Koninklijk Nederlands Watersport Verbond
Overkoepelende organisatie ten dienste van de watersport
Examen Theoretische Kust Navigatie 2014-2, 29 november 2014 Beknopte verklaring van de antwoorden Bij vragen waar geen verklaring is gegeven, is de verklaring te vinden in de gebruikelijke studiematerialen. (N.B.: De Examencommissie behoudt zich, tot de uitslag van het examen is vastgesteld, het recht voor desgewenst aanvullingen c.q. wijzigingen aan te brengen aan de inhoud van dit document)
Vraag
Versie BB
Versie SB
A
D
Punten
Deel A 1.
2
De Mercatorprojectie wordt zodanig geconstrueerd dat de kaart hoekgetrouw (conform) is en de loxodroom een rechte lijn. Een direct gevolg van deze constructie is dat de staande randdelen groter worden met toenemende breedte. 2.
B
A
2
Zeekaarten moeten worden bijgewerkt aan de hand van de Berichten aan Zeevarenden. Berichten aan de Scheepvaart bevatten nautische berichtgeving voor de binnenwateren (wijzigingen in bedieningstijden van bruggen en sluizen, stremmingen, werkzaamheden, wijzigingen van betonningen en dergelijke). 3.
C
D
2
Het is van belang te weten dat óók elektronische kaarten bijgewerkt dienen te worden. U dient er daarom voor te zorgen dat u de updates van de elektronische kaarten installeert op de betreffende hardware (plotter, laptop, tablet). 4.
B
C
2
Een vectorkaart bestaat in feite uit een database met een grote hoeveelheid gegevens die in 'lagen' kunnen worden weergegeven, afhankelijk van het zoomniveau. Dit in tegenstelling tot een rasterkaart die een exacte kopie van de papieren kaart is. 5.
C
B
2
Uit het source diagram op kaart 1631 blijkt, dat de laatste survey in dit gebied tussen 2001 - 2003 heeft plaatsgevonden. 6.
B
A
2
Dit deel van de kaart valt in de Engelse sector en daar geldt ‘ongeveer LAT’ als reductievlak. 7a.
097°
106°
2
Bakboord: De variatie bedroeg 11°30' W in 2011. Rekening houdend met de jaarlijkse verandering bedraagt de variatie in 2014 11°06' W, afgerond 11° W. De deviatie (opzoeken in stuurtafel) bedraagt +4°. WK - var - dev = KK. 090° - -11° - 4° = 090° + 11° - 4° = 097°. © Watersportverbond Nieuwegein
Antwoorden Examen TKN 2014-2 BB en SB
1
Stuurboord: De variatie bedroeg 11°30' W in 2011. Rekening houdend met de jaarlijkse verandering bedraagt de variatie in 2014 11°06' W, afgerond 11° W. De deviatie (opzoeken in stuurtafel) bedraagt -5°. WK - var - dev = KK. 090° - -11° - -5° = 090° + 11° + 5° = 106°. 7b.
11:54 uur
11:54 uur
3
Afstand afpassen: 72 M (marge: 71,5 - 72,5 M). Berekening ETA: 72 M gedeeld door 5 kn = 14,4 uur = 14 uur 24 minuten. De genoemde positie wordt om 21:30 uur BT gepasseerd. De ETA wordt dan 21:30 uur + 14:24 uur = maandagmiddag 3 november 11:54 uur. (marge 11:48 - 12:00 uur). 8.
