 km. Overigens gelden bij toepassing van kabels gebruiksbeperkingen voor de kabelstroken en ook is er boven de kabel sprake van een magnetisch veld. 36. Klopt het dat in Nederland geen bovengrondse hoogspanningslijnen meer mogen worden aangelegd? In het derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening (SEV III) heeft het Kabinet de intentie uitgesproken om een toename van het totaal bovengrondse ruimtebeslag door hoogspanningslijnen zo veel mogelijk te voorkomen. Er mogen nog steeds nieuwe hoogspanningslijnen bovengronds worden aangelegd, maar er zal worden vastgelegd dat nieuwe landschapsdoorsnijdingen met hoogspanningslijnen met een spanning van 220 kV en hoger moeten worden gecompenseerd door het ondergronds brengen van bestaande bovengrondse verbindingen met een spanning van 110 kV of 150 kV. Dit wordt het uitruilbeginsel genoemd. De rijksoverheid werkt verdere regelgeving voor dit uitruilbeginsel uit. 37. Heeft een hoogspanningskabel - net als een hoogspanningslijn- elektrische en magnetische velden? Een hoogspanningskabel ligt onder de grond en is dus niet zichtbaar, maar heeft wel degelijk een magnetisch veld. Dit magnetisch veld is weliswaar smaller dan dat van een bovengrondse hoogspanningslijn, maar direct boven het hart van de kabel is het veld aanzienlijk sterker dan direct onder een lijn (op maaiveldhoogte). Elektrische velden spelen bij kabels geen rol, omdat de metalen beschermingsmantel om de kabel het elektrische veld volledig afschermt.
38. Zijn er innovatieve ontwikkelingen te verwachten op het gebied van ondergronds aanleggen? Er is zeker sprake van innovatie op het gebied van elektriciteitskabels. Met de aanleg van enkele segmenten 380kV-kabel met een totale lengte van20 kmin de Randstad doet TenneT al iets dat uniek is in de wereld. Gedurende zes tot acht jaar zal het functioneren van deze segmenten worden onderzocht en gemonitord door de technische universiteiten va Delft en Eindhoven. Buitenlandse elektriciteitsnetbeheerders volgen de ontwikkelingen op de voet. Verder is er sprake van een relatief nieuwe techniek, waarmee 380kV-lijnen volgens sommigen over grotere afstanden ondergronds zouden kunnen worden gebracht. Bij deze techniek wordt de kabel geïsoleerd met behulp van een gas (GIL, Gas Insulated Lines). TenneT past deze techniek al toe in korte bovengrondse verbindingstukken in hoogspanningsstations. Wereldwijd is in totaal circa 250 km aan GIL-leidingen geïnstalleerd, hoofdzakelijk als toepassing op korte afstanden, in een bovengrondse uitvoering of in tunnels en slechts één kilometer ondergronds. Eén van de Duitse hoogspanningsnetbeheerders, Amprion, voert momenteel een project uit van circa één kilometer kabelverbinding bij het vliegveld van Frankfurt. Ervaringen die hier komende jaren worden opgedaan worden gedeeld met TenneT voor de toekomstige netontwikkeling. Zonder deze ervaringen en verder onderzoek acht TenneT deze techniek nog niet rijp voor toepassing in Nederland. Daar komt bij, dat GIL enkele belangrijke nadelen heeft, zoals het feit dat SF6 als isolatiegas wordt gebruikt. Als dit gas ontsnapt draagt het sterk bij aan het broeikaseffect. Daarom willen de overheid en ook TenneT het toepassen van dit gas zoveel mogelijk beperken. Daarnaast is GIL (nog) niet geschikt voor een tracé waarin bochten en knikken voorkomen.
Gelijkstroom of wisselstroom? 39. Waarom kiest TenneT bij vrijwel alle hoogspanningsverbindingen voor wisselstroom? Het Europese stroomnet is volledig gebaseerd op wisselstroom. Hier kunnen gelijkstroomverbindingen niet zonder meer in worden opgenomen. Er zijn grote converterstations nodig om gelijkstroom om te zetten in wisselstroom. Dat is één van de redenen waarom gelijkstroomverbindingen eigenlijk uitsluitend geschikt zijn om elektriciteit over grote afstanden te transporteren. Een voordeel van gelijkstroomverbindingen is dat ze over grotere afstanden minder netverliezen kennen dan wisselstroomverbindingen. Gelijkstroom is dus interessant voor transport over een grote afstand van A naar B, zonder aftakkingen of aansluitingen onderweg. TenneT gebruikt gelijkstroom bij verbindingen onder zee naar Noorwegen en Engeland. Ook overweegt TenneT om gelijkstroom in te zetten voor het transport van elektriciteit uit windenergie van Noord-Duitsland naar de verbruikerscentra in Zuid-Duitsland. Voor overige verbindingen blijft wisselstroom het uitgangspunt.