010° / 1,5 kn
010° / 1,5 kn
4
De vier stroomvectoren uitzetten, leidt tot een resulterende stroomrichting van 010° (marge 009° - 011°). Totale afstand in die vier uren is 6 M, hetgeen neerkomt op een stroomsnelheid van 1,5 kn (marge 1,4 kn 1,6 kn). 9. (SB 10)
B
A
2
De 9 flikkeringen geven aan dat dit een west-cardinale boei is. Het gevaar bevindt zich ten oosten van deze boei. Aangezien u de boei vanuit het westen nadert, met een oostelijke koers, bevindt het gevaar zich van u uit gezien achter de boei. 10. (SB 11)
0,6 m
0,6 m
2
Volgens de tabel in de kaart is het gemiddelde verval bij doodtij 0,8 m - 0,2 m = 0,6 m. Zondag 2 november is 1 dag na doodtij; dit resulteert in een gemiddeld verval op 2 november van ongeveer 0,6 m. 11. (SB 12)
206° / 2,4 kn
205° / 2,7 kn
3
Bakboord: 05:00 uur is ongeveer 6 uur na HW HvH. De stroomrichting bedraagt 206° (geen marge). Berekening stroomsterkte: Het verschil in stroomsterkte tussen spring- en doodtij bedraagt 3,3 kn - 2,0 kn = 1,3 kn. Gedeeld door 7 komt dit neer op bijna 0,2 kn per dag. Maandag 3 november is 2 dagen na doodtij, dus de stroomsterkte is ongeveer 2,0 + 2 x 0,2 = 2,4 kn (marge 2,3 - 2,4 kn). Stuurboord: 05:30 uur is ongeveer 6 uur voor HW HvH. De stroomrichting bedraagt 205° (geen marge). Berekening stroomsterkte: Het verschil in stroomsterkte tussen spring- en doodtij bedraagt 3,3 kn - 2,5 kn = 0,8 kn. Gedeeld door 7 komt dit neer op iets meer dan 0,1 kn per dag. Maandag 3 november is 2 dagen na doodtij, dus de stroomsterkte is ongeveer 2,5 + 2 x 0,1 = 2,7 kn (marge 2,7 - 2,8 kn). 12. (SB 13)
B
D
1
De 1/7e regel is gebaseerd op het feit dat er 7 dagen zitten tussen springtij en doodtij, en deze regel kan worden gebruikt om zowel verval als stroomsterkte tussen spring- en doodtij in te berekenen. 13. (SB 14)
A
B
2
A
2
Zie kaart 1, symbool T1.4 (pagina 77). 14. (SB 15)
B
Een verticaal rood-wit gestreepte boei is een veilig vaarwaterboei (ook wel midvaarwaterboei genoemd). Zie kaart 1, symbool Q130.5. Het licht is even lang aan als uit (Iso) en de totale periode van één cyclus bedraagt 4 seconden. Het licht is dus 2 seconden aan en 2 seconden uit.
© Watersportverbond Nieuwegein
Antwoorden Examen TKN 2014-2 BB en SB
2
15. (SB 16)
52°25',6 N 004°11,3' E 52°25,6' N 004°11',3 E
5
Bakboord: KK + var + dev = WK. Variatie voor 2014 uitrekenen aan de hand van de kompasroos (12° W), deviatie opzoeken in stuurtafel aan de hand van de voorliggende kompaskoers (+5°). De WK bedraagt 135° + -12° + 5° = 128°. BWK = WK + drift = 128° + 5° = 133°. BWK uitzetten met snelheid van 5,5 kn. Corrigeren voor stroom 203° / 1,2 kn. GrK = 145°, GrV = 6,1 kn. MWS = 52°25',6 N 004°11',3 E (marge: 52°25',5 - 52°25',7 N, 004°11',1 - 004°11',5 E). Zie bijgaande figuur voor constructie. Stuurboord: KK + var + dev = WK. Variatie voor 2014 uitrekenen aan de hand van de kompasroos (12° W), deviatie opzoeken in stuurtafel aan de hand van de voorliggende kompaskoers (-4°). De WK bedraagt 139° + -12° + -4° = 123°. BWK = WK + drift = 123° + 10° = 133°. BWK uitzetten met snelheid van 5,5 kn. Corrigeren voor stroom 203° / 1,2 kn. GrK = 145°, GrV = 6,1 kn. MWS = 52°25',6 N 004°11',3 E (marge: 52°25',5 - 52°25',7 N, 004°11',1 - 004°11',5 E). Zie bijgaande figuur voor constructie.
16. (SB 17)
D
B
2
18,7 m
2
Zie kaart 1, symbool N43. 17. (SB 18)
17,5 M
Bakboord: Opzoeken in tabel geografische dracht, met behulp van ooghoogte (2 m) en hoogte vuurtoren (53 m). Tussenliggende waarde interpoleren. Stuurboord: Opzoeken in tabel geografische dracht, met behulp van ooghoogte (4 m) en hoogte vuurtoren (53 m). Tussenliggende waarde interpoleren. 18. (SB 19)
A
D
2
52°25',7 N 004°30',2 E
5
Zie kaart 1, symbool K27. 19. (SB 20)
52°25',7 N 004°30',2 E
Bakboord: KP + var + dev = WP. Variatie: (onafhankelijk van welke kompasroos gebruikt wordt, die van 12°20' W ten noorden van IJmuiden, of die van 12°15' W ten zuiden van IJmuiden): in 2014 bedraagt de variatie 12° W. Deviatie opzoeken in stuurtafel (+1°) WP Parnassia: 118° + -12° + 1° = 107° © Watersportverbond Nieuwegein
Antwoorden Examen TKN 2014-2 BB en SB
3
WP vuurtoren: 067° + -12° + 1° = 056° WP kop van de pier: = 038° + -12° + 1° = 027° MWS construeren aan de hand van deze ware peilingen. MWS = 52°25',7 N, 004°30',2 E (marge: 52°25',6 - 52°25',8 N, 004°30',0 - 004°30',4 E) Stuurboord: KP + var + dev = WP. Variatie: (onafhankelijk van welke kompasroos gebruikt wordt, die van 12°20' W ten noorden van IJmuiden, of die van 12°15' W ten zuiden van IJmuiden): in 2014 bedraagt de variatie 12° W. Deviatie opzoeken in stuurtafel (-3°) WP Parnassia: 122° + -12° + -3° = 107° WP vuurtoren: 071° + -12° + -3° = 056° WP kop van de pier: = 042° + -12° + -3° = 027° MWS construeren aan de hand van deze ware peilingen. MWS = 52°25',7 N, 004°30',2 E (marge: 52°25',6 - 52°25',8 N, 004°30',0 - 004°30',4 E) 20. (SB 21)
A
C
2
Als u precies in de lichtenlijn vaart, ziet u de lichten onder elkaar in één lijn. Nu u het hoge licht links van het lage licht ziet, moet u naar stuurboord om weer terug in de lichtenlijn te komen. Aangezien de lichtenlijn de richting 100,5° heeft, betekent dit dat u zich ten noorden van de lichtenlijn bevindt. 21. (SB 22)
C
B
3
Het 'ombouwen' van de formule WK - var - dev = KK resulteert in WK - KK - var = dev. Bakboord: 100,5° - 108° - -12° = 100,5° - 108° + 12° = + 4,5°. Stuurboord: 100,5° - 117° - -12° = 100,5° - 117° + 12° = - 4,5°. 22. (SB 23)
19,2 m
19,2 m
3
Kaartdiepte = 19,4 m. HW IJmuiden 12:19 uur / 1,8 m. LW IJmuiden 20:25 uur / 0,4 m. Het verval = 1,4 m. Het tijdstip van binnenvaren (13:30 uur) is ongeveer 1:10 uur na HW IJmuiden. Maandag 3 november is 2 dagen na doodtij (zie getijtafel IJmuiden). Deze gegevens uitzetten in de getijkromme (zie hieronder, rode en groene lijn). Bij de groene lijn moet men interpoleren tussen de doorgetrokken lijn voor springtij en de stippellijn voor doodtij. Dit resulteert in een waterstand boven het reductievlak van 1,7 m. De totale waterstand wordt daarmee 19,4 m + 1,7 m = 21,1 m. De dieptemeter geeft de waterdiepte onder de kiel aan: 21,1 m - 1,9 m = 19,2 m.
© Watersportverbond Nieuwegein
Antwoorden Examen TKN 2014-2 BB en SB
4
23. (SB 24)
22 uur / 5 kn
23 uur / 5 kn
3
Bakboord: Aankomst 13:30 uur BT = 12:30 uur UTC. Vertrek was om 14:30 uur UTC op de dag ervóór. Dus de tocht heeft 22 uur geduurd. De totale afstand over de grond was 110 M, dus de VMG bedraagt 5 kn. Stuurboord: Aankomst 13:30 uur BT = 12:30 uur UTC. Vertrek was om 13:30 uur UTC op de dag ervóór. Dus de tocht heeft 23 uur geduurd. De totale afstand over de grond was 115 M, dus de VMG bedraagt 5 kn.
Deel B 24. (SB 25)
D
C
2
C
2
BVA, voorschrift 25a en b. 25. (SB 26)
D
Voorschrift 10 van de BVA is van toepassing op de als zodanig aangemerkte verkeersscheidingsstelsels. Een diepwaterroute is géén verkeersscheidingsstelsel; er gelden geen voorschriften voor de hoek waaronder u deze dient over te steken. Zie ook kaart 1, onderdeel M, pagina 48 voor het verschil tussen een verkeersscheidingsstelsel en een diepwaterroute. 26. (SB 27)
B
A
2
Volgens voorschrift 18 lid a van de BVA dient een werktuiglijk voortbewogen schip dat varende is uit te wijken voor een zeilschip. Het feit dat het andere schip in de DW-route vaart of van stuurboord nadert, doet hier in principe niet ter zake. 27. (SB 28)
C
B
2
D
1
A
C
2
C
A
1
BVA, voorschrift 35 lid a. 28. (SB 29)
C
BVA, voorschrift 27 lid b. 29. (SB 30) Kennisvraag. 30. (SB 31)
Het magnetische noorden bevindt zich niet in dezelfde richting als het ware noorden. De variatie is de hoek tussen ware noorden en magnetische noorden. 31. (SB 32)
D
C
2
De stuurtafel dient om de deviatie te bepalen. De deviatie is de hoek tussen het magnetische noorden en het kompasnoorden. Deze afwijking wordt veroorzaakt door het scheepsmagnetisme. 32. (SB 33)
B
D
2
Het compenseren van een magnetisch kompas heeft uiteraard geen enkele invloed op de variatie, waarmee immers de hoek tussen het ware noorden en het magnetische noorden wordt aangegeven. Ook verandert het compenseren van een magnetisch kompas niets aan het aardmagnetisme of de hellingfout. Doel van het compenseren van een magnetisch kompas is om de deviaties gemiddeld zo klein mogelijk te maken. Dit wordt bereikt door de richtkracht zo groot mogelijk te maken.