Landschap, natuur, flora en fauna 40. Hoogspanningsmasten, -lijnen en - stations kunnen erg bepalend zijn voor het landschapsbeeld. Op welke manier zorgt TenneT voor een zo optimaal mogelijke landschappelijke inpassing? TenneT doet er alles aan om nieuwe hoogspanningsinfrastructuur zo goed mogelijk in het landschap in te passen. Ieder landschapstype kent specifieke uitdagingen. Daarom schakelt TenneT al in een vroeg stadium landschapsarchitecten in. Landschappelijke inpassing is voor TenneT namelijk maatwerk. Daarnaast heeft TenneT een nieuwe mast ontwikkeld, deWintrackmast, die minder nadrukkelijk aanwezig is in het landschap dan de traditionele masttypen. Ook bij de ontwikkeling van dit innovatieve product zijn landschapsarchitecten betrokken geweest. Recent heeft TenneT een "schetsboek" laten maken waarin verschillende, creatieve oplossingen zijn bedacht voor de inpassing van schakelstations in het Nederlandse landschap. Het schetsboek dient als inspiratiebron bij de voorbereiding en realisatie van nieuwe projecten, die TenneT de komende jaren uitvoert.Vanzelfsprekend probeert TenneT zoveel mogelijk om nieuwe landschapsdoorsnijdingen te voorkomen. Vaak kan een nieuwe lijn worden aangelegd naast bestaande infrastructuur (hoogspanningslijn, snelweg, spoorweg) of kan een nieuwe lijn worden gecombineerd met een bestaande lijn. Verder volgt TenneT nauwgezet de voorgeschreven (vergunning-)procedures voor de aanleg van nieuwe infrastructuur. Daarin is inbreng van omwonenden en andere belanghebbenden verzekerd. Een voorbeeld van de effectiviteit die deze inbreng kan hebben is het hoogspanningsstation bij Wateringen. Intensief overleg tussen TenneT, bewoners en gemeenten heeft daar geleid tot aanpassing van het oorspronkelijke plan. Bewoners en gemeenten zagen daarna af van het instellen van bezwaar en beroep. 41. Compenseert TenneT schade aan de natuur die bijv. onstaat door aanleg van nieuwe hoogspanningslijnen en, zo ja op welke manier? TenneT hanteert het principe van voorkomen is beter dan compenseren. Daarom vermijdt TenneT het werken in het veld tijdens het broedseizoen en wordt geëxperimenteerd met toepassing van verschillende soorten vogelflappen om te voorkomen dat vogels tegen hoogspanningslijnen vliegen. Als schade niet te voorkomen is, bijvoorbeeld omdat bomen moeten worden gekapt, dan plant TenneT bomen op een andere locatie in de buurt. Vanwege de op efficiency gerichte regulering zijn de mogelijkheden voor verdere natuurcompensatie voor TenneT nogal beperkt. TenneT spant zich binnen zijn mogelijkheden tot het uiterste in. Een bijzondere manier van compensatie vond plaats in Drenthe. Een bestaande lijn zou daar worden verwijderd. Maar voordat dat was gebeurd bleek, dat de lijn toch zou moeten blijven functioneren omdat de benodigde transportcapaciteit inmiddels snel was toegenomen. Ter compensatie van het feit, dat de lijn toch zou blijven staan, heeft TenneT € 10 miljoen beschikbaar gesteld voor natuurontwikkeling en -onderhoud. 42. Op welke andere manieren houdt TenneT rekening met natuur, flora en fauna? Aandacht en respect voor natuur en milieu bij de aanleg van hoogspanningsinfrastructuur is verzekerd, omdat aanpassingen van het hoogspanningsnet moeten plaatsvinden binnen de kaders van de bestaande wetgeving op dat gebied (Wet Milieubeheer (mer), Flora- en Faunawet, Wet Bodembescherming, Waterwet, Natuurbeschermingswet, WABO, Boswet). Verder stelt TenneT zich open voor signalen vanuit de omwonenden en andere rechtstreeks betrokkenen. Niemand kent het gebied immers beter dan zij.