© Watersportverbond Nieuwegein
Antwoorden Examen TKN 2014-2 BB en SB
5
33. (SB 34)
A
B
1
Het schoepenwieltje bevindt zich onder water aan de romp van het schip en meet de snelheid door het water. 34. (SB 35)
B
C
2
U rekent de kompaskoers om naar een ware koers. De drift is het verschil tussen de ware koers en de koers over de grond volgens de GPS. 35. (SB 36)
C
D
2
De GPS geeft altijd de koers (en vaart) over de grond aan. 36. (SB 37)
A
B
2
Een GPS berekent de SOG aan de hand van de gemeten snelheid ten opzichte van de grond van de afgelopen tijd. Een verandering van de snelheid van de boot op een zeker moment ijlt daardoor na in de SOG. De ETA wordt berekend op basis van de momentele SOG; een verandering in de SOG leidt tot een gewijzigde ETA. 37. (SB 38)
C
A
2
Een verkeerd ingevoerd waypoint kan ertoe leiden dat men de verkeerde koers vaart, maar het beïnvloedt niet de juistheid van de positie van de GPS. De andere drie genoemde factoren leiden wél tot een verkeerde GPS-positie. 38. (SB 39)
D
B
2
De XTE is de Cross Track Error: de afstand dwars op de koerslijn naar het volgende waypoint. 39. (SB 40)
C
A
1
‘Veering and decreasing’ betekent ‘ruimen en afnemen’. ‘Backing’ betekent ‘krimpen’ en ‘increasing’ betekent ‘toenemen’. 40. (SB 41)
B
D
2
Het beschreven weertype (regen die overgaat in motregen, ruimende wind, stijgende temperatuur) hoort bij de passage van een warmtefront. 41. (SB 42)
B
C
2
Elke 'halve veer' staat voor 5 kn wind. De omcirkelde pijl heeft anderhalve veer, dus 15 kn wind, hetgeen neerkomt op ongeveer windkracht 4 Bft. De wind waait vanuit de veren in de richting van de pijl, dus vanuit het zuidwesten. 42. (SB 43)
A
B
2
De wet van Buys Ballot bepaalt dat, als je met je gezicht naar de wind staat, het centrum van de lage druk zich schuin rechts achter je bevindt (op het noordelijk halfrond). In dit geval bevindt het lagedrukgebied zich dus ten zuidwesten van je. 43. (SB 44)
D
B
2
Bij koude massa weer is de luchtlaag kouder dan het eronder liggende aardoppervlak. Omdat de temperatuur aan de grond dus hoger is, ontstaan thermiekbellen die opstijgen. Deze onstabiele opbouw van de onderste luchtlaag resulteert in onweerswolken en onbestendig weer, met vlagerige wind en mogelijk harde windstoten.
© Watersportverbond Nieuwegein
Antwoorden Examen TKN 2014-2 BB en SB
6
44. (SB 45)
D
C
2
Een trog is een uitloper van een lagedrukgebied. De afstand tussen de isobaren is het kleinst langs de as van de trog en daarom worden hier de grootste windsnelheden van de depressie waargenomen. 45. (SB 46)
A
D
2
Een snelle en forse daling van de barometerstand duidt erop dat de wind flink zal gaan aantrekken.
Puntentelling Volledig examen Deel A van het volledige examen bestaat uit een aantal vragen, waarvoor 60 punten te behalen zijn. Om voor dit deel een voldoende te behalen, moet de kandidaat tenminste 33 punten hebben. Deel B bestaat uit een aantal vragen, waarvoor 40 punten behaald kunnen worden. Om voor dit deel een voldoende te behalen, moet de kandidaat tenminste 22 punten hebben. Een kandidaat aan het volledige examen TKN is geslaagd als voor deel A en voor deel B een voldoende aantal punten is behaald. De kandidaat is gezakt als voor beide delen onvoldoende punten zijn behaald. Een kandidaat krijgt de mogelijkheid voor een herexamen, als op één van de twee delen onvoldoende punten zijn behaald, maar in totaal tenminste 50 punten zijn gescoord. Verkort examen Een kandidaat aan het verkorte examen TKN is geslaagd als van de te behalen 50 punten minimaal 28 punten zijn behaald. In alle andere gevallen is de kandidaat gezakt. Er is geen mogelijkheid voor een herexamen.
© Watersportverbond Nieuwegein
Antwoorden Examen TKN 2014-2 BB en SB
7